Faculteit managementwetenschappen
Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 wo masteropleiding Business proces management and IT (BPMIT) U2012/01741 mhi
I
Algemeen deel
§ 1.
Algemeen
Artikel 1. Toepasselijkheid van de regeling De Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 wo masteropleiding BPMIT bestaat uit een Algemeen deel (Deel I) en een Bijzonder deel (Deel II). Artikel 2. Begripsomschrijving In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. uitvoeringsregeling: de regeling, van toepassing op de desbetreffende opleiding, waarin specifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding zijn vastgelegd, ter uitvoering van het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling; c. student: degene die is ingeschreven voor een wo masteropleiding dan wel een of meer onderwijseenheden deel uitmakend van een wo masteropleiding aan de Open Universiteit; d. examencommissie: de commissie bedoeld in artikel 7.12 van de wet; e. College van bestuur: het college bedoeld in artikel 11.1 van de wet; f. cursus: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 van de wet; g. bijzondere verplichting: een cursus of een deel daarvan in de vorm van een praktische oefening als bedoeld in artikel 7.13 van de wet in een van de volgende vormen: het maken van een scriptie; het maken van een werkstuk of een proefontwerp; het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; het deelnemen aan veldwerk of een excursie; het doorlopen van een stage; het deelnemen aan een practicum; het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; h. opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden als bedoeld in artikel 7.3 van de wet; i. tentamen: het onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student m.b.t. een bepaalde onderwijseenheid alsmede de beoordeling van de resultaten van het onderzoek; j. examen: het masterexamen van de opleiding; k. studiepunt: de term, in internationaal verband European Credits genoemd, waarmee de studielast wordt uitgedrukt, zoals bedoeld in artikel 7.4 van de wet.
§ 2.
De opleiding
1
Artikel 3. De inhoud van de opleiding (WHW 7.13.2a en b) 1. De Faculteit Managementwetenschappen van de Open Universiteit verzorgt de masteropleiding BPMIT. 2. De opleiding is opgedeeld in een verplicht deel en een gebonden-keuzedeel 1. De opleiding heeft een omvang van 60 studiepunten. 2. In het Bijzonder Deel wordt aangegeven uit welke cursussen de opleiding bestaat. 3. De masteropleiding BPMIT kent geen vrije ruimte. 4. Een cursus kan van theoretische aard, van praktische aard dan wel zowel van theoretische als praktische aard zijn. 5. Een cursus niet zijnde een bijzondere verplichting in de zin van artikel 2, kan naast schriftelijk materiaal mede onderzoek, een practicum of andere verrichtingen omvatten. 6. Onderzoek, het practicum en/of andere verrichtingen als onderdeel van een cursus dan wel als bijzondere verplichting kunnen binnen of buiten de Open Universiteit plaatsvinden. 7. Aan inschrijving voor cursussen kunnen ingangseisen worden gesteld. Indien dat het geval is, zijn de desbetreffende cursussen en de van toepassing zijnde voorwaarden opgenomen in de uitvoeringsregeling. Het besluit om aan een cursus ingangseisen te verbinden wordt door of namens het College van bestuur genomen. Artikel 4. De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) 1. De afgestudeerde aan de opleiding is een academicus die een zelfstandige bijdrage kan leveren aan integratie en verbetering van op IT gebaseerde werksystemen in een omgeving die is gekenschetst door snel veranderende IT als basis-productietechnologie. Deze bijdrage is gebaseerd op kennis van de ‘state of the art’ van de wetenschap en het vermogen zelf wetenschappelijk verantwoord onderzoek te verrichten. 2. De eindkwalificaties van de masteropleiding BPMIT sluiten aan bij de zogenaamde Dublin-descriptoren (DD; zie accreditatiekader NVAO). Het zijn: DD-1. Kennis en inzicht NVAO: Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoekverband. In dit programma is dit als volgt ingevuld: 1.1 Inzicht / kennis op disciplinair terrein, te weten in de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van integratie en verbetering van werksystemen nodig om de volgende competenties te onderbouwen: Competenties Omschrijving Werksysteem De student moet in staan zijn: integratie ‐ de samenhang tussen werksystemen vanuit verschillende relevante invalshoeken te bekijken, ‐ in kaart te brengen en hieruit mogelijkheden en beperkingen voor het verbeteren en verbinden van individuele werksystemen af te leiden. Werksysteem De student moet in staat zijn werksystemen op gestructureerde en verbetering modelmatige wijze in kaart te brengen waarbij duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen doel en wijze van uitvoering van de afzonderlijke processtappen. De student is in staat om op basis van mogelijkheden en beperkingen van IT de mogelijkheden en beperkingen van de toepassing ervan op een specifiek werksysteem in kaart kunnen brengen. De student is in staat een gefundeerde analyse van werksystemen uit te voeren, leidend tot een onderbouwde / beargumenteerde diagnose. De student moet op basis van een diagnose kunnen komen tot gefundeerde en bedrijfskundig verantwoorde voorstellen voor herontwerp van de werksystemen en de ondersteunende IT-faciliteiten, rekening houdend met en gebruik makend van mogelijkheden en beperkingen die voortvloeien uit: IT-inzet en IT-inrichting, en het integratieperspectief.
2
De student is in staat zelfstandig de consequenties die voortvloeien uit voorstellen op het terrein van verbeteren en integreren te vertalen in technologische consequenties. Kennis / inzicht in de rol van de wetenschap (met name vormgegeven in wetenschappelijke literatuur) bij de ontwikkeling van deze disciplinaire kennis, dat wil zeggen de wijze waarop de ‘discussie’ in de wetenschappelijke literatuur rond nieuwe ideeën kan verlopen, de onzekere wetenschappelijke status van deze ideeën, en de wijze waarop zo'n discussie te volgen is. Kennis / inzicht in methoden en technieken van (wetenschappelijk) onderzoek -
1.2
1.3
DD-2. Toepassen kennis en inzicht NVAO: Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. In dit programma is dit als volgt ingevuld: 2.1 Vaardigheden tot het uitvoeren van de onder 1.1 genoemde competenties. 2.2 Zelfstandig verrichten van (wetenschappelijk) onderzoek op de terreinen van werksystemen en IT. De afgestudeerde kan bovenstaande vaardigheden toepassen in uiteenlopende settingen, in relatie tot verschillende inhouden en in samenwerking met diverse (inhouds-)deskundigen. DD-3. Oordeelsvorming NVAO: Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. In dit programma is dit als volgt ingevuld: De afgestudeerde is in staat afwegingen te maken en te formuleren over onderwerpen op het terrein van management van werksystemen en IT en op basis van onvolledige informatie te komen tot een aanpak voor verbetering. Hij is in staat om in die afwegingen sociale en ethische verantwoordelijkheden mee te wegen. Deelcompetenties daarvoor zijn: 3.1 Beoordeling van een probleemsituatie in de praktijk / in een casus 3.2 Incorporatie van de maatschappelijke context en ethische dilemma’s in de eigen oordeelsvorming 3.3 Beoordeling van het resultaat van wetenschappelijk werk 3.4 Beoordeling van de opzet van een onderzoeksproject c.q. van de resultaten van een onderzoek DD-4. Communicatie NVAO: Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. In dit programma is dit als volgt ingevuld: 4.1 Klantgericht, zakelijk, respectvol, integer en verantwoordelijk rapporteren aan en luisteren naar vakgenoten en belanghebbenden 4.2 Overbrengen van standpunten en conclusies en hun onderbouwing DD-5. Leervaardigheden NVAO: Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. In dit programma is dit als volgt ingevuld: Alle leeractiviteiten in de opleiding vinden plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem en/of wetenschappelijk relevante probleemstelling relevante (nieuwe) kennis. Leervaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om deze doelstellingen te bereiken. 5.1 Herkennen van leerbehoeften 5.2 Vinden van de bronnen om aan de leerbehoefte te voldoen 5.3 Zelfstandig vorm en inhoud geven aan leerprocessen. Zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven zowel in het academisch wetenschappelijke alsook in het praktijkveld. Artikel 5. De examens van de opleiding (WHW 7.13.2a) De opleiding wordt afgesloten met het masterexamen.
3
Artikel 6. Studielast (WHW 7.13.2e) 1. De studiebelasting van een cursus wordt uitgedrukt in studiepunten. Van elke cursus is de studielast in studiepunten aangegeven in het Bijzondere deel. 2. Met ingang van het studiejaar 2004-2005 wordt in alle opleidingen van de OU de studielast uitgedrukt zoals aangegeven in lid 1. Voor de omrekening van de ‘oude’ studiepunten is de vermenigvuldigingsfactor 1,43 toegepast en afgerond op één decimaal achter de komma. De rechten die studenten kunnen ontlenen aan de behaalde ‘oude’ studiepunten kunnen door deze omrekening niet minder worden. Artikel 7. De inrichting van de opleiding (WHW 7.13.2i) De opleiding wordt uitsluitend in deeltijd verzorgd. Artikel 8. Toelating tot de wo masteropleiding 1. Studenten die een bacheloropleiding van de OU met goed gevolg hebben afgerond en binnen dezelfde of verwante discipline een wo masteropleiding aan de OU willen volgen hebben op basis van de behaalde bacheloropleiding automatisch toegang tot de aansluitende wo masteropleiding. Met inachtneming van de artikelen 7.30b en 7.30c van de wet wordt door of namens het College van bestuur beslist over de toelating tot een andere wo masteropleiding aan de OU. 2. Voor studenten met een andere vooropleiding geldt dat, met inachtneming van de artikelen 7.30a, 7.30b en 7.30c van de wet, door of namens het College van bestuur beslist wordt of, en zo ja, onder welke voorwaarden studenten tot een wo masteropleiding van de OU worden toegelaten. Bij toelating tot de masteropleiding kan een eventueel door student te volgen schakelprogramma verkort worden op grond van praktijkervaring. Daartoe wordt door de examencommissie getoetst of de buiten het hoger onderwijs opgedane kennis en vaardigheden van de student, naar inhoud, omvang en niveau, voldoende overeenstemmen met het vrij te stellen deel van het schakelprogramma. Studenten die van het in de eerste en tweede volzin bepaalde gebruik maken, kunnen daaraan geen rechten ontlenen ten aanzien van de diplomering tot bachelor. 3. Studenten waarop het gestelde in lid 1 en 2 niet van toepassing is, kunnen door of namens het College van bestuur in de gelegenheid worden gesteld cursussen te volgen uit een wo masteropleiding van de Open Universiteit. Het besluit tot toelating tot wo mastercursussen, buiten een verzoek om toelating tot de wo masteropleiding, is voorbehouden aan de faculteit.
§ 3.
Tentamens
Artikel 9. Recht op tentamen (WHW 7.13.2h en j) 1. Aan elke cursus is een tentamen verbonden. 2. Tot het afleggen van een tentamen voor een cursus wordt in elk studiejaar ten minste driemaal de gelegenheid gegeven. 3. Er zijn vijf tentamenperiodes in één academisch jaar in de maanden november, januari, april, juni en augustus. 4. De momenten waarop een tentamen kan worden afgelegd worden tijdig bekend gemaakt op een wijze dat alle studenten die het aangaat daarvan kennis kunnen nemen. 5. Tentamens kunnen in willekeurige volgorde worden afgelegd tenzij er specifieke ingangseisen aan zijn verbonden. Artikel 10. Verwijdering cursus 1. Bij verwijdering van een cursus uit het onderwijsaanbod wordt aan de voor die cursus ingeschreven student nog gedurende een termijn van één jaar de gelegenheid gegeven het tentamen af te leggen. 2. De in het vorige lid bedoelde termijn gaat in op het moment dat het besluit tot verwijdering van de cursus wordt bekendgemaakt. Artikel 11. Geldigheidsduur tentamens (WHW 7.13.2k) De geldigheidsduur van de tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd is onbeperkt tenzij door of namens het College van bestuur, gehoord hebbende de examencommissie, op inhoudelijke gronden anders is beslist, in welk geval deze uitzondering is opgenomen in de uitvoeringsregeling.
4
Artikel 12. Tentamenvorm (WHW 7.13.2l) 1. De tentamens worden afgelegd op de wijze zoals gepubliceerd in de jaarlijks verschijnende studiegids of cursuscatalogus en in andere door het College van bestuur aan te wijzen officiële publicaties van de Open Universiteit. De tentamens van de cursussen worden schriftelijk afgelegd, tenzij anders is bepaald. 2. Al dan niet op verzoek van de student kan de examencommissie in afwijking van het bepaalde in lid 1 besluiten dat een tentamen op een andere wijze dan vastgesteld wordt afgelegd. 3. Door of namens het College van bestuur kan bepaald worden dat voor twee of meer cursussen een gecombineerd tentamen wordt gehouden (clustertentamen) waarvoor één uitslag wordt vastgesteld. Het bepaalde in deze paragraaf is ook op dit tentamen van toepassing. Artikel 13. Mondeling tentamen (WHW 7.13.2n) 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van tentamens is openbaar tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 14. Tentamens voor studenten met een beperking (WHW 7.13.2m) Degene die door langdurige beperking van een of meer lichaamsfuncties niet in staat is op de voorgeschreven wijze aan de gestelde eisen te voldoen, kan de examencommissie verzoeken tentamen af te leggen in een vorm en op een plaats die aangepast is aan diens omstandigheden. De examencommissie wint zo nodig advies in alvorens te beslissen. Artikel 15. Tentamenstof 1. Tot de tentamenstof van een cursus behoort het cursusmateriaal dat bij de inschrijving voor de cursus is verstrekt (schriftelijk dan wel elektronisch) alsmede de tussentijdse wijzigingen van het materiaal, voor zover deze bekendgemaakt zijn uiterlijk 2 maanden voor de tentamendatum. Tussentijdse wijzigingen van het cursusmateriaal zijn enkel toegestaan: a. indien deze aangebracht worden door de betreffende examinator b. indien wijzigingen niet vaker dan eens in de twee maanden plaatsvinden c. indien de wijzigingen zich beperken tot maximaal 10% van het cursusmateriaal per periode van 2 maanden. 2. Tussentijdse wijzigingen worden door de examinator direct bekendgemaakt op de cursussite van de betreffende cursus (op Studienet). Daarbij wordt de datum vermeld waarop de wijzigingen van kracht worden. 3. Studenten worden bij de inschrijving voor een cursus in de begeleidende brief of elektronische berichtgeving erop geattendeerd dat zij verplicht zijn regelmatig de cursussite te raadplegen in verband met mogelijke tussentijdse wijzigingen van het cursusmateriaal. De faculteiten zien er op toe dat een mededeling als vermeld in de vorige volzin opgenomen wordt in het algemene voorlichtingsmateriaal op internet en in de studiegids. Artikel 16. Scriptie eenmaal inbrengen Een door de desbetreffende examinator goedgekeurde scriptie c.q. afstudeeropdracht ten behoeve van een specifieke opleiding kan slechts eenmaal, en wel in de desbetreffende opleiding, worden ingebracht. Artikel 17. Vaststellen uitslag tentamen (WHW 7.13.2o) 1. Men is voor het tentamen geslaagd, indien men aan de daartoe gestelde normen voldoet en dit door de daartoe door de examencommissie aangewezen examinator is geconstateerd. 2. Direct na afloop van het afnemen van een mondeling tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. 3. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na afloop van het afnemen van een schriftelijk tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. In bijzondere gevallen kan de examencommissie de in de vorige volzin bedoelde termijn verlengen met maximaal zes weken.
5
4. Direct na afloop van het afnemen van een geïndividualiseerd en geautomatiseerd tentamen wordt de voorlopige uitslag bepaald. Aan deze voorlopige uitslag kan de student geen rechten ontlenen. De definitieve uitslag wordt vervolgens binnen maximaal zes weken door de examinator vastgesteld. 5. De student ontvangt namens de examinator van de examencommissie een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van het tentamen, alsmede van de toegekende beoordeling. Artikel 18. Inzagerecht (WHW 7.13.2p en q) 1. Gedurende een termijn van twee weken, die aanvangt op de dag na bekendmaking van de uitslag kan degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd schriftelijk verzoeken inzage te krijgen in zijn beoordeelde werk. De inzage geschiedt op een door de examencommissie te bepalen plaats, tijdstip en wijze. 2. Het in lid 1 gestelde is eveneens van toepassing bij een geïndividualiseerd en geautomatiseerd tentamen, met dien verstande dat de in lid 1 genoemde termijn van twee weken aanvangt op de dag van bekendmaking van de voorlopige uitslag. 3. Belangstellenden kunnen kennisnemen van eerdere tentamenvragen cq opdrachten en de daarbij behorende beoordelingsnormen via het verwerven van de meest recente tentamenbundels dan wel, indien geen tentamenbundel aanwezig is, de laatste twee tentamens/opdrachten. Deze kennisneming is niet aan een termijn gebonden. Aan de inhoud van de tentamenbundels, tentamens en opdrachten kunnen geen rechten ontleend worden ten aanzien van de beoordeling van toekomstige tentamens. Voor recent in omloop gebrachte cursussen en/of voor cursussen die afgesloten worden met een werkstuk of opdracht, zijn niet in alle gevallen tentamens/opdrachten beschikbaar voor inzage. Artikel 19. Voorwaarden voor deelname aan een tentamen (WHW 7.13.2s en t) Voor deelname aan tentamens van cursussen kunnen door of namens het College van bestuur nadere voorwaarden worden gesteld. Indien dat het geval is, zijn de betreffende cursussen en de van toepassing zijnde voorwaarden opgenomen in de uitvoeringsregeling.
§ 4.
Vrijstelling
Artikel 20. Vrijstelling en vrijstellingenbeleid (WHW 7.13.2r) 1. Op verzoek van de student kan de examencommissie vrijstelling voor één of meer tentamens in het kader van een door de student aangegeven opleiding verlenen. Als vrijstellingsgrond voor het vorige lid geldt:
a. elders gevolgd onderwijs van universitair niveau dat, naar het oordeel van de examencommissie, naar inhoud, omvang en niveau in voldoende mate overeenstemt met het vrij te stellen deel van de opleiding van de Open Universiteit en de student daardoor reeds in gelijke of hogere mate een bewijs van bekwaamheid heeft geleverd b. buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden die, naar het oordeel van de examencommissie, naar inhoud, omvang en niveau, voldoende overeenstemmen met het vrij te stellen deel van de opleiding. 2. De examencommissie wint advies in bij de betreffende faculteit. 3. Door een student dient altijd een substantiële prestatie bij de Open Universiteit te worden geleverd om een mastergraad van een wo masteropleiding van de Open Universiteit te kunnen verkrijgen. Deze prestatie omvat minimaal een kwart van het aantal studiepunten van de masteropleiding, te weten 17,2 studiepunten bij een eenjarige masteropleiding en 30,1 studiepunten bij een tweejarige masteropleiding. Onderdeel van deze prestatie is de afsluitende opdracht respectievelijk scriptie behorend bij de wo masteropleiding. 4. Enkel op grond van een vrijstelling wordt niet tot verlening van een getuigschrift door de examencommissie overgegaan.
§ 5.
Examens
Artikel 21. Recht op examen (WHW 7.13.3 en 4)
6
Aan de masteropleiding BPMIT is een masterexamen verbonden. Artikel 22. Examen afleggen 1. Aan de student die een examen in een opleiding heeft afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het College van bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. 2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie gemotiveerd en schriftelijk verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Artikel 23. Bijzondere doelgroepen Voor specifieke welomschreven doelgroepen kan het College van bestuur, gehoord hebbende de examencommissie, een afzonderlijke leerroute vaststellen leidend tot een getuigschrift zoals opgenomen in deze Onderwijs en examenregeling. De afzonderlijke leerroute moet voldoen aan de eindtermen van de opleiding. Artikel 24. Nadere regels examencommissie Nadere regels met betrekking tot het bepaalde in de paragrafen 3 tot en met 5 kunnen worden gesteld door de examencommissie. De examencommissie stelt het College van bestuur in kennis van de nadere regels, bedoeld in de eerste volzin; deze nadere regels mogen niet in strijd zijn met het bepaalde in deze regeling.
§ 6.
Registratie studieresultaten en studiebegeleiding
Artikel 25. Registratie studieresultaten (WHW 7.13.2u) Het College van bestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten dat ten minste eenmaal per jaar aan elke student een overzicht kan worden verschaft van de door hem behaalde resultaten. Artikel 26. Studiebegeleiding 1. Bij een cursus is in ieder geval in begeleiding voorzien indien die nodig is om de student de leerdoelen van de cursus te laten bereiken. De vorm waarin deze begeleiding plaatsvindt wordt via officiële publicaties van de Open Universiteit bekend gemaakt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de Open Universiteit besluiten tot gezamenlijke begeleiding van twee of meer cursussen.
§7.
Wederzijdse uitsluiting cursussen
Artikel 27. Wederzijdse uitsluiting cursussen 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat een aantal cursussen elkaar over en weer uitsluiten in een opleiding, met dien verstande dat indien een bepaalde cursus verplicht dan wel als gebonden keuze in de betreffende opleiding voorkomt, de desbetreffende uitgesloten cursus niet kan worden ingebracht in de vrije ruimte van die opleiding. De elkaar wederzijds uitsluitende cursussen kunnen evenmin tegelijk in de vrije ruimte van enige opleiding worden ingebracht. 2. De wederzijdse uitsluiting geldt voor de cursussen die als zodanig zijn aangegeven in de Uitvoeringsregeling.
§ 8.
Bijzondere keuzemogelijkheden
Artikel 28. Zomerscholen e.d. 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat studenten die met goed gevolg hebben deelgenomen aan een zomerschool of een andere bijzondere cursus, de daarbij alsdan aan te geven behaalde studiepunten in kunnen brengen in een of meer opleidingen.
7
2. De gevallen waarin door of namens het College van bestuur is beslist tot opname als bedoeld in lid 1, zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 29. Elders gevolgd onderwijs 1. Door of namens het College van bestuur kan studenten toestemming worden gegeven tot het in een opleiding inbrengen van cursussen die met goed gevolg aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit zijn gevolgd. Bij de Open Universiteit staan zulke cursussen bekend als ‘aanschuifonderwijs’. 2. Door of namens het College van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop aanschuifonderwijs kan worden ingebracht in een opleiding. Deze zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 30. Buitenlandse varianten van cursussen 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat voor studenten die tentamens van buitenlandse varianten van cursussen van de Open Universiteit hebben gehaald, deze varianten gelijkwaardig geacht worden te zijn met de cursussen van de Open Universiteit. 2. Onder ‘buitenlandse varianten’, zoals genoemd in lid 1. zijn ook cursussen in de Engelse taal begrepen. 3. De inbreng van een combinatie van een Nederlandse cursus van de Open Universiteit met zijn buitenlandse variant is binnen een opleiding niet toegestaan. 4. De cursussen waarvan door of namens het College van bestuur de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 is bepaald zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 31. Buitenlandse studiepunten 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat binnen bepaalde nader te stellen regels bij een buitenlandse instelling behaalde studiepunten kunnen worden ingebracht in een opleiding. 2. De gevallen bedoeld in lid 1 zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling.
§ 9.
Slotbepalingen
Artikel 32. Hardheidsclausule In die gevallen waarin deze regeling niet, niet duidelijk of niet naar billijkheid voorziet wordt door of namens de decaan beslist. Artikel 33. Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan bij afzonderlijk besluit vastgesteld, gehoord hebbende de examencommissie. 2. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats, indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 34. Bekendmaking 1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van de wijziging van deze regeling. 2. Elke belangstellende kan op zijn daartoe strekkend verzoek een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde regeling verkrijgen in één van de studiecentra van de Open Universiteit. Artikel 35. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze regeling is vastgesteld door de decaan op 30 maart.2012 en treedt in werking op 1 september 2012. 2. Deze regeling kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 voor de wo masteropleiding BPMIT van de Open Universiteit. 3. Deze regeling treedt in de plaats van de Onderwijs- en examenregeling 2011-2012 voor de wo masteropleiding BPMIT van de Open Universiteit welke in werking is getreden op 1 september 2011.
8