(Uit: Mensenrechteneducatie in de les geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen)
THEMA
ONDERWIJS TIJDENS DE EERSTE SCHOOLSTRIJD
Sluit aan bij Mensenrechten of kinderrechten
De eerste schoolstrijd - Elk kind heeft het recht op onderwijs en gratis basisonderwijs dat hem/haar voorbereidt op een actief, verantwoordelijk leven als volwassene in een vrije samenleving met respect voor anderen en de omgeving. - De handhaving van de discipline op school moet verenigbaar zijn met de menselijke waardigheid en in overeenstemming verlopen met het Kinderrechtenverdrag. De leerlingen beseffen dat er er in de 19de eeuw onongelijke onderwijskansen waren en dat ook in onze huidige samenleving niet alle jongeren met gelijke kansen aan de start verschijnen. 5e jaar Analyse cijfermateriaal + Groepswerk
Doel Niveau Type Duur Materiaal Voorbereiding Doelstellingen
Vakgebonden eindtermen
50 minuten - spotprenten - de onderwijswetten - de artikels van de mensenrechten. Kopieer de spotprenten en de onderwijswetten voor de leerlingen. De leerlingen kunnen: - een tabel analyseren. - Uit spotprenten de nodige leerinhoud afleiden. - de eerste schoolstrijd situeren in tijd en ruimte. - vertellen wat de eerste schoolstrijd inhield. De leerlingen willen: - nadenken over de ongelijke onderwijskansen. - samenwerken per twee - nadenken hoe dit gekoppeld kan worden aan de mensenrechten. 1. Kennis en inzicht en vaardigheden in verband met tijd, ruimte en socialiteit a) kennis, inzicht en vaardigheden in verband met het historisch referentiekader - vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving onderling op basis van een probleemstelling uit de Socialiteitsdimensie b) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de bestudeerde samenlevingen uit de 19de en de 20ste eeuw - vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving onderling op basis van een probleemstelling uit de socialiteitsdimensie c) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de integratie tussen het historisch referentiekader en de bestudeerde samenlevingen uit de 19de en de 20ste eeuw - tonen aan dat ideologieën, mentaliteiten, waardestelsels en wereldbeschouwingen invloed uitoefenen op samenlevingen,
1│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
VOET
menselijke gedragingen en beeldvorming over het verleden Gemeenschappelijke stam Communicatief vermogen 1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk. Creativiteit 2 kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen en uitvoeren. Doorzettingsvermogen 4. blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven. Empathie 5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen. Flexibiliteit 9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en omstandigheden. Initiatief 10. engageren zich spontaan. Kritisch denken 11. kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h.v. relevante criteria. 12. zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken. 13. kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken. Open en constructieve houding 16. houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in samenleving en wereld. 17. toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten. Respect 18. gedragen zich respectvol. Samenwerken 19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen. Verantwoordelijkheid 20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving. Zorgvuldigheid 25. stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van anderen. Context 2 Mentale gezondheid 2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en rouw. 3. erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp. Context 3 Sociorelationele ontwikkeling 2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in relaties. 4. kunnen ongelijk toegeven en zich verontschuldigen. 6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. 9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten.
2│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Instructies 1. Startfase/ gesprekfase Toon de cijfergegevens van het aantal lagere scholen en leerlingen in België van 1830- 1878. Stel de volgende vragen aan de leerlingen: - Wat wordt er in deze grafiek weergegeven? - Van wanneer tot wanneer zijn deze cijfergegevens? - Welke verschillende soorten scholen zijn er? Leg dan ook het verschil uit tussen de officiële scholen en vrije scholen. - Hoe evolueert het aantal leerlingen in de loop van de jaren? - Hoe evolueert het aantal scholen in de loop der jaren? Bespreek de tabel door middel van deze vragen en vertel over de eerste schoolstrijd. (zie informatiefiche) 2. Verwerkingsfase 1. Toon enkele spotprenten die te maken hebben met het onderscheid tussen het vrij onderwijs en het gemeentelijk onderwijs. 2. Laat de leerlingen per twee werken en de spotprenten bespreken. Geef één deel van de klas 2 spotprenten van de liberalen. Geef het andere deel de spotprenten van de katholieken. Laat ze de vragen bij de spotprenten beantwoorden. Laat daarna op groot scherm één voor één de spotprenten zien. Stel de vragen die de leerlingen ook hebben moeten oplossen. 3. Geef de verschillende groepen een onderwijswet uit de nieuwste tijd te zien en laat hen hierover enkele vragen beantwoorden. Zorg ervoor dat elke onderwijswet door verschillende groepjes behandeld worden. De verschillende groepjes komen daarna voor de klas vertellen wat hun onderwijswet inhield en wat de gevolgen waren voor het gemeentelijk onderwijs of het vrij onderwijs. 4. Toon daarna de vereenvoudigde versie van de 30 artikelen van de mensenrechten en vraag welke mensenrechten geschonden werden in deze onderwijswetten. 3. Nabespreking 1. Wanneer alle spotprenten zijn besproken, vraag je eerst of er moeilijkheden waren met de analyse van de spotprenten. 2. Stel daarna een aantal vragen over de situatie nu: - Bestaan er nu nog verschillende soorten scholen? Zo ja, welke? - In welke soort school zitten jullie? - Zouden jullie in de andere soort school willen zitten? Waarom wel/ niet? - Waarom zijn er verschillende soorten scholen? - Wat is er verschillend qua onderwijs in deze scholen? Geven ze in beide scholen dezelfde vakken? Zo nee, wat is hier dan het verschil qua vakken? - Worden er nu nog mensenrechten in het onderwijs geschonden? Welke? 3. Vraag ook of er moeilijkheden waren bij de vragen over de onderwijswetten.
3│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Informatiefiche: onderwijs tijdens de eerste schoolstrijd Historische informatie Het secundair onderwijs werd in de Nieuwste Tijd uitgebouwd. Ook ontstonden rijksuniversiteiten (Gent en Brussel) als antwoord op de katholieke dominantie.
er
In 1842 werd de eerste organieke wet op het lager onderwijs aangenomen. Hierdoor werd elke gemeente ertoe verplicht minstens één lagere school te hebben en kosteloos onderwijs aan arme kinderen te verstrekken. Een vrije school mocht de gemeenteschool vervangen. De geestelijkheid mocht het godsdienstonderwijs inspecteren en de schoolboeken onderzoeken. 1 In de jaren 1879-1884, tijdens het liberale bewind, woedde de eerste schoolstrijd met het lager onderwijs als inzet. Het is een schoolstrijd tussen het officiële onderwijs, ingericht door de staat, en het vrije onderwijs( Dat in die tijd werd ingericht door de katholieken). Bij hun eerste congres in 1846 hadden de liberalen het openbaar lekenonderwijs in hun programma opgenomen. In 1879 voerden ze een schoolwet door die bepaalde dat iedere gemeente één officiële lagere school moest hebben. Dit betekende zonder godsdienstonderricht en enkel onder controle van de burgerlijke overheid. De schoolwet hield nog enkele andere punten in, namelijk: de subsidiëring van vrije scholen werd door de gemeente afgeschaft, alle onderwijzers moesten gediplomeerd zijn en het godsdienstonderwijs wordt voortaan in openbare scholen buiten de lesuren gegeven en alleen op uitdrukkelijk verzoek van de ouders. Tegen deze ‘ongelukswet’ die ‘scholen zonder God’ inrichtte volgde een bijzonder heftige katholieke campagne ter bescherming van de ‘ziel van het kind’. Het episcopaat verbiedt alle huisvaders hun kinderen naar de openbare scholen te sturen en alle katholieken om er een functie uit te oefenen. Hierbij worden religieuze machtsmiddelen ingezet, zoals de weigering van sacramenten aan personeel van openbare scholen, aan leerlingen van die scholen en hun ouders. Duizenden onderwijzers nemen ontslag en het aantal leerlingen daalt tot 20% van de totale schoolbevolking. Vooral in Vlaanderen is de toestand dramatisch. De liberale partij leed in 1884 een verpletterende verkiezingsnederlaag. Op 23 juli 1884 wordt er een nieuw katholiek wetsontwerp ingediend, met hierin herstel van de gemeentelijke autonomie betreffend het lager onderwijs, het opnieuw stichten van vrije scholen en het weer in handen krijgen van het bestuur. Officiële diploma’s voor onderwijzers vindt men niet meer nodig. De liberalen komen hiertegen in actie: in een collectieve petitie verzoeken de ondertekenaars de kamer en de koning het wetsontwerp te verwerpen en geven ze aan zich met alle mogelijke wettelijke middelen te zullen verzetten. Al vlug volgt er een grote betoging in Brussel. Op 31 augustus komt er een treffen tussen beiden waarbij vlaggen worden verscheurd en muziekinstrumenten worden kapot gemaakt. Op 28 september 1884 volgt de publieke afkondiging van de katholieke schoolwet.2 De verschillende onderwijsnetten 3
2
het Gemeenschapsonderwijs is het onderwijs dat door de openbare instelling "Het Gemeenschapsonderwijs" georganiseerd wordt in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. Het gemeenschapsonderwijs is door de grondwet verplicht tot neutraliteit. Dit wil zeggen dat de religieuze, filosofische of ideologische overtuiging van de ouders en de leerlingen moet gerespecteerd worden.
het gesubsidieerd officieel onderwijs omvat het gemeentelijk onderwijs, georganiseerd door de gemeenten en steden en het provinciaal onderwijs, georganiseerd door de provinciebesturen. Het gesubsidieerd officieel onderwijs moet open staan voor alle levensbeschouwingen.
GRANDI OPERE (red.), Wereldgeschiedenis 11, van het imperialisme tot het facisme, Utet Spa, 2007, p. 17-19
3
VLAAMSE OVERHEID (red.), onderwijsnet, internet, 14-06-2010, (http://ond.vlaanderen.be/gidsvoorleraren/1indienst/onderwijsnet.htm)
4│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
het gesubsidieerd vrij onderwijs is het onderwijs dat op privé-initiatief georganiseerd wordt (dus niet door een overheid). Het vrij onderwijs bestaat hoofdzakelijk uit katholieke scholen. Er zijn echter ook protestantse, joodse, orthodoxe, islamitische, … scholen mogelijk. Daarnaast heb je ook nog scholen die niet aan een godsdienst verbonden zijn in het vrij onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn de Freinetscholen, de Montessorischolen en de Steinerscholen die specifieke pedagogische methoden toepassen. Ze worden ook methodescholen genoemd.
5│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) (vereenvoudigde versie) Artikel 1 Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld. Artikel 2 Ieder heeft recht op alle rechten, ongeacht of je jong of oud, man of vrouw bent, welke huidskleur je hebt, welke godsdienst je belijdt of welke taal je spreekt. Artikel 3 Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid. Artikel 4 Slavernij is verboden. Artikel 5 Je mag niemand martelen. Artikel 6 Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen. Artikel 7 De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden. Artikel 8 Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de wetten van je land niet goed wordt behandeld. Artikel 9 Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land uit te sturen. Artikel 10 Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden. Artikel 11 Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen tegen beschuldigingen. Artikel 12 Je hebt het recht op privacy: op bescherming als iemand je lastig valt, je brieven opent of kwaad van je spreekt. Artikel 13 Je hebt het recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het buitenland. Artikel 14 Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen om jou te beschermen. Artikel 15 Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben. Artikel 16 Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten. Artikel 17 Je hebt het recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede redenen afnemen. Artikel 18 Je hebt het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Artikel 19 Je hebt het recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Artikel 20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt. Artikel 21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land. Artikel 22 Je hebt het recht op maatschappelijke zekerheid en om jezelf te ontwikkelen. Artikel 23 Je hebt het recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op een rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen. Artikel 24 Je hebt het recht op vrije tijd en vakantie. Artikel 25 Je hebt het recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Artikel 26 Je hebt het recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Artikel 27 Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen voortbrengen. Artikel 28 De overheid moet ervoor zorgen dat er een "orde" is die al deze rechten beschermt. Artikel 29 Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun mensenrechten kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze mensenrechten. Artikel 30 Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten te vernietigen die in deze Verklaring staan.
6│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Tabel: Aantal lagere scholen en leerlingen in België (1830-1878)4 Aantal lagere scholen en leerlingen in België (1830-1878) 5000
4500
4000
3500
3000 Gemeentescholen Aangenomen vrije scholen Geheel vrije scholen
2500
2000
1500
1000
500
0 1830
4
1840
1843
1845
1848
1851
1854
1857
1860
1863
1866
1869
1872
1875
1878
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
7│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Spotprent 15
5
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
8│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 1 - Wat staat er op de vlag? ............................................................................................................................. - Met welk onderwijs wordt hier de spot gedreven? Het vrij of het gemeentelijk? ............................................................................................................................. - Wat doet de man met de bril met de kinderen? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat is een wanmolen? ............................................................................................................................. - Hoe gaan de kinderen in de machine? Waarom zouden die daar zo in gaan? ............................................................................................................................. - Hoe komen de kinderen uit de machine? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat wil men met deze spotprent zeggen? ............................................................................................................................. .............................................................................................................................
9│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Spotprent 26
6
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
10│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 2 - Welke twee verschillende scholen worden hier weergegeven? ............................................................................................................................. - Wat betekent Enseignement Officiël? ............................................................................................................................. - Wat betekent enseignement religieux? ............................................................................................................................. - Wat betekent ‘de bons ouvriers et employes gagnent de haute salaires’? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat betekent ‘ des ignorant incapbles gagnent leur vie’? ............................................................................................................................. - Wat wordt op de bovenste prenten weergegeven? ............................................................................................................................. - Wat wordt op de twee onderste prenten weergegeven? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wie zou deze spotprent gemaakt hebben? Waarom? .............................................................................................................................
11│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Spotprent 37
7
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
12│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 3 - Wat wordt er op deze spotprent weergegeven? ............................................................................................................................. - Wat betekent ‘les bourreurs de cranes’? ............................................................................................................................. - Wat betekent ‘Comment les clericaux voudraient instruire nos enfants’? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat heeft de leraar vast op deze afbeelding? ............................................................................................................................. - Wat giet de leraar in de trechters van de leerlingen? ............................................................................................................................. - Waarom zou hij dit doen? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wie zou deze spotprent gemaakt hebben? Waarom? .............................................................................................................................
13│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Spotprent 48
8
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
14│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 4 - Wat wordt er verwacht voor de gedoopte kinderen? ............................................................................................................................. - Waar kan men dat onderwijs verkrijgen volgens deze affiche? ............................................................................................................................. - Wat zegt men hier over de staatsschool? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Welk onderwijs moeten gedoopte kinderen volgens deze affiche volgen? ............................................................................................................................. - Wie zou deze affiche hebben gemaakt? Waarom? .............................................................................................................................
15│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Onderwijswet 1 (1842)9: •
Unionistisch compromis: –
Elke gemeente ten
minste één gemeenteschool (eventueel geadopteerde
katholieke school) –
Godsdienst verplicht in alle scholen
–
Rijksinspectie en diocesane inspectie
Vragen bij onderwijswet 1: - Wat zegt deze onderwijswet? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat moet er volgens deze wet in elke school zijn? ............................................................................................................................. - Wie inspecteert de scholen? ............................................................................................................................. - Geven ze hier voorrang aan één school? .............................................................................................................................
9
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
16│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Tweede wet op het lager onderwijs ( 1879)10
Iedere gemeente moet zelf een gemeentelijke lagere school bezitten (geen vrije school adopteren)
Godsdienstonderwijs wordt geschrapt
De kerkelijke inspectie wordt afgeschaft
Nieuwe vakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurwetenschappen…)
Gediplomeerden van de rijksnormaalscholen krijgen voorrang bij benoeming van de gemeentelijke onderwijzers
Vragen bij de tweede wet op het lager onderwijs: - Welke school moet elke gemeente zeker bezitten? ............................................................................................................................. - Welk vak wordt er geschrapt in deze onderwijswet? ............................................................................................................................. - Welke inspectie wordt afgeschaft? ............................................................................................................................. - Wie krijgt er voorrang bij de benoeming van de gemeentelijke onderwijzers? ............................................................................................................................. - Put hier één soort school voorrang uit deze wet? Zo ja, welke? .............................................................................................................................
10
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
17│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Derde wet voor lager onderwijs (1884)11
–
Gemeente mag opnieuw vrije scholen adopteren
–
Elke gemeente beslist zelf of godsdienstonderwijs op het officieel programma komt. De ouders beslissen zelf of hun kinderen deze lessen moeten bijwonen
–
Natuurwetenschappen verdwijnt van het verplichte programma
–
Gediplomeerden
van
de
rijksnormaalscholen
krijgen
niet
langer
voorrang
voor
benoeming Vragen bij derde wet: - Wat mag de gemeente opnieuw doen volgens het eerste punt van de derde onderwijswet? ............................................................................................................................. - Waar beslist de gemeente zelf over volgens deze onderwijswet? ............................................................................................................................. - Wie kan er allemaal benoemd worden? ............................................................................................................................. - Krijgt hier een school voorrang volgens deze wet? ............................................................................................................................. .............................................................................................................................
11
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
18│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vierde wet voor lager onderwijs (1895)12 - Ook het vrije onderwijs moet een subsidiëring krijgen. Vragen bij onderwijswet 4: - Wat is subsidiëring? ............................................................................................................................. - Wat wordt er bedoeld met het vrij onderwijs? ............................................................................................................................. - Wat krijgt het vrij onderwijs dus vanaf 1895? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. - Wat is de andere soort school? ............................................................................................................................. - Wordt er hier een school voorgetrokken in deze onderwijswet? .............................................................................................................................
12
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
19│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 1 - Wat staat er op de vlag? Wereldlijk verplichtend onderwijs - Met welk onderwijs wordt hier de spot gedreven? Het vrij of het Gemeenschapsonderwijs? Het gemeenschapsonderwijs.
- Wat doet de man met de bril met de kinderen? Hij steekt de kinderen in de wanmolen. - Wat is een wanmolen? Deze machine scheidt het kaf van de graankorrels. - Hoe gaan de kinderen in de machine? Waarom zouden die daar zo in gaan? Ze gaan er geblinddoekt in. Ze gaan er onwetend in.
- Hoe komen de kinderen uit de machine? De kinderen komen eruit als vandalen.
- Wat wil men met deze spotprent zeggen? Men wil hier mee zeggen dat de officiële scholen de kinderen opvoedt tot herrieschoppers en vandalen.
Vragen bij spotprent 2 - Welke twee verschillende scholen worden hier weergegeven? De katholieke school en de officiële school.
- Wat betekent enseignement officiel? Het officiële onderwijs - Wat betekent enseignement religieux? Het religieuze onderwijs. - Wat betekent ‘de bons ouvriers et employés gagnent de haute salaires’? Goede werklieden en werknemers die een goed loon verdienen.
- Wat betekent ‘des ignorants incapbles gagnent leur vie’? Onwetenden, niet in staat om hun brood te verdienen.
- Wat wordt op de bovenste prenten weergegeven? Hier zie je dat bij het officieel onderwijs de leerlingen veel leren en dat ze bij de katholieke school alleen maar bidden.
- Wat wordt op de twee onderste prenten weergegeven? Deze prenten tonen dat je het door officieel onderwijs te volgen ver zal schoppen en dat je met wat je geleerd hebt in een katholieke school niet bekwaam bent om een job uit te oefenen.
- Wie zou deze spotprent gemaakt hebben? Waarom? Voorstanders van het officiële onderwijs hebben deze spotprent gemaakt, want ze lachen met de katholieke school.
20│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Vragen bij spotprent 3 - Wat wordt er op deze spotprent weergegeven? Je ziet de leraar allemaal katholieke symbolen in het hoofd van de leerlingen gieten.
- Wat betekent ‘les bourreurs de crane’? De voeders van de hersenen - Wat betekent ‘Comment les clericaux voudraient instruire nos enfants’? Hoe de geestelijken de kinderen onze kinderen zouden willen opvoeden.
- Wat heeft de leraar vast op deze afbeelding? Hij heeft een kan vast. - Wat giet de leraar in de trechters van de leerlingen? Hij giet religieuze symbolen in de hoofden van de leerlingen.
- Waarom zou hij dit doen? Hij wil de leerlingen de christelijke leer aanleren. - Wie zou deze spotprent gemaakt hebben? Waarom? De liberalen omdat ze zeggen dat de vrije scholen alleen maar religieus onderwijs aan de leerlingen verschaffen en verder weinig nuttigs.
Vragen bij spotprent 4 - Wat wordt er verwacht voor de gedoopte kinderen? Dat ze goed onderwijs krijgen: modern, toezicht van de leerkrachten en een alzijdige opvoeding.
- Waar kan men dat onderwijs verkrijgen volgens deze affiche? In de christelijke school.
- Wat zegt men hier over de staatsschool? Dat neutraliteit niet bestaat, dat daar antigodsdienstige leerkrachten lesgeven en dat er zich talrijke kinderen bevinden van niet- christelijke kinderen.
- Welk onderwijs moeten gedoopte kinderen volgens deze affiche volgen? Katholiek onderwijs.
- Wie zou deze affiche hebben gemaakt? Waarom? De katholieke school maakte deze affiche om het katholieke onderwijs te promoten.
21│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Onderwijswet één (1842)13: •
Unionistisch compromis: –
Elke gemeente heeft ten minste één gemeenteschool (eventueel geadopteerde katholieke school)
–
Godsdienst verplicht in alle scholen
–
Rijksinspectie en diocesane inspectie
Vragen bij onderwijswet 1: - Wat wordt er deze onderwijswet gezegd? Dat elke gemeente tenminste één gemeenteschool moet bezitten.
- Wat moet er volgens deze wet in elke school zijn? Godsdienst moet verplicht in alle scholen. - Wie inspecteert de scholen? De rijksinspectie en de diocesane inspectie. - Geven ze hier voorrang aan één school? De scholen zijn ongeveer gelijk, maar toch wordt er voorrang gegeven aan de gemeenteschool.
Tweede wet op het lager onderwijs ( 1879)14
Iedere gemeente moet zelf een gemeentelijke lagere school bezitten (geen vrije school adopteren)
Godsdienstonderwijs wordt geschrapt
De kerkelijke inspectie wordt afgeschaft
Nieuwe vakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurwetenschappen…)
Gediplomeerden van de rijksnormaalscholen krijgen voorrang bij benoeming van de gemeentelijke onderwijzers
Vragen bij de tweede wet op het lager onderwijs: - Welke school moet elke gemeente zeker bezitten? Elke school moet een gemeentelijke lagere school bezitten en niet zomaar een vrije school adopteren.
- Welk vak wordt er geschrapt in deze onderwijswet? Godsdienst. - Welke inspectie wordt afgeschaft? De kerkelijke inspectie. - Wie krijgt er voorrang bij de benoeming van de gemeentelijke onderwijzers? Gediplomeerden van rijksnormaalscholen krijgen voorrang.
- Put hier één soort school voorrang uit deze wet? Zo ja, welke? Ja, de gemeenteschool.
13
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
14
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
22│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│
Derde wet voor lager onderwijs (1884)15 –
Gemeente mag opnieuw vrije scholen adopteren
–
Elke gemeente beslist zelf of godsdienstonderwijs op het officieel programma komt. De ouders beslissen zelf of hun kinderen deze lessen moeten bijwonen
–
Natuurwetenschappen verdwijnt van het verplichte programma
–
Gediplomeerden
van
de
rijksnormaalscholen
krijgen
niet
langer
voorrang
voor
benoeming Vragen bij derde wet: - Wat mag de gemeente opnieuw doen volgens het eerste punt van de derde onderwijswet? Vrije scholen adopteren mag terug.
- Waar beslist de gemeente zelf over volgens deze onderwijswet? Of er godsdienst komt op het officieel programma of niet.
- Wie kan er allemaal benoemd worden? Iedereen. - Krijgt hier een school voorrang volgens deze wet? Nee, de scholen zijn gelijk voor de wet.
Vierde wet voor lager onderwijs (1895) 16 - Ook het vrije onderwijs moet een subsidiëring krijgen. Vragen bij onderwijswet 4: - Wat is subsidiëring? Dit is een tijdelijke bijdrage van de overheid aan de behoeftigen.
- Wat wordt er bedoeld met het vrij onderwijs? Dit zijn de katholieke scholen en de methodescholen.
- Wat krijgt het vrij onderwijs dus vanaf 1895? Een subsidiëring. - Wat is de andere soort school? Het officiële net.
- Wordt er hier een school voorgetrokken in deze onderwijswet? Nee, want ze krijgen allebei een subsidie
15
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
16
HENKENS, B., De historische en juridische aspecten van onderwijs en samenleving, 2005
23│De eerste schoolstrijd │MRE in geschiedenis leerlijn (on)gelijke onderwijskansen│