Onderwijs in Kaart Trends en ontwikkelingen
Noord-Brabant
Transvorm Tilburg, juni 2015 Spoorlaan 171 04
Postbus 4275
T 088 144 40 00
I
www.transvorm.org
5038 CB Tilburg
5004 JG Tilburg
F 088 144 40 88
E
[email protected]
Voorwoord De sector zorg en welzijn verkeert midden in een transitie die zijn weerga niet kent. Door de bezuinigingen en de stelselwijzigingen krijgt de sector de komende jaren een volledig andere aanblik. Met minder mensen zal meer en andere zorg moeten worden geleverd. Tegelijkertijd zal de vraag naar complexere zorg toenemen. Daarbij dienen zich talloze vragen aan: Welke competenties hebben de medewerkers in zorg en welzijn nodig? Op welke niveaus? En met hoeveel werknemers? Zoals ook uit deze Onderwijs in Kaart blijkt zijn er inmiddels vele commissies, werkgroepen, rapporten, analyses en wetgeving geproduceerd of in voorbereiding om de veranderingen te begeleiden of in kaart te brengen. Al deze initiatieven richten zich op het vernieuwen van de zorgberoepen en de opleidingen en op het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs en de beroepspraktijk. Maar nu moet het nog wel gebeuren! De praktijk leert dat dat alleen op regionaal niveau goed kan. Scholieren zoeken en volgen een opleiding dicht bij hun woonplaats en voor het overgrote deel blijven ze ook in de regio wonen. Dat betekent dat werkgevers en vertegenwoordigers vanuit het onderwijs in de regio met elkaar aan de slag moeten om inhoud en vorm te geven aan de vele veranderingen die nodig zijn. Deze Onderwijs in Kaart heeft tot doel dit gesprek op regionaal niveau te ondersteunen en te faciliteren. Hopelijk levert het een bijdrage aan het gezamenlijk beeld van de ‘medewerker van de toekomst’. Wat moet deze medewerker kennen en kunnen? Hoeveel zijn er nodig op welke niveaus? En hoe kunnen we gezamenlijk inhoud geven aan de opleidingsuitdagingen die er liggen.
Piet Verrijt Directeur/bestuurder
1
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 1 1
De sector zorg en welzijn in ontwikkeling ................................................................................ 4 1.1 Werkgelegenheid .................................................................................................................... 4 1.2 Trends en ontwikkelingen ....................................................................................................... 6
2
3
Het onderwijs in ontwikkeling .................................................................................................... 9 2.1
Cijfermatige Trends en ontwikkelingen in het mbo .............................................................. 9
2.2
Cijfermatige trends en ontwikkelingen in het hbo .............................................................. 13
2.3
Trends en ontwikkelingen in het Wetenschappelijk Onderwijs ......................................... 15
Inhoudelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant ..................................................................... 16 3.1
Ontwikkelingen in de regio West-Brabant ......................................................................... 18
3.2
Ontwikkelingen in de regio Midden-Brabant ...................................................................... 19
3.3
Ontwikkelingen in de regio Noordoost-Brabant ................................................................. 19
3.4
Ontwikkelingen in de regio Zuidoost-Brabant .................................................................... 20
4
Landelijke ontwikkelingen ........................................................................................................ 22
5
Conclusies, aanbevelingen en acties ...................................................................................... 26
Regionale katernen ............................................................................................................................. 30 Bijlage 1 – Onderzoek naar competenties van de toekomst ........................................................... 39 Bijlage 2 – Toekomstige functiemix volgens werkgevers ............................................................... 45 Bijlage 3 – CanMEDS ........................................................................................................................... 46 Met dank aan ........................................................................................................................................ 48 Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 49
2
3
1 De sector zorg en welzijn in ontwikkeling De sector zorg en welzijn is volop in ontwikkeling. Om de ontwikkelingen en cijfers in de discussie over het onderwijs te kunnen plaatsen, is inzicht in de context nodig. Daarom geven we in dit hoofdstuk een beknopt overzicht van de belangrijkste cijfermatige en inhoudelijke ontwikkelingen in de sector.
1.1 Werkgelegenheid Als gevolg van het regeerakkoord (november 2012) is sprake van een trendbreuk in de werkgelegenheid. Deze trendbreuk is voelbaar in de praktijk en zichtbaar in de cijfers. Onderstaande 1 tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling in de provincie Noord-Brabant sinds 2010. Tabel 1: Overzicht werkgelegenheidsontwikkeling zorg en welzijn Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014*
Aantal mensen
160.385
164.358
165.005
161.462
155.502
Aantal FTE
103.121
104.807
105.436
102.746
96.034
Medewerkers met flexibel contract
20.453
21.646
23.123
23.092
22.032
Medewerkers jonger dan 30 jaar
23,0%
23,0%
22,8%
22,0%
21,0%
Medewerkers ouder dan 55 jaar
15,2%
16,4%
17,7%
19,4%
21,5%
* De cijfers over 2014 zijn voorlopig
Zoals uit bovenstaande tabel blijkt is de werkgelegenheid in de sector in een periode van 2 jaar met 9.500 medewerkers gedaald. Dit is een daling van bijna 6 %. Met betrekking tot deze daling zijn een groot aantal opmerkingen te maken. We beperken ons in deze rapportage tot enkele hoofdlijnen: Ontwikkelingen per werkveld en regio De ontwikkeling in de werkgelegenheid varieert per werkveld en per regio. Hoofdlijn is dat in alle werkvelden sprake is van een daling van het aantal medewerkers. Het tempo, de omvang en het ‘ritme’ waarin de daling zich voltrekt is echter zeer verschillend. In de Arbeidsmarkt in Kaart (oktober 2014) is een uitvoerige analyse per werkveld en regio opgenomen. Veel ontslagen nog niet verwerkt In de loop van 2014 zijn veel ontslagen aangekondigd die in 2015 nog moeten worden geëffectueerd. Daarbij komt dat de daadwerkelijk transitie en veranderingen tijdelijk zijn ‘verzacht’ of verspreid over 2015 en 2016 worden uitgevoerd. Dat betekent ook in 2015 en 2016 nog een substantieel verlies van werkgelegenheid. Ontwikkelingen per functieniveau Betrouwbare cijfers over de ontwikkelingen per functieniveau zijn nog niet beschikbaar, maar uit de vele rapportages en overzichten blijkt dat het verlies van werkgelegenheid zich concentreert op de lagere niveaus (niveau 1 en 2). Daarnaast blijkt echter dat vanwege specifieke ontwikkelingen in een regio of werkveld ook hoger opgeleiden hun baan verliezen. Opvang van de krimp In 2014 hebben een aantal omvangrijke ontslagen en faillissementen in de sector veel aandacht gevraagd. Opvallend is echter dat een groot aantal medewerkers relatief ‘geruisloos’ zijn uitgestroomd door natuurlijk verloop en het niet voortzetten van tijdelijke contracten. Ook hebben veel werkgevers en werknemers een oplossing gevonden door het afsluiten van vaststellingsovereenkomsten. Dit blijkt ook uit het feit dat in 2014 op landelijk niveau door het UWV ‘slechts’ 2.200 ontslagvergunningen zijn toegekend, maar wel 35.000 medewerkers een WW-uitkering toegekend hebben gekregen.
1
De cijfers over de gehele provincie Noord-Brabant geven een goed beeld over de algemene werkgelegenheidsontwikkeling in de sector. Door de verwevenheid van organisaties en activiteiten bieden de sub-regionale werkgelegenheidscijfers minder houvast. Deze regionale cijfers zijn wel opgenomen in de regionale katernen.
4
5
Gevolgen personeelssamenstelling De enorme bezuinigingen hebben gevolgen voor de mobiliteit in de sector. Dit blijkt onder andere uit de sterke stijging van de medewerkers ouder dan 55 jaar.
1.1.1 Werkgelegenheidsontwikkeling op korte en middellange termijn Uit alle arbeidsmarktanalyses en trends blijkt dat we op de arbeidsmarkt van zorg en welzijn de komende jaren twee soorten discrepanties zullen zien. Enerzijds zal er sprake zijn van overschotten aan personeel als gevolg van hervormingen en bezuinigingen. Anderzijds zal er sprake zijn van tekorten aan medewerkers met specifieke competenties. Voor branches – en individuele werkgevers – zal er vaak tegelijkertijd sprake zijn van overschotten en specifieke tekorten. Begin 2015 is deze ontwikkeling al duidelijk merkbaar. Uit analyses van 2 Brabantzorg.Net en onderzoek van het ROA en het UWV kan het volgende overzicht worden samengesteld. Veel vraag naar (2015-2017)
Weinig vraag naar (nu)
mbo
Lager en middelbaar
Medisch (verpleegkundigen vooral in de wijk, doktersassistentes)
Helpende, medewerker facilitaire dienst, woonbegeleider, activiteitenbegeleider
Technisch-medisch (audicien, opticien, tandtechnicus)
Hoger Sociaal cultureel -, maatschappelijk-, pedagogisch werker
hbo Medisch (wijkverpleegkundigen, 3 verpleegkundigen, POH -ers) wo Medische (medisch specialisten zoals geriaters en psychiaters, bedrijfsartsen)
Op de iets langere termijn (na 2017) dreigen mogelijk weer grotere tekorten als gevolg van de vergrijzing en de toename van de zorgvraag. Naar verwachting betreft het dan voornamelijk verpleegkundigen op mbo- en hbo-niveau.
1.2 Trends en ontwikkelingen Om zorg en welzijn ook in de toekomst betaalbaar te houden voert het kabinet een ingrijpende wijziging van het stelsel door en worden forse bezuinigingen opgelegd. Tegelijk met de gevolgen van dit beleid heeft de sector op middellange en langere termijn te maken met belangrijke demografische, technologische en maatschappelijke trends. Gezamenlijk hebben deze trends en ontwikkelingen een grote impact op het leren en werken in de sector zorg en welzijn.
Snelle veranderingen Het werk en de organisatie van werk in de sector veranderen in een hoog tempo. Medewerkers moeten meegenomen worden in de veranderingen en ook opleidingen moeten zich aanpassen aan de nieuwe realiteit, die blijvend aan verandering onderhevig is. Als een gevolg van deze trend worden bijvoorbeeld flexibilisering van de arbeidsmarkt en een leven lang leren steeds belangrijker. Medewerkers moeten breed en flexibel inzetbaar zijn en continu leren. Dat leren moet efficiënt en effectief zijn en kan niet teveel geld kosten. Dit vraagt om nieuwe onderwijsconcepten en een vergaande integratie van onderwijs en praktijk.
2
Reseachbureau voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Gelieerd aan de Universiteit Maastricht. Publiceerden in 2013 “De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2018” 3
Praktijkondersteuner Huisarts
6
Participatiemaatschappij - de burger krijgt de regie De overheid stuurt op een Participatiemaatschappij, die inmiddels met horten en stoten vorm krijgt. Voor de sector zorg en welzijn heeft dit als gevolg dat de relatie met cliënten, patiënten en hun netwerk verandert. Zij kunnen bijvoorbeeld zelf bepalen bij wie ze zorg inkopen. Ook de rol van gemeenten verandert. En het werk gebeurt steeds meer extramuraal, in de wijk, in samenwerking met alle partijen die daar actief zijn. Dit heeft impact op (de dynamiek rondom) de afstemming tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Onder meer het organiseren van de aansluiting tussen onderwijs en praktijk is minder makkelijk in een extramurale setting dan in een intramurale. Hoe bewaak je bijvoorbeeld de kwaliteit van een praktijkervaring en de kwaliteit van zorg, als een student wordt opgeleid tot werk dat hij of zij alleen bij een burger moet kunnen verrichten? De burger zal daarom een centralere rol gaan spelen in het opleiden voor de sector.
Technologische vooruitgang Technische middelen helpen de burger om de regie te pakken. Door bijvoorbeeld informatie te geven die voorheen alleen beschikbaar was voor professionals, door communicatie met professionals op afstand mogelijk te maken, door hen te begeleiden in het doen van activiteiten en door activiteiten voor hen te doen. In complexe cure organisaties maken technologieën ingewikkelde procedures mogelijk. Zo nemen ze professionals werk uit handen, goed voor de arbeidsproductiviteit. En de kwaliteit van de zorg neemt toe. Daarnaast wordt werk gecreëerd. Professionals moeten immers leren werken met de nieuwe technologie en de burger helpen daarmee om te gaan. Een open houding ten aanzien van technologische ontwikkelingen is daarom van het grootste belang. Deze ontwikkeling opent deuren voor nieuwe doelgroepen die de technologie uitvinden, implementeren, onderhouden en verder ontwikkelen. Ook kunnen nieuwe technologieën kansen bieden voor nieuwe onderwijsconcepten, zoals online leren op afstand. Voor alle technieken geldt dat keuzes gemaakt moeten worden. Niet alles kan ingekocht en ingezet worden. De burger zal daarin ook een rol hebben; zij kan immers zelf ook nieuwe technologieën inkopen die hem/haar ondersteunen.
Ontschotting Rondom de burger moeten zorg en welzijn vormgegeven worden en daarin is samenwerking tussen werkgevers noodzakelijk. In lijn met de Participatiemaatschappij is dus sprake van ontschotting tussen de werkvelden. In het initieel opleiden voor de sector zal er daarom meer uitgegaan worden van een generalistische basis, zodat professionals in een veelheid aan situaties hun weg weten te vinden. Voor het post-initieel opleiden geldt aan de ene kant dat deze een inhoudelijke aanvulling moeten vormen op de generalistische basis. En aan de andere kant dat het aanpassen van de rol van de professional ten opzichte van de burger en andere professionals aan bod komt. In het vormgeven van leren in de praktijk zal aandacht moeten zijn voor interdisciplinair werken.
Regionalisering Eveneens in lijn met de Participatiemaatschappij worden zorg en welzijn steeds meer lokaal vormgegeven. Hierin is een onderscheid te zien tussen hoogspecialistische zorg, die juist niet lokaal georganiseerd wordt, en de rest. In lijn ook met de ontschotting maakt deze ontwikkeling dat leren voor de sector steeds meer vanuit een regionaal perspectief bezien wordt.
Marktwerking – meer doen met minder De overheid stuurt ook op meer marktwerking in de sector. Dit is één van de drivers achter de druk op budgetten: zo goed mogelijke zorg voor een zo laag mogelijke prijs. Zorgverzekeraars sturen hier actief op, via veel verschillende wegen. Hiermee beïnvloeden zorgverzekeraars het arbeidsmarktperspectief vanuit sommige opleidingen direct. Een voorbeeld is de hbo-psycholoog. Die mag nu geen hoofdbehandelaar zijn, wat het arbeidsmarktperspectief negatief beïnvloedt. Wordt dit veranderd in de toekomst, dan maken hbo-psychologen meer kans op de arbeidsmarkt en wopsychologen ineens minder. Immers, er zal dan sprake zijn van verdringing van wo-psychologen door hbo-psychologen. Voor de sector heeft het ‘meer doen met minder’ het gevolg dat er een spanningsveld is ontstaan tussen afnemende budgetten en stijgende kwaliteitseisen. Dit voert door in het onderwijs. BBLopleiden is duurder geworden. De begeleidingscapaciteit voor stagiaires is afgenomen. En de opleidingseisen moeten omhoog om te voldoen aan de hogere kwaliteitseisen aan de geleverde zorg. Efficiëntie, effectiviteit en kostenbewust zijn daarom sleutelwoorden, ook voor het opleiden richting de sector.
7
Globalisering In het maken van beleid voor de sector kijkt onze Rijksoverheid regelmatig naar hoe ze het in het buitenland doen. Ook voor scholen en werkgevers houdt de wereld niet op bij regiogrenzen, provinciegrenzen of zelfs landsgrenzen. Er wordt over de grens geworven en opgeleid. Een goede afstemming over die grenzen heen is dus zeer belangrijk.
8
2 Het onderwijs in ontwikkeling In Noord-Brabant bieden zes ROC’s en twee Hogescholen 107 opleidingen aan richting zorg en welzijn. Daarnaast biedt de Universiteit van Tilburg 1 opleiding aan richting de sector gezondheidszorg, namelijk de voltijd masteropleiding Medische Psychologie. In paragraaf 1 zoomden we in op een selectie van 57 mbo en hbo opleidingen richting de sector org 4 en welzijn in Noord-Brabant. Aan de hand van cijfers en grafieken geven we belangrijke trends en 5 ontwikkelingen per opleiding weer . Onder andere de uitstroomcijfers staan in de cijferbijlage op onze website. Van het hoger onderwijs zijn uitstroomcijfers beschikbaar tot en met 2013. In paragraaf 2 is een overzicht opgenomen van de inhoudelijke ontwikkelingen in de provincie en in de regio’s.
2.1 Cijfermatige Trends en ontwikkelingen in het mbo In Nederland volgen in het schooljaar 2014/2015 circa 114.400 mensen een bekostigde mbo-opleiding richting zorg en welzijn. Circa 13% daarvan volgt de opleiding binnen een instelling in Brabant. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het mbo in de provincie Noord-Brabant. Tabel 2: Overzicht leerlingen opleidingen zorg en welzijn Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
15.842
15.740
16.499
15.838
15.048
Waarvan BOL
10.359
10.442
10.346
10.155
10.331
Waarvan BBL
5.483
5.298
6.153
5.683
4.717
Mbo
Daling leerlingen Het aantal leerlingen in een opleiding richting zorg en welzijn op het mbo in Noord-Brabant is dit jaar met 790 gedaald. Deze daling komt volledig door een afname van het aantal BBL-studenten. In de opleidingen richting de zorg is het aantal BOL-studenten gestegen (+492) en het aantal BBLstudenten is gedaald (-792). In de opleidingen richting welzijn is zowel in de BOL (-316) als de BBL (174) sprake van een krimp in het aantal deelnemers. Daling BBL-studenten vanaf 2013 In Noord-Brabant is het aandeel BBL-studenten gestegen tot en met 2012, maar vanaf 2013 is er sprake van een daling. Over geheel Nederland is het aandeel BBL-studenten lager dan in NoordBrabant en is ook sprake van een daling. Een mogelijke verklaring voor deze ontwikkeling is de veranderde financiering, waardoor het opleiden van BBL-studenten duurder is geworden. Een andere voor de hand liggende verklaring is de krimp in veel organisaties waardoor er sprake is van een afnemende begeleidingscapaciteit en het niet kunnen bieden van een baangarantie. Studenten woonachtig in Noord-Brabant Van de studenten die een opleiding volgen richting zorg en welzijn in Noord-Brabant woont circa 85% in Noord-Brabant. De arbeidsmarkt voor zorg en welzijn wordt derhalve sterk regionaal bepaald. Het blijkt dat de leerlingen ook dicht bij huis een opleiding volgen. Dit maakt dat een regionale oriëntatie op de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt voor het mbo een logische keuze is.
4
Transvorm hanteert voor de keuze van deze opleidingen een eigen indeling, deze is op te vragen bij de auteur.
5
De cijfers over de gehele provincie Noord-Brabant geven een goed beeld over de algemene onderwijsontwikkeling in de sector. Door de verwevenheid van organisaties en activiteiten bieden de sub-regionale onderwijscijfers minder houvast. Deze regionale cijfers zijn opgenomen in de regionale katernen.
9
Opleidingen in het domein zorg Tabel 2 toont dat het aantal verpleegkundigen en verzorgenden in de opleiding is gedaald. In de vorige Onderwijs in Kaart werd door één van de respondenten van het onderzoek het vermoeden uitgesproken dat een numerus fixus voor de hbo-opleiding verpleegkunde mogelijk voor een grotere toestroom op het mbo zou zorgen. Deze grotere toestroom is er niet gekomen. Gezien de verwachtingen van werkgevers over hun personele inzet per niveau (bijlage 2) past deze dalende ontwikkeling niet bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tabel 3 : Aantal studenten per opleiding per jaar in Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
Apothekersassistenten
322
307
321
294
294
Doktersassistenten
550
544
553
589
543
Tandartsassistenten
364
377
408
442
448
Verpleegkundige
2.741
2.716
2.859
2.968
2.931
Verzorgende
2.708
2.895
3.587
3.984
3.895
Helpende
1.979
1.983
2.093
1.680
1.593
168
141
144
188
141
8.832
8.963
9.965
10.145
9.845
Zorghulp Totaal
Daarbij is de kanttekening te plaatsen dat er momenteel beperkt zicht is op de verhouding tussen vraag (vanuit werkgevers) en aanbod (vanuit het onderwijs) in exacte aantallen. Mogelijk is een daling in studentenaantallen een goede ontwikkeling wanneer dat beter aansluit bij de verwachte vraag van werkgevers. BOL versus BBL Als we de cijfers voor BOL en BBL uit elkaar trekken ontstaat een genuanceerder beeld. In NoordBrabant is het aandeel BBL-studenten gestegen tot en met 2012 (46%). In 2013 was er sprake van een hele lichte daling (45%) en in 2014 is het gedaald naar 38%. In Nederland is die afname in 2013 scherper ingezet en is het aandeel BBL-ers lager. In 2012 was dat 38%, in 2014 nog maar 29%. De BOL variant van de meeste opleidingen richting de zorg kent dit jaar meer studenten dan vorig jaar. Ook de BOL-variant van de verzorgende (+27%) en verpleegkundige (+6%) opleidingen zijn gegroeid. Uitzonderingen op de groei zijn Doktersassistent en Zorghulp. Van alle opleidingen is de BBL-variant gekrompen. Voor de opleidingen richting zorg bedraagt deze krimp -792 (-17%). Procentueel gezien zijn de grootst dalers Doktersassistent (-61%), Zorghulp (44%) en Helpende (-38%). In exacte aantallen zijn de grootste dalers Verzorgende (-399), Verpleegkundige (-153) en Helpende (-136). Regionale verschillen per opleiding De regio’s verschillen als we inzoomen op de trends en ontwikkelingen per opleiding en per variant. Deze staan kort benoemd in de regio katernen achterin dit rapport. Opvallende zaken rondom de zorgopleidingen zijn: -
Noordoost-Brabant kent als enige regio groei in studentenaantallen richting de zorg.
-
In Noordoost-Brabant is het aantal studenten in opleiding voor Doktersassistent gestegen, in de andere regio’s is dit gedaald.
-
Hetzelfde geldt voor het aantal studenten in opleiding voor Verzorgende.
-
In Zuidoost-Brabant is het aantal studenten in opleiding voor Helpende gestegen, in de andere regio’s is dit gedaald.
-
In Zuidoost-Brabant en Midden-Brabant is het aantal studenten in opleiding voor Tandartsassistent gestegen, in de andere regio’s is dit gedaald.
10
Arbeidsmarktperspectief Gezien het goede arbeidsmarktperspectief is het een onwenselijke ontwikkeling dat het aantal deelnemers in de opleiding Doktersassistent, zowel de BOL als de BBL, afneemt. Wellicht dat een tekort aan stageplaatsen hierin een rol speelt. Ook de daling van het aantal studenten richting Verzorgende en Verpleegkundige past niet bij de arbeidsmarktontwikkelingen. Op de vacaturesite BrabantZorg.Net staan veruit de meeste vacatures voor mensen met die opleiding. Arbeidsmarktperspectief tot 2018 volgens de Keuzegids mbo 2015
6
Goed
Matig
Slecht
Medische assistenten (Doktersassistenten, Apothekersassistenten en Tandartsassistenten)
Verzorging (Verzorgende, Helpende en Zorghulp)
-
Verpleegkundige
Opleidingen in het domein welzijn Wat opvalt in de onderstaande tabel is het dalende aantal studenten in opleidingen richting welzijn, zeker al vanaf 2010. In PW Kinderopvang 4 was nog tot en met 2013 sprake van groei, ook dat is omgeslagen in krimp. Alleen de opleiding MMZ4 is gestabiliseerd. Tabel 4: Aantal studenten per opleiding per jaar in Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
MMZ3
1.530
1.294
1.236
1.117
1.016
MMZ4
3.281
3.020
2.864
2.608
2.609
PW kinderopvang 3
1.903
2.163
1.946
1.444
1.117
PW kinderopvang 4
296
300
488
524
461
7.010
6.777
6.534
5.693
5.203
Totaal
BOL versus BBL In Noord-Brabant is het aandeel BBL-studenten gestegen tot en met 2012 (24%). Vanaf 2013 is er sprake van een daling tot 18% in 2014. In Nederland is die afname al eerder ingezet en is het aandeel BBL-ers lager. In 2010 was dat 21%, in 2014 nog maar 11%. In de BOL-variant van de meeste opleidingen is sprake van krimp, behalve in MMZ4 (+5%). Vorig jaar was nog sprake van een groei in de MMZ3 (+10%). Wellicht is een deel van de studenten doorgestroomd naar een hoger niveau. De BOL-variant van PW Kinderopvang 4 laat dit jaar voor het eerste krimp zien (-12%). Van alle opleidingen krimpt het aantal studenten in de BBL-variant nu voor het tweede jaar op een rij. Koploper is PW Kinderopvang niveau 3 (-75%), waar in 2010 nog ruim 320 studenten aan deelnamen en in 2014 nog maar 5. In exacte aantallen verloor de BBL-variant van MMZ4 de meeste studenten (84).
6
Dit is gebaseerd op het arbeidsmarktonderzoek ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018’ van het ROA (2013).
11
Regionale verschillen per opleiding De regio’s verschillen als we inzoomen op de trends en ontwikkelingen per opleiding en per variant. Deze staan kort benoemd in de regionale katernen achterin dit rapport. Opvallende zaken rondom de welzijnsopleidingen zijn: -
Alleen in Noordoost-Brabant is de opleiding MMZ3 gegroeid.
-
In Noordoost-Brabant en West-Brabant is de opleiding MMZ4 gegroeid, in de andere regio’s is het aantal studenten afgenomen.
-
In West-Brabant is het aantal studenten in de opleiding PW Kinderopvang 4 nagenoeg gelijk gebleven, in de andere regio’s is het aantal studenten afgenomen.
Arbeidsmarktperspectief Hoewel de baankansen op dit moment prima zijn, wordt verwacht dat dit in de toekomst gaat veranderen. Vooral door hoge studentenaantallen en door een beperkte uitstroom van zittende medewerkers naar pensioen. Hoe dit in de praktijk uit zal vallen nu de studentenaantallen al jaren dalen is nog maar de vraag. Als de aantallen studenten te ver dalen ontstaan er wellicht over een aantal jaren tekorten. Arbeidsmarktperspectief tot 2018 volgens de Keuzegids mbo 2015
7
Goed
Matig
Slecht
-
-
Pedagogisch werk (Kinderopvang en Jeugdzorg, niveau 3 en 4) Maatschappelijk werk (MMZ3, Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen 4, Sociaal cultureel werk 4, Sociaal maatschappelijke dienstverlening 4)
7
Dit is gebaseerd op het arbeidsmarktonderzoek ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018’ van het ROA (2013).
12
2.2 Cijfermatige trends en ontwikkelingen in het hbo In Nederland volgen in 2014/2015 circa 99.600 mensen een bekostigde hbo-opleiding in de domeinen gezondheidszorg en gedrag en maatschappij. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het hbo in de provincie Noord-Brabant. Tabel 5: Overzicht studenten hbo zorg en gedrag en maatschappij Noord-Brabant
Hbo Waarvan voltijd Waarvan deeltijd en duaal
2010
2011
2012
2013
2014
12.444
12.878
13.316
13.804
13.738
9.587
9.967
10.495
11.137
11.425
2.857
2.911
2.821
2.667
2.313
Gezondheidszorg In de afgelopen jaren is het aantal studenten dat ingeschreven staat in een opleiding richting gezondheidszorg in Noord-Brabant iets afgenomen van ruim 5.700 in 2013 tot 5.650 in 2014. Afgerond 77% van deze leerlingen staat ingeschreven bij een voltijd opleiding. Het aandeel studenten dat een deeltijdopleiding volgt is tussen 2012 en 2014 met ruim drie procentpunten gedaald naar 16%. Het aandeel studenten in een duale opleiding is constant ruim 7%. Tabel 6: Aantal studenten per opleiding per jaar in Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
B Verpleegkundige
1.675
1.845
2.157
2.675
2.778
B Fysiotherapeut
1.479
1.497
1.507
1.446
1.347
B MBRT
438
501
577
562
569
B Logopedie
263
232
224
256
262
B Podotherapie
254
286
270
257
229
B Management in de Zorg
230
216
195
224
207
B Toegepaste Gerontologie
36
62
87
112
117
Ad Management in de Zorg
112
122
165
99
77
M Advanced Nursing Practice
67
66
65
76
66
B Audiologie
45
25
5
1
0
4.599
4.852
5.252
5.708
5.652
Eindtotaal Verpleegkunde
In het schooljaar 2013/2014 steeg het aantal studenten Verpleegkunde fors. De verwachting was dat deze stijging door zou zetten. Echter in 2014/2015 staan in Noord-Brabant maar 100 studenten méér ingeschreven voor deze opleiding dan vorig schooljaar. Het aantal eerstejaars is zelfs met 182 gedaald. In heel Nederland is deze trend hetzelfde. In totaal zijn dit schooljaar bijna 1.100 eerstejaars studenten Verpleegkunde minder dan vorig jaar. In Noord-Brabant komt de daling vooral door minder voltijdstudenten: van 709 naar 516 eerstejaars (27%). Instroom in de deeltijdvariant neemt nog ieder jaar toe. Of deze trend zich voorzet is de vraag. Maar wat als deze trend wel doorzet en tegelijk de behoefte aan hbo-verpleegkundigen toeneemt? Dit vraagt dus om anticiperen, aan de kant van scholen en zeker ook door werkgevers.
13
Arbeidsmarktperspectief Omdat de zorg geen banenmotor meer is en verpleegkundigen met een hbo-diploma vaak onder hun niveau werken, wordt het arbeidsmarktperspectief voor Verpleegkunde beoordeeld als matig. Gezien roep om hoogopgeleide, breed inzetbare (wijk)verpleegkundigen lijkt het arbeidsmarktperspectief te verbeteren. Het vernieuwde en verzwaarde opleidingsprofiel moet daaraan bijdragen. Het arbeidsmarktperspectief is het beste in de medisch-technische hoek. De keuzegids schaart Toegepaste Gerontologie onder Maatschappelijk werk en dienstverlening en geeft daarvan geen apart arbeidsmarktperspectief. Arbeidsmarktperspectief tot 2018 volgens de Keuzegids hbo 2015
8
Goed
Matig
Slecht
Medisch-technisch waaronder MBRT
Verpleegkunde
Fysio- Podo- en Ergotherapie
Logopedie
Gedrag en maatschappij9 Het aantal leerlingen in een opleiding richting gedrag en maatschappij, op het hbo in Noord-Brabant, ligt al jaren net iets boven de 8.000 studenten. De meeste studenten, 88%, volgen een voltijd opleiding en dit aandeel neemt toe. Geen van de opleidingen kent een duale variant. De meeste voltijdstudenten volgen één van de opleidingen B Pedagogiek, SPH en MWD. De meeste deeltijdstudenten volgen één van de opleidingen SPH, Social Work en B Pedagogiek. Tabel 7: Aantal studenten per opleiding per jaar in Noord-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
B Pedagogiek
1.941
1.981
2.038
1.872
1.964
B SPH
1.657
1.711
1.700
1.824
1.723
B Social Work
1.644
1.389
1.422
1.325
1.373
B MWD
1.042
1.116
1.233
1.355
1.345
B Toegepaste Psychologie
978
1.221
1.124
1.221
1.200
B CMV
196
214
182
187
185
B Pedagogisch Management Kinderopvang
120
152
155
138
127
B Godsdienst-pastoraal Werk
114
89
85
92
107
M Pedagogiek
153
153
125
82
62
7.845
8.026
8.064
8.096
8.086
Eindtotaal
Arbeidsmarktperspectief Landelijk komt tussen de 8,5% (Sociaal Pedagogische Hulpverlening) en 20% (Toegepaste Psychologie en Culturele Maatschappelijke Vorming) werkloos thuis te zitten na afronding van de opleiding. En vanuit pedagogische beroepen is het aantal nieuwe WW-uitkeringen met 20% gestegen tussen 2013 en 2014. Het arbeidsmarktperspectief voor sociaal cultureel -, maatschappelijk – en pedagogisch werkers met een hoger opleidingsniveau is dan ook slecht te noemen. Dit komt overeen met de constatering van het UWV (hoofdstuk 1). Voor de master Pedagogiek wordt gesproken over een matig arbeidsmarktperspectief. Deze master is uitdrukkelijk bedoeld voor mensen die al werkzaam zijn en verdieping zoeken. 8
Dit is gebaseerd op het arbeidsmarktonderzoek ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018’ van het ROA (2013).
9
Transvorm heeft een bewuste selectie gemaakt uit de opleidingen die binnen het domein gedrag en maatschappij vallen. HRM valt hier bijvoorbeeld buiten.
14
Arbeidsmarktperspectief tot 2018 volgens de Keuzegids hbo en masters 2015 Goed
Matig
Slecht
-
M Pedagogiek
B Pedagogiek
10
Sociaal Pedagogische Hulpverlening Culturele en Maatschappelijke Vorming Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Toegepaste Psychologie Pedagogisch Management Kinderopvang
2.3 Trends en ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderwijs 11
In Nederland volgen in 31.600 studenten een opleiding richting gezondheidszorg op wo-niveau. Landelijk zijn Geneeskunde (18.000) en Biomedische Wetenschappen (3.600) de opleidingen met de meeste studenten. In Noord-Brabant volgen 127 studenten de master Medische Psychologie. Deze opleiding wordt alleen in Tilburg aangeboden en dit is de enige opleiding richting de gezondheidszorg op wo-niveau in Noord-Brabant. Sinds 2010 is de uitstroom uit de opleiding Medische Psychologie gestegen van 32 naar 52 studenten. Van de 85 ingeschreven studenten in 2011 zijn in 2013 (tweejarige master) 52 gediplomeerd.
10
Dit is gebaseerd op het arbeidsmarktonderzoek ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018’ van het ROA (2013).
11
De opleidingen richting Diergeneeskunde vallen ook onder de sector Gezondheidszorg, maar deze zijn in dit rapport handmatig verwijderd uit de selectie.
15
3 Inhoudelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant In de provincie Noord-Brabant lopen een groot aantal initiatieven en experimenten die invulling geven aan de ontwikkeling en innovatie van nieuwe opleidingen en beroepen. In deze paragraaf worden deze initiatieven beknopt weergegeven.
Mbo uitvoeringsagenda Noord-Brabant 2013-2015 In het PACT-Brabant werken werkgevers, werknemers, onderwijs en overheid samen aan diverse arbeidsmarkthema’s. Zij hebben het ‘Brabants Arbeidsmarktakkoord’ gesloten en hieruit is de mbo uitvoeringsagenda Noord-Brabant 2013-2015 voortgekomen. Deze kent twee programmalijnen: 1. Stage en leerbanen Deze lijn omvat het project Uniforme data, een onderzoek door de Universiteit van Tilburg met als doel: Samen met deskundigen van de verschillende mbo-instellingen komen tot een format waarin gewenste (en haalbare) kwantitatieve en kwalitatieve data komen die relevant zijn om de studentenstromen van de Brabantse mbo-instellingen te volgen en een basis vormen om Brabant breed een aantal maatregelen te nemen. 2. Beroepen van morgen – Werkatelier Zorg Deze lijn omvat het project Werkatelier Zorg. Binnen werkateliers werken professionals van scholen samen met professionals van het regionaal bedrijfsleven. Het doel van deze werkateliers is te komen tot een beschrijving van nieuwe beroepen en een beschrijving van bouwstenen voor nieuwe curricula of aanpassingen van bestaande curricula. Voor de sector zorg is ROC ter AA projectleider van het Werkatelier Zorg. Naast ROC Ter AA participeren hierin ook het Summa College, ROC Koning Willem 1 College, ROC de Leijgraaf, ROC Tilburg en ROC West-Brabant. In 2014 hebben de deelnemers gewerkt aan het beschrijven van een drietal ‘zorgberoepen van de toekomst’. In februari 2015 is het resultaat gepresenteerd in de vorm van de nieuwe zorgberoepen: zorgtechnicus, lifestylecoach en persoonlijk zorgmakelaar. De deelnemende ROC’s bepalen nu welke van deze beroepen ze verder willen exploreren en op welke manier ze dit gaan doen. Wat zijn de gevolgen voor de huidige curricula? Waar kunnen of moeten die worden aangepast? Wat moet onderdeel zijn van een curriculum c.q. keuzedeel voor de nieuwe beroepen? Enzovoort. De resultaten hiervan moeten in 2015 bekend worden. De regionale zorg- en welzijnsinstellingen treden op als klankbordgroep.
CanMEDS als basis voor mbo-Verpleegkunde De Brabantse ROC’s werken samen in een pilot om de CanMEDS rollen die gebruikt zijn als basis voor de Bachelor Nursing 2020 om te vormen naar een goede basis voor het opleidingsprofiel van de mbo-verpleegkundige. De Commissie Kaljouw gaat hierbij ondersteunen.
Vijf samenwerkende GGZ organisaties: A59 Binnen het A59 overleg werken vijf Brabantse GGZ-organisaties samen om de ondersteunende diensten efficiënter en effectiever vorm te geven. Hiervoor hebben zij diverse werkgroepen in het leven geroepen. Eén van de werkgroepen houdt zich bezig met onderzoek, opleiding en ontwikkeling. Binnen deze werkgroep wordt de introductie van de nieuwe Bachelor Nursing 2020 opgepakt. Zij beginnen hier heel bewust nu al mee, omdat deze studenten in september 2016 reeds starten met praktijkleren. De vijf organisaties anticiperen hierop door tijdig te beginnen met de beleidsvoorbereiding en gezamenlijk op te trekken.
16
Resultaten van het onderzoek naar ‘de medewerker van de toekomst’ Transvorm voerde begin 2015 een onderzoek uit naar de combinatie ‘medewerker van de toekomst’ en post-initiële scholingen. Een competentie-set vormde de basis van dit onderzoek. In bijlage 1 staat de onderzoeksopzet beschreven, evenals een overzicht met de belangrijkste resultaten. Hier volstaan we met een korte omschrijving van de conclusies. Met deze analyse geven we een beeld van de algehele tendens in Noord-Brabant. Niveau van medewerkers nu versus prioriteiten Als we kijken naar de rapportcijfers voor medewerkers per competentie dan valt op dat er nog veel te verbeteren is. Gemiddeld scoren de medewerkers een 6,4. Op de competentie met nu de hoogste prioriteit: “Vakinhoudelijk handelen”, scoren de medewerkers het hoogste rapportcijfer: 7,1. Ook op “Communicatie”, prioriteit nummer twee, nu en over 3 tot 5 jaar, scoren medewerkers relatief hoog. “Zelfstandigheid” is zeer belangrijk over 3 tot5 jaar, maar medewerkers scoren daar nu gemiddeld op. Dit duidt op een gat tussen de huidige en de gewenste situatie. Op “Samenwerking” scoren medewerkers ook gemiddeld, terwijl dat nu in de top 3 van belangrijkste competenties staat en dit een relatief belangrijke competentie blijft. Ook dit kan een gat zijn. Het is interessant om te zien dat “Werken met technologie” en “Ondernemerschap” met een onvoldoende (beneden de 6) beoordeeld worden. Dit zijn namelijk ook de competenties die het vaakst als nu ‘onbelangrijk’ of ‘neutraal’ gezien worden. Echter, over 3 tot 5 jaar zijn ook deze competenties volgens 60% van de respondenten ‘zeer belangrijk’, dus daarin signaleren wij een gat. Post-initiële opleidingen en prioriteiten De meeste scholingen in 2014 en 2015 richten zich op de competenties die nu het vaakst door de HRM-ers als ‘zeer belangrijk’ worden beoordeeld. Ook richten de meeste scholingen zich op “Vakinhoudelijk handelen” en “Communicatie”, waarop medewerkers nu al het best worden beoordeeld. “Werken met technologie” wordt relatief minder als ‘zeer belangrijk’ beoordeeld en hier wordt inderdaad het minst op geschoold, zowel in 2014 als 2015. Hoewel de competentie “Zelfstandigheid” door de HRM-ers als topprioriteit wordt bestempeld over 3 tot5 jaar, wordt hier in 2015 niet bijzonder veel op geschoold. Er wordt gemiddeld geschoold op de competentie “Coördineren en organiseren”, terwijl deze door HRM minder vaak als ‘zeer belangrijk’ wordt bestempeld. Hetzelfde geldt voor “Maatschappelijk handelen”.
GET-Lab van Avans In februari 2015 opende de Academie voor Gezondheidszorg van Avans Hogeschool het ‘GET-Lab’, een Gezondheid en Technologie Laboratorium. Avans werkt hierin samen met onder andere Thebe, Surplus en de GGD West-Brabant. Het doel van dit lab is zowel studenten als zorgprofessionals kennis te laten met maken innovaties in de zorgtechnologie. Maar het is ook een plek waar onderzoek wordt gedaan en onderwijs worden verzorgd voor en door zowel professionals uit het onderwijs als uit de beroepspraktijk.
Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie van Fontys Fontys Hogeschool lanceerde, ook in februari 2015, het Fontys Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie. Fontys werkt hierbij samen met een groot aantal partners uit het onderwijs, bedrijfsleven en de zorgorganisaties Vitalis, BrabantZorg, Catharina Ziekenhuis en Maxima Medisch Centrum. Het Expertisecentrum verbindt zorgpraktijk en technologische mogelijkheden met elkaar. Net zoals binnen het GET-lab richt het Expertisecentrum zich op zowel studenten als zorgprofessionals en zowel op het praktisch kennismaken met technologie als op scholing (binnen curricula van beroepsopleidingen en bij- en nascholing van zorgprofessionals).
17
Zorg Innovatie Netwerk Diverse zorg- en welzijnsinstellingen hebben inmiddels een Zorg Innovatie Centrum (ZIC) of gelijkwaardige constructie. Ook hebben de meeste instellingen een eigen Leerhuis en/of een eigen Academie, waarbij zij ook docenten van de scholen betrekken. In samenwerking met Fontys geven de zorgorganisaties Zuidzorg en RSZK extramuraal vorm aan een ZIC. In deze pilots werken studenten in wijkteams. Zij noemen dit een Zorg Innovatie Netwerk waarbij netwerk verwijst naar de structuur. Er wordt vooral projectmatig gewerkt aan zorginnovatie en kwaliteitsverbetering.
3.1 Ontwikkelingen in de regio West-Brabant Op strategisch niveau vindt overleg plaats in het WerkgeversOverleg gezondheidsZorg (WOZ). In februari 2015 is daar de notitie “Strategisch opleiden in de regio West-Brabant in tijden van krimp” besproken. In de notitie zijn de volgende knelpunten geconstateerd: In West-Brabant hebben recentelijk honderden leerlingen (niveau 3 en 4) een opleiding afgrond met geen of een beperkt arbeidsmarktperspectief; Er is een tekort aan BPV-plaatsen op diverse niveaus, zowel kwalitatief als kwantitatief; Er is behoefte aan bijscholing naar een hoger kwalificatieniveau van minimaal 500 medewerkers in de regio. Daarnaast is er behoefte aan algemene bijscholing; Er is behoefte aan een goede dialoog tussen onderwijs en werkveld over de inhoud van opleidingen en aantallen op te leiden studenten. Op basis hiervan is de dialoog gestart over de huidige situatie in relatie tot de gewenste situatie. Daarbij komen zowel capaciteit (hoeveel mensen gaan we opleiden en plaatsen) als inhoud (welke niveaus en types opleidingen) aan bod.Tweemaal per jaar vindt in WOZ-verband strategisch overleg plaats met de opleidingsinstituten en Transvorm. Het Care Innovation Center Het Care Innovation Center (CIC) in Zuidwest-Nederland is een proeftuin voor zorginnovaties. Het verbindt zorggerelateerde partijen vanuit overheid, onderwijs en bedrijfsleven met elkaar. Dit wordt gedaan middels projecten, overleggen en onderzoek. Het CIC streeft verschillende doelen na. Twee daarvan hebben een directe relatie met onderwijs: 1. Toepassen van zorginnovaties, voor burgers, medewerkers en studenten. 2. Medewerkers en studenten al tijdens de opleiding te interesseren voor het werken met innovaties. Zorgboulevard Roosendaal In de eerste tranche van het regionaal investeringsfonds mbo is subsidie toegekend aan de Zorgboulevard van het Kellebeekcollege in Roosendaal. Op initiatief van de gemeente zijn zorginstellingen en onderwijs in Roosendaal verenigd in de Focusgroep Zorgeconomie. Onder de naam Zorgboulevard werken twaalf partijen samen: ROC WestBrabant/Kellebeek College, TWB Thuiszorg met Aandacht, S&L Zorg, SDW, Kober Groep, Care Innovation Center, Da Vinci College, Franciscus Ziekenhuis, Stichting Groenhuysen, Bravis Ziekenhuis, Stichting Tante Louise/Vivensis en de gemeente Roosendaal. Deze Focusgroep is nauw betrokken bij het oprichten van de zorg- en welzijnsboulevard Roosendaal, een fysieke omgeving binnen het Kellebeek College. De Zorgboulevard wordt een proeftuin voor praktisch toepasbare zorginnovaties plus een leer- en werkomgeving voor een toekomstgerichte zorgeconomie (voor 10 zorgopleidingen, 2.000 studenten en 140 medewerkers). Daarmee is het een ontmoetingsplaats voor onderwijs, zorginstellingen en zorginnovaties, die met elkaar verbonden zijn, samenwerken en elkaar inspireren. Proeftuin functieprofielen mbo- en hbo-verpleegkundigen in het ziekenhuis Het Amphia Ziekenhuis experimenteert met nieuwe functieprofielen die een helder onderscheid tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen moeten borgen. Deze ontwikkeling ligt in lijn met uitgangspunten van projecten als V&V2020. Ook moeten de nieuwe profielen optimaal aansluiten bij de zorgvragen van de toekomst. Verpleegkundigen in het ziekenhuis hebben zelf invulling gegeven aan de nieuwe profielen en gaan deze testen in een proeftuin. De resultaten van experimenten als deze leveren waardevolle informatie voor het invullen van nieuwe opleidingsprofielen en -curricula.
18
Het Expertisecentrum Caring Society 3.0 Het Expertisecentrum Caring Society 3.0 (ECS) van Avans Hogeschool doet praktijkgericht en multidisciplinair onderzoek naar het verbeteren van de kwaliteit van leven van mensen in hun eigen omgeving. Het expertisecentrum werkt samen met het werkveld, gemeente en provincie, andere kennisinstellingen en academies van Avans Hogeschool. Uitgangspunt van het onderzoek is de veranderende verhouding tussen hulpverlener en patiënt en de rol van onder andere technologie daarin.
3.2 Ontwikkelingen in de regio Midden-Brabant De Zorgacademie Een aantal jaren geleden hebben zorginstellingen en onderwijsinstellingen de handen ineen geslagen om de destijds voorspelde grote arbeidsmarkttekorten aan te pakken. Er is een netwerkorganisatie opgestart, met een werkveldspecifieke structuur, waarin innovatieve concepten konden worden uitgeprobeerd. Er is in de afgelopen jaren gewerkt langs drie programmalijnen: 1. Zorgcliënt 2.0 – hierin was onder andere aandacht voor zelfmanagement en relationeel werken. 2. Zorgtechnologie – hierin is onder andere een domotica appartement gerealiseerd en zijn nieuwe modules in het onderwijs ingericht. 3. Leerwerkcommunities – hierin zijn begeleidingslijnen en de curricula voor vmbo, mbo en hbo verbeterd in twee pilots, één in de VV&T en één in de algemene ziekenhuizen. Inmiddels is de Zorgacademie bezig met het herzien van haar strategische doelen. Ook de structuur wordt herzien. Voorheen voerden alleen Zorgnetwerk Midden-Brabant en ROC Tilburg de regie. In de nieuwe structuur voeren zij de regie samen met kartrekkers uit de werkvelden. Het geleerde uit de oude programmalijnen is voldoende geborgd. In de nieuwe structuur zal daarom, werkveldoverstijgend, gewerkt worden aan twee nieuwe programmalijnen: 1. Breed en innovatief opleiden – waarin onder ander transmuraal opleiden, multidisciplinair opleiden en ervaringsleren worden ondergebracht. 2. Strategische personeelsplanning voor Midden-Brabant – waarvoor vanuit de werkgevers inmiddels een aanzet hebben geschreven en waar gemeentes en onderwijsinstellingen bij betrokken zullen worden. Strategische personeelsplanning in de eerstelijn In Midden-Brabant vindt een onderzoek plaats naar de arbeidsmarktsituatie van de functiegroepen Praktijkondersteuners en Triagisten. Dit onderzoek is een initiatief van de Zorggroep RCH MiddenBrabant. Zij werken daarin samen met de Huisartsenposten Midden-Brabant. Transvorm ondersteunt het proces.
3.3 Ontwikkelingen in de regio Noordoost-Brabant In Noordoost-Brabant zijn diverse overleggen tussen zorginstellingen en de ROCs op tactisch en strategisch niveau. Op beide niveaus is de centrale doelstelling het optimaliseren van de samenwerking. Op het moment dat er praktische vraagstukken zijn dan worden die over het algemeen goed opgepakt en weet men elkaar te vinden, ook buiten de bestaande overleggen om. Wat tot op heden nog ontbreekt is een concrete gezamenlijke aanpak op strategisch niveau. In 2015 wordt daarover een bijeenkomst gepland door Transvorm. Het project ‘Zorg en Techniek’ TechXperience! richt zich op het stimuleren van interesse voor technische beroepen en ondernemend vakmanschap. Zij willen het imago van techniek verbeteren door leerlingen te laten ervaren dat techniek leuk is en perspectief biedt. De Provincie Noord-Brabant investeert in projecten voor goed opgeleid en flexibel inzetbaar personeel. Er zijn om die reden in Brabant vijf regionale techniekpromotieplatforms die nauw samenwerken. Het project Zorg en Techniek geeft kinderen een kans om uit te zoeken hoe techniek de zorg kan helpen. Tijdens een bezoek aan een instelling kijken de kinderen hun ogen uit en komen ze in aanraking met de problematiek van de zorg. Met één van die problemen gaan ze aan zelf de slag in de klas. Ze ontwikkelen en ontwerpen zelf een oplossing waar
19
cliënten van een instelling behoefte aan hebben. In 2015 gaan 12 klassen op pad en zijn ze te gast bij organisaties in VV&T en de gehandicaptenzorg. Centrum voor Gezondheidstechniek In de eerste tranche van het regionaal investeringsfonds mbo is subsidie toegekend aan het Centrum voor Gezondheidstechniek van het Koning Willem 1 College. Binnen dit centrum worden studenten en vaklieden opgeleid tot Vakman Gezondheidstechniek. Ze leren werken met de nieuwste technieken en apparaten die beschikbaar worden gesteld door het bedrijfsleven. Deze bedrijven verzorgen ook gastlessen en binnen innovatielabs kunnen vakmensen zich verder specialiseren. Het centrum verzorgt zowel beroepsopleidingen tot en met kwalificatieniveau 4 (BOL en BBL) als specialistische ‘kopstudies’ en cursussen op het snijvlak van techniek en gezondheid. Mbo Verpleegkunde-Euregio Zeker voor werkgevers in de grensstreek houden activiteiten niet automatisch op bij de regio- of landsgrenzen. Daarom is de nieuwe opleiding mbo Verpleegkunde-Euregio van ROC Nijmegen interessant voor de regio Noordoost-Brabant. Dit is een internationaal georiënteerde opleiding met internationaal arbeidsperspectief. Het theoretisch deel doorlopen studenten in Nederland, maar de stages brengen ze door in ziekenhuizen in Duitsland en België. Het diploma wordt erkend in Duitsland en België. Twee Europese organisaties ondersteunen de opleiding; de Ler(n)ende Euregio en Erasmus+. Hierdoor is de financiering voor huisvesting en reiskosten van studenten van de opleiding gegarandeerd.
3.4 Ontwikkelingen in de regio Zuidoost-Brabant In Zuidoost-Brabant vinden diverse overleggen plaats rondom om de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Op tactisch niveau worden met name overlegmomenten georganiseerd binnen de opleidingsinstituten, waarbij zorgorganisaties worden betrokken. Daarnaast zijn in 2014 twee Regiotafels opgericht (binnen de regio Eindhoven en de regio Helmond) waar op bestuurlijk niveau diverse thema’s rondom de arbeidsmarkt van zorg en welzijn besproken en nader uitgewerkt worden. Binnen de Regiotafel Helmond wordt bijvoorbeeld gesproken over de aansluiting van het hboonderwijs, dit gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt als het gaat om de ophoging in functieniveaus. De strategische gesprekspartners van het onderwijs zijn vaste deelnemers aan de Regiotafels. Binnen de regio Zuidoost staat men zeker niet stil als het gaat om specifieke activiteiten om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te optimaliseren. Denk hierbij aan diverse projecten zoals ‘Leren verankerd in de wijk’, het project ‘Samen aan zet’ (branche VV&T) en het realiseren van een doorlopende leerlijn vmbo-mbo middels het project Zorgvakschool. Regionaal investeringsfonds mbo In de regio Zuidoost wordt het project ‘Opleiding System Integrator’ gefinancierd door de stimuleringsmaatregel Regionaal investeringsfonds mbo. Aan de opleiding System Integrator is in de eerste tranche subsidie toegekend. Summa College ontwikkelt deze opleiding om in te spelen op ontwikkelingen en het werk van de toekomst. De hightechsector in de Brainport regio Eindhoven ontwikkelt nieuwe technologische oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken waaronder medische technologie. Dit vraagt om nieuwe beroepen voor de toekomst en stelt andere eisen en verwachtingen aan werknemers. De technologie die op deze gebieden grote stappen maakt, kan uitsluitend geïnstalleerd en onderhouden worden door installateurs met een hoog kennisniveau. Drie ziekenhuizen uit de regio ondersteunen dit project: St. Elisabeth ziekenhuis, Catharina ziekenhuis en Máxima Medisch Centrum. Project ‘Samen slim zorgen thuis’ Het project “Slimmer Zorgen Thuis’ is in aanvraag in de tweede tranche. In mei 2015 wordt over de subsidietoekenning besloten. Samen met regionale partners wil Summa Zorg inspelen op de concrete individuele behoefte van de langer thuiswonende burger. Zij hebben het project ‘Samen slim zorgen thuis’ gestart waarin zij de volgende doelstellingen nastreven: Het ondersteunen van mantelzorg en mensen die langer thuis blijven wonen vanuit een Wijkleerbedrijf voor eenvoudige maar essentiële werkzaamheden waar geen zorgindicatie voor wordt afgegeven. 20
Studenten inzetten om senioren te ondersteunen bij het implementeren van technologie en innovaties in de zorg. Hoog opgeleide technici ontlasten door eenvoudig onderhoud- en installatiewerk integraal achter de voordeur op te lossen door medewerkers op niveau 2. Tools en hulpmiddelen ontwikkelen en de medewerkers trainen in het gebruik hiervan om ze zo te faciliteren en te ontlasten in de uitvoering van hun werk. De markt voor niet geïndiceerde zorgvragen verder helpen ontwikkelen, waardoor nieuwe medewerkers een betaalde arbeidsplaats kunnen vinden vanuit private financiering of crosssectorale partners. Het ontwikkelen van een duurzame werkomgeving, waarin toekomstige medewerkers tegen een “wit” tarief hun diensten kunnen verlenen.
Het project is een uitbreiding en vervolg op het lopende project ‘Mantelzorg en Techniek in de wijk’.
21
4 Landelijke ontwikkelingen Op landelijk niveau is sprake van een groot aantal ontwikkelingen die op verschillende manieren impact hebben op het opleiden voor de sector. We zetten die ontwikkelingen op een rij:
Commissie Kaljouw: innovatie zorgberoepen en –opleidingen
Bachelor Nursing 2020
V&V 2020
Drie nieuwe wetten
De herziening kwalificatiestructuur mbo
NLQF
Sectorplan voor zorg en welzijn
Stimuleringsregeling open online onderwijs
Reorganisatie Kenniscentrum Calibris
Regionaal investeringsfonds mbo
Pilot ECVET
Commissie Kaljouw: innovatie zorgberoepen en -opleidingen Dit is dé belangrijkste ontwikkeling waarop met name werkgevers, maar ook onderwijsinstellingen, vanaf 2015 moeten anticiperen. Het Zorginstituut Nederland heeft vier kerntaken. Eén daarvan is het vernieuwen van zorgberoepen en -opleidingen. Sinds het voorjaar van 2012 adviseert een nieuw ingestelde adviescommissie de minister van VWS hierover. Het eerste deel van dit advies, ‘Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren’, werd op 10 april 2015 aangeboden aan de minister. Het tweede deel, ‘Een nieuwe opleidingsstructuur’, wordt in 2016 verwacht. De zorgbehoefte in 2030 vormt het uitgangspunt.
Bachelor Nursing 2020 12
In opdracht van het LOOV ontwikkelden 17 opleidingen hbo-Verpleegkunde gezamenlijk een nieuw opleidingsprofiel. Dit profiel werd in januari 2015 gepresenteerd en moet studenten vanaf het schooljaar 2016-2017 klaarstomen voor het werk vanaf 2020. Generalistisch profiel Als antwoord op de actuele ontwikkelingen legt het nieuwe profiel het accent op een generalistische beroepsuitoefening. Hierin is door de commissie een heel bewuste keuze gemaakt. Zij willen dat toekomstige hbo-verpleegkundigen na diplomering in ieder werkveld aan de slag kunnen. Het nieuwe opleidingsprofiel is dan ook zwaarder, moeilijker, dan het oude. Ook wordt bij- en nascholing belangrijker. Het nieuwe profiel biedt aanvullend adviezen over doorlopende leerlijnen naar hbo- en womasteropleidingen. Daardoor worden ontwikkellijnen voor hbo-verpleegkundigen duidelijker zichtbaar en makkelijker te bewandelen voor studenten. Relevantie voor werkgevers De eerste voltijdstudenten met een diploma worden pas in 2020 verwacht. Studenten vanuit een deeltijd of duaal traject zijn er wellicht eerder. Vanaf 2016 kunnen werkgevers middels stages al kennismaken met studenten die de nieuwe opleiding volgen. Dit vraagt uiteraard ook om stageopdrachten die passen bij het nieuwe profiel, zodat theorie en praktijk elkaar van meet af aan kunnen versterken. Ook is er op termijn wellicht ander instroombeleid nodig om de succesvolle inzet van verpleegkundigen met dit nieuwe diploma te faciliteren. Daarom is dit een ontwikkeling waarop nu al geanticipeerd moet worden.
12
Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde
22
Regionale curricula en beroepspraktijkvorming gericht op het werk in de toekomst Door het uiteindelijke curriculum in samenspraak met het werkveld vorm te geven moet het regionale curriculum vanaf 2016-2017 optimaal aansluiten bij de toekomstige kennisbehoefte van werkgevers in de regio in 2020. Opleidingen moeten structureel samenwerken met regionale zorgorganisaties en hun onderwijs aanbod afstemmen op de regionale context. Alle werkgevers kunnen via die weg invloed uit oefenen op de inzetbaarheid van de verpleegkundigen in hun regio. Internationaal perspectief Opvallend is dat de huidige aanduiding de verpleegkundige op kwalificatieniveau 5 vervalt. De hboverpleegkundige met een Bachelor of Nursing zal op NLQF-niveau 6 zijn. Hiermee sluit men aan bij het kwalificatieraamwerk NLQF dat bestaat uit acht niveaus en één instroomniveau. Verder valt op dat er gebruik is gemaakt van de ordening in zeven rollen en competentiegebieden, gebaseerd op de systematiek van de CanMEDS.
V&V 2020 In opdracht van het ministerie van VWS is V&VN in 2010 het project ‘V&V 2020’ gestart. Het doel was een toekomstgericht beroepsprofiel voor verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden te ontwikkelen. Uitgebreid onderzoek naar de visie van deze professionals op de zorg in 2020 resulteerde onder andere in de conclusie dat het 'beroepenhuis' van verpleegkundigen en verzorgenden dringend aan herziening toe is. In 2012 verscheen het projectrapport ‘Leren van de toekomst’ met een visie, diverse adviezen en drie nieuwe beroepsprofielen. De inhoud werd gemengd ontvangen. Een aantal zaken heeft zijn weg naar de praktijk gevonden, zoals het generalistisch profiel. Dat is in het nieuwe opleidingsprofiel van de hbo bachelor Verpleegkunde overgenomen. Er is ook breed draagvlak voor het punt van noodzaak van het aanbrengen van een scherper onderscheid tussen de hbo- en mbo-opgeleide verpleegkundige. Eind maart 2015 is bekend geworden dat er een stuurgroep is ingericht die nieuwe beroepsprofielen gaat maken. Momenteel is V&VN bezig het met beschrijven van expertisegebieden. Het is niet bekend of die in lijn liggen met het toekomstig advies van de Commissie Kaljouw. Signalen wijzen er op dat de partijen op landelijk niveau afstemmen.
Nieuwe wet- en regelgeving De nieuwe wetten volgen op de uitwerking van het regeerakkoord en het Actieplan mbo ‘Focus op Vakmanschap 2011-2015’. In deze paragraaf benoemen we drie wijzigingen en toevoegingen op bestaande wetten en regels. Daarna benoemen we ook de nieuwe wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs. Wet Macrodoelmatigheid De wet Macrodoelmatigheid is per februari 2015 in werking getreden. De wet bevat een aantal wijzigingen in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) die van invloed zijn op de kwaliteit van opleidingen en het arbeidsmarkt gerelateerd opleiden, bijvoorbeeld;
Scholen moeten het starten of stoppen van opleidingen aan de minister melden. Meldingen worden openbaar.
Er komt een zorgplicht doelmatigheid: tussen scholen is afstemming, samenwerking en overleg nodig over de doelmatigheid van het opleidingsaanbod. Als scholen niet voldoen aan de zorgplicht kan het ministerie sancties opleggen.
Scholen moeten aspirant-studenten uitgebreider informeren over o.a. het arbeidsmarktperspectief en de kwaliteit van de opleidingen.
Wet Doelmatige leerwegen De wet Doelmatige Leerwegen is in 2013 aangenomen en per augustus 2014 in werking getreden. Met deze wet worden de leerwegen in het beroepsonderwijs doelmatiger vorm gegeven, onder meer door het verkorten en intensiveren van de beroepsopleidingen, het invoeren van entreeopleidingen en het stellen van vooropleidingseisen voor bepaalde niveaus. Mbo-opleidingen die gezien hun aard niet verkort kunnen worden, kunnen hierop worden uitgezonderd. Dit is van toepassing op de opleiding Verpleegkunde kwalificatieniveau 4.
23
De wet heeft ook gevolgen voor de bekostiging van opleidingen. Zo wordt de verblijfsbekostiging verdeeld in budgetten voor de entreeopleidingen en voor niveau 2, 3 en 4-opleidingen. Het ‘stapelen van diploma’s’ blijft mogelijk, maar de bekostiging van een eerder behaald diploma wordt afgetrokken van de bekostiging van het nieuwe diploma. Er is geen diplomabekostiging meer voor studenten die een opleiding volgen op het niveau waarvan zij al een diploma hebben. Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs Hogescholen en universiteiten moeten beter inspelen op de veranderende behoeften van studenten en de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft hiervoor wetgeving gemaakt. De wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs is inmiddels ingegaan. Het Associate-degreeprogramma is een kortere hbo-studie die sterk gericht is op de arbeidsmarkt. De overheid voert dit programma definitief in. Doel is om doorstuderen aantrekkelijker te maken. Universiteiten en hogescholen kunnen gaan experimenteren met het samenvoegen van bestaande opleidingen. Doel is om zo een brede bachelor te maken. Binnen die brede bachelor kunnen studenten dan hun eigen route of accent kiezen. Hierdoor hoeven studenten minder snel van studie te wisselen. Opleidingen mogen binnen 5 jaar terug naar de oude, smallere opleidingen als zij dat willen. De wet maakt het mogelijk dat opleidingen die door de NVAO excellent zijn bevonden, met toestemming van de minister van OCW, een hoger collegegeldvragen (maximaal 5 keer het wettelijk collegegeld). Andere maatregelen zijn:
Betere herkenbaarheid van opleidingen door dezelfde soort naam voor vergelijkbare opleidingen.
Hbo-opleidingen mogen 3-jarige opleidingen voor vwo’ers inrichten. Zo wordt het hbo voor hen aantrekkelijker.
Wettelijk collegegeld bij schakelprogramma’s.
Herziening Kwalificatiestructuur De herziening van de kwalificatiestructuur is een belangrijk middel op weg naar verbetering van de doelmatigheid van opleidingen en de aansluiting van beroepsonderwijs op de beroepspraktijk. Het project nadert na een aantal jaar zijn afronding. Het doel van dit model is enerzijds aandacht schenken aan vakmanschap en anderzijds aan het vermogen mee te bewegen met de veranderende arbeidsmarkt. De keuzedelen maken het mogelijk om aan te sluiten bij innovaties en regionale ontwikkelingen. Dit moet de regionale samenwerking tussen scholen en bedrijven verbeteren. In bijlage 9 staan de opleidingen beschreven waarvoor de nieuwe structuur gaat gelden. De actuele stand van zaken:
Het wetsvoorstel ‘Herziende kwalificatiestructuur/keuzedelen’ wordt in het voorjaar van 2015 behandeld door de Tweede Kamer.
In februari zijn 168 van de 176 nieuwe kwalificatiedossiers vastgesteld.
Partijen kunnen op vrijwillige basis werken met de nieuwe dossiers in het schooljaar 20152016. Vanaf augustus 2016 is werken met de nieuwe dossiers verplicht.
Naar verwachting worden de laatste 8 kwalificatiedossiers vastgesteld in februari 2016.
Na vaststelling van het wetsvoorstel voor keuzedelen door het parlement worden de keuzedelen definitief vastgesteld, naar verwachting begin 2016.
NLQF: Nederlands Kwalificatieraamwerk In het verleden bleken kwalificatieniveaus op Europees niveau lastig vergelijkbaar. Op initiatief van het ministerie van OCW is daarom in 2011 het Nederlands Kwalificatieraamwerk (NLQF) ontstaan, bedoeld om kwalificatieniveaus van de verschillende kwalificatiesystemen in het onderwijs op Europees niveau transparant en onderling vergelijkbaar te maken. Internationaal kunnen kwalificaties uit 36 Europese landen met elkaar vergeleken worden, omdat het NLQF gekoppeld is aan het Europees Kwalificatieraamwerk (EQF). Het NLQF bestaat uit 8 niveaus, vergelijkbaar met mbo-1 tot en met doctoraat / medisch specialist.
24
Sectorplan voor zorg en welzijn In 2013 is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de subsidieregeling ‘Cofinanciering Sectorplannen’ geïntroduceerd. De sectorplannen zijn bedoeld voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten op het niveau van een sector, branche of arbeidsmarktregio. Voor zorg en welzijn in Noord-Brabant begeleidt Transvorm de uitvoering. Activiteiten die middels het Sectorplan gefinancierd kunnen worden vallen uiteen in twee thema’s: 1) ontwikkeling van competenties van medewerkers en 2) scholing op hogere/andere kwalificaties.
Stimuleringsregeling ‘Open en online onderwijs’ 2015 Steeds vaker stellen hogescholen en universiteiten hun onderwijsmateriaal en cursussen online beschikbaar. Deze ontwikkeling past in de trend van brede beschikbaarheid van onderwijs voor iedereen, arm of rijk, waar ook ter wereld. Open en online onderwijs speelt zich ,nagenoeg, volledig online af. Het is open qua tijd, plaats en programma. Maar ook in toegankelijkheid; iedereenmoet er gratis gebruik van kunnen maken. Open en online onderwijs kan het ‘leven lang leren’ stimuleren. Het biedt dus kansen. Het ministerie 13 van OCW stelt daarom tot en met 2018 geld beschikbaar voor een jaarlijkse stimuleringsregeling voor het hoger onderwijs. Er komt een onderzoek naar de effecten van de projecten op het gebied van open en online onderwijs die ondersteund worden met de stimuleringsregeling. Het doel is meer inzicht te krijgen in hoeverre open en online onderwijs kan bijdragen aan verbetering en vernieuwing van het hoger onderwijs.
Reorganisatie Kenniscentrum Calibris In april 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel waarin de wettelijke taken van 17 verschillende kenniscentra in Nederland worden ondergebracht in één centrale organisatie: Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Hierin werken het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het bedrijfsleven samen en maken zij onder andere afspraken over de vraag vanuit de arbeidsmarkt, de inhoud van de opleidingen en diploma-eisen. Het doel van deze reorganisatie is een efficiëntere afstemming tussen onderwijs en het regionale bedrijfsleven. Het mbo, werkgevers- en werknemersorganisaties werken samen aan een nieuwe structuur.
Regionaal investeringsfonds mbo Het Regionaal investeringsfonds mbo moet regionale samenwerking tussen mbo-scholen en bedrijfsleven stimuleren met als doel het beter voorbereiden van studenten op de toekomstige beroepspraktijk. Samenwerkingsverbanden met bedrijven, zorg- en welzijnsinstellingen, gemeenten, provincies en hogescholen kunnen aanspraak maken op een subsidie. In paragraaf 2.2 worden de toekenningen in Noord-Brabant benoemd.
Pilot Eerder Verworven Competenties en kwalificaties (EVC) De EVC systematiek wordt al jaren gebruikt als een manier om kennis en ervaring (competenties) in beeld te brengen, ongeacht of deze via een scholingstraject, werk of levenservaring werden verworven. Hoewel het idee achter het systeem eenvoudig is, kent het ook nog veel knelpunten en worden de mogelijkheden niet volledig benut. Op diverse manieren werken stakeholders aan verbetering van het EVC stelsel. Onder andere in de ECVET. ECVET is een Europees certificeringssysteem van eerder verworven kwalificaties. Dit systeem deelt een opleidingsprofiel in ‘ECVET-eenheden’. Deze worden gevalideerd en vervolgens maakt men voor de individuele student een opleidingstraject op maat. Het verschil met andere EVC-procedures is dat de student óók vrijstelling krijgt van het examengedeelte. Binnen onze provincie loopt een pilot met ECVET bij het ROC ter AA. Samen met ISBW en zorgorganisatie ASVZ werken zij in een pilot voor een opleidingstraject Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg niveau 4. De pilot is gestart met 25 deelnemers, trajecten lopen uiteen van een half jaar tot 2 jaar. 13
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
25
5 Conclusies, aanbevelingen en acties De voorgaande hoofdstukken beschreven een breed scala aan trends, informatie, projecten en ontwikkelingen. Hier vindt u onze conclusies en aanbevelingen.
Conclusie 1 Er is een kwalitatieve en kwantitatieve discrepantie tussen het aanbod vanuit opleidingen en de behoefte op de arbeidsmarkt. Uit de cijfers en ontwikkelingen in paragraaf 2.2 blijkt duidelijk dat de meest populaire opleidingen niet het beste arbeidsmarktperspectief hebben. Ook blijkt dat er soms niet genoeg opgeleid wordt in richtingen waarvoor het arbeidsmarktperspectief goed is. Deze discrepantie zien we ook in de stageproblematiek. In de vorige Onderwijs in Kaart concludeerden we dat er ook in stages een kloof bestaat tussen vraag en aanbod, op kwalitatief en kwantitatief vlak. Gezien de ontwikkelingen verwachten we niet dat deze discrepantie zichzelf zal oplossen. Eerder verergert deze bij het uitblijven van gerichte acties. De werkgelegenheid in de sector neemt af. Tegelijk is er een verschuiving naar hogere kwalificatieniveaus. Dat vraagt om een kwantitatieve aanpassing van het aanbod vanuit opleidingen, waarin de kwalitatieve verschuiving wordt meegenomen. Door de vergrijzing stijgt de vraag naar zorg en krimpt de beroepsbevolking. Daardoor komen er tekorten in bepaalde beroepen tenzij hier tijdig op geanticipeerd wordt. Daar bovenop zorgt de wet Doelmatige leerwegen voor een toenemend belang van de beeldvorming van het arbeidsmarktperspectief binnen de sector zorg en welzijn bij jongeren en hun ouders. Aanbevelingen en acties:
Zoek elkaar op! Werkgevers en onderwijsinstellingen kunnen de grote veranderingen het hoofd bieden door continu samen af te stemmen. Een open dialoog zorgt ervoor dat beide partijen hun beleid op een passende wijze kunnen afstemmen.
Om problemen te voorkomen en het voortdurend ‘blussen van brandjes’ een halt toe te roepen, moet de onderlinge afstemming versterkt worden. Hiervoor is draagvlak en commitment nodig op strategisch niveau.
Binnen bestaande samenwerkingsverbanden krijgen gezamenlijke activiteiten makkelijk vorm. Maak daar gebruik van.
Om mee te kunnen bewegen met veranderingen is het nodig dat de afstemming organisch vormgegeven wordt. De structuur moet het doel van de samenwerking volgen.
Zet in op concrete acties met direct resultaat. Deze moeten ook in lijn zijn met doelen op langere termijn. Bijvoorbeeld: o
Zittende medewerkers opleiden tot rolmodellen van ‘de medewerker van de toekomst’. Zij kunnen stagiaires begeleiden en hen helpen een toekomstbestendige professional te worden. Hierdoor wordt een olievlek gecreëerd die de hele organisatie beweegt richting het werken in de toekomst.
o
Het beperken van de instroom in opleidingen met een matig arbeidsmarktperspectief.
o
Communicatie gericht op de beeldvorming over het arbeidsmarktperspectief in de sector zorg en welzijn actualiseren en intensiveren.
26
Draai het om. Wellicht wordt er onvoldoende gebruik gemaakt van de kwaliteiten en competenties van werkzoekenden met een ‘ongewild’ diploma en is het probleem minder groot dan het lijkt. o
Ook hierbij is een open dialoog tussen werkveld en onderwijs de beste eerste stap.
o
Door de inzet van stagiaires maakt u kennis met studenten vanuit een onbekende of nieuwe opleiding.
Conclusie 2 De vraag op de regionale arbeidsmarkt is onvoldoende helder, dit belemmert het doelmatig opleiden. In hoofdstuk 1 en 2 leest u over de arbeidsmarktontwikkelingen en het arbeidsmarktperspectief op landelijk en provinciaal niveau. De ervaring leert echter dat er regionale verschillen bestaan op de arbeidsmarkt. Vaak zijn landelijke indicaties daarom niet gedetailleerd genoeg voor één regio, één organisatie, één school om gericht beleid te maken. Die regionale oriëntatie zien we ook terug in weten regelgeving, die verplicht tot een regionale afstemming van onderwijs en arbeidsmarkt. Uit het grote aandeel leerlingen dat in de woonprovincie een opleiding volgt blijkt dat dit een logisch uitgangspunt is. De (regionale) arbeidsmarkt bestaat uit een formeel deel (extern geplaatste vacatures) en een informeel deel. Zicht hierop is belangrijk om een inschatting te kunnen maken van de behoefte aan arbeid op korte, middellange en lange termijn. Hoe verder vooruit gekeken moet worden, hoe strategischer die vraag is. Voor initiële opleidingen is het dus al snel een strategisch vraagstuk, want opleidingen duren doorgaans 3 tot 5 jaar. Vanuit het perspectief van de stageproblematiek komt het vraagstuk echter al veel eerder naar boven. Ook daar is een strategische oriëntatie belangrijk om afstemmingsproblemen op operationeel niveau in de toekomst te voorkomen. Om doelmatig op te leiden en schaarste te voorkomen moet de arbeidsmarkt dus zo transparant mogelijk zijn. Uit het gebrek aan regionale informatie over de vraag op de arbeidsmarkt blijkt dat deze transparantie nog geen werkelijkheid is. Aanvullende activiteiten zijn nodig om die gedetailleerde informatie wel boven tafel te krijgen. Aanbevelingen en acties:
Werkgevers hebben de verantwoordelijkheid om hun huidige en toekomstige vraag naar arbeid helder in beeld te brengen, zodat opleiden voor de sector in de regio’s hierop afgestemd kan worden. o
Een methode zoals strategische personeelsplanning, of onderdelen daarvan, kunnen gebruikt worden om (meer) zicht te krijgen op de toekomstige vraag naar arbeid. Hiermee kunnen de strategische doelen vertaald worden naar een optimale personele inzet. Dit is uiteraard een continu proces. De wereld staat immers niet stil!
o
Vanuit strategische doelen kan ook een strategisch opleidingsplan geformuleerd worden. Deze richt zich op initiële en post-initiële opleidingen en is bedoeld om via scholingen bij te dragen aan de strategische doelen van een organisatie.
Op regionaal niveau kan de huidige vraag naar arbeid nog beter in beeld gebracht worden door vacatures te monitoren. Bijvoorbeeld per functiegroep. Werkgevers kunnen dit zelf organiseren. De vacatures op BrabantZorg.Net kunnen daarvoor als uitgangspunt dienen.
Om meer zicht te krijgen op de informele arbeidsmarkt kunnen ook andere stromen van medewerkers gemonitord worden. Bijvoorbeeld de in- door- en uitstroom per functiegroep (ook in een eventuele boventalligenpool), de bestemming van medewerkers die de organisatie verlaten en de bewegingen binnen een flexpool.
27
Conclusie 3 De vele initiatieven op verschillende niveaus (landelijk en binnen organisaties, strategisch, tactisch en operationeel) lopen parallel en door elkaar heen. Hierdoor is een onoverzichtelijke situatie ontstaan. Op het landelijk niveau hebben we 11 ontwikkelingen benoemd met impact op het opleiden voor de sector. Variërend van een nieuw onderwijsconcept tot wetten en overkoepelende besluiten. Op het niveau van Noord-Brabant en de regio’s benoemden we nog een hoop. Een aantal initiatieven komen op meerdere plekken terug, zoals de CanMEDS, het onderscheid tussen de mbo- en hboverpleegkundige, nieuwe beroepen die geïntroduceerd worden en diverse projecten met de combinatie zorg en techniek. Als werkgever, school of andere partij raak je daarbij gemakkelijk het overzicht kwijt. Het risico is dat activiteiten en initiatieven elkaar niet versterken, maar tegenwerken. Of dat op meerdere plekken het wiel wordt uitgevonden. Gezien de hoeveelheid ontwikkelingen en de druk op budgetten is het belangrijk dat nieuwe initiatieven efficiënt en effectief zijn. Aanbevelingen en acties:
Leer van elkaar. Het delen van kennis over nieuwe ontwikkelingen, resultaten, cruciale succesfactoren, theorie en praktijk is cruciaal om ervoor te zorgen dat het maatschappelijk rendement van initiatievenen en projecten zo groot mogelijk is. o
Deel kennis op alle mogelijke manieren: artikelen, online communities et cetera.
o
Op bestuurlijk niveau is commitment nodig voor een dergelijke open dialoog. Bijvoorbeeld in het Zorgpact is dit commitment vastgelegd en omgezet in een website en nieuwsbrief waarin nieuwe ontwikkelingen rondom de Transitie gedeeld worden.
o
Doe ook inspiratie op door buiten het eigen vakgebied te kijken.
Breng focus aan. Het is niet mogelijk om alles te weten en bij te houden. Dus om zicht te krijgen op de stand van zaken rondom de eigen organisatie of binnen een bepaald vakgebied is het nodig om te kaderen. Maak keuzes en stel prioriteiten, zodat gericht een weg gevonden kan worden door de ‘onoverzichtelijke warboel’ van initiatieven. o
Een regionale focus past bij de trend ‘Participatiemaatschappij’ en het organiseren van zorg en welzijn rondom de burger.
o
Een regionale focus past ook bij de verplichting vanuit wetgeving om op regionaal niveau onderwijs en de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen.
Conclusie 4 De veranderingen in de sector zijn blijvend, waardoor post-initiële opleidingen steeds belangrijker worden. De sector zorg en welzijn heeft al jaren te maken met turbulente veranderingen. Gezien de huidige stand van zaken en de reeds aangekondigde nieuwe ontwikkelingen blijft dit zo. Voor werkgevers is de noodzaak om mee te kunnen bewegen met die veranderingen groot. Aanbestedingen, nieuwe wetten, eisen van zorgverzekeraars, gedrag van burgers; alles vraagt om een structureel vermogen om de organisatie snel aan te kunnen passen aan veranderingen. Dit vraagt om flexibiliteit van personeel. In kwantitatieve zin, bijvoorbeeld in de vorm van een flexpool. In kwalitatieve zin wordt van medewerkers bijvoorbeeld ontwikkeling gevraagd. Hier is van alles bij te bedenken: van intra- naar extramuraal werken, opscholing van niveau 2 naar niveau 3, van 3 naar 4, bijscholing op een breder scala aan ziektebeelden of op psychosociale problematiek, leren samenwerken met professionals, samenwerken met het netwerk rondom de burger, et cetera. Dit gaat voorbij initiële scholingen en 28
moet middels post-initiële scholingen vormgegeven worden. Uit bijvoorbeeld de enorme hoeveelheid aanvragen voor het Sectorplan blijkt dat werkgevers hier volop op inzetten. Uit ons onderzoek blijkt echter dat nieuwe ontwikkelingen, het belang dat wordt gehecht aan competenties en post-initiële scholingen niet altijd in lijn liggen met elkaar. De opkomst van nieuwe technologieën zien we bijvoorbeeld niet terug als topprioriteit, evenmin in post-initiële scholingen. Aanbevelingen en acties:
Maak beleid op de continue ontwikkeling van medewerkers gericht op de veranderingen waar de organisatie mee te maken krijgt. Zorg dat hierin aandacht is voor: o
Het creëren van een goed leerklimaat
o
Het versterken van leervaardigheden
o
Innoveren in de praktijk
Het hebben van een opleidingsplan dat aansluit bij de veranderingen waar de organisatie mee te maken heeft is een nuttig hulpmiddel om ‘een leven lang leren’ vorm te geven. Zorg ervoor dat dit aansluit bij de strategische doelen van de organisatie.
Zorg voor een goede, blijvende, afstemming tussen de activiteiten van HRM en opleiden intern.
Colofon Deze 'Onderwijs in Kaart' is een uitgave van Transvorm. Waar mogelijk wordt de tekst in overleg en samenspraak met aangesloten organisaties opgesteld. Neem voor reacties of commentaar contact op met Martin van Berloo (
[email protected]), telefonisch bereikbaar via 088 144 40 00. 29
Regionale katernen Regionale mbo cijfers In hoofdstuk 2 zijn de Brabantbrede ontwikkelingen in het mbo beschreven. De regionale verschillen zijn daar kort benoemd. In deze bijlage beschrijven we de regionale trends en ontwikkelingen meer in detail. Per regio is een katern geschreven waarin de ontwikkelingen per opleiding worden benoemd. Ook worden opvallende overeenkomsten en verschillen tussen regio’s aangehaald. Voor deze Onderwijs in Kaart is ervoor gekozen de uitgebreide cijfermatige overzichten te bundelen in een 14 digitale cijferbijlage, die u kunt downloaden van onze website . Gezien de werkgebieden van de hbo’s in Noord-Brabant is gekozen voor een Brabantbreed beeld over het hbo. Dat vindt u in hoofdstuk 2.
Regio katern West-Brabant Werkgelegenheid De sector zorg was in 2013 goed voor 16% van alle banen in de regio. Daarmee is de Zorg de één-na 15 grootste sector, na de Handel . Tabel 8: Werkgelegenheid Zorg en Welzijn West-Brabant 2010
2011
2012
2013
2014*
Aantal medewerkers
37.384
36.187
34.866
33.335
31.835
Aantal FTE
23.977
23.435
22.684
21.873
20.804
Aantal medewerkers met een flexibel contract
5.257
5.048
4.978
4.677
3.693
Percentage medewerkers jonger dan 30 jaar
23%
23%
23%
21%
20%
Percentage medewerkers ouder dan 55 jaar
15%
16%
18%
19%
20%
* De cijfers over 2014 zijn voorlopig
Zoals in bovenstaande tabel is te zien daalt de werkgelegenheid in de regio al jaren. In het afgelopen jaar is het aantal medewerkers in de sector met 4% afgenomen. Het aantal medewerkers met een flexibel contract daalt al jaren, tussen 2013 en 2014 maar liefst met -21%. Evenals in andere regio’s is de vergrijzing duidelijk terug te zien in het dalende aandeel jongeren (jonger dan 30) en het stijgende aandeel medewerkers boven de 55 jaar. De werkgelegenheid in de sector in West-Brabant is voor bijna de helft in de ouderenzorg, VV&T. Op de tweede en derde plaats komen de ziekenhuizen met 24% en de Gehandicaptenzorg met 9%. De werkvelden Kinderopvang, GGZ, Jeugdzorg en WMD omvatten e gezamenlijk minder dan 1/5 van de totale werkgelegenheid in de sector in de regio.
14
http://www.transvorm.org/onderwijs_in_kaart_rapporten
15
LISA, bewerking door Transvorm
30
Onderwijs In West-Brabant is het aantal mbo-deelnemers gedaald tot ruim 3.600 in 2014, onder het niveau van 2011. Van alle deelnemers in het mbo richting zorg en welzijn in Noord-Brabant volgt 24% een opleiding in West-Brabant. Van hen volgt 38% een BBL-opleiding. Dit aandeel ligt veel hoger dan het landelijke (23%) en Brabant brede (31%) aandeel BBL. Tabel 9: Overzicht leerlingen opleidingen zorg en welzijn West-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
3.519
3.738
3.871
4.042
3.640
Waarvan BOL
2.053
2.150
2.127
2.257
2.263
Waarvan BBL
1.466
1.588
1.744
1.785
1.377
mbo
Mbo zorg Het aantal studenten in een opleiding richting zorg is gedaald met 9%. De uitzondering hierop is Apothekersassistent, met een gelijk gebleven studentenaantal. Koplopers zijn de opleiding tot Doktersassistent en Zorghulp, beide kennen een daling van 28%. Net als in Noord-Brabant als geheel is in West-Brabant het aantal verpleegkundigen in opleiding op het mbo gedaald. Tabel 10 : Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
91
82
81
66
66
Doktersassistent
105
102
109
116
83
Tandartsassistent
93
87
89
98
83
Verpleegkundige
663
657
674
762
754
Verzorgende
797
922
1.148
1.353
1.243
Helpende
474
562
549
506
436
Zorghulp
59
88
70
82
59
2.282
2.500
2.720
2.983
2.724
Apothekersassistent
Totaal
De daling is het grootst in de BBL-variant: variërend van -14% (Verpleegkundige) tot -100% (Zorghulp). De BOL-variant van de meeste opleidingen is gegroeid: van +4% (Zorghulp) tot +22% (Verzorgende). Uitzonderingen hierop zijn de opleiding Doktersassistent (-13%) en Helpende (-6%). Mbo welzijn Het aantal studenten in een opleiding richting welzijn is gedaald met 14%. De uitzondering hierop is MMZ4, waar 14% meer studenten in opleiding zitten dan vorig jaar. De grootste dalers zijn MMZ3 (30%) en Pedagogische Werker Kinderopvang niveau 3 (-23%). Tabel 11: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
MMZ3
266
249
257
243
170
MMZ4
327
262
272
292
334
PW Kinderopvang 3
589
666
607
479
369
PW Kinderopvang 4
55
61
15
45
43
1.237
1.238
1.151
1.059
916
Totaal
31
De BBL-variant van de opleidingen richting welzijn krimpen al jaren. Net als in de opleidingen richting zorg is de krimp hierin erg groot: variërend van -17% (PW Kinderopvang 3) tot -60% (PW Kinderopvang 4). De BOL-variant van MMZ4 (+23%) en PW Kinderopvang 4 (+3%) is gegroeid, die van de andere twee opleidingen is gekrompen.
Regio katern Midden-Brabant Werkgelegenheid De sector zorg was in 2013 goed voor 16% van alle banen in de regio. Daarmee is de Zorg de één-na 16 grootste sector, na de Handel . Tabel 12: Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Midden-Brabant 2010
2011
2012
2013
2014*
Aantal medewerkers
32.611
32.905
33.717
32.470
29.685
Aantal FTE
20.611
20.848
21.540
20.823
19.523
Aantal medewerkers met een flexibel contract
4.311
4.633
4.984
4.476
3.004
Percentage medewerkers jonger dan 30 jaar
23%
23%
23%
22%
21%
Percentage medewerkers ouder dan 55 jaar
16%
17%
18%
20%
21%
* De cijfers over 2014 zijn voorlopig
Zoals in bovenstaande tabel is te zien daalt de werkgelegenheid in de regio al jaren. In het afgelopen jaar is het aantal medewerkers in de sector met 9% afgenomen. Het aantal medewerkers met een flexibel contract daalt al jaren, tussen 2013 en 2014 maar liefst met -33%. Evenals in andere regio’s is de vergrijzing duidelijk terug te zien in het dalende aandeel jongeren (jonger dan 30) en het stijgende aandeel medewerkers boven de 55 jaar. De werkgelegenheid in de sector in Midden-Brabant wordt gedomineerd door de VV&T, Gehandicaptenzorg en de Ziekenhuizen. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor 80% van alle medewerkers. De werkvelden Kinderopvang, GGZ, Jeugdzorg en e WMD omvatten gezamenlijk 1/5 van de totale werkgelegenheid in de sector in de regio.
16
LISA, bewerking door Transvorm
32
Onderwijs In Midden-Brabant is het aantal mbo-deelnemers gedaald tot ruim 2.400 in 2014, onder het niveau van 2010. Van alle deelnemers in het mbo richting zorg en welzijn in Noord-Brabant volgt 16% een opleiding in Midden-Brabant. Van hen volgt 40% een BBL-opleiding. Dit aandeel ligt veel hoger dan het landelijke (23%) en Brabantbrede (31%) aandeel BBL en is het hoogste van alle regio’s. Tabel 13: Overzicht leerlingen opleidingen zorg en welzijn Midden-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
2.687
2.621
2.811
2.535
2.411
Waarvan BOL
1.608
1.518
1.492
1.461
1.447
Waarvan BBL
1.079
1.103
1.319
1.074
964
mbo
Mbo zorg Het aantal studenten in een opleiding richting zorg is gedaald met 2%. De uitzondering hierop zijn Tandartsassistent (+18%), Verpleegkundige (+3%) en Zorghulp (0%). Helpende (-13%) en Doktersassistent (-11%) zijn de grootste krimpstudies. In tegenstelling tot Noord-Brabant als geheel is in Midden-Brabant het aantal verpleegkundigen in opleiding op het mbo licht gestegen. Tabel 14 : Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
Doktersassistent
106
106
113
133
118
Tandartsassistent
111
99
106
84
99
Verpleegkundige
350
307
369
410
422
Verzorgende
434
392
410
405
403
Helpende
307
231
320
215
186
24
13
13
1.342
1.260
1.241
Zorghulp Totaal
1.308
1.135
De daling is het grootst in de BBL-variant: variërend van -1% (Verpleegkundige) tot -57% (Doktersassistent). De BOL-variant van de meeste opleidingen is gegroeid: van +2% (Doktersassistente) tot +19% (Verzorgende). Uitzondering hierop is de opleiding Helpende (-6%). Mbo welzijn Het aantal studenten in een opleiding richting welzijn is gedaald met 8%. De grootste krimp is te zien in de opleiding PW Kinderopvang 4 (-14%) en MMZ3 (-11%). Tabel 15: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
MMZ3
265
380
344
283
253
MMZ4
686
695
760
679
631
PW Kinderopvang 3
291
272
213
161
155
PW Kinderopvang 4
137
139
152
152
131
1.379
1.486
1.469
1.275
1.170
Totaal
De opleiding PW Kinderopvang 4 kent in Midden-Brabant alleen een BOL-variant en sinds 2013 wordt er ook voor de opleiding PW Kinderopvang 3 geen BBL-studenten meer opgeleid. De BBL-variant van
33
de MMZ opleidingen neemt ook af. Tussen 2013 en 2014 zaten 2% minder studenten in de BBLopleiding MMZ3 met 2% en 13% minder in de MMZ4 BBL-opleiding.
Regio katern Noordoost-Brabant Werkgelegenheid De sector zorg was in 2013 goed voor 14% van alle banen in de regio. Daarmee is de Zorg de op 17 twee na grootste sector, achter de Handel en de Industrie . Tabel 16: Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Noordoost-Brabant 2010
2011
2012
2013
2014*
Aantal medewerkers
45.875
49.882
51.185
51.392
50.979
Aantal FTE
29.367
30.792
31.478
31.353
27.504
Aantal medewerkers met een flexibel contract
5.427
6.092
7.478
8.296
10.802
Percentage medewerkers jonger dan 30 jaar
23%
23%
23%
23%
21%
Percentage medewerkers ouder dan 55 jaar
15%
17%
18%
19%
22%
* De cijfers over 2014 zijn voorlopig
Zoals in bovenstaande tabel is te zien daalt de werkgelegenheid in de regio sinds 2014. In het afgelopen jaar is het aantal medewerkers in de sector met 1% afgenomen. Het aantal medewerkers met een flexibel contract stijgt al jaren, tussen 2013 en 2014 maar liefst met 30%. Evenals in andere regio’s is de vergrijzing duidelijk terug te zien in het dalende aandeel jongeren (jonger dan 30) en het stijgende aandeel medewerkers boven de 55 jaar. De werkgelegenheid in de sector in Noordoost-Brabant is voor ruim de helft in de ouderenzorg, VV&T. Op de tweede en derde plaats komen de Gehandicaptenzorg met 15% en de Ziekenhuizen met 13%. De werkvelden Kinderopvang, GGZ, Jeugdzorg en WMD omvatten e gezamenlijk iets meer dan 1/5 van de totale werkgelegenheid in de sector in de regio.
17
LISA, bewerking door Transvorm
34
Onderwijs In Noordoost-Brabant is het aantal mbo-deelnemers gedaald tot ruim 4.150 in 2014. Van alle deelnemers in het mbo richting zorg en welzijn in Noord-Brabant volgt 28% een opleiding in Noordoost-Brabant. Van hen volgt 21% een BBL-opleiding. Dit aandeel is het laagst van alle regio’s en als enige regio ligt het aandeel BBL-studenten lager dan het landelijke (23%) en Brabantbrede (31%) aandeel. Tabel 17: Overzicht leerlingen opleidingen zorg en welzijn Noordoost-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
4.196
4.302
4.299
4.172
4.156
Waarvan BOL
3.100
3.209
3.210
3.233
3.292
Waarvan BBL
1.096
1.093
1.089
939
864
mbo
Mbo zorg Het aantal studenten in een opleiding richting zorg is gestegen met 2%. Hierin is Noordoost-Brabant uniek in Brabant. Er is sprake van groei in de opleidingen Doktersassistent (10%) en Verzorgende (9%). Net als in Noord-Brabant als geheel is in Noordoost-Brabant het aantal verpleegkundigen in opleiding op het mbo gedaald. Hier al voor het tweede jaar op een rij. Tabel 18: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
Apothekersassistent
122
115
112
105
106
Doktersassistent
193
199
188
182
201
Tandartsassistent
83
122
128
165
163
Verpleegkundige
638
651
655
623
600
Verzorgende
692
746
852
1.020
1.112
Helpende
496
496
525
456
412
Zorghulp
25
2
6
22
18
2.127
2.216
2.354
2.468
2.506
Totaal
De BOL-variant van Verpleegkundige is echter wel gegroeid in de afgelopen jaren en ook in 2014 weer. Alleen in de BOL-variant Helpende is sprake van krimp (-6%). Aan de BOL-variant Zorghulp nemen in 2014 geen studenten deel. De opleidingen Apothekersassistent en Doktersassistent kennen in Noordoost-Brabant alleen een BOL-variant. In de BBL-variant van de meeste opleidingen is sprake van krimp, behalve in de opleiding Verzorgende (+2%) en Zorghulp (+50%). Mbo welzijn Het aantal studenten in een opleiding richting welzijn is gedaald met 3%. De uitzonderingen hierop zijn MMZ4 (+2%) en PW Kinderopvang 4 (+16%). Tabel 19: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
MMZ3
470
382
303
191
214
MMZ4
919
872
844
846
860
PW Kinderopvang 3
474
630
593
436
324
PW Kinderopvang 4
84
87
93
126
146
1.947
1.971
1.833
1.599
1.544
Totaal
35
Aan de BBL-variant van de opleidingen PW Kinderopvang 3 en 4 nemen geen studenten deel. Op niveau 4 al niet meer sinds 2012, op niveau 3 sinds 2014 niet meer. De BBL-variant van MMZ3 is gegroeid (+2%) en die van MMZ4 gekrompen (-15%). Alleen van de opleiding PW Kinderopvang 3 is de BOL-variant gedaald in studentenaantallen. In de andere opleidingen is sprake van groei in de BOL, variërend van +5% (MMZ4) tot +16% (PW Kinderopvang 4).
Regio katern Zuidoost-Brabant Werkgelegenheid De sector zorg was in 2013 goed voor 15% van alle banen in de regio. Daarmee is staat de Zorg op 18 de vierde plaats, na de Handel, de Zakelijke dienstverlening en de Industrie . Tabel 20: Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Zuidoost-Brabant 2010
2011
2012
2013
2014*
Aantal medewerkers
44.529
45.457
45.285
43.967
43.003
Aantal FTE
29.167
29.756
29.805
29.139
28.204
Aantal medewerkers met een flexibel contract
5.452
5.896
5.702
5.319
4.533
Percentage medewerkers jonger dan 30 jaar
23%
23%
22%
21%
20%
Percentage medewerkers ouder dan 55 jaar
15%
16%
17%
19%
21%
* De cijfers over 2014 zijn voorlopig
Zoals in bovenstaande tabel is te zien daalt de werkgelegenheid in de regio al sinds 2011. In het afgelopen jaar is het aantal medewerkers in de sector met 2% afgenomen. Het aantal medewerkers met een flexibel contract daalt ook al jaren, tussen 2013 en 2014 maar liefst met -15%. Evenals in andere regio’s is de vergrijzing duidelijk terug te zien in het dalende aandeel jongeren (jonger dan 30) en het stijgende aandeel medewerkers boven de 55 jaar. De werkgelegenheid in de sector in Zuidoost-Brabant is wordt gedomineerd door de VV&T (42%) en de Ziekenhuizen (26%). De Gehandicaptenzorg komt op de derde plek met 12%. De werkvelden Kinderopvang, GGZ, Jeugdzorg en e WMD omvatten gezamenlijk 1/5 van de totale werkgelegenheid in de sector in de regio.
18
LISA, bewerking door Transvorm
36
Onderwijs In Zuidoost-Brabant is het aantal mbo-deelnemers gedaald tot ruim 4.800 in 2014, het laagste aantal in vijf jaren. Van alle deelnemers in het mbo richting zorg en welzijn in Noord-Brabant volgt 32% een opleiding in Zuidoost-Brabant. Van hen volgt 31% een BBL-opleiding. Dit aandeel ligt hoger dan het landelijke (23%) en is gelijk aan het Brabantbrede (31%) aandeel BBL. Tabel 21: Overzicht leerlingen opleidingen zorg en welzijn Zuidoost-Brabant
2010
2011
2012
2013
2014
5.440
5.079
5.518
5.089
4.841
Waarvan BOL
3.598
3.565
3.517
3.204
3.329
Waarvan BBL
1.842
1.514
2.001
1.885
1.512
mbo
Mbo zorg Het aantal studenten in een opleiding richting zorg is gedaald met 2%. De uitzonderingen op deze daling is de opleiding tot Tandartsassistent (+8%) en Helpende (+11%). Net als in Noord-Brabant als geheel is ook in Zuidoost-Brabant het aantal verpleegkundigen in opleiding op het mbo gedaald. Tabel 22: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
Apothekersassistent
109
110
128
123
122
Doktersassistent
146
137
143
158
141
Tandartsassistent
77
69
85
95
103
1.090
1.101
1.161
1.173
1.155
Verzorgende
785
835
1.177
1.206
1.137
Helpende
702
694
699
503
559
Zorghulp
84
51
44
71
51
2.884
2.887
3.309
3.206
3.146
Verpleegkundige
Totaal
Het aantal studenten in een BOL-variant is gestegen met 18%. De uitzonderingen op die stijging zijn de BOL-variant van de opleidingen Doktersassistent (-11%) en Apothekersassistent (-1%). De grootste toename zien we in de opleiding Verzorgende (+48%). Het aantal leerlingen in een BBLvariant is gedaald met 21%. De enige opleiding waar geen sprake was van krimp in het aantal BBLstudenten is Apothekersassistent, daar bleef het aantal onveranderd. De grootste krimpopleidingen, als we alleen naar de BBL kijken, zijn Zorghulp (-51%), Helpende (-37%) en Verzorgende (-22%). Doktersassistent en Tandartsassistent kennen geen BBL-variant in Zuidoost-Brabant. Mbo welzijn Het aantal studenten in een opleiding richting welzijn is gedaald met 11%. De grootste dalers zijn Pedagogische Werker Kinderopvang niveau 3 (-27%) en niveau 4 (-30%). Tabel 23: Aantal deelnemers per opleiding 2010
2011
2012
2013
2014
MMZ3
529
283
332
400
379
MMZ4
1.349
1.191
988
791
784
PW Kinderopvang 3
549
595
533
368
269
PW Kinderopvang 4
20
13
228
201
141
2.447
2.082
2.081
1.760
1.573
Totaal
37
Het aantal BOL-studenten is in de meeste opleidingen gedaald, alleen in MMZ3 is sprake van lichte groei (+1%). PW Kinderopvang niveau 4 kent de grootste daling in het aantal BOL-studenten (-31%), maar heeft nog wel 3 BBL-studenten. In de BBL-variant van PW Kinderopvang 3 nemen geen studenten meer deel. Ook in MMZ3 is sprake van forse krimp in het aantal BBL-studenten (-34%), maar in de MMZ4 is sprake van een lichte groei (+1%).
38
Bijlage 1 – Onderzoek naar competenties van de toekomst Inleiding en onderzoeksvraag Ieder jaar onderzoekt Transvorm één actueel thema binnen het kader ‘aansluiting onderwijsarbeidsmarkt’. Vorig jaar was dit de stageproblematiek. Dit jaar wilden wij dat onderzoek niet nogmaals herhalen. Het thema blijft echter onverminderd actueel. Wat we in november 2014 hebben gesignaleerd is dat de toekomst van de sector, en het werken in de sector, voor veel partijen een belangrijk en actueel thema is. Voor werkgevers is het belangrijk dat er ook in de toekomst voldoende goed gekwalificeerde medewerkers beschikbaar zijn om aan de zorgvraag te kunnen voldoen. Maar wat is in de toekomst ‘goed gekwalificeerd’? Dit is moeilijk te bepalen nu de opleidingen en beroepenstructuur, evenals de inhoudelijke invulling van opleidingen en beroepen, aan het veranderen is. Hierover is in hoofdstuk 1 al het één en ander geschreven. Een manier om daar bovenuit te stijgen is om te werken met competenties. Dit past ook bij een werkveld- en regiooverstijgend onderzoek. Dus wij wilden in ieder geval in kaart brengen welke competenties over een aantal jaren het meest belangrijk zullen zijn. Werkveldoverstijgend, voor medewerkers in het primaire proces. Daarnaast wilden we weten hoe ver we al zijn richting die medewerker van de toekomst. Want als we er al zijn is de noodzaak tot actie minder groot. En als we er nog niet zijn, hoe lang is de weg die we nog moeten afleggen? Dus we wilden ook zicht op de huidige stand van zaken. Welke competenties worden nu belangrijk gevonden? En zijn medewerkers daar al steengoed in, of niet? Eén van de manieren om medewerkers klaar te stomen voor andere of hogere eisen is ze scholingen aan te bieden. Wij vinden dat we daarover geen aanbevelingen kunnen geven als we (wederom) geen zicht hebben op de huidige stand van zaken. Daarom wilden we graag weten op welke competenties post-initiële scholingen worden ingezet. Als bijvoorbeeld al volop geschoold wordt op een belangrijke competentie waar medewerkers nog geen 10 op scoren, kunnen we concluderen dat werkgevers blijkbaar goed bezig zijn. Dit jaar zijn we dus ambitieus geweest en hebben we twee onderwerpen in één onderzoek gevangen: 1) competenties van de medewerker van de toekomst, in relatie tot 2) post-initiële scholingen.
Onderzoeksvragen Deze twee onderwerpen hebben we uitgewerkt in de volgende subvragen: 1. Welke competenties van de toekomst zijn er te benoemen? 2. Welke opleidingen worden aangeboden aan zittende medewerkers? 3. Op welke competenties zijn deze opleidingen gericht? 4. Hoeveel medewerkers volgen tussen 3 maanden geleden en over 3 maanden deze opleiding? 5. Wat zijn de verschillen per werkveld? 6. Wat voor scholing is het?
Proces en respons Om te beginnen hebben wij een competentieset opgesteld door middel van literatuurstudie. Het streven was om de breedte van het werk te vangen. Maar niet om ‘de waarheid’ te vinden of een compleet competentiewoordenboek voor zorg en welzijn te schrijven. Moeilijke punten waren met name verschillen in werkvelden en verschillen in niveau van beroepen. Uiteindelijk zijn we gekomen tot de volgende set:
39
1. Vakinhoudelijk handelen vraaggericht werken werken binnen wet- en regelgeving kennis up-to-date en just-in-time methodisch werken 2. Communicatie persoonsgericht richting de cliënt en haar omgeving richting collega’s 3. Zelfstandigheid beoordelen van de situatie, knelpunten en kansen, en daarnaar handelen plannen, organiseren en controleren van eigen werk voelt zich verantwoordelijk voor resultaten 4. Ondernemerschap kostenbewust signaleren van en inspelen op veranderingen benutten van professionele ruimte 5. Samenwerking gericht op multidisciplinaire samenwerking in de keten (met wijkteams, in ketenzorg, binnen de sociale kaart etc.) gericht op mantel- en/of informele zorg gericht op gezamenlijke besluitvorming verwachtingsmanagement 6. Coördineren en organiseren gericht op inhoud en organisatie van zorg gericht op continuïteit van zorg eigen handelen en positie in samenhang met de context (collega’s, cliënten, patiënten, informele netwerk, overige partijen) begrijpen en daarnaar handelen 7. Maatschappelijk handelen gericht op preventie versterken van zelfmanagement versterken van het netwerk van mantel- en/of informele zorg stimuleren van verantwoordelijk en oplossingsgericht gedrag van cliënten/patiënten 8. Gericht op kwaliteit hoge kwaliteit nastreven gericht op continue verbetering van zorg, welzijn en processen oplossingsgericht kritisch denken
40
9. Werken met technologie t.b.v. uitvoering en organisatie van zorg en welzijn werken met zorgtechnologie, domotica, technische hulpmiddelen, mobiele apparaten en applicaties, etc. 10. Leervermogen bevorderen eigen professionaliteit en die van collega’s reflectief vermogen onderzoekend vermogen evidence based werken 11. Flexibiliteit kunnen omgaan met veranderende omstandigheden
Twee vragenlijsten en het sectorplan Op basis van de competentieset zijn twee vragenlijsten opgesteld. Eén vroeg naar het belang van de competenties voor de organisatie, nu en over 3-5 jaar. De antwoordcategorieën waren “Zeer onbelangrijk”, “onbelangrijk”, “neutraal”, “belangrijk” en “zeer belangrijk”. Met een rapportcijfer konden respondenten aangeven in hoeverre deze competenties momenteel aanwezig zijn bij de medewerkers. Dit is een belevingsscore, geen score op basis van een test. Deze vragen zijn aan de hoofden HRM van alle 165 leden van Transvorm gesteld. De andere vragenlijst vroeg naar de scholingen op dit moment, gekoppeld aan de competentieset. Deze is verstuurd aan alle opleiders. Daarnaast zijn de aanvragen voor het sectorplan, anoniem, bekeken en meegenomen in de beantwoording van de onderzoeksvragen.
Resultaten De resultaten zijn verzameld in januari en februari 2015 en anoniem verwerkt. In totaal zijn er 92 vragenlijsten teruggekomen die bruikbare informatie voor het onderzoek bevatten. We hebben de beoordelingen bij elkaar opgeteld. Tabellen 22 en 23 gevenhet overzicht van de competenties die door de meeste respondenten als “zeer belangrijk” worden aangemerkt. En welke het minst goed en het best ontwikkeld zijn bij de medewerkers in de organisaties.
Prioriteiten nu en over 3 – 5 jaar De top 3 belangrijkste competenties de komende jaren niet veel zal veranderen, deze blijven zeer belangrijk. Ook de minste belangrijke 3 zullen niet veranderen. Dit is een licht vertekend beeld, omdat 90-100% van de respondenten alle competenties over 3 tot 5 jaar als “belangrijk” of “zeer belangrijk” beoordeelt. In de scores valt ons onder andere op dat: -
“Zelfstandigheid” stijgt van de 4e naar de 1e plek en over 3-5 jaar door 85% van de respondenten als ‘zeer belangrijk’ wordt beoordeeld, tegenover 50% nu;
-
“Leervermogen” stijgt van de 8 naar de 6 plek;
-
“Ondernemerschap” door relatief veel respondenten met ‘neutraal’ wordt beoordeeld en daalt e e van de 7 naar de 8 plek;
-
“Maatschappelijk handelen” daalt van de 9 naar de 11 plek;
-
“Werken met technologie” relatief maar één plek stijgt, maar over 3 – 5 jaar door bijna 60% van de respondenten als ‘zeer belangrijk’ wordt beoordeeld, tegenover een magere 7% nu.
e
e
e
41
e
Tabel 23 : Nu
1. Vakinhoudelijk handelen 2. Communicatie 3. Samenwerking 4. Zelfstandigheid 5. Flexibiliteit 6. Gericht op kwaliteit 7. Ondernemerschap 8. Leervermogen 9. Maatschappelijk handelen 10. Coördineren en organiseren
Zeer Zeer N onbelangrijk Onbelangrijk Neutraal Belangrijk belangrijk 56 0% 0% 2% 32% 66% 56 0% 0% 2% 32% 66% 56 0% 2% 7% 39% 52% 56 0% 0% 5% 45% 50% 56 0% 0% 11% 43% 46% 56 2% 2% 2% 54% 41% 55 0% 5% 16% 45% 33% 56 0% 2% 9% 57% 32% 56 0% 2% 16% 50% 32% 54 0% 0% 15% 56% 30%
11. Werken met technologie
56
0%
11%
30%
52%
7%
Tabel 24: Over 3-5 jaar
1. Zelfstandigheid 2. Communicatie 3. Vakinhoudelijk handelen 4. Samenwerking 5. Flexibiliteit 6. Leervermogen 7. Gericht op kwaliteit 8. Ondernemerschap 9. Coördineren en organiseren 10. Werken met technologie
Zeer Zeer N onbelangrijk Onbelangrijk Neutraal Belangrijk belangrijk 54 0% 0% 2% 13% 85% 55 0% 0% 0% 24% 76% 55 0% 0% 4% 22% 75% 55 0% 0% 4% 25% 71% 55 0% 0% 2% 29% 69% 54 0% 0% 0% 35% 65% 55 0% 0% 2% 35% 64% 54 0% 2% 4% 33% 61% 55 0% 0% 5% 35% 60% 54 0% 0% 11% 30% 59%
11. Maatschappelijk handelen
55
0%
0%
42
5%
38%
56%
Post-initiële opleidingen Het eerste dat opvalt als we kijken naar het aantal scholingen is dat er in 2015 meer geschoold wordt op deze competenties dan in 2014 het geval was. Alleen op de competenties “Leervermogen”, “Zelfstandigheid” en “Flexibiliteit” wordt in 2015 iets minder geschoold dan 2014. In 2015 worden twee keer zoveel scholingen ingezet die zich richten op “Maatschappelijk handelen” dan in 2014 en daarmee is deze competentie de grootste stijger.
Aantal organisaties die medewerkers in 2014 schoolden op de genoemde competenties 1. Vakinhoudelijk handelen
21
2. Samenwerking
16
3. Communicatie
20
4. Coördineren en organiseren
16
5. Gericht op kwaliteit
12
6. Maatschappelijk handelen
8
7. Ondernemerschap
11
8. Leervermogen
16
9. Zelfstandigheid
13
10. Flexibiliteit
13
11. Werken met technologie
7
Aantal organisaties die medewerkers in 2015 schoolden op de genoemde competenties 1. Vakinhoudelijk handelen
27
2. Samenwerking
23
3. Communicatie
21
4. Coördineren en organiseren
20
5. Gericht op kwaliteit
17
6. Maatschappelijk handelen
16
7. Ondernemerschap
15
8. Leervermogen
15
9. Zelfstandigheid
14
10. Flexibiliteit
12
11. Werken met technologie
10
43
De meeste scholingen zijn gericht op meerdere competenties. Aan de hand van die resultaten ontstaat de volgende ranglijst. De meeste scholingen zijn gericht op de bovenste competentie, de minste op de onderste: Ranglijst competenties
Kenmerken van de scholingen
1
Vakinhoudelijk handelen
2
Communicatie
76% van de scholingen worden klassikaal aangeboden, 12% middels e-learning en 12% middels blended learning.
3
Gericht op kwaliteit
4
Samenwerking
5
Coördineren en organiseren
6
Zelfstandigheid
7
Leervermogen
8
Maatschappelijk handelen
Er wordt overwegend geschoold door externe bureaus in te schakelen, trainers in te huren, particuliere opleidingen in te kopen enF via stichtingen of netwerken te scholen. Ook wordt er veel intern geschoold.
9
Flexibiliteit
Kanttekeningen
De meeste scholingen richten zich op mbo- niveau 3 (61%). 11% Van de scholingen is gericht op bachelorniveau en 9% op mbo-niveau 4.
Er wordt meer geschoold dan in de enquête paste. We gaan ervan uit dat de respondenten ons met hun 11 Werken met technologie antwoorden een doorkijk hebben gegeven in de tendens. Daarnaast is scholing niet de enige manier om competenties te ontwikkelen bij medewerkers. 10
Ondernemerschap
44
Bijlage 2 – Toekomstige functiemix volgens werkgevers 19
Uit de Werkgeversenquête 2014 van OAZW blijkt dat 60% van de werkgevers een overschot aan personeel verwacht in de komende jaren. Dit geldt vooral voor ‘overig personeel’ en ‘personeel tot en 20 met niveau 2’. Daar tegenover verwacht 25-35% van de werkgevers een tekort voor bepaalde functies. Een enquête die is ingevuld door 1.000 werkgevers in de sector, eind 2014, geeft wel een beeld van de veranderende functiemix “de komende tijd”. Alleen de twee grootste scores worden vermeld en we gebruiken de NLQF niveaus: Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Niveau 5
21
Niveau 6
22
Niveau 7
23
-
Zorg: 40% “blijft gelijk”, 36% “neemt af”.
-
Welzijn: 56% “blijft gelijk”, 22% “weet het niet”.
-
Zorg: 41% “blijft gelijk”, 35% “neemt af”.
-
Welzijn: 55% “blijft gelijk”, 22% “weet het niet”.
-
Zorg: 48% “blijft gelijk”, 28% “neemt toe”.
-
Welzijn: 59% “blijft gelijk”, 22% “neemt af”.
-
Zorg: 41% “neemt toe”, 39% “blijft gelijk”.
-
Welzijn: 46% “blijft gelijk”, 29% “neemt toe”.
-
Zorg: 41% “blijft gelijk”, 35% “neemt toe”.
-
Welzijn: 50% “blijft gelijk”, 21% “neemt toe”.
-
Zorg: 47% “neemt toe”, 38% “blijft gelijk”.
-
Welzijn: 42% “neemt toe”, 41% “blijft gelijk”.
-
Zorg: 64% “blijft gelijk”, 16% “weet het niet”.
-
Welzijn: 65% “blijft gelijk”, 17% “weet het niet”.
19
Onderzoek Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Sinds 2014 voeren Kiwa Carity en CAOP het programma uit.
20
Ruim 35% van de werkgevers in de zorg en 25% van de werkgevers in welzijn.
21
In de enquête: Mbo+
22
In de enquête: Hbo bachelor
23
In de enquête: Wo
45
Bijlage 3 – CanMEDS De CanMEDS zijn ontwikkeld door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada. De term CanMEDS is een samentrekking van de woorden Canadian Medical Education Directives for Specialists. Daarvan zijn zeven algemene competenties afgeleid. In 2015 moet elke aios aantoonbaar in de competenties worden opgeleid.
Er zijn zeven CanMEDS-competenties: 1. Medisch handelen 1:1. De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied. 1:2. De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en waar mogelijk evidence based toe. 1:3. De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg. 1:4. De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe 2. Communicatie 2:1. De specialist bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op. 2:2. De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiëntinformatie. 2:3. De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en familie. 2:4. De specialist doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiëntencasus. 3. Samenwerking 3:1. De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners. 3:2. De specialist verwijst adequaat. 3:3. De specialist levert effectief intercollegiaal consult. 3:4. De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg. 4. Kennis en wetenschap 4:1. De specialist beschouwt medische informatie kritisch. 4:2. De specialist bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis. 4:3. De specialist ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan. 4:4. De specialist bevordert de deskundigheid van studenten, aios, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg. 5. Maatschappelijk handelen 5:1. De specialist kent en herkent de determinanten van ziekte. 5:2. De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel. 5:3. De specialist handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen. 5:4. De specialist treedt adequaat op bij incidenten in de zorg.
46
6. Organisatie 6:1. De specialist organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling. 6:2. De specialist werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorg-organisatie. 6:3. De specialist besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord. 6:4. De specialist gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, en voor bij- en nascholing. 7. Professionaliteit 7:1. De specialist levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze. 7:2. De specialist vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag. 7:3. De specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daar binnen. 7:4. De specialist oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische normen van het beroep.
47
Met dank aan Deze rapportage is tot stand gekomen in samenwerking met diverse partijen. Dankzij hun inzet hebben we het rapport kunnen verbeteren.
Expertpanel Het Expertpanel heeft ons aandachtig concept gelezen en voorzien van waardevolle feedback, suggesties en het aanscherpen van specifieke teksten. Daarvoor onze dank aan: Guido Dahler (Valkenhof) Yfke Froentjes (Zuidzorg) Marian van Ginkel (Archipel) Emilie Klerkx (GGZ Breburg) Jeroen Zonneveld (Reinier van Arkel)
Onderwijs Ook vanuit het onderwijs hebben we hulp gekregen in de vorm van inspirerende en informerende gesprekken. Daarvoor onze dank aan: Anouk van Lange (Avans Hogeschool) Annemiek Nijst (Avans Hogeschool) Ingrid v.d. Horst (ROC ter AA) Marjolein de Leeuw (ROC Tilburg)
Respondenten onderzoek Zonder dat mensen de moeite nemen om een enquête serieus in te vullen kan ons onderzoek niet slagen. Daarom willen wij onze waardering uitspreken voor de tijd en energie die de respondenten in de vragenlijst hebben gestoken.
48
Literatuurlijst Naar nieuwe zorgberoepen. Update van de Commissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen; Zorginstituut Nederland (november 2014) Meer van waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs; Vereniging Hogescholen (april 2014) Onderzoek naar verschuivingen in de disciplinemix van de beroepen GG. Deel 1 – periode 2012-2013; KPMG (mei 2014) Samenvatting: een nieuw beroepenhuis V&V 2020; V&VN (maart 2012) Leren van de toekomst; V&VN (maart 2012) Plan van aanpak kwaliteit verpleeghuizen; Ministerie VWS (februari 2015) Quickscan Beroepen & Opleidingen in de zorg, welzijn en kinderopvang, Hoofdrapport; NIVEL (2013) Notitie Strategisch opleiden in de regio West-Brabant in tijden van krimp; Partners in Opleiden (oktober 2014) Nieuwsflits Arbeidsmarkt Noord-Brabant; UWV (februari 2015) Kamerbrief Beroep en opleiding verpleegkundige; Ministerie VWS (april 2014) Arbeidsmarktprognoses 2013-2017; Landelijk Onderzoek Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (augustus 2013) Werkgeversenquête 2014; Landelijk Onderzoek Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (december 2014) Welke beroepen bieden kansen?; UWV (februari 2015) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018; Researchbureau voor onderwijs en arbeidsmarkt (ROA) (december 2013). http://knmg.artsennet.nl/Opleiding-en-herregistratie/Project-MMV-Home/Rubrieken/CanMEDS.htm http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-socialezekerheid/publicaties/artikelen/archief/2015/werkgelegenheid-trekt-aan.htm http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2015/minderwerknemers-maar-meer-zelfstandigen-in-de-zorg.htm http://www.proeftuinenouderenzorg.nl/ http://www.skipr.nl/blogs/id2129-nieuwe-beroepenstructuur-voor-de-zorg.html http://www.vereniginghogescholen.nl/hbo-sectoren/gezondheidszorg/1576-thom-de-graaf-ontvangtnieuw-opleidingsprofiel-verpleegkunde http://www.venvn.nl/Dossiers/ExcellenteZorg/Detail/tabid/4998/ArticleID/10900/mod/12982/Proeftuinen -functieprofiel-mbo-en-hbo-verpleegkundigen.aspx http://www.cic-westbrabant.nl/over-cic http://www.vereniginghogescholen.nl/hbo-sectoren/gezondheidszorg/1576-thom-de-graaf-ontvangtnieuw-opleidingsprofiel-verpleegkunde www.venvn.nl
49
www.werknemersindezorg.nl www.mboraad.nl www.vereniginghogescholen.nl http://www.bredavandaag.nl/nieuws/algemeen/2015-02-09/avans-opent-get-lab-een-experiment-voorthuiszorg http://www.scienceguide.nl//201502/zorgpraktijk-en-technologie-bijeen.aspx http://www.mboraad.nl/Rocnews.aspx?rocnews=884 http://www.mboraad.nl/Rocnews.aspx?rocnews=865 http://www.mboraad.nl/?news/5244372/Wetsvoorstel+macrodoelmatigheid+mbo+aangenomen+door+ Tweede+Kamer.aspx http://mijn.bsl.nl/servlet/segment/bsl/mijn-bsl/nieuws/bijzijn/nieuwe-opleiding-blendedlearning/5580260.html SBB Brief Aanbieding herziene kwalificatiedossiers mbo, 20 januari 2015 www.herzieningmbo.nl www.rijksoverheid.nl http://www.ihks.nl/nieuws/herziene-kwalificatiedossiers-vastgesteld en Kamerbrief Bussemakers 6 februari 2015 Kamerbrief Herziening Kwalificatiestructuur mbo, 4 maart 2014, ministerie OCW http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/studiefinanciering/nieuws/2015/01/21/senaat-stemt-in-metwetsvoorstel-studievoorschot.html http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/middelbaarberoepsonderwijs/nieuws/2014/07/04/samenwerking-onderwijs-bedrijfsleven-efficientergeorganiseerd.html www.mboraad.nl/?news/5329532/Regionaal+investeringsfonds+ontvangt+57+aanvragen.aspx http://www.nu91-leden.nl/news/print/1109/ http://www.zorginstituutnederland.nl/binaries/content/documents/zinlwww/documenten/rubrieken/beroepen-en-opleidingen/1409-naar-nieuwe-zorgberoepen https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/extranei-extrane http://www.venvn.nl/Berichten/ID/68761/Doekle-Terpstra-leidt-stuurgroep-beroepsprofielen http://www.bredavandaag.nl/nieuws/algemeen/2015-02-09/avans-opent-get-lab-een-experiment-voorthuiszorg http://fontys.nl/Over-Fontys/Expertisecentrum-Gezondheidszorg-en-Technologie/Wat-is-EGT.htm www.surf.nl www.mbo15.nl http://www.investeringsfondsmbo.nl/
50