Titel: Social media & LVB Ondertitel: Onderzoek naar de positieve en negatieve effecten van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking Auteurs:
Dekker, M. Scheepers, L. Veld op ‘t, D.
0939935 0604534 0837113
Hogeschool: Zuyd Hogeschool, Sittard Opleiding: Social Work Afstudeerkring: Social media Afstudeercoach: Babet Hoeberigs Opdrachtgever: Wim Ringens Organisatie: Daelzicht Betrokken instellingen van Daelzicht:
Sittard, mei 2012
2
Wonen Leyenbroek Wonen Spaubeek
Voorwoord Beste lezer, Dit document is een afstudeerwerkstuk van drie studenten, genaamd: Myrna Dekker, Laura Scheepers en Debbie op ’t Veld (hierna in ‘wij-vorm’ beschreven) van de opleiding Social Work, Zuyd Hogeschool te Sittard. Wij hebben alle drie gekozen voor het uitstroomprofiel SP (sociaal pedagoog). De opdracht hebben wij verworven via school. Er waren al een aantal instellingen die zich bij onze opleiding hadden aangemeld met één of meerdere afstudeeropdrachten. De opdracht van Daelzicht sprak ons aan vanwege de doelgroep, licht verstandelijk beperkten in combinatie met social media. Social media is een opkomende mediavorm, waar wij als studenten ook intensief mee in aanraking zijn gekomen. Over de koppeling tussen licht verstandelijk beperkten en de invloed van social media is weinig bekend, waardoor het onze nieuwsgierigheid wekte. We zien het als een uitdaging om hier naar op zoek te gaan. Ons afstudeerwerkstuk is voornamelijk bedoeld voor hulpverleners die werken met en voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking. Echter kan dit document daarnaast voor ieder ander interessant zijn, wanneer hij/zij meer wilt weten over social media in het algemeen en/of meer te weten wilt komen over hoe qua communicatie aangesloten dient te worden op de belevingswereld van mensen met een lichte verstandelijke beperking. Via deze weg willen wij onze afstudeeropdrachtgever Wim Ringens bedanken voor zijn inspiratie, hulp en ondersteuning. Daarnaast willen we de medewerkers van Daelzicht en hun cliënten eveneens bedanken voor hun medewerking aan onze afstudeeropdracht.
Myrna Dekker Laura Scheepers Debbie op ’t Veld Sittard, mei 2012
3
Samenvatting Dit afstudeerwerkstuk gaat over de invloed van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking, kortweg LVB genoemd. De afstudeeropdrachtgever is Wim Ringens uit naam van de organisatie Daelzicht. De organisatie is over meerdere plekken verspreid binnen Limburg en richt zich op mensen met een verstandelijke beperking. De woonvormen die betrokken zijn in het onderzoek zijn Wonen Leyenbroek en Wonen Spaubeek. De aanleiding voor dit onderzoek is dat de medewerkers van Daelzicht signaleren dat er risico’s kleven aan het gebruik van social media bij hun cliënten. Echter hebben de medewerkers hier tot nu toe nog niets aan gedaan vanwege de privacyaspecten omtrent hun cliënten. De huidige situatie is te omschrijven als een situatie waarin Daelzicht niet volledig in kaart heeft wat de positieve, dan wel negatieve effecten zijn van social media, gericht op hun cliënten die hier gebruik van maken. Niet iedere medewerker is even goed op de hoogte van welke verschillende soorten social media er zijn en hoe deze gebruikt worden. Hierdoor heeft Daelzicht de cliënten nog geen voorlichting kunnen aanbieden. Daarnaast speelt een ethisch dilemma omtrent de privacy van de cliënt een grote rol. De probleemstelling die uit het onderzoek naar voren is gekomen, is dus als volgt: medewerkers van Daelzicht signaleren dat veel cliënten gebruik maken van social media. Zelf hebben sommige medewerkers weinig ervaring en/of kennis van deze nieuwe vormen van communicatie. Echter signaleren zij wel de verhoogde risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van social media door de doelgroep. Kijkend naar de huidige situatie en de probleemstelling, is de volgende vraag geformuleerd: ‘Welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen?’ . Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er een aantal deelvragen opgesteld. De deelvragen luiden als volgt: Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media? Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd? Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten van Daelzicht omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden?
4
De huidige situatie beschouwt Daelzicht als een probleem waarop actie ondernomen dient te worden. Dit gebeurd aan de hand van een combinatie, namelijk: Een onderzoek; dat gericht is op het in kaart brengen van de positieve en negatieve effecten van social media. En een project; het opzetten van een voorlichting voor cliënten en het aanreiken van een productopzet/-voorstel ter bewustwording van de risico’s omtrent social media. Het theoretisch kader richt zich in dit onderzoek op licht verstandelijk beperkten en op social media. Dit zijn de hoofdbegrippen waar dit onderzoek om draait. In het werkstuk is tevens een koppeling gemaakt tussen deze twee begrippen. Er is onderzocht welke vormen van social media het meest worden gebruikt door de cliënten, dit zijn: Hyves, Facebook, Msn, Twitter, Youtube en relatiesites. Dit zullen dan ook de vormen zijn waar dit onderzoek omdraait. In eerste instantie is er als onderzoeksontwerp gekozen voor het uitvoeren van casestudy’s. Bij een casestudy gaat het om een diepteonderzoek van één of enkele cases (Baarda, 2009, p. 63). Gedurende het onderzoek bleek het gezien de vraagstelling interessanter te zijn om in plaats van de diepte in te gaan, een meer breder kader te volgen door meer respondenten erbij te betrekken. Onder respondenten werden zowel de cliënten als de medewerkers van Daelzicht bedoeld. In totaal zijn er negen interviews afgelegd; zes cliënten en drie medewerkers. Daarnaast was het relevant voor de onderzoeksvraag om eveneens professionals van buiten de instelling erbij te betrekken, de zogenoemde informanten. Al met al kan er daarom gesteld worden dat dit onderzoek meer aansluit bij het ontwerp van een survey. Een survey is gericht op het beschrijven van opvattingen, betekenissen die mensen aan iets of iemand toekennen en gedragingen van personen of groepen onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden (Baarda et al., 2009, p. 125). De interviews zijn opgenomen met een voicerecorder om deze vervolgens helemaal uit te typen. Hierna zijn de interviews gelabeld aan de hand van sublabels en hoofdlabels. Bij de respondenten kwamen de volgende hoofdlabels naar voren: social media, contact, vrienden, negatieve effecten van social media, positieve effecten van social media, anonimiteit, internetgebruik, gamen, valkuilen en voorlichting. Bij de informanten kwamen: social media, kansen, bedreigingen, cliëntbeperkingen, behoeften en voorlichting als hoofdlabels naar voren. De resultaten komen voort uit de gehouden en geanalyseerde interviews en uit een intern aangereikt vakblad genaamd ‘Markant’, evenals een aangereikte brochure van een informant.
5
Het project ziet er als volgt uit: er is een opzet gemaakt voor het geven van een voorlichting aan de cliënten binnen Daelzicht. In deze voorlichting worden de positieve en negatieve effecten van social media, die uit dit onderzoek naar voren komen, belicht. Daarnaast wordt er ingegaan op het afschermen van profielen en op hoe cliënten zich kunnen beschermen voor mensen met verkeerde bedoelingen. Deze twee laatste punten kwamen naar voren uit de interviews met de cliënten. Om de voorlichting kracht bij te zetten is er ook een opzet gemaakt voor een bewustwordingsmiddel, in de vorm van een muismat. Op deze muismat staan kort en krachtig handvaten geformuleerd voor een zo veilig mogelijk gebruik van social media. De positieve effecten van social media, die naar voren zijn gekomen in dit onderzoek zijn: vrijetijdsbesteding, gemakkelijker/sneller contact, informatief, nieuwe contacten opdoen, inclusiebevorderend, uitlaatklep voor cliënten, het ontvangen van waardering en zelfstandigheidbevordering. Uit de geanalyseerde gegevens zijn ook negatieve effecten van social media naar voren gekomen. Deze luidde als volgt: cyberpesten, ongewenste content (geweld, porno, ongewenste mail, spam), de loverboy-problematiek, gameverslaving, niet serieus worden genomen door hetgeen een cliënt allemaal schrijft op het internet, het willen conformeren aan het ideaalbeeld wat zich op internet voordoet, het meer afsluiten voor face-to-face contact, beeldschermverslaving, hoge telefoonkosten en de vervaging tussen internet en ‘real life’ en het niet anoniem zijn. Wanneer de positieve en negatieve effecten van social media uit de interviews naast de informatie vanuit het vaktijdschrift Markant en de brochure ‘Mijn kind Online’ worden gelegd, kan er worden gesteld dat de interviews een belangrijke aanvulling hebben opgeleverd. In dit afstudeerwerkstuk worden aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen sluiten aan bij de wensen en behoeften van de opdrachtgever. Er worden tips gegeven voor het bespreekbaar maken van het thema ‘social media’ voor collega’s onderling, evenals het bespreekbaar maken van het thema ‘social media’ met cliënten.
6
Inhoudsopgave Inleiding
Blz. 9
1. Domeinverkenning Inleiding 1.1 De organisatie Daelzicht 1.2 Social media 1.3 LVB 1.3.1 Beperkingen LVB; Het leren en denken 1.3.2 Beperkingen LVB; Sociale aanpassing 1.3.3 Hulpverlening 1.3.4 Cliëntprivacy 1.4 Social media & LVB
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
12 12 12 13 13 15 16 16 17
2. Van aanleiding tot onderzoeksvraag Inleiding 2.1 Aanleiding 2.2 Probleemstelling 2.3 Doelstelling 2.4 De onderzoeksvraag 2.4.1 De deelvragen
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
18 18 18 18 19 19
3. Het onderzoek Inleiding 3.1 Informatieverzameling 3.1.1 Ethische aanvaardbaarheid 3.2 Onderzoekstype 3.3 Onderzoeksontwerp 3.4 Onderzoekseenheden 3.4.1 Selectie 3.5 Dataverzameling 3.5.1 Wijze van interviewen respondenten 3.5.2 Wijze van interviewen informanten 3.5.3 Praktische overwegingen 3.5.4 Betrouwbaarheid 3.5.5 Geldigheid/validiteit
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
21 21 21 22 22 23 24 26 26 28 31 31 33
4. Data-analyse Inleiding 4.1 Stappenplan analyse 4.1.1 Voorbeeldlabels bij respondenten 4.1.2 Voorbeeldlabels bij informanten
Blz. Blz. Blz. Blz.
34 34 35 36
7
5. Resultaten Inleiding 5.1 Resultaten intern vakblad Markant 5.2 Resultaten externe brochure Mijn kind online 5.3 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens cliënten 5.4 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens medewerkers 5.5 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens informanten 5.6 Resultaten derde deelvraag 5.7 Resultaten vierde deelvraag
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
6. Conclusie & discussie Inleiding 6.1 Conclusie 6.2 Discussie
Blz. 48 Blz. 48 Blz. 51
7. Het project Inleiding 7.1 Voorlichting cliënten 7.2 Het product 7.2.1 Verband tekst op muismat en het onderzoek
Blz. Blz. Blz. Blz.
Evaluatie/nawoord
Blz. 60
Referentenlijst
Blz. 61
Bijlagen
8
37 37 38 39 40 41 42 44
53 53 55 58
Inleiding De organisatie De opdracht voor dit afstudeerwerkstuk, een kwalitatief onderzoek, is afkomstig van Daelzicht. Daelzicht is een organisatie die zich in meerdere vestigingen over Limburg heeft verspreid. De organisatie richt zich op het bieden van zorg, ondersteuning en begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking. Zij zijn ervan overtuigd dat mensen met een beperking hun leven in de samenleving op eigen wijze willen en kunnen invullen. De (hulp-)vragen van cliënten staan centraal. Daarnaast wordt er ondersteuning geboden op alle facetten van het leven. (Daelzicht, n.d.) De opdracht is afkomstig van Dhr. Ringens (hierna Wim Ringens genoemd). Hij is teamleider van drie woonvormen in Sittard-Geleen. Wim Ringens vond social media een interessant thema voor een kwalitatief onderzoek aangezien steeds meer cliënten gebruik (beginnen te) maken van deze mediavorm. Social media Social media is een snel opkomende communicatievorm. Het gaat om een snelle ontwikkeling die soms niet bij te benen is (Mediawijsheidwinkel, n.d.). Naast Wim Ringens, zien ook andere medewerkers van Daelzicht dat er een sterk groeiende groep cliënten is die zich bezighoud met social media. Uit een aantal oriënterende gesprekken met medewerkers van Daelzicht blijkt dat er aan het gebruik van deze mediavorm zowel positieve als negatieve kanten zitten. Vooral mensen met een licht verstandelijke beperking (voor de rest van het document omschreven als LVB) lopen, door hun beperkingen, een vergroot risico om deze negatieve kanten te ervaren (Cox, persoonlijke mededeling, 2011, 28 oktober; Poels, persoonlijke mededeling, 2011, 21 december; Peeters, persoonlijke mededeling, 2012, 16 januari; Mangeng, persoonlijke mededeling, 2012, 2 maart). Echter is de inclusie van deze doelgroep van wezenlijk belang. Het gevoel hebben ‘erbij horen en ertoe doen’ is essentieel voor participatie in de samenleving en daarmee een volwaardig mens te zijn. Deze doelgroep wil betrokken zijn en blijven bij de ontwikkeling op het gebied van de nieuwste technologie. Deze vraaggerichte visie wordt ondersteund door Daelzicht. Iedere persoon is volgens de organisatie uniek, met eigen wensen en behoeften. Ieder mens heeft behoefte aan, een vorm van, relaties met anderen. Bij Daelzicht laten zij zich leiden door de vraag van de cliënt. (Daelzicht, n.d.) Huidige situatie – gewenste situatie De huidige situatie is te omschrijven als een situatie waarin Daelzicht niet volledig in kaart heeft wat de positieve, dan wel negatieve effecten zijn van social media, gericht op hun cliënten die hier gebruik van maken. Niet iedere medewerker is even goed op de hoogte van welke verschillende soorten social
9
media er zijn en hoe deze gebruikt worden. Hierdoor heeft Daelzicht hun cliënten nog geen voorlichting kunnen aanbieden. Daarnaast speelt een ethisch dilemma omtrent de privacy van de cliënt een grote rol. De huidige situatie beschouwt Daelzicht als een probleem waarop actie ondernomen dient te worden. Dit gebeurd aan de hand van een combinatie, namelijk: Een onderzoek; dat gericht is op het in kaart brengen van de positieve en negatieve effecten van social media. En een project; een opzet voor het geven van voorlichting aan cliënten en het aanreiken van een productopzet/-voorstel ter bewustwording van de risico’s omtrent social media. Op deze wijze is dit afstudeerwerkstuk dan ook ingedeeld. Dit betekent dat er wordt begonnen met een brede opzet. De onderzoeksvraag is ruim geformuleerd. Om het onderzoek specifieker te maken, zijn er gerichte deelvragen opgesteld. Na antwoord te hebben gegeven op de deelvragen en de hoofdvraag, volgt het breed uitgemeten project. Hierdoor heeft dit afstudeerwerkstuk de vorm aangenomen van een zandloper. De gewenste situatie is te omschrijven als een situatie waarin zowel de medewerkers (door het lezen van dit werkstuk), als de cliënten (door de gehouden voorlichting), zicht hebben op de risico’s en er bewust van zijn tijdens het gebruik van social media. Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de positieve en negatieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke beperking (kortweg LVB genoemd). De bevindingen/resultaten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zullen in een overzicht opgenomen worden in dit afstudeerwerkstuk. Daarnaast zal er een voorlichting verschaft worden aan cliënten om hen, aansluitend op de beperkingen, te wijzen op de risico’s oftewel negatieve effecten die er zijn, zonder het gebruik van social media te ontmoedigen. Daarnaast zal er een aanbeveling gedaan worden voor een product, dat dient als bewustwordingsmiddel voor cliënten. Een voorbeeldexemplaar zal worden overhandigd aan de opdrachtgever. Het gaat, wat betreft het onderzoeksdoel, om de praktische relevantie. Via het onderzoek werd er informatie verzameld die de betrokkenen, in dit geval de medewerkers van Daelzicht, willen benutten bij de oplossing van het gestelde probleem, zodat de problematische situatie in de praktijk verandert in een meer gewenste situatie. (Baarda, de Goede & Teunissen, 2009, pp. 29-30) Vraagstelling De vraagstelling die er voor dit onderzoek is geformuleerd, is als volgt: ‘Welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen?’
10
Het onderzoek vindt plaats bij twee woon- en begeleidingscentra van Daelzicht, te weten: Wonen Leyenbroek en Wonen Spaubeek. De opdrachtgever heeft deze twee vestigingen aangewezen, aangezien er binnen deze woonvormen veel cliënten gebruik maken van social media. Dit in tegenstelling tot andere locaties. De woonvormen Het gaat hierbij om begeleid wonen in de wijk. De cliënten worden individueel begeleid met als doel dat zij zich zo goed mogelijk zelfstandig kunnen redden. Er wordt gestimuleerd om eigen verantwoordelijkheid te nemen en om deel te namen aan de samenleving. De meeste cliënten werken overdag bij de sociale werkvoorziening, in een dagcentrum voor volwassenen of op de reguliere arbeidsmarkt. (Daelzicht, n.d.) Wonen Leyenbroek: aan de Leyenbroekerweg in Sittard ligt een oud klooster en omgetoverd tot appartementencomplex. In deze bijzondere omgeving wonen zestien mensen, ieder een eigen appartement. Wonen Spaubeek: in een rustige wijk in het landelijk gelegen Spaubeek ligt een groepswoning met drie aparte huiskamers. Er zijn zes slaapkamers op de begane grond en twintig op de eerste verdieping. Dit betekent plek voor zesentwintig mensen. (Daelzicht, n.d.) Opbouw werkstuk De opbouw van het afstudeerwerkstuk, bestaande uit acht hoofdstukken, is als volgt: in hoofdstuk 1 wordt begonnen met een inhoudelijke oriëntatie. Dit betekent dat er wordt ingegaan op de twee belangrijkste begrippen omtrent dit onderzoek, namelijk ‘social media’ en ‘LVB’. In hoofdstuk 2 wordt er ingegaan op de stappen die doorlopen zijn van aanleiding tot onderzoeksvraag. De doelstelling en probleemstelling komen in dit hoofdstuk ook naar voren. In hoofdstuk 3 wordt uitleg gegeven over de opzet van het onderzoek, worden keuzes onderbouwd en uitleg gegeven over de onderzoekseenheden. Hoofdstuk 4 omvat de data-analyse. De resultaten voortgekomen uit het onderzoek kunt u terugvinden in hoofdstuk 5. Tevens wordt antwoord gegeven op de deelvragen, die leiden tot het antwoord op de hoofdvraag. In hoofdstuk 6 worden conclusies getrokken. De conclusies zijn gebaseerd op de data-analyse. Daarnaast wordt er binnen het kopje ‘discussie’ de resultaten in een breder en praktisch kader geplaatst. In hoofdstuk 7 komt het projectgedeelte naar voren, gevolgd door in hoofdstuk 8 de aanbevelingen. Aansluitend op hoofdstuk 8 volgt het nawoord en de literatuurlijst. In het nawoord kunt u een korte terugblik vinden op het proces en wordt er aangegeven wat het nazorgtraject inhoudt. Daarnaast wordt er in het hoofddocument verwezen naar bijlagen. Deze zijn achter in het document op nummer terug te vinden.
11
1. Domeinverkenning Inleiding In dit eerste hoofdstuk vindt een verdieping plaats op het gebied van de organisatie. Hierin komt naar voren met welke doelgroepen Daelzicht werkt en wat de visie van de organisatie is. Vervolgens wordt er ingegaan op de twee belangrijkste begrippen die gebruikt zijn in het afstudeerwerkstuk, namelijk; social media en LVB en de koppeling tussen deze twee begrippen.
1.1 De organisatie Daelzicht Daelzicht richt zich op kinderen, jongeren en volwassen met een verstandelijke beperking. Zij bieden zowel zorg en ondersteuning aan mensen met een ernstige verstandelijke beperking als matige of licht verstandelijk beperkten. Er worden velen vormen van hulp gerealiseerd, waaronder ambulante hulpverlening, crisisopvang voor kinderen, begeleid werken, dagactiviteiten en woon- en begeleidingscentra voor volwassen. Volgens Daelzicht is iedere persoon uniek en heeft dus zijn eigen wensen en behoeften, met recht op respect. Ieder mens heeft een behoefte aan, een vorm van, relaties met mensen. Iedereen moet vrij zijn zelf keuzes te maken. Afhankelijk van onder andere de levensfase waarin iemand zich bevindt, bepaalt welke keuzes je maakt. Door de jaren heen verandert je leven. Hoe het verandert bepaal je volgens de visie van Daelzicht in het begin zelf. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de één zoekt naar bescherming en de ander juist naar zelfstandigheid. (Daelzicht, n.d.) 1.2 Social media Het onderwerp dat wordt aangesneden in dit onderzoek is social media en de invloed hiervan op mensen met een licht verstandelijke beperking. Als er over social media gesproken wordt, spreken we volgens Kerkhofs (n.d.) over een verzamelnaam voor informatie die wordt gedeeld via allerlei internettoepassingen. Hierbij kan er met name gedacht worden aan sociale netwerksites. Het gaat bij social media om informatie in de vorm van tekst, afbeeldingen, video, geluidsfragmenten, etc. Deze vormen kunnen gedeeld worden en zijn dus social media. Het merendeel van de informatie die gedeeld wordt, is tussen mensen op sociale netwerksites. Echter zijn er ook bedrijven of computers die informatie kunnen oppikken en delen. Daarnaast kan er een razendsnelle verspreiding plaatsvinden wanneer deze ‘herdeelt’ wordt. Hierbij kun je denken aan iets vertellen of verzenden naar eigen vrienden, waarna zij het weer doorgeven aan hun vrienden. Social media laat mensen socialiseren met de eigen sociale omgeving en die daarbuiten, waar en wanneer dit uitkomt. De vormen van social media waar dit onderzoek op gericht is, zijn als volgt: Hyves, Facebook, Twitter, Msn, Youtube en relatiesites. Tijdens een ‘drie woonvormenoverleg’, is naar voren gekomen dat deze vormen van social media het meest gebruikt worden door cliënten. Dit is door de medewerkers
12
gesignaleerd. Wanneer er over social media gesproken wordt in dit kwalitatief onderzoek, zal het over bovengenoemde zes vormen van social media gaan. In bijlage 1 is een overzicht met uitleg over deze verschillende vormen van social media. Binnen de woonvormen is er geconstateerd dat cliënten steeds vaker op zoek gaan naar een partner via relatiesites (Peeters, persoonlijke mededeling, 2012, 16 januari). Er is sprake van een fenomenale opkomst van sociale netwerksites. Zo’n 10 miljoen Nederlanders waren hierop ingeschreven eind 2010. Online daten is eveneens een sterk groeiend verschijnsel, waarvan naar schatting 20 tot 25% van de partnerzoekers aan meedoet. (Osch & Zijl, 2011, p. 19) 1.3 LVB LVB staat voor ‘licht verstandelijk beperkt’. Dit is de doelgroep waarop het kwalitatief onderzoek gericht is. Er wordt gesproken van verstandelijk beperkt wanneer het IQ tussen de 50-55 en 70-75 ligt (DSM-IV) of wanneer het resultaat van een intelligentietest minimaal twee standaarddeviaties lager is dan het gemiddelde. Daarnaast dienen er aanzienlijke beperkingen/tekorten te zijn op het gebied van sociale, conceptuele en praktische vaardigheden of in het huidige aanpassingsgedrag (DSM-IV). (ten Wolde, le Grand, Slagter & Storms, 2006, p. 11) De ontwikkelingsleeftijd varieert van vier tot twaalf jaar, en alleen daaraan is al af te lezen dat er ook binnen deze groep verschillen zichtbaar zijn als het gaat om het functioneren (Nijgh & Bogerd, 2010, p. 64). Er is gekozen voor een verdieping op het gebied van LVB-beperkingen. Dit is van belang voor de doelgroepanalyse en het projectonderdeel, waaronder de voorlichtingsopzet. Hieronder volgt een uitleg over beperkingen in het leren en denken, gevolgd door beperkingen in het sociaal aanpassen. Daarnaast wordt er dieper ingegaan op de hulpverlening en de privacyaspecten. 1.3.1 Beperkingen LVB; het leren en denken Leren en denken bij mensen met een verstandelijke beperking is, vergeleken met normaal begaafde mensen, meer gebonden aan het hier en nu en aan het onmiddellijk voorstelbare. Het is meer situatiespecifiek dan abstract. De tekorten in het abstract denken uiten zich ondermeer in een moeizame conceptvorming en generalisatie (inzien dat bepaald gedrag in situatie A adequaat is, ook toepasbaar is in andere situaties) van datgene wat geleerd is. Ook het zich in de voorstelling kunnen verplaatsen in tijd en ruimte, het reflecteren op gedachten en gevoelens en het denken over een probleem en al denkend tot een oplossing komen, zijn voorbeeld van abstracte denkoperaties die dagelijks moeilijkheden opleveren. Het omgaan met abstracte begrippen, bijvoorbeeld iets dat in symbolen weergegeven wordt, waaronder: rekenen, kaartlezen, geschreven taal, kan eveneens de nodige moeite kosten. (ten Wolde et al., 2006, p. 13)
13
Weinig gedifferentieerd: er is een verminderde gevoeligheid voor details en voor de juiste verhoudingen. Ook het omgekeerde komt geregeld voor: een overmatige hoeveelheid details, zonder hoofd- en bijzaken te kunnen onderscheiden. (ten Wolde et al., 2006, p. 13) Weinig gestructureerd: de informatieverwerking verloopt minder gestructureerd en geschematiseerd. Groeperen, categoriseren en rangschikken zijn vaardigheden die moeite kosten (ten Wolde et al., 2006, p. 14). Het functionerend geheugen verloopt minder goed: het werkgeheugen, verantwoordelijk voor tijdelijks opslag van informatie tijdens het uitvoeren van cognitieve vaardigheden, is noodzakelijk om nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Dit korte geheugen vertoont defecten. Dit geldt vooral bij complexe taken, zoals het overbrengen van het korte naar het lange geheugentermijn, waardoor het problemen kan geven de te onthouden informatie te ordenen en te herstructureren. (ten Wolde et al., 2006, p. 14) Beperkte aandachtsspanning en –selectie: het richten op en vasthouden van de aandacht bij een bepaald onderwerp kost moeite. Er wordt eerder gereageerd op onbelangrijke informatie, afhankelijk van de behoefte van dat moment. Er is sprake van een gebrekkige ‘selectieve aandacht’. (ten Wolde et al., 2006, p. 14) Leren en denken in een open systeem: het leren en denken in een open systeem verloopt moeilijker, dan wanneer het plaatsvindt op een geplande en gestructureerde manier. Aanleren heeft dan ook meer kans van slagen via directe begeleiding, instructie en uitleg. (ten Wolde et al., 2006, pp. 14-15) Lager denktempo: er is meer tijd nodig om nieuwe informatie te verwerken. Onder tijdsdruk moeten denken, vermindert de effectiviteit van het denkproces (ten Wolde et al., 2006, p. 15). Een rigide denkpatroon: er is een verminderde dynamiek in het denken, die de aanpassing aan wisselende situaties belemmert (ten Wolde et al., 2006, p. 15). Taal- en begripszwakte: dit kan zich voordoen op twee verschillende manieren, namelijk; receptief, de boodschap wordt niet goed ontvangen, of expressief, er zijn problemen met het onder woorden brengen. Bovendien is er dikwijls sprake van een verminderde mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van innerlijke taal. Het denken, als spreken in zichzelf, is belemmerd. Het gevolg is dat het handelen minder gepland, geordend en gereguleerd wordt. Deze moeilijkheden kunnen de communicatie belemmeren. (ten Wolde et al., 2006, pp. 15-16) Beperkte tijdsbeleving: de beleving van tijd is beperkt. Het hier en nu is heel belangrijk en er is een verminderde gerichtheid op de toekomst. Om in de toekomst te kunnen werken moet iemand een plan kunnen opstellen en met hypothesen om kunnen gaan. Ook het belang van het verleden wordt moeizaam
14
onderkend. Het leven van hier en nu staat centraal. Naast deze beperking op het gebied van tijdsbeleving, kan het focussen op het hier en nu ook een psychodynamische functie hebben; zo kan het een manier zijn om de vervelende dingen uit het verleden en de moeilijke zaken voor de toekomst niet onder ogen te hoeven zien. Veel zaken worden aangepakt zonder dat de eventuele gevolgen op voorhand worden overzien of afgewogen. Deze houding heeft als gevolg dat ze taken en verbintenissen aangaan, die ze niet kunnen waarmaken. (ten Wolde et al., 2006, p. 16) 1.3.2 Beperkingen LVB; sociale aanpassing Sociale redzaamheid en sociale perceptie: mensen met een verstandelijke beperking zijn kwetsbaar in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Als gevolg van een wisselwerking tussen de eigen beperkingen en de inadequate reacties van de omgeving komen ze al op jonge leeftijd onder grote emotionele druk te staan. Overvraging, overbescherming en onderstimulatie komen veelvuldig voor als een reactie op een ‘niet normale’ ontwikkeling. De grote hoeveelheid stress die dit teweeg brengt bij mensen met een verstandelijke beperking is een belangrijke oorzaak voor de hoge mate van gedragsproblemen en psychopathologie. Voor velen is het niet eenvoudig om zich, in verschillende sociale situaties, in de huidige maatschappij, staande te houden. Gevoelens van eenzaamheid komen veelvuldig voor. (ten Wolde et al., 2006, pp. 16-17) Veel licht verstandelijk beperkten en zwakbegaafde mensen kunnen gecompliceerde situaties niet goed overzien of begrijpen, waardoor zij de vereiste vaardigheden onjuist of op verkeerde momenten toepassen. Volgens de Sociale Informatie Verwerkingstheorie wordt gedrag in een sociale situatie voorafgegaan door een aantal mentale stappen: waarnemen van informatie, interpreteren, doelen stellen, bedenken van mogelijke oplossingen en kiezen van een oplossing. Recent onderzoek naar sociale informatieverwerking bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking laat zien dat er al problemen optreden bij het waarnemen: ze focussen op letterlijk gesproken en negatieve informatie. Ook hebben ze minder assertieve oplossingsvaardigheden en lossen ze een probleem op met agressief of met passief gedrag. Bovendien lijken ze hun kennis van adequate oplossingen niet te gebruiken tijdens het uitvoeren van hun gedrag. Er zijn LVB’ers die zaken aanpakken, die net te hoog gegrepen zijn. Ze overschatten zichzelf en zien niet altijd in welke consequenties een rechtstreeks gevolg zijn van het eigen handelen. Wanneer zaken niet goed lopen of mislukken, worden de oorzaken buiten zichzelf gelegd. (ten Wolde et al., 2006, pp. 17-18) Beperkte zelfredzaamheid: onder zelfredzaamheid wordt verstaan; de manier waarop iemand in staat is zich, in praktische zin, in het dagelijkse leven staande te houden. Het betreft met name vaardigheden die betrekking hebben op de primaire zorg voor zichzelf en de directe omgeving, zoals zorg voor persoonlijke hygiëne, op tijd opstaan, de kamer schoonhouden etc. Ook complexere vormen
15
van zelfredzaamheid vallen hieronder zoals het gebruik maken van basale infrastructuren. Onder basale infrastructuren wordt onder andere het volgende verstaan: het deelnemen aan het verkeer, gebruik maken van het openbaar vervoer, telefoneren, inkopen doen, geldbeheer, omgaan met instanties en het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Voor veel mensen van deze doelgroep geldt dat ze ondersteuning nodig hebben bij zowel de eenvoudige als de complexe vormen van zelfredzaamheid. Daarnaast is deze doelgroep makkelijk beïnvloedbaar, is er sprake van een gebrek aan autonomie en nemen zij inadequaat gedrag over. (ten Wolde et al., 2006, pp. 18-19) Gebrekkige zelfcontrole, impulsiviteit: veel zaken worden aangepakt zonder dat de eventuele gevolgen op voorhand worden overzien of afgewogen. Het lijkt of er stappen in het beslissingsproces worden overgeslagen. Dit heeft als gevolg dat er taken of verbintenissen worden aangegaan die nadelig kunnen uitpakken en/of niet vol kunnen houden. Voor sommigen geldt dat ze moeilijk uitstel kunnen verdragen en dat ze onmiddellijk in hun primaire behoeften willen voorzien. Dit veroorzaakt grensoverschrijdend en dwingend gedrag. (ten Wolde et al., 2006, p. 19) 1.3.3 Hulpverlening Welke vorm van hulpverlening iemand nodig heeft, is dus afhankelijk van zijn ondersteuningsvraag. De ernst van de beperking en de leeftijdsfase bepalen voor een groot deel die vraag. Maar ook persoonlijke wensen en mogelijkheden spelen een rol. De cliënt vraagt om ondersteuning opdat hij een zo normaal mogelijk en kansrijk leven kan leiden. Hoe dit leven er uitziet, is voor iedereen anders. Hulpverleningsvormen zijn daarom ook zeer divers. Toch zijn er een aantal kaders aan te geven als het gaat om de hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking. (Nijgh & Bogerd, 2010, p. 20) 1.3.4 Cliëntprivacy De wetgeving geeft geen glashelder beeld van het recht op privacy van cliënten. In de praktijk doen zich vaak dilemma’s voor, waar juridisch gezien, geen eenduidig antwoord op te geven is. Om het recht van privacy en ontplooiing zoveel mogelijk te garanderen, zijn een aantal afspraken nodig ter aanvulling op de bestaande wettelijke regels. Als uitgangspunt geldt dat je als begeleider het recht op privacy van de cliënt respecteert. Je mag alleen een inbreuk maken op dit recht als dat bijdraagt aan een noodzakelijke bescherming van de gezondheid van de cliënt of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Ook moet de inbreuk zoveel mogelijk in het teken staan van de ontwikkeling en het perspectief van een cliënt. De afspraken en gevolgen van deze inbreuk moeten altijd worden vastgelegd in het ondersteuningsplan en worden besproken met diverse personen. Denk hierbij aan het team, de cliënt en, met toestemming van de cliënt of als de cliënt in deze wilsonbekwaam is, met de vertegenwoordiger. (Dulk & Frederiks, 2009, pp. 21-38)
16
Wanneer er inbreuk wordt gemaakt op de privacy dien je rekening te houden met een drietal eisen, namelijk subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit. Dit betekent dat je als begeleider op zoek gaat naar het minst ingrijpende alternatief, subsidiariteit, dus niet direct de kamer van de cliënt binnenstapt. De inbreuk moet in verhouding staan met het doel dat je beoogt te bereiken, proportionaliteit, dus als er geen sprake is van ernstige gezondheidsklachten mag je niet zomaar de kamer binnenstappen van een cliënt. Tot slot moet de inbreuk ook effect hebben, effectiviteit. Het moet daadwerkelijk bijdragen aan de bescherming van zijn gezondheid en dus in het teken moet staan van zijn eigen ontplooiing. (Dulk & Frederiks, 2009, pp. 21-38) 1.4 Social media & LVB Internet en social media worden steeds belangrijker in de samenleving. Dit geldt ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Telecommunicatie verandert razendsnel. ‘De digitale wereld neemt in toenemende mate een plaats in binnen onze maatschappij. Het is niet meer alleen een digitaal hulpmiddel, maar ook een sociale context, waarbij de echte wereld en digitale wereld naadloos in elkaar overgaan. De toegang tot informatie en mogelijkheid tot contact is enorm, wat grote gevolgen heeft voor de sociale context van de LVB-cliënten en daarmee voor de eisen aan effectieve signalering, begeleiding en behandeling voor zorgorganisaties. Het aansluiten op de leefwereld van de cliënten, en daarmee op de cliënt zelf, stelt nieuwe eisen aan medewerkers en systemen (Cox, Persoonlijke mededeling, 2011, 28 oktober)’. Er is weinig informatie terug te vinden wanneer het gaat om de invloed van social media op licht verstandelijk beperkten. Hierin blijkt wel een opkomst te zijn. Er zijn namelijk een tal van professionals die zich steeds meer beginnen toe te leggen op de effecten van social media op mensen met een verstandelijke beperking. Het is wel zo dat het mogelijk is dat wat er allemaal wordt opgezocht via de social media, van invloed kan zijn op het gedrag. Dit geldt voor alle mensen, niet specifiek voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Zo wordt er bijvoorbeeld gedrag overgenomen of gekopieerd van wat men op social media is tegengekomen. (Kenrick, Neuberg, Cialdini, 2010, pp. 336-340) Doordat het gaat om een recente opkomst van social media in het algemeen, laat staan de combinatie social media en LVB, is er nog weinig bekend over de positieve en negatieve effecten van dit communicatiemiddel, toegespitst op LVB’ers. Er is wel speciale software in opkomst die gericht is op deze doelgroep. Echter blijkt in de praktijk dat deze software niet of nauwelijks gebruikt wordt, aangezien cliënten zo normaal mogelijk behandeld willen worden. Daarnaast staat iedere medewerker er op een andere manier tegenover. Zo zijn er medewerkers die positief tegenover het gebruik van social media staan bij cliënten en anderen juist niet. Tot slot is niet iedere medewerker op de hoogte van het gebruik van de verschillende mediavormen. (Mangeng, persoonlijke mededeling, 2012, 2 maart)
17
2. Van aanleiding tot onderzoeksvraag Inleiding Bij de inleiding van het afstudeerwerkstuk is al kort beschreven wat de aanleiding was voor het onderzoek. Ook de doelstelling en de onderzoeksvraag kwamen hierin naar voren. In hoofdstuk 2 komt dit alles uitgebreider aan bod. Daarnaast is de hoofdvraag opgedeeld in deelvragen, die verder worden toegelicht.
2.1 Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is als volgt: de medewerkers van Daelzicht signaleren dat er risico’s kleven aan het gebruik van social media bij hun cliënten. Echter hebben de medewerkers hier, tot nu toe, nog niets aan gedaan vanwege de privacyaspecten omtrent de cliënten. Toelichting: Het gaat om volwassen cliënten, waarbij het niet genoodzaakt is om in detail te weten waar zij, op het gebied van internetgebruik, mee bezig zijn. De cliënten mogen op hun kamer zelf weten wat zij doen en worden hierbij niet gecontroleerd. Alleen wanneer er sprake is van storend gedrag en/of geluidsoverlast wordt er ingegrepen. Echter willen medewerkers de cliënten wel beschermen tegen de risico’s van social media, maar hierbij hun privacy niet schenden. Zo is er een voorbeeld gesignaleerd door medewerkers dat er cliënten zijn die via social media in aanraking zijn gekomen met een zogenaamde loverboy. (Poels, persoonlijke mededeling, 2011, 21 december; Peeters, persoonlijke mededeling, 2012, 16 januari) 2.2 Probleemstelling De probleemstelling is als volgt: medewerkers van Daelzicht zien dat veel cliënten gebruik maken van social media. Zelf hebben sommige medewerkers weinig ervaring of kennis van deze nieuwe vormen van communicatie. Echter signaleren zij wel de verhoogde risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van social media door de doelgroep. Toelichting: De visie van Daelzicht omvat het aansluiten bij de wensen en behoeften van de cliënten. De functie van een social worker staat eveneens in het teken van het centraal stellen van de hulpvraag van de cliënt. In de snel veranderende maatschappij speelt social media een steeds grotere rol. Daelzicht wil daarom beter grip krijgen op de werking van social media, om van hieruit beleid te kunnen maken voor hun medewerkers, aangezien zij als professionals dienen in te spelen op cliënten.
18
2.3 Doelstelling Eind mei 2012 is er een project gerealiseerd waarbij er een opzet is gemaakt voor het geven van een voorlichting aan de cliënten binnen twee woon- en begeleidingscentra. Het gaat hierbij om Wonen Spaubeek en Wonen Leyenbroek. De voorlichting zal plaatsvinden na het onderzoek. De resultaten van het onderzoek dienen immers terug te komen in de voorlichting. De uitvoering ervan zal als een vorm van ‘nazorg’ worden aangeboden. De voorlichting zal worden aangeboden aan kleine groepen cliënten van ongeveer drie tot vijf personen, die zelf gebruik maken van internet/social media. Er zal worden ingegaan op de risico’s van social media, evenals de positieve kanten van social media. Daarnaast zal er een voorstel klaarliggen voor een product dat dient als bewustwordingsmiddel van de risico’s omtrent social media. Dit productvoorstel vloeit eveneens voort uit het gehouden onderzoek. Toelichting: Uit verschillende gesprekken (eerder genoemd; Cox, Peeters, Poels & Ringens) is naar voren gekomen dat zowel de cliënten als de medewerkers graag informatie willen ontvangen m.b.t. zowel de risico’s als de positieve aspecten van social media. De keuze om zowel naar de risico’s te kijken als naar de positieve kanten van social media is om de cliënten bewust te laten worden van de risico’s van social media, maar hierbij het gebruik van social media niet te ontmoedigen. Dit sluit aan bij de visie, namelijk; cliënten optimaal laten participeren binnen de samenleving, van Daelzicht. Aan Wim Ringens zal een voorstel voor een product worden overhandigd, dat er voor dient om de cliënt te wijzen op de risico’s van social media. Het privacyaspect staat hoog in het vaandel. De medewerkers van Daelzicht kunnen aan de hand van dit product terugkomen op het thema social media en de gegeven voorlichting. Zo kan het thema nogmaals bespreekbaar worden gemaakt. 2.4 De onderzoeksvraag De geformuleerde onderzoeksvraag is als volgt: Welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen? 2.4.1 De deelvragen Voor het beantwoorden van de hoofdvraag zijn er een aantal deelvragen geformuleerd. Na het, stapsgewijs, beantwoorden van de deelvragen, vloeit hier logischerwijs een antwoord op de hoofdvraag uit. De deelvragen die er voor dit onderzoek zijn geformuleerd, zijn als volgt:
19
Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? Toelichting: Het is belangrijk dat de positieve en negatieve effecten van elkaar worden gescheiden, vandaar dat er twee deelvragen van geformuleerd zijn. Op deze wijze komt er een overzichtelijk geheel van de positieve effecten, ofwel kansen en van de negatieve effecten, ofwel bedreigingen genoemd. In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media? Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd? Toelichting: Aan de hand van deze deelvraag wordt er nagegaan of cliënten al eerder geïnformeerd zijn over de effecten van social media en zo ja, hoe dit is gebeurd en wat het heeft opgeleverd. Daarnaast is het interessant om van informanten te horen hoe zij vinden dat er ingespeeld kan worden op dit thema bij licht verstandelijk beperkten. Wat betreft de professionals die werken met een soortgelijke doelgroep, zal de vraag worden gesteld in hoeverre zij omgaan met het thema social media en de invloed ervan op de hun cliënten. Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten van Daelzicht omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden? Toelichting: Om de cliënten van een interessante voorlichting te voorzien, waarbij het social mediagebruik niet ontmoedigd wordt, is het belangrijk om aan te sluiten op hun interesses en behoeften. Vandaar dat hier een extra deelvraag van gemaakt is. De voorlichting zal worden gegeven in groepjes. Echter is het belangrijk om qua aantallen van de groepjes en de hoeveelheid aan informatie/kennis rekening te houden met de doelgroep.
20
3. Het onderzoek Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de vormgeving van het onderzoek. Het onderzoek is vormgegeven aan de hand van het Basisboek Kwalitatief Onderzoek van Baarda, de Goede & Teunissen (2009, 2e druk). Er wordt beschreven welk type onderzoek is gehanteerd en hoe er aan de vorm/het ontwerp van het onderzoek is gekomen. Daarnaast wordt er inzicht gegeven in hoe de onderzoekseenheden zijn geselecteerd. Tot slot wordt er ingegaan op de verschillende manieren van dataverzameling die tijdens dit onderzoek zijn ingezet en welke keuzes hierbij gemaakt zijn.
3.1 Informatieverzameling Er zijn verschillende vormen van informatieverzameling gebruikt. Er zijn eerst een aantal begrippen geoperationaliseerd. Het begrip social media is grondig bestudeerd om op die wijze helder te krijgen ‘wat houdt social media in?’, ‘welke vormen vallen onder social media?’ enzovoort. Ook de kenmerken omtrent de problematiek ‘licht verstandelijk beperkt’ hadden een opfrisbeurt nodig. Daarnaast is er nagegaan wat een kwalitatief onderzoek inhoudt en hoe het onderzoek is opgebouwd. Deze verdieping is met name gecreëerd door bestaande literatuur te bestuderen. Zo zijn er verschillende boeken, artikelen en internetsites geraadpleegd. Tevens zijn er interviews gehouden met informanten en respondenten. Al met al kan er door het hanteren van deze verschillende databronnen gesproken worden van datatriangulatie (Baarda et al., 2009, pp. 171-188). Hier wordt later in dit hoofdstuk nog op ingegaan. 3.1.1 Ethische aanvaardbaarheid Voor dit onderzoek is medewerking verkregen van zowel medewerkers van Daelzicht als cliënten. De bereikbaarheid en bereidheid van respondenten was hierdoor optimaal. Het onderzoek is ethisch verantwoord aangezien het voldoet aan de volgende punten, die in het boek van Baarda et al. (2009, pp. 32-22) zijn geformuleerd: De respondenten werkten vrijwillig mee en er werden geen valse voorstellingen van zaken gegeven. Er is duidelijk uitgelegd wat het doel en de werkwijze was van het onderzoek/interview. Er werden geen privacyoverschrijdende handelingen verricht. Dit betekende dat er vooraf werd gevraagd of de cliënt zijn/haar omgeving veilig, dan wel prettig genoeg vond, om zijn/haar verhaal te doen. Er is tevens toestemming gevraagd om het interview op te nemen met een voicerecorder. De gegevens zijn anoniem verwerkt en de uitkomsten hebben zodoende geen nadelige effecten opgeleverd. Het onderzoek is zo objectief en eerlijk mogelijk uitgevoerd. Dit betekende een onbevooroordeelde houding en het letterlijk noteren van hetgeen wat verteld werd.
21
Er zijn geen gegevens aan derden verstrekt wanneer de opdrachtgever daar niet mee instemde. Dit betekende dat vooraf goedkeuring werd gevraagd aan Wim Ringens. 3.2 Onderzoekstype Het type onderzoek dat wordt uitgevoerd is een combinatie van beschrijvend en explorerend. Bij beschrijvend onderzoek gaat het om vragen als ‘wat is/zijn…’, ‘wat vinden…’, ‘hoe verloopt…’ en ‘hoe ervaren…’. Men wil daarmee de aard of de kenmerken van het onderzoekverschijnsel benoemen of beschrijven en meestal ook inventariseren of categoriseren. (Baarda et al., 2010, pp. 93-94) Dit is ook het geval bij dit afstudeerwerkstuk. Er is onderzocht wat de positieve en negatieve effecten zijn van social media op mensen met een licht verstandelijke beperking binnen Daelzicht. De resultaten zijn overzichtelijk verwerkt in dit afstudeerwerkstuk. Om antwoord te krijgen op deze vragen, zijn deze gesteld aan respondenten en informanten. Respondenten zijn diegene die informatie over zichzelf geven en informanten geven informatie over personen of zaken die buiten hem- of haarzelf staan, maar waar men zelf wel vaak deel van uitmaken (Baarda et al., 2009, pp. 150-151). Naast het beschrijvende gedeelte van het onderzoek, is er ook een explorerend gedeelte. Het explorerend onderdeel van het onderzoekdoel is het opzetten van een voorlichting aan de cliënten, waarbij cliënten duidelijk wordt gemaakt waarom zij vatbaar zijn voor de risico’s van social media, welke factoren dit bepalen en er zullen tips worden gegeven over hoe zij hier zelf het best voor kunnen waken. Er wordt hierbij dus min of meer een vorm van theorie aangereikt. 3.3 Onderzoeksontwerp Als kwalitatief onderzoeksontwerp, ofwel –opzet, is er in eerste instantie gekozen voor een casestudy. Een onderzoeksontwerp is een soort standaardaanpak om het onderzoek op te zetten, te faseren en uit te voeren. (Baarda et al, 2009, p. 110) Bij een casestudy gaat het om een diepteonderzoek van maximaal tien respondenten. Onder respondenten worden twee groepen verstaan, namelijk de medewerkers en de cliënten. Casestudy’s zijn vooral gericht op betekenisverlening. Het gaat om één of enkele kenmerkende voorbeelden die men uitvoerig gaat onderzoeken en beschrijven onder alledaagse omstandigheden. (Baarda, 2009, p. 63) Het onderzoeksontwerp is in de loop van het onderzoek veranderd. Gedurende het onderzoek bleek het gezien de vraagstelling interessanter te zijn om in plaats van diepte-interviews te realiseren, een breder kader te volgen. Binnen hetzelfde tijdslimiet zouden er meer respondenten bij betrokken kunnen worden. Ook het
22
belang van informanteninformatie werd erkend. (Hier wordt nog op teruggekomen bij het hoofdstuk conclusies en discussie) Op deze wijze volgt er qua beantwoording van de vraagstelling een betere afspiegeling van de werkelijkheid. Daarnaast zou er bij het uitvoeren van casestudy’s gebruik dienen te worden gemaakt van observaties. Echter gaat het bij deze afstudeeropdracht om complexe en privacygevoelige problematiek, waardoor de observaties hoogstwaarschijnlijk niet het gewenste resultaat zouden hebben. De respondenten bespreken immers hun negatieve ervaringen met social media, die al dan niet voortkomen uit de beperkingen die gebonden zijn aan de doelgroep licht verstandelijk beperkten. Na deze conclusie is er gekozen voor de keuze van het onderzoeksontwerp te veranderen in een survey. In een survey beschrijf je opvattingen, betekenissen die mensen aan iets of iemand toekennen en gedragingen van personen of groepen onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden. Je maakt als het ware een dwarsdoorsnede van een facet van je onderzoeksverschijnselen. Het verschil met een casestudy is dat het hier niet om het totaal, maar om een facet gaat, maar wel in zijn context. (Baarda et al., 2009, p. 125) Het doel van een kwalitatieve survey is in eerste instantie vooral het beschrijven van je onderzoeksverschijnselen. Wanneer je interviewt zijn de vragen meestal open of weinig gestandaardiseerd geformuleerd, en ze worden met kwalitatieve analysetechnieken geanalyseerd. Je streeft er als onderzoeker naar om de gesprekken en interviews zo veel mogelijk onder alledaagse omstandigheden te laten plaatsvinden. (Baarda et al., 2009, p. 128) 3.4 Onderzoekseenheden Binnen de onderzoekseenheden is een tweedeling gemaakt, namelijk die van de cliënten van Daelzicht en die van de medewerkers. Er is hiervoor gekozen om beide invalshoeken te belichten. Zij kunnen tenslotte anders tegen de geformuleerde hoofdvraag en eveneens de deelvragen aankijken. In dit onderzoek zijn zes cliënten en drie medewerkers geïnterviewd. Het gaat dus in totaal om negen afzonderlijke respondenten. Om toegang te krijgen tot de cliënten is het belangrijk om support te krijgen van hun begeleiders. Dit bleek bij dit onderzoek het geval. De ingang is van tevoren goed afgebakend en vastgesteld. De medewerkers hebben de cliënten gerust gesteld met het feit dat de informatie die er werd medegedeeld anoniem bleef, ook voor hen. (Baarda et al., 2009, pp. 112-124) Naast de onderzoekseenheden werd er gebruik gemaakt van de kennis van informanten. De informanten maken geen deel uit van de onderzoekseenheden. Echter levert het wel informatie op die van belang is, aangezien de vraagstelling vanuit deze derde invalshoek wordt belicht. Er is gekozen om zowel professionals
23
binnen Nederland als België te benaderen, aangezien dit door de opdrachtgever werd gevraagd. Gezien de verspreiding van de informanten is er voor gekozen om hen via de mail te benaderen. Om een helder en overzichtelijk geheel te krijgen van deze drie invalshoeken (te weten; de cliënten, de medewerkers en de informanten), is er voor gekozen om de eerste twee deelvragen op te delen. Wat zijn de positieve effecten van social media volgens de cliënten? Wat zijn de negatieve effecten van social media volgens de cliënten? Toelichting: De cliënten van Daelzicht dienden als een belangrijke bron van informatie. Het gaat immers over de invloed van social media op de cliënten van Daelzicht. Zij dienen daarom een eigen inbreng te kunnen hebben, wanneer er in dit document gesproken wordt over de positieve en negatieve effecten van social media. In het onderzoek is het belangrijk om erachter te komen hoe zij omgaan met de verschillende mediavormen, waar zij tegenaan lopen, in hoeverre medewerkers met hen het gesprek aangaan over wat er gebeurt op social media enz. Om op deze vragen antwoord te krijgen is het belangrijk dat de anonimiteit gewaarborgd blijft. Daarnaast dienen er vragen te worden gesteld op het niveau van de cliënt. Om dit te bereiken is er gebruik gemaakt van literatuur en een gedegen doelgroepanalyse. Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens de medewerkers? Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens de medewerkers? Toelichting: Naast de cliënten dienden ook de medewerkers als respondenten. Dit vanwege het feit dat de rol van de begeleider binnen de gehandicaptenzorg cruciaal is. Voor cliënten is het belangrijk dat er een ego buiten henzelf is, dat ze kunnen vertrouwen. De invloed van de begeleider is groot. Ze zijn een belangrijk rolmodel. Om de cliënten goed te kunnen begeleiden moeten de medewerkers eerst bij zichzelf te rade gaan. Wat doen zij zoal op het internet? Deze vraag zal aan bod komen tijdens de interviews. Daarnaast is het belangrijk dat de medewerkers zich ervan bewust zijn dat ze het internet niet kunnen beheersen, maar wel dienen te zorgen dat ze weten wat er speelt bij cliënten. (Mijn kind online, 2012) Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens informanten?
24
Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens informanten? Toelichting: Om de vraagstelling niet alleen op micro- en mesoniveau te laten plaatsvinden, is het belangrijk om deze ook te bezien in het daglicht van het macroniveau. Dit werd gedaan aan de hand van het benaderen van informanten binnen Nederland en België. 3.4.1 Selectie De selectie vond plaats onder cliënten die gebruik maken van social mediavormen op het internet. Er is voor een kleine selectie van gevallen met een maximum aan variatie gekozen. Zo zijn er ten overstaande van elkaar cliënten geïnterviewd die zeer veel gebruik of cliënten die juist weinig gebruik maken van social media. Het is immers van belang om een zo goed mogelijke afspiegeling te krijgen van de werkelijkheid, waarbij niet iedereen in even grote mate gebruik maakt van social media. Binnen de selectie van de cliënten vond er stratificatie plaats, met als criterium het geslacht. Uit het onderzoek moet naar voren komen of er wel/niet een verschil is op het gebied van positieve en negatieve effecten van social media tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten. Op deze wijze wordt er nagegaan of het geslacht een modererend effect heeft. Een modererend kenmerk wilt het volgende zeggen; een kenmerk dat van invloed is op een relatie tussen twee kenmerken, zoals leefsituatie en geslacht. (Baarda, 2009, pp. 44-46) Uit eerder gesprekken met Ringens, Cox, Peeters (medewerkster Leyenbroek) en Poels (medewerkster Spaubeek) is gebleken dat er een onderscheid zit op het gebied van risico’s tussen mannen en vrouwen. Zo zit er bijvoorbeeld bij vrouwelijke cliënten het ‘loverboy-risico’ aan verbonden. Bij de selectie van cliënten vond er ondersteuning plaats door de medewerkers van Daelzicht. Zij weten tenslotte wie er gebruik maakt van social media en of dit veel of weinig is. De opdrachtgever, Wim Ringens, heeft geholpen bij het selecteren van medewerkers. Wat betreft de selectie van medewerkers gold als criterium dat zij zelf ook gebruik maakten van social media en die kennis hadden van wat er speelde bij cliënten op het gebied van dit thema. Zoals eerder aangegeven werd, is er gebruik gemaakt van een kleine selectie van gevallen met een maximum aan variatie. Er is een onderscheid gemaakt tussen degenen die veel – matig – en weinig gebruik maken van social media. Hieronder wordt volgens Mans (2010) het volgende verstaan: Veel gebruik: > drie uur per dag Matig gebruik: één – drie uur per dag Weinig gebruik: < één uur per dag
25
Zie onderstaande tabel 3.1 van de beredeneerde keuze van negen onderzoekseenheden. Tabel 3.1 Mannelijke cliënt – veel gebruik social media
Mannelijke cliënt – matig gebruik social media
Mannelijke cliënt – weinig gebruik social media
Vrouwelijke cliënt – veel gebruik social media
Vrouwelijke cliënt – matig gebruik social media
Vrouwelijke cliënt – weinig gebruik social media
Medewerker 1 – veel gebruik social media
Medewerker 2 – matig gebruik social media
Medewerker 3 – weinig gebruik social media
Op basis van deze negen onderzoekseenheden wordt eerst een analyse uitgevoerd en wordt er een eerste aanzet gemaakt voor het in kaart brengen van zowel de negatieve als positieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke beperking. Vervolgens wordt er nagegaan of deze resultaten, die voort zijn gekomen uit de interviews, ook passen op hetgeen wat informanten zeggen. Er worden zoveel mogelijk informanten benaderd, totdat er de indruk is dat de informanten geen nieuwe informatie meer toevoegen. Er is dan sprake van inhoudelijke verzadiging ofwel saturatie. (Baarda et al., 2009, p. 165) De informatie die via de informanten ontvangen wordt, wordt evenals de onderzoekseenheden zelf, anoniem verwerkt. 3.5 Dataverzameling
3.5.1 Wijze van interviewen respondenten Vooraf aan het interviewen van de cliënten en medewerkers van Daelzicht zijn de volgende kenmerken in acht genomen; zo veel mogelijk onbevangen, onbevooroordeeld en accepterend de onderzochte tegemoet te treden. (Baarda et al., 2009, pp. 177-183) Vooraf aan het interviewen is er de keuze gemaakt om beide groepen halfgestructureerd te interviewen. Echter bleek dit geen succes bij de cliënten, aangezien er op deze wijze van interviewen nauwelijks geschikte informatie werd verkregen voor het beantwoorden van de deelvragen. Gedurende het eerste gesprek met een cliënt, werd er daarom besloten om alsnog gestructureerde vragen op te stellen. De volgende vragen (voortkomend uit de deelvragen) zijn aan cliënten gesteld:
26
Maak je gebruik van social media? Maak je veel gebruik van internet? Minder van 1 uur per dag. Tussen de 1 en 3 uur per dag. Meer dan 3 uur per dag. Heb je een eigen computer? Wat vindt je leuk aan social media? Wat vindt je niet leuk aan social media? Heb je je profiel op Hyves/Facebook afgeschermd? Voeg je ook wel eens mensen toe die je niet kent? Als je iets vervelends meemaakt op social media geef je dit dan aan en hoe ervaar jij dit? Als je iets raars/vreemds ziet op social media geef je dit dan aan? Zijn er dingen waar je tegenaan loopt? Of wat je moeilijk vindt? Wij willen een voorlichting gaan geven over social media, zijn er nog dingen waar jij graag informatie over wilt krijgen? Zie bijlage 2 voor de uitwerking van een interview met een vrouwelijke cliënt. Wat betreft het interviewen van de medewerkers is er gekozen om wel vast te houden aan het halfgestructureerd interviewen. Er is hierbij alleen gebruik gemaakt van een topiclijst. De volgende onderwerpen kwamen in deze topiclijst naar voren: De (gesignaleerde) risico’s van social media met betrekking tot hun cliënten. De kansen van social media met betrekking tot hun cliënten. Hun eigen ervaringen met social media. Wat er al ondernomen is om cliënten te beschermen voor de risico’s. Tips voor het geven van een voorlichting. Door het hanteren van een topiclijst werd het interview toch voor een deel open gehouden, waardoor er een brede invalshoek werd gecreëerd. De gesprekken vonden plaats in kantoorruimten. Hier waren geen andere personen bij aanwezig, zodat de medewerkers voor hun gevoel vrijuit konden praten. De interviews met cliënten hebben plaatsgevonden in de woonkamer van de instelling. Hierbij waren geen andere cliënten aanwezig. Zo konden de cliënten in alle rust, in een vertrouwde omgeving, hun verhaal doen. Daarnaast is er in verband met de privacy gevraagd of ze de deur van de woonkamer dicht wilden hebben of niet. De cliënten hebben verder nog kunnen aangeven of ze er wel of geen begeleider bij wilde hebben, dit ook om het gevoel van vertrouwen te versterken. Er is geprobeerd een zo veilig mogelijke situatie te creëren door eerst duidelijk te maken waarvoor het onderzoek diende, wat ermee bereikt wil worden (het belang), de tijdsduur en de anonieme informatieverwerking ervan. Hierna werd er kort ingegaan op het thema ‘social media’.
27
Tevens was er tussendoor ruimte voor vragen, zodat onduidelijkheden werden voorkomen. Op deze manier bleven de interviews helder en dus transparant. Er is gekozen voor face-to-face interviewen, zodat er flexibel kon worden ingespeeld op de onderzoekssituaties en op de informatie die de respondenten gaven (zie tabel 3.2 voor een overzicht van de voordelen). Tabel 3.2 Individueel Face-to-face Bijzonder geschikt voor betekenisverlening en het verder uitdiepen van een onderwerp. Geniet voorkeur bij privé-, bedreigende en sociaalwenselijke onderwerpen. Mensen kunnen ongeremd reageren, maar blijven wel in hun eigen gedachtegang zitten. Het aantal onderwerpen dat behandeld kan worden is groot. De geïnterviewde is voortdurend zelf aan het woord.
(Baarda et al., 2009, p. 241) 3.5.2 Wijze van interviewen informanten Om de vraagstelling niet alleen op micro- en mesoniveau te laten plaatsvinden, is het belangrijk om deze ook te bezien in het licht van het macroniveau. Dit is, zoals eerder aangegeven, gedaan aan de hand van het benaderen van informanten binnen Nederland en België. Per mail is de informanteninformatie verworven aan de hand van gestructureerde interviews. Aan een schriftelijk interview zitten een aantal nadelen, namelijk: de vragen liggen al vast, je zit dus vast aan die structuur, en veel mensen schrijven/typen niet graag. Echter is toch de afweging gemaakt om deze informanten via de mail te benaderen, aangezien de nadelen niet opwegen tegen de voordelen. Deze zijn als volgt: de informanten kunnen reageren op een zelfgekozen tijdstip en plek, er is geen reistijd waardoor er zelfs mensen in België benadert zijn en tot slot, wanneer iemand schrijft, denkt men meestal meer na dan bij een gesprek. Hierdoor wordt impulsief reageren voorkomen. (Baarda et al.,2009, pp. 227-257) Dit is bepalend voor de respons die verkregen wordt. Vandaar dat er voor gekozen is om een groot aantal informanten te benaderen, te weten achttien professionals. Via de mail hebben de onderzoekers zich eerst voorgesteld en legden uit wat ze met het opvragen van de informatie wilden bereiken. Daarnaast is aangegeven dat de informatie anoniem werd verwerkt. Wel de naam van de instelling en evt. de functie van de professional zouden genoemd worden in dit afstudeerwerkstuk. Binnen de informanten is een tweedeling gemaakt, namelijk: Professionals die veel afweten van de onderwerpen ‘social media’ en ‘licht verstandelijk beperkten’ Professionals die werken met een soortgelijke doelgroep.
28
Er is gekozen voor dit onderscheid, aangezien de opdrachtgever het belangrijk vond om zowel een beeld te krijgen van soortgelijke organisaties, als van professionals die met een soortgelijke doelgroep werken. Daarnaast is het belangrijk om voor het onderzoek en dus de vraagstelling, informatie te ontvangen van professionals die gericht zijn op het thema social media al dan niet in combinatie met LVB. Op deze wijze wordt er een zo breed en objectief mogelijk beeld gecreëerd, waarbij geen belangrijke informatie verloren gaat. In de mail vond uitleg plaats over de afstudeeropdracht en de uitvoerders. Tevens was er en een uiterlijke retourdatum gesteld. Er zijn hier in totaal twee weken voor uitgetrokken. Na deze twee weken werd er een start gemaakt met het verwerken van de ontvangen gegevens. Voor degene waar geen reactie van ontvangen was, werd een herinneringsmail gestuurd. Al met al zijn er zes reacties ontvangen. Het ging hierbij om een responspercentage van 33,3%. Dit was nogal aan de lage kant. Echter was dit wel te verwachten, gezien er binnen de zorg- en hulpverlening weinig tijd is voor, nog meer, bureaucratische zaken. Van drie professionals/informanten, werd een korte reactie ontvangen, met het feit dat zij vanuit de instelling helaas geen tijd konden vrijmaken voor het beantwoorden van deze mail. Er is nogmaals teruggekeken naar waarom de keuze was gemaakt voor schriftelijke interviews (E-mail). De conclusie is dat er alles aan gedaan is om zo goed mogelijk aan te sluiten op de informanten. Daarnaast was het voor de onderzoekers niet haalbaar om alle overige informanten persoonlijk te benaderen. Echter is er wel voldoende informatie verzameld, aan de hand van de onderzochte literatuur en het houden van de interviews, om tot een gedegen conclusie te komen. De vragen die aan de informanten zijn voorgelegd komen voort uit de opgestelde deelvragen. Hieronder is de koppeling terug te lezen tussen de deelvragen en de schriftelijk opgestelde vragen. Ter verheldering volgen hieronder nogmaals de opgestelde deelvragen, te weten: 1) Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? 2) Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking? 3) In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media? Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd? 4) Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden?
29
De volgende vragen kwamen aan bod voor professionals binnen een overeenkomstig werkveld; - Maken jullie cliënten ook gebruik van social media? Zo ja; waar wordt het meest gebruik van gemaakt (Hyves/Msn/Facebook...)? (1) Toelichting: de bedoeling is, om erachter te komen, welke vormen van social media door de cliënten gebruikt worden. Van hieruit kan er gekeken worden naar de positieve en negatieve effecten die social media met zich meebrengt. Daarnaast kan er een verschil zijn wat betreft kansen dan wel bedreigingen bij de verschillende vormen van social media. Deze vraag is in algemeen belang voor alle deelvragen. - Wat zien jullie als positieve effecten van social media en wat als negatieve effecten? (2) Toelichting: dit staat in samenhang met zowel de eerste als de tweede deelvraag omtrent het effect van social media op cliënten. - Er speelt een dilemma op de werkvloer van onze afstudeerinstelling. Inclusie van hun cliëntendoelgroep staat voorop. Dit geldt ook voor het ‘mee-participeren’ van social mediagebruik. De hulpverleners hebben echter helaas kennis gemaakt met enkele negatieve kanten van social media. Zo zijn er vrouwelijke cliënten die via bepaalde communicatieprogramma's (facebook/relatieplanet/Msn enz.) afspraakjes regelen met mannen. Aangezien het gaat om een kwetsbare doelgroep kan er sneller misbruik worden gemaakt van hen. Hierdoor zou enige 'protectie' geen overbodige luxe zijn. Echter zijn deze cliënten 'volwassen' en hebben recht op een bepaalde vorm van privacy. Hoe gaan jullie binnen de instelling met dit dilemma om, of hoe zouden jullie hier mee omgaan? (3) Toelichting: deze vraag komt voort uit de derde deelvraag waarbij wordt nagegaan of cliënten al eerder zijn geïnformeerd met betrekking tot social media en zo ja, hoe dit is gebeurd en welk effect het heeft gehad. Dit is tenslotte van belang voor het opzetten van een product en een voorlichting. - Welke middelen/manieren zetten jullie in om cliënten bewust te maken van de risico’s van social media. Indien deze vraag niet van toepassing is; heeft u wel suggesties voor een product? (4) Toelichting: deze vraag is van toepassing op de deelvraag die vraagt op welke manier er ingespeeld kan worden op de behoeften van de cliënt omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden. Opgestelde vragen aan professionals die veel kennis hebben van het thema ‘LVB’ en ‘social media’; - Zou u iets kunnen vertellen over de kansen omtrent social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking? (1)
30
Toelichting: deze vraag heeft te maken met de eerste deelvraag over de positieve effecten die social media te bieden heeft. - Zou u iets kunnen vertellen over de bedreigingen omtrent social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking? (2) Toelichting: deze vraag heeft te maken met de tweede deelvraag over de negatieve effecten die social media kan hebben. - Daarnaast speelt er een dilemma waar de hulpverleners van de afstudeerinstelling mee kampen. Inclusie van hun cliëntendoelgroep staat voorop. De hulpverleners hebben helaas al kennis gemaakt met enkele negatieve kanten van social media. Zo zijn er vrouwelijke cliënten die via bepaalde communicatieprogramma's (Facebook/relatieplanet/Msn enz.) afspraakjes regelen met mannen. Aangezien het gaat om een kwetsbare doelgroep kan er sneller misbruik worden gemaakt van hen. Hierdoor zou enige 'protectie' geen overbodige luxe zijn. Echter zijn deze cliënten 'volwassen' en hebben recht op een bepaalde vorm van privacy. Hoe zou er naar uw mening met dit dilemma omgegaan dienen te worden? (3) Toelichting: deze vraag kan gekoppeld worden aan de derde deelvraag. Op deze manier kan er informatie verzameld worden die bruikbaar is voor het opzetten van een voorlichting aan cliënten. Daarnaast kan het van belang zijn voor de aanbevelingen van hoofdstuk 8. - Heeft u misschien andere suggesties? (4) Toelichting: in deze vraag worden er suggesties gegeven en kan met alle vier de deelvragen in contact worden gebracht. 3.5.3 Praktische overwegingen In dit afstudeerwerkstuk wordt geen beleidsadvies gegeven. Er wordt wel een voorlichtingsopzet en een conceptvoorbeeld van een product gemaakt voor de cliënten. Wat betreft de praktische overwegingen is er voor gekozen om het ontwikkelen van een product voor cliënten niet bij ons onderzoek te betrekken. Het is immers de vraag of Daelzicht het product wel waardevol genoeg vindt. Daarnaast speelt tijd en geld een belangrijke rol. Er dient immers een budget voor te worden vrijgemaakt en het laten maken van een product kost daarnaast veel tijd. Vandaar dat er gekozen is voor het maken van alleen een opzet en een conceptvoorbeeld. (In hoofdstuk 7 wordt hier op teruggekomen) 3.5.4 Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid wordt gedefinieerd als, de mate waarin metingen onafhankelijk zijn van toeval (Baarda et al, 2009, p. 193). Je dient het onderzoek zoveel mogelijk vanuit verschillende invalshoeken te belichten. Vandaar dat de keuze
31
gemaakt is om zowel cliënten, medewerkers van Daelzicht als andere professionals buiten de organisatie te benaderen. De resultaten moeten controleerbaar en inzichtelijk zijn. Dit betekent dat er een verantwoorde keuze gemaakt is wat betreft de keuze van de situatie, locatie, respondenten en informanten. Zo is er bij de respondenten gekozen voor een situatie waarin zij zich thuis/prettig voelden. Het is belangrijk om de betrouwbaarheid van het onderzoek zo optimaal mogelijk te houden. Op het gebied van de interviews zal er gebruik worden gemaakt van een voicerecorder. De interviews zullen, aan de hand van de voicerecorder, helemaal worden uitgetypt. Men kan zo gemakkelijker achterhalen wat er in een interview gezegd is geworden. Door het gehele interview letterlijk uit te typen, voorkomt men dat er eigen interpretaties en gedachten in verwerkt worden. Dit verhoogt dus de betrouwbaarheid van het onderzoek. In dit onderzoek is er met z’n drieën samengewerkt, waarbij ieder de rol aannam van een onderzoeker. Wanneer afzonderlijk van elkaar iets werd gerapporteerd, is dit door de anderen nagelezen. Op deze wijze is er, in bepaalde mate, sprake van sterke inter-interviewer betrouwbaarheid. Er werd namelijk door twee mensen een stuk nagelezen, hierdoor werd de kans op aanvullingen en feedback vergroot. Dit zorgde ervoor dat het onderzoek betrouwbaarder werd, aangezien meerdere personen dit bekeken. Vervolgens werd er enige tijd later de informatie nogmaals bij de hand gepakt om het nog eens te bekijken en te analyseren. Hierdoor ontstond een sterke intra-interviewer –betrouwbaarheid. (Baarda et al., 2009, pp. 193-196) Echter kan het onderzoek niet helemaal 100% betrouwbaar zijn en blijft men bij een kwalitatief onderzoek afhankelijk van toeval(-ligheden). Dit heeft te maken met het feit dat interviews deels afhankelijk zijn van situatiedefinities, replicatie is daarom onmogelijk. De cliënten die geïnterviewd zijn, hebben zelf de keuze mogen maken of er een begeleider bij aanwezig moest zijn. Dit kan van invloed zijn op de betrouwbaarheid van het onderzoek. De ene cliënt verteld meer als er een begeleider bij zit, terwijl een andere cliënt juist minder zou vertellen. Situatiedefinities zijn gezichtspunten die situatiegebonden zijn. Het uitgangspunt hierbij is als volgt; als onderzoeker dient men te interpreteren en te begrijpen vanuit de positie van het gezichtspunt van de verschillende betrokkenen. Dus zoals zij het beleven en ervaren. Hierin wordt de context betrokken waarin het te schrijven fenomeen zich voordoet. Hun interpretatie dient achterhaald en beschreven te worden. (Baarda et al., 2009, p. 94) Voordat de interviews zijn gehouden, is er een verdieping gemaakt naar de doelgroep toe. Er is onderzocht waar men rekening mee dient te houden als het gaat om het interviewen van LVB’ers. Hierdoor is de keuze gemaakt voor een kort interview, aangezien mensen met een LVB zich minder lang kunnen concerteren en hun aandacht sneller verliezen. Tijdens het interviewen zijn er
32
gemakkelijke woorden gebruikt. Tussendoor werd er aan de cliënten gevraagd of ze het begrijpen en werd er de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. Door het interview gemakkelijker te laten verlopen, hebben de interviewers gebruikt gemaakt van voorbeelden, om zo een ingang te creëren bij de cliënten. De cliënten kregen ook de tijd om na te denken over de gestelde vragen. Op deze manier is er aangesloten bij de beleving en ervaringen van de cliënten. 3.5.5 Geldigheid/validiteit Onder validiteit valt het volgende te verstaan, namelijk: de juistheid van de onderzoeksbevindingen. Het gaat om de vraag in hoeverre de bevindingen van het onderzoek een goede weergave geven van datgene wat werkelijk (feitelijk) in de praktijk afspeelt. Validiteit wordt ook wel geldigheid genoemd. Dit betekent dat de antwoorden die gegeven worden tijdens de interviews een goed beeld van de realiteit moeten geven. (Baarda et al., 2009, pp. 194-201) In dit onderzoek worden zowel cliënten als medewerkers geïnterviewd die zelf met social media in aanraking komen. Ze vertellen dus vanuit eigen ervaringen en vanuit dingen die ze zelf hebben meegemaakt of waar ze tegen aanlopen. Dit geldt ook voor de informanten. Zij vertellen wat ze weten van het onderwerp en wat men in de dagelijkse praktijk meemaakt en ervaart. Er is gekozen om de gegevens te verzamelen door middel van face to face interviews met de respondenten. De informanten zijn via de mail benaderd, deze informatie is betrouwbaar, aangezien de informatie zo wordt gebruikt, zoals de informant het op papier heeft gezet. Daarnaast is het belangrijk om gebruik te maken van member-checking. Dit is het voorleggen/terugkoppelen van de resultaten aan de betrokkenen en nagaan of zij zich hierin herkennen. (Baarda et al., 2009, pp. 197-201) Deze terugkoppeling is gemaakt bij de medewerkers door het uitgeschreven stuk van het afgenomen interview op te sturen. De geïnterviewde heeft zo de mogelijkheid gekregen om het stuk na te lezen en om eventueel nog iets te kunnen aanpassen. Verder is er nog gekozen om het gehele document naar enkele geïnteresseerde medewerkers op te sturen om zo ook nog feedback te verzamelen. Tot slot is er een logboek bijgehouden, namelijk een zogenoemde audit trail. Het logboek is ter urenverantwoording en om terug te kunnen gaan wanneer iets heeft plaatsgevonden en met wie. (Baarda, 2009, p. 138)
33
4. Data-analyse Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van analyseren van de verzamelde data, beginnend met het uitleggen van het stappenplan. Hierna volgende twee labelvoorbeelden, zodat er een visuele voorstelling kan worden gemaakt van de wijze van labelen.
4.1 Stappenplan analyse Bij het verwerken van de verkregen informatie uit interviews werd er gebruik gemaakt van het stappenplan zoals beschreven staat in het Basisboek kwalitatief onderzoek van Baarda et al. (2009, pp. 302-337) De stappen die er genomen zijn, zijn als volgt: Stap 1: als eerst zijn alle interviews, nadat dat ze waren opgenomen met een voicerecorder, (vrijwel) meteen na het gesprek zelf uitgetypt. Alle uitspraken zijn letterlijk uitgetypt, zodat er geen ruimte is voor eigen interpretaties. Daarnaast zijn de interviews voorzien van naam (mannelijke cliënt – veel gebruikmakend van social media; vrouwelijke cliënt – matig gebruikmakend van social media; medewerker 1– weinig gebruikend…enz.) zodat er achterhaald kon worden welke tekst bij welk interview hoorde. Stap 2: vervolgens is de getypte informatie (gezamenlijk; door alle drie de onderzoekers) geordend en gereduceerd. Zodoende is alle irrelevante informatie geschrapt die niet van belang/bepalend zijn voor de onderzoeksvraag. Stap 3: bij deze stappen is de keuze gemaakt voor een analyse-eenheid. Er is gekozen om de uitgewerkte teksten op te delen in fragmenten, waaraan vervolgens labels gehangen werden. Stap 4: na deze keuze (bij het maken van een indeling in fragmenten) is er besproken om een tweedeling te maken binnen het labelen. Namelijk een onderscheid in hoofd- en sublabels. De sublabels omvatten het belangrijkste woord in een zin. Dit woord geeft dus aan waar het stuk tekst om gaat. Dit is gemakkelijk wanneer er soortgelijke informatie uit verschillende interviews dient te worden opgezocht. Het fragment diende slechts over één onderwerp informatie te geven. Dit onderwerp was het omvatte het hoofdlabel. Wanneer hierbij geaarzeld werd, is ervoor gekozen om het fragment op te splitsen. Om gemakkelijk labels te kunnen plakken aan de interviews is ervoor gekozen om de fragmenten te zetten in een Wordschema. Een schema is opgebouwd uit vier kolommen, met hierin van links naar rechts: hoofdlabel, label, fragment (per onderwerp), bron (geïnterviewde).
34
Stap 5: Het labelen De onderzoekers zijn ieder afzonderlijk de uitgetypte interviews gaan labelen. Het afzonderlijk labelen gebeurde per interview, waarna de drie gelabelde schema’s naast elkaar werden gelegd om er zo één (zo objectief mogelijk) geheel van te maken, waarbij er gekozen werd voor de meest logische labels. Er kwamen hierbij soms dezelfde labels naar voren, alleen dan anders benoemd. Het ging dus om synoniemen. Gezamenlijk is de keuze gemaakt om de gelabelde interviews door te nemen, waarna er tot overeenstemming is gekomen over de benoemde labels. In Microsoft Word zijn drie documenten gezamenlijk opgesteld (één voor de cliënten, één voor de medewerkers en één voor de informanten), met in ieder document, schematisch de relevante informatie (in fragmenten) van de interviews met hieraan gekoppeld de labels. Op deze wijze is er voor gezorgd dat de informatie gescheiden blijft, zodat er geen relevante informatie verloren kon gaan. De sublabels zijn (in het tot overeenstemming gekomen schema) vervolgens genummerd. Wanneer labels in hetzelfde document dubbel voorkwamen, kregen deze hetzelfde nummer. De hoofdlabels die zijn voortgevloeid uit het labelen van de cliënteninterviews zijn als volgt: social media, contact, vrienden, negatieve effecten social media, positieve effecten social media, anonimiteit, internetgebruik, gamen, valkuilen en voorlichting. Ditzelfde geldt voor de medewerkers. 4.1.1 Voorbeeldlabels respondenten Hoofdlabel
Label
Fragment
Bron
Negatieve effecten social media
nadelen(62) ergernissen (63) zwartmaken (64) spotten (65) virussen (67)
Ja, ik weet wel welke nadelen het heeft. Dat zijn dan de ergernissen. Wat zijn deze? Zwart gemaakt worden. Mensen die anderen gaan bespotten en dit op een achterbakse manier doen en zelfs mensen die virussen kunnen sturen naar chatsites enzo. Dit laatste heb ik zelf nog nooit meegemaakt, maar het kan wel. Ieder voordeel heeft zo zijn nadeel.
Interview – Mannelijke cliënt; Weinig gebruikmakend van social media
Vrienden
vrienden (8) in het echt (85) onbekenden uitnodigen (89) chatsites (69) Msn (2) webcam (104)
Niet iedereen is in het echt mijn vriend of vriendin. Leer ook mensen kennen op de chat sites en door daar ermee te praten nodig ik ze wel eens uit of Msn, of zij mij. En dan kunnen we daar beter praten, en soms ook wel eens met de webcam. Wat doe je als een onbekende je wilt toevoegen als vriend?
Vrouwelijke cliënt; veel gebruikmakend van social media
35
Helemaal onbekende voeg ik niet toe, wel mensen die ik heb leren kennen via sites, of via andere mensen.
De wijze van fragmenteren is hetzelfde beschreven als bij de interviews van de respondenten. Bij het labelen is ervoor gekozen om eerst een label te zoeken dat op de inhoud of een deel van de inhoud van het fragment aansloot. Vooraf is er een tweedeling gemaakt tussen de informanten, namelijk; degenen die werken in overeenkomstig werkveld en professionals die veel kennis bezitten over social media en/of LVB. Aangezien dit er niet toe doet bij het maken van een labelsysteem (en de vraagstelling en -doelstelling in het achterhoofd), zijn deze twee groepen samengevoegd. De hoofdlabels van de informanten zijn uiteindelijk (grotendeels) voortgevloeid uit de deelvragen, die logischerwijs als gestructureerde vragen dienden voor de interviews. Deze hoofdlabels zijn als volgt: social media, kansen, bedreigingen, cliëntbeperkingen, behoeften en voorlichting. Hieronder vindt u een schematisch overzicht van de labels die zijn gekoppeld aan de schriftelijke interviews. 4.1.2 Voorbeeldlabels informanten Hoofdlabel
Label
Fragment
Bron
Social Media
Msn (5) Youtube (25) Facebook (2) Hyves (26)
Ja, namelijk Msn, Youtube, Facebook en Hyves (nog steeds).
Koraalgroep: De Hondsberg; Adviseur Zorgmanagement
Cliëntbeperkingen
Niet beperkt (51)
De cliënten worden niet beperkt op het gebied van internet-/social mediagebruik.
Zorggroep Alliade; Bureau communicatie
Bedreiging
Drempels (7) Geld (8) Beperkende omgeving (9)
Jongeren van Emaus zijn waarschijnlijk niet of nauwelijks minder op de hoogte van de mogelijkheden dan vergelijkbare leeftijdsgroepen in de samenleving. Wel worden ze beperkt in het gebruik van de media door allerlei drempels (geld, het feit dat ze in een beperkende omgeving wonen, cognitie/het verstand om media ten volle te gebruiken, etc.)
Kwadrant: Emaus; Manager in het primaire proces
36
5. Resultaten Inleiding Om te komen tot goede conclusies is het belangrijk om alle opgedane kennis/informatie mee te nemen, te weten: internetbronnen, boeken, vaktijdschriften, artikelen, e-mails en interviews. In 5.1 zullen schematisch kansen en bedreigingen opgesomd worden, die zijn gevonden in een intern vakblad, genaamd ´Markant´. In 5.2 komen kansen en bedreigingen naar voren die gevonden zijn in een brochure van ´mijn kind online´. De uitwerkingen van deze artikelen, zijn in bijlage 3 terug te vinden. Deze informatie is meegenomen bij de resultaten, om vervolgens de gegevens van de interviews hiermee te bundelen en uiteindelijk te komen tot gezamenlijke conclusies. Vanaf 5.3 komen afzonderlijk de resultaten van de deelvragen aan bod.
5.1 Informatie intern vakblad Markant Tijdens het afnemen van een interview met een medewerkster van Daelzicht werd een interne informatiebron aangereikt. Het ging om het intern vakblad, genaamd ‘Markant’. In december heeft dit vakblad een uitgave gepubliceerd rondom internet/social media en gehandicapten. Verschillende artikelen benoemden hierin de kansen en bedreigingen omtrent het gebruik van social media. Aangezien deze informatie van wezenlijk belang is, is er voor gekozen om een schematische weergave van deze kansen en bedreigingen op te nemen. De uitwerking van deze artikelen zijn te vinden in bijlage 3. Overzicht kansen en bedreigingen artikelen Markant Kansen Contact hebben met mensen die ze niet vaak kunnen zien. Zijn op de hoogte van veiligheidsrisico’s. De leefwereld neemt toe. Sociale contacten worden vergroot. De zelfredzaamheid wordt vergroot. De zelfstandigheid wordt vergroot. Krijgen meer diepgang in hun leven. Meer contact met familie en vrienden. Ze zijn minder aangewezen op hun begeleiders. Ze vertellen meer, vooral over dingen die ze op internet hebben gevonden.
Bedreigingen Passen veiligheidsregels vaak niet toe.
(Markant, 2011, pp. 11-27)
37
5.2 Informatie externe brochure Mijn Kind Online In een brochure van mijn kind online, met als titel: speciaal onderwijs op internet, zijn ook een aantal kansen en bedreigingen naar voren gekomen. Deze zijn hieronder schematisch weergegeven. Voor de uitwerking van de artikelen, wordt verwezen naar bijlage 3. Overzicht kansen en bedreigingen brochure speciaal onderwijs op internet Bedreigingen Kansen Begeleiders moeten inspelen op het moment dat er problemen zijn of bedreigingen zich voordoen. Er wordt makkelijker contact gemaakt. Er kan geexperimenteerd worden met identiteit. Je kunt je verlegenheid overwinnen. Je beperking is niet zichtbaar. Het is gemakkelijker om eerlijk te zijn. Kunnen langer nadenken om antwoord te geven. Vrienden via internet hebben, die je accepteren zoals je bent.
Je hoeft iemand niet aan te kijken, wat het contact gemakkelijker maakt. Je kunt je op de woorden concentreren die er worden getypt. Het contact is dieper.
Voorlichtingen die gegeven worden, zijn voor mensen met een verstandelijke beperking moeilijk te begrijpen. Het sluit niet aan op hun niveau. De vaardigheden om met internet om te gaan ontbreken vaak. Kwetsbaar. Makkelijk te beïnvloeden. Vatbaarder voor verslaving. Gevoeliger voor afwijzing en manipulatie. Lastig om contacten in te schatten. Het contact is veel direct, een belediging of kwetsende opmerking kan veel harder aankomen dan in de werkelijkheid. Het is lastig om in te schatten of iemand een vriend, kennis of beste vriend is. Privézaken op internet zetten.
Mensen kunnen op internet zich anders voordoen. Er wordt meer gescholden en
Je krijgt het gevoel dat je kan
38
emanciperen.
gepest via internet.
Praat met cliënten over waar zij op internet mee bezig zijn en geef ze hierbij ondersteuning en begeleiding. Zelf controle over de communicatie.
Er zijn ongeschreven regels die niet begrepen worden.
Als internet verboden wordt, is er minder zicht op de cliënten, waardoor er de kans bestaat dat cliënten gekken dingen gaan doen via internet. Mensen kunnen zich afgewezen voelen, als er niet meteen op hun bericht geantwoord wordt.
Prikkels die binnenkomen, kunnen door de cliënt zelf gereguleerd en gedoseert worden. Een duidelijke handleiding op papier zetten, die altijd door de cliënten nagelezen kan worden. Deze handleiding moet heel concreet: doe dit wel en doe dit niet.
Nemen alles letterlijk op.
(Speciaal onderwijs op internet, 2010, p. 2-19) 5.3 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens cliënten Om te zorgen voor een overzichtelijk geheel, is werd voor gekozen om deelvraag één ‘wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking?’ en deelvraag twee ‘wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking’ in één schema samen te voegen. In 5.3 komen de resultaten van de cliënteninterviews naar voren. Hierbij is een onderscheid gemaakt in resultaten tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten. Positieve effecten mannelijke cliënten Gemakkelijker en opener contact te leggen en onderhouden; socialiteit vergrotend (*) Leuke vorm van vrije tijdsbesteding (o.a. in de zin van filmpjes kijken, muziek luisteren en spelletjes spelen) Op de hoogte zijn van de laatste nieuwtjes (**) Nieuwe mensen ontmoeten – contacten uitbreiden
Negatieve effecten mannelijke cliënten Niet alles is/blijft anoniem
spam – virussen
Cyberpesten (*)
39
Aanvulling positieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn gekomen: * Geïnterviewde mannelijke cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Ik ben nu wat makkelijker, omdat ik nu iedere dag contact heb met deze vrienden. Ik ben hier nu ook wel wat opener in geworden. Het is alleen soms dat als je met sommige mensen aan het praten bent die iets verder weg wonen en die woont dus niet om de hoek en dan is het fijn als je de mogelijkheid hebt om zo toch met elkaar te kunnen praten’’. Geïnterviewde vrouwelijke cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Ik heb zo via de social media meer contact met anderen, zo vind ik het moeilijk om op iemand af te stappen. En daardoor ook makkelijker te onderhouden’’. ** Geïnterviewde mannelijke cliënt – matig gebruikmakend van social media: Geïnterviewde: “Mmm….ja, dat je zo van iedereen van alles weet, hé. Zo van collega’s of zo op het werk. Als iemand dan ergens een dagje naar toe gaat, dan kun je vragen ben je daar of daar geweest’’. Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn gekomen: * Geïnterviewde mannelijke cliënt –weinig gebruikmakend van social media: ‘‘Zwart gemaakt worden. Mensen die anderen gaan bespotten en dit op een achterbakse manier doen en zelfs mensen die virussen kunnen sturen naar chatsites enzo”.
Positieve effecten vrouwelijke cliënten Gemakkelijker dan in het echt communiceren Leuke vorm van vrije tijdsbesteding (o.a. series kijken)
Negatieve effecten vrouwelijke cliënten Niet alles is/blijft anoniem Ongewenste berichtjes/ongewenste vragen - Mensen (mannen) met andere intenties (Loverboys) (*)
Nieuwe mensen ontmoeten – contacten uitbreiden en onderhouden Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn gekomen: * Geïnterviewde vrouwelijk cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Sommige mannen zijn alleen maar uit op seks, en die vragen wel eens dingen die ik dan niet wil. Ook vragen ze dat wanneer ik de cam aan heb, of deze daarvoor wil aan doen’’. Geïnterviewde vrouwelijk cliënt – matig gebruikmakend van social media: “Ik heb één keer eens iets vervelends meegemaakt, maar daar is diegene ook heel snel achterkomen. Ik had iemand op Hyves, die was iedere avond met mij aan het chatten. We hadden toen afgesproken om elkaar in het echt te ontmoeten. Ik stond op die persoon te wachten, terwijl hij onverwachts achter me stond. Een buitenlander was het ook nog. Ik heb toen aangegeven naar de frituur te gaan, aangezien diegene andere dingen met me wou, dan wat ik wou. In plaats van naar de frituur te gaan, ben ik er snel tussenuit gegaan en naar huis vertrokken.”
40
5.4 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens de medewerkers Hieronder volgt een schematische weergave van de positieve en negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens de geïnterviewde medewerkers.
Positieve effecten Snelle communicatievorm Respons/reacties van anderen Uitlaatklep Waardering
Nieuwe mensen ontmoeten
Inclusiebevorderend voor de LVBdoelgroep Werkt drempelverlagend om in contact te treden met anderen. Vergroting sociale vaardigheden Bevorderd de zelfstandigheid Informatie/kennisvergaring Toegankelijkheid voor de doelgroep
Negatieve effecten Anderen kunnen je berichten anders interpreteren Onbekenden die je uitnodigen – soms met andere intenties - loverboys LVB’ers geven zich sneller bloot, met alle gevolgen van dien – kwetsbare en minder weerbare doelgroep In het echt niet (meer) serieus worden genomen door hetgeen er op internet wordt gepost. LVB’ers zoeken graag aandacht (*) (afspraakjes regelen) Pestgedrag (versterkt) Ideaalbeeld waar LVB’ers aan willen voldoen Grotere mate van beïnvloedbaarheid bij LVB’ers Overvraging bij LVB’ers op sociaalemotioneel gebied Gameverslaving
Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de medewerkers naar voren zijn gekomen: * Medewerker 1 – veel gebruik: ‘‘ De doelgroep is erg kwetsbaar. Ze willen graag afspraakjes en maken zich dan vaak niet druk over de persoon die er achter de andere computer zit. Ik denk wel dat er vaak misbruik wordt gemaakt van de doelgroep. Door middel van dingen te schrijven (en zich kwetsbaar op te stellen) zoals ik heb momenteel nergens meer zin in kan er makkelijker door bijvoorbeeld loverboys worden ingespeeld. Ik ken hier een aantal voorbeelden van, maar ik schrok een beetje toen ik hoorde dat het hier in de omgeving afspeelt. Met name cliënten met hechtingsproblematieke zijn hier vatbaar voor. Ze hebben vaak niet de aandacht gekregen die ze wel verdienen. Deze aandacht proberen ze op andere manieren terug te krijgen.’’
41
5.5 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens de informanten Hieronder volgt een schematische weergave van de positieve en negatieve effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking volgens de benaderde informanten. Positieve effecten Werkt zorg- en/of behandelingsondersteunend Vrijetijdsbesteding Inclusie doelgroep Meer/gemakkelijker contact – minder vervreemding – drempelverlagend (*) Gevoelens delen Zelfstandigheidbevorderend (**) Informatief Nieuwe contacten opdoen Grote mate van interactie Aansluiten op de identiteitsontwikkeling – erbij horen
Negatieve effecten Kwetsbaar (cognitie: sociaalemotionele ontwikkeling (*)) - minder weerbaar – sneller blootgeven Meer afsluiten voor face-to-face contact Cyberpesten Ongewenste content (geweld, porno, spam, virussen, onbekenden die je kunnen lastigvallen) Loverboys Beeldschermverslaving Hoge telefoonkosten Nauwelijks anoniem Vervaging onderscheid real life – internet (gamen, ideaalbeeld etc.) Onvoldoende competenties/sociale vaardigheden (*)
Aanvulling positieve effecten, die in de interviews met de informanten naar voren zijn gekomen: * Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl: ‘‘Voordelen van social media: juist omdat communicatie in het echte leven heel complex kan zijn vanwege lichaamstaal, mimiek, intonatie, afstand nabijheid, de noodzaak om direct te reageren, enzovoort maakt het voor veel mensen met LVB/autisme veel prettiger om te communiceren via social media.’’ ** Informant 4 – Koraalgroep; Gastenhof: ‘‘Ik heb zelf ook het idee dat de doelgroep, via de social media, gemakkelijker zijn contacten kan onderhouden. De drempel om aan andere iets te vragen is minder hoog dan in een face to face gesprek. Mensen met een verstandelijke beperking krijgen, d.m.v. het gebruik van social media, een kans om zelfstandiger te worden. Ze vragen minder dingen aan groepsleiding, omdat ze het eerst zelf proberen op te zoeken op internet.’’ Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de informanten naar voren zijn gekomen: * Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl: ‘‘Om je eigen sociale veiligheid te bewaken moet je inzicht hebben in je eigen belangen, behoeften en mogelijkheden (beperkingen) en die van de ander. Dit vraagt een inlevingsvermogen waarover de meeste LVB’ers niet beschikken. Daarnaast vraagt het om sociale vaardigheden op het gebied van assertiviteit (grenzen bewaken) en normen en waarden op het gebied van
42
omgangsvormen. Juist deze groep is heel kwetsbaar op dit gebied: goedgelovig, manipuleerbaar, kopieergedrag, enzovoort.’’
5.6 Resultaten derde deelvraag Deelvraag drie luidt als volgt: in hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media? Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd? Deze resultaten komen voort uit de interviews die met de medewerkers van Daelzicht en met de benaderde informanten zijn gehouden. Resultaten derde deelvraag vanuit Daelzicht Uit gesprekken met de medewerkers van Daelzicht is gebleken dat er nog geen concrete zaken zijn vastgelegd op het gebied van social mediagebruik (bijvoorbeeld in de vorm van een standaard handleiding of protocol). Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat het gaat om volwassen cliënten. Hierdoor heb je in grote mate te maken met privacyaspecten. Binnen Wonen Spaubeek zijn er wel contractjes opgesteld, wat betreft het gebruik van de groepscomputer. Daarnaast staat deze PC op een centrale plek, waardoor er gemakkelijker toezicht kan worden gehouden door de medewerkers. Zowel binnen Wonen Spaubeek als Wonen Leyenbroek hebben een aantal cliënten een PC, dan wel laptop, op de kamer. Hierdoor wordt er toezicht geminimaliseerd, gezien het privacybelang op de eigen kamer van de cliënt. Binnen de organisatie is er wel een ICT-afdeling die zich bezighoudt met het automatiseren/faciliteren van alle groepen en medewerkers. Echter geldt dit niet voor bewoners. De bewoners/cliënt mogen dus wel zelf internet hebben, maar deze wordt niet gefaciliteerd en gecontroleerd. ‘‘Onze bewoners mogen wel zelf internet hebben, maar dat is niet gefaciliteerd en niet gecontroleerd. Hierdoor kunnen zich gemakkelijker virussen voordoen op de computers van cliënten (medewerker 3, persoonlijke mededeling, 2012, 3 april).’’ ‘‘In de praktijk komt vaker naar voren dat je de cliënt soms beter niet kunt beperken in het gebruik van social media, want daardoor kun je nog enigszins de controle houden. De cliënt komt eerder naar je toe als je zelf positief tegenover social media staan. Juist als cliënten verboden worden om iets te zien/horen, wordt er nieuwsgierigheid gewekt waardoor de cliënt juist op zoek gaat naar datgene. Daarnaast is er ook nog geen voorlichting georganiseerd voor cliënten op het gebied van social mediagebruik (er is tenslotte nog geen sterkte /zwakteanalyse gemaakt). Wel zijn sommige medewerkers individueel met cliënten hiermee bezig. Ook wordt er gebruik gemaakt van de online-cursus Willie Webwijs door de activiteitenbegeleiding. Dit is een leerprogramma omtrent veilig internetten. Echter hebben pas een gedeelte van de cliënten kennis gemaakt met dit programma. Het is belangrijk dat er een preventieve werking uitgaat van een voorlichting omtrent social media (medewerker 2, persoonlijke mededeling, 2012, 3 april).’’
43
Tot slot zijn er speciale sites die toegepast zijn op mensen met een licht verstandelijke beperking. Tijdens eerdere gesprekken werd aangegeven dat de cliënten hier niet tot nauwelijks gebruik van (willen) maken, aangezien zij net als andere mensen zonder gebruik willen maken van reguliere sites. Resultaten derde deelvraag genoemd vanuit informanten die werkzaam zijn met een soortgelijke doelgroep Informant 1 – Kwadrant: Emaus; manager in het primaire proces ‘‘De wetgeving in Nederland schrijft instituten als het onze voor welke beperkingen we wel en welke we niet (zomaar) kunnen toepassen. Alle beperking moet per cliënt worden vastgesteld, vastgelegd in het behandel en zorgplan en er moet voor de cliënt of zijn vertegenwoordiger gelegenheid zijn om het daar niet mee eens te zijn. Jullie zullen waarschijnlijk denken; wat een puinhoop zal het daar dan worden, als al dat volk vrij over het Net gaat schuimen, afspraken maken, chatten, organiseren, kopen en zich verkopen. En dat klopt....echter, wij denken dat als onze cliënten zomaar de vrije hand hebben om hun leven te organiseren als ze dat willen het op andere vlakken ook een puinhoop wordt. We beginnen dus te behandelen.’’ ‘‘Gefaseerd trachten we cliënten de vaardigheden te leren om (tot het plafond wat ze kunnen leren/ontwikkelen) gebruik te maken met diverse media. Omgang met media maakt dus deel uit van deel uit van de behandeling (in verschillende smaken ook weer). We kijken dus intensief mee en organiseren computer en mobiel telefoongebruik zo dat er a. niet direct schade uit komt en b. we de jongeren begeleid kunnen laten leren. Dat lukt (soms).’’ Informant 2 – Koraalgroep: De Hondsberg; Adviseur Zorgmanagement ‘‘Is lang een vraag geweest: 'Hoe gaan we hiermee om?' Wordt nu aan alle kanten voorlichtingsmateriaal geïnventariseerd en gevonden.’’ Informant 3 – Zorggroep Alliade; Bureau communicatie ‘‘De cliënten worden niet beperkt op het gebied van internet-/social mediagebruik. Wel verschijnt er vier keer per jaar de Weetkrant en gaat elke keer over een ander onderwerp. De nieuwste Weetkrant is volledig toegewijd aan het thema ‘veilig internetten.’ Dit middel hebben wij ingezet om cliënten bewust te maken van de gevaren op internet. Daarnaast krijgt veilig internetten uiteraard aandacht tijdens de begeleidingsmomenten.’’ Informant 4 – ‘‘Het is een lastig dilemma. Wat ik vooral zou doen is, toch een beetje controle uitvoeren op het gebruik van social media. Met de cliënt in gesprek gaan over bijvoorbeeld het toevoegen van vrienden. Wie voeg je wel toe en wie niet. Verder zou ik ook de gevaren van social media kenbaar maken aan de cliënt en de cliënt de ruimte geven om hierover te praten. Ik denk dat het belangrijk is om samen met de cliënt aan de slag te gaan en niet de betweter uit gaan hangen, dit werkt vaak averechts. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat
44
je het thema bespreekbaar maakt. Daarnaast zou je een contract kunnen opstellen wat wel en niet mag omtrent het thema social media. Je zou dit dan samen met de cliënten kunnen opstellen en ook samen met de cliënt kunnen kijken wat de gevolgen zijn, mocht hij/zij dit contract verbreken.’’ 5.7 Resultaten vierde deelvraag Deelvraag vier luidt als volgt: op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten omtrent de voorlichting die gegeven zal worden? Om deze deelvraag te beantwoorden, is tijdens het interviewen van cliënten ervoor gekozen om expliciet te vragen naar wat zij belangrijk vinden dat er besproken wordt tijdens de voorlichting. Hieronder is een inventarisatie gemaakt van de gegeven antwoorden; Interview mannelijke cliënt – Veel gebruikmakend van social media; deze cliënt is het internet duidelijk. Wanneer hij dingen niet weet, toetst hij deze gewoon in op Google waarna hij de resultaten vanzelf vindt. Wanneer dit niet lukt, gaf de cliënt aan terecht te kunnen bij de begeleiding. Interview mannelijke cliënt – Matig gebruikmakend van social media; Hij gaf aan dat hij zijn eigen social mediaprofiel (Facebook) niet had afgeschermd en ook niet wist hoe hij dit moest doen. Interview mannelijke cliënt – Weinig gebruikmakend van social media; Deze cliënt gaf aan dat zijn Hyves-profiel is afgeschermd. Dit geldt niet voor zijn Facebookprofiel. Hij gaf (eveneens als de vorige cliënt) aan niet te weten of, dan wel hoe dit kan. Als toevoeging zei hij het volgende ‘‘Ik ben hier gemakkelijk in. Als de mensen niets aan me hebben, dan hoeven ze voor mijn part ook niet mijn profiel te bezoeken.” Wel gaf hij aan dat hij mensen kent die op Hyves worden lastiggevallen. Interview vrouwelijke cliënt – Veel gebruikmakend van social media ‘‘Vind het toch wel moeilijk als mannen mij gekke vragen stellen. Of als ik verliefd op iemand ben en die dan toch anders is of doet, of niks meer van zich laat weten als we gaan afspreken.’’ Daarnaast werd er aan de cliënte gevraagd hoe zij omging met het lezen/zien van niet al te leuke dingen (bijv. gepest worden, het zien van geweld enz.). Ze gaf aan hier met haar persoonlijk begeleidster over te praten. Echter vond ze dit soms wel lastig, omdat ze bang is dat de begeleidster dan boos op haar gaat worden. Interview vrouwelijke cliënt – Matig gebruikmakend van social media Deze cliënte gaf aan geen problemen te ondervinden op dit moment met het gebruik van social media. Wel is zij een keer in contact gekomen met een zogenaamde ‘loverboy’. In de voorlichting zou het daarom verstandig zijn om het
45
thema loverboys in combinatie met social media naar voren te laten komen. Vanuit hier kunnen de standaard richtlijnen kracht worden bijgezet. Daarnaast werd er het volgende aangegeven tijdens het interview: ‘‘Wanneer je Hyves of Facebook gebruikt, zet je dan ook wel eens de webcam aan?’’ ‘‘Nee, dat komt bij mij niet aan. Hierbij kan je jezelf zien zitten. Dit heb ik wel eens gezien bij een vriendin van me. Die deed hier van alles op.” ‘‘zoals?’’ ‘‘Ja, van alles. Naakte kerels enzo. Maar nee, daar moet ik niks van hebben en wil ik niks van weten. Ik wil alleen Facebook en Hyves. Meer wil ik ook niet.’’ Interview vrouwelijke cliënt –Weinig gebruikmakend van social media ‘‘Ik loop eigenlijk nergens tegenaan, en anders weet ik hulp te vragen bij vrienden.’’ Uit de verschillende interviews is gebleken dat een tweetal cliënten hun social mediaprofiel(en) niet hebben afgeschermd. Deze vier andere cliënten wel. Één van de drie ondervraagde mannen voegt soms ook onbekende mensen toe. Twee van de drie vrouwen voegen ook wel eens onbekende mensen toe, die ze onder andere leren kennen via chatsites. Om in te spelen op de behoeften van de cliënt omtrent voorlichting, biedt Mijn kind online (2012) de volgende handvaten: wees eerlijk, ook als je zelf dingen lastig vindt. Zorg voor concrete voorbeelden en wees duidelijk. De boodschap moet immers wel overkomen. Goede internetbegeleiding heeft alles te maken met het vergroten van het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen van de cliënten. En met vertrouwen. Als ze weten dat ze op jou kunnen rekenen, ook als het mis gaat, is er al een grote stap in dat bewustzijn gezet. Tijdens het interview met medewerker 1 (persoonlijke mededeling, 2012, 2 maart) kwam het volgende, wat betreft de voorlichting, aan bod: ‘‘Ik denk dat je wel heel vaak in gesprek moet gaan met cliënten over de kansen en bedreigingen van social media. Om uitleg te geven over wat er zoal mis kan gaan en op deze wijze bescherming bied. Echter zijn de cliënten zelf verantwoordelijk. Dat ligt dan natuurlijk ook weer aan het niveau. Vaak is het IQ wel hoog genoeg om om te gaan met social media, maar het sociaal-emotionele niveau is vaak een stuk lager waardoor je als hulpverlener in het dilemma komt om al dan niet een beperkende maatregel op te leggen.’’ Interviewer: ‘‘Wat kun je doen om een cliënt te beschermen?’’ ‘‘Dat blijft een moeilijke vraag. Je kunt gezamenlijk met een cliënt soms ook gewoon een luchtig gesprekje voeren zonder dat een cliënt zich meteen opgelaten voelt als ze erover moeten praten. Juist als cliënten verboden wordt om iets te zien/horen wordt er nieuwsgierigheid gewekt waardoor de cliënt juist op zoek gaat naar datgene. Er zijn ook dingen die je de cliënt juist wel wilt leren
46
over internet. Want hierdoor kan de cliënt zijn zelfstandigheid bevorderen. Dit geldt ook voor de cliënten onderling.’’ Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl droeg het volgende aan, wat betreft de voorlichting: ‘‘Wat mij betreft zou de discussie hier meer over moeten gaan; genuanceerder, specifieker en concreter. Gelukkig gebeurt dit in groeiende mate en zijn er fantastische initiatieven die tegemoet komen aan de behoeften van deze doelgroep én tegelijkertijd rekening houden met de beperkingen. Niet betuttelend en beperkend maar juist gericht op vergroten van autonomie en inclusie van deze doelgroep. Voor meer specifieke informatie over competenties e.d. verwijs ik naar mijn presentatie op de website van de Safer Internet Day: http://www.saferinternetday.nl/archief/editie-2012’’ ‘‘Kortom; Mijn visie en aanbevelingen voor organisaties als Daelzicht zijn globaal als volgt: wees erbij; maak alles bespreekbaar. Betrek de LVB’ers bij beslissingen over gebruik social media. Bespreek de juridische kanten, de risico’s én de voordelen. Laat hen zelf vertellen en voordoen wat ze met deze media doen. Treed nooit beperkend op bij dingen die in jou ogen ongewenst zijn. Tenzij er sprake is van juridische overtredingen. In alle andere gevallen is het (net als bij alle andere onderwerpen van begeleiding) belangrijk om de relatie en het vertrouwen te onderhouden. Maak social media niet specialer dan nodig is: als er dagelijks gestolen fietsen op de woonlocatie staan kun je je afvragen wat je dan gaat doen. Maak social media wel specialer als het nodig is. Biedt alternatieven die gericht zijn op deze doelgroep. Open bv een Hyvespagina voor een locatie waar bewoners en personeel kunnen oefenen en experimenteren met dit medium. Overleg over regels en afspraken en betrek hier iedereen bij. Ook als er sprake is van ongewenste zaken. Hiermee vergroot je de weerbaarheid en versterk je het gevoel van autonomie.’’ Informant 6 – medeoprichter veiligonline.be (Child Focus) ‘‘Wij hebben een affiche (http://www.clicksafe.be/leerkrachten/nl/materiaal/affiche-veilig-chatten/) ontworpen waarop we kinderen/jongeren tips geven over hoe zij zo veilig mogelijk kunnen chatten. Dit kan voor jullie een richtlijn zijn, voor bijvoorbeeld het opstellen van regels voor mensen met een licht verstandelijke beperking.”
47
6. Conclusie & discussie Inleiding In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Als eerst wordt gestart met de conclusie. Deze geeft antwoord op de hoofdvraag, met hieraan gekoppeld de deelvragen. Vervolgens worden de resultaten ter discussie gesteld. Bij de discussie gaat het over de kritische kanttekeningen die zijn geplaatst bij het onderzoek.
6.1 Conclusie De geformuleerde vraagstelling van dit afstudeerwerkstuk was als volgt: welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen? De doelstelling was om in dit onderzoek inzicht te krijgen in de positieve en negatieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke beperking. In de eerste twee deelvragen kwam dit aan bod. Er is gekozen om te kijken vanuit verschillende invalshoeken om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van de werkelijkheid. Deze verkregen resultaten zijn vervolgens overzichtelijk verwerkt in schema’s. Wanneer er na deze schema’s wordt gekeken, valt er op te merken dat de cliënten minder positieve en negatieve effecten hebben opgenoemd dan de medewerkers. Daarnaast kan er worden gesteld dat bij alle interviewschema’s de lijst aan positieve en negatieve effecten gelijkmatig is verdeeld. Ondanks deze overeenkomst, is uit de gesprekken gebleken dat iedereen over het algemeen positief tegenover social media staat. Wanneer er gekeken wordt naar de interviews met de cliënten schuilen er twee gevaren; namelijk het niet afschermen van je social mediaprofiel(en) en het niet wezenlijk weten te beschermen van jezelf tegen anderen. Dit was de aanleiding voor een gedeelte van de voorlichting (het projectonderdeel van dit afstudeerwerkstuk). Dit gold voor twee van de zes geïnterviewde cliënten (40%). Een ander gevaar schuilt in het contact zoeken met onbekenden (bijv. via chatsites). Dit gold voor drie van de zes cliënten (50%). Echter zeggen deze percentages niets over de algemene invloed van social media op LVB’ers. Zes cliënten vormen immers geen goede weergave van de werkelijkheid. Wel zijn deze cliënten op de hoogte van het feit dat de meeste gegevens (als standaardinstelling) openbaar zijn. Daarnaast weten ze wat het fenomeen ‘loverboy-problematiek’ inhoud. Ondanks deze kennis zijn er alsnog cliënten bij, die gezien hun naïviteit en verminderde weerbaarheid dan wel verhoogde kwetsbaarheid, toch contact zoeken met onbekenden via het internet.
48
De genoemde positieve effecten (namelijk vrije tijdsbesteding; gemakkelijk contact; informatief en nieuwe contacten opdoen) komen overeen met diegene die onder andere genoemd zijn door zowel medewerkers als informanten. Opmerkelijk is te noemen dat alle drie de ondervraagde groepen ‘nieuwe contacten leggen’ als positief effect noemen. Echter schuilt hierin het gevaar dat er contact wordt gelegd met iemand die andere intenties heeft als die van de cliënt (dit is het negatieve effect, waaruit het loverboy-problematiek tot stand komt). Andere positieve effecten die benoemd werden door zowel informanten als medewerkers zijn als volgt: inclusiebevorderend, social media als uitlaatklep voor cliënten en het ontvangen van waardering en zelfstandigheidbevordering. Tot slot werd er onder de informanten benoemd dat social media zorg- en behandel ondersteunend kan werken en aan kan sluiten bij de identiteitsontwikkeling van een cliënt. Kijkend naar de negatieve effecten van social media, die genoemd werden door zowel informanten, medewerkers als cliënten zijn het cyberpesten, ongewenste content (geweld, porno, ongewenste mail, spam etc.), de loverboy-problematiek en het niet anoniem zijn. Door de medewerkers en informanten werd genoemd dat het bij LVB’ers gaat om een kwetsbare doelgroep, die op cognitief gebied bij social media met name moeilijkheden ervaren op sociaal-emotioneel vlak. Deze doelgroep geeft zich sneller bloot, is (vaak) op zoek naar aandacht en snel beïnvloedbaar. Ze blijken te weinig sociale competenties te bezitten om op een verantwoorde wijze om te gaan met social media. Daarnaast benoemden de medewerkers als negatief effect de gameverslaving, het niet meer serieus worden genomen door hetgeen wat een cliënt allemaal schrijft op het internet en het willen conformeren aan het ideaalbeeld wat zich op internet voordoet. Tenslotte benoemden informanten het meer afsluiten voor face-to-face contact, beeldschermverslaving, hoge telefoonkosten en de vervaging tussen internet en ‘real life’. Om terug te komen op de onderverdeling tussen mannen en vrouwen die gebruik maken van social media, kunnen op basis van de interviews de volgende conclusies worden getrokken. Uit gesprekken met medewerkers is gebleken dat vrouwen, op het gebied van social media, gemakkelijker beïnvloedbaar dan mannen. Vrouwen zullen eerder het slachtoffer worden van bijvoorbeeld de loverboy-problematiek. Uit twee interviews met vrouwelijke cliënten werd dit bevestigd aangezien zij deze problematiek erkende. Nadat de positieve en negatieve effecten van social media uit de interviews naast de informatie vanuit het vaktijdschrift Markant en de brochure ‘Mijn kind Online’ werden gelegd, kon hier de volgende conclusie uit worden geformuleerd. De
49
artikelen uit het vaktijdschrift en de brochure, geven een algemene indruk van de positieve en negatieve effecten van social media, binnen Daelzicht. Er zijn een aantal positieve effecten die met de resultaten van de interviews overeen komen, zoals: sociale contacten uitbreiden, zelfredzaamheid en zelfstandigheid worden vergroot, je beperkingen zijn niet zichtbaar en emanciperen. Er zijn ook negatieve effecten gevonden die zowel uit de interviews naar voren zijn gekomen, als in het vaktijdschrift en de brochure. Deze zijn: de veiligheidsregels worden vaak niet toegepast, gemakkelijker te beïnvloeden, lastig om contacten in te schatten, privézaken op internet plaatsen en het letterlijk nemen van wat er gezegd/geschreven wordt. Je kunt hieruit de volgende conclusie trekken: de validiteit van het onderzoek wordt groter, naarmate de positieve en negatieve effecten op meerdere wijzen (in dit geval via interviews en in een vaktijdschrift en brochure) naar voren komen. Het is dus voor dit onderzoek van belang geweest om de informatie die uit het vaktijdschrift en uit de brochure naar voren zijn gekomen, te koppelen aan de resultaten die uit de interviews aan het licht zijn gekomen. Er kan dus worden gesteld dat dit een belangrijk aanvulling is geweest op dit onderzoek. Hiermee is een antwoord gegeven op het eerste gedeelte van de hoofdvraag, namelijk: welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hieronder volgt een antwoord op het tweede gedeelte: hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen? Er is gekozen voor het maken van een opzet van een voorlichting om cliënten bewust te maken van zowel de positieve als negatieve effecten. Om het een effectieve, leerzame voorlichting te laten zijn, is het belangrijk dat het geen herhaling zou worden van al eerder ondernomen interventies. Door medewerkers hierover te bevragen is het beeld gevormd dat er nog nauwelijks stappen zijn ondernomen om cliënten voorlichting te geven over onder andere de risico’s van social media. Wel blijkt dat cliënten binnen bepaalde woonvormen gebruik kunnen maken van Willie Webwijs. Dit is een onlineinternetcursus. Echter gebeurd dit alleen bij de activiteitenbegeleiding. Hierdoor worden niet alle cliënten bereikt. Tevens is de cursus niet specifiek gericht op het gebruik van social media. Daarnaast is er nagegaan welke middelen andere organisaties gebruiken om cliënten bewust te maken van de risico’s die ze lopen. Hieruit blijkt dat andere organisaties eveneens bezig zijn met het maken van een inventarisatie op het gebied van voorlichtingsmateriaal omtrent dit thema. Het aanleren van vaardigheden, het ontwikkelen van een informatie/voorlichtingskrant en het aangaan van gesprekken werden genoemd als middelen voor cliënten bewust te maken van de risico’s/negatieve effecten.
50
6.2 Discussie Gedurende het onderzoek heeft er een verandering plaatsgevonden wat betreft het onderzoeksontwerp. In eerste instantie is er gekozen voor het uitvoeren van casestudy’s. Naderhand is er (vanuit de redenen benoemd bij hoofdstuk 3.3) besloten om over te stappen naar het ontwerp van een survey. Door deze overstap kan er geconcludeerd worden dat er voor dit ontwerp te weinig respondenten zijn geïnterviewd en dat het onderzoek dus niet valide is. Er zijn in totaal zes cliënten, drie medewerkers en zes informanten geïnterviewd. Bij een survey-onderzoek is het immers de bedoeling om een minimaal tien respondenten te benaderen (Baarda et al, 2009, p. 125). Wat betreft de validiteit ofwel geldigheid kan er daarnaast gesteld worden dat de resultaten van het onderzoek geen goede weergave zijn van datgene wat werkelijk/feitelijk in de praktijk afspeelt. De resultaten van zes cliënten en drie medewerkers vormen tenslotte geen duidelijk beeld van de invloed die social media heeft (qua positieve en negatieve effecten) op deze doelgroep in zijn algemeenheid. Daarnaast is er geprobeerd om een zo veilig mogelijke omgeving te scheppen voor de respondenten. Echter is het de vraag of ze wel ‘het achterste van hun tong hebben laten zien’. Niet ieder persoon geeft zomaar bloot wat er speelt. Over de betrouwbaarheid van de gegeven antwoorden valt eveneens te twisten aangezien het gaat om situatiedefinities (zie hoofdstuk 3). Het is hierdoor onmogelijk om een herhaling van dit onderzoek uit te voeren. Wat betreft de validiteit geldt hetzelfde voor de informanteninformatie. Het gaat hierbij om zes van de achttien informanten (33,3%) die een respons hebben gegeven. De informatie zal wel betrouwbaarder zijn dan deze van de respondenten aangezien het sociaalwenselijk aspect van minder groot belang is. Ze hoeven tenslotte geen informatie over henzelf prijs te geven. Er is gekozen voor semigestructureerd interviewen bij de respondenten. Hierbij kwamen tijdens het interviewen een aantal thema’s, ofwel onderwerpen, aan bod die belangrijk waren voor het onderzoek. Echter bleek dit moeilijk te realiseren bij cliënten. De meeste geïnterviewde cliënten gaven korte antwoorden en hadden specifieke vragen nodig die ze beantwoordden. Er waren weinig cliënten bij die uit zichzelf veel vertelden, waarop vervolgens kon worden ingegaan. Dit probleem is niet ondervonden bij het interviewen van de medewerkers. Zodoende wijken de interviews van de cliënten af, aangezien deze uiteindelijk meer aansluiting vonden bij een gestructureerd interview. Indien er niet voor deze omslag was gekozen (tijdens het interviewen), werd er niet de noodzakelijke informatie verkregen die van belang was voor het onderzoek.
51
Ondanks dat het onderzoek niet 100% valide, dan wel betrouwbaar is, is de doelstelling wel bereikt. Het was namelijk de bedoeling om inzicht te krijgen in de positieve en negatieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke beperking. Er is gekozen voor het geven van een voorlichting om de cliënten zodoende bewust te maken van de negatieve effecten en hen hierbij handvaten/richtlijnen aan te reiken om deze (zo goed als mogelijk) te beperken. Dit is, naar onze mening, gelukt. Evenals het bedenken van een product en het maken van een productopzet die de voorlichting en de aangeboden handvaten kracht bij zet. Daarnaast kunnen de medewerkers van Dealzicht hierop verder bouwen. Tot slot is er expliciet voor gekozen om de afbeelding op de titelpagina terug te laten komen in het ontwerp van de muismat. Zodoende ontstaat er een direct verband tussen ons afstudeerwerkstuk en de muismat. Wel is er gekozen voor een verschillende vormgeving.
52
7. Het project Inleiding Zoals in de inleiding aangegeven is dit afstudeerwerkstuk opgebouwd uit twee onderdelen, namelijk het onderzoek, met het in kaart brengen van de positieve en negatieve effecten van social media toegespitst op mensen met een licht verstandelijke beperking, en een project. Het project bestaat uit het maken van een opzet voor het geven van een voorlichting aan cliënten van Daelzicht en het aanreiken van een productopzet, ofwel –voorstel dat dient ter bewustwording van de risico’s die kleven aan het gebruik van social media.
7.1 Voorlichting cliënten Vanwege de privacyaspecten, zoals aangegeven in het hoofdstuk domeinverkenning, is er voor gekozen om een algemene voorlichtingopzet te maken waarbij alle belangrijke positieve en negatieve effecten van social media in naar voren komen. Echter ligt vooral de nadruk op de positieve effecten van social media, zodat het gebruik niet ontmoedigd wordt. Dit neemt niet weg dat er tijdens de voorlichting eveneens gesproken zal worden over de minder goede kanten van social media en de risico’s die er aan kleven. Om deze risico’s zoveel als mogelijk te voorkomen zijn er richtlijnen opgesteld, die samen met het groepje cliënten zullen worden doorgenomen. Zoals eerder in het werkstuk aangegeven, werd de voorlichting gegeven aan kleine groepjes cliënten (variërend van drie tot vijf personen). De aanpak voor het opzetten en het geven van een voorlichting voor licht verstandelijk beperkten vergt de nodige aandacht. Je moet natuurlijk rekening houden met de beperkingen van de doelgroep. Deze beperkingen kwamen bij de domeinverkenning (hoofdstuk 1) aan bod en worden bij de voorlichting meegenomen. Ditzelfde geldt voor de wijze van communicatie met LVB’ers. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 4. Je moet immers op een andere manier contact maken dan dat je met leeftijdsgenoten maakt. Het is bijvoorbeeld handig om te laten zien waar je het over hebt. (Pijpers, 2010, p. 20) ‘Een tip is ook om dingen letterlijk voor te doen, dus laat bijvoorbeeld zien hoe je een profiel op Hyves of Facebook moet afschermen (persoonlijke mededeling, 20 maart 2012 door Esther Smeets)’. Hier zal dan ook, aan de hand van een laptop, tijdens de voorlichting gebruik van worden gemaakt. Daarnaast is het belangrijk om korte en duidelijke boodschappen te geven en hierbij gebruik te maken van eenvoudige taal. Zinnen dienen niet te lang worden gemaakt. Ook zullen cliënten de tijd krijgen om ergens over na te denken. Tenslotte zal er gebruik worden gemaakt van de volgende tips/aangereikte kennis, namelijk: Geef informatie in kleine stappen en ondersteun dit door gebruik te maken van plaatjes. Herhaal de boodschap meerdere malen. Bij het stellen van vragen, kun je gebruik maken van concrete vragen. Probeer de ‘waarom’ vraag te vermijden.
53
Geef tijdens de voorlichting complimentjes. Geef aan het begin van de voorlichting duidelijk aan hoelang de voorlichting gaat duren, dit is belangrijk voor de structuur en het dagritme van de cliënten. Geef concrete informatie. Daarnaast dient er te worden opgepast met het maken van grapjes. Het kan zijn dat de grapjes letterlijk worden opgevat. (Kervel, 2006) Om een voorlichting te organiseren die aantrekkelijk is voor de cliënten, is het belangrijk dat de voorlichting aansluit op de behoeften en niveau van de cliënt. Hier is tijdens de interviews specifiek naar gevraagd. De volgende vragen kwamen naar voren: Hoe dienen Hyves- en Facebookprofielen afgeschermd te worden? Hoe bescherm je jezelf voor anderen mensen met verkeerde/andere intenties? (vooral gericht op vrouwelijke cliënten) Deze laatste vraag sluit aan op de algemene richtlijnen rondom veiliger social mediagebruik. De richtlijnen zijn positief geformuleerd, waardoor het gebruik niet ontmoedigd wordt. Voor een uitwerking (voor cliënten) wat betreft het afschermen van profielen zie bijlage 5. Algemene voorlichtingpunten - richtlijnen social media: Als je iets niet zou doen in het echt leven, doe het dan ook niet in de digitale wereld. Neem na elk uur een pauze van minstens 10 minuten. Geef zo min mogelijk persoonlijke gegevens. Dus geen (e-mail)adressen, namen, telefoonnummers, wachtwoorden, beroepen, foto’s enz. Je weet niet wat ermee gebeurt. Heb je een naam nodig voor een account, vraag dan altijd aan je begeleider of het oké is om die informatie te geven. Blijf aardig en eerlijk. Negeer beledigingen, discriminatie en seksuele toespelingen en schakel zo mogelijk je begeleider in. Plaats zelf geen lompe berichten of bedreigingen. Laat je niks wijsmaken en ga niet in op mooie beloften. Op het internet is niets wat het lijkt. Spreek niet in je eentje af met iemand die je van de chat kent. Neem altijd iemand mee, spreek af op een plek waar veel mensen zijn en laat aan je begeleiders weten waar je bent. Onbekende ‘vrienden’ verwijder je uit je contactenlijst. Geef niet zomaar informatie weg in ruil voor games of clips. Je gegevens worden opgeslagen, gebruikt en doorverkocht. Privacybepalingen zijn er niet voor niets. Lees ze voor je iets invult. Kijk wat er met je gegevens gebeurt en of ze aan anderen worden
54
doorgespeeld. Wanneer je deze niet begrijpt, vraag dan een begeleider om hier naar te kijken. Geef geen informatie waarmee jij of anderen te herleiden zijn. Kwets of beledig anderen niet, hoe grappig het ook lijkt. Miljoenen mensen lezen mee, dus je acties kunnen verstrekkende gevolgen hebben. Koop geen credits of andere dingen zonder overleg met je begeleider. Noteer al je online uitgaven, zodat je niet meer uitgeeft dan je hebt. (Pieroen, 2011) 7.2 Product Om tot een geschikt product te komen voor de cliënten van Daelzicht werd er in eerste instantie een grondige verdieping gemaakt in de doelgroep. Deze doelgroepverdieping is terug te lezen in hoofdstuk 1. Er werd hierbij gekeken naar de beperking op het gebied van LVB-problematiek. Vanuit deze beperkingen is op zoek gegaan naar de mogelijkheden voor het aanbieden van een product dat in het verlengde ligt van hun capaciteiten. Bij LVB’ers vindt vaak conceptvorming en generalisatie moeizaam plaats (ten Wolde et al., 2006, p. 13). Dit betekent voor het product dat er voor algemene richtlijnen is gekozen, waar iedereen zich aan dient te houden. Zodoende wordt er niet gewerkt met voorbeelden. Eveneens dienen de richtlijnen als bescherming voor de verminderde sociale zelfredzaamheid. Het gaat immers om mensen die kwetsbaar zijn in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. (ten Wolde et al., 2006, pp. 16-17) Daarnaast zijn deze richtlijnen opgesteld in ‘Jip en Janneke -taal’ zodat iedereen het begrijpt gezien de taal- en begripszwakte . Ook is er bij deze doelgroep sprake van een beperkte aandachtsspanning. Aangezien het gaat om een tastbaar product kunnen zij de richtlijnen op ieder moment van de dag nog eens terug lezen. Het is hierdoor niet aan een bepaalde tijd gebonden. Tot slot focussen LVB’ers zich op het hier en nu. (ten Wolde et al., 2006, pp. 14-16) Wanneer een cliënt gebruik maakt van social media, dient het product in het gezichtsveld aanwezig te zijn. Deze richtlijnen dienden positief, kort en helder geformuleerd te worden, aangezien LVB’ers zich met name focussen op negatieve informatie terwijl het gebruik van social media niet ontmoedigd dient te worden (ten Wolde et al., 2006, pp. 17-18). Het product dient er aantrekkelijk uit te zien. Mangeng (persoonlijke mededeling, 2012, 2 maart) zei tijdens een interview het volgende: ‘Een papiertje of folder met richtlijnen is alles behalve een leuk uitziend product. Daarnaast moet het een product zijn wat niet zomaar weggegooid wordt. Het moet dus praktisch van aard zijn.’ Vandaar dat er op het idee gekomen is om een muismat te ontwerpen. De cliënten kunnen het product gebruiken als muismat voor hun eigen computer. Hierdoor hebben ze standaard de richtlijnen bij de hand. Er zijn een aantal
55
informanten gevraagd wat zij van het idee vonden. Zij waren hier allen enthousiast over. Via een informant van de organisatie Child Focus, is er op de website Clicksafe.be inspiratie opgedaan voor het opstellen van richtlijnen voor cliënten, om hun zo veilig en verantwoord mogelijk gebruik te laten maken van internet/social media. Er is op zoek gegaan naar een leuke, aantrekkelijke opzet waarin de (aangepaste) richtlijnen verwerkt konden worden. Het resultaat (namelijk de opzet van het product) kunt u de pagina hieronder terugzien. Één kant-en-klare muismat zal aan de opdrachtgever worden overhandigd. Het is aan de Daelzicht om al dan niet het product werkelijk uit te brengen en te leveren aan cliënten binnen de organisatie. Hier dient tenslotte een budget voor te worden vrijgemaakt. Wat betreft het product kunnen er daarom geen conclusies worden geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de voorlichting die gegeven zal worden. Deze dient als een stukje ‘nazorg’.
56
7.2.1 Verband tekst op muismat en het onderzoek Ik scherm op internet al mijn profielen af zodat onbekenden mijn gegevens niet kunnen zien. Uit interviews is gebleken dat er cliënten zijn die hun social mediaprofielen niet afschermen. Hierdoor komt het voor dat onbekenden hun profiel kunnen zien, waarin vaak de volledig naam, het adres en het telefoonnummer is vermeld van de cliënt. Daarnaast kan een onbekende ongewenst een bericht posten. Als ik wil afspreken of bellen met iemand die ik op de chat ontmoet heb, praat ik hierover eerst met een begeleider. Uit een interview met een vrouwelijke cliënt bleek dat zij contact had gezocht met een man op het internet. Het ging om een man die andere intenties had met een ontmoeting, dan zij. Het is belangrijk dat er een groepsleiding wordt ingelicht alvorens er wordt afgesproken met een onbekende, om op deze wijze ongewenste situaties te voorkomen. De begeleider kan hierbij eerst een inschatting maken van deze persoon. Geloof niet zomaar alles wat iemand zegt/vertelt. Iedereen kan tenslotte typen wat hij wilt en niemand kan dat controleren. Ook cyberpesten komt bij deze doelgroep voor. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kleineren en spotten. Het is belangrijk dat cliënten weten dat zij niet alles moeten geloven wat anderen zeggen/vertellen, aangezien dit ten koste gaat van de eigenwaarde. Ik geef aan niemand informatie (zoals namen, adressen, wachtwoorden en telefoonnummers) over mezelf of over mijn vrienden. Deze richtlijn is van groot belang. Door deze informatie niet te delen, wordt voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van de cliënt, op welke manier dan ook. Ik ken iedereen die in mijn contactenlijst staat. Dit geldt ook voor ‘offlinevrienden’. Ik zie deze mensen buiten het gebruik van internet. Om cyberpesten, ongewenste situaties en misbruik van cliënten te voorkomen, is belangrijk dat zij alleen contact hebben met mensen die ze in het echt kennen (buiten het internet om). Uit meerdere gesprekken met cliënten blijkt dat zij alleen echte vrienden in hun contactenlijsten hebben staan, waardoor geen negatieve effecten hiervan worden ondervonden. Als er iets gebeurt op Facebook, Hyves, Msn, chatsites enzovoort dat ik niet leuk vind, vertel ik dit aan een begeleider. Het is van groot belang dat cliënten niet (blijven) rondlopen met een situatie die niet goed aanvoelt. Om negatieve effecten te voorkomen (bijvoorbeeld van cyberpesten) dient hierover gesproken te worden met iemand anders. Het eerste aanspreekpunt voor de cliënten zijn de medewerkers van Daelzicht. Zij hebben een vertrouwelijk band. Ik zet nooit de webcam aan als onbekenden er om vragen. Ook stuur ik GEEN foto’s of filmpjes van mijzelf door. Tijdens een interview kwam aan bod dat een vriendin van een vrouwelijke cliënt regelmatig gebruik maakte van de webcam.
58
Hierbij werd zij gevraagd om bepaalde lichaamsdelen te laten zien. Om misbruik te voorkomen is het beter om niets door te sturen naar onbekenden, of de webcam te gebruiken. Er is gekozen om hier één duidelijke lijn in te trekken om verwarring te voorkomen.
59
Evaluatie/nawoord Vanaf september 2011 zijn we begonnen aan het afstudeerjaar. Gedurende dit studiejaar hebben we met plezier aan deze afstudeeropdracht gewerkt. We zijn met open armen ontvangen door onze afstudeeropdrachtgever, de medewerkers van Daelzicht en de cliënten. Hierdoor was het prettig om met hen samen te werken. We zijn dan ook bereidt om de voorlichting (aan de hand van de opzet) zelf te geven aan de cliënten van Daelzicht. Dit valt buiten het project en dient als een stukje ‘nazorg’. Daarnaast willen we de komende tijd graag contact onderhouden met Wim Ringens om zo de effectiviteit van de gevonden resultaten na te gaan. Tevens zijn we nieuwsgierig of het aanbevolen product, namelijk de muismat, werkelijk zal worden ingevoerd binnen de organisatie. Wanneer er vragen zijn binnen Daelzicht over ons afstudeerwerkstuk, kunnen zij ten aller tijde bij ons terecht. Tot slot hebben we de goede begeleiding rondom dit afstuderen te danken aan onze afstudeercoach Babet Hoeberigs. Het uitstroomprofiel SP is in dit afstudeerwerkstuk naar voren gekomen door het directe contact met cliënten en door verbindingen te leggen tussen de theorieën en deze doelgroep. We kunnen stellen dat de visie van Daelzicht aansluit op onze eigen visie. Wij vinden dat de (hulp-)vraag van de cliënt centraal dient te staan. Dit hebben wij dan ook meegenomen bij het maken van een voorlichtingsopzet. Ook het privacyaspect vinden wij een belangrijke rol spelen. Mensen met een licht verstandelijke beperking horen niet beperkt te worden in hun doen en laten. Wel dienen zij ondersteund te worden, zodat onnodige negatieve ervaringen voorkomen kunnen worden. Ook het opzetten van een voorlichting sluit aan bij het SP profiel aangezien hier muzisch-agogische middelen (visuele beelden) bij zijn toegekend om het voor de cliënt duidelijk te maken. Het product, namelijk de muismat, sluit eveneens aan op het inzetten van muzisch-agogische middelen. Daarnaast zijn de interviews gehouden op cliëntniveau, waarbij er een zo veilig mogelijke leefomgeving is gecreëerd. Voor een evaluatie van wat betreft het groepsproces en onze individuele verantwoording (met hierin wat deze opdracht ons als professional heeft opgeleverd) is terug te lezen in de individuele procesverslagen en het groepsprocesverslag. In bijlage 7 is schematisch de tijdslijn weergegeven. In bijlage 8 tot en met 10 kunt u van iedere student afzonderlijk de urenverantwoording terugvinden.
60
Referentenlijst Boeken Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek (2e druk). Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers. Dulk, L. den & Frederiks, B. (2009). Rechten van cliënten met een verstandelijke handicap. Barneveld: uitgeverij Nelissen. Kenrick, D.T., Neuberg, S.L. & Cialdini, R.B. (2010). Social psychology (5de druk). Boston: Pearson Education. Kervel (2006). Basiscursus LVG voorjaar. Gastenhof: Sittard. Nijgh, L. & Bogerd, A. (2010). Basisboek ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Osch, D. de & Zijl, R. van (2011). Basisboek social media. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Wolde, A.C. ten, Grand, B. le, Slagter J., & Storms, M. (2006). Vaardig en veilig. Behandeling van sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapte mensen met risicovol gedrag. Drenthe: Behandelcentrum Hoeve Boschoord. Internet Amerpoort (n.d.). Ethische vragen bij veilig internet voor mensen met een verstandelijke beperking. Geraadpleegd op 29 februari 2012 op het Word Wide Web: http://www.amerpoort.nl/binaries/content/assets/administration/interneten-ethiek/bijeenkomst-link4all.pdf Clicksafe (n.d.). Tips & hints. Geraadpleegd op 11 maart 2012 op het World Wide Web: http://www.clicksafe.be/jongeren/?q=tipshints Daelzicht (n.d.). Mens- en zorgvisie. Geraadpleegd op 11 november 2011 op het World Wide Web: http://www.daelzicht.nl/algemeen/zorgvisie/mens-en-zorgvisie.html Kerkhofs (n.d.). Social media. Geraadpleegd op 14 februari op het World Wide Web: http://www.social-media.nl/index.php Mans, R. (2010, 23 maart). Cijfers over social media gebruik in Nederland. Geraadpleegd op 15 maart 2012 op het World Wide Web:
61
http://www.marketingfacts.nl/berichten/20100322_cijfers_over_social_media_ge bruik_in_nederland Mediawijsheidwinkel (n.d.). Social media professional. Geraadpleegd op 25 april 2012 op het World Wide Web: http://www.mediawijsheidwinkel.nl/index.php?option=com_virtuemart&Itemid= 250 Mijn Kind online (2010). Speciaal onderwijs op internet. Geraadpleegd op 3 maart op het World Wide Web: http://www.mijnkindonline.nl/uploads/MKO_Special_specialonderwijs_def.pdf Noxqs (n.d.). 10 tips voor begeleiders in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Geraadpleegd op 5 maart 2012 op het World Wide Web: http://www.noxqs.nl/wpcontent/uploads/2011/10/internet10tipsvoorbegeleiders.pdf Pieroen, A. (2011). Social media!? Geraadpleegd op 25 april 2012 op het World Wide Web: http://overupc.upc.nl/pdf/over-upc-maatschappelijk-sociale-media.pdf
62
Bijlagen Bijlage 1: Social mediavormen
Blz. 64
Bijlage 2: Uitwerking interview vrouwelijke cliënt
Blz. 68
Bijlage 3: Uitwerking artikelen Markant en Mijn kind online
Blz. 70
Bijlage 4: LVB & communicatie
Blz. 77
Bijlage 5: Afschermen Hyves- en Facebookprofielen
Blz. 80
Bijlage 6: Uitwerking aanbevelingen
Blz. 88
Referentielijst bijlagen
Blz. 90
63
Bijlage 1 – social mediavormen Social media zijn nog relatief jong: Hyves ging in 2004 online en Facebook is pas sinds 2008 in het Nederlands beschikbaar. Op dit moment is bijna iedereen al actief op een of meer social media. In de zakelijke wereld zijn Twitter en LinkedIn inmiddels het meest gebruikt. Ook thuis zijn social media niet meer weg te denken. De topgebruikers zijn de kinderen. Van de kinderen tussen 9 en 16 jaar heeft 78% een account op een sociaal netwerk (zie www.eukidsonline.net). Nederland loopt daarmee in Europa voorop. Sociale netwerken zijn veel meer dan sites. Ze hebben de manier waarop we met elkaar omgaan veranderd. We waren een paar jaar geleden nog verbaasd dat de scholierendemonstraties op het Malieveld zo snel succesvol waren door oproepen op Hyves. Inmiddels volgen we het wereldnieuws via Facebook, óók uit landen waar de berichtgeving stevig wordt gecensureerd. Hierbij komt de LVB’er ook aan te pas. LVB’ers willen zoveel mogelijk mee doen aan de dingen die de ‘normale’ mens ook doet in de maatschappij. Het voordeel hiervan is dat cliënten zich sociaal ontwikkelen nieuwe mensen leren kennen. Natuurlijk zijn er ook risico’s. We zien het als onze verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen. Niet door te waarschuwen tegen online netwerken, maar wel om pedagogisch hulpverleners te voorzien van heldere informatie over de valkuilen en natuurlijk ook de kansen Als pedagogisch hulpverlener is het belangrijk dat je over de mogelijkheden en eventuele risico’s van online contact spreekt. Is iemand wel echt wie hij zegt dat hij is? Wat doe je als iemand wordt buitengesloten in een online groep? Hoe makkelijk is het om informatie over jezelf te veranderen, als het eenmaal tussen de zoekresultaten op Google staat? Het vertrouwen tussen cliënten en de pedagogische hulpverlener staat daarbij centraal. Cliënten zijn vaak handig op het internet, volwassenen zijn gepokt en gemazeld in de ‘echte’ wereld en daarom is het soms best moeilijk te beoordelen voor de pedagogische hulpverlener. (Pieroen, n.d.) Soms lijkt het wel of iederéén op Msn, Hyves of Twitter zit. Dit geldt voor jongeren, maar natuurlijk ook voor onze doelgroep: LVB’ers! En dat is ook precies de bedoeling van deze ‘social media’, zoals de platforms heten waarmee je online contacten onderhoudt. Gebruikers wisselen tekstberichten uit, maar ook foto’s, muziek en filmpjes. Cliënten zijn gek op deze digitale ontmoetingsplekken. Waar anders kun je met (oude) vrienden van school, voetbal én je vorige buurmeisje tegelijk contact houden, clips bekijken en muziek luisteren? Op Hyves, Facebook of Msn hoor je erbij. (Pieroen, n.d.) Hyves Hyves werd in 2004 opgericht door drie Nederlandse vrienden. Hyves (van beehive, oftewel ‘bijenkorf’) is een profielensite, net als Facebook, maar dan speciaal gericht op de Nederlandse markt. Inmiddels is Hyves uitgegroeid tot een enorm vriendennetwerk waarop ook kinderen, jongeren en LVB’ers een digitaal profiel van zichzelf bijhouden. In januari 2011 telde Hyves 10,9 miljoen
64
accounts, ook van veel jonge gebruikers. Zo’n profielpagina bevat persoonlijke informatie en is bedoeld om nieuwe contacten te leggen en bestaande contacten te onderhouden. Op Hyves kunnen berichtjes (‘krabbels’) worden uitgewisseld, je kunt er spelletjes spelen en op de profielpagina kun je foto’s, video’s en persoonlijke gegevens plaatsen, zoals vakantiebelevenissen of het verloop van de afgelopen (school)dag. Via de profielpagina kunnen bezoekers privé-berichtjes versturen, of ‘krabbelen’ op de pagina zelf. Het maken van een Hyves-pagina is niet moeilijk. Je vult een paar vragenlijsten in, voegt wat foto’s toe en klaar ben je. Profielen zijn voor iedereen zichtbaar, tenzij je in de instellingen het profiel op privé zet. LVB’ers doen dat overigens steeds minder naarmate ze ouder worden. De meeste LVB’ers die zulke profielsites bijhouden willen juist graag gezien worden. Op dit moment is Hyves nog steeds de grootste en de belangrijkste. De Amerikaanse netwerksite Facebook is in omvang een concurrent voor Hyves, met naar schatting zo’n 4 miljoen Nederlandse gebruikers. Inmiddels hebben steeds meer LVB’ers een profiel op Facebook. Facebook is, anders dan het Nederlandse Hyves, een wereldwijde netwerksite met 800 miljoen voornamelijk volwassen gebruikers. De site is handig, voor wie contact wil houden met vakantievrienden of collega’s in een ander land. Voor LVB’ers is het de vraag of het internationale karakter meerwaarde heeft; de meeste houden vooral contact met anderen in hun omgeving: van school, sportclub of uit de buurt. (Pieroen, n.d.) Facebook Ook bij Facebook moet je je registreren en een profiel aanmaken. Met een profiel kun je berichtjes ontvangen en versturen, en foto’s delen met vrienden. Als je niet wilt dat je profiel voor iedereen zichtbaar is, moet je dat met de hand aanpassen. Facebook is door de wereldwijde populariteit ook een marketinginstrument van jewelste. Met een profiel verleen je automatisch toestemming voor gebruik van persoonlijke informatie en foto’s in productcampagnes op de site. Als je dat niet wilt, moet je die mogelijkheid zelf in de instellingen uitschakelen. Dit kan nog wel eens moeilijk zijn voor LVB’ers. Daarom is het soms handig als ze hierin wat meer duidelijkheid verschaft krijgen door iemand die hier meer over weet. (Pieroen, n.d.) Twitter Twitter (letterlijk: ‘kwetteren’, vandaar ook het logo met het vogeltje) is een soort wereldwijd forum, waarbij de deelnemers in korte berichtjes van maximaal 140 tekens vertellen wat hen bezighoudt. Iedereen roept maar wat, en wie toevallig in de buurt is, vangt het op. Nadat je een Twitter-account hebt aangemaakt, kun je tweets (berichten) plaatsen, ook via je mobieltje, maar je kunt ook bepaalde mensen ‘volgen’, zodat je snel hún gekwetter uit de berichtenzee kunt vissen. Zelf kun je ook ‘volgers’ krijgen. Je kunt mensen aanspreken door een apenstaart voor hun Twitter-naam te zetten (bijvoorbeeld:
65
@Tamara), en je kunt zoeken op trefwoorden en onderwerpen. Gebruikers kunnen zelf aangeven wat het onderwerp van een tweet is, door het plaatsen van een hashtag (hekje) bij een woord of een afkorting. Bijvoorbeeld ‘#dwdd’ als je iets over ‘De Wereld Draait Door’ vertelt. Onder LVB’ers is Twitter met een snelle opmars bezig. Leuk, want zo blijven je vrienden op de hoogte van wat je meemaakt. Maar ook lastig, want zolang je het account niet op slot zet, leest de hele wereld mee. Sommige tieners verzinnen ‘grapjes’ en Twitteren bijvoorbeeld dat ze een aanslag gaan plegen. Zelf overzien jongeren de gevolgen niet van zo’n lollig bedoelde tweet, maar ze zijn wel degelijk strafbaar. (Pieroen, n.d.) Msn Met Msn (Windows Live Messenger) kun je onderling berichten uitwisselen, in tekst of via de webcam. Je logt in met je Msn-email en vervolgens kun je praten met andere Msn-ers uit je contactenlijst. Anders dan een profielsite als Hyves, wordt Msn vooral gebruikt om met al bestaande vrienden te communiceren. Profielsites worden gebruikt om jezelf te laten zien, óók aan mensen die je (nog) niet kent. (Pieroen, n.d.) Youtube Bij LVB’ers is filmpjes kijken een van de favoriete bezigheden op internet. De meeste surfen daarvoor naar YouTube, een immens online beeldarchief met de meest uiteenlopende filmpjes. Oude tekenfilms, melige zelfgeknutselde filmpjes, exclusieve clips van wereldsterren, het is er allemaal. De site bestaat voor een groot deel uit zogenaamde user-generated content: filmpjes die worden gemaakt en gepubliceerd door de gebruikers van YouTube. Mogelijkheden tot filtering zijn er wel, ook al kan iedereen een filmpje op YouTube zetten. Op de website kan een Veiligheidsmodus worden ingeschakeld, waarmee een familiefilter actief wordt. Dat is helaas geen waterdicht systeem. Pas als filmpjes door gebruikers worden gemarkeerd als ‘ongepast’, worden ze beoordeeld door YouTube. Als de beelden niet voldoen aan de gebruikersvoorwaarden, worden ze vervolgens door het bedrijf verwijderd. Maar dan hebben ze in sommige gevallen wel al een tijdje online gestaan. (Pieroen, n.d.) Sociale netwerken Ook LVB’ers maken steeds meer gebruik van sociale netwerken. Ze wisselen berichten of nieuwtjes uit op een chatsite, door deel te nemen aan een nieuwsgroep of online discussieforum, het lezen van weblogs of het direct uitwisselen van tekstberichtjes. Email valt niet onder de social media. (Pieroen, n.d.)
66
LVB’ers maken gebruik van social media om te communiceren met vrienden, vaak bekenden van hun (oude) school of de sportclub. Voor sommigen is het een sport om zo veel mogelijk contacten te onderhouden. De contactlijst bestaat vaak uit directe vrienden en vrienden van vrienden, maar ook uit allerlei onbekende personen. Dan ontstaat ook het onderscheid tussen ‘bekende vrienden’ en ‘onbekende vrienden’. LVB’ers maken veel gebruik van Msn of andere chats om te kletsen. Daarnaast presenteren zij zich graag op profielsites. Deze media gebruiken zij voor hun persoonlijkheidsontwikkeling. Reacties op het profiel worden gebruikt als bevestiging van wie ze zijn of willen zijn. Mannen communiceren vaker met anderen via game-communities. Het inleven in rollen biedt ook hen een kans om hun persoonlijkheid te leren kennen en ontwikkelen. Game-communities zijn experimenteerruimtes om te leren omgaan met gevoelens (vreugde bij een gezamenlijke overwinning, teleurstelling bij verlies). In games is het veel heftiger en gaat alles veel sneller dan in het echte leven. (Pieroen, n.d.)
67
Bijlage 2 – Uitwerking interview vrouwelijke cliënt Interview – vrouwelijke cliënt; matig gebruikmakend van social media Interviewer: “Je gaf net al aan dat je gebruik maakt van Facebook en Hyves?” Geïnterviewde: “Ja, dat klopt.” Interviewer: “Zijn deze profielen afgeschermd of kan iedereen je vinden?” Geïnterviewde: “Nee, het is afgeschermd.” Interviewer: “Hoe vaak maak je gebruik van social media?” Geïnterviewde: “Ik ga iedere avond wel even op Hyves en op Facebook. Ik heb een vriend waar ik vrijwel iedere avond mee chat.” Interviewer: “Is dit ongeveer tussen de 1 en 3 uur per dag?” Geïnterviewde: “Het verschilt per dag, soms niet echt lang, maar er zijn avonden bij waarbij ik wel ietsjes langer erop ben.” Interviewer: “Wat vind jij precies leuk aan Hyves en Facebook?” Geïnterviewde: “Vrienden en vriendinnen ontmoeten.” Interviewer: “Zijn dit bekenden of niet? Want als ik denk aan ‘ontmoeten’, denk ik aan mensen die je nog niet kent, maar die je door MSN, Facebook, Hyves enzovoort leert kennen.” Geïnterviewde: “Ik heb inderdaad iemand leren kennen en die komt uit Leeuwarden. Die man is getrouwd. Het zijn gewone vrienden. Met Koninginnedag komen zij (zowel man als vrouw) hierheen om mij in het echt te ontmoeten. Dan kan ik een praatje met hen maken, zodat ik hen eerst leer kennen.” Interviewer: “Heb je wel aan de leiding hier aangegeven dat er mensen vanuit Leeuwarden komen om jou te ontmoeten?” Geïnterviewde: “Ja, ik zeg dit ook eerlijk. Ik kom uit voor mijn mening.” Interviewer: “Vonden de medewerkers dit geen probleem?” Geïnterviewde: “Nee, deze mensen komen helemaal uit Leeuwarden om mij te ontmoeten. Ik ga binnenkort zelf ook die kant op, zodra zij eerst hierheen zijn geweest.” Interviewer: “Wel spannend lijkt me zo, om helemaal die kant op te reizen.” Geïnterviewde: “Ja, maar ik kan reizen. Ik stap gewoon in de trein en kom wel op de plek waar ik moet zijn.” Interviewer: “Heb je ook wel eens mensen gehad die jou wilde toevoegen, maar die je niet accepteerde?” Geïnterviewde: “Ja, er zijn inderdaad mensen die ik niet accepteer. Deze uitnodigingen klik ik weg.” Interviewer: “Wanneer is dit?” Geïnterviewde: “Dit komt niet vaak voor. Af en toe. Dan heb je van die buitenlanders, waarbij ik zoiets heb van weg ermee!” Interviewer: “Heb je wel eens iets vervelends meegemaakt via het internet?” Geïnterviewde: “Ik heb één keer eens iets vervelends meegemaakt, maar daar is diegene ook heel snel achterkomen. Ik had iemand op Hyves, die was iedere avond met mij aan het chatten. We hadden toen afgesproken om elkaar in het
68
echt te ontmoeten. Ik stond op die persoon te wachten, terwijl hij onverwachts achter me stond. Een buitenlander was het ook nog. Ik heb toen aangegeven naar de frituur te gaan, aangezien diegene andere dingen met me wou, dan wat ik wou. In plaats van naar de frituur te gaan, ben ik er snel tussenuit gegaan en naar huis vertrokken.” Interviewer: “Heb je dit voorval ook hier bij leiding aangegeven?” Geïnterviewde: “Ja, ik heb dit meteen aangekaart.” Interviewer: “Sommige mensen hebben inderdaad andere bedoelingen dan die van jezelf, terwijl jij leuk iemand wilt ontmoeten.” Geïnterviewde: “Ja.” Interviewer: “We willen straks voorlichting gaan geven over social media. Heb jij misschien iets waar je extra informatie over wilt hebben?” Geïnterviewde: “Hmm… Nu moet ik toch echt goed nadenken.” Interviewer: “Wat wij al eerder hebben vernomen zijn de problemen met de zogenaamde ‘loverboys’. Zou het handig zijn om hier iets meer over te vertellen in de voorlichting?” Geïnterviewde: “Ja, dit was inderdaad zo’n loverboy. Het ging om een jonge, vieze kerel.” Interviewer: “Wanneer je Hyves of Facebook gebruikt, zet je dan ook wel eens de webcam aan?” Geïnterviewde: “Nee, dat komt bij mij niet aan. Hierbij kan je jezelf zien zitten. Dit heb ik wel eens gezien bij een vriendin van me. Die deed hier van alles op.” Interviewer: “zoals?” Geïnterviewde: “Ja, van alles.” Interviewer: “Wat andere van haar vroegen?” Geïnterviewde: “Ja, naakte kerels enzo. Maar nee, daar moet ik niks van hebben en wil ik niks van weten. Ik wil alleen Facebook en Hyves. Meer wil ik ook niet.” Interviewer: “Heb je een eigen computer of laptop op kamer?” Geïnterviewde: “Ja, ik heb een laptop.” Interviewer: “Maakt je ook wel eens gebruik van Youtube?” Geïnterviewde: “Nee.” Interviewer: “Heb jij nog vragen voor ons of andere zaken die je wilt vertellen? ” Geïnterviewde: “Ik zou het zo even niet weten.”
69
Bijlage 3 – Uitwerking artikelen Markant en Mijn kind online Uitwerking artikelen Markant Uit één van de interviews met een medewerker van Daelzicht is het interne vakblak, genaamd ‘Markant’, naar voren gekomen. In dit vakblad komen verschillende artikelen aan bod, waarin ingegaan wordt op het gebruik van social media in de LVB sector en de positieve en negatieve effecten van social media. Aangezien deze effecten ook in de deelvragen terugkomen van dit onderzoek, is de informatie van wezenlijk belang. De inhoud van deze informatie zal tevens worden meegenomen in de conclusies die er getrokken worden. Men kan hierdoor nagaan of de interviews die gehouden zijn, ook overeen komen met de artikelen in dit vakblad. Om een duidelijk overzicht te maken van de verschillende artikelen, wordt er bovenaan het stuk tekst de naam en de ateur van het gebruikte artikel neergezet. ‘Luisteren naar elkaar’ door: Johan de Koning Geert Klein Breteler (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.11) vindt dat 2.0 betekent luisteren naar elkaar, ontvankelijk zijn voor elkanders boodschap. Men moet laten zien dat men elkaar serieus neemt. Probeer de cliënt onderdeel te maken van het team en ga met de cliënt om zoals men ook met hun collega’s omgaat. Wij, als professionals, gaan er vaak vanuit dat we het beter weten dan cliënten, maar in de praktijk ziet men een ander beeld. Cliënten weten steeds meer over het gebruik van internet. De rollen worden vaker omgedraait, dat de cliënt hun begeleiders opvoeden wat betreft internet. Dit heeft als gevolg dat de begeleiders onzeker worden en ze ervoor kiezen om het internet van hun cliënten af te nemen. Wat doen mensen met verstandelijke beperkingen eigenlijk op internet? In een recent onderzoek, getiteld Meten van mediawijsheid, is onder andere gekeken naar jongeren met een licht verstandelijke beperking. Het onderzoek werd door Sanne van der Hagen van Blik op Media uitgevoerd. Zij blijken op internet vooral gebruik te maken van social media: Msn, Hyves en Facebook. Dat doen ze om contact te onderhouden met mensen die ze niet zo vaak kunnen zien. Net als ieder ander dus eigenlijk, zij het dat de mogelijkheden om anderen in levenden lijve te ontmoeten voor hen vaak beperkter is. Daarnaast bezoekt een deel van hen spelletjessites en luisteren ze graag naar muziek via YouTube. Ze blijken goed op de hoogte te zijn van de veiligheidsriscio’s. Ze weten bijvoorveeld dat men geen wachtwoorden aan anderen moet geven en dat men niet moet schelden. Het slechte nieuws is echter dat ze deze mediawijsheid niet altijd toepassen. Als de onderzoekers hen om hun wachtwoord vragen, geven ze dat zonder pardon af. En de meest gekozen remedie die ze inzetten tegen cyberpesten is helaas terugschelden. (De Koning, 2011, p. 12)
70
Volgens Sanne zijn er geen redenen tot ongerustheid. Als er ergens iets vervelends gebeurt, dan wijst iederen ernaar. Terwijl zij veel meer verhalen hoort van mensen met een lichte verstandelijke beperking van wie de leefwereld enorm is toegenomen dankzij het gebruik van social media. De zorg is echter nog te beheersmatig. Er zou gezocht moeten worden naar een goede balans tussen veiligheid en mogelijkheden. (De koning, 2011, p.12) Bertho Smit van Vilans (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.12) zegt dat men het gebruik van internet niet kan beheersen. Men kan beter investeren in vertrouwen en deskundigheid, dan verbieden. Het is van belang dat begeleiders hun cliënten ondersteunen bij het gebruik van social media. Wat moeten begeleiders zeker doen als het gaat over Social Media? Volgens Davy Nijs (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.12) is het volgende van belang: het uitstralen van een positieve houding ten opzichte van social media. Mediawijs zijn en het daadwerkelijk begeleiden van het internetgebruik. Toon je interesse. Cliënten hebben behoefte aan jouw levenswijsheid, ervaring en gezond verstand. ‘Ranking’ door: Chantal Visser Wil je als instelling 2.0 zijn, dan moet je aan drie criteria voldoen. Namelijk einclusie, interactie en zorg op afstand. E-inclusie: de instelling moet internet en social media toegankelijk maken voor cliënten. Het doel hiervan moet zijn om de sociale contacten en zelfredzaamheid te vergroten. Interactie: maken de cliënten deel uit van de ondersteuning, kunnen ze bijvoorbeeld hun zorgplan digitaal inzien. Wordt er door de instelling gecommuniceerd met hun klanten en medewerkers via social media. Zorg op afstand: er wordt ondersteuning geboden aan de cliënt, via internet en digitale techniek, om zo de zelfredzaamheid te vergroten en de werkdruk te verminderen. (Visser, 2011, p 18) ‘Zelfstandig met een iPhone’ door: Rieke Veurink Er heeft een pilot plaatsgevonden binnen Pameijer, waar mensen met een licht verstandelijke beperking ondersteund werden door een iPhone. Er werd een applicatie geïnstalleerd waar vier functies opstaan: fotograferen, bellen, agenda beheren en het blauwe scherm. Het blauwe scherm kunnen begeleiders online invullen met cliëntspecifieke vragen aan de buitenwereld. Bijvoorbeeld voor aan de buschauffeur: ‘Wilt u mij waarschuwen als we bij de halte Hs Zuyd zijn? Dank u wel!’ Cliënten die het lastig vinden om tegen ‘vreemde’ mensen te praten of moeilijk uit hun woorden komen kunnen dan gebruik maken van het blauwe scherm. Het blauwe scherm biedt ook de mogelijkheid om te bellen met de begeleider van de cliënt. Mocht er iets gebeuren, kan er altijd gebeld worden met de begeleider. Niet alleen door de cliënt zelf, maar ook door bijvoorbeeld de buschauffeur. (Veurink, 2011, pp. 22-24)
71
Voor men aan de slag gaat met een iPhone moeten er randvoorwaarden worden gecreeërd. Men kan hierbij denken aan: hoe moet de telefoon aan en uit, waar zit het blauwe scherm, ben zuinig op je telefoon, zorg dat je telefoon is opgeladen als je op pad gaat, bewaar de telefoon altijd op dezelfde plek enz. (Veurink, 2011, pp. 22-24) Het is niet alleen voor de cliënten een nieuwe ontwikkeling, maar ook voor de omgeving van de cliënten. Het is dus ook belangrijk om de omgeving in te lichten. Het is ook belangrijk om te weten dat de iPhone niet voor persoonlijk gebruik is, maar een middel is om iets te bereiken in de zelfstandigheid of de ontwikkeling van de cliënt. De pilot was een succes, volgens Basart (Geciteerd in: Veurink, 2011, pp. 22-24). ‘Intensiever verbonden dankzij internet’ door: Ingeborg Möller In de woongroep van Talant in Stiens ervaart Theo Valkenburg, door het gebruik van internet, dat zijn leven wordt verrijkt en meer diepgang krijgt. Ook het contact met zijn broer, die 150 km verderweg woont, is versterkt. Theo maakt veel gebruik van Skype. Voorheen kon Theo niet lang bellen, aangezien hij was aangewezen op de groepstelefoon die in de gang hing en waar iedereen hem kon storen. Nu kan hij lekker rustig in zijn eigen kamer bellen en lijkt het net alsof ze bij elkaar op bezoek zijn. William, de broer van Theo, ervaart ook dat Theo eerst zelf opzoek gaat naar antwoorden op zijn vragen, door gebruik te maken van internet. Hij is nu minder op zijn begeleiders aangewezen. Theo is door het internet echt verandert. Hij is vrolijker en heeft meer te vertellen. (Möller, 2011, p. 27) Uitwerking artikelen Mijn kind online In een brochure van mijn kind online, die op 1 oktober 2010 op internet gepubliceerd is geworden, zijn ook een aantal kansen en bedreigingen naar voren gekomen. De brochure is een product van mijn kind online in samenwerking met mijn digitale wereld en het werkveld. Er is een overzicht gemaakt van de verschillende stukken uit de brochure. Om een duidelijk overzicht te maken van de verschillende hoofdstukken uit de brochure, wordt er bovenaan de tekst de naam van het stuk neergezet. ‘Voorwoord’ door: Remco Pijpers Met mediawijsheid wordt bedoelt dat iemand goed op de hoogte is van wat leerlingen op internet doen. Er moeten goede vragen worden gesteld en handelend worden opgetreden als er problemen zijn of bedreigingen. (Pijpers, 2010, p. 2) Internet is net speciaal onderwijs (de feiten) Er worden verschillende voorlichtingen gegeven over internet, maar mensen met een licht verstandelijke beperking zijn een vergeten doelgroep op dit gebied.
72
Terwijl deze doelgroep juist heel kwetsbaar is. Gelukkig kunnen begeleiders veel doen om hun cliënten ‘mediawijs’ te maken. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5) Internet is voor iedereen toegankelijk, maar vaardigheden om ermee om te gaan ontbreken vaak bij de doelgroep. Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn kwetsbaar, makkelijk te beïnvloeden, maar ook vatbaarder voor verslaving en gevoeliger voor afwijzing en manipulatie. Het bieden van begeleiding is dan ook van belang. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5) De voorlichtingen die worden gegeven, worden door mensen met een licht verstandelijke beperking niet altijd begrepen. Dit geldt ook voor gedragregels of mededelingen over privacy, die op internet kenbaar worden gemaakt. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5) Het gaat op internet vaak om contact te leggen en contacten onderhouden. Op het gebied van contact zie je veel verschillen tussen ‘normale’ mensen en mensen met een licht verstandelijke beperking. Zo is het voor mensen met een licht verstandelijke beperking lastig om contacten in te schatten. Zo missen zij de gezichtsuitdrukkingen, die je in real life wel kunt zien. Matrine Delfos noemt dit: ‘Onvermogen om betekenissen te interpreteren’. Martine Delfos: ‘Neem zo’n reclameboodschap op internet dat je een loterij hebt gewonnen. De meeste mensen klikken dat weg omdat ze weten dat het onzin is. Maar dat is heel anders als je verstandelijk beperkt bent. Dan kijk je daar niet doorheen (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5)’. Een voordeel is dat contact via internet makkelijk gemaakt is. Er zijn verschillende aspecten die het juist lastig maken voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Denk bijvoorbeld aan smileys (grappige gezichtjes) of aan buddypokes (poppetjes) die bij het chatten worden gebruikt, wat moet je daar van denken? Wat moet je doen als een onbekende je op Hyves wil toevoegen als ‘vriend’? En wat moet je doen als deze ‘vriend’ je vraagt om een sexy foto van jezelf wilt doorsturen? Niet alle mensen met een licht verstandelijke beperking zijn in staat om deze contacten in te schatten. Het is daarom van belang om begeleiding te bieden. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 35) Er moet geleerd worden wat men wel en niet op internet kan zeggen. Men kan dit doen door te praten over privacy en omgangsvormen. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5) Er zijn ook voordelen aan het gebruik van internet. Zo kan er gexperimenteerd worden met identiteit, men kan gemakkelijker vrienden maken of hun verlegenheid overwinnen. Dit heeft voor mensen met een verstandelijke beperking een prettige bijkomstigheid. Martine Delfos: ‘Je zelfbeeld is anders op internet, je kunt jezelf opnieuw uitvinden. Juist voor deze mensen is dat heel erg aantrekkelijk. Hun beperking is niet zichtbaar voor anderen, men kan eerst rustig nadenken voor ze antwoord geeft. Dat is mooi en prettig, maar kan ook gemakkelijk leiden tot wat ik ego-ontploffing noem. Een cliënt heeft het gevoel dat hij de wereld aankan, dat hij almachtig is. Niemand zit hem op internet in de
73
weg.’ ‘De keerzijde van die anonimiteit en vrijheid is dat het contact ook heel direct is. Een belediging of kwetsende opmerking kan veel harder landen dan in de werkelijkheid. Ook dat moet iemand kunnen verwerken. Daar is begeleiding bij nodig en juist begeleiders kunnen die geven (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 35).’ ‘Doe bij twijfel alsof mama over je schouder meekijkt’ Maak duidelijke afspraken over internetgebruik. Bijvoorbeeld: scherm je profiel af, voeg alleen vrienden toe die je echt kent en plaats geen foto’s van anderen op je profiel zonder toestemming. Maar wanneer ken je iemand? Het is lastig om een onderscheid te maken tussen kennissen, een vriend, een beste vriendin enz. Het is vaak niet vanzelfsprekend dat hier verschillen tussen zitten. Ga hierover in gesprek met de cliënt, hierdoor zal het besef langzaam gaan groeien. Verder kan men zeggen: alleen dingen zeggen en doen die je in real life ook zou zeggen of doen. (Van Bockels, 2010, p. 6) Wat is wat? Sociale netwerksites, vrienden maken en jezelf laten zien. Voor mensen met een verstandelijke beperking, kan het lastig zijn te bedenken wie vrienden zijn en wie niet. Het is dan ook belangrijk om hierover te praten. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 8-9) Tip: bespreek met kinderen wie ze tot hun vriendenkring willen toelaten. Zoals de cirkels laten zien, is het heel gemakkelijk om op internet veel vrienden te maken. Beter is het om daar afspraken over te maken, bijvoorbeeld: alleen vrienden die je in het echte leven kent, toelaten tot je profiel. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 8-9)
Pas op, de hele wereld kijkt mee! Mensen met een licht verstandelijke beperking denken vaak niet na over wat privé is en wat niet. Ze zetten bijvoorbeeld dingen op internet, die ze ook in hun dagboek schrijven. Laat ze nadenken over wat men wel en niet op internet plaatst. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12) Vertel de cliënten dat ze nergens op internet hun e-mailadres, huisadres of
74
telefoonnummer moet achterlaten. Er zijn namelijk mensen die hier misbruik van maken. Laat de cliënten ook nadenken over het feit of ze een foto of filmpje op internet willen zetten, willen ze dit alleen aan vrienden laten zien of is het voor iedereen? (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12) Men kan internet bespreekbaar maken door vragen te stellen aan hen, door naar hen te luisteren, in plaats van zelf op ze in te praten. Laat ze vertellen. Vraag bjivoorbeeld of ze wilen uitleggen hoe een programma op internet werkt, op deze manier kun je onopvallende vragen stellen. Laat de cliënt nadenken over dingen die kunnen gebeuren, dan weet hij/zij beter wat hij/zij moet doen. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12) Hoe bewaak men hun imago op internet? 1) Zoek jezelf op via Google. 2) Kijk uit met wat je schrijft. 3) Zoek je naam op via Google afbeeldingen. 4) Reageer snel op berichtjes. 5) Zeur niet teveel. 6) Pimp je profiel (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12) Wat is wat? Communities, hobbyclubjes op internet. Mensen met een verstandelijke beperking vinden het gemakkelijker om via de computer eerlijk te zijn, dan in het ‘echte’ leven. Ze kunnen niet beoordeeld worden op hun handicap. Ze hebben langer de tijd om na te denken over wat ze precies zeggen. Als men vroeger weinig vrienden had, omdat men niet geaccepteerd werd, kan men nu via internet wel vrienden maken die hen accepteren zoals ze zijn. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17) Via internet wordt er wel meer gescholden en gepest, dit omdat men via internet gemakkelijker dingen durft te zeggen. Het kan ook zijn dat als iemand niet snel genoeg op een berichtje reageert, dat iemand zich afgewezen voelt. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17) Op internet zijn er veel ongeschreven regels. Kijk op welke sites de cliënten zich bevinden en geef ze uitleg over de ongeschreven regels van die site, zo kan men ze vooraf waarschuwen voor risico’s (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17). Het is belangrijk dat men cliënten uitlegt wat het verschil is tussen praten in real life, dus bijvoorbeeld op de woongroep, of praten via internet. Via een computer kan iets heel anders overkomen dan in het echt. Geef ook aan dat cliënten altijd bij jou terecht kunnen als ze iets niet weten wat betreft internet of als er iets vervelends is gebeurd. Neem hun sociale leven op internet serieus, het kan voor hun net zoveel betekenen als vriendschap in het echt. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17) ‘Internet is voor autisten helemaal super’ Internet opent vele deuren op sociaal vlak. Men kan via internet gemakkelijker contacten onderhouden. Het is prettig dat je iemand niet hoeft aan te kijken en
75
je op je woorden kunt concentreren. Je hoeft niet na te denken over je lichaamshouding, over een uitnodiging kun je rustig nadenken. Het contact is vaak dieper, omdat het gemakkelijker gaat dan in het echt. Op internet wordt je ook wel eens lastig gevallen, het is dan gemakkelijker om iemand ‘aan te pakken’ dan in het echt. (Broekhuis, 2010, p. 18) Je vereenzaamt helemaal niet achter de computer, er is juist meer contact. Het geeft je het gevoel te emanciperen (Broekhuis, 2010, p. 18). ‘Wel duidelijke afspraken maken, niet verbieden’ Op internet worden uitspraken vaak anders opgevat, dit komt vaak omdat je de ander niet kunt zien. Ik ben van mening dat verbieden niets uithaalt. Je kunt beter goede ondersteuning en begeleiding bieden. Als je internet gaat verbieden, gaan ze wel een andere manier zoeken waar ze kunnen internetten. Dit zorgt ervoor dat je er minder controle over kunt hebben, je hebt dan minder zicht op waar je cliënten mee bezig zijn. Als je cliënten dwingt om dingen stiekem te gaan doen, ontstaan er vaak de gekste en naarste situaties. Blijf aan de praat met je cliënten over internet, vraag waar ze mee bezig zijn en leer hen hiermee omgaan. Maak duidelijke afspraken, doe dit per cliënt. (Peeters, 2010, p.19) ‘Op de computer kun je zelf de prikkels doseren’ Voor mensen met autisme is het prettig dat ze zelf de controle hebben over de communicatie via internet. Ze kunnen zelf bepalen wanneer ze een bericht lezen en wanneer ze er antwoord op geven. In het gewone leven komen mensen met autisme vaak onbeleefd over, omdat ze vaak geen antwoord geven op je vraag. Internet is prettig visueel en overzichtelijk. Autisten kunnen via internet gemakkelijker een netwerk opbouwen, in het echte leven leggen zij niet zo gemakkelijk contact. Ze kunnen de prikkels die binnenkomen zelf reguleren. Een nadeel is dat als autisten niet meteen een bericht terug krijgen via internet, ze zich afgewezen voelen. Leg daarom ook als begeleider uit, dat niet iedereen de hele dag achter de computer zit en dat het even kan duren voordat iemand reageert. (Vermeulen, 2010, p. 23) Mensen met autisme nemen alles letterlijk op, dus ook berichten via internet. Ze kunnen hier heel naïef en kwetsbaar in zijn. Het is voor hen van belang dat er een duidelijke handleiding is over hoe het werkt. Door zo’n handleiding op papier te zetten, kan deze altijd nog eens nagelezen worden. In zo’n handleiding moet je heel concreet zijn: doe dit wel en doe dit niet. (Vermeulen, 2010, p. 23)
76
Bijlage 4 – LVB & Communicatie Ieder mens heeft communicatie nodig, zijn leven lang. Om zich te uiten, zijn behoeften en wensen kenbaar te maken, contacten aan te gaan met anderen en deel te nemen aan de samenleving. Dit geldt voor jonge en oude mensen, voor mannen en vrouwen, voor mensen met en zonder handicap, voor mensen in Nederland en daarbuiten. Iedereen geeft zo zijn eigen manier van communiceren. Dat maakt het tot een heel menselijke en boeiende bezigheid waar veel plezier aan te beleven is. Helaas leidt het ook tot veel misverstanden in het begrijpen en begrepen worden. (Boschman, 2005, p. 9) Zoektocht naar het elkaar begrijpen Het is prettig als communicatie ‘vanzelfsprekend’ is. Voor veel mensen met een verstandelijke handicap en de mensen in hun omgeving is dat niet het begrijpen, maar het vinden van goede communicatiemiddelen. Dat leer je door vallen en opstaan. Dit proces is soms moeizaam, maar het levert ook mooie resultaten op, bijvoorbeeld meer zeggenschap over het eigen leven. Het is daarom leuk en zinvol extra aandacht te besteden aan de communicatie met mensen met een verstandelijke handicap. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Afstemmen op de ander Mensen met een verstandelijke handicap hebben meer mogelijkheden als hun begeleiders de communicatie op hun afstemmen. Dit afstemmen is de kern van je professie als begeleider. Een algemeen recept voor goede communicatie is niet te geven. Het gaat erom dat de communicatie past bij de persoon. Voor iemand met een ernstig verstandelijke handicap kan het maken van dagelijkse keuzes over eten en drinken met behulp van lichaamstaal en beeldtaal een vorm van optimale communicatie zijn. Iemand met een licht verstandelijke handicap kan bijvoorbeeld via internet zijn wereld vergroten of zelf meewerken aan een cliëntenkrant. In communicatie is dus net zo veel variatie te vinden als in mensen zelf. Het gaat erom door een planmatige aanpak en een flinke dosis creativiteit uit te vinden wat het beste werkt. Dit is essentieel voor de cliënt, maar ook voor jezelf. Daarbij is het wenselijk dat mensen in de omgeving van de cliënt onderling afstemmen hoe zij met de cliënt communiceren. Gebeurt dit niet, dan zal de cliënt zich telkens weer moeten aanpassen aan zijn omgeving. Terwijl het uitgangspunt juist is dat de mensen om hem heen zich aanpassen aan zijn niveau en zijn mogelijkheden. Kortom, de zoektocht naar optimale communicatie is geen proces van twee personen, maar van een heel netwerk. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Complimenten geven Ieder mens krijgt graag waardering. Het geven van een compliment is een manier om onze waardering over te brengen. Voor mensen met een verstandelijke handicap heeft een compliment vaak extra waarde: het levert een
77
bijdrage aan een positief en reëel zelfbeeld. Een compliment is een cadeautje dat je iedere dag opnieuw mag geven. Niet alleen als iets groots uitzonderlijk goed is gegaan, maar ook in de kleine dagelijks dingen: ‘Fijn dat je op tijd bent, wat ziet je kamer er netjes uit, je hebt een heerlijke cake gebakken’. Een compliment geeft vertrouwen, motiveert en bevordert de goede sfeer. Je ziet mensen ook letterlijk groeien of anders gaan lopen als ze een compliment krijgen. Complimenten geven is niet moeilijk. Let wel op de formulering van het compliment. Als je overdrijft, komt het compliment vaak niet meer echt en oprecht over, de ontvanger kan zelfs denken dar je het spottend bedoelt. Zeg dus niet ‘Zo’n mooi schilderij heb ik nog nooit gezien’ maar bijvoorbeeld ‘ Wat een mooie kleuren heb je gebruikt in je werk’. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Negatieve kritiek geven Veel mensen hebben moeite met het geven van negatieve kritiek. Daarom wordt het vaak opgespaard tot het echt niet meer kan of wordt de kritiek wel aan derden gemeld maar niet aan de persoon over wie het gaat. Dat is jammer, want door het geven van kritiek kun je het gedrag of de houding van de ander beïnvloeden. Bij kritiek geven gaat het om respect: laat de ander in zijn waarde. Daarom is het belangrijk opbouwende kritiek te geven. Hiervoor gelden enkele spelregels. Geef kritiek op dingen die pas gebeurd zijn en waarin nog wat te veranderen of te leren is. Het heeft geen zin om ‘oude koeien uit de sloot te halen’. De kritiek moet te maken hebben met zaken die de cliënt kan veranderen. Houd daarbij dus rekening met de beperkingen en mogelijkheden van het individu. Zorg ervoor dat de kritiek gaat over het gedrag, dus niet over persoonlijke eigenschappen. Als je op een goede manier kritiek geeft, helpt dat patronen te doorbreken. Het maakt mensen bewust en stelt ze in staat te veranderen. Wees wel voorzichtig, zeker als de cliënt onzeker is. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Als je negatieve kritiek wilt geven, doorloop je de volgende stappen: Beschrijf het gedrag waar het om gaat zo concreet en feitelijk mogelijk. Geef de gelegenheid om op de feiten te reageren, maar ga niet in discussie. Formuleer de kritiek vanuit je eigen persoon. Begin bijvoorbeeld met ‘ ik vind het vervelend…’ Ga na of de ander begrijpt wat je bedoelt en vraag ook wat hij ervan vindt. Maak duidelijke afspraken over het gedrag in de toekomst. Ondersteun bij het vervolg. Geef een compliment als het gedrag verandert en spreek de cliënt aan als hij gemaakte afspraken (nog) niet nakomt. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Een cliënt die vaak te laat komt, kun je bijvoorbeeld op de volgende manier aanspreken: ‘Ik vind het vervelend dat je deze week twee keer om 10.00 uur op je werk bent gekomen.’ Dit biedt meer openingen dan de opening ’Jij bent altijd te laat…’ (Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
78
Slecht nieuws brengen Er zijn situaties waarin je cliënten moet confronteren met slecht nieuws. Dit kan variëren van het melden van een overlijden tot vertellen dat een uitstapje niet doorgaat. Het gesprek waarin je slecht nieuws vertelt, is allereerst bedoeld om het slechte nieuws te vertellen. Daarnaast moet het gesprek voldoende ruimte bieden om de (eerste) emoties te uiten die het gevolg zijn kan het slechte nieuws. Soms kun je in het gesprek ook al praten over de toekomst of over oplossingen. Als je slecht nieuws hebt voor de cliënt, ga je eerst na of je de juiste persoon bent om het te vertellen en of er bij het gesprek nog iemand anders aanwezig moet zijn. Zorg ervoor dat je voldoende tijd neemt voor het gesprek. Voor de opbouw van het gesprek kun je volgens Boschman (2005, pp. 66-68) de volgende structuur gebruiken: Deel het slechte nieuws mee. Laat de cliënt zijn emoties uiten. Geef zonodig een extra toelichting op het slechte nieuws Laat de cliënt opnieuw zijn emoties uiten. Praat eventueel over de gevolgen en mogelijke oplossingen. Blijf bij de cliënt zolang dat nodig is. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68) Veel mensen vinden gesprekken over slecht nieuws moeilijk om te voeren. Dat komt omdat ze mensen geen pijn, verdriet of teleurstelling willen bezorgen. Daarom stellen ze het slechte nieuws vaak uit en gaan ze na het vertellen van het nieuws meteen sussen, troosten en oplossingen zoeken. Daardoor krijgt de ander geen gelegenheid zijn emoties te uiten. Vertel het nieuws daarom zo snel mogelijk en gebruik de rest van de tijd om de cliënt stoom te laten afblazen. In die fase is toepassen van actief luisteren altijd belangrijk. Iets wat voor jou gewoon een mededeling is, kan voor de cliënt slecht nieuws zijn. Gebruik voor iedere boodschap waarvan je verwacht dat die de cliënt een teleurstelling bezorgt de structuur die hiervoor is beschreven. Dus ook als het werk op een andere afdeling niet doorgaat of als een familielid niet op bezoek komt. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
79
Bijlage 5 – Afschermen Hyves- en Facebookprofielen Je hebt verschillende mensen die je kunt toevoegen op Hyves, Facebook en Msn. Het is belangrijk dat je weet wie je toevoegt. Aan de hand van de vriendschapscirkels kun je kijken in welke cirkel iemand thuishoort en of je diegene wel of niet moet toevoegen. Je hebt vrienden die je kent van school en van thuis. Je hebt vrienden die je al je hele leven kent en vrienden die je alleen maar in de bus tegenkomt. Je hebt vrienden waar je alleen maar ‘hoi’ tegen zegt en vrienden die alles van je weten. Dit is op internet ook zo. De vriendschapscirkels geven de volgende groepen weer: jij, vrienden, vrienden van vrienden en iedereen (De Haan en Pijpers, 2010, p. 8-9).
Hoe weet je of iemand echt is? Op internet kun je niet altijd zien/weten wie er aan de andere kant zit. Mensen kunnen doen alsof ze iemand anders zijn. Soms doet een meisje voor de grap dat ze een jongen is. Maar soms is het vervelender. Je hoort daar wel eens enge verhalen over. Bijvoorbeeld een oudere man probeert verkering te krijgen met een jong meisje. Wat kun je doen als je niet zeker weer of iemand je echt voor de gek houdt? Ga meer eens vragen stellen: wat voor muziek vindt je leuk? Welke tv-serie kijk je? Als iemand zegt dat hij 23 is, maar niet weet wie Rihanna is, dan klopt er iets niet. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 14-15) Hoe bewaak je je imago op internet? Zoek jezelf op via Google. Zo kun je zien wat andere vinden als ze jou naam op Google intikken. Je kunt zo zien wat je online hebt staan. Dit kunnen positieve dingen zijn, maar ook negatieve dingen. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12) Kijk uit met wat je schrijft. Wat je op internet schrijft, blijft vaak je hele leven lang te achterhalen. Als iemand tegen jou begint te schelden, probeer dan niet terug te schelden. Negeer deze scheldende persoon en ga wat anders doen. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12)
80
Zoek je naam op via Google afbeeldingen. Je kunt zo zien welke afbeeldingen van jou allemaal online staan. Kijk bijvoorbeeld uit met het plaatsen van foto’s waar je dronken of blote foto’s opzet, dit kan je imago aantasten. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12) Reageer snel op berichtjes. Het is altijd vriendelijk om snel op een berichtje te reageren. Denk hierbij aan berichtjes via Hyves of Facebook, maar ook aan e-mailberichten. Als je dit niet doet, kan het lijken dat je onaardig bent of ongeïnteresseerd bent. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12) Zeur niet te veel. Je wordt en blijft populair als je positief blijft. Zet dus niet alleen maar negatieve dingen op internet (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12). Pimp je profiel. Je kunt je profiel pimpen door bijvoorbeeld leuke foto’s en plaatjes erop te zetten (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12). Hoe scherm je je Hyves profiel af? Het afschermen van een profiel kun je het makkelijkste zien aan de cliënten. Je laat zo stap voor stap zien hoe je een profiel kunt afschermen. De stappen die doorlopen worden, kunnen op een A4-tje worden geschreven. Zo kunnen de cliënten na de voorlichting hun profiel gaan afschermen. Voor Hyves gaat dit als volgt: log in op je Hyves pagina. Ga met je muis op je profielnaam staan. Je kunt dan kiezen uit de volgende opties: mijn profiel, instellingen, privacy, thema, help, uitloggen. Klik op privacy. (Hyves, n.d.)
81
(Van Arkel, 2010) Je begint met privacy algemeen. Hier staan de volgende onderdelen: achternaam, geslacht, verjaardag, geboortejaar, E-mail, woonplaats. Je kunt ieder onderdeel apart instellen voor privacy. Je kunt kiezen uit: alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, iedereen. (Hyves, n.d.)
82
(van Arkel,2010) Bij privacy algemeen staat ook nog: Google maps, mobiele nummer, BlackBerry pin, Msn. Deze kun je ook weer apart instellen. Je kunt hier uit de volgende opties kiezen: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers. (Hyves, n.d.) Dan zijn er nog verschillende onderdelen op Hyves, die je apart kunt afschermen. Zo kun je krabbels zichtbaar voor & gekrabbeld kunnen worden door instellen op: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers. Tikken zichtbaar voor & getikt kunnen worden door, hier kun je kiezen uit: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers. Tekstspots mogen op mijn foto’s geplaatst worden door, hier kun je weer kiezen uit: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers. (Hyves, n.d.) Er is een optie om je profielpagina alleen zichtbaar te maken voor: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, iedereen (Hyves, n.d.). Als je deze punten hebt aangepast, klik je vervolgens op OPSLAAN. Links op het scherm, zijn nog verschillende onderdelen die je apart kunt in of uitschakelen. Zo staat hier WieWatWaar als je hierop klikt komt de volgende vraag op het beeldscherm staan: wie mag mijn oude WieWatWaar’s zien? Je kunt
83
hier kiezen uit de volgende opties: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, iedereen. Je kunt hier ook nog een keuze maken uit: WWW geschiedenis vanaf nu tonen of WWW’s tonen vanaf het moment dat je lid werd. Je kunt dit kiezen d.m.v. het bolletje aan te klikken. (Hyves, n.d.) Links op het scherm, kun je ook op Chat klikken. Je kunt dan de Chat instellingen veranderen. Je kunt de status op de volgende manieren weergeven: Online, bezig, ben zo terug, away, aan de telefoon, lunchen, toon offline. Dan kun je status zichtbaar voor, op de volgende manieren invullen: alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, niemand. De volgende vraag is: wie mag met mij chatten? Je kunt hier kiezen uit: alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, niemand. De volgende 4 opties kun je aanvinken of niet. Het gaat om: toon wie online komt, toon notificaties op de site, chatgeluid aan, toestaan externe chat cliënt. (Hyves, n.d.) Als je deze punten hebt aangepast, klik je vervolgens op OPSLAAN. Hoe scherm je je Facebook profiel af? Het afschermen van een profiel kun je het makkelijkste laten zien aan de cliënten. Je laat zo stap voor stap zien hoe je een profiel kunt afschermen. Door het visueel te maken, wordt het duidelijker. Ze weten dan waar ze op moeten klikken, omdat ze zich de beelden die ze hebben gezien kunnen herinneren. De stappen die doorlopen worden, kunnen op een A4-tje worden geschreven. Zo kunnen de cliënten na de voorlichting hun profiel gaan afschermen. Het afschermen van je Facebook profiel gaat als volgt. Rechts bovenaan het scherm, ga je naar het pijltje, wat naast startpagina staat. Je klikt dan op privacyinstellingen. (Facebook, n.d.)
(Keijzer, 2012).
84
Hier kun je kiezen of je profiel zichtbaar is voor: openbaar, vrienden, aangepast. Hier moet je vrienden aanklikken (Facebook, n.d.).
(Keijzer, 2012)
Vervolgens komen er 5 opties, die je apart moet instellen.
(Keijzer, 2012)
85
Je klikt dan eerst op: Contact maken instellingen bewerken. Er verschijnen dan de volgende vragen op het scherm: Wie kan je profiel op naam zoeken? Wie kan je zoeken via het e-mailadres of telefoonnummer dat je hebt opgegeven? Wie kan je vriendschapsverzoeken sturen? Wie kan je Facebook-berichten sturen? Je kunt bij deze opties de volgende keuze maken: iedereen, vrienden van vrienden, vrienden. Als je dit hebt aangepast, dan kun je op KLAAR klikken, dan worden de instellingen aangepast. (Facebook, n.d.) Profiel en taggen instellingen bewerken. Er verschijnen dan de volgende vragen op het scherm: wie kan berichten op je prikbord plaatsen? Je kunt hier uit de volgende opties kiezen: vrienden of niemand. Wie kan zien wat anderen op je profiel plaatsen? Je kunt hier kiezen uit de volgende opties: openbaar, vrienden van vrienden, vrienden, aangepast of alleen ik. Bekijk de berichten waarin je door vrienden bent getagd voordat ze op je profiel worden weergegeven. Je kunt hier kiezen uit de volgende opties: uitgeschakeld of ingeschakeld. Who can see posts you’ve been tagged in on you profile? Je kunt hier uit de volgende opties kiezen: openbaar, vrienden van vrienden, vrienden of aangepast. Tags bekijken die vrienden toevoegen aan je eigen berichten op Facebook. Je kunt hier uit de volgende opties kiezen: uitgeschakeld of ingeschakeld. Wie ziet tagsuggesties wanneer er foto’s worden geüpload die op jou lijken? Je kunt hier uit de volgende opties kiezen: vrienden of niemand. (Facebook, n.d.) Als je dit hebt aangepast, dan kun je op KLAAR klikken, dan worden de instellingen aangepast. Advertenties, toepassingen en websites instellingen bewerken. Hier komen weer verschillende opties, die je weer kunt instellen. (Facebook, n.d.). Apps die je gebruikt instellingen bewerken. Je kunt hier apps toevoegen of verwijderen. Je kunt er ook voor kiezen om alle apps uit te schakelen, dit doe je door op uitschakelen te klikken. (Facebook, n.d.) Hoe personen je gegevens toevoegen aan toepassingen die ze gebruiken instellingen bewerken. Je kunt hier verschillende informatiecategorieën aanvinken of uitvinken. Dit doe je met door je muis op het vierkantje te klikken voor een informatiecategorie. Als je dit gedaan hebt, klik je op WIJZIGINGEN OPSLAAN. (Facebook, n.d.)
86
Directe personalisatie instellingen bewerken. Facebook werkt met verschillende websites samen. Je kunt dit in of uitschakelen. Dit doe je door het vinkje aan te klikken of het vinkje weg te klikken bij: schakel directe personalisatie op partnerwebsites in. (Facebook, n.d.) Openbaar zoeken instellingen bewerken. Andere mensen kunnen je profiel vinden door in een zoekmachine jou naam in te voren. Je kunt hier in het vierkantje voor de tekst: ‘openbaar zoeken’ inschakelen, een vinkje aanklikken of wegklikken. (Facebook, n.d.) Advertenties instellingen bewerken. Je kunt hier vervolgens weer 2 opties uitzieken, namelijk: instellingen voor advertenties van derden bewerken en instellingen voor netwerkadvertenties bewerken. Als je klikt op: instellingen voor advertenties van derden bewerken; kun je kiezen uit alleen mijn vrienden of niemand. Als je dit hebt aangepast moet je klikken op: WIJZIGINGEN OPSLAAN. Als je klikt op: instellingen voor netwerkadvertenties bewerken; kun je kiezen uit alleen vrienden of niemand. Als je dit hebt aangepast moet je klikken op: WIJZIGEN OPSLAAN. (Facebook, n.d.) Het publiek beperken voor eerdere berichten je kunt dan klikken op: zichtbaarheid van oudere berichten beheren. Je kunt dan klikken op: oudere berichten beperken (Facebook, n.d.). Geblokkeerde personen en Apps je kunt hier klikken op: blokkeringen beheren. Je kunt hier gebruikers, uitnodigingen van Apps en uitnodigen voor evenementen blokkeren (Facebook, n.d.).
87
Bijlage 6 – Uitwerking aanbevelingen Hieronder volgen de vijf tips van 8.1 met een korte uitwerking: 1. Maak tijdens de wekelijkse vergadering tijd vrij voor het bespreken van ethische casussen. Hierbij kan het gaan over bijvoorbeeld het bespreken van een vermoeden dat een cliënt met ongewenste zaken op internet bezig is. Vanuit de gezamenlijkheid kan er gekeken worden naar een mogelijk aanpak/ oplossing van het probleem. (Amerpoort, n.d.) 2. Gebruik de tijd waarin je collega’s normaal al spreekt eens om een ethische vraag te overleggen. Pak dus een ‘moreel momentje’. Bespreek hierbij samen het ethisch dilemma door vragen te stellen als; ‘hoe zie jij dat? Kan ik dit toestaan of juist niet?’ wat zijn jouw overwegingen? Kan ik een vriendschapsverzoek van mijn cliënt accepteren? Waarom wel/waarom niet? (Amerpoort, n.d.) 3. Ga na of je het internetgebruik van de cliënten kan meenemen in de persoonlijke planbespreking. 4. Bekijk de bestaande gedragscodes. Staat hier iets in dat je op weg kan helpen bij het maken van goede keuzes (Amerpoort, n.d.). 5. Bespreek zo nodig de vraag met je leidinggevende. Op deze wijze blijft diegene op de hoogte van wat er speelt en kunnen er eventuele (benodigde) maatregelen worden genomen (Amerpoort, n.d.). Hieronder volgen de tien tips van 8.2 met een korte uitwerking: 1. Geef de cliënten zelfregie. Praat regelmatig met cliënten over dingen die ze op het internet kunnen tegenkomen. Heb het zowel over de leuke als minder leuke dingen. Vraag aan de cliënten wat zij doen wanneer zij te maken krijgen met de niet leuke dingen op het internet. Geef aan dat ze altijd terecht kunnen bij jou als er iets aan de hand is. (Noxqs, n.d.) 2. Wees betrokken bij het internetgebruik/social mediagebruik van je cliënten. Durf vragen te stellen en ben nieuwsgierig naar wat cliënten online doen. Toon interesse zoals je dit ook doet naar andere zaken zoals werk/vrijetijdsbesteding. Vraag bijvoorbeeld ook eens om je wat uit te leggen of te laten zien. Hiermee voorkomen je het overtreden van privacyaspecten. (Noxqs, n.d.) 3. Heb als groepsleiding een positieve houding als het gaat om Internetgebruik/social media.
88
Wees bewust van het feit dat de mogelijkheden die internet te bieden heeft belangrijker zijn dan de risico’s die er tegenover staan. Door een positieve houding t.o.v. internetgebruik zorgt ervoor dat cliënten eerder naar je toe komen wanneer zij iets vervelends meemaken op het internet. (Noxqs, n.d.) 4. Geef (geregeld) aan dat niet alles waar is wat er op internet wordt geplaatst of wat er wordt gezegd via social media. Ga eens samen achter de computer zitten en praat over wat je ziet. Je kunt hierbij op een visuele wijze aangeven van wie/wat niet echt is en wat wel. (Noxqs, n.d.) 5. Maak samen afspraken over het internetgebruik daar waar cliënten in de problemen komen. Overleg, wanneer nodig, over tijden (wanneer en hoe lang), over geld (mag je geld uitgeven en zo ja, hoeveel?) en over gedrag (hoe behoort iemand zich online te gedragen). Je kunt deze afspraken eventueel opnemen in het persoonlijk begeleidingsplan van de cliënt. Maak de afspraken zo concreet mogelijk. (Noxqs, n.d.) 6. Praat regelmatig over het belang van privacy op internet. Verdiep je samen met cliënten in de privacyinstellingen van de verschillende social media waar zij gebruik van maken (Noxqs, n.d.). 7. Praat samen over hoe je je gedraagt op internet. Op verschillende social mediavormen gelden dezelfde (sociale) gedragsregels als in het echte leven. Je gaat o.a. respectvol om met elkaar en spreekt niet zomaar af met iemand die je nog nooit echt gezien hebt. (Noxqs, n.d.) 8. Praat samen over het gebruik van filmpjes en foto’s. Geef aan dat cliënten niet zomaar foto’s en filmpjes mogen posten van zichzelf. Hier kunnen risico’s aan kleven. Ditzelfde geldt voor het gebruik van een webcam. Geef aan dat dit alleen mag bij familie en vrienden. Vraag daarnaast naar hun ervaringen op dit gebied en praat samen over wat er allemaal met beeldmateriaal kan en wat de consequenties kunnen zijn. (Noxqs, n.d.) 9. Praat met je cliënten over het feit dat een wachtwoord geheim/privé is. Oefen eventueel situaties waarin anderen om je wachtwoord kunnen vragen (Noxqs, n.d.). 10. Praat met elkaar over virussen. Praat met cliënten over hoe je virussen kunt oplopen en wat zij kunnen doen om dit te voorkomen (Noxqs, n.d.).
89
Referentielijst bijlagen Vaktijdschriften Gijzen, T. (2012, april). Voorkom de digitale vrijeval. Klik, (4), 11. Koning, J. de (2011,). Luisteren naar elkaar. Gehandicapten zorg 2.0, 16(10), 10-12. Möller, I. (2011). Intenser verbonden dankzij internet. Gehandicapten zorg 2.0, 16(10), 27. Veurink, R. (2011). Zelfstandig met een iPhone. Gehandicapten zorg 2.0, 16(10), 22-24. Visser, C. (2011). Ranking. Gehandicapten zorg 2.0, 16 (10), 18. Brochures Bockels, J. van (2010, 1 oktober). Doe bij twijfel alsof mama over je schouder meekijkt. Speciaal onderwijs op internet, 6. Broekhuis, W. (2010, 1 oktober). Internet is voor autisten helemaal super. Speciaal onderwijs op internet, 18). Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Internet in het speciaal onderwijs: de feiten. Speciaal onderwijs op internet, 3-5. Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Wat is wat? Sociale netwerksites, vrienden maken en jezelf laten zien. Speciaal onderwijs op internet, 8-9. Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Pas op, de hele wereld kijkt mee! Speciaal onderwijs op internet, 10-12. Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Spoedcursus contact op internet. Speciaal onderwijs op internet, 14-15. Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Wat is wat? Communities, hobbyclubjes op internet. Speciaal onderwijs op internet, 16-17. Peeters, E. (2010, 1 oktober). Wel duidelijke afspraken maken, niet verbieden. Speciaal onderwijs op internet, 19. Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Voorwoord. Speciaal onderwijs op internet, 2. Vermeulen, P. (2010, 1 oktober). Op de computer kun je zelf de prikkels doseren. Speciaal onderwijs op internet, 23.
90
Internet Arkel, R. van (2010, 2 augustus). Hyves afschermen. Geraadpleegd op 7 mei 2012 op het World Wide Web: http://reiniervanarkel.files.wordpress.com/2010/08/menu.jpg Arkel, R. van (2010, 2 augustus). Hyves afschermen. Geraadpleegd op 7 mei 2012 op het World Wide Web: http://reiniervanarkel.files.wordpress.com/2010/08/instelling.jpg Facebook.com (n.d.). Privacyinstellingen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: www.facebook.com Hyves.nl (n.d.). Privacyinstellingen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: www.hyves.nl Keijzer, C. (2012, 7 februari). Facebook profiel volledig afschermen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: http://www.corinnekeijzer.nl/2012/02/07/facebook-profiel-volledig-afschermen/ Pieroen, A (2011, november) Sociale Media!? Geraadpleegd op 11 januari op het World Wide Web: http://overupc.upc.nl/pdf/over-upc-maatschappelijk-sociale-media.pdf Boeken
Monica Boschman, (2005). Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap. Soest: Uitgeverij Nelissen.
91