Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de Mobiliteitsbranche 0-meting 2008 Brancherapport
De heer M.Bakker, senior consultant/arbeidshygiënist, projectleider Paraaf:
Datum: mei 2009
KeurCompany (onderdeel van ArboNed) Postbus 10.000 1970 CA IJmuiden Telefoonnummer secretariaat: 0251-261555 Status rapport: definitief
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
1
Algemene gegevens uitgevoerd voor:
Stichting MET
bezoekadres:
Kosterijland 15 3981 AJ Bunnik
postadres:
Postbus 1100 3980 DC Bunnik
telefoon:
030 - 6595313
Contactpersonen:
De heer E. Rijsbaarman, beleidsmedewerker Stichting MET.
uitgevoerd bij:
5 Truckdealers 5 Personenautobedrijven 2 Aanhangwagenbedrijven 2 Motorenrevisiebedrijven
uitgevoerd door:
KeurCompany (onderdeel ArboNed)
adres:
Postbus 10.000 1970 CA IJmuiden
telefoon:
0251–261555
adviseurs:
De heer M. Bakker, projectleider,arbeidshygiënist Mevrouw E. Wauters, arbeidshygiënist Mevrouw M. Waegemaekers, arbeidshygiënist De heer P. Huijsmans, arbeidshygiënist De heer A. Duivestein, arbeidshygiënist De heer P. Westers, arbeidshygiënist De heer H. Gerschau, arbeidshygiënist
informatie uitvoering: datum bedrijfsbezoek:
september - december 2008
rapport verzonden aan:
De heer E. Rijsbaarman
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ............................................................................................................ 3 1.
Inleiding ............................................................................................................. 4
2.
Opzet onderzoeken.............................................................................................. 4
3.
Uitvoering onderzoek........................................................................................... 5 3.1
Overzicht van de aanwezige gevaarlijke stoffen ....................................................... 5
3.1.1 3.2
3.2.1 3.3
Laswerkzaamheden bij de bedrijven ................................................................. 8
Asbest .............................................................................................................10
3.3.1 4.
Omgaan met chemische stoffen in de praktijk .................................................... 6
Lasrook ............................................................................................................ 8
Asbest bij de bedrijven ..................................................................................10
Conclusie en aanbevelingen ............................................................................... 11 4.1
Gevaarlijke stoffen.............................................................................................11
4.2
Lasrook ...........................................................................................................14
4.3
Asbest .............................................................................................................15
Bijlage 1
KeurCompany
Methodiek nadere RIE........................................................................ 16
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
3
1.
Inleiding
De mobiliteitsbranche is druk bezig met de invulling van hun arbocatalogus. Naast de DME is ook “Gevaarlijke stoffen”, waaronder onder andere de oplosmiddelen, lasrook en asbest vallen, een onderwerp. De heer E. Rijsbaarman heeft, namens de sociale partners in de Motorvoertuigenbranche , te weten BOVAG (namens de werkgevers) en FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie (namens de werknemers), KeurCompany verzocht om een “nulmeting” oplosmiddelen binnen de branche uit te voeren. Onder deze nulmeting wordt verstaan het globaal in kaart brengen van de ernst van de situatie en vooral wat er gedaan kan worden om deze situatie te verbeteren (dus oplossingsgericht). In een vervolgfase worden deze resultaten en bevindingen verwerkt in de arbocatalogus. De nulmeting is gelijktijdig uitgevoerd bij de 10 garagebedrijven, verdeeld in 5 garages voor personenauto’s en 5 garages voor vrachtwagens, waarbij ook de 1-meting DME is uitgevoerd (zie brancherapport DME, januari 2009). Behalve deze bedrijven is deze nulmeting ook nog bij 2 aanhangwagenbedrijven en 2 motorenrevisiebedrijven uitgevoerd. Bij deze sectoren is namelijk de verwachting dat hier meer met chemische stoffen gewerkt wordt dan bij de garagebedrijven en ook meer gelast wordt. Op deze manier kan een goed beeld verkregen worden van de situatie binnen de mobiliteitsbranche.
2.
Opzet onderzoeken
Er is voor de volgende opzet gekozen: •
Per bedrijf wordt een overzicht opgevraagd/gemaakt van de aanwezige gevaarlijke stoffen
•
Per bedrijf worden de Veiligheidsinformatiebladen opgevraagd
•
Op basis van bovenstaande gegevens wordt een indeling gemaakt in giftigheid (T) van de stoffen
•
Aan de hand van interviews/bekijken werkzaamheden wordt een inschatting gemaakt van de kans op blootstelling (B)
•
Op basis van T en B wordt een risico-ranking (R) gemaakt (R= TxB)
•
Vervolgens worden aanbevelingen gegeven over veilig werken
Op deze manier wordt er feitelijk een RIE Gevaarlijke stoffen uitgevoerd (zie bijlage 1). •
•
Voor lasrook: o
Inventarisatie inschakeltijd/frequentie/lasmateriaal/voorzieningen
o
Vervolgens worden aanbevelingen gegeven over “hoe kan het beter”
Voor asbest: o
Inventarisatie bekendheid informatie/werkinstructies e.d
o
Beoordelen de nog te verrichten handelingen met asbest (adhv voorschriften en interviews)
Het onderzoek geeft een antwoord op de volgende vragen: •
Waar zijn knelpunten voor wat betreft gevaarlijke stoffen (inclusief lasrook en asbest)?
•
Hoe worden de voorzieningen gebruikt?
•
Waar zijn nog verbetermogelijkheden?
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
4
3.
Uitvoering onderzoek
3.1
Overzicht van de aanwezige gevaarlijke stoffen
Bij alle bedrijven is gekeken of er een actueel overzicht aanwezig was van de gebruikte gevaarlijke stoffen. Tevens is er gekeken of de daarbij behorende Veiligheidsinformatiebladen (VIB) aanwezig waren en of men op de hoogte was van de inhoud hiervan. Van de 14 bezochte bedrijven had ongeveer de helft iets van een map/boek met VIB’s, maar de inhoud was veelal niet volledig of actueel. Bij een aantal bedrijven was de informatie terug te vinden op intranet (op de site van de autodealer). Ook hier bleek echter dat de daar gevonden info soms niet actueel meer was. Een andere bron was via internet (op de site van de leverancier van het product). Hierdoor was wel alles te raadplegen wat op die site staat, maar een overzicht wat men zelf gebruikte ontbrak. Er is specifiek gekeken naar de in de branche-RIE genoemde producten. In onderstaande tabel staat vermeld bij hoeveel van de bezochte bedrijven deze producten zijn aangetroffen. Product
Aantal bedrijven waar product gebruikt wordt
Velgenreiniger
5
Thinner
6
Wasbenzine
1
Accuzuur
5
Solutie
1
Ontvetter
Opmerkingen
Veelal wordt alleen water bijgevuld
13
Ruitensproeiervloeistof
9
Koelvloeistof
10
Remmenreiniger
10
Lijmen/kitten
9
Veelal kleine hoeveelheden
Dit overzicht geeft aan dat lang niet alle in de branche-RIE genoemde gevaarlijke stoffen ook nu nog overal gebruikt worden. Een aantal producten is vervangen door minder schadelijke stoffen, maar er zijn ook stoffen, zoals accuzuur, die minder gebruikt worden door technische ontwikkelingen (onderhoudsvrije accu). Het risico (R) van de chemische stoffen wordt bepaald door het product van Toxiciteit (T) en de mate van blootstelling (B); R= TxB. Het bleek, op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk deze risico-ranking uit te voeren. Voor het uitvoeren is het namelijk noodzakelijk dat het VIB aanwezig is vanwege de daarop vermelde R-zinnen die een maat zijn voor de Toxiciteit. Deze R staat voor Risico-zinnen en is een andere R dan die uit R=TxB. Door het ontbreken van een overzicht van alle gebruikte stoffen is het onmogelijk om na te gaan hoe men met deze producten omgaat om de kans op blootstelling (B) te kunnen bepalen.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
5
3.1.1
Omgaan met chemische stoffen in de praktijk
Hoewel er vrijwel nergens een goed overzicht was van welke stoffen nu gezondheidsrisico’s kunnen veroorzaken en wat je moet doen om dit te voorkomen, bleek dat men in de praktijk redelijk tot goed omgaat met de chemische stoffen en wordt onnodige blootstelling zoveel mogelijk voorkomen. Bovendien bleek dat men in alle bezochte bedrijven weinig echt gevaarlijke stoffen heeft. Dit zijn stoffen met een gevaarssymbool. De stoffen met zo’n symbool werden of in geringe hoeveelheden gebruikt, of op een dusdanige manier dat de kans op blootstelling gering was. In de garagebedrijven zijn zeer goede voorzieningen om blootstelling aan de diverse vloeistoffen te voorkomen zoals te zien is op onderstaande foto. De opstelling bevat haspels voor olie, hydrauliek, ruitensproeiervloeistof, koelvloeistof, water en lucht.
Opstelling met haspels De voorraadtanks van deze vloeistoffen worden via een centraal punt vanuit de tankauto’s gevuld. Vervolgens tikt men op een doseerunit bij de haspels de gewenst hoeveelheid te gebruiken vloeistof in en deze wordt dan via het doseersysteem afgegeven. Men komt op die manier niet tot nauwelijks in aanraking met de vloeistof.
Centraal vulpunt
KeurCompany
Voorraadtanks (in lekbakken) met doseersysteem
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
6
De kans op blootstelling door inademing van de gebruikte (gevaarlijke) stoffen is minimaal. Wel komt het regelmatig voor dat er sprake is van huidcontact bij andere werkzaamheden dan bij het doseren vanuit de haspels, bijvoorbeeld bij aftappen olie, handmatig bijvullen van koelvloeistof en tijdens het werken met diverse reinigers. Men gebruikt lang niet altijd handschoenen, en de kans is groot dat als men handschoenen gebruikt dat deze niet de juiste bescherming bieden tegen de gebruikte stof. Bijvoorbeeld de standaard monteurshandschoenen beschermen wel tegen vuil van banden, maar zeker niet tegen oplosmiddelen, zuren en ontvetters. Tijdens de werkzaamheden kan men worden blootgesteld aan stof en vuil afkomstig van de voertuigen. Bijvoorbeeld stof uit de luchtfilters. Dit stof bevat roetdeeltjes (DME) en is hierdoor schadelijk voor de gezondheid. Ook inademing van stof afkomstig van de remmen kan klachten veroorzaken aan de ademhalingsorganen. Het gebruik van perslucht om onderdelen schoon te maken komt nog regelmatig voor. Maar door het stof weg te blazen komt dit juist in de lucht terecht waardoor er een zeer grote kans bestaat dat dit stof wordt ingeademd. Er zijn wel duidelijke verschillen waargenomen bij de bezochte garagebedrijven, want gelukkig wordt er ook veel nat gereinigd. Hierbij dient men er dan weer wel op te letten wat men met het spoelwater doet, want daar zitten dan de schadelijke bestanddelen in. De meest gebruikte stoffen bij de motorenrevisiebedrijven zijn natuurlijk olie en reinigingsmiddelen. Hierbij is er met name kans op huidcontact. Ook hiervoor geldt dat het belangrijk is dat de juiste handschoenen worden gedragen en ook tijdig vervangen wordt. Bij de bezochte aanhangwagenbedrijven werd er vooral gewerkt met producten in spuitbussen, zoals smeermiddelen, cleaners en beschermingsmiddelen. De gebruikte hoeveelheden zijn gering. Net als voor de garagebedrijven geldt ook voor deze laatste twee branches dat men niet goed op de hoogte is van alle gevaren en risico’s van de gebruikte stoffen, maar dat men er toch redelijk mee omgaat om onnodige blootstelling te voorkomen. Huidcontact is waarschijnlijk de grootste blootstellingsroute.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
7
3.2
Lasrook
Net als voor gevaarlijke stoffen heeft ook lasrook een grenswaarde waaronder de blootstelling dient te liggen. Voor lasrook is deze nu nog 3,5 mg/m³ (uitgedrukt als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur). Per 1 april 2010 zal deze verlaagd worden naar de gezondheidskundige waarde van 1 mg/m³ (TGG-8uur). Voor het beheersen van de blootstelling is de Praktijkrichtlijn Lassen ontwikkeld. Indien men voldoet aan de hierin beschreven criteria dan heeft men voldoende doeltreffende maatregelen getroffen om de blootstelling onder de grenswaarde te houden. Een heel belangrijk uitgangspunt is de inschakelduur. Dat is de verhouding van de daadwerkelijke lastijd en totale werktijd. Indien deze minder is dan 15% dan vallen de laswerkzaamheden in de laagste klasse qua beschermingsmaatregelen. Men kan dan volstaan met een lage mechanische ruimte ventilatie of bronafzuiging. Adembescherming is dan niet eens noodzakelijk. Op een werkdag van 8 uur is 15% 72 minuten.
3.2.1
Laswerkzaamheden bij de bedrijven
Bij alle garagebedrijven geldt dat lassen een zeer incidentele bezigheid is. Het lasproces is praktisch altijd MIG/MAG en een enkele keer per week en qua tijdsduur is 15 minuten al lang. Er zijn praktisch nergens aanvullende maatregelen getroffen om lasrook weg te zuigen. Deze voorziening is er alleen als er een vaste laswerkplek is in de werkplaats. Bij lassen aan de voertuigen is de enige bescherming de laskap. Bij de bezochte motorenrevisiebedrijven werd er niet gelast. Bij de bezochte aanhangwagenbedrijven werd er wel regelmatig gelast. Dit is logisch want men construeert zelf de aanhangwagens. De inschakelduur is wel zeer wisselend en er is zeker geen sprake van een continu lassen. Er is geen lokale afzuiging aanwezig. Bij de bedrijven waar regelmatig gelast wordt heeft men in veel gevallen een laswerkplek met een vaste afzuiging geplaatst. Dit is lang niet overal het geval omdat de meeste bedrijven nauwelijks lassen.
Werkbank met lasplek met afzuiging
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
8
Voor de laswerkzaamheden bij de voertuigen wordt in de meeste gevallen geen afzuiging gebruikt. Een enkel bedrijf heeft een mobiele afzuigunit.
Mobiele afzuigunit Behalve de normale beschermingsmiddelen bij lassen (laskap en handschoenen) wordt nergens adembescherming gedragen. Maar omdat de inschakelduur ver onder de 15% ligt is dat niet noodzakelijk. Indien men geen lokale afzuiging gebruikt wordt er niet voldaan aan de in de Praktijkrichtlijn genoemde mate van ventilatie. Maar vanwege de zeer korte inschakelduur is de kans dat de grenswaarde voor lassen, als een gemiddelde waarde over 8 uur, wordt overschreden nihil. Tijdens het lassen staat men wel kortdurend bloot aan hoge concentraties.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
9
3.3
Asbest
Ook voor asbest is een wettelijke grenswaarde vastgesteld waaronder de blootstelling dient te liggen. Voor asbest is dit 0,01 vezel/ml (uitgedrukt als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur). Grenswaarden voor chemische stoffen worden normaal uitgedrukt in mg/m³. De grenswaarde voor asbest is dan 10.000 vezels/m³. Er wordt gesproken over een vezel indien de diameter kleiner is dan 3 µm, de lengte groter is dan 5 µm en de lengte/diameter verhouding groter is dan 3. Deze (respirabele) vezels kunnen tot in de longblaasjes terechtkomen. (1 µm=0,001 mm).
3.3.1
Asbest bij de bedrijven
Asbest mag al sinds 1995 niet meer gebruikt worden in remvoeringen en pakkingen. Tussen 1990 en 1995 is daarom al veel vervangen door minder schadelijke alternatieven. Auto’s van voor 1990 zouden nog asbesthoudende onderdelen kunnen bevatten. Echter in de praktijk blijkt dat er geen auto’s zijn waarbij in de tussentijd deze asbesthoudende onderdelen nog niet zijn vervangen. Dit zou hooguit nog bij oldtimers het geval kunnen zijn. Alle monteurs zijn zich bewust van de gevaren van asbest, en men weet wel wat te doen als het voorkomt. Maar omdat men ervan uitgaat dat er toch geen asbest meer voorkomt zijn er geen procedures of speciale maatregelen. Bij de motorenrevisiebedrijven en de aanhangwagenbedrijven komt asbest ook niet meer voor en er zijn daarom ook geen procedures of speciale maatregelen.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
10
4.
Conclusie en aanbevelingen
4.1
Gevaarlijke stoffen
Bewustwording Een van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek is dat er vooral aandacht besteedt moet worden aan de bewustwording van de risico’s van het werken met gevaarlijke stoffen. Veelal herkent men deze risico’s niet, waardoor er een grote kans op blootstelling aan deze stoffen is. Een ander zeer opvallende conclusie is het gemis van actuele overzichten van de gebruikte gevaarlijke stoffen en de daarbij behorende Veiligheidsinformatiebladen (VIB). Bijna iedereen had wel iets, maar niemand kon “met een druk op een knop” aangeven welke stoffen er gebruikt werden, wat de gevaren van die stof waren en wat men gedaan had om blootstelling te voorkomen. Ook dit geeft aan dat het schort aan het bewust omgaan met gevaarlijke stoffen. Een aantal grote automerken heeft op hun intranetsite de optie om veiligheidsinformatiebladen te raadplegen. Het bleek echter dat niet alle info actueel was, maar dat is een kwestie van “gewoon doen”. Het bijhouden van een register met daarin de stofnaam, de leverancier, de gevaarseigenschappen (de R-zinnen en gevaarssymbool op etiket) en de hoeveelheden is per bedrijf noodzakelijk. Op die manier is na te gaan wat de gevaarlijkste stof is qua gezondheidsrisico’s, en welke beheersmaatregelen noodzakelijk zijn (technische maatregelen en de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen). Ook kan men op deze manier de leveranciers van gevaarlijke stoffen benaderen of er minder schadelijke alternatieven zijn. Dit register kan ook gebruikt worden voor het terugdringen van milieugevaarlijke stoffen. De preventiemedewerker kan een zeer belangrijke rol spelen om de bewustwording te vergroten. Door het geven van voorlichting en instructie bijvoorbeeld. Maar dan moet er wel een actueel overzicht zijn van de gevaarlijke stoffen en de VIB’s. Vanuit één bedrijf kwam de suggestie om op brancheniveau een databank te maken met de VIB’s van alle bij de branche gebruikte gevaarlijke stoffen. Het actualiseren van de inhoud zou dan ook bij de branche komen te liggen, en niet bij de afzonderlijke bedrijven omdat die daar én de tijd én de kennis niet voor hebben. Databases Gevaarlijke Stoffen In Nederland zijn er diverse systemen voor het beheren van gevaarlijke stoffen. Hieronder staan 2 veel gebruikte instrumenten kort beschreven, te weten de Stoffenmanager en TOXIC.NL. De Stoffenmanager is een digitaal hulpmiddel voor het MKB bij het opstellen van een RI&E en het Plan van Aanpak, bij het maken van werkplekinstructiekaarten (WIK) en bij de opslag van gevaarlijke stoffen. De Stoffenmanager is zowel onder de Arbowet als onder REACH geaccepteerd. Bedrijven kunnen met de Stoffenmanager de risico’s van gevaarlijke stoffen inzichtelijk maken en hierdoor op een gestructureerde en verantwoorde manier omgaan met deze stoffen. De Stoffenmanager biedt ondersteuning bij: •
opstellen van de RI&E (Risico Inventarisatie & Evaluatie) en het Plan van Aanpak voor gevaarlijke stoffen, zowel voor blootstelling via de luchtwegen als de huid
•
maken van werkplekinstructiekaarten
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
11
•
opstellen van een overzicht van al uw gevaarlijke stoffen (ook voor kankerverwekkende stoffen)
•
enkele rapportages met tevens een eerste uitwerking van REACH output
•
beoordelen van explosieveiligheid op de werkplek conform de ATEX regelgeving
•
module voor het beoordelen van opslag conform PGS15
Voordeel van de Stoffenmanager is dat het een gratis instrument is. Nadelen zijn dat ieder bedrijf afzonderlijk zijn stoffen zelf moet invullen en ook bijhouden. Er is dus geen centrale databank met alle binnen de mobiliteitsbranche gebruikte stoffen, waardoor er geen winst is te behalen uit het gebruik van dezelfde producten omdat toch elk bedrijf zijn eigen stoffen moet invoeren. Het is logisch dat het actualiseren van de overzichten van de gebruikte stoffen bij het bedrijf zelf ligt, maar het vullen van alle gegevens in het systeem en bijhouden van inhoudelijke zaken, zoals grenswaarden, etikettering e.d., is voor de meeste bedrijven een lastige taak. TOXIC.NL is een databank met actuele werkplekinformatie van meer dan 10.000 chemische producten. TOXIC.NL is niet gratis, maar hiervoor verwerken zij alle aangeleverde gegevens en zorgen ook voor de inhoudelijke actualisatie. Het bijhouden van een register van de werkelijk gebruikte stoffen ligt vanzelfsprekend bij de afzonderlijke bedrijven zelf. Uit het systeem volgt na invoering door TOXIC.NL direct de werkplekinstructiekaarten, wettelijke stoffenregisters en werkpleketiketten die afgedrukt kunnen worden op papier, of via het beeldscherm aan de medewerkers zichtbaar gemaakt kunnen worden (zelfs per werkplek geordend)!. Met een abonnement op TOXIC.NL ontvangt het bedrijf tevens alle veiligheidsinformatiebladen als Adobe PDF-bestand. Deze dienen namelijk naast de werkplekinformatie in originele vorm, van de fabrikant/leverancier, beschikbaar te zijn. Het grote voordeel van TOXIC.NL boven de Stoffenmanager is dat zij de zorg overnemen van het juist invoeren van de gegevens en het actueel houden hiervan. Daarnaast hoeft een product maar één keer ingevoerd te worden in de centrale databank. Verder is het mogelijk om op brancheniveau inzicht te krijgen van welke stoffen gebruikt worden.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
12
Blootstelling tijdens de werkzaamheden Uit dit onderzoek kwam duidelijk naar voren dat de in de branche-RIE genoemde producten lang niet allemaal meer gebruikt worden. Goed voorbeeld is accuzuur. Doordat veel accu’s onderhoudsvrij zijn, wordt er nauwelijks meer met accuzuur gewerkt. Er wordt vooral heel veel gewerkt met olie en smeermiddelen en met remmenreiniger en ontvetters. De kans op blootstelling door inademing van de gebruikte (gevaarlijke) stoffen is minimaal. Wel komt het regelmatig voor dat er sprake is van huidcontact bij andere werkzaamheden dan bij het doseren vanuit de haspels, bijvoorbeeld bij aftappen olie, handmatig bijvullen van koelvloeistof en tijdens het werken met diverse reinigers. Het gebruik van de juiste handschoenen voorkomt deze blootstelling. Hieronder staan een aantal verschillende typen handschoenen afgebeeld.
Nitril tegen chemicaliën
Olie absorberende handschoen met grip op handpalm en vingertoppen
Polyamide nylon handschoen met
Zuurbestendige handschoenen (butylrubber)
goede vingergevoeligheid Voor elke toepassing dient men dus de juiste handschoen te gebruiken. Naast de mate van bescherming (soort materiaal) is het minstens net zo belangrijk dat de handschoenen regelmatig omgewisseld worden omdat er door slijtage en/of verzadiging toch sprake kan zijn van doorslag van de vloeistof, en dus huidblootstelling.
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
13
Mogelijk is een aandachtspunt het werken aan de airco’s. Steeds meer wagens hebben dit en men moet dus vaker hieraan werken dan voorheen. Ook hierbij kan men met gevaarlijke stoffen in aanraking komen. Tijdens de werkzaamheden kan men ook worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zoals DME in de vervuilde luchtfilters en stof dat vrij is gekomen van de remmen. Bij werken met perslucht is de kans op blootstelling zeer groot, en dient dan ook vermeden te worden. Zoals ook al is vermeld in de Goede Praktijk DME 2009: nat reinigen of industrieel stofzuigen in de werkplaats in plaats van met perslucht onderdelen schoonblazen, voorkomt opdwarrelen van stof. Tracht de werkvloer schoon te houden, want meer stof leidt tot een hogere concentratie Elementair Koolstof (EC), wat de bepalende component is in dieselrook (DME). Er is weinig verschil in de kans op blootstelling bij de garagebedrijven of bij de aanhangwagenbedrijven of de motorenrevisiebedrijven. De meeste monteurs zijn zich niet echt bewust dat zij met gevaarlijke stoffen werken of in aanraking kunnen komen door hun werkzaamheden. Toch blijkt dat men zoveel mogelijk onnodige blootstelling tracht te voorkomen. Voor alle drie de sectoren geldt dat men vooral huidblootstelling heeft, en dan in hoofdzaak met olie, smeermiddelen en reinigers. Men draagt hierbij of helemaal geen handschoenen of vaak de “verkeerde” handschoenen. Dat wil zeggen dat de handschoen onvoldoende bescherming biedt tegen de gebruikte chemische stof. Dit benadrukt de noodzaak van het hebben van een VIB om te kunnen komen tot de keuze van het juiste type handschoen.
4.2
Lasrook
Bij alle bezochte bedrijven wordt er zeer weinig gelast. Zelfs bij de aanhangwagenbedrijven is de inschakeltijd gering. Verreweg de meeste tijd wordt besteed aan overige montage werkzaamheden. Er zijn praktisch nergens aanvullende maatregelen getroffen om lasrook weg te zuigen. Deze voorziening is er alleen als er een vaste laswerkplek is in de werkplaats. Bij lassen aan de voertuigen is de enige bescherming de laskap. Het is echter goed mogelijk om aan de afzuigslangen voor op de uitlaat een hulpstuk te bevestigen zodat de afzuiging gebruikt kan worden als lasrookafzuiging.
Lasrook hulpstuk aan afzuigslang
Mobiele lasrookafzuiging
In het verleden werd het als onveilig gezien om lasrook af te zuigen met dezelfde slang als uitlaatgassen. Het was namelijk mogelijk dat er nog vluchtige (brandbare) gassen in de slang
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
14
aanwezig waren die dan tot ontbranding konden komen. Met de huidige manier van afzuiging is dit echter niet meer mogelijk en dus veilig. Met deze relatief eenvoudige en goedkope oplossing kan men de blootstelling aan lasrook voorkomen. Op basis van de inschakeltijd en het lasproces is adembescherming niet echt nodig. De kans dat men de grenswaarde voor lasrook overschrijdt is nihil. Deze is nu nog 3,5 mg/m³, uitgedrukt als het tijdgewogen gemiddelde over 8 uur. De kans dat de nieuwe grenswaarde van 1 mg/m³ wordt overschreden is overigens ook nihil. Indien men toch adembescherming wil gebruiken kan dat met een speciaal lasrookmasker. Dit masker biedt bescherming tegen de lasrook (stofdeeltjes) die vrijkomt bij het lasproces en heeft een actieve koollaag die de ozon verwijdert dat bij MIG-, TIG- en booglassen vrijkomt. Het masker is brandvertragend.
4.3
Asbest
Asbest is in deze sectoren totaal geen issue meer. Het mag al jaren niet meer gebruikt worden en de kans dat men toch een voertuig krijgt die asbesthoudende onderdelen bevat is uiterst klein. Alleen een oldtimer zou nog asbest kunnen bevatten. Vandaar dat er nergens meer procedures zijn met betrekking tot asbest. Men is zich overigens zeer bewust van de gevaren van asbest. De kans dat een grenswaarde voor asbest wordt overschreden natuurlijk nihil als er niet met of aan asbest wordt gewerkt. Het is aan te bevelen om toch te beschikken over een P3-masker (snuitje) voor het geval er toch asbest wordt aangetroffen. In de handel zijn wegwerpmaskers met P3-kwaliteit, dus het hoeft geen volgelaatsmasker te zijn.
P3-masker
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
15
Bijlage 1
Methodiek nadere RIE
Volgens de NEN-EN 6891 moeten voor het beoordelen van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen de volgende stappen worden doorlopen: 1. Inventarisatie van de chemische stoffen met hun fysisch-chemische en toxicologische eigenschappen; 2. Vaststellen van de kenmerken van de werkplek (bijvoorbeeld: functies, taken, werkwijzen en technieken, werkplekinrichting en voorzieningen) 3. Schatting van de blootstelling in 3 fasen: eerst globaal en/of kwalitatief. Als uit de kwalitatieve beoordeling blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is kan middels meetonderzoek of modelberekeningen een kwantitatieve schatting worden uitgevoerd. Stap1 Inventarisatie stoffen en eigenschappen Van de stoffen die zijn ingekocht zijn Veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) aanwezig. De aanwezige veiligheidsbladen waren overigens niet meer actueel. Van een aantal producten ontbraken de VIB’s en een aantal producten werd niet meer gebruikt. In dit onderzoek is het overzicht en zijn de VIB’s geactualiseerd. De stoffen die ontstaan tijdens het proces zijn apart weergegeven. Stap 2 Vaststellen van kenmerken van de werkplek De volgende werkplekfactoren zijn aandachtspunt in de beoordeling: handelingen die met de stof worden uitgevoerd, duur en frequentie van de blootstelling, opnameweg in het lichaam, het aantal blootgestelde personen, werkplekinrichting, open/gesloten systeem en beheersmaatregelen (aanwezige afzuiging/ventilatie en gedragen persoonlijke beschermingsmiddelen). Stap 3 Schatting van de blootstelling In eerste instantie wordt een kwalitatieve beoordeling van de blootstelling uitgevoerd op basis van de informatie die uit de twee voorafgaande stappen is verkregen. De stoffen worden daartoe ingedeeld in schadelijkheidcategorieën en blootstellingcategorieën en volgens schema 1 en 2. Voor de indeling in schadelijkheidcategorieën of toxiciteitcategorieën worden de R-zinnen of grenswaarden (voorheen MAC-waarden) als basis genomen (zie schema 1). Voor de indeling in blootstellingscategorieën zijn de werkplekfactoren ter plaatse bepalend, zoals bijvoorbeeld: ventilatievoorzieningen, gesloten of open systemen, omgevingstemperatuur, verhoogde arbeidsinspanning, kans op huidcontact, aantal werknemers, blootstellingduur en – frequentie en bewustwording/gedrag blootgestelde. De globale risico inschatting 'R' kan vervolgens worden bepaald met: R
(risicoscore)
=
T (score toxiciteitsklasse)
x
B (score blootstellingsklasse).
De globale risicoinschatting R is bedoeld om te attenderen en te prioriteren binnen de beoordeling en beheersing van gevaarlijke stoffen en kan niet in absolute zin gebruikt worden. Wanneer kwalitatief of door berekening niet kan worden gegarandeerd dat concentraties beneden de grenswaarde liggen kan een blootstellingmeting worden uitgevoerd.
1
NEN-EN 689 (1995): 'Werkplekatmosfeer - Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen voor de vergelijking met grenswaarden en de meetstrategie'
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
16
Schema1 Indeling in schadelijkheidcategorieën of toxiciteitsklassen (T) T=0
GEEN EFFECTEN: reversibele effecten zonder betekenis
T=1
LICHTE EFFECTEN: hinder, lichte prikkeling, effecten bij zeer hoge concentraties (of grenswaarde > 500 ppm) bijvoorbeeld:
T=2
R36, R37, R38
Irriterend
R66
Droge of gebarsten huid
R67
Slaperigheid en duizeligheid
MOGELIJK ERNSTIGE, MOGELIJK BLIJVENDE EFFECTEN (of grenswaarde 10 - 500 ppm) bijvoorbeeld:
T=8
R20, R21, R22
Schadelijk
R33
Mogelijk cumulatieve effecten
R31
Contact met zuren doet giftig gas vrijkomen
ERNSTIGE EFFECTEN, VAAK BLIJVEND (of grenswaarde 0,1 - 10 ppm) bijvoorbeeld:
T=16
R35, R34
(Zeer) corrosief
R41
Ernstige schade aan de ogen
R23, R24, R25
Vergiftig
R40
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten
ZEER ERNSTIGE EFFECTEN (of grenswaarde < 0,1 ppm) bijvoorbeeld: R42, R43
Sensibiliserend
R46
Genotoxisch
R45, R49
Kankerverwekkend
R26, R27, R28
Zeer vergiftig
R48
Gevaar voor ernstige effecten bij chronische blootstelling Reproductietoxisch
R60, R61
Schema 2 Indeling in blootstellingcategorieën of 'exposure'klassen (B) B=0
GEEN BLOOTSTELLING: Er is geen contact tussen de stoffen en de werkers. Er is geen blootstelling
B=0,3
LAGE BLOOTSTELLING: Er wordt nauwelijks met de stoffen gewerkt. De stoffen bevinden zich in min of meer gesloten systemen
B=1
INCIDENTEEL OF BEPERKTE BLOOTSTELLING: Er is af en toe contact mogelijk tussen de stoffen en de werkers, of er is geregeld contact in beperkte mate. Bijvoorbeeld: een apparaat moet soms even open of men schept kleine beetjes poeder over. Frequentie activiteit ca.1 x per jaar.
B=2
REGELMATIG BLOOTSTELLING: Er zijn duidelijk taken of situaties aan te wijzen waarbij stoffen vrijkomen of er kan regelmatig contact zijn met meer dan kleine hoeveelheden. Bijvoorbeeld: eens per dag moet iemand enkele zakken stuivend poeder legen of elk uur moet oplosmiddel worden getapt. Frequentie activiteit: maandelijks langdurig (> 2uur) of wekelijks kortdurend (< 10 min)
B=4
REGELMATIG VEEL BLOOTSTELLING: Er zijn duidelijk taken of situaties aan te wijzen waarbij stoffen vrijkomen of er kan regelmatig contact zijn met meer dan kleine hoeveelheden. Frequentie activiteit: wekelijks langdurig (> 2uur) of dagelijks kortdurend (< 10 min)
B=10
CONTINU OF VEEL BLOOTSTELLING: De werknemers zijn grote delen van de dag bezig met
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
17
werkzaamheden waarbij ze in contact kunnen komen met stoffen. Bijvoorbeeld: grote delen van de dag bezig met afwegen van stoffige poeders of grote oppervlakken ontvetten.
R=TxB R ≤ 2: lage prioriteit; situatie “beheerst” 2< R <10: prioriteit; maatregelen gewenst R ≥10: hoge prioriteit; maatregelen noodzakelijk
KeurCompany
Onderzoek Gevaarlijke stoffen in de mobiliteitsbranche, 0-meting 2008
18