Onderwijsbeleid en criteria voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen binnen onderwijsstichting Spaarnesant
Datum : 15 maart 2012 Status : Conceptversie Door : Marianne Eimers- de Lange Projectleider Excellentie
Inhoudsopgave
Paginanummering
Samenvatting.
2
Inleiding.
4
De missie.
5
De visie.
6
De strategie.
8
Benodigde middelen en financiering.
11
Prestatie-indicatoren en tijdspad.
12
Bijlage 1: Checklist onderwijsbeleid en criteria voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen binnen Spaarnesant.
14
Bijlage 2: Kenmerken van meer- en hoogbegaafdheid bij kinderen.
15
Bijlage 3: Pientere leerling versus begaafde leerling.
16
Bijlage 4: Toelichting onderpresteren en checklist.
17
Bijlage 5: Intake kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong.
19
Bijlage 6: Overzicht lesmaterialen.
20
1
Samenvatting Met het actieplan ‘Basis voor Presteren’ zet de overheid in op ‘een ambitieuze leercultuur voor alle leerlingen’. Scholen worden uitgedaagd om de ‘stille reserve aan leerkapitaal’ aan te spreken, juist bij toptalenten. Opbrengstgericht werken is daarbij het sleutelwoord. Een opbrengstgerichte manier van werken, waarbij systematisch en doelgericht wordt toegewerkt naar het maximaliseren van resultaten, leidt aantoonbaar tot betere prestaties. Uitgangspunt is dat alle scholen een passend aanbod voor alle leerlingen realiseren. Om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past wordt per 1 augustus 2012 de zorgplicht ingevoerd. De onderwijsstichting Spaarnesant heeft in augustus 2009 concrete stappen gezet voor het realiseren van passend onderwijs voor excellente leerlingen. Zeven basisscholen hebben met succes drie jaar samengewerkt. In navolging van de zeven scholen zijn ook andere Spaarnesantscholen zich gaan richten op de invoering van noodzakelijke onderwijsaanpassingen voor de doelgroep. Het implementeren van een passend onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen staat inmiddels structureel op de agenda van Spaarnesant. Naar aanleiding van de opgedane kennis en kunde tijdens het driejarige Excellentieproject is een overkoepelend onderwijsbeleid voor de doelgroep uitgeschreven in een missie, visie en strategie. De beleidsuitgangspunten/kwaliteitsnormen dienen geconsolideerd te worden in het schoolbeleid en de schoolcultuur van alle scholen. Het streven is dat aan het einde van het schooljaar 2013-2014 alle Spaarnesantscholen een passend onderwijsaanbod voor de doelgroep hebben gerealiseerd. De missie van het onderwijs aan excellente leerlingen hangt nauw samen met de strategische ambities en doeleinden van Spaarnesant. Het kind staat centraal in een vertrouwde en rijke leeromgeving. Talenten van leerlingen worden herkend, gewaardeerd en benut. Daarnaast is passend en thuisnabij onderwijs beschikbaar voor elk kind en wordt zorggedragen voor een goede kwaliteit van onderwijs. Voor een uitgebreide beschrijving van de onderwijsmissie gerelateerd aan meer- en hoogbegaafde leerlingen wordt verwezen naar pagina 5. Binnen de onderwijsvisie wordt nadrukkelijk niet gekozen voor het Leonardo-model. Het centrale uitgangspunt is integratie in plaats van segregatie van de leerlingen. Elke school dient binnen het schoolcurriculum een passend aanbod voor de doelgroep te realiseren. Voor de selectie en screening van meer- en hoogbegaafde leerlingen zijn selectiecriteria en signaleringsinstrumenten op schrift gesteld. Meer- en hoogbegaafde leerlingen hebben specifieke onderwijsbehoeften en dienen benaderd te worden als instructiegroep. Essentieel in het onderwijsaanbod aan de doelgroep is het stellen van hogere denkvragen. Inherent hieraan is het van belang dat leerkrachten leerstof ‘random’ aanbieden en het reguliere lesprogramma loslaten. De specifieke didactische- en pedagogische aandachtspunten zijn uitgeschreven. Teneinde het draagvlak en het bewustwordingsproces binnen de schoolteams te realiseren dient sprake te zijn van een transparante samenwerking en afstemming. De scholen wordt geadviseerd een werkgroep Excellentie op te starten dan wel een coördinator binnen het schoolteam te benoemen. De taken van de werkgroep/coördinator, evenals de communicatiemiddelen richting ouders, zijn nader uitgewerkt. Het accent ligt op het onderwijs aan cognitief (top)talent in het basisonderwijs. In het kader van het delen van expertise en het bundelen van krachten is het ook wenselijk dat de scholen samenwerking en aansluiting zoeken met VVE, het VO en het SWV-WSNS. De onderwijsvisie is na te lezen op pagina 6 t/m 8. In de strategie, pagina 8 t/m 11, wordt verwezen naar de verschillende organisatievormen die mogelijk zijn voor het realiseren van passend onderwijs voor excellente leerlingen. De organisatievormen gaan uit van het gegeven dat de excellente leerlingen gedurende een aantal uren per week gezamenlijk een passend aanbod ontvangen (plusklas) en voor het overige binnen de eigen groep worden bediend. Het is de verantwoordelijkheid van de scholen om het eigen schoolbeleid waar nodig aan te passen. Inherent hieraan zijn scholen genoodzaakt om binnen de formatie prioriteiten te stellen en keuzes te maken. In de strategie zijn eveneens de verschillende meetinstrumenten uitgeschreven die ingezet worden om de sociale-, emotionele- en cognitieve ontwikkelingen van de leerlingen te volgen. Daarnaast wordt nader ingegaan op de interne en externe samenwerking, afstemming en monitoring. De benodigde middelen die samenhangen met het implementeren van een passend onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen zijn uitgeschreven op pagina 11 en 12.
2
Om in het schooljaar 2013-2014 een passend aanbod Spaarnesant-breed te realiseren en voor de toekomst te waarborgen zijn prestatie-indicatoren opgesteld inclusief een tijdspad, deze zijn na te lezen op pagina 12 en 13. Het is de bedoeling dat in juni 2012 op elke Spaarnesantschool een (interne)werkgroep Excellentie wordt geïnstalleerd dan wel een coördinator wordt benoemd. De startpositie van de school wordt door de werkgroep/coördinator bepaald en daaruit voortvloeiend wordt een traject uitgezet voor de invoering van passend onderwijs aan de doelgroep. De beleidsuitgangspunten/kwaliteitsnormen dienen als leidraad voor het te ontwikkelen organisatiemodel op schoolniveau. In februari 2013 zijn de grondbeginselen van het organisatiemodel op elke school uitgewerkt en op schrift gesteld. Binnen de schoolteams is dan ook sprake van draagvlak en beschikbare interne expertise bij minimaal één teamlid. In de periode maart 2013 t/m augustus 2013 wordt het organisatiemodel uitgevoerd/getest en waar nodig aangepast. Na de proefperiode van een half jaar zijn de beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel op schoolniveau nader geoperationaliseerd en wordt voldaan aan de randvoorwaarden. In de eerste helft van het schooljaar 2013-2014 wordt het organisatiemodel structureel geïmplementeerd. In februari 2014 is op alle Spaarnesantscholen sprake van een gedegen signalering van meer- en hoogbegaafdheid bij leerlingen. De schoolteams beschikken over didactische- en pedagogische kennis en middelen om tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoeften en begeleiding van de leerlingen. Daarnaast wordt expertise gedeeld en samenwerking gezocht met ouders, VVE, het VO en het SWV-WSNS. Alle Spaarnesantscholen hebben in maart 2014 de beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel uitgewerkt in een definitief beleidsstuk. In het kader van de monitoring en samenwerking (zie de strategie) worden twee overkoepelende projectgroepen Excellentie opgezet. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in het samenstellen van een projectgroep met afgevaardigden van startende scholen en een projectgroep met afgevaardigden van ervaren (plusklas)scholen. Beide projectgroepen staan onder leiding van een projectleider/coördinator. De verwachting is dat de twee projectgroepen medio schooljaar 2013-2014 samengevoegd worden. Voor een compleet overzicht van de beleidsuitgangspunten en vereiste criteria waaraan de Spaarnesantscholen dienen te voldoen wordt verwezen naar het Spaarnesant onderwijsbeleid voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. In het document worden eveneens handvatten aangereikt voor de praktische uitvoering.
3
1. Inleiding In het kader van het verbeteren van de kwaliteit van het basisonderwijs wordt o.a. geïnvesteerd in reken- en taalonderwijs, het formuleren van vaste referentieniveaus en het realiseren van een hogere kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie. Het stimuleren van excellentie in het basisonderwijs maakt hier ook onderdeel vanuit. Het gaat erom talentvolle kinderen zo uit te dagen dat het leerpotentieel maximaal wordt benut. Jarenlang lag de aandacht in het onderwijs hoofdzakelijk op het wegwerken van achterstanden bij leerlingen in plaats van het denken in termen van wat een kind juist wel kan. De veranderende didactische insteek die gericht is op ‘Hoe halen we uit leerlingen wat eruit te halen valt?’ impliceert een omslag in denken en handelen. Scholen worden uitgedaagd om de ‘stille reserve aan leerkapitaal’ aan te spreken, juist bij toptalenten. Met het actieplan ‘Basis voor Presteren’ zet de overheid in op ‘een ambitieuze leercultuur voor alle leerlingen’. Opbrengstgericht werken is daarbij het sleutelwoord. Het Nederlandse basisonderwijs presteert nog steeds goed. Er zijn echter concrete signalen dat er kansen voor verbetering zijn, die nog niet voldoende worden aangegrepen. Dat er ruimte is voor verbetering en hogere leerprestaties, is allereerst af te leiden uit internationale vergelijkingen. Zo scoren Nederlandse leerlingen in een aantal internationale vergelijkende onderzoeken lager dan voorheen. Hierbij valt bovendien op dat vooral de prestaties van de ‘betere leerlingen’ achterblijven, terwijl juist de ‘zwakkere leerlingen’ relatief goed presteren. Daarnaast daalt Nederland op een aantal internationale ranglijsten niet zozeer omdat de scores achteruitlopen, maar juist omdat andere goed presterende landen er beter in slagen hun leerprestaties verder te verhogen. Een opbrengstgerichte manier van werken, waarbij systematisch en doelgericht wordt toegewerkt naar het maximaliseren van resultaten leidt aantoonbaar tot betere prestaties. Het ambitieniveau in het Nederlandse basisonderwijs moet dus omhoog. Uitgangspunt is dat alle scholen een passend aanbod voor alle leerlingen realiseren, dus ook voor de excellente leerlingen. Ook het voorkomen van onderpresteren krijgt aandacht door intensivering van zogenaamde vroegsignalering (VVE, groep 1-2) Het is aan de scholen zelf om hier invulling aan te geven. Om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past wordt per 1 augustus 2012 de zorgplicht ingevoerd. Scholen en schoolbesturen worden dan verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek en passend onderwijs voor elke leerling. Het huidige kabinet gaat extra investeren in excellente leerlingen. In het regeerakkoord is hiervoor vanaf 2012 een bedrag van € 30 miljoen gereserveerd voor het primair- en voortgezet onderwijs. De ‘extra‘ financiën die in het verleden werden verdeeld over subsidies en projecten, worden nu gebundeld in zogenaamde prestatieboxen. Alle scholen ontvangen extra middelen in een prestatiebox, bovenop de lumpsum. De prestatiebox is een onderdeel van het actieplan ‘Basis voor Presteren’. Via de prestatiebox krijgen scholen middelen, die bedoeld zijn om in te zetten voor het realiseren van doelstellingen van beleidsthema’s van OCW. Deze thema’s zijn onder andere taal en rekenen, opbrengstgericht leiderschap, wetenschap en techniek, excellentie en talentontwikkeling en de professionalisering van leerkrachten en schoolleiders. Om scholen optimaal te ondersteunen en stimuleren in het aanbod voor excellente leerlingen vindt bundeling plaats van bestaande netwerken en aanpakken. Hierbij valt te denken aan samenwerking tussen het Platform Bèta Techniek, Centrum voor Begaafdheidsonderzoek(CBO), de stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), universiteiten, netwerken van pabo’s en schoolbegeleidingsdiensten. De onderwijsstichting Spaarnesant heeft in augustus 2009 concrete stappen gezet voor het realiseren van structureel passend onderwijs voor excellente leerlingen. Zeven Haarlemse openbare basisscholen van de stichting sloegen de handen ineen en dienden met succes een subsidieaanvraag in bij het Ministerie van OCW. Voor het organiseren van een passend onderwijsaanbod is een principiële keuze gemaakt voor integratie in plaats van segregatie van de leerlingen. In navolging van de zeven scholen zijn ook andere Spaarnesantscholen zich aan het oriënteren op de noodzakelijke/wenselijke onderwijsaanpassingen voor de doelgroep. Excellentie/onderwijs aan meeren hoogbegaafde leerlingen staat inmiddels structureel op de agenda van Spaarnesant. Het dient, op termijn, geconsolideerd te worden in het schoolbeleid en de schoolcultuur van alle scholen, waarbij verschillende organisatievormen mogelijk zijn. Een overkoepelend Spaarnesantbeleid gericht op het onderwijs aan de doelgroep is uitgeschreven in een missie, visie en strategie. Spaarnesant tracht met de beleidsuitgangspunten passend onderwijs aan de doelgroep te realiseren en voor de toekomst te waarborgen.
4
2. De missie De missie rondom het onderwijs voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen binnen onderwijsstichting Spaarnesant hangt nauw samen met de strategische ambities en doeleinden van de stichting.
Het kind staat centraal in een vertrouwde en rijke leeromgeving. Het primaire proces is het belangrijkste uitgangspunt: het onderwijs aan de kinderen is het centrale gegeven waarbij het belang van het kind voorop staat. Goed onderwijs komt tot stand in optimaal contact tussen de leerkracht en de kinderen. Gezorgd wordt voor een vertrouwde en krachtige leeromgeving waarin kinderen optimaal worden voorbereid voor het vervolgonderwijs. Het onderwijs is gericht op een ononderbroken (positieve) ontwikkeling van cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden en sluit zoveel mogelijk aan bij de persoonlijkheid, de talenten en mogelijkheden van elke leerling. De scholen werken systematisch en doelgericht aan het maximaliseren van de leerprestaties in een doorlopende leerlijn. Leerconcepten en de lesmethodes zijn er op gericht individuele talentontwikkeling, samen leren en omgaan met verschillen mogelijk te maken. Cognitief meer- en hoogbegaafde kinderen hebben specifieke onderwijsbehoeften. Leerkrachten beschikken over didactische en pedagogische kennis om tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoeften en de begeleiding van de leerlingen (zie voor een meer uitgebreide beschrijving de visie). Talenten worden herkend, gewaardeerd en benut.
Passend en nabij onderwijs is voor elk kind beschikbaar. De zorg in en om de school is voor elk kind beschikbaar. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheden van kinderen en niet van belemmeringen. Passend en thuisnabij onderwijs wordt geboden. Ook voor excellente leerlingen is er een aanbod op maat. Onder excellente leerlingen wordt verstaan leerlingen die sneller of beter leren en presteren dan de gemiddelde leerling. Hieronder vallen zowel hoogbegaafde leerlingen (IQ≥ 130) als de categorie talentvolle (meerbegaafde) leerlingen (IQ ≥110-129). Het aantal leerlingen passend binnen de doelgroep betreft 10% van de totale leerlingenpopulatie van iedere school. Dit percentage is geen harde eis maar een ambitie. De 10% is een statistisch gegeven. Het betreft de rechter staart van de parabool in de schaal van Wechsler waarbij 2,5% een IQ heeft van ≥130 (hoogbegaafd) en 15% een IQ heeft van ≥ 110-129. Spaarnesant-breed gaat het om circa 600 leerlingen.
Gezorgd wordt voor een goede kwaliteit van onderwijs. Scholen presteren in de ogen van de inspectie beter dan in de voorgaande periode. Scholen die al goed scoren stabiliseren de resultaten. De leeropbrengsten worden verbeterd. Scholen werken aan zelfevaluatie en het interne toezicht op de kwaliteit van onderwijs vindt plaats. Uitgangspunt is een opbrengstgerichte, resultaatgerichte, lerende en zich vernieuwende organisatie. Er wordt gewerkt met het door de overheid en Platform Bèta Techniek te ontwikkelen kompas met daarin landelijke prestatie-indicatoren geformuleerd voor de thema’s excellentie, wetenschap en techniek. Deze prestatie-indicatoren gaan vanaf het schooljaar 2012-2013 gelden voor alle scholen in het primair onderwijs. De medewerkers op de scholen zijn goed functionerende professionals, ook op het gebied van cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen. De schoolteams zijn zich bewust van de (leer)behoeften van cognitief (top)talent en de vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van deze leerlingen. Het realiseren van passend onderwijs aan de doelgroep wordt gezien als schoolproject. De horizontale verantwoording (van school naar ouders) wordt goed en transparant gegeven. Ouders worden betrokken bij het leerproces van hun kind, want een grotere ouderbetrokkenheid leidt aantoonbaar tot betere leerresultaten. Scholen en ouders hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat ieder kind zich optimaal kan ontwikkelen.
5
3. De visie Het onderwijsaanbod voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen is te omschrijven als: Passend, Leuk, Uitdagend, Samen, Kindvriendelijk, Leerzaam, Afwisselend, Sociaal. Nadrukkelijk wordt niet gekozen voor het Leonardo-model, waarbij leerlingen de hele week in aparte klassen onderwijs op maat ontvangen. Elke school realiseert binnen het schoolcurriculum passend onderwijs voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen. Het onderwijs aan de doelgroep wordt geconsolideerd in het schoolbeleid en de schoolcultuur van elke school. Om praktisch vorm en inhoud te geven aan een passend onderwijsaanbod en begeleiding van de leerlingen zijn verschillende organisatievormen mogelijk (zie de strategie). Het centrale uitgangspunt bij elke organisatievorm is integratie in plaats van segregatie van de leerlingen. De organisatievormen gaan uit van het gegeven dat de excellente leerlingen gedurende een aantal uren per week gezamenlijk een passend aanbod ontvangen (plusklas) en voor het overige binnen de eigen groep worden bediend. Reguliere groepsleerkrachten zijn verantwoordelijk voor het differentiëren binnen de groep, het aanbieden van lesaanbod op maat en het aanreiken van verrijkingsmateriaal. Ongeacht de organisatievorm dient het onderwijs aan de doelgroep te voldoen aan een aantal kwaliteitsnormen/ prestatie-indicatoren die door Spaarnesant zijn vastgelegd (zie bijlage 1).
Selectie en screening van de leerlingen. De scholen werken met een ‘signaleringsprotocol’ (selectiecriteria/signaleringsinstrumenten) al dan niet aangevuld met een handleiding waarin de kenmerken van hoogbegaafde- en slimme leerlingen uiteen worden gezet (zie bijlage 2). Er is een onderscheid te maken in pientere en begaafde leerlingen (zie bijlage 3). De doelgroep is te omschrijven als leerlingen die snel klaar zijn met opdrachten (reguliere onderwijsaanbod naast verrijkingsmateriaal) en deze goed uitvoeren en daarna, over het algemeen genomen, niet goed weten hoe ze de vrijgekomen tijd zinnig kunnen invullen. Het betreft leerlingen die aangeven/laten merken zich te vervelen in de reguliere groep vaak gepaard gaande met gedragsproblemen (sociaal-emotioneel). Schijnbaar op ‘halve kracht werkend’ behalen de leerlingen goede resultaten. Ze leveren over het algemeen weinig werk af maar behalen op de Cito A-scores. Daarnaast zijn het leerlingen die aangeven zich niet gelukkig te voelen in de reguliere groep omdat het tempo van het werk- en onderwijsaanbod, volgens hun maatstaven, laag ligt. De leerlingen leren op een andere manier en zijn gebaat bij een top-down benadering. Het gaat dus om leerlingen die zorg behoeven. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de leerlingen die over het algemeen passen in bovenstaand profiel maar zich conformeren aan de reguliere groep en geen zichtbare ‘problemen’ laten zien ook behoren tot de doelgroep. Het gevaar bestaat immers dat deze leerlingen gaan onderpresteren en niet in staat worden gesteld te excelleren. De meer- en hoogbegaafde onderpresterende leerlingen zijn een specifieke groep leerlingen. Veelvuldig wordt onderpresteren gedefinieerd in termen van een discrepantie tussen de schoolprestaties van een kind en een bekwaamheidsindex zoals een IQ score. Vaak wordt onderpresteren gezien als een probleem betreffende het werkgedrag of werkhouding. Een meer volledig beeld wordt echter verkregen door onderpresteren te definiëren door verschillende componenten te bekijken. Onderpresteren kan op verschillende manieren tot uitdrukking komen. De onderpresterende leerlingen vereisen een specifieke signalering en aanpak (zie bijlage 4). De excellente leerlingen worden geselecteerd op basis van de volgende criteria: - A - score leerlingen (Cito), - werkhouding en motivatie, - gevoel van de leerkracht, - gediagnosticeerde leerlingen (door ouders zelf bekostigde IQ-test). Ten behoeve van de screening van meer- en hoogbegaafde leerlingen kan naast de selectiecriteria gebruik worden gemaakt van signaleringsinstrumenten. De scholen wordt geadviseerd onderstaande signaleringsprocedure te hanteren: - De SiDiR groepssignalering (www.eduforce.nl) wordt 1 keer per jaar en desgewenst 2 keer per jaar uitgevoerd (rond de herfstvakantie en aan het einde van het schooljaar). - De SiDiR wordt bij voorkeur uitgezet onder de groepen 1 t/m 8 en anders van groep 3 t/m 8.
6
-
-
Wanneer een leerling uit de SiDiR groepssignalering naar voren komt kunnen de scholen naar eigen keuze de individuele SiDiR uitvoeren dan wel het DHH inzetten. Om cognitieve onderpresteerders te signaleren wordt gebruik gemaakt van de SiDiR groepssignalering, de ervaring en intuïtie van de leerkrachten, die vermoeden dat een leerling meer kan dan hij/zij laat zien, informatie van de ouders, een vragenlijst die leerlingen van groep 5 of hoger zelf invullen en - indien nodig - expertise van een externe deskundige. Daarnaast is aanvullend een checklist voor het signaleren van onderpresteerders ontwikkeld (zie bijlage 4). Voor het vroegtijdig signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters wordt eveneens de SiDiR ingezet en desgewenst de individuele SiDiR of het DHH. Tijdens de kleuterintake kan gebruik gemaakt worden van een checklist (zie bijlage 5).
De kwaliteit van het onderwijs. Het accent ligt op opbrengstgericht werken vertaald in leerkrachtgedrag. Leerkrachten dienen systematisch en doelgericht te werken aan het maximaliseren van de prestaties van de leerlingen. Om de leeropbrengsten/leerlingresultaten te verbeteren is het belangrijk om de ontwikkelingen van de leerlingen te volgen op leerling-, groeps- en schoolniveau. Uitkomsten van toetsen moeten goed geanalyseerd en geëvalueerd worden om op basis daarvan het onderwijs desgewenst aan te passen. Naast de toetsresultaten speelt ook de dagelijkse onderwijspraktijk een belangrijke rol. Essentieel in het onderwijsaanbod aan meer- en hoogbegaafde leerlingen is het stellen van hogere denkvragen aan de leerlingen. Inherent hieraan is het van belang dat leerkrachten leerstof ‘random’ aanbieden en het reguliere lesprogramma loslaten. De specifieke didactische kwaliteit van het onderwijs is gericht op het uitdagen van de leerlingen op hun niveau en hen te stimuleren om hun leerpotentieel te benutten en te excelleren in vakken als: rekenen, wiskunde, taal, vreemde talen, techniek, science, informatica en wereldoriëntatie. Het onderwijs wordt ingericht rondom de landelijke prestatie-indicatoren voor de thema’s excellentie, wetenschap en techniek die vanaf het schooljaar 2012-2013 gaan gelden voor alle scholen in het primair onderwijs. Uitdagen zou weliswaar de onderwijsvisie moeten zijn die voor alle leerlingen geldt maar de gewone leerstof biedt voor deze doelgroep onvoldoende uitdaging. De leerlingen worden niet uitgedaagd door hen meer en moeilijker dingen ‘van hetzelfde’ aan te bieden, maar andere zaken, voornamelijk op het gebied van algemene vaardigheden (leerstrategieën, onderzoek doen, samenwerken, leren leren en reflecteren op eigen handelen en analyseren). Voor een overzicht van bruikbare lesmaterialen en websites wordt verwezen naar bijlage 6. Daarnaast wordt geadviseerd om te werken met de digitale leeromgeving Acadin. Binnen het landelijke netwerk Acadin is een domein aangemaakt voor Stichting Spaarnesant. Acadin levert binnen een beschermde digitale omgeving uitdagende leeractiviteiten die door de (plusklas)leerkracht kunnen worden toebedeeld aan de leerlingen. Daarnaast biedt Acadin een ontmoetingsruimte voor leerlingen, leerkrachten en experts om samen te werken, ervaringen uit te wisselen en kennis te vergaren. De specifieke pedagogische kwaliteit van het onderwijs aan deze doelgroep richt zich op de sociale en emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Het is belangrijk om kinderen te leren hoe zij kunnen omgaan met perfectionisme, faalangst, kritiek, emoties en verschillen tussen kinderen. De plusklas draagt er toe bij dat de leerlingen een sociale context met gelijkgestemden wordt geboden zonder structurele segregatie van jaargenoten. Naast het onderwijs van de leerlingen in de plusklas verdient het differentiëren van het lesaanbod in de reguliere groepen voor de doelgroep aandacht teneinde onderwijs op maat te realiseren. Op de scholen wordt gewerkt met groepsplannen/handelingsplannen. De A-leerlingen worden benaderd als instructiegroep. De doelgroep volgt, zoveel als mogelijk, binnen het reguliere aanbod een eigen ‘route’, dit is o.a. te bewerkstelligen via het verrijken van de weektaak. De meer- en hoogbegaafde leerlingen krijgen werk mee vanuit de plusklas. Ze worden in staat gesteld dit werk in de reguliere groep te doen in plaats van de extra taken die de andere leerlingen maken. Daarnaast wordt lesstof uit het reguliere aanbod verkort gemaakt of overgeslagen. De scholen formuleren duidelijke afspraken/richtlijnen omtrent de extra lesstof in de reguliere groepen, de momenten waarop leerlingen kunnen werken aan de extra lesstof van de plusklas in de jaargroep en wijze van evaluatie.
7
Interne samenwerking en deskundigheidsbevordering. Op de scholen is een goede en transparante samenwerking en afstemming binnen het gehele schoolteam t.a.v. screening en selectie van leerlingen. Communicatie en samenwerking naar en met ouders van meer- en hoogbegaafde leerlingen maakt hier ook onderdeel vanuit. Communicatiemiddelen die naar ouders ingezet kunnen worden zijn: - 10-minuten gesprek met plusklasouders aan het einde van het jaar met de plusklasleerkracht. - Bijlage plusklasrapport bij het reguliere rapport. - Informatiebijeenkomsten voor plusklasouders. - Plaatsen van informatie over de plusklas op de schoolwebsite en in het weekjournaal. De leerkrachten en IB’ers zijn zich bewust van de (leer)behoeften van cognitief (top)talent en de vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van deze leerlingen. Het realiseren van passend onderwijs aan de doelgroep wordt gezien als schoolproject. De directeuren van de scholen vervullen hierin een belangrijke rol. Om het draagvlak, het bewustwordingsproces en het loslaten van het reguliere lesprogramma kracht bij te zetten wordt op iedere school een werkgroep Excellentie geïnstalleerd dan wel een coördinator Excellentie benoemd. Scholen die in de beginfase zitten van het organiseren van een passend onderwijsaanbod voor de doelgroep (opstarten van een plusklas) worden geadviseerd om aan het einde van het schooljaar 2011-2012 een werkgroep Excellentie op te richten waarbij van ieder leerjaar/bouw een afgevaardigde zitting neemt in de werkgroep. Scholen die al de nodige onderwijsaanpassingen geïmplementeerd hebben kunnen volstaan met het benoemen van een coördinator Excellentie binnen het schoolteam. Taken van de werkgroep c.q. coördinator Excellentie zijn o.a. gericht op: - Maken van afspraken over verrijkingsmateriaal in de groepen per leerjaar. - Invulling van de weektaak teneinde te differentiëren. - Bewerkstelligen van een doorgaande leerlijn/aanpak (eventueel m.b.v. handboeken). - Toewerken naar het stellen van hogere denkvragen door de leerkrachten aan de doelgroep. - Afstemming/samenwerking tussen de plusklas en de reguliere groepen. - Procesbewaking. Binnen de scholen wordt intern structureel gewerkt aan deskundigheidsbevordering op het gebied van passend onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen. De Spaarnesantscholen dragen zorg voor samenwerking en overdraagbare en transparante kennis en kunde (‘Sharepoint plusklassen’). Een overkoepelende Spaarnesant-projectgroep bewaakt het product en proces onder leiding van een projectleider/coördinator.
Externe samenwerking. Het accent ligt op het onderwijs aan cognitief (top)talent in het basisonderwijs maar door de Spaarnesantscholen wordt ook gezocht naar aansluiting en afstemming met externe partners. In het kader van het delen van expertise, het bundelen van krachten en het realiseren van een doorlopende leerlijn wordt samenwerking gezocht met de voorschoolse educatie (VVE), het voortgezet onderwijs (VO), Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (SWV-WSNS) en de gemeente Haarlem. De organisaties en instanties uit de zorgsector worden niet specifiek benaderd voor samenwerking aangezien afstemming en samenwerking van toepassing is over de gehele zorgbreedte.
4. De strategie
Organisatievormen. Om de uitvoering van de onderwijsvisie organiseerbaar te maken kunnen verschillende organisatievormen ingezet worden:
1. De (interne)plusklas (groep in school model). De leerlingen uit de doelgroep worden bij elkaar gezet op gezette tijden in de week (uren of dagdeel), apart van de overige jaargenoten. De werkwijze is gericht op verbreding en verdieping (zie de visie) en niet op versnelling door het overslaan van een leerjaar. De excellente leerlingen in de plusklas werken gezamenlijk aan thematische projecten en/of opdrachten. Naast het onderwijs in de plusklas is er aandacht voor het differentiëren van het lesaanbod in de reguliere groepen teneinde onderwijs op maat te realiseren voor de doelgroep.
8
De scholen wordt geadviseerd om in eerste instantie een plusklas te starten voor de leerlingen uit de bovenbouw (groep 5 t/m 8). Uiteraard dienen de cognitieve talenten uit de onderbouw binnen de eigen jaargroep op maat bediend te worden. Indien binnen de leerlingenpopulatie sprake is van meer cognitief getalenteerde leerlingen dan beschikbare plaatsen in de plusklas is het aan te bevelen om het plusklasmoment te organiseren in blokken van 7 tot 10 weken (gerelateerd aan de schoolvakanties). De deelnemers per blok kunnen dan dus variëren. Daarnaast is het mogelijk om de plusklastijd in te korten (bijvoorbeeld twee plusklasgroepen van circa 1 ½ uur per week). Op deze wijze ontvangen meer leerlingen een passend aanbod. 2. Onderwijs op maat aan alle leerlingencategorieën binnen de reguliere groepen (kind in groep model). Ontwikkelen van een schoolbreed rooster waarin wekelijks uren (circa 3 uur per week) worden vrijgemaakt voor passend onderwijs binnen de reguliere groepen. Hierin wordt het onderwijs aan excellente leerlingen geïntegreerd. Kinderen per ontwikkelingsbehoefte komen in de afgestemde tijd structureel bij elkaar in een plusklas en worden begeleid door een leerkracht die deskundig is op een bepaald gebied. Het onderwijs kan klassengebonden worden ingericht of gedifferentieerd naar onderbouw/bovenbouw dan wel geheel klassendoorbrekend werken. In deze organisatievorm is min of meer ook sprake van een plusklas alleen zijn de uren niet aaneen gesloten zoals in organisatievorm één. 3. Externe instroom van leerlingen in de bestaande plusklassen binnen Spaarnesant. Binnen deze organisatievorm is sprake van het intern (binnen Spaarnesant) inkopen van onderwijs voor excellente leerlingen. De instroom zou van toepassing kunnen zijn voor scholen die relatief weinig excellente leerlingen hebben en om die reden zelf geen plusklas starten. De leerlingen blijven ingeschreven staan op de eigen school (thuisschool) en zijn dus alleen te gast in de plusklas van een andere Spaarnesantschool. Van de thuisscholen wordt een financiële vergoeding gevraagd. De vergoeding is opgebouwd uit een personele- en materiële vergoeding. Deze organisatievorm vereist de nodige samenwerking en afstemming tussen de scholen wil sprake zijn van een gedegen kwaliteit van onderwijs. Aangezien verschillende mensen en geledingen binnen de plusklasschool en de thuisschool betrokken zijn worden de taken en verantwoordelijkheden van een ieder vastgelegd. De organisatorische zaken en randvoorwaarden die samenhangen met deze organisatievorm worden uitgewerkt in een Spaarnesant-breed implementatieplan dat dient als leidraad voor de praktische uitwerking en samenwerking. 4. Externe instroom van leerlingen in plusklassen buiten Spaarnesant. Binnen deze organisatievorm is sprake van het extern (buiten Spaarnesant) inkopen van onderwijs voor excellente leerlingen. Het onderwijs wordt binnen de wijk ingekocht. Deze organisatievorm zou van toepassing kunnen zijn voor scholen die relatief weinig excellente leerlingen hebben en om die reden zelf geen plusklas starten. De leerlingen blijven ingeschreven staan op de eigen school (thuisschool) en zijn dus alleen te gast in de plusklas van een andere school binnen de wijk.
Metingen en meetinstrumenten. Door de scholen worden metingen uitgevoerd t.a.v. de sociale-, emotionele- en cognitieve ontwikkelingen van de leerlingen. De scholen verzorgen schriftelijke evaluaties van de resultaten van het onderwijs aan de doelgroep op school- en leerlingniveau op zowel cognitief als sociaal gebied. De scholen zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het aanleveren van de gegevens en de eindverantwoordelijkheid ligt bij Spaarnesant. -
Het leerlingvolgsysteem (cognitief). De vaardigheidsscores /leerrendementen per leerling en per groep worden inzichtelijk gemaakt. Het uitgangspunt is dat bij elke leerling een stijgende lijn zichtbaar is in de leerprestaties/ vaardigheidsscores. De resultaten laten zien of de leerlingen zich al dan niet langs de ontwikkelingscurve ontwikkelen en hoe de scores zich verhouden ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Voor de meer- en hoogbegaafde leerlingen geldt dat zij bij een hoge A-vaardigheidsscore ook een hoge A-score behouden en dus niet terugvallen. Bij onderpresterende leerlingen is het wenselijk dat de vaardigheidsscores naar een hoger niveau worden getild.
9
-
Sociaal- en emotioneel leerlingvolgsysteem. De scholen zetten een genormeerd instrument (eis van de Inspectie) in voor het bepalen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Hierbij gaat het o.a. om het meten van de motivatie, de tevredenheid en het zelfvertrouwen van de leerlingen. De scholen kunnen een keuze maken uit de volgende instrumenten: Viseon, Scol, Pravoo en SVL/SAQI.
-
De Kwaliteitsmeter van Beekveld & Terpstra. In de Kwaliteitsmeter worden vragenlijsten voor de leerkrachten, meer- en hoogbegaafde leerlingen en ouders structureel opgenomen. Hoogbegaafdheid vraagt om een goede samenwerking en communicatie binnen het schoolteam en met leerlingen en hun ouders. De vragenlijsten worden onder de drie doelgroepen cyclisch uitgezet met de reguliere Kwaliteitsmeter. Op deze wijze worden periodiek en structureel ervaringen en mogelijke knelpunten inzichtelijk gemaakt en gebruikt voor verbeteringen in de communicatie, afstemming en samenwerking. Doelgroep schoolteams: volledige schoolteam dan wel een representatieve steekproef (70% van het schoolteam). Doelgroep meer- en hoogbegaafde leerlingen: groep 5 t/m 8. Doelgroep ouders: alle ouders van meer- en hoogbegaafde leerlingen (dus ook onderbouw).
-
Ontwikkelde vragenlijsten uitgestroomde plusklasleerlingen naar het VO. In het kader van het bewerkstelligen van een goede doorlopende leerlijn tussen het primairen voortgezet onderwijs worden jaarlijks (maand december/januari) vragenlijsten uitgezet onder meer- en hoogbegaafde leerlingen die zijn doorgestroomd naar de brugklas in het voortgezet onderwijs.
Samenwerking en afstemming. Om vorm en inhoud te geven aan de samenwerking en afstemming worden de volgende middelen gebruikt: - Werkgroepen Excellentie installeren op de Spaarnesantscholen die in de beginfase zitten van het organiseren van een passend aanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. Van ieder leerjaar/bouw neemt een afgevaardigde zitting in de werkgroep. Het is aan te bevelen om de werkgroep 1 à 2 jaar in stand te houden. Indien fundamentele keuze zijn gemaakt en de nodige onderwijsaanpassingen zijn geïmplementeerd kunnen scholen volstaan met het benoemen van een coördinator Excellentie binnen het schoolteam. - Samenstellen van twee overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie waarbij een onderscheid wordt gemaakt in startende scholen en ervaren (plusklas)scholen. - Afstemming met ouders. Ouderparticipatie/ouderbetrokkenheid wordt bewerkstelligd door de wenselijke communicatiemiddelen, uitgeschreven op pagina 6, te hanteren. Daarnaast is inzet vanuit de oudergeleding te realiseren door onder meer gebruik te maken van de expertise van ouders, het netwerk van ouders en het laten verzorgen van workshops in de plusklas door ouders. - Werkbezoeken. - Actuele ontwikkelingen op de Spaarnesantscholen worden geplaatst op ‘Sharepoint plusklassen’. - Periodieke bespreking van passend onderwijs binnen het directeurenoverleg Spaarnesant. - Periodieke overlegmomenten tussen externe organisaties/instanties en afgevaardigden van de overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie.
Overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie. Zoals reeds eerder aangegeven wordt een onderscheid gemaakt in het samenstellen van een projectgroep met afgevaardigden van startende scholen en een projectgroep met afgevaardigden van ervaren (plusklas)scholen. De projectgroep met ervaren scholen zal bestaan uit de zeven scholen die hebben deelgenomen aan het driejarige Excellentieproject. Beide projectgroepen staan onder leiding van een projectleider/coördinator. De verwachting is dat de twee projectgroepen medio schooljaar 2013-2014 samengevoegd kunnen worden. In het kader van de monitoring, de samenwerking en het bundelen van krachten is het aan te bevelen dat na het schooljaar 2013-2014 één overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie actief blijft.
10
Het algemene doel van de projectgroepen over de periode 2012-2014 is gericht op het inventariseren van ontwikkelingen en knelpunten rondom het thema Excellentie op schoolniveau. Daarnaast worden gezamenlijk schooloverstijgend actieplannen ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd. Teneinde te komen tot een verankering van het onderwijs aan cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen Spaarnesant-breed. De projectgroep met startende scholen komt in het schooljaar 2012-2013 zes keer bijeen en in het schooljaar 2013-2014 circa 4 keer. Gezamenlijk wordt gewerkt aan de implementatie van de kwaliteitsnormen/prestatie-indicatoren (zie punt 6). De projectgroep met de ervaren (plusklas)scholen komt jaarlijks één keer per kwartaal bijeen. De projectgroep richt zich op de volgende zaken: - Didactische- en pedagogische aspecten van het onderwijs aan de doelgroep. - Afstemming lesmaterialen en methodieken. - Actualiseren van het signaleringsprotocol. - Ontwikkelen, implementeren en evalueren van gezamenlijke projecten. - Contact met externe partners. - Deskundigheidsbevordering Spaarnesant-breed. - Coördinatie van de implementatie en evaluatie van de landelijke prestatie-indicatoren voor de thema’s excellentie, wetenschap en techniek. - Coördinatie inzet digitale leeromgeving Acadin. - Beheren ‘Sharepoint plusklassen’. - Coördinatie ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie rondom het thema Excellentie. - Informatievoorziening richting directeurenoverleg Spaarnesant. - Coördinatie Kwaliteitsmeter Excellentie.
Monitoring. Monitoring vanuit het BMT vindt plaats tijdens het directeurenoverleg en de individuele periodieke gesprekken met de schooldirecteuren aan de hand van de managementrapportage die door Spaarnesant wordt ontwikkeld. De overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie bewaken het product en proces. De projectleider/coördinator informeert en legt verantwoording af aan de stuurgroep (4 keer per schooljaar). De stuurgroep bestaat uit de clusterdirecteur Spaarnesant, twee schooldirecteuren en de projectleider/coördinator.
5. Benodigde middelen en financiering Voor het implementeren van een passend onderwijsaanbod voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen is in eerste instantie een bewustwording binnen de schoolteams nodig dat de doelgroep op een andere wijze bediend moet worden. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de scholen om passend onderwijs voor de doelgroep te realiseren. Inherent hieraan zijn scholen genoodzaakt om binnen de formatie prioriteiten te stellen en keuzes te maken. Voor het starten van de organisatiemodellen ‘groep in school model’ en ‘kind in groep model’ zijn de volgende middelen en faciliteiten nodig:
Deskundig teamlid op het gebied van meer- en hoogbegaafdheid. Voor het praktisch vorm en inhoud geven aan de plusklas is het wenselijk dat een teamlid minimaal één dagdeel in de week wordt vrij geroosterd. De kosten van een plusklasleerkracht berekend op basis van de gemiddelde personele last (gpl) voor één ochtend per week bedraagt circa € 8.400,00 op jaarbasis.
Expertise. Het is aan te bevelen om minimaal één teamlid scholing te laten volgen op het gebied van meeren hoogbegaafdheid. De kosten variëren per workshop c.q. cursus. Het is aan de scholen zelf om te bepalen welke aspecten van meer- en hoogbegaafdheid scholing behoeven. Er dient in ieder geval expertise opgebouwd te worden rondom: - Signaleren van meer- en hoogbegaafdheid. - Vaststellen van specifieke didactische- en pedagogische onderwijsbehoeften. Het is van essentieel belang dat het desbetreffende teamlid in staat is om kennis en kunde over te dragen op de teamleden.
11
Lesmaterialen. Op ‘Sharepoint plusklassen’ zijn de nodige kant en klare projecten en lesmaterialen gratis te downloaden. Daarnaast zijn collectief aangeschafte lesmaterialen gratis beschikbaar en kunnen scholen onderling lesmateriaal uitwisselen. In bijlage 5 is een overzicht te vinden van bruikbare boeken, werkboeken, tijdschriften, lesmaterialen en websites. In principe zou het stelselmatig doorwerken van de Vooruit! uitgaven al een heel complete invulling kunnen zijn voor een plusklas. Om te starten is het dus niet noodzakelijk dat de scholen op voorhand allerlei materialen aanschaffen.
Computers. Indien binnen de scholen computers beschikbaar zijn gaan hier geen kosten mee gepaard.
Indien door de scholen een keuze wordt gemaakt voor de organisatiemodellen waarbij sprake is van externe instroom van leerlingen in de bestaande plusklassen binnen of buiten Spaarnesant dient de plusklasschool een financiële vergoeding te ontvangen. De financiële vergoeding zal bestaan uit een personele- en materiële vergoeding. Spaarnesant-breed zal een uitspraak gedaan worden over de hoogte van de vergoeding. Zoals reeds eerder aangegeven worden de organisatorische zaken en randvoorwaarden die samenhangen met deze organisatievormen uitgewerkt in een Spaarnesantbreed implementatieplan dat dient als basis voor de praktische uitwerking en samenwerking.
6. Prestatie-indicatoren en tijdspad Een overkoepelend Spaarnesant onderwijsbeleid en criteria gericht op het onderwijs aan cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen is uitgeschreven in een missie, visie en strategie. Naar aanleiding van de beleidsuitgangspunten/kwaliteitsnormen dient iedere school het eigen schoolbeleid waar nodig aan te passen c.q. aan te scherpen. Spaarnesant tracht met het beleid passend onderwijs aan de doelgroep te realiseren en voor de toekomst te waarborgen. Het streven is dat aan het einde van het schooljaar 2013-2014 alle Spaarnesantscholen een passend onderwijsaanbod voor de meer- en hoogbegaafde leerlingen hebben gerealiseerd. Onderstaand een overzicht van de prestatieindicatoren inclusief een tijdspad hetgeen dient als leidraad voor de (startende)Spaarnesantscholen. Daarnaast wordt per actiepunt aangegeven wie de eigenaar/verantwoordelijke is (SD=schooldirecteur, WG=werkgroep Excellentie van de school, SC=schoolcoördinator Excellentie, ST=schoolteam). Prestatie-indicatoren juni 2012 t/m februari 2013
Eigenaar
Op elke Spaarnesantschool wordt een (interne)werkgroep Excellentie geïnstalleerd dan wel een coördinator benoemd. Taken van de werkgroep/coördinator zijn gericht op: - Draagvlak creëren binnen de school voor passend onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen. - Deskundigheidbevordering rondom de thematiek meer- en hoogbegaafdheid. - Startpositie van de school bepalen en daaruit voortvloeiend een traject uitzetten voor invoering passend onderwijs aan de doelgroep - Inventarisatie huidige middelen en benodigde middelen. - Financiering. - Opstellen van een signaleringsprotocol. - Vaststellen van de doelgroep meer- en hoogbegaafde leerlingen. - Vaststellen van de specifieke pedagogische- en didactische onderwijsbehoeften van de leerlingen. - Doorlopende leerlijn (afstemming en samenwerking tussen de plusklas en de reguliere groepen). - Inzet van communicatiemiddelen richting ouders.
SD
Deelname aan de overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie (start september 2012 voor zowel startende als ervaren (plusklas)scholen).
Eén WGlid/SC
Eindresultaat: De grondbeginselen van het organisatiemodel voor realisatie van een passend onderwijsaanbod voor de doelgroep is op elke Spaarnesantschool uitgewerkt en op schrift gesteld. Binnen de schoolteams is sprake van draagvlak en beschikbare interne expertise bij minimaal één teamlid.
SD i.s.m. WG/SC
WG/SC i.s.m. SD
12
Prestatie-indicatoren maart 2013 t/m augustus 2013
Eigenaar
Het organisatiemodel wordt op elke Spaarnesantschool uitgevoerd/getest (plan-do-check-act). De interne werkgroep Excellentie/coördinator draagt zorg voor de tussentijdse evaluatie/bijstelling van het organisatiemodel.
SD en ST
Nadere invulling en uitvoering t.a.v. differentiatie van het onderwijsaanbod in de reguliere groepen (verrijking, compacting en versnelling).
WG/SC i.s.m. ST
Participatie overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie.
Eén WGlid/SC
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn, na de proefperiode van een half jaar, nader geoperationaliseerd (schoolniveau). De randvoorwaarden/ benodigde middelen zijn gerealiseerd.
Prestatie-indicatoren september 2013 t/m februari 2014
SD i.s.m. WG/SC
Eigenaar
Structurele uitvoering van het signaleringsprotocol.
Inbedding van de didactische- en pedagogische onderwijsaspecten binnen de plusklas en de reguliere groepen.
WG/SC i.s.m. ST SD i.s.m. ST
Evaluatie van de effecten van passend onderwijs aan de doelgroep op leerling- en schoolniveau.
SD i.s.m. WG/SC
Structurele inzet vanuit oudergeleding/ouderparticipatie.
Aansluiting en samenwerking met externe organisaties/instanties.
Participatie overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie.
SD i.s.m. WG/SC SD i.s.m. WG/SC Eén WGlid/SC
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn op schoolniveau geïmplementeerd. Er is sprake van een gedegen signalering van meer- en hoogbegaafdheid bij leerlingen. De schoolteams beschikken over didactische- en pedagogische kennis en middelen om tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoeften en begeleiding van de leerlingen. Expertise wordt gedeeld en krachten worden gebundeld met ouders, voorschoolse educatie, het voortgezet onderwijs en SWV-WSNS.
SD i.s.m. WG/SC
Prestatie-indicatoren maart 2014 t/m augustus 2014
Eigenaar
Het organisatiemodel wordt structureel geïmplementeerd. Het onderwijs aan de doelgroep is geconsolideerd in het schoolbeleid en de schoolcultuur van elke Spaarnesantschool.
SD i.s.m. ST
De beleidsuitgangspunten worden vastgelegd in een definitief beleidsstuk (schoolniveau).
SD i.s.m. WG/SC
Samenvoeging van de twee overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie (april 2014).
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn uitgewerkt in een definitief beleidsstuk op schoolniveau (maart 2014). Er is sprake van verankering van het onderwijs aan de doelgroep binnen elke Spaarnesantschool.
SD i.s.m. WG/SC
13
Bijlage 1:
Checklist Spaarnesant onderwijsbeleid en criteria voor cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen.
Een overkoepelend Spaarnesant onderwijsbeleid en criteria gericht op het onderwijs aan cognitief meer- en hoogbegaafde leerlingen is uitgeschreven in een missie, visie en strategie. Naar aanleiding van de beleidsuitgangspunten/kwaliteitsnormen dient iedere school het eigen schoolbeleid waar nodig aan te passen c.q. aan te scherpen. Onderstaand de prestatie-indicatoren die tot uitdrukking dienen te komen in het schoolbeleid van de Spaarnesantscholen. Voor de eigenaren van de actiepunten wordt verwezen naar het Spaarnesant onderwijsbeleid, pagina 12 en 13. Prestatie-indicatoren juni 2012 t/m februari 2013
Op elke Spaarnesantschool wordt een (interne)werkgroep Excellentie geïnstalleerd dan wel een coördinator benoemd. Taken van de werkgroep/coördinator zijn gericht op: - Draagvlak creëren binnen de school voor passend onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen. - Deskundigheidbevordering rondom de thematiek meer- en hoogbegaafdheid. - Startpositie van de school bepalen en daaruit voortvloeiend een traject uitzetten voor invoering passend onderwijs aan de doelgroep - Inventarisatie huidige middelen en benodigde middelen. - Financiering. - Opstellen van een signaleringsprotocol. - Vaststellen van de doelgroep meer- en hoogbegaafde leerlingen. - Vaststellen van de specifieke pedagogische- en didactische onderwijsbehoeften van de leerlingen. - Doorlopende leerlijn (afstemming en samenwerking tussen de plusklas en de reguliere groepen). - Inzet van communicatiemiddelen richting ouders. Deelname aan de overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie (start september 2012 voor zowel startende als ervaren (plusklas)scholen).
Eindresultaat: De grondbeginselen van het organisatiemodel voor realisatie van een passend onderwijsaanbod voor de doelgroep is op elke Spaarnesantschool uitgewerkt en op schrift gesteld. Binnen de schoolteams is sprake van draagvlak en beschikbare interne expertise bij minimaal één teamlid.
Prestatie-indicatoren maart 2013 t/m augustus 2013
Het organisatiemodel wordt op elke Spaarnesantschool uitgevoerd/getest (plan-do-check-act). De interne werkgroep Excellentie/coördinator draagt zorg voor de tussentijdse evaluatie/bijstelling van het organisatiemodel. Nadere invulling en uitvoering differentiatie van het onderwijsaanbod in de reguliere groepen (verrijking, compacting en versnelling). Participatie overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie.
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn, na de proefperiode van een half jaar, nader geoperationaliseerd (schoolniveau). De randvoorwaarden/benodigde middelen zijn gerealiseerd.
Prestatie-indicatoren september 2013 t/m februari 2014
Structurele uitvoering van het signaleringsprotocol. Inbedding van de didactische- en pedagogische onderwijsaspecten binnen de plusklas en de reguliere groepen. Evaluatie van de effecten van passend onderwijs aan de doelgroep op leerling- en schoolniveau. Structurele inzet vanuit oudergeleding/ouderparticipatie. Aansluiting en samenwerking met externe organisaties/instanties. Participatie overkoepelende Spaarnesant-projectgroep Excellentie.
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn op schoolniveau geïmplementeerd. Er is sprake van een gedegen signalering van meer- en hoogbegaafdheid bij leerlingen. De schoolteams beschikken over didactische- en pedagogische kennis en middelen om tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoeften en begeleiding van de leerlingen. Expertise wordt gedeeld en krachten worden gebundeld met ouders, voorschoolse educatie, het voortgezet onderwijs en SWV-WSNS.
Prestatie-indicatoren maart 2014 t/m augustus 2014
Het organisatiemodel wordt structureel geïmplementeerd. Het onderwijs aan de doelgroep is geconsolideerd in het schoolbeleid en de schoolcultuur van elke Spaarnesantschool. De beleidsuitgangspunten worden vastgelegd in een definitief beleidsstuk (schoolniveau). Samenvoeging van de twee overkoepelende Spaarnesant-projectgroepen Excellentie (april 2014).
Eindresultaat: De beleidsuitgangspunten van het organisatiemodel zijn uitgewerkt in een definitief beleidsstuk op schoolniveau (maart 2014). Er is sprake van verankering van het onderwijs aan de doelgroep binnen elke Spaarnesantschool.
14
Bijlage 2:
Kenmerken van meer- en hoogbegaafdheid bij kinderen.
Opmerking: dit overzicht van kenmerken van meer- en hoogbegaafdheid is niet bedoeld om als signaleringsinstrument gebruikt te worden. Daar is het niet alomvattend genoeg voor. Meer- en hoogbegaafden leerlingen:
zijn aanzienlijk sneller in het begrijpen en verwerken van nieuwe stof dan gemiddelde leerlingen, hebben gemakkelijker inzicht in complexe leerstof; zijn intellectueel nieuwsgierig en leergierig, ze stellen veel vragen; hebben een zeer goed geheugen; hebben een grote en rijke woordenschat; zijn vroeg gericht op letters en woorden, vragen naar letters en leren zichzelf lezen; zijn vroeg gericht op cijfers en getallen; zijn taakgericht en geconcentreerd, als de motivatie er is of gewekt is; kunnen perfectionistisch zijn, stellen hoge eisen aan zichzelf en vaak ook aan anderen. Dat betekent niet dat hoogbegaafden perfecte studenten zijn, maar wel dat zij hoge verwachtingen (kunnen) stellen aan prestaties die zij zelf belangrijk vinden. Dit kan leiden tot grote faalangst, wanneer ze niet kunnen beantwoorden aan de eisen die ze aan zichzelf stellen; kunnen zeer creatief denken; zijn in staat om al heel jong verbanden te leggen; hebben vaak te maken met onvoldoende ontwikkelde leerstrategieën; hebben een zeer groot, bijna overdreven, rechtvaardigheidsgevoel; bekijken de wereld door een heel andere bril dan hun leeftijdsgenoten; experimenteren graag; zijn kritisch ten opzichte van alles, dus ook van regels, gewoonten en tradities; hebben belangstelling voor veel dingen; hebben een brede waaier van interesses; kunnen moeilijk keuzen maken, veel is er interessant en/of belangrijk; zijn gevoelig voor gevoelens en behoeften van anderen en houden daar meestal rekening mee, ook ten koste van zichzelf; doorzien sociale patronen en herkennen emoties bij anderen; zijn jonger dan anderen gericht op allerlei vragen, ook levensvragen, (Wat gebeurt er als je dood bent? Waarom maken mensen oorlog?); zijn goed in staat/geneigd zichzelf te vermaken en kunnen dat lang volhouden, dit alles bij voldoende interesse en motivatie; nemen initiatief en geven leiding, al dan niet geaccepteerd door leeftijdsgenoten; vooral voor hoogbegaafde leerlingen in de onderbouw van de basisschool geldt, dat zij tekenen op hoger niveau dan leeftijdsgenoten, meer details, eerder perspectief, maar een hekel hebben aan inkleuren; hebben interesse in onderwerpen die op deze leeftijd niet gebruikelijk zijn; beschikken over veel energie; hebben een bijzonder gevoel voor humor; zijn niet gewend om tegen grenzen aan te lopen; kunnen gaan onderpresteren resulterend in afnemende schoolprestaties / wisselend schoolwerk; hebben een haperende sociaal-emotionele ontwikkeling.
15
Bijlage 3:
Pientere leerling versus begaafde leerling.
Opmerking: dit overzicht van kenmerken van een pientere leerling versus een begaafde leerling is niet bedoeld om als signaleringsinstrument gebruikt te worden. Daar is het niet alomvattend genoeg voor. Het biedt handvatten om op een onderscheidende wijze naar leerlingen te kijken. Pientere leerling
Begaafde leerling
Kent de antwoorden.
Heeft altijd vragen.
Is ervaren in het van buiten leren.
Is een groot gisser (probeert uit de context af te leiden).
Is geïnteresseerd in objecten.
Is een zeer nieuwsgierige onderzoeker.
Is gefocust en oplettend.
Is diep mentaal en fysiek betrokken, soms afwezig hierdoor.
Houdt van simpele logica.
Drijft op complexiteit.
Houdt van woorden.
Gebruikt vaak ongewoon complex vocabulair.
Heeft goede ideeën.
Heeft flitsende, gekke, onnozele en vreemde ideeën.
Werkt hard.
Hangt rond en test uit.
Beantwoordt vragen.
Discussieert in detail, is kritisch, bewerkt stellingen.
Presteert bovengemiddeld in de klas.
Kan bovengemiddeld maar ook gemiddeld of benedengemiddeld presteren.
Luister met interesse.
Laat sterke gevoelens en opinies zien.
Leert gemakkelijk.
Weet het vaak al.
6-8 herhalingen nodig voor meesterschap.
Na 1-2 repetities meesterschap.
Begrijpt ideeën.
Ontwikkelt ideeën.
Geniet van leeftijdgenoten.
Prefereert vaak ouder gezelschap.
Begrijpt de bedoeling of betekenis.
Onderzoekt toepassingen.
Maakt zijn werk af.
Start projecten.
Kopieert nauwkeurig.
Creëert nieuwe onderwerpen.
Houdt van school.
Geniet van leren.
Technicus.
Uitvinder.
Is tevreden over eigen leren.
Is hoogst zelfkritisch.
16
Bijlage 4:
Checklist onderpresteerders.
Toelichting (Hoog)begaafde leerlingen beschikken over de potentie om hoge prestaties te leveren. Toch komt dit niet altijd tot uiting. Omdat zij in het huidige onderwijs regelmatig niet op niveau worden aangesproken, lopen de leerlingen een groot risico om gedemotiveerd te raken met gedragsproblemen en onderpresteren als gevolg (Doornekamp, Drent en Bronkhorst, 1999). Kennis van mogelijke kenmerken van (hoog)begaafde onderpresteerders is daarom van belang ten behoeve van de signalering van deze leerlingen en het zoveel mogelijk voorkomen en oplossen van problemen. De kenmerken/gedragingen van onderpresteerders zijn te verdelen in positieve en negatieve, maar krijgen betekenis in combinatie met elkaar. Opgemerkt moet worden dat niet alle kenmerken tegelijkertijd bij een onderpresteerder voorkomen. Hoe meer kenmerken aan een leerling toegekend kunnen worden, des te groter de kans, dat de leerkracht te maken heeft met een onderpresterende leerling. Veelvuldig wordt onderpresteren gedefinieerd in termen van een discrepantie tussen de schoolprestaties van een kind en een bekwaamheidsindex zoals een IQ score. Vaak wordt onderpresteren gezien als een probleem betreffende het werkgedrag of werkhouding. Een meer volledig beeld wordt echter verkregen door onderpresteren te definiëren door verschillende componenten te bekijken: Onderpresteren is een gedrag en als zodanig kan het in de loop der tijd veranderen. Onderpresteren is afhankelijk van de houding en de situatie. Vaststellen van onderpresteren is afhankelijk van de verwachtingen die men heeft. Onderpresteren is verbonden met de ontwikkeling van het zelfbeeld. Een kind kan op drie manieren onderpresteren: Onder het eigen niveau presteren, maar boven het niveau van de klas. Onder het eigen niveau presteren, maar op het gemiddelde niveau van de klas. Onder het eigen niveau presteren en onder het gemiddelde niveau van de klas. Manieren om onderpresteren te keren: Ondersteunende strategie (kringgesprekken, ontwerpen van een leerplan). Innerlijke strategie (verbinden van enerzijds de zelfinschatting van de leerling als lerend en anderzijds het verlangen van de leerling om goede schoolprestaties te bereiken). Strategie tot herstel (in een veilige leeromgeving inspelen op de specifieke sterktes, zwakheden, sociale, emotionele en intellectuele behoeften van de leerling).
Bronvermelding
Drent, S. (1998). Hoogbegaafde kinderen kunnen meer; praktische richtlijnen voor verbreding in het basisonderwijs. Voorschoten: Ajodakt. Kuipers, J. (1990). Si-Bel; Observatielijst voor Signalering en Identificatie van Begaafde Leerlingen in het primair onderwijs. Leeuwarden: GCO Fryslân. Mooij, T. (1991). Schoolproblemen van hoogbegaafde kinderen; richtlijnen voor passend onderwijs. Muiderberg: Coutinho. Pluymakers, M. & Span, P. (1990). Onderpresteren. In: Nelissen, J. & Span, P. (red) Begaafde kinderen op de basisschool; suggesties voor didactisch handelen (p. 91-101). Tilburg: Zwijsen (momenteel uitgegeven door Bekadidact in Baarn). www.slo.nl. www.lich.nl.
17
Checklist onderpresteerders Cluster van positieve kenmerken
Bijbehorende eigenschappen/gedragingen
1.
Grote en uitzonderlijke kennis
o o o
De leerling heeft kennis (voorkennis) die nog niet in de groep is behandeld. De leerling heeft uitzonderlijk grote kennis van feiten. De leerling heeft een grote algemene ontwikkeling.
2.
Grote interesse
o o o
De leerling heeft een brede belangstelling en houdt ervan dingen te onderzoeken. De leerling leest veel of verzamelt in vrije tijd op andere manieren veel informatie. De leerling begrijpt en onthoudt onderwerpen uitstekend als hij geïnteresseerd is. De leerling heeft interesse voor moeilijkere onderwerpen bij een werkstuk of spreekbeurt.
3.
Wisselend schoolwerk (bekijken in relatie tot kenmerk 7)
o o o
De leerling geeft bij meer ingewikkelde vragen vaak het goede antwoord. De leerling presteert significant beter op mondeling dan schriftelijk werk. De leerling komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat.
4.
Positief thuiswerk
o o
De leerling werkt thuis verder aan zelf gekozen schoolprojecten. De leerling ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten.
5.
Grote verbeelding
o
De leerling is creatief en heeft een levendige verbeelding.
6.
Hoge mate van sensitiviteit
o o
De leerling is sensitief in zijn waarneming van zichzelf en anderen. De leerling is gevoelig.
Cluster van negatieve kenmerken
Bijbehorende eigenschappen/gedragingen
7.
o o o
Afnemende schoolprestaties (bekijken in relatie tot kenmerk 3)
o o o o
De leerling haalt steeds minder goede resultaten. De leerling presteert beneden (groeps)niveau bij reken, taal of lezen. De leerling presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau). De leerling schrijft slordig. De leerling houdt niet van ‘drill and practice’, van instampen of inprenten. De leerling mist bepaalde leerinhouden en instructiemomenten. De leerling is selectief enthousiast voor nieuwe onderwerpen, maar niet voor uitwerkingen.
8.
Negatief gedrag
o o o o o
De leerling vertoont lastig en onaangepast gedrag. De leerling vraagt steeds om aandacht. De leerling verveelt zich. De leerling droomt weg tijdens de les. De leerling wijst pogingen van de leerkracht af om zich te leren gedragen volgens de groepsnormen.
9.
Haperende sociaal-emotionele ontwikkeling
o o o
o
De leerling is ontevreden over eigen prestaties (negatieve zelfwaardering). De leerling vermijdt nieuwe activiteiten uit angst om te mislukken. De leerling heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn. De leerling doet niet mee aan groepsactiviteiten. De leerling heeft weinig vriendjes of vriendinnetjes, is minder populair bij leeftijdsgenootjes. De leerling zoekt vriendjes onder gelijkgestemden.
o o
10.
Geringe taakgerichtheid
o o o o o o o o
De leerling heeft een zeer laag werktempo. De leerling heeft het huiswerk vaak niet af. De leerling stelt onrealistische doelen (te laag of te hoog). De leerling is snel afgeleid, heeft moeite met taakgericht werken. De leerling is vergeetachtig en/of impulsief. De leerling heeft geen duidelijk leertraject voor ogen, is geen planner. De leerling heeft een korte spanningsboog. De leerling wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn.
11.
Negatieve houding
o o o o
De leerling heeft een wisselende motivatie. De leerling heeft een hekel aan routine. De leerling verzet zich tegen autoriteit. De leerling neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen daden (wijt mislukken aan anderen of aan de situatie). De leerling staat onverschillig of afwijzend tegenover de school.
18
Bijlage 5:
Kleuterintake.
Onderstaand een overzicht van de vragen/items die in verband staan met de signalen voor een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters en de leereigenschappen en persoonlijkheidskenmerken van hoogbegaafde kinderen. De vragen zijn niet bedoeld om expliciet hoogbegaafdheid te signaleren. Het is aan te bevelen de vragen op te nemen in de reguliere intakelijst. Bronnen: Workshop ‘Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong’ (10 november 2010), SLO, kleuterintake van De Kring en de Molenwiek-Dalton. Ja
Nee
Soms
Vragen 1.
Mijn kind is actief en energiek.
2.
Mijn kind spreekt in hele zinnen.
3.
Mijn kind spreekt duidelijk.
4.
Mijn kind kent de betekenis van veel woorden (rijke woordenschat).
5.
Mijn kind heeft interesse in letters en lezen.
6.
Mijn kind heeft interesse in getallen en rekenen.
7.
Mijn kind tekent gedetailleerd (in details).
8.
Mijn kind heeft een goed geheugen.
9.
Mijn kind is leergierig.
10. Mijn kind stelt veel vragen. 11. Mijn kind werkt en/of speelt geconcentreerd. 12. Mijn kind heeft doorzettingsvermogen wanneer iets niet gelijk lukt. 13. Mijn kind is zelfstandig. 14. Mijn kind heeft een groot rechtvaardigheidsgevoel. 15. Mijn kind herkent emoties bij zichzelf en bij anderen en kan hier goed mee omgaan. 16. Mijn kind heeft gevoel voor humor. 17. Mijn kind is perfectionistisch. 18. Mijn kind bedenkt ‘creatieve oplossingen’. 19. Mijn kind houdt van uitdagingen. 20. Mijn kind interesseert zich voor veel verschillende spelletjes, activiteiten en onderwerpen. 21. Mijn kind heeft bijzondere belangstelling voor/interesse in:
19
Bijlage 6:
Overzicht lesmaterialen.
Opmerking: Het overzicht geeft een indruk van bruikbare boeken, tijdschriften, werkgidsen, spellen en websites voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. De materialen zijn in te zetten in de plusklas en de reguliere groep. Het overzicht is echter niet alomvattend. Daarnaast zijn op ‘Sharepoint plusklassen’ vele kant en klare lesprojecten gratis te downloaden. Een interessevragenlijst is ontwikkeld. De lijst is bedoeld om te inventariseren wat plusklasleerlingen leuk/interessant vinden. Zo kan in de plusklas en in de reguliere groep beter aangesloten worden op de interesses van de kinderen (zie ‘Sharepoint plusklassen’).
1.
Boeken, tijdschriften, opdrachtbladen en werkgidsen
De map Vooruit! Dit tijdschrift (waarop je als school een abonnement kunt nemen zodat een zeer complete map vol lesideeën ontstaat) biedt een scala aan uiteenlopende opdrachten op het gebied van taal, rekenen, ruimtelijk/creatief en sociaal emotionele ontwikkeling. Bij iedere les- of serie lessen wordt helder instructie gegeven, de doelen zijn duidelijk en ook wordt vermeld op welke vaardigheden de les in kwestie een beroep doet. Vooruit! besteedt ook aandacht aan theoretische onderwerpen die te maken hebben met de omgang met hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs. In wezen zou het stelselmatig doorwerken van de Vooruit! uitgaven al een heel complete invulling kunnen zijn voor een plusklas. NB: Dit materiaal is ook goed inzetbaar binnen de reguliere klassensetting.
Werkgidsen van Kinheim. Dit zijn projecten (te bestellen via Heutink) op allerlei gebied die de leerlingen met een grote mate van zelfstandigheid kunnen doorwerken. Denk aan: landen van de wereld, het dierenrijk, sprookjes en sagen en journalistiek. De gidsen zijn ‘op maat’ gemaakt voor leerlingen vanaf groep 3 tot en met 8: het zwaartepunt bij het aanbod ligt echter in de bovenbouw. Bij veel van de Kinheimprojecten is de computer (Internet) nodig. NB: Dit materiaal is heel geschikt om vanuit een plusklas mee te geven in de reguliere groep. Leerlingen kunnen het gebruiken als extra of vervangend werk. Terugkoppeling kan in de plusklas of op een vast moment met de eigen leerkracht. Het is aan te bevelen om ook de docentenhandleiding met antwoorden erbij te bestellen.
Topklassers. Uitgaven uit de Bekaplus-reeks, gericht op (hoog)begaafde leerlingen. Te bestellen via Heutink. Verrijkingsmateriaal in werkboekvorm op allerlei gebied: wiskunde, wetenschap, cultuur en vreemde talen. Ook hiermee kunnen leerlingen zelf aan de slag. NB: Ook dit materiaal is goed inzetbaar om vanuit de plusklas mee te geven in de reguliere groep als verrijking of vervanging van ‘te simpel werk’.
Het tijdschrift DaDa. Dit is een uitgave van Plint. Tijdschrift over kunst en kunstenaars voor kinderen vanaf 8 jaar. Iedere keer staat een stroming, een kunstenaar of een of ander fenomeen uit de kunst (het portret, landschappen, de zee, architectuur) centraal. NB: Ook leuk om in de reguliere groep mee te werken. Differentiatie gaat vanzelf omdat iedereen op zijn/haar eigen manier kan uitwerken.
Tijdschrift Talent. Tijdschrift Talent richt zich op ouders en begeleiders (leerkrachten en leerlingbegeleiders) van hoogbegaafde kinderen. Het tijdschrift verschijnt iedere twee maanden. Ieder nummer van talent bevat reportages, interviews, praktijkverhalen en achtergrondartikelen. Uitgeverij Van Gorcum. Website: www.tijdschrift-talent.nl.
De Talenkwartetten. Verkrijgbaar in Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans. Een leuke speelse manier om met een vreemde taal te stoeien. Uitspraak staat er fonetisch bij. Te koop bij iedere boekhandel (Uitgever Scala leuker leren).
20
Taaltoppers. Voor kinderen met een meer dan gemiddelde taalontwikkeling biedt de stof extra uitdaging. Niet alleen aan de nieuwe spelling wordt aandacht besteed maar ook aan woordenschat, puzzels, uitdrukkingen en creatief schrijven. Met deze verrijkingsstof kunnen leerlingen zelfstandig werken.
Rekenen. Rekentoppers, Stenvertbloks rekenmeesters, Plustaak rekenen en Rekentijgers: zelfstandige rekenopdrachten op een hoger niveau dan het reguliere rekenprogramma.
Denkwerk (Extra) 1 t/m 4 ( Bekadidact) en Detective Denkwerk. Traint de vaardigheden van gegevens op te zoeken, te interpreteren en te verwerken. Leerlingen worden gestimuleerd om verschillende bronnen te gebruiken.
Technobrains (opdrachtenboek met werkbladen eenvoudige technieken).
Logische Breinbrekers.
Filosoferen met kinderen. o.a. Klein maar dapper (methode filosofie).
Go Dynamics. Natuurkundige proefjes over dynamiek met aandacht voor o.a. oppervlaktespanning, de wet van Archimedes, soortelijk gewicht, verschillende soorten energie en de eerste wet van Newton. ‘Go Dynamics’ is goed te gebruiken met een groep jongere kinderen (vanaf groep 3). Het gaat om 45 proefjes. De materialen zijn niet duurzaam, maar door vervanging wel compleet te maken tot een duurzaam project. Te bestellen via www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com.
2.
Overige materialen
Individuele denkspellen/strategische spellen: Spellen van ThinkFun (o.a. Flip Side, Tipover, Camouflage, Safari Fun): Allerhande wiskundig getinte driedimensionale spelletjes die veel (ruimtelijk) inzicht vergen. Ieder spel kent een oplopende moeilijkheidsgraad zodat de leerlingen steeds een stapje verder kunnen. Spellen van Smart Games (o.a. Alcatraz, IQ Cabin, Rio Mino, Metro Ville). Overige spellen Blokus (Hopin International), Intercept (Sunshine initiative), River Crossing.
Breinbrekende spelletjes zoals: SET!, Boggle en Tantrix
Overige: Kapla (ontwikkelingsmateriaal), Knex, Technisch Lego en Dacta met opdrachtbladen, Beebot, Brainbox, Nanorobot, Sudoku, cryptogrammen, kruiswoordraadsels, doorlopers en woordspelletjes.
3.
Websites
www.slo.nl Heel veel informatie over hoogbegaafdheid, de doorgaande leerlijn, bruikbare materialen en nieuwe ontwikkelingen. Voor verrijking van leerkrachtkennis.
www.webje.yurls.net Hier zijn de meest uiteenlopende opdrachten en projecten te vinden voor alle leerlingen in het basisonderwijs. Er is een aparte plek ingeruimd voor leerlingen die meer uitdaging aankunnen. Zeer bruikbaar als het gaat om eigen projecten die kinderen m.b.v. de computer kunnen uitvoeren. Van de meeste projecten is overigens ook een papieren uitdraai te maken zodat er een werkboekje ontstaat.
21
www.webquest.nl Allerhande webquests die leerlingen zelf kunnen uitvoeren. Iedere webquest heeft een leerkrachtgedeelte. Via dit gedeelte zijn aanvullende materialen en/of werkbladen te downloaden en te uitprinten. Leerlingen kunnen een webquest uitwerken en de resultaten presenteren.
www.kennisnet.nl De website voor het onderwijs. Veel verwijzingen naar andere interessante informatie. Leerlingen zelf kunnen er terecht voor allerhande schoolse onderwerpen op ieder vakgebied. Erg leuk is de websitemaker. Kinderen maken stap voor stap een website over een onderwerp naar keuze.
www.zorn.nl Een website van een uitgeverij. Hier wordt onder meer een werkboekje (met handleiding en antwoorden) uitgebracht over de werking van de hersenen. Boekjes zijn gratis, alleen betaling van de verzendkosten. Leuk materiaal om bij aanvang van een plusklas mee te werken.
www.rekenweb.nl Rekenwebsite, bekend bij iedere leerkracht waarschijnlijk. Op deze site kunnen ook de (hoog)begaafde leerlingen uit de voeten met zeer pittige rekenproblemen en raadsels.
www.hoogbegaafdheidvlaanderen.be Website met vele links naar verschillende sites.
www.praktischtechniek.nl Op de site zijn vele kant en klare opdrachten te vinden die uitgevoerd kunnen worden met huis-, tuin- en keukenmaterialen. De opdrachten/proefjes/spellen kunnen zelfstandig door de leerlingen worden uitgevoerd.
www.ontdekplek.nl Op de site zijn vele kant en klare opdrachten te vinden die uitgevoerd kunnen worden met huis-, tuin- en keukenmaterialen. De opdrachten/proefjes/spellen kunnen zelfstandig door de leerlingen worden uitgevoerd.
www.e-nemo.nl Via Sience Center Nemo te Amsterdam, centrum met verrassende doe- en ontdekdingen over wetenschap en technologie, zijn opdrachten en kaarten te downloaden. Opdrachten zijn uit te voeren met huis-, tuin- en keukenmaterialen. Bij de opdrachten zijn leerkrachthandleidingen en doe-boeken voor in de klas te bestellen. Het educatieve materiaal is grotendeels gratis te downloaden. Op de site is een zoekmachine voor lesmaterialen te vinden, daarnaast verzorgd Nemo gratis workshops. Via Nemo is o.a. gratis het project ‘reis door de ruimte’ te bestellen. Het betreft 80 lessen, bruikbaar voor groep 1 t/m 8.
www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com Op de site van Minka Dumont (plusklasleerkracht in Amstelveen) zijn leuke, inspirerende en uitdagende projecten te vinden. De meeste gratis downloads zijn inmiddels geplaatst op ‘Sharepoint plusklassen’. Ook zijn via de site projecten te bestellen.
www.lich.nl Site van het Landelijk Informatie Centrum Hoogbegaafdheid.
www.opitec.nl.
www.kinheim.com
http://nl.wikipedia.org/wiki/hoofdpagina (vrije encyclopedie).
www.kinderfilosofie.nl en www.wijsneus.org
www.heutink.nl
www.eduforce.nl
22