Onderwerp: Impact Sociaal Akkoord voor de Participatiewet We hebben de impact van het sociaal akkoord voor u als szpecialist op een rij gezet. In een kort en helder overzicht wordt per item aangegeven waar we de komende tijd de discussies over gaan verwachten. Want een ding is zeker: er moet nog heel veel worden uitgewerkt en ingevuld. Naast de impact hebben we de standpunten en reacties van Cedris, Divosa en VNG op het Sociaal Akkoord voor u samengevat. Inleiding Het kabinet en de sociale partners zijn het op 11 april 2013 eens geworden over een mix van maatregelen om economisch herstel op korte termijn te stimuleren en de arbeidsmarkt aan te passen aan de wensen en eisen van de 21e eeuw. Minister Asscher ziet de afspraken met de sociale partners als een ontwerp voor de arbeidsmarkt van de 21e eeuw, waarbij de sociale partners meer verantwoordelijkheid krijgen en werkloosheid actiever wordt bestreden door mensen van werk naar werk te helpen vóór ze werkloos worden. “Werkzekerheid komt centraal te staan.” Kabinet en sociale partners hebben een reeks van afspraken gemaakt die aansluiten bij die visie op de arbeidsmarkt. Een overzicht van maatregelen is als bijlage toegevoegd. Het sociaal akkoord heeft grote gevolgen voor het gehele terrein van de sociale zekerheid; o.a. ontslagrecht, transitievergoeding, positie van flexwerkers, de WW, maar ook voor de Participatiewet. Het door de ministerraad aangenomen wetsvoorstel Participatiewet ligt nu voor advies bij de Raad van State. Uit het sociaal akkoord blijkt dat de invoering van de Participatiewet met een jaar uitgesteld wordt, en per 1 januari 2015 in werking zal treden. Nog niet alle consequenties zijn in beeld. Dit komt deels doordat nog niet alles duidelijk is, maar ook omdat het sociaal akkoord nog vertaald moet worden naar nieuwe wetgeving. Het debat in de tweede kamer vond plaats op 17 april. Vooralsnog lijkt de tweede kamer op alle onderdelen een kamermeerderheid te halen.
We willen een aantal maatregelen uit het akkoord voor het voetlicht brengen omdat ze direct van invloed zijn op de voorbereidingen van 1 van de drie decentralisaties: de Participatiewet. Het betreft: 35 regionale werkbedrijven; Wsw en beschut werk; Begeleid werk; Wajong; Quotumregeling; Indicatie; Financiën; Lokaal – regionaal.
35 Regionale Werkbedrijven Sociale partners hebben voorgesteld om samen met gemeenten werkbedrijven op te richten. Per arbeidsmarktregio komt 1 werkbedrijf. De 35 regionale werkbedrijven worden verantwoordelijk voor het aan werk helpen en begeleiden van mensen met een beperking. Deze werkbedrijven - waarin gemeenten en sociale partners samenwerken - worden de nieuwe schakel tussen werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking. De werkbedrijven bepalen samen met de werkgever de loonwaarde en zorgt voor begeleiding op de werkplek. Impact Wanneer er inderdaad 35 werkbedrijven komen is dit van invloed op de uitwerking van het voorkeursmodel, en zal moeten worden bezien hoe we hiermee verder gaan en welke beleidsvrijheid je als gemeente krijgt om doelgroepen onder te brengen. Voor arbeidsmarktregio’s betekent dit een (verregaande) samenwerking tussen verschillende WSW in de dezelfde regio. Het sociaal akkoord dwingt gemeenten tot samenwerking in een regionaal werkbedrijf en bepaalt tevens met wie er samengewerkt moet worden.
Wsw en beschut werk Instroom in de Wsw is vanaf 1 januari 2015 niet meer mogelijk (was: 1 januari 2014). Het zittend bestand Wsw blijft onder huidig wettelijk Wsw-regime. De efficiencykorting Wsw zal verspreid over zes jaar worden doorgevoerd. Gemeenten organiseren via de Werkbedrijven beschut werk voor mensen met een arbeidsbeperking die meer ondersteuning nodig hebben dan van een reguliere werkgever mag
worden verwacht. Iedere drie jaar vindt een herkeuring plaats. Beloning is conform gemeente CAO. Het huidige bestand blijft onder het Wsw-regime. Impact Instroom blijft 1 jaar langer mogelijk in de Wsw. Beloning conform gemeente CAO is hoger dan het wettelijk minimumloon. Het is niet duidelijk wie dit verschil voor haar rekening neemt. In hoeverre de omvang van de efficiencykorting is aangepast moet nog worden uitgezocht.
Begeleid werk De groep die gedeeltelijk inzetbaar is bij regulier werkgevers worden conform de CAO waar het desbetreffende bedrijf onder valt betaald. Het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon betaalt de overheid met een loonkostensubsidie. De loonwaarde zal jaarlijks opnieuw worden bepaald. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De werkgever betaalt het (eventuele) verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon. Impact Het belang van het organiseren van begeleid werk bij reguliere werkgevers is nog steeds groot. Het sociaal akkoord bevestigt hiermee het standpunt dat werkgeversdienstverlening van groot belang is om ook financieel risico’s te verkleinen. Vraag die daarbij leidend dient te zijn is wat heb je hiervoor als werkgever nodig. Groot knelpunt is dat het totaal onduidelijk is hoe groot de groep is die voor begeleid werken in aanmerking komt.
Wajong (Wajong) De Wajong is per 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die volledig en duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. In het Regeerakkoord was dit 1 januari 2014. Bovendien krijgen Wajongers die nu al een uitkering hebben (200.000) tóch een herkeuring. Mensen met arbeidsvermogen komen naar de gemeenten. In het Regeerakkoord was afgesproken geen herkeuring uit te voeren. De Wajonguitkering is 75% van het minimumloon. Iedere 5 jaar vindt een herkeuring plaats. Impact Na de herkeuring van Wajongers zal de groep Wajongers naar gemeenten worden uitgebreid door de herkeuringen van het zittend bestand. Wanneer Wajongers uit het zittend bestand
tóch arbeidsvermogen hebben, dan vallen ze onder de doelgroep van de gemeenten. Het is onduidelijk hoeveel personen van dit bestand volledig dan wel gedeeltelijk ongeschikt zijn. Onduidelijk is hoe groot de groep is die nieuw instroomt, maar ook die vanuit het UWV gaat overkomen en welke budgetten hiermee gemoeid zijn.
Quotumregeling De verplichte quotumregeling wordt niet ingevoerd. Werkgevers in de marktsector stellen zich vanaf 2014 garant voor een toenemend aantal extra banen voor mensen met een beperking. De overheid zal in aanvulling hierop vanaf 2014 gedurende 10 jaar jaarlijks 2,5 duizend extra banen openstellen voor mensen met een beperking. Als in 2026 blijkt dat er in de marktsector niet het minimaal aantal extra banen voor mensen met een beperking is gerealiseerd, wordt de quotumregeling alsnog geactiveerd. Impact Overeind blijft dat werkgevers extra banen moeten realiseren voor mensen met een beperking. De vraag is hoe werkgevers gestimuleerd worden mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, nu de last van een boete eraf is. Het belang van het als overheid stimuleren van Maatschappelijk verantwoord ondernemen en Social Return is groot. Net als de voorbeeldfunctie die we als overheid hebben om die extra banen te realiseren.
Indicatie Verkend zal worden of de keuring van werknemers door één organisatie kan plaatsvinden; dit zou een samenvoeging van UWV en CIZ betekenen. Impact Een centrale indicatie maakt het moeilijk om lokaal de drie decentralisaties te verbinden en te kijken wat iemand nodig heeft en maatwerk te bieden. Tevens ben je lokaal de toegang tot zorg en daarmee ook deels financiele kostenbeheersing kwijt op het moment dat er centraal bepaald wordt welke zorg of dienstverlening zal moeten worden ingezet. Is er nog wel sprake van decentralisatie?
Financiën Er blijft één budget voor Bijstand, Wajong en Wsw dat naar gemeenten gaat. Met ‘een belangrijk deel van het budget’ (sociaal akkoord) financieren gemeenten hun aandeel in de activiteiten van het Werkbedrijf. Impact Bezuinigingen blijven gehandhaafd. Door de constructie van het werkbedrijf is de budgettaire ruimte niet alleen beperkt maar wordt ook de sturingsruimte beperkt, omdat het werkbedrijf in handen is van drie partijen: overheid, werknemersvertegenwoordigers en werkgevers.
Bijlage 1 Reactie Cedris: Hoe verhouden de 35 Werkbedrijven zich tot de 90 huidige SW-bedrijven? Bij de maatregelen staat dat het ‘perspectief is gericht’ op de vorming van 35 regionale Werkbedrijven. De taakomschrijving van de Werkbedrijven lijkt op de rol die de huidige 90 SW-bedrijven in de praktijk vervullen. In het akkoord staat dat de Werkbedrijven ‘worden gevormd’ uit de huidige SW-bedrijven, onduidelijk is wat dat precies inhoudt. Komt er één regeling, of wordt er onderscheid gemaakt tussen mensen mét en mensen zonder beperking? De bedoeling van de Participatiewet was één regeling onder verantwoordelijkheid van gemeenten voor alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Uit het sociaal akkoord blijkt dat er (net als in de Participatiewet) één budget komt voor Wajong, Wsw en WWB dat wordt belegd bij gemeenten. Tegelijkertijd lijkt er een onderscheid gemaakt te worden tussen mensen mét en mensen zonder beperking. De mensen met een beperking worden via de Werkbedrijven aan de slag geholpen, beschut of bij een gewone werkgever. Mensen zonder beperking lijken direct onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid te blijven vallen. Wat zijn de financiële implicaties? In het sociaal akkoord staat dat voor werknemers die voor het Werkbedrijf werkzaam zijn op een beschutte plek of gedetacheerd worden een cao ‘Gemeenten’ van toepassing is van maximaal 120 procent. Een cao voor deze groep heeft grote financiële gevolgen omdat het budget dat gemeenten voor deze groep krijgen uitgaat van maximaal 100 procent minimumloon. Uit het sociaal akkoord kan Cedris niet opmaken hoe dit financiële gat wordt gedicht. Hoe wordt eenduidige bestuurlijke aansturing gewaarborgd? In de lijst van maatregelen staat dat de Werkbedrijven worden aangestuurd door gemeenten, werkgevers, vakbonden en UWV. Tegelijkertijd hebben gemeenten een verantwoordelijkheid voor hun eigen budget en worden de huidige SW-bedrijven aangestuurd door een eigen bestuur met verantwoordelijk wethouders. Hoe verhouden de verschillende besturen zich tot elkaar en leidt dit niet tot extra bureaucratie?
Reactie Divosa: Op de 35 werkpleinen moeten regionale werkgevers en vakbondsbestuurders samen met de wethouders van betrokken gemeenten een regionaal arbeidsmarktbeleid tot stand brengen. Daarnaast komen 35 Werkbedrijven, gevormd uit de huidige SW-bedrijven, die verantwoordelijk worden voor het aan het werk helpen van Wajongers en SWgeïndiceerden. Zij komen in dienst van het werkbedrijf en groeien door naar 120% van het wettelijk minimumloon. Ook daarbij worden regionale ondernemers en wethouders 'nauw betrokken'. Mensen die niet voor de Wajong in aanmerking komen, kunnen ook een beroep doen op het werkbedrijf. Ook zij komen in dienst van de gemeente, tegen een vergoeding op bijstandsniveau. Het UWV - dat samen met CIZ wordt samengevoegd tot een nieuw rijksorgaan - wordt verantwoordelijk voor de keuring van de mate van arbeidsgeschiktheid en van de behoefte aan zorg en extra ondersteuning. Gemeenten krijgen een gefixeerd budget voor het geheel, waarmee ze hun bijdrage aan het werkbedrijf kunnen betalen. In de landelijke 'Werkkamer' zullen sociale partners samen met de VNG in de komende maanden de werkwijze ontwikkelen voor de 35 Werkpleinen en Werkbedrijven. Voor Divosa is nog veel onduidelijk over de echte keuzes in het sociaal akkoord en over de impact daarvan. Wie wordt verantwoordelijk? De tekst van het akkoord heeft het over tripartiet besturen, maar legt nadrukkelijk de verantwoordelijkheid voor het geld bij gemeenten. Hoe gewenst is samenhang met zorg? Aan de ene kant kondigt het sociaal akkoord een fusie aan tussen UWV en CIZ, omdat samenhang voor burgers gewenst is. Tegelijk maken de regio-indeling, de nationale aansturing en de tripartiete besturing de aansluiting met WMO en jeugdzorg waarschijnlijk niet makkelijker. Is het gedaan met de zelfredzaamheid? 'Zo gewoon mogelijk' is het motto. We doen een beroep op wat mensen wél kunnen. Maar ondertussen maken we een grote aparte structuur voor arbeidsgehandicapten met een eigen regime. Een regime dat door een strenge indicatiestelling door het UWV moet worden bewaakt.
Reactie VNG: 1. Ruimte voor maatwerk in het sociaal domein Juist door beleidsruimte binnen het sociale domein zouden gemeenten in staat zijn passende arrangementen te ontwikkelen voor mensen die het nodig hebben tegen aanzienlijk lagere kosten. In het akkoord staan allerlei voorstellen die dat doorkruisen door het plaatsen van extra financiële schotten, door externe indicering en het daarmee inperken van de sturingsmogelijkheden van gemeenten. 2. Centrale indicering In het sociaal akkoord staat het voornemen om cliënten door een centrale instantie te laten indiceren. Daardoor valt een essentieel uitgangspunt van de door het kabinet eerder gekozen aanpak weg waarbij lokaal wordt gekeken naar wat mensen nog wel kunnen, en ook meteen waar de mogelijkheden hiertoe liggen. Het toewijzen van werk, zorg, ondersteuning en begeleiding zou volgens het regeerakkoord een bevoegdheid moeten zijn van gemeenten, zodat zij deze integraal met andere delen van het sociaal domein kunnen invullen, kort gezegd geen risico zonder zeggenschap. 3. Toekomst sociale werkvoorziening Voor de herstructurering naar 35 werkbedrijven hebben in de voorstellen nog geen dekking kunnen terugvinden, we gaan ervan uit dat die dekking er wel is. De financiering van de werkbedrijven en waar de verantwoordelijkheden komen te liggen is ons onduidelijk en wordt niet beantwoord in de teksten van de brief van het kabinet. 4. Arbeidsvoorwaarden werken met functiebeperking In de eerste plaats merken wij op dat het tot de bevoegdheid en de contractsvrijheid van de sociale partners in een sector behoort, voor de gemeente CAO, de VNG en de bonden, om al dan niet te besluiten tot het aangaan van een CAO en de inhoud daarvan. Meer inhoudelijk signaleren wij dat hier sprake is van grote financiële risico’s op macroniveau, zonder dat op het niveau van de mensen zelf positieve bewegingen tot stand komen: opname in de gemeente CAO zal integratie in regulier arbeid blijvend onmogelijk maken. 5. Invoering en planning Het lijkt er nu op dat de participatiewet met een jaar wordt uitgesteld en inhoudelijk wordt verdeeld naar minimaal twee regelingen: een voor mensen met, en een voor mensen zonder fysieke beperkingen. De participatiewet zal nog steeds nodig zijn voor de kaders van de regelingen aan de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. 6. Financiële gevolgen voor gemeenten Het financiële overzicht van de maatregelen zoals aan uw Kamer is verzonden geeft geen inzicht in de gevolgen voor gemeenten. Wij gaan er van uit dat het niet-doorgaan van het aanvullende bezuinigingspakket betekent dat de gemeenten in 2014 niet verder ‘de trap af’ zullen gaan. Omdat gemeenten hiermee werken in hun begrotingsvoorbereiding, is tijdige duidelijkheid hierin van belang.