Ondersteboven. Archeologie in Best Toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
2
Ondersteboven. Archeologie in Best Toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best
In opdracht van
Gemeente Best Postbus 50 5680 AB Best
Opgesteld door
SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435 5600 AK Eindhoven 040 2594604
Auteur
Mevr. drs. Ria Berkvens
Controle
Dhr. drs. J. Schotten
Projectmedewerkers
Mevr. Janneke bosman, dhr. J. de Vries, dhr. S. Waschk en dhr. drs. M. Wagemans
Versienummer
3.0
Datum
Oktober 2010
Status
Definitief
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
3
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
4
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. Toelichting op de kaarten 1.2. Beperkingen van een archeologische beleidskaart 1.3. Leeswijzer
7 7 8 9
2. Inventarisatie van de archeologische en historische gegevens 2.1. Methode van onderzoek 2.2. Verwerking van de gegevens
11 11 12
3. Verwachtingsmodel Best 3.1. Inleiding 3.2. Verwachtingsmodel 3.3. Beperkingen van de kaart 3.4. Vergelijking met andere archeologiekaarten
17 17 17 20 20
4. Karakteristiek van het gemeentelijke bodemarchief 4.1. Beschrijving van het (historische) landschap 4.1.1. Ontstaanswijze van de bodem 4.1.2. Het historische landschap 4.2. Beschrijving van de bewoningsgeschiedenis 4.2.1. Paleolithicum of Oude Steentijd (ca. 300.000 – 9.000 voor Chr.) en Mesolithicum of Midden-Steentijd (ca. 9000 – 5.250/4.200 voor Chr.) 4.2.2. Neolithicum of Nieuwe Steentijd (ca. 4.200 – 1.900 voor Chr.) 4.2.3. Bronstijd en IJzertijd (ca. 1.900 - 12 voor Chr.) 4.2.4. Late IJzertijd en Romeinse Tijd (250 voor Chr. - 450 na Chr.) 4.2.5. Vroege Middeleeuwen (450 – ca. 1000 na Chr.) 4.2.6. Volle Middeleeuwen (ca. 1000 – 1250 na Chr.) en Late Middeleeuwen (ca. 1250 – 1500 na Chr.) 4.2.7. Nieuwe Tijd (ca. 1500 – 1950 na Chr.)
23 23 23 25 28
5. (Sub)recente bodemverstoringen 5.1. Inventarisatie verstoringen 5.2. Veldinventarisatie 5.3. Veldcontrole 5.4. Vertaling van de verstoringen naar verwachtingen
53 53 56 57 60
6. Samenvatting en conclusies archeologische verwachtingen- en waarden in Best
63
7. Literatuur
69
8. Digitale Bronnen
75
Bijlage 1: Verwachtingsmodel SRE
77
Losse bijlagen Bijlage 2: Catalogus archeologie
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
5
29 32 33 40 41 43 47
Bijlage 3: Verstoringenkaart Bijlage 4: Archeologische basiskaart Bijlage 5: Archeologische verwachtingen- en waardenkaart Bijlage 6: Archeologische beleidskaart Bijlage 7: Overzicht veldinventarisatie verstoringen Bijlage 8: BAAC rapport veldcontrole
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
6
1.
Inleiding
De gemeente Best wordt gekenmerkt door een gevarieerd en rijk archeologisch erfgoed. Binnen de gemeente zijn als hoogtepunten te noemen de urnenvelden op de Aarlese Heide en de laatmiddeleeuwse St. Odulphuskerk. In het ruimtelijke beleid van de gemeente speelt het behoud van waardevolle zaken uit het verleden een belangrijke rol. Dit beleid zal zich richten op het ontsluiten en presenteren van het archeologische erfgoed en op het bewaren en beheren daarvan. Voor het schrijven en presenteren van het ‘verhaal’ van de geschiedenis is inzicht van belang in de plaats en aard van nog aanwezige archeologische waarden en inzicht in wat mogelijk al verdwenen is, maar wat nog wel kan bijdragen aan het ‘verhaal’. Gestreefd wordt naar een integrale cultuurhistorische benadering en een verbinding met het toeristisch-recreatief en educatief beleid. De archeologiekaarten en dit rapport dragen de bouwstenen hiervoor aan. Door de in de Monumentenwet vastgelegde koppeling van de archeologische monumentenzorg aan het ruimtelijke beleid, dienen gemeenten archeologische waarden op plankaarten aan te geven. Een actueel in kaart gebracht overzicht van archeologische waarden met bijbehorend rapport wordt de grondslag voor het gemeentelijke beleid op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Een archeologische beleidskaart beschrijft de archeologische verwachtingen voor locaties binnen het gemeentelijk grondgebied, en geeft aan welke consequenties aan deze verwachtingen worden verbonden in verband met geplande bodemverstorende (bouw- en ontwikkel)activiteiten en welke gebieden in aanmerking komen voor planologische maatregelen gericht op behoud, inpassing en eventueel toekomstig onderzoek in het kader van verdere planontwikkeling. Op detailniveau kan deze kennis veelal pas verkregen worden door inventariserend onderzoek binnen plangebieden. Streven bij de vervaardiging van deze kaart is echter om deze kennis ten behoeve van preventief beleid op hoofdlijnen in beeld te brengen en voor zover mogelijk te detailleren in gebieden waar de meeste ruimtelijke druk op staat. Voor het hele grondgebied wordt aangegeven wat de archeologische waarde danwel verwachting is, waarvoor in de bestemmingsplannen, en op grond van de archeologieverordening nadere beperkende of beschermende voorwaarden en maatregelen er eventueel gelden. De beleidskaart vormt samen met het archeologiebeleid de basis van het door het gemeentebestuur te maken archeologische keuzes inzake onderzoek en selectie bij ruimtelijke ingrepen.
1.1.
Toelichting op de kaarten
Er zijn vier kaarten, geprojecteerd in het Rijksdriehoekstelsel, gemaakt die een overzicht geven van de bestaande kennis over de archeologie van Best. De eerste kaart is de verstoringenkaart (kaartbijlage 3); hierop zijn alle bekende bodemingrepen aangegeven, onderverdeeld naar de achterliggende informatiebron. Op de tweede kaart, de archeologische basiskaart (kaartbijlage 4), zijn de bekende archeologische vindplaatsen aangegeven, onderscheiden naar periode en complextype (soort vindplaats). Sommige vindplaatsen zijn al in de 19e eeuw ontdekt en sommige daarvan bestaan nu niet meer doordat ze verstoord zijn door bouwactiviteiten of afgravingen. Alle vindplaatsen samen bepalen het beeld van onze bestaande, in veel opzichten onvolledige kennis. De kaart heeft het gereconstrueerde fysieke landschap van de gemeente als ondergrond, gemaakt met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), de oude kadasterkaarten en de beschikbare geologische, geomorfologische en bodemkaarten. Dit is gedaan omdat er een sterke relatie is tussen archeologie en landschap, die door deze kaart duidelijk wordt. Mensen gingen niet zomaar ergens wonen. De afstand tot water, de grondsoort en het reliëf bepaalden de keus van
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
7
hun woonplaats. Bij deze kaart is achter in het rapport een catalogus opgenomen (bijlage 1). De archeologische basiskaart geeft tevens de cultuurhistorische gegevens weer, die archeologisch relevant zijn, omdat hier archeologische vindplaatsen in de buurt kunnen zijn of omdat zij zelf (potentiële) vindplaatsen zijn. Het gaat hierbij om bouwkundige monumenten, zoals kerken, molens en hoeven, en landschappelijke elementen, zoals voorden en oude akkers. De derde kaart is de verwachtingen- en waardenkaart van Gilze en Rijen (kaartbijlage 4). Hierop zijn de zones aangegeven waar een kans is op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Daarvoor is allereerst zoveel mogelijk uitputtend geïnventariseerd wat er archeologisch bekend is uit de gemeente Gilze en Rijen. Aan de hand van deze inventarisatie is een veldtoets uitgevoerd waarbij gerezen vragen bij verschillende waarnemingen zijn onderzocht en eventueel opgelost. Daarnaast is op basis van onder meer de geologische en landschappelijke kenmerken van het gemeentelijk grondgebied een model ontwikkeld, op grond waarvan verwachtingen over mogelijk aanwezige archeologie benoemd kunnen worden. De verwachtingen die uit het model voortkwamen zijn aan de gegevens uit de inventarisatie getoetst, hetgeen leidt tot een betrouwbaar instrument voor onderbouwing van toekomstig beleid. De archeologische beleidskaart (kaartbijlage 5) tot slot, is afgeleid van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart, en geeft de ruimtelijke grondslag voor een archeologiebeleid. De archeologische beleidskaart geeft aan welke gebieden in een bestemmingsplan de (dubbel)bestemming archeologie (zouden) moeten krijgen. Deze gebieden zijn onderscheiden in zones of terreinen, waar een op onderdelen verschillend beleid kan worden gehanteerd.
1.2.
Beperkingen van een archeologische beleidskaart
Een probleem bij het ontwikkelen van archeologisch beleid is uiteraard dat zonder een in de bodem ingrijpend – en dus het bodemarchief gelijkertijd verstorend – onderzoek, niet met zekerheid kan worden gezegd wat er in de grond zit. Bij het gebruik van een archeologische beleidskaart moet men zich daarom bewust zijn van de problematiek rond de ontwikkeling van een dergelijk instrument. In een gebied met een hoge verwachting is de trefkans van archeologie hoog. In een gebied met een lage verwachting is de trefkans lager. Een lage verwachting wordt toegekend indien verwacht wordt dat de conservering of de trefkans lager is dan in de omringende gebieden, dit kan zijn omdat een gebied door erosie aangetast is óf door een veel minder regelmatig gebruik van bepaalde delen van het landschap. Een model voor een verwachtingskaart wordt gebaseerd op de huidige archeologische kennis die voorhanden is. Dit betekent dat juist die zaken waar nog weinig over bekend is (zoals de overgang van jagers-verzamelaars naar landbouwers of rituele deposities) buiten het model zouden kunnen vallen. Dit impliceert niet alleen dat dergelijke zaken met onze huidige kennis feitelijk niet in een model te vangen zijn, maar ook dat in gebieden met een lage verwachting juist archeologische waarden aangetroffen kunnen worden waarover nog zeer weinig bekend is. Het hier gepresenteerde model is echter gebaseerd op de huidige stand van zaken en zal dus voor de meeste gevallen gelden. Vanuit archeologisch oogpunt heeft het dus in principe de voorkeur dat wanneer er plannen worden ontwikkeld waarbij het bodemarchief wordt verstoord, die verstoringen met name plaatsvinden in de zones met een lage verwachting. Maar dat betekent niet dat daarmee op die locaties ook automatisch geen archeologisch onderzoek zou hoeven plaats te vinden en geen archeologie aanwezig is. De verwachting is alleen dat er daar minder archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden dan in zones met een hoge archeologische verwachting.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
8
1.3.
Leeswijzer
Als achtergrond bij het gebruik van de archeologische beleidskaart is dit rapport opgesteld. In hoofdstuk 2 en 3 wordt beschreven op welke wijze de inventarisatie is uitgevoerd en hoe het verwachtingsmodel is ontwikkeld. Hoofdstuk 4 gaat over het natuurlijk landschap van Best waarbij ook de archeologische vindplaatsen aan de hand van de bewoningsgeschiedenis van Best worden beschreven. Hoofdstuk 5 tot slot beschrijft de verstoringen die aan het bodemarchief hebben plaatsgevonden en die weergegeven zijn op de verstoringenkaart. In het archeologisch beleidsplan wordt geadviseerd over de vertaalslag van de verschillende archeologische verwachtingen in de onderscheiden verwachtingszones van de gemeente naar beleidsmaatregelen.
1.4.
Dankwoord
Zoals in dit rapport beschreven bestaat het maken van een archeologiekaart uit vele stappen. Wij zijn hierbij door verschillende mensen geholpen. Wij willen hier graag in de eerste plaaats de externe klanbordgroep bestaande uit mevrouw C. van Kronenburg en de heer J. Lips van de ZLTO, de heer L. van den Hurk, de heer H. van Vroenhoven, de heer T. Janssen en de heer J. Vogels van heemkundekring ‘Dye van Best’, de heer D. Roessingh, de heer F. de Kleyn van de Archeologische Verniging Kempen- en Peelland en de heer B. Kohlmann hartelijk danklen voor hun bijdrage. Tevens hebben zij het concept van de archeologiekaart ter controle ontvangen na een eerste presentatie aan de externe klankbordgroep in februari van 2010. Dit concept is vervolgens in een tweede bijeenkomst in april besproken waarbij aanvullingen zijn gegeven en discussie heeft plaats gevonden over de beleidsinvulling. Tot slot dank aan de veel te vroeg overleden William van Herk, beleidsmedewerker archeologie en monumenten van de gemeente Best voor zijn aanstekelijke enthousiasme en kritische blik.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
9
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
10
2.
Inventarisatie van de archeologische en historische gegevens
Om te komen tot een gemeentelijke archeologiekaart voor de gemeente Best, zijn de volgende twee wegen bewandeld. Allereerst is zoveel mogelijk uitputtend, geïnventariseerd wat er archeologisch bekend is uit de tot de gemeente Best behorende kernen en het buitengebied: welke onderzoeken zijn in het verleden uitgevoerd, welke vondsten zijn bekend, welke gebieden hebben een bepaalde archeologische waarde of zijn aangewezen als monument. Deze informatie is verzameld in een database. Daarnaast is op basis van onder meer de geomorfologische en bodemkundige kenmerken van de SRE regio een model ontwikkeld, op grond waarvan verwachtingen over mogelijk aanwezige archeologie benoemd kunnen worden. Uit deze beide, onafhankelijk van elkaar gezette stappen, zijn de archeologische verwachtingen bepaald die in dit rapport beschreven staan. Zij vormen de basis voor de gemeentelijke archeologiekaart. De verwachtingen die uit het model voortkwamen zijn aan de gegevens uit de inventarisatie getoetst, hetgeen leidt tot een betrouwbaar instrument voor onderbouwing van toekomstig beleid.
2.1.
Methode van onderzoek
Voor het maken van de gemeentelijke verwachtingenkaart, is bureauonderzoek uitgevoerd waarbij aandacht is besteed aan de volgende zaken: 1. Landschappelijke kenmerken. Gegevens over het reliëf, bodem, geomorfologie en waterhuishouding geven in samenhang inzicht in de landschappelijke kenmerken van de gemeente. Voor het verzamelen van landschappelijke gegevens zijn topografische kaarten, geomorfologische en bodemkaarten, het Actueel Hoogtebestand Nederland en historische kaarten geraadpleegd.1 2. Archeologische kenmerken. De inventarisatie van archeologische gegevens heeft plaatsgevonden aan de hand van ARCHIS, het archeologische informatiesysteem van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) in combinatie met inventarisatie van archeologische en historische gegevens van amateurarcheologen en archeologische en historische bronnen in lokale en regionale literatuur. 2 3. Gegevens van historische kaarten en literatuur. Aan de hand van historische kaarten en literatuur kan worden bepaald waar in de 16e -19e eeuw, en mogelijk reeds in de Late Middeleeuwen kerken, kastelen, hoeven, wegen, bruggen, schansen, perceelscheidingen etc. lagen. Het gaat om gegevens over de inrichting van het historische cultuurlandschap. 3 4. Verstoringen van het bodemprofiel.4 Voor het bepalen van de omvang en de diepte van verstoringen zijn gegevens over afgravingen, egalisaties en ander grondverzet verzameld en in kaart gebracht. De diepte tot waarop is afgegraven of geëgaliseerd, bepaalt mede of aan een zone geen archeologische verwachting of een lage, middelhoge of hoge archeologische waarde wordt toegekend. 1 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), oude hoogtekaarten, geologische kaart, bodemkaarten en grondwatertrap,
geologische en geomorfologische kaarten en de Aardkundige waardekaart van Noord-Brabant. 2 Bronnen archeologische databases: Archis, CAA, CMA, AMK, IKAW, AMR, CHW. Verder zijn vondstgegevens afkomstig uit het Archeologisch repertorium Noord-Brabant 1999 en van heemkundekring, amateurarcheologen en gemeentelijk archeoloog van Eindhoven, archeologische onderzoeksrapporten en literatuur (gemeenten, SRE, bibliotheek RCE en bibliotheek Archeologisch Centrum Eindhoven). 3 Historische kaarten (1832, 1840, 1905 en later), waaronder ook de Bonnekaarten 1:25.000 (1894-1916), Landinrichtingskaarten 1:10.000, Historisch Grondgebruik Nederland digitaal 50m raster (Alterra), literatuur m.b.t. lokale en regionale geschiedenis, Inventarisatielijsten van (bestaande) kerken, kastelen, kloosters, molens en watermolens tot 1500. 4 Bronnen: ontgrondingenkaart provincie Noord-Brabant, BLOBIS, Bodemloket, Bodemkaart 1:50.000, bodemkaart 1:25.000, geomorfologische kaart 1:50.000, bodeminformatiesysteem gemeente Best, WOZ bestanden gemeente Best, Klic en luchtfoto’s uit de 20e eeuw.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
11
Voor het onderzoek zijn alle archeologische en historische gegevens samengevoegd in een geografisch gerelateerde database en ruimtelijk gekoppeld aan de verschillende digitale bodem- en geomorfologische eenheden. Als basis voor de kaart is de Grootschalige Basis Kaart Nederland gebruikt en de digitale geomorfologische kaart en digitale bodemkaart van Nederland, schaal 5 1:50.000. Alles bij elkaar geven al deze waarnemingen en archeologische onderzoeken een redelijk gedetailleerd beeld van aard, variëteit en kwaliteit van het bodemarchief van Best.
2.2.
Verwerking van de gegevens
Ten behoeve van het opstellen van het verwachtingsmodel is getracht een zo compleet mogelijk overzicht op te stellen van de in het onderzoeksgebied aanwezige archeologische vindplaatsen. In totaal zijn binnen de gemeente Best 29 archeologische vindplaatsen en 29 archeologische onderzoeken bekend (zie ook bijlage 2). In onderstaande tabel zijn de aantallen archeologische vindplaatsen per bron weergegeven. Bron Aantal vindplaatsen ARCHIS (waarnemingen en vondstmeldingen) 27 Archeologische monumenten (AMK) 2 Archeologische onderzoeken 29 Amateurs/heemkundekring 2 Totaal 60 Tabel 1. Overzicht van het aantal archeologische monumenten, vindplaatsen en onderzoeken in Best. De vindplaatsen zijn verzameld in een database, waarmee de archeologische basiskaart is gemaakt. Voor het invoeren van archeologische waarnemingen is gebruik gemaakt van een Access databasebestand van de RCE. Daarin zijn omwille van het overzicht enkele gegevens vereenvoudigd of toegevoegd. De gegevensbestanden zijn zodanig opgezet dat het waarnemingen op verschillende niveaus ontsluit: 1. Vindplaatsniveau: Per vindplaats kunnen verschillende waarnemingen worden ingevoerd. Per waarneming kunnen onder meer worden ingevoerd: inventarisatienummer (het nummer waaronder de waarneming in het betreffende archief opgeslagen is), topografische coördinaten, de wijze van verwerving en documentatiegegevens. Verder vinden we hier ook informatie over de vindplaats zoals gemeente, plaats, toponiem, verstoring vindplaats en opmerkingen. 2. Complexniveau: Hier worden vondst- en/of sporencomplexen vermeld. Opgenomen is informatie over onder andere complextype (van graf tot nederzetting of onbepaald), cultuur, aantal vondsten, datering (van Paleolithicum tot en met Nieuwe Tijd), vondstcategorie en opmerkingen. 3. Landschapsniveau: Vindplaatsen en complexen worden gekoppeld aan de geomorfologische eenheid en bodemsoort (inclusief grondwatertrap) waar ze in voorkomen. Om de beschikbare vindplaatsgegevens te kunnen gebruiken in het verwachtingsmodel zijn de gegevens eerst verwerkt, waarbij ze opnieuw zijn ingedeeld naar datering en complextype. Voor de onderverdeling naar perioden is gekozen voor een zo algemeen mogelijke indeling die in 5 GBKN (Grootschalige Basis Kaart Nederland) Gemeente Best, Stichting GBKN Zuid en Alterra, Wageningen.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
12
belangrijke mate op de indeling van ARCHIS is gebaseerd. Waar dit niet het geval is, is ervoor gekozen de gegevens zoveel mogelijk wel zo in te delen. Dit heeft geleid tot een indeling zoals hieronder is weergegeven. Voor onderhavig onderzoek is een onderscheid gemaakt tussen de volgende archeologische perioden, namelijk; 1. Paleolithicum (300.000 – 9.000 voor Chr.); 2. Mesolithicum (9.000-5.250/4.200 v.Chr.); 3. Neolithicum (4.200 – 1.900 voor Chr.); 4. Bronstijd (1.900 - 800 voor Chr.); 5. IJzertijd (800 - 12 voor Chr.); 6. Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.); 7. Middeleeuwen (450 - 1.500 na Chr.); 8. Nieuwe tijd (1.500 – 1960 na Chr.). Helaas kan een aantal vindplaatsen niet exact op periode gedateerd worden. Voor deze vindplaatsen is de periode 'onbepaald' toegevoegd. Indeling in bovenstaande perioden betekent ook dat een aantal vindplaatsen zijn samengevoegd. Een archeologische vindplaats (waarnemingen, monumenten en vondstmeldingen) kan betrekking hebben op verschillende perioden, bijvoorbeeld IJzertijd en Romeinse tijd. In een dergelijk geval heeft het vindplaatsnummer betrekking op één vindplaats uit de IJzertijd én op één vindplaats uit de Romeinse tijd. Ook kan één vindplaats betrekking hebben op verschillende complextypes (bijvoorbeeld nederzetting en grafveld).
Datering Paleolithicum Mesolithicum Neolithicum Bronstijd Ijzertijd Romeinse tijd Middeleeuwen Nieuwe Tijd Onbepaald Eindtotaal
Complextype Graf, Depot onbepaald
Grafheuvel, Nederzetting, onbepaald Kerk onbepaald Onbekend
1
6 1 2 1
1 2
1
1
2
1
1
1
11
1 1 4 3 2 2 1 3 4 21
Urnenveld
Eindtotaal 1 8 6 8 3 2 3 3 4 38
1
1
Tabel 2: overzicht van het aantal archeologische vindplaatsen onderverdeeld naar complextype en datering in Best. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de verschillende typen vindplaatsen in Best ingedeeld naar periode. Het gaat in totaal om 38 vindplaatsen, die aangetroffen zijn bij veldverkenningen, opgravingen, historisch (archief)onderzoek of toevallig werden gevonden bij niet-archeologisch graafwerk. Op grond van de vindplaatsgegevens kunnen archeologische vindplaatsen worden onderverdeeld in complextype (nederzetting, grafveld, grafheuvel, kerk, etc.). Van een aantal vindplaatsen is dit complextype bekend, van de meeste echter niet. Voor de vindplaatsen waarvan het complextype niet bekend is, is op basis van expert judgement het complextype bepaald. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de meeste bekende vindplaatsen in Best dateren uit het Mesolithicum en de Bronstijd. Van de meeste vindplaatsen is echter niet duidelijk om welke complextypen het gaat. Wat de complextypen van de beschermede archeologische rijksmonumenten betreft gaat het in beide gevallen om begravingen. Monument 249 betreft een grafheuvel uit de Bronstijd, waarvan
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
13
het echter de vraag is of het daadwerkelijk een grafheuvel betreft. Monument 251 betreft een e urnenveld uit de Late Bronstijd-Vroege Ijzertijd, dat deels in de jaren 30 van de 20 eeuw archeologisch is onderzocht. Het terrein lag voorheen in de gemeente Best, maar tegenwoordig is dit grotendeels de gemeente Oirschot. Het terrein ligt tegen de huidige gemeentegrens. De grootste categorie complextype ‘onbekend’ bestaat uit losse vondsten, waarvan de context niet duidelijk is, en die voornamelijk zijn aangetroffen bij veldverkenningen en niet-archeologisch graafwerk. Bij analyse van het vindplaatsen bestand blijkt dat er sprake is van aanzienlijke lacunes in de kennis van de geschiedenis van Best. Sommige perioden zijn nauwelijks onderzocht, terwijl er voldoende aanwijzingen zijn dat deze wel in het gemeentegebied aanwezig zijn, zoals urnenvelden en nederzettingen. Onderzoek in de historische kernen heeft zich beperkt tot een noodwaarneming door de heemkundekring bij de kerk van Best. Recentelijk archeologisch vooronderzoek lijkt daar echter verandering in te gaan brengen. De grootschalige woonuitbreidingen van Best, die voor de komende jaren gepland staan in de plangebieden Dijkstraten en Aarle-Hokkelstraat, gaan gepaard met grootschalige archeologische vooronderzoeken in de vorm van proefsleuven. Zowel in Dijkstraten als Aarle-Hokkelstraat blijken onder de oude akkergebieden en op de (flanken van de) dekzandruggen veelvuldig sporen bewaard te zijn van nederzettingen en grafvelden vanaf de late prehistorie tot en met de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.6 Archeologisch onderzoek dat hier naar verwachting de komende jaren uit zal voortvloeien, zal ongetwijfeld een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis over de bewoningsgeschiedenis en het landschapsgebruik van Best en omgeving.
Tabel 3. Schematische weergave van de verschillende soorten archeologische vindplaatsen die binnen Best zijn aangetroffen. De gegevens uit het bureauonderzoek zijn in samenhang geanalyseerd en beoordeeld. De integratie van landschappelijke, archeologische, historische en historisch-geografische gegevens
6 Mark van der, R., en E.H. Boshoven, 2009: Best Plangebied Dijkstraten, Inventariserend veldonderzoek door middel van
proefsleuven. BAAC rapport A-07.0447; Bink, M., 2010; Best, Aarle-Hokkelstraat, fase 1. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (BAAC conceptrapport A-09.0297, augustus 2010), Den Bosch.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
14
vormen de basis voor het toekennen van een verwachtingswaarde aan een (nader te begrenzen deel) van een gebied of terrein. Aan de hand van vier kaarten wordt de verwachting inzichtelijk gemaakt: de verstoringenkaart, de archeologische basiskaart, de archeologische verwachtingenen waardenkaart en de archeologische beleidskaart (bijlagen 3, 4, 5 en 6 ): Op de verstoringenkaart worden alle mogelijke verstoringen in beeld gebracht: ontgrondingen, saneringen, kabels, leidingen, infrastructuur, nieuwbouwwoningen – en wijken en vergravingen. Op de basiskaart worden alle bekende archeologische vindplaatsen weergegeven op een landschappelijke ondergrond (bodem en geomorfologie) in combinatie met een topografische ondergrond. De nummers verwijzen hierbij naar de catalogus (bijlage 2). Voor de volledigheid worden op de basiskaart ook (cultuur)historische gegevens zoals oude hoeven en gehuchten, getraceerd op basis van historisch-geografisch en historisch onderzoek. De begrenzing van de historische linten en gehuchten is afkomstig van de oudste gedetailleerde kadasterkaarten uit 1832. De derde kaart betreft de archeologische verwachtingen- en waardenkaart, waarop aan de hand van het regionaal opgestelde archeologische verwachtingsmodel zones met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting (historische kern) en archeologisch waardevolle gebieden als vlakken staan aangegeven. De verstoorde gebieden komen op de kaart als zones zonder archeologische verwachting. Op deze kaart staan ook de archeologische onderzoeken aangegeven. De nummers verwijzen hierbij naar de catalogus (bijlage 2). Op de archeologische beleidskaart worden de vastgestelde voorschriften met betrekking tot de archeologische verwachting of waarde per gebied inzichtelijk gemaakt. Deze beleidskaart is de vertaling van het archeologiebeleid naar de bestemming van de gronden en dient als uitgangspunt voor de bescherming van het archeologisch erfgoed binnen de gemeente Best in de bestemmingsplannen en de erfgoedverordening.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
15
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
16
3.
Verwachtingsmodel Best
3.1.
Inleiding
Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de trefkans op archeologie binnen de gemeente Best zijn de landschappelijke en historische gegevens van het bureauonderzoek gecombineerd met de archeologische gegevens afkomstig van alle 21 aangesloten gemeenten van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en verwerkt in één database. Het verwachtingsmodel en de berekening van de kans op archeologie wordt door het gebruik van de archeologische gegevens van een groter landschappelijk aaneengesloten gebied (een zogenaamde archeoregio) betrouwbaarder, zeker wanneer een gemeente zelf nog maar weinig archeologisch onderzoek heeft uitgevoerd. In deze database zijn ook verschillende vindplaatsen verwerkt die vooralsnog niet in ARCHIS geregistreerd waren. Deze vindplaatsen zijn in de afgelopen eeuw aan het licht gekomen, dankzij de inzet van talloze amateur-archeologen tijdens veldkarteringen en inspecties van graafwerkzaamheden (zoals bouwputten, egalisaties en rioolvervanging). Natuurlijk zijn al die vindplaatsen niet even belangrijk. Soms gaat het slechts om een losse vondst van een enkele potscherf. De database is opgebouwd uit de hoofdcategorieën: nederzetting, grafveld, depot en overig. Voor de Middeleeuwen worden verscheidene categorieën toegevoegd. Dit zijn onder andere kerk, kapel, kasteel, (water-)molen en hoeve. Binnen de categorieën is een onderscheid gemaakt in zeker en mogelijk. Het verschil wordt aangegeven door het plaatsen van een ”?”. Categorieën worden zeker genoemd wanneer bij (archeologisch) graafwerk grondsporen zijn aangetroffen. Zij worden ‘mogelijk’ genoemd, wanneer in ARCHIS staat vermeldt dat het een voorlopige categorie betreft. Losse vondsten vallen onder de categorie ‘overige’, tenzij het om vondsten gaat die naar de aard van het materiaal en de vondstomstandigheden tot ‘deposities’ gerekend kunnen worden. De vondsten van de heemkundekringen worden in zijn algemeenheid als ‘overige’ gecategoriseerd wanneer alleen enkele scherven gevonden zijn. Wanneer een vondstmelding een grote hoeveelheid scherven betreft, wordt de betreffende categorie als ‘mogelijk’ aangemerkt. Alle informatie is direct overgenomen uit ARCHIS en van de heemkundekring, wat vondsten én datering betreft.
3.2.
Verwachtingsmodel
De basis voor de archeologische verwachtingen- en waardenkaart van de gemeente Best is het archeologische verwachtingsmodel van de hele SRE-regio. Dit model doet een uitspraak over de meest waarschijnlijke locaties voor bewoning van (pre-)historische samenlevingen. In de regel betreft het kampementen van jager-verzamelaars uit het Paleolithicum en Mesolithicum (en deels Neolithicum) en nederzettingen van landbouwende gemeenschappen ('landbouwers') uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. De basis van het model vormen de algemene verspreidingspatronen van vindplaatsen en de geomorfologische en bodemkundige achtergrond. Hierbij is de verwachting op archeologische vindplaatsen geanalyseerd aan de hand van de verschillende landschappelijke eenheden (geomorfologie en bodem) in het plangebied. De grondwatertrap is hierin buiten beschouwing gelaten, omdat deze door de eeuwen heen sterk aan verandering onderhevig is geweest. Locaties die tegenwoordig erg droog zijn, kunnen in het verleden juist erg nat zijn geweest en omgekeerd.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
17
Om te komen tot een archeologische verwachtingen- en waardenkaart voor de gemeente Best is gebruik gemaakt van de regionale (historische) kennis over de bewoning in de regio en van de 7 archeologische gegevens uit de gehele regio Zuidoost-Brabant (SRE regio ), inclusief de vindplaatsen die vanuit de amateurs en heemkundekringen bijeen zijn gebracht. In totaal gaat het om 4608 vindplaatsen, die aangetroffen zijn bij veldverkenningen, grootschalige opgravingen, historisch (archief)onderzoek of toevallig werden gevonden bij niet-archeologisch graafwerk. De zogenaamde archeologische basiskaart geeft een overzicht van de archeologische vindplaatsen in Best verdeeld naar tijdsperiode. Op grond van de locaties van deze vindplaatsen kunnen de eerste archeologische verwachtingen worden aangegeven. Kennis over de geomorfologische en bodemkundige (inclusief grondwatertrap) kenmerken van de vindplaatsen maakt het verder mogelijk de voorspellingen over de archeologische verwachting modelmatig te onderbouwen waardoor verwachtingen over de archeologische waarde van het hele grondgebied van de gemeente kunnen worden geformuleerd. De archeologische verwachting is daarbij bepaald aan de hand van de relatie tussen de bekende vindplaatsen in de regio en hun landschappelijke context: in vergelijkbare landschappelijke eenheden worden vergelijkbare resten uit dezelfde perioden verwacht. Door extrapolatie van de hoge onderzoeksintensiteit en hoge vondstdichtheid naar minder intensief onderzochte gebieden in de regio kunnen betrouwbare uitspraken over de archeologische verwachting gedaan worden. Het gehanteerde verwachtingsmodel voor het SRE gebied is in bijlage 1 opgenomen en als onderlegger gebruikt voor de archeologische verwachtingen- en waardekaart van Best. In de database van het verwachtingsmodel zijn alle vindplaatsen verdeeld naar hun geomorfologische en bodemkundige ligging in het landschap. Meer dan de helft van alle vindplaatsen uit het SRE gebied is aangetroffen op de dekzandruggen, meestal bedekt door een plaggenpakket. De archeologische verwachting voor dekzandruggen is in deze regio dan ook hoog voor alle perioden. In onderstaande tabellen is de archeologische verwachting per landschappelijke eenheid (bodem en geomorfologie) op basis van de archeologische gegevens verdeeld naar de verschillende tijdsperioden. Daaruit wordt duidelijk dat de verwachting voor Steentijd en latere perioden van elkaar verschilt per landschappelijke geomorfologische en bodemkundige eenheid, alsook per grondwatertrap. Door de voorkomende geomorfologische eenheden met bodemeenheden, grondwatertrappen en met de ligging van de reeds bekende vindplaatsen te combineren, ontstaat een statistisch onderbouwd archeologisch verwachtingsmodel. De bepaling van de verwachtingen is gebaseerd op een berekening waarin per eenheid (bijvoorbeeld dekzandrug met hoge zwarte enkeerdgrond) het percentage vindplaatsen is vergeleken met de oppervlakte van die eenheid binnen het onderzoeksgebied. Als er minder vindplaatsen in een eenheid liggen dan op basis van een evenredige verdeling over het landschap verwacht wordt, dan scoort die eenheid laag. Als er meer vindplaatsen in een eenheid liggen, dan scoort de eenheid middelhoog of hoog. Daarbij is de regel gehanteerd dat een verschil van 0 tot 1 middelhoog scoort en een verschil van 1 of meer hoog scoort. Dit statistisch onderbouwde verwachtingsmodel vormt de basis voor de archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Aangezien de voorhanden zijnde vindplaatsgegevens niet representatief zijn voor het volledige bodemarchief van de regio en de gemeente Best (niet overal is met dezelfde intensiteit naar archeologische resten gezocht), is het model op basis van expert judgement genuanceerd. De bekende landschappelijke, archeologische en historische gegevens van Best zelf en de resultaten van regionaal archeologisch onderzoek zijn gebruikt als toets en om bijstellingen binnen de verwachtingen aan te brengen. 7 Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Best, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond,
Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
18
Uit de tabellen van het regionale veerwachtingsmodel in bijlage 1 is de archeologische verwachtingenkaart voor de gemeente Best opgesteld. Daarbij zijn de verschillende verwachtingen per bodemkundige en geomorfologische eenheid samengevoegd tot een definitieve algemene archeologische verwachting en een verwachting verdeeld naar tijdsperiode. De verwachtingenkaart die uit het model naar voren kwam, is hierna gecontroleerd met de archeologische onderzoeken die in Best zijn uitgevoerd en de belkende archeologische vindplaatsen. Daar waar dat nodig was, is de verwachting handmatig bijgesteld naar hoog danwel middelhoog. Bijvoorbeeld daar waar opvallend veel vindplaatsen aanwezig waren, zoals in het zuiden van Best bij de Oirschotse Heide en het bedrijventerrein waar voorheen de Beste Heide gelegen was. De historische kernen hebben een hoge verwachting gekregen en zijn begrenst op basis van archiefonderzoek en de oudste kadasterkaarten van 1832, waarbij een marge van circa 100 m is aangehouden. De archeologische potentie van de historische gehuchten wordt bevestigd door een dendrochronologische datering van een houten schuur aan de Oirschotseweg 117 in Best 8 dat onlangs bekend werd. Hieruit blijkt dat het houten gebouw een gebint bevat dat gedateerd wordt in 1261.
Figuur 1: zicht op Oirschotse Heide met links de lager gelegen parkeerplaats van Philips Medical. Een terrein wordt tot de categorie archeologisch waardevol gerekend op basis van reeds bekende archeologische waarnemingen. Voor de gemeente Best betreft de zone ten westen van het parkeerterrein van Philips Medical, liggend in de Oirschotse Heide. Op het parkeerterrein zelf ligt een vermeende grafheuvel, die door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als een archeologisch beschermd monument is aangewezen. Het lijkt er echter op dat de vermeende grafheuvel een stuifduin is; de heuvel is half weggegraven waarbij de opbouw duidelijk van natuurlijke ooorsprong
8 K. Leenders, notitie ”Een 13e-eeuws gebint in Best”, 2010.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
19
is.9 Tot voor 2006 waren er twee andere heuvels door de Rijksdienst als monument aangewezen. Deze zijn echter na een actualisatie verwijderd van de kaart en gewijzigd in het huidige monument. Naar aanleiding van een veldbezoek bestaat echter wel het vermoeden dat er nog intacte grafheuvels aanwezig kunnen zijn in het aangrenzende heidegebied, wat voorheen in gebruik was als militair oefenterrein bij defensie. Het terrein is lokaal wel aangetast door het militaire gebruik van de (brede en smalle) paden, maar zichtbaar is nog het natuurlijke relief in het terrein dat duidelijk hoger is gelegen dan het aangrenzende parkeerterrein van Philips Medical.
3.3.
Beperkingen van de kaart
De toepasbaarheid van het archeologische verwachtingsmodel kent enkele belangrijke beperkingen die voornamelijk hun oorzaak vinden in de beperkingen van het model: - Het verwachtingsmodel maakt gebruik van locatiekeuzefactoren die voornamelijk gebaseerd zijn op economische motieven. Het model doet dan ook geen uitspraken over archeologische resten die niet of slechts beperkt gebonden zijn aan bepaalde landschappelijke eenheden. Daarnaast is de ligging van lijnobjecten (zoals [pre]historische wegen en greppelstructuren) slechts in geringe mate gekoppeld aan landschappelijke eenheden. - De kartografische basis voor de archeologische verwachtingenkaart wordt gevormd door een digitale versie van - de geomorfologische en bodemkaart (Alterra 2003). De kaart heeft een schaal van 1:50.000. De schaal van een kaart en de daaraan gekoppelde boordichtheid spelen een belangrijke rol bij de weergave van een gebied. Hoe kleiner het schaalmodel van de kaart, hoe meer de grenzen worden geschematiseerd. Hierdoor treden onzuiverheden in de kaart op en worden bodemkundige eigenschappen van relatief kleine gebieden niet meer weergegeven. Door echter gebruik te maken van de geomorfologische kaart, gedetailleerde bodemkaarten (schaal 1:25.000), historische kaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is het hier gehanteerde verwachtingsmodel een stuk beter onderbouwd dan de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Brabant en de Indicatieve Kaart van Archeologisceh Waarden, die voor Pleistoceen Nederland kartografisch alleen is gebaseerd op de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. - Het verwachtingsmodel is niet van toepassing op archeologische vindplaatsen uit het Midden- Paleolithicum. Door geologische processen is het landschap vooral in het LaatPaleolithicum aan voortdurende veranderingen onderhevig geweest. Uit het huidige landschap kan hierdoor niet of slechts ten dele worden herleid wat gunstige bewoningslocaties waren in het Midden-Paleolithicum.
3.4.
Vergelijking met andere archeologiekaarten
De archeologiekaart van de gemeente Best (de verwachtingen- en waardenkaart en de beleidskaart) geven een sterkere detaillering (schaal 1:10.000) van de grofschalige (schaal 1:50.000) landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De grotere detaillering van de archeologiekaart resulteert voor Best in vergelijking met de IKAW enerzijds in een groter oppervlak van gronden met een hogere verwachting, maar anderzijds leidt het ook tot grotere gebieden zonder verwachting (22 % meer). Omdat de IKAW de bebouwde kommen niet heeft gekarteerd (verwachting is hier onbekend), is het percentage archeologische verwachting hoger geworden. Als we de verschillen in tabel 4 bestuderen, blijkt deze elkaar vrijwel op te heffen. 9 Notitie “Grafheuvels te Best”, opgesteld dootr A. Langhout van de Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
20
Landelijke Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden
Archeologiekaart gemeente Best
Verschil in percentage
Archeologisch monument en 0,003 % 0,05 % + 0,047 % archeologisch waardevol Hoge verwachting 16 % 25 % +9% Middelhoge verwachting 30 % 24 % - 6% Hoge verwachting historische 7% +7% kern Lage verwachting 40 % 20 % - 20 % Geen verwachting (verstoord) 21,95 % + 22 % Bebouwing (verwachting 13 % - 13 % onbekend) Water 1% 2% +1% Tabel 4. Vergelijking van archeologische verwachtingenen waarden in Best (totale oppervlak van de gemeente Best is ruim 3511 ha) Door de grotere mate van detail doet de archeologiekaart van Best meer recht aan de lokale situatie binnen het gemeentelijke grondgebied dan het relatief schematische (indicatieve) kaartbeeld van de IKAW en CHW. De gemeentelijke kaart biedt dus meer zekerheid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeente. Wellicht ten overvloede wordt hier benadrukt dat de archeologiekaart van Best voornamelijk gaat om verwachtingen; zekerheid over de aan- of afwezigheid van archeologische waarden en de aard daarvan kan uitsluitend worden verkregen door middel van archeologisch veldonderzoek. Met de archeologiekaart kan niet worden “ingezoomd” op bijvoorbeeld het niveau van een perceel. Een dergelijk detailniveau is nooit het streven geweest bij de vervaardiging van de gemeentelijke archeologisch verwachtingen- en waardenkaart, dat als doel heeft om een relatief gedetailleerde indicatie te geven van archeologische waarden en verwachtingen, teneinde deze bij wijze van planlogische bescherming in bestemmingsplannen op te kunnen nemen. Binnen de kaders van het primaire doel, de beschikbare financiële middelen en tijd is de voorliggende archeologiekaart op dit moment de meest optimale basis voor archeologische monumentenzorg binnen de gemeente Best. Als vervolgstap bestaat er in de toekomst wel de mogelijkheid om de archeologiekaart als beleidsinstrument verder te detailleren en uit te bouwen. Een dergelijke opschaling naar maatwerk vergt echter een aanzienlijke investering in geld en tijd ten behoeve van aanvullend onderzoek. Het toekomstige archeologische onderzoek in de uitbreidingwijken Dijkstraten en Aarle-Hokkelstraat zal daar ongetwijfeld een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren. Om te voorkomen dat er grote afwijkingen in het kaartbeeld van de archeologische verwachtingen met aangrenzende gemeenten voorkomen, is de archeologiekaart van Best vergeleken met de beschikbare gemeentelijke verwachtingenkaarten van de buurgemeenten. Het archeologisch verwachtingsbeeld lijkt in alle gemeenten redelijk overeen te komen. Bij vrijwel alle gemeenten hebben de hogere dekzandruggen met of zonder esdekken een (middel)hoge verwachting gekregen. Voor de gemeente Oirschot is nog geen archeologiekaart beschikbaar, maar hier wordt hetzelfde SRE verwachtingsmodel gehanteerd. Verder is overleg gevoerd met de gemeente Eindhoven over het afstemmen van de archeologische kaarten. Hier ontbreekt, voor zover bekend is, een gedetailleerd verwachtingsmodel en wordt uitgegaan van een hoge archeologische verwachting voor de hoge dekzandruggen met esdekkken en de bekende archeologische
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
21
vindplaatsen, wat overeenkomt met het model in Best. De archeologische kaarten van de gemeenten Boxtel, St. Oedenrode en Son en Breugel10 zijn verder ook nagelopen en ook hier komt het kaartbeeld goed overeen. Er komen geen opvallende verschillen in het kaartbeeld voor.
Figuur 2. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden van de gemeente Best.
10 Bosman, Leijnse & Roode 2009; Genabeek & Tebbens 2007; Boshoven, Genabeek & Kwakkel 2006.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
22
4.
Karakteristiek van het gemeentelijke bodemarchief
4.1.
Beschrijving van het (historische) landschap
4.1.1. Ontstaanswijze van de bodem11 Het grondgebied van de gemeente Best is gelegen in de Centrale Slenk, een lager gelegen zuidoost noordwest lopend gebied in Midden-Brabant dat langs enkele breuken in de aardkorst (waaronder de Peelrandbreuk van de hoger gelegen Horst) langzaam daalde. Ongeveer 400.000 jaar geleden is het gebied van de Centrale Slenk buiten de invloedsfeer van de grote rivieren (Rijn en Maas) geraakt. Deze rivieren hadden voordien grof en grindhoudend zand afgezet, waarna de Centrale Slenk geleidelijk opgevuld werd met afzettingen van lokale oorsprong. Deze opvulling gebeurde vooral tijdens de glacialen (ijstijden), zodat de afzettingen uit de interglacialen (warme perioden) een ondergeschikte rol speelden. De afzettingen vonden plaats door de wind en door smeltwater in een landschap met een zeer spaarzame begroeiing (toendra). We onderscheiden drie typen afzettingen: Brabantse leem, smeltwaterafzettingen en windafzettingen. Voor de Brabantse leem wordt aangenomen dat deze tot afzetting door middel van smeltwater kwam tijdens de koudste perioden van de ijstijden, toen de bodem permanent bevroren was (permafrost). De daarbij vooral in de zomer vrijkomende grote hoeveelheden smeltwater werden vermoedelijk afgevoerd door een stelsel van ondiepe geulen en beken. De matig fijne zanden die door de wind als afdekkende laag van het pleistocene landoppervlak zijn afgezet in de jongste ijstijd, worden dekzand genoemd. Doordat de vegetatie in deze tijd uit kruiden bestond, ontstond er een zwak glooiend landschap. De vrij lage begroeiing kon maar een relatief dunne laag zand vasthouden. Het landschap was daarmee definitief gevormd voor de latere bewoners. Het aanwezige reliëf, waterhuishouding en zandafzettingen, waren van doorslaggevend belang bij de keuze van de locatie voor woonplaatsen en akkergronden van de latere boeren in de prehistorie en middeleeuwen. In en na de jongste IJstijd is dwars over de in noordelijke richting afhellende zone van de Centrale Slenk een aantal hoge dekzandruggen gevormd, waartussen vlakkere gebieden met al dan niet verspoeld dekzand en leem ontstonden. De ruggen hinderen de ontwatering van de streek en dwingen de beekjes vaak door bepaalde 'poorten' te gaan. In Zuidoost-Brabant bepaalden deze grote zandruggen de loop van de rivieren en beken. In die tijd was de windrichting overheersend westzuidwestelijk, vandaar dat de zandruggen in die richting liggen. Een van de belangrijkste is de Midden-Brabantse Dekzandrug, die in Best onder meer zichtbaar is in de omgeving van de Aarlese Heide (ten zuiden van het Wilhelminakanaal). Deze zandrug is bovenop een oudere bodem afgezet, die in Best voor een groot gedeelte bestaat uit Brabantse leem, die zeer geschikt was voor e e het bakken van stenen. Dit verklaart waarom men in de 19 en 20 eeuw in Best enkele steenfabrieken kende. In de leemlagen worden zo nu en dan resten ontdekt van dieren die hier tienduizenden jaren geleden rondliepen, zoals een mamoetkies bij de steenfabriek “de 12 Leeuwerik”. Landschappelijk gezien kunnen we Best opdelen in drie gebieden: stuifzanden in het zuiden, dekzandruggen met akkers en gehuchten in het midden van oost naar west lopend, en tot slot in het noorden laaggelegen gronden met grasland en bos. Best kent daardoor ook een groot 11 12
Broertjes 1990; Coenen 2000, p. 9-10, Leenders 2007. Coenen 2000, p. 10.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
23
hoogteverschil. Het maaiveld binnen de gemeente varieert van ruim 20 m +NAP in het zuidoosten tot 10 m +NAP in het noorden bij de grens met Sint Oedenrode. In het zuiden van de gemeente, op de Aarlese Heide, treffen we in westzuidwestelijke richting de Midden-Brabantse Dekzandrug aan met daarop stuifzandgebieden. Langs de oude weg van Hilvarenbeek en Diessen over Oirschot en Best naar Nijnsel bij Sint-Oedenrode vinden we de oudst ontgonnen kernen: Aarle en Best, met daaromheen een reeks vermoedelijk merendeels jongere gehuchten. Deze zone met dekzandruggen en nog al wat enkeerdgronden wordt ontwaterd door een reeks kleine beekjes die op de flank van de zuidelijke rug beginnen. Er zijn slechts twee 'doorgaande' beken: de Beerse in het westen en de Dommel in het oosten. Ongeveer op de grens tussen Best en Son liep het beekje geheten de Eckensrijt of Ekkersrijt, evenwijdig aan de zuidzijde van de Midden-Brabantse Dekzandrug. Oorspronkelijk moeten er meer beekjes hebben gestroomd, waaronder een beek vanuit het buurtschap Aarle in noordelijke richting. Vanuit het oudontgonnen gebied is men later in de middeleeuwen en opnieuw vanaf ca. 1750 zuidwaarts en vooral noordwaarts gaan ontginnen. Met name de zuidwaartse ontginningen tekenen zich scherp af tegen de heide, maar ze zijn vrij beperkt van omvang. De beekjes ontsprongen op de hogere zandruggen, waar stuifzand ontbrak. Deze bodem was heel geschikt voor landbouw, wat ook de ligging van vrijwel alle middeleeuwse gehuchten in Best op deze gronden verklaard. Een groot deel van deze beekjes ontbreekt echter op de geomorfologische kaart en in het huidige landschap. Ten noorden van deze dekzandrug ligt een veel lager gebied dat bestaat uit verspoelde dekzanden met een lemige ondergrond. Het gebied moet vaak onder water hebben gestaan, waardoor erosie optrad. Door deze erosie is een deel van de dekzandrug verspoeld, en zijn de beekdalen grotendeels verdwenen. Enkele van de beekjes die de flank van de zuidelijke rug ontwateren lijken hier in het niets te verdwijnen: ze hebben er niet vanouds een duidelijke loop. In Best wordt een groot gedeelte van dit gebied aangeduid als Besterbroek, wat duidt op moerassige grond. De laaggelegen gronden waren niet altijd geschikt voor de akkerbouw, maar wel als weide en hooiland. De grond is hier en daar sterk leemhoudend, terwijl andere delen veen bevatten. Met name de natte leemhoudende gronden bleken later zeer geschikt te zijn voor de aanplant van e populieren, waarvan sinds de 17 eeuw klompen gemaakt werden. De natuurlijke ondergrond wordt in grote delen van de gemeente Best geaccentueerd door de aanwezigheid van plaggendekken, de zogenaamde enkeerd- of esdekgronden. Deze gronden liggen meestal als relatief hoge, langgerekte ruggen in het landschap in de nabijheid van de oude bewoningskernen en op de overgang van hoog naar laag (nat naar droog). Ze zijn het resultaat van een eeuwenlange plaggenbemesting van akkers op de voedingsarme hogere dekzandgronden waardoor deze kunstmatig zijn opgehoogd. In tegenstelling tot het huidige wisselende grondgebruik in de landbouw werd het gebruik van akkers en weilanden in de Middeleeuwen niet afgewisseld. Materiaal uit de potstal, bestaande uit een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel en heideplaggen, werd eeuwenlang over de akkers uitgestrooid. Door het geaccidenteerde uiterlijk worden ze aangeduid als hoge of bolle akkers. Door een geleidelijke ophoging van de (post)middeleeuwse akkergronden worden archeologische resten beschermd tegen moderne landbouwmachines die met een gemiddelde ploegdiepte van 40 cm niet tot in het sporenniveau doordringen. Doordat de hogere dekzandruggen in Brons-, IJzer- en Romeinse tijd en waarschijnlijk ook nog in vroege en volle Middeleeuwen een aantrekkelijke bewoningslocatie vormden, hebben esdekgebieden een hoge archeologische verwachting. Opgravingen in esdekgebieden in de regio hebben de afgelopen decennia aangetoond dat deze esdekken meestal uitgestrekte prehistorische landschappen afdekken.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
24
Figuur 3. Het bodemarchief is het resultaat van opbouw en vooral ook heel veel afbraak. Van alles wat de bewoners van een gebied ooit hebben gebouwd, gegraven, verloren, weggegooid en begraven is maar een klein deel overgebleven in de grond. Het hangt erg van de aard van de resten en van de plaatselijke omstandigheden af, hoe goed resten zijn geconserveerd.
4.1.2. Het historische landschap13 Een groot gedeelte van Best bestond in het zuiden uit hooggelegen uitgestrekte heidevelden en in het noorden uit laaggelegen hooilanden en moeras. De gehuchten gaan terug op middeleeuwse hoeven, die de kleinschalige ontginningen ter hand hebben genomen. Op de hoogste delen van de heidevelden kwamen zandverstuivingen voor. Met name het gebied tussen Best en Acht en nabij de grens met Son stond hierom bekend. 13
Broertjes 1990; Coenen 2000, p. 9-10, Leenders 2007.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
25
De akkerlanden en weilanden lagen in de nabijheid van de gehuchten Aarle, Naastenbest en Verrenbest. Op de akkers verbouwde men voornamelijk rogge, boekweit, haver en gerts. Langs de percelen werden houtwallen aangeplant. Het hout kon gebruikt worden om te stoken, om paaltjes van te maken, voor vlechtwerk van de lemen wanden, als boonstaak, schopsteel of andere doeleinden (geriefhout geheten). Op de erven van de huizen stonden fruitbomen en eikenbomen die gebruikt konden worden bij herstel van houtwerk in het huis. De gehuchten lagen dan ook in een bosrijke omgeving. Als regel werd een stukje bouwland bij de huizen als moestuin gebruikt voor de teelt van groenten. Vaak werd ook een stukje grond gebruikt voor de teelt van hop. In de laaggelegen akkers groeide de hop erg goed en hopteelt kwam hier dan ook veelvuldig voor. Naast de talrijke bomen moet het landschap in het noorden van Best hierdoor een bijzonder groen karakter hebben gehad ten opzichte van het droge en dorre zuiden van Best.
Boxtel Sint-Oedenrode
Son en Breugel Oirschot
Best
Figuur 4.Topografische kaart van Best uit 1930. De heide vervulde een belangrijke functie in het agrarische systeem van de nederzettingsgemeenschappen, die deel uitmaakten van de gemeynt. De boeren van Aarle en Best haalden op de heidevelden strooisel (gras), plaggen, heidemaaisel en zand, die als ondergrond dienden voor de stallen. Daar werden ze vermengd met de uitwerpselen van het vee. De resulterende mest werd uitgereden over de akkers. Vee liet men grazen in moerassige gebieden; daar mocht men geen mest rapen! Het afplaggen van de heide en de roofbouw van organisch materiaal leidde er toe, dat er in de Late Middeleeuwen op een aantal plaatsen
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
26
zandverstuivingen ontstonden. Toponiemen zoals Zandaardbuiten en Bulthoef, welke gelegen zijn op de grens van het oude cultuurland en de woeste gronden, herinneren nog aan die tijd. De zandverstuivingen vormden een bedrieging voor de akkers bij de Vleut. Om te voorkomen dat door het afplaggen van de heide nieuwe stuifduinen ontstonden, werd de bevolking van Best zo nu en dan ingeschakeld om de duinen met bomen te beplanten. Het belang van de heide blijkt ook uit de schapenteelt (wol, vlees, melk en stalmest) en het houden van bijen (honing als enige zoetstof toen er nog geen suiker was) en bijenwas voor verlichting (kaarsen) en andere doeleinden. De laaggelegen percelen waren leemhoudend. Hier en daar lagen veldovens waar de ter plaatse gestoken leem werd verwerkt tot stenen. Blijkbaar had men al in een vroeg stadium (16e eeuw) door dat deze natte gronden geschikt waren voor de teelt van bomen (wilgen en eiken) op dammen. Tussen 1790 en 1840 blijkt er in Best een intensieve bebossing te hebben plaatsgevonden, meer nog dan een ontginning tot weiland. De massieve bossen zullen voornamelijk uit dennen hebben bestaan ten behove van bouwmateriaal, terwijl rond de weidepercelen populieren stonden voor de klompenindustrie. Best werd een groot populierencentrum. In het oosten van ons detailgebied werden gemeynten tot populierenland (dennenbos of weiden met bomen) ontgonnen. Rond Tregelaar werden de bestaande beemden met bomen omgezet in bossen met restperceeltjes, maar werd niet bij-ontgonnen. Op veel plaatsen in het noorden van Best vallen heel wat ovale 'kampen' op, omdat ze door een brede rand met bomen omgeven zijn. Dit zijn de resultaten van het voorpootrecht van 1447, dat in 1696 tot plicht geworden was. Aan de hand van deze kampen valt de voortgang van de ontginning min of 14 meer af te lezen. Door modernisering en schaalvergroting in de landbouw, door verdroging vanwege ontwatering en door ingrepen van de ruilverkaveling is het landschap drastisch gewijzigd. Het onderscheid hooglaag dat in het bodemgebruik akker - wei tot uiting kwam, ging grotendeels verloren. Uitbreiding van woonwijken, bedrijfsterreinen en infrastructuur zorgde er verder voor dat de landschappelijke indeling van Best volledig verdween. Alleen het noordelijke open gebied met z’n populieren is nog enigszins in het hedendaagse beeld terug te vinden.
14 Leenders 2000.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
27
e
Figuur 5. Detailkaart uit de 18 eeuw van Best (naar Caart figuratief van de Baronie van Boxtel en Heerlijkheyt Liempde met de Steenweg van de Stadt 's-Hertogenbosch tot Best. en alle andere Straaten en Weegen, Benevens de Rivieren, Castelen, Heeren Huyzen &c Dienende tot een Proef van een geheele Nieuwe Landtcaart van de Uitgestrekte Meyerye van 's-Hertogenbosch. met groote moeytens en Costen te samen gesteld door Hendrik Verhees.Geadmitteerd Landmeeter tot Boxtel.J.Hulk fec.) (Bron Brabant Collectie Universiteit Tilburg).
4.2.
Beschrijving van de bewoningsgeschiedenis15
Geordend naar archeologische periode geven we een kort overzicht van de dichtheid en variëteit in archeologisch belangwekkende vindplaatsen en bijzondere vondstgroepen in de gemeente Best en geven we een beschrijving van de bewoningsgeschiedenis welke mede is gebaseerd op regionaal archeologisch onderzoek.
15
Zie ook bijlage 2: vindplaatsencatalogus gemeente Best
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
28
4.2.1. Paleolithicum of Oude Steentijd (ca. 300.000 – 9.000 voor Chr.) en Mesolithicum of Midden-Steentijd (ca. 9000 – 5.250/4.200 voor Chr.) De eerste mensen die hun sporen in Best hebben achtergelaten, dateren van zo’n 10.000 jaar voor Chr., het laat-Paleolithicum. De vondsten tonen aan dat het toenmalige toendralandschap werd bevolkt door samenlevingen van jagers en verzamelaars die het best herkenbaar zijn aan hun typische en veelsoortige vuursteengebruik. Omdat de ondergrond het gehele jaar door bevroren bleef, kon in het voorjaar de gesmolten sneeuw slecht in de grond zakken. Hierdoor had het oppervlak tijdens de zomer het karakter van een modderpoel. In warmere perioden was het land beter begaanbaar en groeiden hier de eerste bomen: de den en de berk. Er leefden verschillende groepen in Noordwest-Europa die leefden van de jacht op groot wild en het verzamelen van voedsel. Vooral rendieren waren gewild, maar men ving ook vis en verzamelde eetbare wortels. Deze jagers leefden in tijdelijke kampen toegespitst op een rondtrekkende leefwijze. Vooral tussen 10.000 en 9000 voor Chr. was er in Noord-Brabant enige bewoning door nomaden die plaatsen bewoonden langs de trekrouten van de rendieren. De kleine nederzettingen lagen meestal in de nabijheid van vennetjes of waterlopen. Omstreeks 9.500 jaar geleden verbeterde het klimaat geleidelijk, waardoor de schaars beboste toendra van het einde van de laatste ijstijd plaats maakte voor een steeds dichter begroeid boslandschap. Aanvankelijk maakten berken en dennen het merendeel van de boomvegetatie uit. Onder invloed van de klimaatswijziging veranderde ook de dierenwereld. De mens zag zich genoodzaakt deze nieuwe voedselbronnen aan te spreken, wilde hij overleven. Voortaan was hij aangewezen op dieren die verspreid of in groepjes het woudlandschap bevolkten. Naast deze jacht op klein wild en visvangst, leverde het verzamelen van wortels, wilde gewassen en vruchten een belangrijk aandeel in de voedselvoorziening. Dit had grote gevolgen voor het nederzettingspatroon van de mens, aangezien hij niet langer over grote afstanden hoefde rond te trekken om in zijn onderhoud te voorzien, want voedsel was alom aanwezig in een dergelijk landschap. Mensen uit deze perioden wonen in semi-permanente nederzettingen en kennen nog geen aardewerk. Werktuigen worden gemaakt van vuursteen en Wommersomkwartsiet, bot en plantaardige materialen (hout, riet etc.). De werktuigen van vuursteen waren kleiner dan voorheen. Deze kleine werktuigen (zgn. microlithen) waren kenmerkend voor de Midden-Steentijd. Belangrijke vondsten uit deze periode zijn gedaan bij St. Oedenrode en Nijnsel. Bij Nijnsel werden grondsporen gevonden van hutten, die deels in de grond waren ingegraven. In Best hebben vooral in de huidige heidegebieden op verschillende plaatsen mensen rondgezworven/gebivakkeerd. De duinengordel die samenhangt met de zuidflank van de MiddenBrabantse dekzandrug in het zuiden van Best zit vol met vindplaatsen uit de Steentijd: van jong Paleolithicum tot laat Neoliticum en later Bronstijd. In de jaren 50 werden de eerste vondsten hier in Best gedaan door amateurs als de heren Groels en Rijnders. In 1960 werd nabij het Langven door A. Böhmers namens het Biologisch-Archeologisch Instituut uit Groningen een archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij stenen krabbers, mesjes, klingen en vuursteenafval uit de Oude en vooral de Midden Steentijd werden aangetroffen. 16Op de Aarlesche Heide, tegenwoordig in en rond de daar gelegen waterplas ten noorden van de Ploegstraat, werden in 1966 ook vondsten uit het 2 Mesolthicum gedaan bij een opgraving van ca 370 m .17 Toen bestond het gebied nog uit heide
16 17
Archis 37292: Bohmers, A., 1961: Best, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 57, *241. 14 Price, D.T. 1975 (p.416)., in: Mesolithic Settlement Systems in the Netherlands (diss.).
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
29
met vliegdennen en plaatselijk zandverstuivingen. 18 Iets noordelijker nabij de Batafabrieken werd ook een concentratie van mesolithische vuursteenartefacten en afslag gevonden.19
Figuur 6. Pijlpunten en schrabbers uit het Mesolithicum, die gevonden zijn op de Aarlese Heide (Coenen 2000, p. 10).
In de huidige gemeente Best zijn bovendien een aantal belangwekkende vondsten aangetroffen die toe te schrijven zijn aan jagers/verzamelaars die dit gebied bevolkten in de Midden Steentijd. Op de Oirschotse Heide (huidige defensieterrein), net ten oosten van het Philipscomplex, zijn in 1957/58 en later in 1983/84 jachtkampen aangetroffen en deels opgegraven die dateren uit het Midden en Late Mesolithicum. De vindplaats is jarenlang in gebruik geweest als crossterrein, waardoor vuursteenconcentraties aan het oppervlak kwamen. Deze vindplaats, Oirschot V geheten, heeft een 2 oppervlak van ca. 12.000 m en bevat tientallen vuursteenconcentraties en haardplaatsen die toe te schrijven zijn aan jachtkampjes, tijdelijke verblijfplaatsen van jagers en verzamelaars in dit gebied. Vanwege de aanwezigheid van opvallende grote hoeveelheden Wommersomkwartsiet, dat vooral in de Midden-Steentijd, werd gebruikt, konden de meeste werktuigen aan die periode worden toegeschreven. 20 In de jaren 80 werd binnen deze bekende vindplaats een crematiegraf (ca. 2,5 x 1 m) ontdekt bij opgravingen door de Universiteit van Amsterdam, waarvan het houtskool 14 C-gedateerd werd: 7790 ± 120 BP (GrN-14506). In 1999 werden de crematieresten via een verbeterde methode onderzocht en kwam men tot de conclusie dat het gecremeerd botmateriaal 8320 jaar oud was. 21 Waarschijnlijk zijn de crematieresten na verbranding van het lijk, verzameld en gedeeltelijk in de kuil begraven. Crematiegraven zijn ongewoon voor het Mesolithicum; meestal gaat het om begravingen. In WestEuropa zijn slechts enkele Mesolithische vindplaatsen bekend met menselijke crematieresten. Net buiten de huidige gemeentegrens op de Aarlese Heide ten zuiden van de weg Erica, ligt een archeologisch terrein van zeer hoge archeologische waarde,22 dat te danken is aan de aanwezigheid van onder meer een urnenveld uit de late prehistorie, maar ook aan de ontdekking van vuursteenconcentratie uit het Mesolithicum en zelfs aardewerk uit het Neolithicum. Het terrein is verstoord door rabatten, die hier in de jaren '30 zijn aangelegd en door archeologisch onderzoek in 1933 en 1934, en door verploeging naderhand.23
18 Archis 37297/29836/29838/29817: Beex, G., 1966: Oirschot, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige
Bond 62, 88*. 19 Archis 29826. 20 Arts, N., 1988: Best, Oirschot V, in: Archeologische Kroniek van Noord-Brabant 1983-1984, Waalre 1988, p. 13-15.
Archis 37327: Arts, N. & M. Hoogland 1987: A Mesolithic settlement area with a human cremation grave at Oirschot V, Municipality of Best, the Netherlands, Helinium 27, 172-189. lanting & Van der Plicht 1997/1998, 148. 22 Beschermd monument 251/51B-001. 23 Beex, G. 1966: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 64; Beex, G. 1979: Overzicht van de archeologische vondsten in de voormalige gemeente Woensel , in: W.H.A. Renders (red.), Bijdragen tot de geschiedenis van Woensel, 7-12; Bursch, F.C. 1942: Onze urnenvelden, Oudheidkundige Mededeelingen uit het Rijksmuseum van 21
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
30
Nabij de hoek De Leeuwerikstraat – Spinnerstraat in Naastenbest werden eveneens vondsten gedaan die wijzen op de aanwezigheid van jagers en verzamelaars in deze omgeving gedurende het Mesolithicum. Een klein aantal vondsten dateert uit de Oude Steentijd.24 Een deel van de vondsten is verzameld in de periode 1972-1980. Er werden daarbij ook vondsten gedaan uit latere perioden: vuurstenen pijlspits (Neolithicum) en een glazen kraal met spinsteen uit de IJzertijd/Romeinse tijd.
Figuur 7. Impressie van een kampement uit de Midden-Steentijd, waarvoor ook in Best aanwijzingen zijn gevonden. Vindplaatsen uit de Oude- en Midden-Steentijd bestaan uit een strooiing van (vuur)stenen artefacten en afval, de doorsnede van zulke vindplaatsen is meestal minder dan 20 m. Feitelijk kan een stuk bewerkt vuursteen al als een site worden beschouwd. Mogelijke grondsporen zijn ondiep en door de ouderdom al grotendeels vervaagd. De interpretatie van de paleolithische en mesolithische vindplaatsen in Noord-Brabant is heel moeilijk omwille van de post-depositionele processen, zoals landbouwactiviteiten, bioturbatie en zandverstuivingen. Het merendeel van de vindplaatsen uit het Paleolithicum en Mesolithicum in het oosten van Noord-Brabant en Midden Limburg komt voor op ruggen en terrasranden met een goed drainerende ondergrond van dekzanden in de nabijheid van een waterbron (ven, meer, rivier of afgesneden meander). In deze zogenaamde gradiëntzones, de overgangen tussen de hogere en drogere delen en de lagere en nattere delen, had de mens de verschillende natuurlijke bestaansbronnen op een zo kort mogelijke afstand binnen bereik. De iets hogere delen rondom beken, vennen en plassen waren daarom waarschijnlijk de landschappelijk meest gunstige bewoningsplaatsen. Bij de locatiekeuze nabij open water lijkt er een voorkeur te zijn geweest voor de (zuid)oostelijke flank van dekzandruggen in verband met de overheersende (noord)westelijke winden. Waarschijnlijk waren er ook in en nabij 25 rivier- en beekdalen nederzettingen die later zijn geërodeerd of afgedekt met sedimenten. Het betreft steeds uitsluitend tijdelijke kampementen die enkele dagen tot enkele weken bewoond zullen zijn geweest. De opgraving te Milheeze-Stippelberg laat zien dat de vondstniveaus uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum verschillen. De materiële resten van de laat-paleolithische Federmesser-traditie worden aangetroffen onder, in en juist boven de Usselo-bodem, een vuilgrijze laag met kleine stukjes houtskool, die door de inwerking van planten ontstond gedurende een Oudheden te Leiden 23, 48-77; Willems, W. 1936: Een bijdrage tot de kennis van de vóór-Romeinse urnenvelden in Nederland, Maastricht, 93-120. 24 Archis 29952 en 14339. 25
Deeben & Rensink 2005, p. 186-187.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
31
relatief warme periode (circa 11.500-9500/9000 voor Chr.) tijdens de laatste ijstijd. Zowel Ahrensburg- als de vroeg-mesolithische vondstniveaus bevinden zich in het dekzand (Jong Dekzand II) boven de Usselo-bodem. De afdekking van laatstgenoemde sites wijst er ook op dat 26 nog gedurende het Preboreaal dekzand is afgezet. Steentijdresten in het pleistocene gebied zijn het best bewaard gebleven onder deze lokaal voorkomende deklagen, zoals onder stuifzanden maar ook onder esdekken. Evenals de esdekken hebben de stuifzandgronden de oorspronkelijke pleistocene ondergrond afgedekt waardoor mogelijk waardevolle steentijdsporen bewaard zijn 27 gebleven.
4.2.2. Neolithicum of Nieuwe Steentijd (ca. 4.200 – 1.900 voor Chr.) Een van de slechtst bekende perioden uit de voorgeschiedenis van de Noord-Brabantse zandgronden ligt tussen ongeveer 5300 en 2000 voor Chr. Lang is verondersteld dat ergens in het begin van deze periode de leefwijze van jagen en verzamelen (de Midden-Steentijd) plaats maakte voor die van een op landbouw en veeteelt gebaseerd bestaan (de nieuwe Steentijd ofwel het Neolithicum). Deze overgang wordt aangeduid als de 'Neolithische revolutie', wat een snelle, drastische verandering verondersteld. Van een dergelijk snelle verandering kan op de Brabantse zandgronden geen sprake zijn geweest. Er worden steeds vaker aanwijzingen gevonden die pleiten voor een zeer geleidelijke overgang, waarbij gedurende de eerste duizend jaar zelfs, slechts sprake was van wederzijdse contacten tussen de jagers en verzamelaars op de Brabantse 28 zandgronden en de boeren op de Limburgse en Belgische lössgronden in het zuidoosten. Ergens tussen 4000 en 2000 voor Chr. veranderde de mens dus zijn manier van bestaan. Tijdens het begin van deze periode leefden deze boeren alleen nog op de vruchtbare lössgronden van Zuid-Limburg. Ergens na 3000 voor Chr. koloniseerden ze ook de Noord-Brabantse zandgronden. Vanaf dat moment ging hij in steeds grotere mate voorzien in zijn voedselbehoefte door het houden van vee en het verbouwen van voedsel. De mensen bouwden voor het eerst duurzame houten huizen en gaan in de directe nabijheid wonen van hun vee, akkers en moestuin. Als gevolg van het toepassen van landbouw en veeteelt werd de mens gebonden aan een vaste plek in het landschap, in plaats van rond te trekken tussen tijdelijke kampementen. De eisen aan een permanente nederzettingslocatie waren tevens afwijkend dan in de periode daarvoor, aangezien er behoefte ontstond aan akkers en weidegronden. De neolithische vindplaatsen worden daarom vaak op of nabij de wat hogere gronden met meer vruchtbare bodems aangetroffen. Op weggekapte stukken in het bos werd graan geteeld en op de graslanden in de beekdalen hoedde men wat schapen en geiten. Als de akkertjes onvruchtbaar werden, richtte men een nieuwe akker in. Verder wordt aardewerk nu gebruikt voor een groot deel van het huishoudelijke vaatwerk en werden stoffen geweven met behulp van een weefgetouw. Aan het eind van het Neolithicum ontstaat ook een grafgebruik waarbij sommige personen onder een ronde aarden heuvel (grafheuvel) worden begraven. De vondsten van vuurstenen werktuigen en aardewerk, die bij het archeologisch monument net buiten de gemeentegrens op de Aarlese Heide zijn gedaan, wezen al eerder op bewoning van de eerste boeren in het zuiden van Best. 29 Het sterk verbrokkelde aardewerk wat hier is aangetroffen was versierd met rietindrukken, vinger- en nagelindrukken en spatels. Waarschijnlijk is een van de potten gebruikt als urn, aangezien een stukje verbrand achterhoofdsbeen werd gevonden bij de
26 27 28
Deeben & Arts 2005, p. 142 en fig. 7.3; Deeben e.a. 2006, p. 12-13; Berkvens, R. & N. Arts 2003, p. 14-17 Vos, P. & P. Kiden, 2005, p. 14-15. Berkvens & Arts 2003, 19.
29 Beschermd monument 251/51B-001.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
32
scherven. Het aardewerk wordt gedateerd in het laatste deel van de Nieuwe Steentijd. 30 Ten oosten van dit archeologisch monument op de Aarlese Heide en ten zuiden van Batadorp werden in 1976 diverse stenen werktuigen gevonden.31 Ook in het huidige centrum van Best, op en rond de oude Kerkakkers (Naastenbest), vinden we vondsten die duiden op bewoning. Het gaat onder meer om een complete vuurstenen pijlpunt uit het Neolithicum32, een vuurstenen geslepen bijl met kapsporen33 en een vuurstenen pijlspits.34Opmerkelijk bij al deze vondsten is dat overblijfselen uit de Nieuwe Steentijd vrijwel uitsluitend werden aangetroffen op de zuidzijde van de MiddenBrabantse dekzandrug, met name aan de zuidzijde van het stuifzandgebied in de nabijheid van de Ekkersrijt. Vuursteen werd in deze periode vaak aangevoerd vanuit de Zuid-Limburgse kalksteengebieden, waarin veel goede vuursteen voorkomt. Maar ook uit gebieden als Frankrijk en Duistland. Zowel de ruwe grondstof als gereed zijnde werktuigen, waaronder gepolijste bijlen werden verhandeld. Vaak zijn de stenen messen en bijlen ware kunstwerkjes. Vermoed wordt dat sommige bijlen en messen niet eens zijn gebruikt, maar geofferd werden aan de (natuur)goden. Er worden in deze regio nogal eens prachtige ongebruikte bijlen ontdekt in een moerasgebied. Zo zijn in Best nabij de Ekkersrijt op een en hetzelfde perceel twee vuurstenen bijlen en een schrabber gevonden. 35 H. Bekx uit Son vond hier in 1968 een bijzonder mooi en gaaf ovaal bijltje van lichtgrijze vuursteen. In hetzelfde jaar meldde Jac. Babin, leerling van de kweekschool te Eindhoven, dat op hetzelfde perceel, maar reeds enkele jaren eerder, een stenen bijltje was gevonden van donkergrijze vuursteen, waarvan het snijvlak was afgebroken.36 Op de Achtse Heide eveneens nabij de Ekkersrijt, werd tijdens het aardappelrooien ook een vuurstenen bijl gevonden in een laaggelegen vlakte nabij een beekdal.37 Ook bij het archeologisch monument, net over de grens, werden twee vuurstenen bijlen aangetroffen bij archeologisch onderzoek in de jaren 30. Tenslotte werd in 1972 bekend dat wijlen de heer Reckman rond 1930 een stenen bijl met ovale doorsnede had gevonden die was vervaardigd van bruin-grijze vuursteen.38
4.2.3. Bronstijd en IJzertijd (ca. 1.900 - 12 voor Chr.) Gedurende de Brons- en IJzertijd werden steeds meer bossen ontgonnen en werden akkertjes aangelegd. Na het verlaten van deze akkertjes gingen ze soms verstuiven. Ook het vee tastte het bos aan omdat ze de jonge aanplant kaal vraten. Hierdoor kreeg de heide kans zich te ontwikkelen, waardoor op den duur uitgestrekte heidevelden ontstonden, dezelfde die nog voorkwamen in het begin van de vorige eeuw. Ook zandverstuivingen traden toen op. In de Bronsen IJzertijd werd de sedentaire agrarische levenswijze voortgezet, waarbij veeteelt en akkerbouw een grote rol speelden. De kennis van metaalwinning en bewerking van brons en ijzer voor wapens, sieraden en werktuigen komt in zwang, maar veranderde de vraag naar vruchtbare akkergronden niet. Metalen voorwerpen, zoals bronzen bijlen en speerpunten, waren kostbaar, omdat ze vanuit Frankrijk en Groot-Brittanië werden geïmporteerd.
30 Arts, N., 1975: Aardewerk met rietindrukken en andere versieringen uit Best, in: Brabants Heem 1975, p. 147-149. 31 Beex, G., 1976: Verslag van de provinciaal archeoloog, in: Jaarverslag van de ROB 1976, p. 105. 32 Archis 14340. 33 Archis 29829. 34 Archis 14339. 35
Archis 29822: Beex, G. 1968: Best, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 64, 44.
36 Coenen 2000, p. 13.
Archis 200075: Arts, N & T. de Jong, 2001: Archeologische vondsten. Vuurstenen bijl uit Best, Nieuwsbrief Archeologie Kempen- en Peelland, 5 (3), 11. 38 Coenen 2000, p. 13 en Beex, G. 1972: Best, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond , 40. 37
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
33
Figuur 8. Woonstalboerderij zoals deze er in de Bronstijd uitzag (Archeon Alphen a/d Rijn). Bewoningssporen uit de Bronstijd zijn betrekkelijk zeldzaam in onze streken. Nederzettingen uit de Brons- en IJzertijd waren bekend van de Hooidonkse akkers bij Son en uit Sint-Oedenrode. In 2006-2008 werd net ten oosten van Best, nabij Knooppunt Ekkersrijt echter een bijzonder grote 39 nederzetting uit de Bronstijd opgegraven. In totaal werden meer dan twintig huisplattegronden opgetekend uit de Midden- en Late Bronstijd (ca. 1500-800 v. Chr). De jongste bewoningssporen dateren uit de vroege ijzertijd (circa 800-600 jaar v. Chr). Nabij de huizen waren dierbare overledenen begraven in grafheuvels, urnen of onder ‘dodenhuisjes’, een constructie van vier palen rond de gecremeerde en begraven resten. Op de erven stonden verspreid over het terrein meer dan zestig ‘spiekers’ (opslagschuurtjes) en andere bijgebouwen. In en bij de huizen lagen kuilen, waarin voorraden koel bewaard konden worden. Een dergelijk grootschalig opgezette nederzetting is in Zuid-Nederland nog niet eerder aangetroffen. Vergeleken met de Bronstijd, komt er in de IJzertijd in Noord-Brabant veel menselijke bewoning voor. Ook de nederzettingen worden groter, soms ontstonden er kleine dorpjes. De Late Bronstijd tot Midden IJzertijd is een periode die zich kenmerkt door de zwervende erven rondom plaatsvaste grafvelden. Grote woonstalboerderijen verrijzen naast de akkers, met spiekers (kleine voorraadschuren) om granen en andere landbouwproducten in op te slaan. Deze erven beslaan een oppervlakte van circa 40x40 m. Vanwege de verspreiding van erven in het landschap betekent de vondst van een sporencluster dat er vermoedelijk meer erven liggen. Gelijktijdige bewoning lag
39 De Jong, Th. 2008: evaluatierapport Son en Breugel, Ekkersrijt, deelgebied 1, 2 en 3.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
34
gemiddeld 100 m uit elkaar en de buurtschappen hebben bestaan uit 4 tot 6 huishoudens. De bijbehorende akkers waren niet groot, en vermoedelijk gebruikte men in deze periode een primitieve ploeg, het zgn. eergetouw, om de bodem te bewerken. De menselijke invloed op de natuur werd steeds groter. Dennenbossen werden schaarser en heidevelden talrijker. Uit vondsten te Sint-Michielsgestel, Keldonk en Nijnsel kan afgeleid worden dat er ijzererts gewonnen werd in het stroomgebied van de Dommel en de Aa. Tijdens het eerste gedeelte van de Bronstijd werden mensen begraven in grafheuvels. Grafheuvels blijven in gebruik, hoewel vanaf de midden-Bronstijd vaker verscheidene personen in één grafheuvel worden begraven. Soms werd een crematie aan de rand van de grafheuvel ingegraven, soms werd de heuvel opgehoogd en werd de dode centraal in het opgehoogde heuvellichaam begraven. Grafheuvels zijn niet zichtbaar op akkergronden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, maar vaak wel op de heidevelden. Met de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd treden ook veranderingen op in het grafritueel. Vanaf de Late Bronstijd (1200-800 voor Chr.) lijken meer en meer mensen begraven te worden in een ‘eigen’ (kleinere) grafheuvel, die in grotere groepen bijeen in het landschap liggen. De gecremeerde resten van een overledene worden in een pot van aardewerk geplaatst en midden onder de heuvel begraven. Soms is er een kringgreppel aanwezig om het heuveltje. Een dergelijk veld met grafheuvels wordt een urnenveld genoemd. e
In de 19 eeuw wist men al dat er op de grens van Best met Woensel en Son in de (voormalige) Aarlese Heide urnen te vinden waren. Ten noorden van Batadorp en ten noorden van de Ekkersrijt, vanaf de Ploegstraat tot voorbij het Beatrixkanaal, vroeger ook wel de Bestse Bergen geheten, zijn e e diverse plekken bekend waar in 19 en 20 eeuw urnen uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd werden gevonden. In 1847 werden hier (zie kaart D) bij het ophogen van de Rijksweg 8 urnen, een e bronzen randbijl en hielbijl en een bronzen naald gevonden.40 Begin 20 eeuw werden hier (zie kaart B) opnieuw veel urnen met bijgiften gevonden door de heer Renders, Hoofd der School te Acht (bij Eindhoven).41 Het urnenveld strekte zich uit zowel westelijk als oostelijk van de rijksweg. Het terrein is gedeeltelijk vergraven door aanleg van de Rijksweg en het kanaal (vooral oostelijk v.d. Rijksweg).42 Net buiten de gemeente op de Aarlese Heide liggen nog intacte resten van grafheuvels en begraving (urnenveld) uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd.43 Eerdere vondsten uit de Steentijd in ditzelfde gebied wijzen op een langdurige bewoning in het tegenwoordige verlaten heidegebied. Het urnenveld bevindt zich bij de plaats waar het riviertje de Ekkersrijt onder de Oirschotsedijk doorstroomt (zie kaart A). Uit de aantekeningen van meester Renders weten we dat deze vindplaats lag juist ten noord-westen van de knik in het riviertje de Ekkersrijt en ongeveer op de plaats waar later het Beatrix-kanaal dwars door de hoge zandrug is gegraven.
40 Hermans, C.R. 1865, Noordbrabants Oudheden, ’s-Hertogenbosch, 90-93 afbeeldingen op Pl. VI, nr. 10, 11, 12, 13 en op
Pl. VII, nr. 4 en 5. 41 Deze urnen staan afgebeeld in Holwerda, J.H. & J.P.W.A. SMIT 1917 (p. 41)., in: Catalogus der archeologische verzameling van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Hertogenbosch, waaraan Renders zijn vondsten afstond. 42 Archis 33252/33267: Beex, G. 1979 Overzicht van de archeologische vondsten in de voormalige gemeente Woensel, in: Renders, W.H.A. (red.), Bijdragen tot de geschiedenis van Woensel, Eindhoven, 7-17 (speciaal 12-13). 43 Beschermd monument 251/51B-001.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
35
Figuur 9. Overzicht van de oudheidkundige vondsten in de gemeente Woensel en omgeving, door 44 G. Beex.
Figuu 10. Situatie schets van het grafveld nabij Acht.
45
44 Kaartje gemeente atlas, J. Kuyper, 1866. 45 W.J.A. Willems, Een bijdrage tot de kennis der voor-Romeinse urnenvelden in Nederland, 1933.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
36
In de jaren 30 van de vorige eeuw werden veel nieuwe urnenvelden in Noord-Brabant ontdekt omdat tijdens de werkverschaffingsprojecten uitgestrekte heidevelden werden ontgonnen. Ook in Best werd in 1933 volop ontgonnen met het gevolg dat in de nabijheid van het terrein waar de Batafabrieken zouden komen een grootschalige opgraving mogelijk werd. Dit urnenveld (een beschermd archeologisch monument) heeft later in de archeologie grote bekendheid gekregen door het onderzoek in 1933 en 1934 van Prof. Dr. A.E. van Giffen, directeur van het BiologischArcheologisch Instituut te Groningen, samen met zijn assistenten W.J.A. Willems. Dit urnenveld was het eerste dat in Noord-Brabant werd onderzocht volgens de nieuwe door van Giffen ontwikkelde opgravingstechniek (kwadrantenmethode). De opgraving had plaats ten westen van het Beatrix-kanaal.46 Voorzover het werd onderzocht zijn in dit umenveld 58 kringgreppels (gegraven rond kleine heuveltjes die de urnen bedekken) aangetroffen en een vijftal zogenaamde "lange bedden" (lange, evenwijdig lopende greppels die aan beide einden met een halve cirkel zijn afgesloten). In het urnenveld werden 65 urnen en bijpotjes aangetroffen, waarbij een zeer grote pot van 85 cm hoogte. In de urnen werden behalve verbrande beenderresten ook enkele sieraden aangetroffen zoals een bronzen halssnoer van tien holle bronzen kegeltjes, een bronzen omegavormige polsring, een bronzen naald met dubbelconische kop en een bronzen ringetje. Daarnaast werden ook verbrande dierenresten gevonden zoals een berenklauw of tanden van roofdieren. Vermoedelijk hechtte men waarde aan dit soort amuletten. 47 Tijdens de opgraving werden op het terrein ook sporen van neolitische bewoning gevonden, bestaande uit scherven van klokbekers en potbekers, een gave stenen bijl en fragmenten van twee dergelijke bijlen en verder talrijke kleinere vuurstenen werktuigjes.
Figuur 11. Foto uit 1934 van een opengelegde grafheuvel op de Aarlese Heide. (bron: Brabant Collectie Universiteit van Tilburg). Midden tussen Beatrix-kanaal en spoordijk lag tot ongeveer 1960 een mooie ronde uit plaggen opgebouwde heuvel die ongetwijfeld een grafheuvel uit de Bronstijd is geweest. Rond 1960 is de heuvel onopgemerkt afgegraven. Het gehele gebied is thans onherkenbaar veranderd door de aanleg van de verbindingsweg tussen Tilburgseweg en de weg naar Den Bosch. 48
46
Willems, W. 1936: Een bijdrage tot de kennis van de vóór-Romeinse urnenvelden in Nederland, Maastricht.
47 Theunisse, L., 2000: Grafheuvels in Noord-Brabant. Zichtbare overblijfselen van prehistorische begrafenisrituelen, in:
Brabants Heem 2000, p. 16-17. 48 Beex, G. 1979 Overzicht van de archeologische vondsten in de voormalige gemeente Woensel, in: Renders, W.H.A.
(red.), Bijdragen tot de geschiedenis van Woensel, Eindhoven, 7-17 (speciaal 12-13).
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
37
Figuur 12. Tekening van het grafveld in Best.Biologisch Arch.Instituut Groningen 1933 (bron: Brabant Collectie Universiteit van Tilburg). Op de Oirschotse Heide ligt een terrein met sporen van begraving (grafheuvel) uit de (Midden-) Bronstijd. De diameter van de tumuli varieert van 14 tot 25 m, de hoogte van ca. 0,8 tot 1,2 m. Waarschijnlijk gaat het om grafheuvels die opgeworpen zijn in de (tweede helft van de) MiddenBronstijd (ca.1575-1200 v.Chr.) en die ooit omgeven waren door een paalkrans. De meeste heuvels zijn zwaar gedeformeerd en grotendeels vergraven, vermoedelijk als gevolg van het gebruik van het terrein als militair oefenterrein (graven van schuttersputjes en dergelijke) en het gebruik van het terrein door Philips Medical.49 Uit het aantal begraafplaatsen dat uit Best en directe omgeving bekend is, kunnen we concluderen dat het gebied volop bewoond moet zijn geweest in die periode. De plaats waar de nederzettingen en bijbehorende akkers lagen, bleef echter lang een onbekend gegeven, niet alleen in Best. 50 In verhouding tot omliggende plaatsen werd in Best relatief weinig onderzoek verricht naar mogelijke bewoningsresten uit de late prehistorie. De afgelopen jaren heeft echter volop archeologisch onderzoek op meerdere plaatsen in Best bewoning aangetoond die dateert uit de Brons- en/of IJzertijd. Het gaat hier om gebieden waar de afgelopen jaren door woningbouw archeologisch onderzoek is verricht, zoals in het gebied Naastenbest, Spoorstraat, Dijkstraten en Aarle. In al deze gebieden is in meer of mindere mate bewoning aangetroffen die dateert uit de late prehistorie. Exacte dateringen ontbreken vooralsnog, omdat het hier nog niet (volldig) uitgewerkte archeologische onderzoeken betreft.51 De bewoning lijkt zich in deze periode tot in de Late Middeleeuwen vooral te concentreren op de leemrijke dekzandruggen rond de gehuchten Aarle, Naastenbest en Verrenbest. Hier zijn vanaf de late Middeleeuwen akkers aangelegd en opgehoogd met plaggenbemesting. Tegenwoordig zijn dit vooral de gebieden waar woninguitbreiding plaatsvindt rond Best.
Beschermd monument 249/51B-003, Archis 33249/33250: Gaauw, P.G. van der & C. M. Soonius, 1992: Militair Oefenterrein Oirschot; archeologische inventarisatie en booronderzoek in het kader van de MER (= (RAAP-rapport, 56), Amsterdam 50 Roymans & Kortlang 1999. 51 Van de Mark 2007; Hoven 2009; Van de Graaf 2007; Best Aarle nog in voorbereiding. 49
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
38
De heer C.R. Hermans uit Oss, een van de mede-oprichtersd van het Noord-Brabantsch Genootschap, toonde belangstelling in de gevonden urnen op de Aarlese Heide. Samen met dominee H.M.C. van Oosterzee uit Oirschot doorzocht hij verschillende heuveltjes in dit heidensche kerkhof op zoek naar urnen of lijkbussen zoals zij het noemden. Van boeren uit Acht hoorden zij dat schaapherders al voor hen in deze potjesbergen hadden gegraven op zoek naar urnen. De boeren kenden het verhaal van de gloeijenden mensch die gedurende de nacht nabij de heuveltjes op de heide verbleef. Zij vertelden dat dit de geest van een oud-inwoner van Zeelst was, die meineed had gepleegd over de grensscheiding tussen Zeelst en Wintelre. De jagers van de heer van Oirschot en Best hadden deze gloeijende mensch eens gezien boven de zwarten heuvel in Best. De geest verdween toen over de rijksweg naar de potjesberg. De gloeijende mensch had de vorm van eenen groten kanonskogel en was zoo vurig, dat de heide erdoor verlicht werd als op helder lichten dag. (Hermans, 1865) De verhalen over de geest bij de grafheuvels en urnenvelden komen in de dorpen in de Kempen veelvuldig voor. Zij duiden erop dat de bevolking op de hoogte was van de aanwezigheid van de prehistorische begraafplaats. In werkelijkheid gaat het om een natuurverschijnsel van ontvlammende moerasgassen. De boeren hadden daarvoor geen verklaring en zochten een verband tussen de lichten in de heide en de aanwezigheid van urnen met crematieresten in de heuveltjes op de heide. (Coenen, 2000)
Figuur 13. Voorjaar 2010 kwamen aan de Broekstraat in het plangebied Aarle-Hokkelstraat in Best diverse bewoningsporen uit de late prehistorie en Romeinse tijd tevoorschijn. Op de foto komt een
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
39
gevlochten waterput uit waarschijnlijk de IJzertijd tevoorschijn met daarin een houten laddertje (Naar Bink 2010).
4.2.4. Late IJzertijd en Romeinse Tijd (250 voor Chr. - 450 na Chr.) Rond 50 voor Christus viel ons gebied in handen van de Romeinen. Voor het eerst worden deze streken vermeld in historische bronnen. Julius Caesar beschrijft de strijd die hij hier voert tegen de Eburonen, een opstandige stam uit deze contreien, die door de Romeinse troepen volledig in de pan worden gehakt. In Nederland begint de Romeinse tijd in 12 voor Chr., toen alle stammen in Nederland, inclusief die ten noorden van de grote rivieren, door de Romeinse veldheer Drusus waren onderworpen. Vanaf het midden van de eerste eeuw werd de Rijn de noordgrens van het Romeinse rijk in West-Europa. Rond de jaartelling woonden hier verschillende groepen, die leefden in een redelijk georganiseerde maatschappij van lokale leiders en stammen. Deze groepen werden opgenomen in het Romeinse Rijk en integreren langzaam in de nieuwe Romeinse maatschappij. Langzaam komt het gebied onder het Romeinse bestuur tot grote bloei. De Texuandri, zoals de bewoners van de Zuid-Nederlandse en Noord-Belgische zandgronden vanaf de eerste eeuw heten, worden administratief ingedeeld bij de Civitas Tungrorum, met thans het Belgische Tongeren als hoofdstad. De Romeinse aanwezigheid heeft in het gebied ten zuiden van de Rijn ruim vier eeuwen geduurd en deze resulteerde in ingrijpende veranderingen voor de inheemse samenleving van onder andere de Noord-Brabantse zandgronden. De Romeinen introduceren hier een groot aantal technische innovaties, waarbij gedacht kan worden aan gereedschappen, landbouwwerktuigen, dakpannen, waterleiding, glas, vloerverwarming, badhuizen en een uitgebreid wegennet. Voor het eerst werd met geld betaald in plaats via de traditionele ruilhandel. Een van de meest gebruikte goederen, aardewerk, werd voortaan geïmporteerd vanuit pottenbakkerijen, zoals in het Duitse Rijnland en uit het huidige Frankrijk. Een wezenlijk verschil met het inheemse aardewerk, waarvan de productie in de eerste eeuw zelfs geheel werd gestaakt, was dat het hardgebakken Romeinse aardewerk op de draaischijf was gemaakt, in tegenstelling tot het handgevormde zachtgebakken inheemse aardewerk. Ook is de invloed van de Romeinen op de inheemse agrarische economie zeer groot geweest. Er werden nieuwe gewassen ingevoerd, die sindsdien lokaal zijn verbouwd, waaronder peer, perzik, druif, selderij en walnoot en tamme kastanje. Ook in de veestapel veranderde veel, zoals onder andere de introductie van de kip. Aangenomen wordt dat de overgang van de IJzertijd naar de Romeinse Tijd zonder ingrijpende gevolgen heeft plaatsgevonden. De komst van de Romeinen vanaf 52 voor Chr. zal voor de eertijdse bewoners van het grondgebied van de latere gemeente Best nauwelijks directe ingrijpende gevolgen hebben gehad. De Romeinse militairen verbleven vooral langs de Rijn. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat Romeinse (verkennings)troepen ooit ter plaatse zijn geweest, is het niet waarschijnlijk dat er van een directe Romeinse overheersing sprake was. Wel zal de lokale bevolking via de uitwisseling van verhalen en goederen kennis hebben gemaakt met de levenswijze en producten die via het Romeinse handelsnetwerk ons land werden binnengebracht. Deze zaken vielen zo in de smaak dat de bevolking sommige van de Romeinse ideeën ten aanzien van kleding, bouwwijze en voedselbereiding overnam. Vanaf de late IJzertijd en in de Romeinse tijd komt herbouw op hetzelfde erf voor, waardoor de sporenconcentraties zijn samengesteld uit grotere aantallen sporen. De grafvelden uit de Late IJzertijd zijn kleiner en meer verspreid in het landschap, vaak in de buurt van huizen. De grafvelden uit de Romeinse tijd zijn groter en lijken een meer centrale plaats in te nemen. Sporen uit de Romeinse tijd waren tot voor kort in Best nog niet aangetroffen, op een enkele vondst van een Romeinse kraal in Naastenbest en een scherf aan de Oranjestraat na. Tot voor
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
40
kort werd aangenomen dat het grondgebied van Best te nat zou zijn voor bewoning, met name het noorden en dat het zuiden waar de stuifzanden zich bevinden niet geschikt waren voor landbouw. 52 Uit archeologisch onderzoek in deze regio weten we dat nederzettingen uit deze periode vooral gezocht moeten worden op de flanken van en boven op de hogere en drogere dekzandgebieden. Zo zijn net buiten Best richting Oirschot onder het gehucht Straten, vlak naast de middeleeuwse noord-zuid-heerbaan, in de jaren 90 Romeinse resten opgegraven op een hoge dekzandrug en oud akkergebied geheten Kasteren, die wijzen op een Romeinse nederzetting met een stenen villa. Naast grote hoeveelheden importaardewerk, bouwmateriaal, ijzer- en glasslakken en tufsteen werden tot nu toe in totaal 268 Romeinse munten en 31 mantelspelden gevonden.53 De middeleeuwse noord-zuid-heerbaan zou onderdeel zijn van een Romeinse Baan die van Tongeren over Vught naar Rossum (via een oversteek over de Maas) zou hebben gelopen. 54 Gezien de landschappelijke overeenkomsten met Straten, zou het centrale hoge deel van Best ook heel geschikt zijn als woongebied. Deze hypothese is in 2009 ook bevestigd door archeologisch onderzoek in het gebied Aarle waar voor het eerst bewoningsporen en begravingen uit deze periode zijn aangesneden.55 Nederzettingsvondsten uit de derde eeuw in Noord-Brabant zijn spaarzaam, terwijl die uit de vierde eeuw zelfs vrijwel geheel ontbreken. Veel nederzettingen in deze streken worden in de loop van de derde eeuw opgegeven. Het ontbreken van bewoning kan in verband worden gebracht met het begin van de ineenstorting van het Romeinse gezag. Deze werd vooral veroorzaakt door de verzwakte verdediging van de Rijngrens en de daardoor toenemende plundertochten van Germaanse stammen die afkomstig waren van over de grens. In de winter van 406/407 na Chr. werd de Rijngrens definitief doorbroken door de Germanen, waarmee het definitieve einde kwam aan de Romeinse heerschappij in Nederland.
4.2.5. Vroege Middeleeuwen (450 – ca. 1000 na Chr.) Het lijkt er op dat het oosten van Noord-Brabant gedurende vrijwel de gehele vijfde en zesde eeuw geen bewoning heeft gehad. Slechts hier en daar zijn wat aanwijzingen voor bewoning gevonden die er op wijzen dat er gedurende het eerste kwart van de vijfde eeuw nog geïsoleerde groepjes mensen op de zandgronden woonden, maar uit de periode daarna ontbreken archeologische gegevens volledig. Na de tijd van de volksverhuizingen werd het open heidelandschap langzaam vervangen door een vrij dicht bebost landschap. Pas aan het einde van de 6e eeuw werden de Noord-Brabantse zandgronden opnieuw gekoloniseerd door boerensamenlevingen die zich in het Maasdal en de Kempen vestigden. Daarmee was de Merovingische tijd begonnen (circa 575-750 na Chr.). De bewoning in deze periode bevindt zich op de hoge, vruchtbare delen van het landschap en bestaat uit kleine, verspreid in het landschap gelegen nederzettingen van een of twee boerderijen. De bosbodems op de hogere delen waren relatief droog en bevatten veel humus (moderpodzol). Dat bosgebied, waaraan het achtervoegsel “-lo” nog herinnert, vinden we terug in de toponiemen: Mierlo, de Loo, Loeswijk en Holo. Na kap of platbranden waren deze vruchtbare bodems geschikt voor primitieve landbouw. Doordat de grond relatief snel uitgeput raakte, had deze vorm van landbouw een zeer tijdelijk karakter dat het primitieve braakstelsel genoemd werd, wat een tijdelijke verkaveling opleverde. Naast het weiden van varkens in bossen, akeren of eikelen genoemd, liet men ook vaak rundvee in de bossen grazen. Waarschijnlijk leidde gecombineerde landbouw en –veeteelt tot de geleidelijke verdwijning van het bos, zodat er in de 52 Verwers 1998. 53 Verwers, W.J.H., P. Kleij, 1996: Oirschot, in Verwers, W.J.H., P. Kleij, Archeologische kroniek van Noord-Brabant 19941996, Amersfoort, 41-44. 54 Knippenberg, W.H.Th., 1961: Romeinse wegen in Noord-Brabant. Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen II. Oisterwijk, p. 31 - 93. 55 Bink 2010.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
41
Volle Middeleeuwen nog nauwelijks iets van over was. Wat overbleef waren zwaar verarmde en uitgeloogde bodems die deels met heide begroeid raakten. Na 650 worden deze streken opgenomen in het Frankische rijk. Uit de Karolingische tijd (circa 750900) zijn in Noord-Brabant meer overblijfselen bekend. Aangenomen wordt dat de nederzettingen zelfvoorzienend waren. De meeste ervan hebben eeuwenlang bestaan. De grootste waarneembare veranderingen bestaan slechts uit de vervanging van oude gebouwen door nieuwe, met als gevolg dat de archeologische ondergrond regelmatig bestaat uit een wirwar van elkaar overlappende plattegronden van allerlei houten gebouwen. De veestapel bestond uit runderen, varkens, schapen, geiten, kippen en tamme ganzen. Het vee werd naar de vochtige en grasrijke beekdalen gedreven. Schapen werden gehoed op de heide. De akkers lagen op de hogere gronden, waar rogge, gerst, haver en vlas werd verbouwd. Na enkele jaren graan verbouwd te hebben, kwam de akker een jaar braak te liggen. Het onkruid dat er groeide en de herfstbladeren zorgden voor enige bemesting, zodat de vruchtbaarheid van de akkers herstelde. Rond 700 na Chr. komt de zogenaamde domeinstructuur tot ontwikkeling. Kleine nederzettingen raken buiten gebruik en de bewoning concentreert zich in grotere nederzettingen. In deze periode worden ook de eerste kerken gesticht in de regio. Gedurende de Karolingische tijd, van circa 750 tot circa 900 na Chr., ontwikkelde dit nederzettingspatroon zich verder, waarbij verspreid in het landschap kleine, geïsoleerde ontginningsnederzettingen werden gesticht als satellieten van de centrale nederzettingen. De inrichting van de domeinen gaat gepaard met grootschalige ontginningen, waardoor het landschap een meer open karakter kreeg. Grondbezit betekent macht. Niet meer iedereen heeft dezelfde rechten op de bestaansbronnen. Er ontstaan allerlei afhankelijkheidsrelaties. De samenleving bestond behalve de adel en de vrije boeren uit grote groepen horige boeren. Kenmerkend voor het middeleeuwse bestuur is het feodale leenstelsel. Dit betekende dat een groot deel van de landerijen van de heer in bruikleen werden gegeven aan zijn leenmannen. Deze horigen moesten daarvoor in de plaats het land bewerken en producten en diensten leveren aan de leenheer. Van nederzettingen uit de Merovingische tijd is in ZuidoostBrabant nauwelijks iets bekend. Tot nu toe zijn boerderijen alleen bekend uit Geldrop en Someren.56 De woonplekken komen sterk overeen met de wwnlocaties in de late prehistorie, die zoals we zagen gelegen waren op de hogere vruchtbare dekzandruggen. Ze komen dan ook e meestal niet overeen met de huidige dorpskernen en gehuchten, die pas ontstaan zijn vanaf de 13 eeuw. Of we dattzelfde beeld in Best kunnen verwachten, is niet zeker. Tot nu toe ontbreekt echter nog elk spoor van bewoning en blijft het gissen of en waar er mensen in deze periode woonden in Best. Gedurende de Vroege Middeleeuwen werden gestorvenen begraven op het erf bij hun huis of in kleine grafvelden. Veel vroegmiddeleeuwse grafvelden in de Kempen zijn net buiten de oude akkergebieden aangetroffen, op relatief hooggelegen locaties (bijvoorbeeld HoogeloonBroekeneind, Bergeijk, Veldhoven-Oeienboschdijk). Ofschoon het hier om een gekerstende samenleving gaat, gaf men de doden nog allerlei voorwerpen mee, zoals wapens, sieraden, aardewerk (gevuld met voedsel) en in sommige gevallen ook kostbaarheden zoals met zilver ingelegde ijzeren voorwerpen of een gouden munt. Dergelijke graven waren echter slechts voor een klein deel van de samenleving, voorbehouden vermoedelijk alleen aan de elite. Vaak werden er op de domeinen kloosters of kerken gesticht door schenkingen van adellijke eigendommen. Later werden de doden begraven in gewijde grond in en rondom de parochiekerk van de
56 Verwers 1998, p. 130-133.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
42
domeincentra zonder noemenswaardige bijgiften. Begraafplaatsen uit onze regio kennen we uit Bladel, Bergeijk, Dommelen, Veldhoven en Geldrop. 57
4.2.6. Volle Middeleeuwen (ca. 1000 – 1250 na Chr.) en Late Middeleeuwen (ca. 1250 – 1500 na Chr.) Voor bronnen die over de laatmiddeleeuwse en Vroeg-Moderne tijd informeren kan men, in tegenstelling tot de hiervoor besproken periode, meer kanten op. Naast sporen en vondsten in de bodem, staan geschreven en naamkundige bronnen ons ter beschikking. Naarmate we dichter bij het heden komen, nemen de verschillende soorten informatie toe. Die informatie is vanaf circa 1400 zodanig van karakter dat iets over het dagelijks leven van de ‘Bestenaar’ gezegd kan worden. In de Volle Middeleeuwen werd het dekzandlandschap gekenmerkt door bewoning op de toppen van de dekzandruggen, met akkercomplexen rondom de nederzettingen en hooi- en weideland in de beekdalen. In de Volle Middeleeuwen (1000-1250 na Chr.) zien we dat beheerders van de domeinen, veelal in handen van abdijen, zich goederen en rechten toe-eigenen. Deze heerlijke rechten (zoals rechtspraak, cijnsheffing, kerk- en molenrecht), vormen de basis voor de lokale machtsuitoefening. Het onderscheid tussen lijfeigenen, horigen en vrijen vervaagt, omdat ook de vrijen met eigen landerijen onderworpen zijn aan de heerlijke rechten en belastingen. Vrije goederen worden dan ook steeds vaker aan de lokale heer afgestaan om deze in leen (cijnsgoed) terug te nemen. Kenmerkend voor deze periode zijn de nieuwe ontginningen van land op initiatief van de lokale heren. Zulke ontginningsboerderijen uit de Volle Middeleeuwen zijn onder meer tijdens opgravingen in Eindhoven - Blixembosch en St. Oedenrode aangetroffen.58 In de Late Middeleeuwen veranderde het nederzettingspatroon van karakter, waarschijnlijk ten gevolge van drastische verschuivingen in de landbouweconomie. De talrijke, eeuwenoude kleinschalige gehuchten op de hogere dekzandruggen werden allen verlaten. Elders in het landschap, veelal aan de randen van beekdalen, werden in de loop van de 12e en 13e eeuw nieuwe, uiteindelijk veel grotere en thans nog vaak bestaande nederzettingen of gehuchten gesticht. De inrichting van het landschap en de wegen, zoals zichtbaar op historische kaarten, dateert grotendeels uit de tijd van de landbouwontginningen. Het gehele proces lijkt tegen het einde van de 13e eeuw wel te zijn voltooid.59 Door de geleidelijke toename van de bevolking werden in de loop van de middeleeuwen steeds grotere gebieden voor de landbouw ontgonnen, waarbij ook de verlaten woongronden voortaan werden gebruikt als akkerland. Ter verbetering van de van nature arme zandgronden werden de akkers bemest met een mengsel van mest en heideen grasplaggen. Deze vorm van bemesting vangt vermoedelijk aan vanaf de 12e en 13e eeuw en vond met zekerheid plaats vanaf de 16e eeuw. Plaggenbemesting bleef gangbaar tot in de 20e eeuw en werd pas gestaakt met de komst van kunstmest. Door de eeuwenlange plaggenbemesting is op de oude akkercomplexen een dik humusdek ontstaan. Opmerkelijk is dat sporen van behuizing uit de 13e eeuw en jonger door een verandering in bouwwijze archeologisch nauwelijks traceerbaar zijn. Het zijn vooral sporen van de inrichting van het erf die resteren. Pas laat in de Nieuwe tijd, als de verstening van bebouwing ook op het platteland is doorgedrongen, zijn huizen weer archeologisch waarneembaar. Middeleeuwse archeologische vindplaatsen zijn in Best nog schaars. Enkele vondsten geven e echter bewijs voor bewoning. Onder andere aan de Broekstraat, vlak bij het spoor, werd een 15 57 Verwers 1998, p. 130-133. 58 Arts, N., 1993: Gerrit Beex (1912-1993) en de Noordbrabantse archeologie, in: Brabants Heem 45, p. 42-61. 59
Maas 1991; Verhoeven & Vreenegoor 1991, p. 59-76.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
43
60
eeuwse steengoed geglazuurde trechterhallsbeker uit Siegburg gevonden. Karterend booronderzoek door RAAP in 2002 leverde ook middeleeuws vondstmateriaal op, bestaande uit gedraaid aardewerk (o.a. Elmpt) uit de Late Middeleeuwen.61 Best maakte in de Vroege en Volle Middeleeuwen deel uit van de heerlijkheid Oirschot. Zoals menig dorp vertrouwt ook Oirschot op een vrome legende om aan een hoge ouderdom te geraken. In dit geval gaat het om de heilige Odulfus die te Best omstreeks 800 geboren zou zijn, te Oirschot niet al te enthousiast de zielzorg zou hebben bedreven en die daarna op Friezenjacht is gegaan. Mogelijk werd de Odulfus-legende wat aangevuld toen Best in het midden van de 16e eeuw zich parochiëel wilde afscheiden van Oirschot. 62 Het lijkt dat Odulfus al in 1150 en 1270 in Oirschot vereerd werd. Waarschijnlijk zijn delen van de levensbeschrijving van Odulphus bewust vervalst e om daaraan rechten te kunnen ontlenen. Niettemin werden ze in de 11 eeuw geschreven en bevatten ze voor die tijd unieke informatie.63 De vader van Odulphus lijkt ook een belangrijke rol in de kerstening van de bevolking te hebben gespeeld, aangezien zijn relieken omstreeks 1150 in de kerk van Oirschot werden vereerd. Het geboortehuis van Odulphus zou gestaan hebben op de plek van de huidige kerk in Best. Een bron bij het geboortehuis werd de Odulphusput genoemd. Deze zou echter bij de voorganger van de huidige Odulphuskerk hebben gelegen. Hij zou zijn opgeleid in Oirschot waarna hij de zielzorg in Best verzorgde. Vanuit Oirschot vertrok hij naar Utrecht waar hij zich samen met bisschop Frederik (820-835) wijdde aan de bestrijding van ketterijen in het zuidwesten van Friesland. Hij fungeerde in die tijd ook tien jaar lang als plaatsvervangend bisschop van Utrecht, waar hij in 865 overleed en begraven werd in de Salvatorkerk. De verering van Odulphus kwam al snel nadien op gang en strekte zich in de eeuwen daarna uit naar Belgie, Duitsland en Engeland.64 Best behoorde in die tijd dus bij Oirschot. Of dat toen werd aangeduid als Best is niet bekend. De oudst bekende schrijfwijze van de naam Best dateert pas van na 1300; de naam Best verwijst naar de aanwezigheide van hout, bos of moeras. Hoe de kerstening is verlopen in Best en Oirschot is niet zeker. Wel wijzen de aanwezigheid van cijnzen in Oirschot op een kerstening vanuit de abdij van Sint-Truiden in Belgie. Bovendien blijken twee hoeven die later deel uitmaakten van de leenhof van Cranendonck, van oorsprong ook afkomstig te zijn van de abdij van Sint-Truiden. Het gaat daarbij om de hoeve Ten Houte, die gelegen was onder de Vleut en een hoeve op Aarle. 65 Of de kerstening te relateren is aan een oude Romeinse heerbaan, die vanuit Tongeren, via Sint Truiden naar dit gebied liep, staat nog lang niet vast. De parochie Oirschot (waar tot 1553 ook Best onder hoorde) en de heerlijkheid Oirschot vielen ruwweg samen. Ze beslaan beide zo'n 100 km2. In dit ruime parochiegebied kwam minstens nog één grondheerlijkheid voor: de hoeve van Aarle (nu Amelrik Bootshoeve). Bij de hoeve van Aarle zien we in de 19e eeuw een ruime open akker, waar de grens tussen Oirschot en Best door loopt. Open akkercomplexen worden wel beschouwd als de oudste bouwlanden. Aarle heeft een tweeledige structuur. Aan de oostzijde is er een vrij ruime open akker, waarlangs aan de westzijde een straatnederzetting met laatmiddeleeuwse St. Annakapel ligt. Iets verder naar het westen ligt de 60 Archis 252011.
Archis 53344: Dijk, X.C.C. van 2002 Plangebied Dijkstraten Zuid, Gemeente Best, Een inventariserend archeologisch onderzoek., in: RAAP rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 832 62 Leenders, K.A.H.W.. De historische geografie van Oirschot in vogelvlucht. (gepubliceerd als http://users.bart.nl/~leenders/txt/oirschot.html ) (1996). 63 Coenen 2000, p. 22. 64 Coenen 2000, p. 23. 65 Melsen, J., 1975: Het oudste leenboek van het leenhof van Cranendonck, in: De Brabantse Leeuw, p. 124-125. 61
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
44
Amelrijk Bootshoeve. In oorsprong is dit 'goed te Aarle' de centrale hoeve van een van de hertogelijke lenen in deze omgeving die Ten Houte heetten. Bij de hoeve tekent zich een open akker af. Afhankelijkheden van deze hoeve bestonden uit een tiendrecht, roggepachten, landen en beemden in het oosten van Best (Gunterslaar, Ten Houte, Ter Lake, Ten Einde) maar ook akkerperceeltjes in de akker van Kerkhoven. De oudst bekende leenman op deze hoeve is in 1312 Dirk Willemszoon van Aarle. Deze vernoeming naar het gehucht wijst er op dat deze hoeve daar toch een speciale positie innam. Amelrijk Boot is de leenman die in 1471 het tweede gasthuis van Oirschot stichtte, en daar onder andere deze hoeve als fundatiegoed schonk. In de 14e eeuw werd het goed Aarle een hertogelijk leengoed.66 Het oudste cijnsboek waarin de belasting vermeld werd die op het grondgebruik werd geheven door de hertog van Brabant en heer van Oirschot, dateert van omstreeks 1340.
Figuur 14. Kaart van het zuidelijk deel van Best uit 1840 naar de atlas Van de Voordt Pieck.
66
Leenders, K.A.H.W.. De historische geografie van Oirschot in vogelvlucht. (gepubliceerd als http://users.bart.nl/~leenders/txt/oirschot.html ) (1996).
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
45
Naast dit oudste gehucht onderscheiden we een wat jongere laag van gehuchten, die overigens omstreeks 1300 alle reeds aanwezig waren: Best, Gunterslaar en Ten Houte. Best is een gebied vol rechthoekige en soms kromme percelen die in de regel met levende hagen omgeven waren. 67 Best en Gunterslaar gebruikten samen met Aarle de gemeynte van het Beste Broek. Best werd later het centrale gehucht van de parochie (1553) en gemeente (1821) Best. Het werd ook wel Naastenbest genoemd. De vijftiende (of laat veertiende) -eeuwse Odulfuskapel werd parochiekerk. Een deel van Gunterslaar hoorde wellicht tot het goed Ten Houte-Best/Aarle. Blijkens een notitie op de zestiende-eeuwse kaart werden toen Gunterslaar en Hout samen reeds Vleut genoemd. Daarmee verdwenen de namen Hout en Gunterslaar. De naam Vleut verwijst naar moerassig laaggelegen hooiland. Het goed Gunterslaar lag deels ook in St. Oedenrode. Omstraaks 1500 was het bezit versnipperd en stonden er enkele huizen. De hoeven van Gunterslaar groeiden dan ook aaneen met de hoeven van de Vleut en Ten Hout. Vermoedelijk pas in het laatst van de middeleeuwen kwamen het gehucht Verrenbest tot stand. Verrenbest werd pas kort na 1500 vermeld. Het is mogelijk een wat jonger gehucht ten oosten van Best, dat te midden van de velden tot stand kwam. Uit archiefonderzoek blijkt dat er verder in Best nog verschillende andere hoeven gelegen waren in de Late Middeleeuwen. Hieronder volgt een kort overzicht met (indien bekend) de eerste vermelding, de huidige globale ligging en eventueel een toelichting. e Hoeven in Best in de 15 eeuw:68 - Het goed te Aarle of Armenhoef (1312): behoorde sinds 1471 tot de fundatie van Amelrijk Boot. Tegenwoordig gebruikt men de naam Armenhoef voor de boerderij om onderscheid te maken met de nabijgelegen boerderij, die Amelrijk Boothoeve heet. - Hoeve Nuwenrot (voorheen Audenrode 1339), omgeving Hagelaarweg e - Ten Hoevel (14 eeuw), omgeving Heuvelend e - Ten Schoot (15 eeuw), omgeving Mosselaar - Ten Rodeken, omgeving Aarle (toponiem Reuter) - Hoeve Melcrode (1484), omgeving Malkertse Steeg - Het goed Ter Capellen (1400), naast St. Odulphuskapel
67
Lijten, J.P.J.. Oirschot kocht zijn grenzen. Campinia 20 (1990), p. 13.
68 Coenen 2000.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
46
Figuur 15. De middeleeuwse kerk van Best zoals Hendrik Verhees uit Boxtel die in 1791 tekende.69
4.2.7. Nieuwe Tijd (ca. 1500 – 1950 na Chr.) In 1497 telde Best naar schatting 975 tot 1000 inwoners. In 1615 zou dat aantal zijn gedaald naar circa 900. De gevolgen van de pest en plunderende troepen en rovende benden lijken in Best door de eeuwen heen mee te vallen. Het dorp lag immers niet op een doorgaande route van de legers. e e In de 16 en 17 eeuw was er nog geen sprake van een zelfstandig dorp Best. Op bestuurlijk e gebied maakte Best nog steeds deel uit van de vrijheid Oirschot en tot in de 16 eeuw maakte Best deel uit van de parochie Oirschot, waarbij de Onze Lieve Vrouwe Kerk aldaar hun parochiekerk e vormde. Vanwege de grote afstand werd in de 14 eeuw een kapel in Best opgericht. Waarschijnlijk eerst van hout en pas later in steen. De kapel, gewijd aan St. Odulphus, zou op de plek gebouwd e e zijn waar St. Odulphus geboren was. De houten kapel bestond al in de 2 helft van de 14 eeuw. In 1437 werd zelfs alweer een nieuwe (mogelijk stenen) kapel gebouwd. Pas vanaf 1553 mochten de gehuchten Aarle, Naastenbest en Verrenbest samen een parochie vormen. De bestaande kapel veranderde daarmee in parochiekerk. Nabij de kerk werd toen ook een kerkhof aangelegd met pastorie en schoolgebouw. Bij de kerk lag ook de oude Odulphusput die beschouwd werd als bijzondere bron met een helende werking.
69 Coenen 2000, p. 109.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
47
Figuur 16 en 17. Fundamenten van de middeleeuwse Sint-Odulphuskerk werden in 1981 door de heemkundekring opgegraven.
Aan het klooster op de achtergrond kunnen we zien waar de fundamenten van de kerk lagen Coenen 2000).
Na 1648 kwam de kerk in bezit van de protestanten. De katholieken gebruikten sinds 1672 een schuurkerk in Best, die tegenover de Odulphuskerk was gelegen. Toen deze schuurkerk in 1795 aan vervanging toe was, ging men weer gebruik maken van de oude Odulphuskerk, die door de weinige protestanten in Best was e verwaarloosd. De Odulphusput was ergens in de 18 eeuw gedempt. In 1819 werd de kerk verbouwd en in 1854 werd een nieuwe pastorie gebouwd nabij de kerk. De oude pastorie die te ver weg lag, werd een brouwerij annex cafe en herberg (De Vier Linden). In 1874 werd bij de pastorie ook een kerhof aangelegd. In 1881 tot slot, werd de nieuwe huidige kerk gebouwd. In 1981/82 werden bij een opgraving door de heemkundekring van Best de fundamenten van de oude St. Odulphus parochiekerk teruggevonden. De contouren van deze oude kerk zijn tegenwoordig in het plaveisel zichtbaar gemaakt. e
Ook in het gehucht Aarle was vanaf het begin van de 16 eeuw een houten kapel aanwezig. Deze Sint Annakapel werd in 1628 vervangen door een stenen exemplaar. Na 1648, toen de protestanten de katholieke kerken in handen kregen, raakte de kapel in verval. In 1837 was het nog steeds een eenvoudig gebouwtje, met gevlochten en met leem bestreken wanden en een stooien dak. Er zou nauwelijks onderscheid te maken zijn tussen de kapel en de naastliggende boerderijen. In 1837 werd de kapel echter weer in steen herbouwd.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
48
Figuur 18. Sint Annakapel in Aarle zoals die er in 2010 bij ligt. Archeologische vondsten uit de Nieuwe tijd zijn van enkele plaatsen in Best bekend. De meeste betreffen losse scherven aardewerk of munten. Een vindplaats echter betreft de toevalsvondst van een waterput aan de Oirschotseweg. Bij de bouw van een huis werd hier een ronde donkerbruinezwarte lemige opvulling in het gele zand aangetroffen. Stenen ontbraken. Voor de bouw van het huis stond er een boerderij die mogelijk dateerde uit de 17e eeuw. Deze boerderij was gebouwd over de locatie van de waterput. Bij de bouw van de garage werden ook nog twee parallellopende donkere banen vastgesteld, mogelijk resten van greppels.70 e
In de 16 en 17 eeuw bestaat Best uit drie herdgangen, te weten Aarle, Naastenbest en e Verrenbest. Deze buurtschappen bestaan weer uit diverse boerderijen(groepen). De meeste 15 e eeuwse hoeven bestonden in de 16 eeuw niet meer. Alleen de belangrijkste boerderijen waaronder enkele leengoederen van de hertog van Brabant bleven bestaan. Zo vinden we in Aarle: Hagelaar, Moerselaar, Heuvel en de Sint-Annakael met omgeving. Naastenbest kunnen we opdelen in de kerk van Best met omgeving en Melcrode of Melcrot. Tot slot vinden we in Verrenbest de hoeven bij Gunterslaar, Ten Houte en de Vleut. De namen Gunterslaar en Ten Houte worden dan al bijna niet meer gebruikt. De scheding tussen Verrenbest en Naastenbest is in e de 17 eeuw niet meer duidelijk zichtbaar. De bewoning groeide geleidelijk naar elkaar toe. e
Archiefonderzoek toont aan dat op verschillende plekken in Best in de 16-17 eeuw bewoning aanwezig is, waaronder geïsoleerde hoeven en grotere gehichten. Hieronder volgt weer een kort overzicht met (indien bekend) de eerste vermelding, huidige globale ligging en eventuele toelichting. e Gehuchten in Best in de 16-17 eeuw:71 - Hagelaar te Aarle - Hoeve Staeyacker: gelegen nabij Armenhoef - Hoeve Nuwenrot (voorheen Audenrode 1339), omgeving Hagelaarweg e - Ten Hoevel (14 eeuw), omgeving Heuvelend e - Ten Schoot (15 eeuw), omgeving Mosselaar
70 Archis 407386. 71 Coenen 2000.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
49
-
-
Ten Rodeken, omgeving Aarle (toponiem Reuter): was als leengoed van de hertog van Brabant sinds 1484 in bezit van de beroemde schilder Jheronimus Bosch (die echter zelf in Den Bosch woonden) Hoeve Melcrode (1484), omgeving Malkertse Steeg Het goed Ter Capellen (1400), naast St. Odulphuskapel
e
Figuur 19. Kaart van Best uit de 19 eeuwse met een overzicht van de belangrijkste gehuchten en wegen. Best en Oirschot waren plaatsen in de regio met veruit de meeste akkers, uitgestrekte hooilanden en heidevelden. Een rijk gebied, waar de rest van de Kempenregio schraal bij afstak. Boeren e hielden zich bezig met voornamelijk akkerbouw en veeteelt. Daarnaast werden al vanaf de 1 helft e van de 17 eeuw ook ambachten uitgeoefend, zoals klompen maken. Met de opkomst van dit ambacht stijgt ook de aanplant van populieren in het broekgebied in het noorden. In Best waren
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
50
verder ook kuipers actief en vinden we nabij de kerk en in de Vleut diverse bierbrouwerijen. In Best vinden we op twee plaatsen windmolens, te weten in Best en in de Vleut (Molenheide, 1652). Best lag voor de handel niet gunstig. De belangrijkste route voor Best was de zandweg vanuit de brug over de Dommel bij Son door de heide naar Oirschot. Deze zandweg verbond de gehuchten Verrenbest, Naastenbest en Aarle met elkaar. Vanuit Verrenbest over de Vleut liep een dijk langs de hoeve Ten Lake naar Sint-Oedenrode. Alle wegen gingen met een grote bocht om het Besterbroek heen. Pas in 1740 werd een stenen weg aangelegd vanuit Den Bosch via Boxtel dwars door het Besterbroek naar Best (Rijksweg).
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
51
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
52
5.
(Sub)recente bodemverstoringen
5.1.
Inventarisatie verstoringen
Archeologische resten zijn zeer kwetsbaar voor allerlei ingrepen in de bodem. Bedreigend zijn graafwerkzaamheden in het kader van bijvoorbeeld bouw- en/of sloopactiviteiten, de aanleg van wegen en leidingen, natuurontwikkeling (bijvoorbeeld de aanleg van vijvers, poelen, natte oeverzones en beeklopen), agrarische grondbewerking (diepploegen, mengwoelen en/of frezen), egaliseren, de aanleg en het kappen van bos, ontgronden, de aanleg van drainage en het dempen en graven van sloten en greppels. Verlaging van het grondwaterpeil kan leiden tot het verdwijnen van organische archeologische resten die voorheen onder de grondwaterspiegel lagen. De verstoring van archeologische waarden komt in veel gevallen neer op het verdwijnen van grondsporen, verplaatsing van archeologisch materiaal en verstoring van de ruimtelijke context. Aangezien het grootste deel van de gemeente een agrarisch gebruik heeft, of heeft gehad, zijn de meeste archeologische vindplaatsen (voor een deel) verstoord. De verstoringsdiepte is gelijk aan de dikte van de bouwvoor, circa 30-40 cm. Voor vindplaatsen van jager-verzamelaars, die vooral bestaan uit vuursteenstrooiingen, betekent dit dat door de aanleg van een bouwvoor een deel van de informatiewaarde verloren gaat. De informatiewaarde van vindplaatsen van landbouwende gemeenschappen bevindt zich voor een groot deel in grondsporen. Aangezien deze grondsporen dieper reiken dan de bouwvoor, bevatten niet afgedekte vindplaatsen van landbouwende gemeenschappen toch nog een groot deel van de informatiewaarde. In gebieden waar de bodemverstoring dieper is dan de bouwvoor, en waar vindplaatsen niet zijn afgedekt door een esdek, stuifzand of beekafzettingen, is ook de informatiewaarde van vindplaatsen van landbouwende gemeenschappen voor een groot deel verdwenen. In de gemeente Best zijn in het verleden grote delen van de heidegebieden, oude akkers en lagere gronden vergraven, geegaliseerd of afgegraven. Hier zijn in het verleden op diverse plaatsen ook bewoningssporen uit de Steentijd, Brons- en Ijzertijd aan het licht gekomen. Binnen de gemeente Best liggen dan ook een aantal gebieden waarover uitspraken ten aanzien van de intactheid van de bodem gedaan kunnen worden. Dit zijn gebieden waar in het verleden bodemingrepen hebben plaatsgevonden die naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten ernstig verstoord zullen hebben. Hierdoor hebben deze gebieden een lage of zelfs geen archeologische verwachting. Tot deze gebieden behoren de geëgaliseerde en vergraven gebieden en ontgronde gebieden. De desbetreffende gebieden zijn op de archeologische verstoringenkaart (kaartbijlage 3) aangeduid en vervolgens verwerkt op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart (kaartbijlage 5) en de archeologische beleidskaart (kaartbijlage 6).
Voor het bepalen van de omvang en de diepte van verstoringen zijn de gegevens over afgravingen, egalisaties en ander grondverzet verzameld en apart in kaart gebracht (bijlage 2 verstoringenkaart). De diepte tot waarop is afgegraven of geëgaliseerd in relatie tot de verwachte diepteligging van archeologische resten, bepaalt mede of aan een zone geen archeologische verwachting of een lage, middelhoge of hoge archeologische waarde wordt toegekend. Indien op grond van historisch kaartmateriaal en veldwerk kan worden aangenomen dat in bepaalde gebieden in het verleden al veel verstoringen hebben plaatsgevonden (bijvoorbeeld door aspergeteelt) wordt de verwachtingswaarde naar beneden bijgesteld. De volgende brongegevens zijn op de verstoringenkaart terug te vinden: 1) Ontgrondingen en verstoringen aangegeven op geomorfologische en bodemkaart 2) Provinciaal geregistreerde ontgrondingen (Provincie Noord-Brabant)
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
53
3) Saneringen en vuilstortplaatsen (Globis via Provincie Noord-Brabant en www.bodemloket.nl) 4) Afgeschreven terreinen na uitgevoerd archeologisch onderzoek. 5) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 6) Kabels, leidingen, grootschalige infra, water (huidige Topkaart en Klic) 7) Huizen van na 1980 (WOZ bestanden gemeente) Ad. 1) Ontgrondingen en verstoringen aangegeven op geomorfologische en bodemkaart Op de bodemkaart (Alterra 2004) zijn de gebieden aangegeven die vergraven en geëgaliseerd zijn. De vergraven gebieden zijn 40 tot 60 cm diepte omgespit om de verkitte B-horizont los te werken. Bij het egaliseren werd over het algemeen de humushoudende bovengrond in depot gereden, waarna de ondergrond werd geëgaliseerd of doorgespit. Zowel het vergraven als het egaliseren heeft ernstige gevolgen gehad voor het aanwezige bodemarchief. Ter controle zijn de vergraven en geëgaliseerde gebieden vergeleken met het Actueel Hoogte Bestand Nederland (AHN). Uit deze vergelijking bleek dat enkele 'geëgaliseerde gebieden' nog verrassend veel reliëf hebben. Deze gebieden zijn uiteindelijk niet als geëgaliseerd weergegeven.
Ad. 2 en 3) Provinciaal geregistreerde ontgrondingen, saneringen en vuilstortplaatsen Door ontgronding kunnen belangrijke delen van het bodemarchief aangetast zijn of zelfs verdwenen zijn. Daarom is getracht om op basis van de beschikbare informatie te achterhalen waar en in welke mate ontgrondingen in het de gemeente Best hebben gevonden. Deze ontgrondinginformatie is vooral afkomstig uit het provinciaal ontgrondingsregister, waar gegevens over ontgrondingvergunningen van 1958 tot en met 1998 zijn bewaard. Volgens de provinciale ontgrondingenkaart zijn grote delen van de dekzandruggen en rond Gilze en Rijen inmiddels ontgrond. De desbetreffende gebieden zijn op de archeologische verstoringenkaart en de archeologische verwachtingen- en waardenkaart (kaartbijlage 2 en 4) aangeduid. In welke mate bovenstaande activiteiten het bodemarchief aangetast hebben, valt niet altijd te achterhalen. De diepte van de ontgronding en of deze ook daadwerkelijk is uitgevoerd, ontbreekt namelijk in het register, waardoor deze gebieden voor archeologie niet kunnen worden afgeschreven. De vergunningvoorschriften van voornamelijk de oudere vergunningen bepaalde veelal slechts de fasering, de aansluiting van het te ontgronden perceel op de omliggende percelen en de uiteindelijk te realiseren maaiveldhoogte. De locaties van ontgrondingen lijken wel voor een groot deel overeen te stemmen met het Actueel Hoogtebestand van Gilze en Rijen. Op plekken waar ontgrondingen hebben plaatsgevonden, is vaak een abrupte overgang zichtbaar van een natuurlijk reliëf naar een nagenoeg vlak terrein. Deze gebieden zijn apart aangegeven op de verstoringenkaart (kaartbijlage 2). Als gevolg van de ontgronding worden in deze gebieden geen archeologische resten meer verwacht. Voor de overige gebieden is de archeologische verwachting niet gewijzigd, maar zullen door middel van controleboringen en veldinspecties de bodemverstoringen gecontroleerd worden. In deze verdachte percelen zijn voor het opstellen van deze archeologische kaarten nog geen controleboringen uitgevoerd. De mogelijk ook ontgronde en daarmee verstoorde terreinen zijn daarom als gearceerde gebieden opgenomen op de beleidskaart. Verkennende grondboringen zullen de daadwerkelijke verstoring al dan niet moeten bevestigen. Voor terreinen waarvan niet duidelijk is of deze verstoord zijn, geldt steeds de onderliggende lage, middelhoge of hoge verwachting. Datzelfde geldt voor terreinen die geregistreerd staan als gesaneerd en voormalige vuilstortplaatsen. Ad. 4) Afgeschreven terreinen na uitgevoerd archeologisch onderzoek.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
54
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
In het verleden zijn op het grondgebied van de gemeente Best verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd. Dit kunnen oppervlaktekarteringen, booronderzoeken, proefsleuven onderzoeken en opgravingen zijn.
Onderzoekstype Eindtotaal Archeologisch: begeleiding Archeologisch: booronderzoek 1 1 1 3 3 4 5 18 Archeologisch: bureauonderzoek 2 1 3 Archeologisch: proefputten/proefsleuven 1 4 1 6 Archeologisch: opgraving 2 2 Eindtotaal 1 0 1 1 4 9 6 7 29 Tabel 5: Sinds 2000 in Best uitgevoerd onderzoek – per type, per jaar (bron Archis 01-01-2010) Vanaf november 2005 geldt de verplichting om elk archeologisch onderzoek voorafgaand aan het veldwerk aan te melden bij de RCE. Deze zogenaamde onderzoeksmeldingen staan geregistreerd in Archis. Een onderzoeksmelding bestaat uit een vlak en een aantal gegevens omtrent het onderzoek. De belangrijkste gegevens betreffen het onderzoeksmeldingsnummer, de centrumcoördinaten, locatie gegevens, datum aanvang, type onderzoek, motief, uitvoerder, projectleider en opdrachtgever. Voor november 2005 gold alleen voor opgravingen een meldingsplicht. De lijst met onderzoeksmeldingen in ARCHIS is dus incompleet; de (meeste) booronderzoeken die voor november 2005 zijn uitgevoerd zijn namelijk nergens geregistreerd. De onderzoeksmeldingen uit Archis (peildatum 1-12-2008) zijn weergegeven op de archeologische basiskaart en in de vindplaatsencatalogus (kaartbijlage 4 en bijlage 2). De resultaten van reeds uitgevoerde onderzoeken zijn doorvertaald naar de verwachtingswaarde. Gebieden die zijn vrijgegeven en inmiddels zijn volgebouwd, zijn op de beleidskaart aangeduid als gebieden zonder archeologische verwachting. Ook de terreinen die zijn opgegraven zijn aangemerkt als terrein zonder archeologische verwachting. Deze doorvertaling heeft plaatsgevonden op grond van de onderzoeksrapporten. De onderzoeksrapporten die zijn geraadpleegd, zijn weergegeven in de literatuurlijst. Uit het overzicht in tabel 5 is af te leiden dat 73% van het in het laatste decennium uitgevoerde onderzoek bestond uit non-destructief vooronderzoek (bureauonderzoek en booronderzoek). Dat is de eerste fase van het archeologisch proces. Tot de volgende fase, het proefsleuvenonderzoek, hoorde 20% van de uitgevoerde onderzoeken. Slechts 7 % van het geheel heeft betrekking op ‘definitief’ onderzoek (opgraven). Na 2005 is er een geleidelijke toename van het onderzoek, maar een grote omvang heeft het niet gekregen. In de afgelopen 5 jaar zijn gemiddeld 6 onderzoeken per jaar uitgevoerd. In de meeste gevallen is het terrein na vooronderzoek vrijgegeven (zie bijlage 2). Ad. 5) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Aan de hand van het AHN, mede in combinatie met de hierboven genoemde verstoringen vanuit saneringen, ontgrondingen en geomorfologie en bodem kunnen verdachte locaties in beeld gebracht worden. Daar waar een perceel opvallend laag ligt ten opzichte van de omgeving is als verdachte locatie op de kaart geplaatst. Daar waar overduidelijk de reeds geinventariseerde verstoringen (saneringen, ontgrondingen en geomorfologie en bodem ) bevestigd worden zijn als zekere verstoringen op de verstoringenkaart aangeduid.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
55
Ad. 6) Kabels, leidingen, grootschalige infra, water (huidige Topkaart en Klic) De ligging van kabels, leidingen en nieuwe infra (tunnels en grotere wegen) is in beeld gebracht als verstoorde gebieden. Ook alle gegraven waterlopen en vijvers zijn als verstoorde gebieden geinventariseerd. Ad. 7) Huizen van na 1980 (WOZ bestanden gemeente) Bij de huizenbouw vanaf circa 1980 werd er standaard tot in het gele zand of de vaste bodem uitgegraven, waardoor mogelijk archeologische sporen hier als verloren beschouwd mogen worden. Vanuit de WOZ bestanden van elke gemeente wordt daartoe in kaart gebracht wanneer de huizen/panden en daarmee de wijken en industriegebieden zijn gebouwd. De bedrijfspanden, huizen en wijken van na 1980 worden op de kaart weergegeven als zijnde terreinen zonder archeologische verwachting. De tuinen daarentegen zijn meestal niet beschadigd: daar kunnen grote vlekken “gaaf” terrein schuil gaan. Grote open stukken zijn dan ook niet afgeschreven, evenals kleine terreinen indien daar duidelijk aanwijzingen zijn voor archeologische waarden in de directe omgeving.
5.2.
Veldinventarisatie
Om meer informatie te verkrijgen over het (historisch) grondgebruik en de mogelijk daarmee gepaard gaande bodemverstoringen is in overleg met de gemeente Best en de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) besloten om het concept van de verstoringenkaart (bijlage 3) ter inzage te leggen voor alle burgers. Het in kaart brengen van percelen waar in het verleden diepe grondbewerkingen hebben plaatsgevonden kan daarnaast leiden tot ruimere vrijstellingen op het gebied van archeologisch monumentenzorg. Gegevens over het (historisch) landgebruik zijn niet gemakkelijk voorhanden. Cijfers over grondgebruik zijn aanwezig bij het Ministerie van Landbouw (cijfers van de meitellingen) maar deze zijn niet openbaar. Algemene regels over de diepte van grondbewerkingen bij bepaalde teelten zijn vrij beperkt. Duidelijk is wel dat asperges minimaal een meter diep gaan. Schorseneren gaan in de regel gepaard met grondbewerkingen tot 50 cm, terwijl dat bij wortelen op ca 40 cm kan liggen. Voor andere gewassen is dat niet eenduidig en wordt bij verschillende telers ook verschillend toegepast. Daar kan dus geen lijn in getrokken worden. Dat geldt ook voor boomtelers: afhankelijk van het soort boom en wortelstelsel wordt de grond tot een bepaalde diepte bewerkt (variatie van 40-80 cm). Ook bij diepwoelen bestaat in de praktijk bij de bboeren geen eenduidige werkwijze. De diepe bodembewerking wordt daarnaast niet getypeerd als normaal agrarisch gebruik. Bij teelten als sla-achtigen en aardbeien komt het wel vaker voor, maar dat wil niet zeggen dat iedereen het bij deze gewassen toepast, dat verschilt per ondernemer. Het is mogelijk dat in het verleden een perceel gediepwoeld is. Het probleem hierbij is dat een dergelijke bewerking niet zoals bovenstaande categorieën waarneembaar is of schriftelijk vastgelegd is voor de meitelling. Om deze reden is besloten gediepwoelde percelen niet mee te nemen in deze inventarisatie. Burgers is via een oproep in de krant en via de website alsmede via een brief vanuit de ZLTO, gevraagd om het concept van de verstoringenkaart te controleren en indien nodig te reageren als sprake is van nog niet geregistreerde aantoonbare verstoringen op het eigen perceel/percelen. Het gaat daarbij zowel om verstoringen door de aanleg van drainage, afgraving, egalisatie als door het bestaande gebruik voor het telen van specifieke gewassen als bijvoorbeeld asperges en bomen. De aan te leveren gegevens dienen geverifieerd te kunnen worden bijvoorbeeld door middel van foto’s, kaarten en rapporten. Omdat enkel aantoonbare verstoringen op kaart kunnen worden vastgelegd zijn de categorieën verstoringen die gemeld kunnen worden beperkt.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
56
Omdat enkel aantoonbare verstoringen op archeologiekaart kunnen worden vastgelegd, zijn in overleg met de ZLTO en de gemeente Best de volgende categorieën verstoringen vastgesteld, die bij de veldinventarsatie gemeld konden worden: 1 perceel met drainage 2 perceel dat in het verleden bij meitelling is opgegeven voor aspergeteelt, schorseneren of boomteelt met een kluitdiepte dieper dan 40 en 60 cm 3 perceel dat opgehoogd, geëgaliseerd of afgegraven is Dat de bodem verstoord is tot een bepaalde diepte hoeft overigens niet te betekenen dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. Wel kan daarmee worden aangetoond dat er sprake is van bestaand gebruik dat de gemeente mee kan nemen in de afweging met betrekking tot de ondergrens voor de onderzoeksplicht archeologie. De ingekomen reacties zijn verwerkt in een tabel. Locaties werden ingetekend op de verstoringenkaart en vervolgens in het geografische informatiesysteem gecontroleerd aan de hand van de bestaande verstoringen, luchtfoto’s, de Alterra kaarten van het historische gebruik in Archis en vervolgens de oude hoogtekaart en de gedetailleerde Actuele Hoogtebestanden (AHN). De controletabel hiervan is opgenomen in bijlage 6. Er is in de vertaling van de verstoringen onderscheid gemaakt in: - Archeologische verwachting blijft gelijk (oranje gemarkeerd). - Archeologische verwachting is bijgesteld naar middelhoog (licht oranje gemarkeerd). - Archeologische verwachting is deels bijgesteld naar geen verwachting vanwege de aangetoonde verstoring (groen gemarkeerd). - Archeologische verwachting is bijgesteld naar geen verwachting vanwege de aangetoonde verstoring (licht groen gemarkeerd). - Archeologische verwachting is bijgesteld naar middelhoog (licht oranje gemarkeerd) - De geel gemarkeerde meldingen zijn niet in behandeling genomen omdat bewijsstukken ontbraken of doordat ze niet voldeden aan de voorwaarden zoals die waren gesteld. De resultaten van de veldinventarisatie zijn verwerkt in de verwachtingen- en waardenkaart (bijlage 5).
5.3.
Veldcontrole
Een van de doelstellingen van het maken van de archeologiekaart was het ‘opschonen’ van het kaartbeeld om daarmee te voorkomen dat vindplaatsen onnodig beschermd worden. Dit voorkomt onnodig onderzoek en daarmee het maken van overbodige kosten. Tijdens het inventariseren, controleren en waarderen van de archeologische waarnemingen bleek dat sommige waarnemingen een nadere studie in het “veld” behoefden. Naast de mogelijke verstoringen gaat het om waarnemingen waarvan de omschrijving of locatie vragen oproepte. Daarnaast was van sommige locaties niet duidelijk in hoeverre deze nog bestonden of dat deze door bodembewerkingen c.q. afgravingen danig verstoord waren. Om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen werden een aantal locaties visueel geïnspecteerd (voor de locaties zie bijlage 3). Tijdens de veldtoets is de gemeente bekeken vanuit archeologisch-landschappelijk oogpunt waarbij het regionale verwachtingsmodel werd getoetst. Hierbij is vooral gelet op de landschappelijke overgang tussen de Midden-Brabantse dekzandrug en het laag gelegen broekgebied in het noorden van Best en de ligging van de diverse Steentijdvindplaatsen rondom de oude vennen in het zuiden van Best, aan de zuidrand van de Midden-Brabantse dekzandrug. Bij de controle van de verwachtingenkaart zijn ook de lopende archeologische onderzoeken in Best betrokken. Als laatste
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
57
onderdeel van de veldinspectie zijn grootschalige afgravingen gecontroleerd die op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) reeds zichtbaar zijn. De inzichten die zijn verkregen door de visuele veldcontrole die in april en augustus plaatsvond, zijn verwerkt in de archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Figuur 20 t/m 24 laten achtereenvolgens vanaf linksboven zien: - Akkers aan de Bestseweg-Schelravenseweg met het zicht op gehucht de Vleut - Zicht op het laaggelegen populierenlandschap met weilanden en bossen van De Mortelen/Heerenbeek vanuit de Kanterseveldenweg - Jonge ontginningen met geegaliseerde weilanden aan de Oude Baan - Ook jonge ontginningen met vlakke weilanden aan de Molenheideweg
Naast de veldinspecties, werden in overleg met de gemeente Best een achttal locaties (zie bijlage 7) geselecteerd die voor een verkennend booronderzoek in aanmerking kwamen. Hiervoor werd een selectie gemaakt uit de mogelijk verstoorde gebieden zoals deze zijn aangeduid op de verstoringenkaart (bijlage 3). Omdat het niet mogelijk was om alle percelen af te boren, staat deze mogelijke verstoringenlaag apart op de archeologische beleidskaart aangeduid.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
58
De veldtoets is door bureau BAAC uitgevoerd in de periode van 12-13 juni 2010. Tijdens het onderzoek moesten de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord: • Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? • Zijn er veldwaarnemingen die relevant kunnen zijn voor de archeologische verwachting, en zo ja, welke zijn dit? De werkwijze en conclusies van het boordonderzoek worden beschreven in het bijgevoegde rapport van BAAC dat als bijlage 6 bij dit rapport is gevoegd. De inzichten die zijn verkregen door de veldcontrole zijn verwerkt in de archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Hieronder volgt in tabelvorm de vertaling van de resultaten naar het kaartbeeld: Soort verstoring op Resultaat Vertaling op verstoringenkaart booronderzoek verwachtingenkaart Lokatie 1 Mogelijk vergraven (bron bodemkaart) Ondiep verstoord Lage verwachting Lokatie 2 Mogelijk vergraven (bron bodemkaart) Ondiep verstoord Lage verwachting Lokatie 3 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Grotendeels Verwachting blijft gelijk (bron AHN en ontgrondingen intacte bodem provincie) Lokatie 4 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Grotendeels Verwachting blijft gelijk (bron AHN en ontgrondingen intacte bodem provincie) Lokatie 5 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Grotendeels Verwachting blijft gelijk (bron AHN en ontgrondingen intacte bodem provincie) Lokatie 6 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Diep verstoord Geen verwachting meer (bron AHN en ontgrondingen provincie) Lokatie 7 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Ondiep verstoord Verwachting blijft gelijk (bron AHN en ontgrondingen provincie) Lokatie 8 Mogelijk vergraven, maar niet zeker Diep verstoord Geen verwachting meer (bron AHN en ontgrondingen provincie) Tabel 6. Overzicht van de resultaten van de onderzochte gebieden. Op basis van bovenstaande resultaten is de verwachtingenkaart bijgesteld. De aangetroffen ondiepe verstoring in lokatie 1 en 2 wordt als representatief beschouwd voor het hele noordelijke deel van de gemeente Best dat op de bodemkaart staat aangeduid als zijnde geëgaliseerd. Het hele gebied heeft op de verwachtingenkaart de onderliggende lage archeologische verwachting gekregen. Omdat de verstoring slechts oppervlakkig is, kunnen archeiologische waarden nog steeds voorkomen. De controle van lokalties 3 t/m 8 zijn uitgevoerd in gebieden die op de provinciale ontgrondingenkaart stonden aangeduid als zijnde ontgrond. Een eeerste check met de AHN bracht daar geen zekerheid in, waardoor verkennende boringen uitkomst moesten brengen. Het resultaat geeft echter aan dat er geen eenduidige uitspraken mogelijk zijn naar aanleiding van de gemengde resultaten: deels wel en deels niet verstoord. Omdat het niet mogelijk was om alle percelen af te boren, staat deze mogelijke verstoringenlaag apart op de archeologische beleidskaart aangeduid.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
59
Figuur 25. Uitsnede van de oude hoogtekaart van de gemeente Best.
5.4.
Vertaling van de verstoringen naar verwachtingen
Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart en de archeologische beleidskaart van Best worden de daadwerkelijk vastgestelde ontgrondingen en verstoringen weergegeven als gebieden zonder archeologische verwachting. Onder deze categorie “gebieden zonder archeologische verwachting” vallen: a. de geëgaliseerde en afgegraven terreinen zoals deze staan aangegeven op de geomorfologische en bodemkundige kaarten en die door middel van veldinspecties en boorkarteringen zijn vastgesteld; b. Ook vallen hier de ontgrondingen van de provincie onder die zichtbaar verstoord zijn op de AHN en gecontroleerd zijn met de oude hoogtekaart;
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
60
c. d. e. f.
g. h.
de percelen die verder als ontgrond zichtbaar zijn op de AHN en die gecontroleerd zijn met de oude hoogtekaart van Best; de percelen die door middel van een verkennend booronderzoek in het kader van deze archeologiekaart zijn naangeduid als diepgaand verstoord; Verder vallen ook de als verstoord aangeduide gebieden hieronder die naar aanleiding van de veldinventarsatie aan het licht zijn gekomen; de na 1980 gebouwde woningen (bron: WOZ-bestand 2007 gemeente Best). Bij de huizenbouw vanaf 1980 gaan we ervan uit dat er standaard tot in het gele zand of de vaste bodem werd uitgegraven, waardoor mogelijk archeologische sporen hier als verloren beschouwd mogen worden; de door middel van archeologisch (voor)onderzoek vastgestelde verstoorde en daarmee uitgeselecteerde gebieden; de zichtbaar ontgronde en verstoorde gebieden, zoals waterplassen, tunnels, snelwegen, kanalen en percelen met diepe steilranden (bron: www.ahn.nl).
Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart en de beleidskaart zijn vooralsnog ook nog gebieden aangeduid als terreinen die mogelijk verstoord zijn. Het gaat hier vooral om terreinen die op de ontgrondingenkaart van de provincie als ontgrond staan aangeduid, maar waarvan niet zeker is of deze verstoord zijn. Hier zullen in de toekomst verkennende boringen uitsluitsel over moeten geven.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
61
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
62
6.
Archeologische verwachtingen- en waarden in Best
6.1.
De opbouw van de kaart Ten behoeve van de archeologische beleidskaart voor Best is een vertaling gemaakt van landschappelijke, bodemkundige, historische en archeologische informatie naar een vlakdekkende kaart van archeologische waarden en verwachtingen. Op basis van het ontwikkelde verwachtingsmodel en gecontroleerd aan de geinventariseerde vindplaatsen en verstoringen worden binnen het grondgebied van de gemeente Best zeven soorten archeologische verwachtingen of waarden aan terreinen toegekend: Onderscheiden zijn 1) Wettelijk beschermde archeologische monumenten 2) gebieden met archeologische waarde 3) gebieden met een hoge archeologische verwachting, historische kern 4) gebieden met een hoge archeologische verwachting 5) gebieden met een middelhoge archeologische verwachting 6) gebieden met een lage archeologische verwachting 7) gebieden zonder archeologische verwachting. 1. Wettelijk beschermde archeologische monumenten: van deze gebieden staat op basis van archeologisch onderzoek of waarnemingen vast dat hier belangrijke archeologische resten in de grond zitten. Deze terreinen vallen onder de vergunningplicht van de Rijksdienst (RCE). 2. Gebieden van archeologische waarde: hiertoe behoren die delen van de gemeente waar op basis van óf archeologisch onderzoek, óf de bekende archeologische waarnemingen en/of de bekende historische gegevens van het terrein (vrijwel) vaststaat dat hier belangrijke archeologische resten in de grond zitten. Ook de niet wettelijk beschermde archeologische monumenten (AMKterreinen) vallen hieronder. 3. Gebieden met een hoge archeologische verwachting, specifiek de historische kernen van Best anno 1832: hieronder vallen de historische bekende gehuchten en woonlinten uit 1832 waar met grote waarschijnlijkheid archeologische resten verwacht kunnen worden. De verwachting wordt bevestigd door de deels nog aanwezige historische bebouwing in de vorm van boerderijen, kerk(fundamenten) en een kapel. 4. Gebieden met een hoge archeologische verwachting: hieronder vallen die delen van de gemeente waar op basis van de in het model gebruikte aantallen met grote waarschijnlijkheid archeologische resten verwacht kunnen worden. Het grootste deel van alle bekende archeologische vindplaatsaen in Best is afkomstig uit deze zones. Ook de bij de verschillende proefsleuvenonderzoeken bekend geworden vindplaatsen zijn gelegen in zones met een hoge archeologische verwachting. 5. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting, waaronder ook de beekdalen met een specifieke archeologische verwachting: deze categorie is ingevoerd, omdat de gebruikte bodem- en geomorfologische kaarteenheden zonder nader veldonderzoek niet eenduidig aan één van de andere categorieën toegewezen kunnen worden. Het zijn vooral de lager gelegen dekzanden met lage enkeerdgronden en de drogere minder vruchtbare podzolbodems. Binnen deze zones kunnen terreinen liggen waar door erosie of uitloging alle archeologische waarden
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
63
verdwenen zijn, naast terreinen waar door afdekking met plaggen eventueel aanwezige archeologische waarden juist zeer goed geconserveerd zijn. Het betreffen hier voornamelijk de zogenaamde veldpodzolgronden. Deze gronden zijn vooral gelegen in de zuidelijk gelegen Bestse Heide en Oirschotse Heide. De prehistorische vindplaatsen geven aan dat bewoning in de prehistorie mogelijk is geweest. Deze kunnen echter wel opgeruimd zijn door de hier in de 19e en 20e eeuw uitgevoerde ontginningen, de aanwezige bedrijfsterreinen en natuurlijke bodemprocessen als verstuiving en uitloging. 6. Gebieden met een lage archeologische verwachting: binnen deze zones kunnen wel archeologische waarden aangetroffen worden. Echter: op basis van de geomorfologie, grondwatertrap en de bodemkundige kenmerken van het terrein (beekdal, beekeerd, vlakvaaggronden, e.d.) of vanwege het verwachte incidentele en extensieve gebruik van de zones (depositielocaties, veeweiden, grondstofwinning, e.d.) zijn dergelijke arealen moeilijk archeologisch te onderzoeken. Recente inzichten wijzen er ook op dat vooral beekdalen in een zeer dunne spreiding bijzondere vondsten kunnen bevatten, welke echter wegens hun geringe aantal meestal alleen bij grootschalige werkzaamheden aangetroffen zullen worden. 7. Gebieden zonder archeologische verwachting: dit zijn locaties waarvan bekend is dat ze door de mens grootschalig verstoord zijn. Het gaat om terreinen waarvan is vastgesteld dat de archeologie verdwenen of diepgaand verstoord is door ontgronding, egalisatie (met drainage), nieuwbouw, (snel)wegen, ondergrondse leidingen, sanering, opgravingen of diepe grondbewerking bij bepaalde gewasteelt. Enkele locaties zijn tijdens de veldcontrole bezocht waarbij is geverifieerd (dmv edelmanboringen of visuele inspectie) wat de mate van verstoring was.
Op de archeologische beleidskaart zijn tot slot nog een aantal locaties aangegeven die mogelijk verstoord zijn, maar waarvan de controleboringen geen eenduidig beeld schetsten. Hierdoor kunnen deze terreinen niet zonder meer gevrijwaard worden van archeologisch onderzoek. De verstoringen moeten, indien er sprake is van bodemingrepen, gecontroleerd worden door middel van controlerende boringen, om aan te kunnen geven of de archeologie hier wel of niet verdwenen is. De verschillende archeologische verwachtingszones ‘hoog’, ‘midden’, ‘laag’ zijn verfijnd ten opzichte van het bestaande kaartbeeld van de IKAW, waardoor de archeologiekaart van Best realistischer is dan de IKAW. Toetsing hiervan bij inventariserend veldonderzoek is echter nodig en kan tot verbetering leiden. In “Ondersteboven. Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg, gemeente Best” wordt nader ingegaan op de beleidsvertaling die aan deze categorieën archeologische verwachtingen en waarden gegeven moeten worden.
6.2.
Kansen en bedreigingen
In deze paragraaf wordt aangegeven hoe er in de toekomst kan worden omgegaan met het aanwezige archeologische erfgoed. Naast de in het beleidsplan beschreven maatregelen om het archeologiebeleid van de gemeente Best en vorm te geven, kan gedacht worden aan: - het introduceren van strategieën om de lokale bevolking warm te maken voor erfgoed, - maatregelen om cultureel erfgoed een vaste plek te geven bij beslissingen over de ruimtelijke ordening,
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
64
-
of middelen die nodig zijn om goede voorwaarden te scheppen voor bewoners en stichtingen om eigen initiatieven op het gebied van (archeologisch) erfgoed te ontplooien.
In dat kader worden hieronder enkele handreikingen gedaan over manieren waarop de rijke historie ook voor niet-deskundigen tot leven kan worden gebracht. Een goed voorbeeld is de aanbeveling om bij woonuitbreidingen de resultaten van archeologische opgravingen in het stedenbouwkundig ontwerp terug te laten komen. Vooral de toekomstige uitbreidingen voor wonen en werken in het noordwesten van Best (Dijkstraten en Aarle-Hokkelstraat) vormen een bedreiging voor het archeologische erfgoed wat in Best veelvuldig onder de oude akkers aangetoond is. Tijdig archeologisch onderzoek kan ervoor zorgen dat waardevolle locaties in het toekomstige plan kunnen worden ingepast.
Figuur 26. Bedreigingen voor de archeologie in Aarle-Hokkelstraat, de noordwestelijke uitbreiding van Best.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
65
In de sfeer van de vertaling van de aangetroffen waarde is creativiteit nodig. Uit de lagen van de wegenstructuur, (historische) gebouwen, landschapsgeografie en archeologische vondsten kan een stedebouwkundig ontwerp volgen. Hieraan kunnen thema’s worden toegevoegd die geënt zijn op de archeologische resultaten zoals IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Door een afwijkende bebouwing, een afwijkende erfaanleg, opgaande bomen en een bocht in de weg, kan een plek worden gemarkeerd. De resultaten van archeologisch onderzoek kunnen ook vertaald worden in de nieuw te bouwen woonwijk, bijvoorbeeld de herbouw van een van de aangetroffen gebouwen in de vorm van een klimtoestel. Aangetroffen restanten kunnen van een dusdanige waarde zijn dat het waardevol is deze te bewaren en ten toon te stellen. Mogelijk kan het Oertijdmuseum in Boxtel een rol vervullen in het tentoonstellen van bijzondere archeologische vondsten uit Best.
Figuur 27. Klimobject in de vorm van een prehistorische boerderij in Oss (Brabants Dagblad oktober 2010). Bijzonder aan Best is de driedeling in het (cultuur)landschap: in het noorden de lemige gronden van het begin van het Groene Woud, de stuifduinen van de Midden-Brabantse dekzandrug op de Beste en Oirschotse Heide in het zuiden en de oude akkers met gehuchten op de oost-west georiënteerde hoge dekzandrug. De bewoningsgeschiedenis hangt hier sterk mee samen. De vroegste bewoning van jagers- en verzamelaars en de late prehistorie vinden we in het zuiden in de huidige heidegebieden. De latere prehistorische, Romeinse en middeleeuwse landbouwers trokken langzaam naar het noorden, naar de lemige vruchtbaardere gronden op de dekzandruggen en koppen op de overgang naar de lagere beekdalgronden. Dit archeologisch-aardkundige belang van dit landschap is voor leken tegenwoordig niet of nauwelijks afleesbaar aan direct zichtbare landschapsvormen. In erfgoededucatieprogramma’s kan met visualiseringstechnieken en goede publiekpresentaties een brug worden geslagen naar de hedendaagse gemeenschap. Aanbevelingen: Landschappelijke bescherming verdienen vooral de oude bouwlandcomplexen met bolle akkers (en met archeologie in de ondergrond) en de verkaveling van de beekdal- en kampontginningen. Ontwikkelingen in en rond de herkenbare gehuchten van Best moeten kritisch worden gevolgd en zorgvuldig getoetst aan historische en esthetische criteria. Hun kleinschalige structuur en het feit dat ze de openheid van de akkercomplexen niet hebben aangetast, moet de doorslag geven.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
66
Herstel van groenstructuren zou kunnen worden gericht op de houtwallen rond de oude, open bouwlandcomplexen met bolle akkers, op de beplanting langs lanen en op erven. Voor recreatie en erfgoededucatie biedt Best talloze mogelijkheden. Eén van de thema’s die zich leent voor cultuurtoeristische ontwikkeling is het religieuze gebruik van het wegenpatroon in het verleden. Daarbij kan worden gedacht aan de locatie van prehistorische en vroeg-historische rituele praktijken langs ‘voorden’ en routes door natte zones in het landschap (rituele deposities) en aan het gebruik en de betekenis van kerkwegen en pelgrimsroute naar de kerk in Best en Oirschot en de kapel in Aarle. Een geschikt thema voor een erfgoededucatieproject wordt ook gevormd door de geschiedenis van de laatmiddeleeuwse hoeven rond Best, zoals de Amelrijkboot hoeve en de e pas ontdekte 13 eeuwse (oudste?) boerderij aan de Oirschotseweg, en de karakteristieke gehuchten zoals de Vleut en Aarle. De hoeven en gehuchten kunnen worden opgenomen in een toeristisch-recreatieve route, maar kunnen ook op verschillende manieren worden `gemarkeerd’ (bijvoorbeeld d.m.v. beplanting en landschapskunst). Aan de lokaties van hoeven kunnen de oorspronkelijke namen en/of kleuren worden teruggegeven.
Figuur 28. Het meest in het oog springend archeologisch monument in Best: de grafheuvels op de Oirschotse en Beste Heide en de diverse hier ontdekte en nog aanwezige Mesolithische vindplaatsen. Het gebied wat het meest in het oog springt voor Best en tot de verbeelding spreekt, is de locatie van de grafheuvels uit de Vroege IJzertijd en de Mesolithische vindplaatsen op de Oirschotse Heide, gelegen ten zuiden van het Wilhelminakanaal, ten noorden van de A58 en grenzend aan het terrein van Philips Medical. Steentijdvindplaatsen werden hier in de jaren 40 en 50 dicht onder de heidebegroeiing in kleien putjes opgegraven en zijn op meerdere locaties naar verwachting nog
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
67
volop aanwezig.72 De grafheuvels en de verhalen die daarom heen hangen over kabouters en urnen, zijn goed te gebruiken bij een recreatieve interactieve route. Het tegenwoordig rustig en vrij afgelegen nattuurgebied verdient daartoe meer aandacht. De grafheuvels waaronder een archeologisch monument dat grenst aan de parkeerplaats van Philips Medical, zijn niet als zodanig herkenbaar. Herstel van deze markante monumenten ligt daarbij voor de hand. Ook het behoud van de zandwegen in het gebied verdient nadere aandacht. Historische routes die nog herkenbaar zijn aan stuifzandwallen (in feite `holle wegen’) zijn in het gebied nog niet geïnventariseerd. Het Actueel Hoogtebestand Nederland en historisch kaartmateriaal geven echter duidelijke aanwijzingen. Deze holle wegen zullen in veel gevallen nog schuilgaan in de naaldbossen. Ze lenen zich naar verwachting goed voor `publieksontsluiting’.
Figuur 29. Voorbeeld van een gerestaureerde grafheuvel in Bergeijk.
72 Mondelinge mededeling N. Arts.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
68
7.
Literatuur
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Bazelmans, J. & F. Theuws (red.), 1990: Tussen zes gehuchten de laat-Romeinse en middeleeuwse bewoning van Geldrop-'t Zand (Studies in Prae- en Protohistorie 5), Amsterdam. Beex, G., 1979: Overzicht van de archeologische vondsten in de voormalige gemeente Woensel, in: Renders, W.H.A. (red.), Bijdragen tot de geschiedenis van Woensel, p.7-13. Beijers, H., en G.J. van Bussel, 1996: Van d’n Aabeemd tot de Zwijnsput. Toponiemen in de cijnskring Helmond vóór 1500 in naamkundig en nederzettingshistorisch perspectief, Helmond. Berendsen, H.J.A., 2000: Landschappelijk Nederland, Van Gorcum, Assen. Berkvens, R. en N. Arts, 2003: De bewoningsgeschiedenis van Schijndel volgens archeologische gegevens, in: Beijers, H. (red.) Het Schijndelse landschap, Cultuurhistorische notities rond bodemarchief, landschapsontwikkelingen en historische perceelsnamen, Schijndel, p. 13-31. Berkvens, R. & K. Leenders, 2008: Oude Brabantse Akkers, met een focus op de omgeving van Breda, in: J. van Doesburg, M. de Boer, J. Deeben, B.J. Groenewoudt en T. de Groot, Essen in Zicht. Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid (Nederlandse Archeologische Rapporten 34), Amersfoort 2008, p. 161-192. Berkvens, R. 2009: Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg gemeente Nuenen c.a. (SRE Milieudienst), Eindhoven. Berkvens, R. 2009: Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg gemeente Geldrop-Mierlo (SRE Milieudienst), Eindhoven. Bink, M., 2010; Best, Aarle-Hokkelstraat, fase 1. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (BAAC conceptrapport A-09.0297, augustus 2010), Den Bosch. Bloemers, J.H.F. & T. van Dorp, 1991: Pre- en protohistorie van de Lage Landen, UP De Haan. Bont, C. de 1993: ...Al het merkwaardige in bonte afwisseling... Een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant (Stichting Brabants Heem), Waalre. Boshoven, E.H./R.J.M. van Genabeek/D.M. Kwakkel, 2006, Archeologische verwachtingskaart van Boxtel, Liempde en Lennisheuvel, 's-Hertogenbosch (BAAC-rapport 05.139). Bosman, A.V.A.J., K. Leijnse & S.M. van Roode, 2009: Rapport archeologische waarden- en verwachtingenkaart Son en Breugel (Past2Present Rapport 543), Woerden. Genabeek, R.J.M. & L. Tebbens, 2007: Notitie archeologiebeleid en kaart gemeente SintOedenrode (BAAC), ’s-Hertogenbosch. Coenen, J., 2000: Te Best Wart. De geschiedenis van Best en zijn vroegere grondgebied, Best.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
69
Datema, R.R. & M.G.J. Grievink, 2002: Beschrijving van de bestaande toestand van 50 monumenten op particulier terrein in Noord- Brabant. Deeben, J. & R. Wiemer, 1999: Het onbekende voorspeld: de ontwikkeling van een indicatieve kaart van archeologische waarden, in: W.J.H. Willems (red.), Nieuwe ontwikkelingen in de archeologische monumentenzorg (Nederlandse Archeologische Rapporten 20), p. 29-42. Deeben, J. & E. Rensink, 2005: Het Laat-Paleolithicum in Zuid-Nederland, in: J. Deeben, E. Drenth, M-F. v. Oorsouw & L. Verhart, De Steentijd van Nederland (Archeologie 11/12), Meppel, 171-199. Deeben, J. & N. Arts, 2005: Van jagen op de toendra naar jagen in het bos. Laat Paleolithicum en vroeg-Mesolithicum, in: L.P. Louwe Kooijmans, H. Fokkens & A. van Gijn, Nederland in de prehistorie, Amsterdam, p. 139-156. Deeben, J. (ROB), H. Peeters (ROB), D. Raemaekers (GIA), E. Rensink (ROB) en L. Verhart (Stone Age), 2006: NOaA hoofdstuk 11. De vroege prehistorie (versie 1.0), (www.noaa.nl), p. 7-29. Enckevort, H. van, T. de Groot, H. Hiddink & W. Vos, 2006: De Romeinse tijd in het MiddenNederlandse rivierengebied en het Zuid-Nederlandse dekzand- en lössgebied, Amersfoort (NOaA hoofdstuk 18). Fokkens, H. & R. Jansen (red.), 2002: 2000 jaar bewoningsdynamiek. Brons- en ijzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied, Leiden, 1-22. Fontijn, D., 2003: Sacrificial Landscapes. Cultural Biographies of Persons, Objects and ‘Natural’ Places in the Bronze Age of the Southern Netherlands, c. 2300-600 BC, Analecta Praehistorica Leidensia 33/34. Gerritsen, F., P. Jongste & L. Theunissen, 2006: De late prehistorie in Noord-, Oost- en ZuidNederland en het rivierengebied, Amersfoort (NOaA hoofdstuk 17). Gerritsen, F., 2001:Local identities; landscape and community in the late prehistoric Meuse-DemerScheldt region, Amsterdam (dissertatie Vrije Universiteit). Gerritsen, F. & E. Rensink (red.), 2004: Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg (NAR 28), Amersfoort. Ginkel, E. van & L. Theunissen, 2009: Onder heide en akkers. De archeologie van Noord-Brabant tot 1200, Utrecht. Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Nederlandse Archeologische Rapporten 17, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Hartog, C. den, 2004: Peelland: de lange-termijngeschiedenis van een wegenpatroon, Amsterdam (Vrije Universiteit). Hermans, C.R., 1865: Noordbrabantse Oudheden, ‘s-Hertogenbosch, p.100-101.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
70
Hidding, M., J. Kolen & T. Spek 2001: De biografie van het landschap. Ontwerp van een inter- en multidisciplinaire benadering van de landschapsgeschiedenis en het cultuurhistorisch erfgoed, in: J.H.E Bloemers & M. Wijnen (red.), Bodemarchief in behoud en ontwikkeling. De conceptuele grondslagen, Den Haag, 7-109. Hiddink, H., 2005: Archeologisch onderzoek aan de Beekseweg te Lieshout (gemeente Laarbeek, Noord-Brabant) (Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 18), Amsterdam. Huijbers, T., 1993: Een en al gras. De archeologie van een middeleeuws cultuurlandschap. AarleRixtel, Beek en Donk, Lieshout, Amsterdam (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam). Kluiving, S.J. & J.J. Arts, 2004: Inventarisatie en waardering van archeologische terreinen in de provincie Noord-Brabant (Intern rapport provincie Noord- Brabant), 2004 Kolen, J. et al., 2004: Biografie van Peelland. De cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) van Peelland. Toelichting bij de kaart. Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 13. Archeologisch Centrum Vrije Universteit, Amsterdam. Koot, C.W. & R. Berkvens, 2004: Bredase Akkers Eeuwenoud. 4000 jaar bewoningsgeschiedenis op de rand van zand en klei (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102/Erfgoedstudies Breda 1), Breda. Kortlang, F., 1987: De Dommelvallei. Een archeologische inventarisatie, deel II: bewoningsgeschiedenis, ’s-Hertogenbosch, p. 18. Kortlang, F., 1999: The Iron Age urnfield and settlement from Someren-’Waterdael’, in: F. Theuws & N. Roymans (eds.), Land and Ancestors. Cultural dynamics in the Urnfield period and the Middle Ages in the Southern Netherlands, (Amsterdam Archaeological Studies 4) Amsterdam, p. 133-198. Leenders, K.A.H.W., 2000: De historische geografie van Oirschot in vogelvlucht (http://users.bart.nl/~leenders/txt/oirschot.html) Louwe Kooijmans, e.a., 2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam. Maas, T., 1991: Nederzettingsgeschiedenis van de Brabantse zandgronden. Bronnen en onderzoeksmethoden, in: A.-J. Bijsterveld, B. van der Dennen en A. van der Veen (red.) Middeleeuwen in beweging. Bewoning en samenleving in het middeleeuwse Noord-Brabant, ’sHertogenbosch, 44-58. Mark van der, R., en E.H. Boshoven, 2009: Best Plangebied Dijkstraten, Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC rapport A-07.0447. Miedema, F.R.P.M., 2010: Gemeente Best, controle avk-verstoringen. Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) (BAAC rapport V-10.0185), Den Bosch. Moonen, B., 2008: Begrensd verleden. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray (RAAP rapport 1482), Weesp. Mulder E.F.J et al., 2003: De ondergrond van Nederland, Wolters Noordhoff, Groningen/Houten.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
71
Rensink, E., 2005: Het Midden-Paleolithicum in Zuid-Nederland, in: J. Deeben, E. Drenth, M-F. v. Oorsouw & L. Verhart, De Steentijd van Nederland (Archeologie 11/12), Meppel, p. 119-141. Roymans, N. & F. Theuws 1991 (eds.), Images of the past. Studies on ancient societies in NorthWestern Europe, Amsterdam (Studies in prae- en protohistorie 7). Roymans, N., & F. Kortlang 1993: Bewoningsgeschiedenis van een dekzandlandschap langs de Aa te Someren, in: N. Roymans & F. Theuws (red.), Een en al zand. Twee jaar graven naar het Brabantse verleden, ‘s-Hertogenbosch, 23-41. Roymans, N., & F. Kortlang, 1999: Urnfield symbolism, ancestors and the land in the Lower Rhine region, in: F. Theuws & N. Roymans (eds.), Land and Ancestors. Cultural dynamics in the Urnfield period and the Middle Ages in the southern Netherland, Amsterdam (Amsterdam Archaeological Studies 4), p. 35. Roymans, N., & F. Gerritsen 2002: Landschap, ecologie en mentalités, Het Maas-DemerScheldegebied in een lange-termijn perspectief. In H. Fokkens & R. Jansen: 2000 jaar bewoningsdynamiek, brons-en ijzertijd bewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied, Leiden, 371406. Staring Centrum, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 51 Eindhoven, Staring Centrum, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1981: Bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 51 Oost, Èindhoven. Stiboka Wageningen. Theuws, F., 1988: De archeologie van de Periferie. Studies naar de ontwikkeling van bewoning en samenleving in het Maas-Demer-Schelde gebied in de Vroege Middeleeuwen, Amsterdam (dissertatie Universiteit van Amsterdam). Verhart, L. & N. Arts, 2005: Het Mesolithicum in Zuid-Nederland, in: in: J. Deeben, E. Drenth, M-F. v. Oorsouw & L. Verhart, De Steentijd van Nederland (Archeologie 11/12), Meppel, p. 235-260. Verhoeven & Vreenegoor 1991, p. 59-76. Verwers, W.J.H., 1998: North Brabant in Roman and Early Medieval Times, Amsterdam (dissertatie Vrije Universiteit). Vos, P. & P. Kiden, 2005: De landschapsvorming tijdens de Steentijd, in: J. Deeben, E. Drenth, MF. v. Oorsouw & L. Verhart, De Steentijd van Nederland (Archeologie 11/12), Meppel, p. 7-37. Wijk, I.M. & L.G.L. van Hoof, 2005: Stein, een gemeente vol oudheden. Een archeologische beleidskaart voor de gemeente Stein (Archol rapport 29), Leiden. e
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989 (2 gewijzigde druk): Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2000: Landschappelijk Nederland. Fysische geografie van Nederland, Assen.
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
72
Bont, C. de, 1993. Al het merkwaardige in bonte afwisseling. Een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant. Stichting Brabants Heem, Waalre Brandt, R.W., E. Drenth, M. Montforts, R.H.P. Proos, I.M. Roorda & R. Wiemer, 1992: Archis. Archeologisch Basis Register. Versie 1.0. Amersfoort. Cultuurhistorische inventarisatie Noord-Brabant / M.I.P. : gemeente Bladel. Provincie NoordBrabant (’s-Hertogenbosch 1992) Doesburg, J. van, M. de Boer, J. Deeben, B.J. Groenewoudt & T. de Groot (red.), 2007: Essen in zicht. Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en behoud (= Nederlandse Archeologische Rapporten, 34), Amersfoort. Grote Historische Atlas van Noord-Brabant ± 1905, schaal 1:25.000, Tilburg Grote historische atlas van Nederland Noord-Brabant 1836-1843, schaal 1:25.000; Tilburg Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Houten. Ruijgrok, E. & Bel, D., 2008: Handreiking Cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed & Projectbureau Belvedere, Deventer
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
73
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
74
8.
Digitale Bronnen De Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant (CHW) via www.brabant.nl Het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) De website van het AHN: www.ahn.nl Website gemeente Best: www.Best.nl Kadastrale kaart 1832: www.dewoonomgeving.nl Historische kaartmateriaal: www.watwaswaar.nl Luchtfoto’s: www.vanuitdelucht.nl Nationale Onderzoeksagenda Archeologie: www.NOaA.nl Cultuurhistorie: www.kich.nl elektronisch depot voor de Nederlandse archeologie: http://edna.itor.org/nl/ site over zuidoost Brabant: www.zandstad.nl bibliotheek van de RCE: http://bibliotheek.archis.nl
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
75
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
76
9 0 0 0 3 0 9 1 1 1 1 25
Basiskamp/-nederzetting
Borg/stins/versterkt huis
Brug
Celtic field/raatakker
Crematiegraf
Cultusplaats/heiligdom/tempel
Depot
Extractiekamp/-nederzetting
Graf, onbepaald
Grafheuvel, crematie
Grafheuvel, inhumatie
Grafheuvel, onbepaald
89
0
7
2
0
17
0
7
0
0
0
3
0
Bronstijd
34
0
3
1
0
4
1
9
2
0
0
3
1
IJzertijd
5
0
0
2
0
11
0
4
2
0
0
3
2
Romeinse Tijd Middeleeuwen
4
0
0
1
0
3
0
1
0
0
7
3
6
Nieuwe tijd
1
0
0
1
0
3
0
1
0
1
8
1
5
4
0
0
0
0
0
2
3
0
0
0
0
0
Ongedateerd
162
1
11
8
1
47
3
28
4
1
15
22
14
TOTAAL
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
77
73 SRE-regio: Asten, Best, Bladel, Bergeijk, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Heeze-Leende, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, ReuselDe Mierden, Son en Breugel, Someren, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.
0
Steentijd
Akker/tuin
Complextypen
Periode
Tabel 1: Totaaloverzicht van de vindplaatsen in het SRE gebied verdeeld naar periode en type (bron: waarnemingen Archis juli 2009)
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende complextypen vindplaatsen in Zuidoost-Brabant73 ingedeeld naar periode. Het gaat in totaal om 4608 vindplaatsen, die aangetroffen zijn bij veldverkenningen, grootschalige opgravingen, historisch (archief)onderzoek of toevallig werden gevonden bij niet-archeologisch graafwerk. Uit de inventarisatie van de vindplaatsen blijkt dat het merendeel van de vondsten dateert uit de Steentijd en de Middeleeuwen. De grootste categorie complextype ‘onbekend’ bestaat uit losse vondsten, waarvan de context niet duidelijk is, en die voornamelijk zijn aangetroffen bij veldverkenningen en niet-archeologisch graafwerk.
Bijlage 1: Verwachtingsmodel SRE
0 1 0 1 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0
Grafveld, inhumaties
Grafveld, onbepaald
Havezathe/ridderhofstad
Houtskool-/kolenbranderij
Huisplaats, onverhoogd
Inhumatiegraf
Kapel
Kasteel
Kerk
Kerkhof
Klooster(complex)
Landbouw
Legerplaats
Metaalbewerking/smederij
Moated site
Molen
Motte/kasteelheuvel/vliedberg
0 0
Pottenbakkerij
Romeins villa(complex)
0
0
0
306
5
112
0
0
1
0
0
0
0
0
0
1
1
0
2
1
0
6
0
1
0
1
0
2
351
6
212
0
0
1
0
0
0
0
1
1
1
1
0
5
1
0
5
0
1
2
3
0
2
363
7
246
0
0
1
0
0
0
0
1
2
1
1
1
4
1
0
9
0
1
6
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
0
698
6
Percelering/verkaveling
Onbekend
Niet van toepassing
375
1
Grafveld, gemengd
Nederzetting, onbepaald
0
Grafveld, crematies
0
0
10
383
12
236
2
4
9
0
0
1
6
3
28
33
6
1
20
1
1
10
4
4
0
0
2
10
198
15
110
2
4
7
1
2
0
5
4
17
24
6
0
9
1
4
2
1
0
0
0
0
0
54
4
12
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
78
4
2
24
2353
55
1303
4
8
20
1
2
1
11
10
48
61
15
2
41
6
6
33
5
8
8
0 3 0 0
Steen-/pannenbakkerij
Urnenveld
Veekraal/schaapskooi
Versterking, onbepaald
0
Weg 631
0
0
0
2
0
0
68
0
0
0
736
0
0
1
2
0
1
83
0
0
0
693
0
0
1
2
0
1
9
1
1
0
840
5
1
0
2
4
1
6
4
16
2
472
0
1
0
2
4
0
1
3
14
2
84
1
0
0
0
0
0
2
0
0
0
4608
6
2
2
24
8
3
172
8
31
4
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
79
De bepaling van de verwachtingen is gebaseerd op een berekening waarin per geomorfologogische en bodemkundige eenheid (bijvoorbeeld dekzandrug) het percentage vindplaatsen is vergeleken met de oppervlakte van die eenheid binnen het onderzoeksgebied. Als er minder vindplaatsen in een eenheid liggen dan op basis van een evenredige verdeling (oppervlak) over het landschap verwacht wordt, dan scoort die eenheid laag. Als er meer vindplaatsen in een eenheid liggen, dan scoort de eenheid middelhoog of hoog. Daarbij is de regel gehanteerd dat een verschil van 0 tot 1 middelhoog scoort en een verschil van 1 of meer hoog scoort. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van het aantal vindplaatsen per geomorfologische eenheid en ingedeeld naar periode. Uit deze tabel wordt duidelijk dat circa 40 % van de vindplaatsen op de dekzandruggen voorkomen en dat deze dekzandruggen een percentage van 25 % van de totale oppervlakte innemen. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van het aantal vindplaatsen per bodemkundige eenheid en ingedeeld naar periode. Uit zowel tabel 2 als 3 blijkt dat bijna 15 % van de vindplaatsen zijn aangetroffen binnen de bebouwde gebieden; een gebied met een oppervlak van bijna 8% van het totaal. Doordat vooral bij uitbreiding van dorpen en steden grootschalig bodemingrepen hebben plaatsgevonden, zijn hier de meeste vindplaatsen aangetroffen bij zowel professioneel archeologisch onderzoek als door toevallige waarnemingen door amateurs. Uit tabel 3 maken we ook op dat ruim 30 % van de archeologische vindplaatsen voorkomt onder de hoge zwarte enkeerdgronden of oude opgehoogde akkergebieden, die circa 15 % van het totale oppervlak innemen. Uit de totale inventarisatie en analyse van beide tabellen blijkt dat het merendeel (bijna 45 %) van de 1145 Steentijd vindplaatsen op de dekzanden (plateau, vlakten en ruggen) te vinden is en meestal bedekt is door een enkeerdgrond of podzolbodem (bijna 58 %). Het merendeel (bijna 54 %) van de 1909 vindplaatsen vanaf de Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen is eveneens te vinden op de dekzandruggen en -
1152
0
Wal/omwalling
Eindtotaal
0
Wachtpost
14
0
Stad
Vuursteenbewerking
0
Schans
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
M. Tump, Nederwetten-De Esrand (gemeente Nuenen,Gerwen en Nederwetten). Opgraving. BAAC-Rapport A-08.0378 (Den Bosch 2008); Roymans. J.A.M., Herinrichting Raamsloop te Mispeleind, gemeente Reusel-de Mierden : archeologische begeleiding van de grondwerkzaamheden. RAAP rapport 1686 (Amsterdam 2008).
74
80
De bijgestelde verwachtingen naar aanleiding van de vergelijking tussen het percentage vindplaatsen en het percentage oppervlakte van een bepaalde bodemkundige of geomorfologische eenheid zijn in tabel 2 en 3 geel gemarkeerd. In de kolom definitieve verwachting staan in rood de bijgestelde archeologische verwachtingen aangegeven, die gebaseerd zijn op de aanwezigheid van verstoringen en/of inhoudelijke archeologische kennis. Het gaat bij de verstoringen om enerzijds gebieden waarvan bekend is dat de bodem sterk is verstoord door afgravingen of zandwinning. Deze gebieden zijn van middelhoog naar laag bijgesteld. Anderzijds betreft het gebieden die op de bodem en geomorfologische kaart staan aangegeven als bebouwd. Door de aanwezige bebouwing (infrastructuur en gebouwen) mag worden aangenomen dat de bodem in meer of mindere mate verstoord is, waardoor de kans op archeologie lager is dan daarbuiten. Deze gebieden zijn daarom van hoog naar een middelhoge verwachting bijgesteld.
Het blijkt verder dat de grondwatertrap in Noord-Brabant een voorspellend karakter kan hebben voor het aantreffen van archeologische overblijfselen. In de regel worden de meeste archeologische vindplaatsen aangetroffen in gebieden met grondwatertrap VI of VII. Dit zijn de gronden die, vanuit landbouwtechnisch oogpunt, van nature de beste afwatering hebben. Maar ook in gebieden met grondwatertrap V worden vindplaatsen aangetroffen. Groot nadeel van de grondwatertrappen op de bodemkaart is dat dit in hoge mate de actuele standen betreft. Na vele decennia aan verbeterde ontwatering (door rechtgetrokken beken en diepe afwateringssloten) en aan diepe grondwateronttrekking door waterleidingmaatschappijen en na 1960 ook de boeren zelf, is de vraag of de grondwatertrap wel bruikbaar is om te bepalen of een gebied aantrekkelijk was voor bewoning. Uit archeologisch onderzoek in de regio 74 blijkt ook dat bewoning plaatsvondt op plekken, waarvan nooit werd vermoed dat daar bewoning aanwezig kon zijn door de hoge grondwaterstand. Door deze onbetrouwbaarheid is de grondwatertrap niet meegewogen in het archeologische verwachtingsmodel.
vlakten, meestal bedekt door een enkeerdgrond of podzolbodem (ruim 66 %). Ook voor de Nieuwe tijd scoren de dekzanden hoog (ruim 46 %) en enkeergronden/podzolen hoog (47 %). De dekzandruggen zijn hoger gelegen gronden die goed geschikt zijn voor bewoning en akkerbouw. Bovendien liggen ze vaak in een overgangszone van lager gelegen, vochtigere gronden naar drogere, hoge gronden. Zowel voor jagersverzamelaars als boeren met gemengde landbouw is dit een aantrekkelijke landschappelijke situering, op de overgang van beide te exploiteren milieus. Verder valt het hoge percentage bij de bebouwing op, dat echter te verklaren is door de vele bodemverstoringen bij nieuwbouw en dergelijke, waarbij archeologische vondsten al dan niet door opgravingen zijn ontdekt.
verschil % aantal - % oppervlakte
percentage oppervlakte
Verwachting op basis aantal vondsten (<1% is laag en >5% is hoog) % aantal TOTAAL
ONGEDATEERD
NIEUWE TIJD
MIDDELEEUWEN
ROMEINSE TIJD
IJZERTIJD
BRONSTIJD
STEENTIJD
Code
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
80 Bodem codes Hd21, Hd23, cHn21 en cHn23.
77 Geomorfologische codes 1R4, 2R2, 2R5 en 2R7. 78 Geomorfologische codes 3G3, 3N4 en 3N5. 79 Bodem codes zEZ21, zEZ23, bEZ21 en bEZ23.
75 Gebaseerd op het SAS verwachtingsmodel 1997 en Arts 2009: toelichting op de archeologische waarde- en verwachtingenkaarten van Eindhoven en Helmond. 76 Geomorfologische codes 3K14, 4K14, 3L5 en 4L8.
Omschrijving geomorfologie
Oppervlakte in m²
Tabel 2: Verwachtingsmodel van de vindplaatsen in het SRE gebied verdeeld naar geomorfologische eenheid Bijgestelde verwachting verschil percentage vondsten - percentage opp. (negatief = laag en >1%
is hoog)
81
Op basis van de resultaten van regionaal archeologisch onderzoek in relatie tot de bodem en geomorfologie is het verwachtingsmodel verder bijgesteld.75 Steeds is gekeken naar de landschappelijke omstandigheden, waarin archeologische sporen zich aandienden. Bij voldoende gegevens is een duidelijke relatie aan te geven tussen landschap en vroegere menselijke activiteiten en bewoning. In een aantal gevallen is op een succesvolle wijze de vondst van archeologische sporen op landschappelijke gronden voorspeld. Zo is bekend dat met name de hooggelegen dekzandruggen76 en de laaggelegen beekdalen77 en uitwaaiïngslaagten78 voor de archeologie relevant zijn, omdat deze tot een eeuw geleden bepalend zijn geweest voor de bewoningsgeschiedenis van de regio. Eveneens bijzonder relevant voor de archeologie zijn de zogenaamde plaggendekken (esdekken)79, die een conserverende werking hebben gehad voor de archeologische ondergrond. Deze zijn in de regel te vinden in op de oude ontginningsgronden in de omgeving van de dorpen. Daarnaast zijn de haarpod- en laarpodzolgronden (oude bosgronden) 80 opgewaardeerd, omdat het hier eveneens plaggendekken betreft, die weliswaar iets dunner zijn dan de esdekken. Onderzoek wijst een sterke correlatie uit tussen hoge enkeerdgronden en vondsten uit genoemde perioden. Wat betreft de moderpodzolen wijst onderzoek uit dat zich op deze gronden nederzettingen hebben bevonden uit vooral de Vroege Middeleeuwen. Deze gronden zijn met name gelegen onder de hoge zwarte en bruine enkeerdgronden.
Definitieve archeologische verwachting
22
1
12C4 1M24 1R1 1R4
2M10
Hoge storthopen + grind-, zand- en kleigaten
Beekoverstromingsvlakte
Dalvormige laagte, met veen
Beekdalbodem met veen Vlakte van ten dele verspoelde dekzanden/loss (laaggelegen)
0
2M14 2M19 2M20a
Terrasafzettingsvlakte
Terrasafzettingsvlakte bedekt met dekzand
0
1
2M44
2M45 2M48 2M50
Vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie
Veenrestvlakte
0
3
0
0
0
18
0
0
20
2
5
0
4
0
0
0
0
5
1
0
0
16
0
0
25
1
2
0
3
0
0
0
0
6
1
0
0
14
0
0
17
3
5
0
5
0
0
0
1
6
0
0
0
11
0
0
42
2
4
0
9
0
0
0
1
3
1
0
0
3
0
0
24
0
3
0
7
0
0
0
0
0
4
0
0
2
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
8
28
8
0
0
105
0
0
174
9
42
0
33
0
1
0
0,17% Laag
0,61% Laag
0,17% Laag
0,00% Laag
0,00% Laag
2,28% Middelhoog
0,00% Laag
0,00% Laag
3,78% Middelhoog
0,20% Laag
0,91% Laag
0,00% Laag
0,72% Laag
0,00% Laag
0,02% Laag
0,00% Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
6
5
0
2M24
Beekoverstromingsvlakte Veenkoloniale ontginningsvlakte (laaggelegen) Veenkoloniale ontginningsvlakte (hooggelegen)
41
0
46
2M13
Dekzandvlakte Vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal)
0
5
0
1
12C3
Hoge stuifduinen + bijbehorende vlakten/laagten
0
12C2
Hoge landduinen + bijbehorende vlakten/laagten
10621900
8981422
27365870
1293248
1356843
59049203
4727120
7930790
80065319
36177629
14306529
876519
18667412
47686
11257
520518
0,73%
0,62%
1,88%
0,09%
0,09%
4,05%
0,32%
0,54%
5,49%
2,48%
0,98%
0,06%
1,28%
0,00%
0,00%
0,04%
Laag
-0,56% Laag
-0,01% Laag
-1,70% Laag
-0,09% Laag
-0,09% Laag
-1,77% Laag
-0,32% Laag
-0,54% Laag
-1,72% Laag
-2,29% Laag
-0,07% Laag
-0,06% Laag
-0,56% Laag
0,00% Laag
82
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Hoog
Laag
Laag
Laag
0,02% Middelhoog Middelhoog
-0,04% Laag
37 9 3
18 146
2R4 2R5
Beekdakbodem, zonder veen, 2R6 hooggelegen 2R7 3F12 3G3 3H11 3K14 3K17 3K19
Beekdalbodem, zonder veen, laaggelegen
Beekdalbodem met meanderruggen en geulen
Storthoop, opgehoogd of opgespoten terrein
Daluitspoelingswaaier
Glooiing van beekdalzijde Dekzandrug (+/- oud bouwlanddek)
Geulranddekzandrug (+/- oud bouwlanddek)
Laag landduin
5
0
3L22
72
3L12a 3L21
1
3L10
0
0
2
2 9
1
0
2
6
20
0
21
0
13
10
1
0
5
4
21
0
17
0
17
8
1
1
8
7
22
1
22
1
34
0
0
54
0
0
0
0
0
63
0
0
0
0
0
36
0
0
0
0
0
36
0
0
0
98 146 153 173
8
2
4
2
3
22
0
17
1
14
0
0
13
0
0
0
70
6
0
1
8
3
10
1
22
1
21
0
0
4
0
0
0
6
1
0
0
1
1
4
0
2
0
2
1,30% Middelhoog
0,15% Laag
0,17% Laag
0,63% Laag
0,72% Laag
2,95% Middelhoog
0,11% Laag
2,95% Middelhoog
0,13% Laag
2,58% Middelhoog
0
5
278
1
0
0
0,00% Laag
0,11% Laag
6,04% Hoog
0,02% Laag
0,00% Laag
0,00% Laag
792 17,19% Hoog
60
7
8
29
33
136
5
136
6
119
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
Veenrest-ruggen Lage storthopen met ijzerkuilen en/of grind-/zanden kleigaten
Dekzandwelvingen, bedekt met ten dele afgegraven veen Terrasafzettingswelvingen (bedekt met dekzand)
35
2R2
Beekdalbodem met veen
3
3
18
2R1
2M9
Dalvormige laagte, met veen Dalvormige laagte, zonder veen
Vlakte van ten dele verspoelde dekzanden
890137
8921797
111844454
1453657
97912
155404
86153949
15904015
1932390
1020798
5809201
3053038
37174089
4432258
61721947
5395904
69759477
0,06%
0,61%
7,67%
0,10%
0,01%
0,01%
Laag
Hoog
Laag
Laag
-0,06% Laag
-0,50% Laag
-1,64% Laag
-0,08% Laag
-0,01% Laag
-0,01% Laag
83
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Hoog
Hoog
0,21% Middelhoog Middelhoog
0,10% Middelhoog Middelhoog 0,02% Middelhoog Hoog
0,23% Middelhoog Hoog
0,51% Middelhoog Middelhoog
0,40% Middelhoog Hoog
-0,20% Laag
-1,28% Laag
-0,24% Laag
-2,20% Laag
5,91% 11,28% Hoog
1,09%
0,13%
0,07%
0,40%
0,21%
2,55%
0,30%
4,23%
0,37%
4,79%
0 2
4F1 4F12
4F2 4F3
Plateau-achtige horst met rivierafzettingen en dekzand aan de oppervlakte
Plateau-achtige horst met dekzand aan de oppervlakte
0
4K21
Lage stuifdijk
0
1
0
28
28
0
3
0
0
13
2
1
1
16
0
1
0
51
31
0
3
0
0
12
2
1
1
14
0
0
0
56
38
0
3
1
0
10
1
0
0
5
0
0
0
56
25
0
11
0
0
7
0
0
0
1
91
0
0
0
21
17
0
11
0
0
1
0
0
0
3
55
0
0
0
3
2
0
1
1
1
1
0
1
0
1
15
0
2
0
239
185
3
41
4
1
50
21
5
8
109
0,00% Laag
0,04% Laag
0,00% Laag
5,19% Hoog
4,02% Middelhoog
0,07% Laag
0,89% Laag
0,09% Laag
0,02% Laag
1,09% Middelhoog
0,46% Laag
0,11% Laag
0,17% Laag
2,37% Middelhoog
742 16,11% Hoog
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
0
0
4K19
Laag landduin
24
4K14
3 44
4H11
Geulranddekzandrug (+/- oud4K17 bouwlanddek)
Glooiing van beekdalzijde Dekzandrug (+/- oudbouwlanddek)
6
3N8
9
16
3N5
6 2
3L9
Lage stuifduinen + bijbehorende vlakten/laagten
69
3N4
3L8
Lage landduinen + bijbehorende vlakten/laagten
225 111 126 119
Laagte zonder randwal (incl. uitblazingsbekken), moerassig Laagte zonder randwal (incl. uitblazingsbekken), niet moerassig Laagte ontstaan door afgraving Plateau-achtige horst met rivierafzettingen aan de oppervlakte Storthoop, opgehoogd of opgespoten terrein
3L5
Dekzandruggen (+/- oud bouwlanddek)
28888
77957
85820
20559486
18739660
44847916
23217460
2273635
6945960
7055978
17690029
11358142
781466
51007082
303562302
0,00%
0,01%
0,01%
1,41%
1,29%
3,08%
1,59%
0,16%
0,48%
0,48%
1,21%
0,78%
0,05%
3,50%
20,83%
Laag
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Laag
Laag
Laag
Laag
84
0,04% Middelhoog Middelhoog Laag 0,00% Laag
-0,01% Laag
3,78% Hoog
2,73% Hoog
-3,01% Laag
-0,70% Laag
-0,07% Laag
-0,45% Laag
0,60% Middelhoog Laag
-0,76% Laag
-0,67% Laag
0,12% Middelhoog Middelhoog
-1,13% Laag
-4,72% Laag
1
4N8 Beb D1 D2 D3 Hw W
Bebouwing
Lage dijk
Middenhoge dijk
Hoge dijk
Holle weg
Water
7
1 7
1
0
0
3
17
0
10
0
0
0
3
19
0
2
0
0
0
3
11
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
90 107 115 224 147
2
1
0
0
3
41
0
0,63% Laag
0,11% Laag
0,09% Laag
0,00% Laag
0,52% Laag
5,93% Hoog
0,02% Laag
0
0
0
2
0,39% Laag
0,00% Laag
0,00% Laag
0,00% Laag
0,04% Laag
817 17,74% Hoog
29
5
4
0
24
273
1
0 18 84 4606
0
0
0
0
23
0
0
0
0
1
6
0
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
0,03%
0,14%
0,10%
0,19%
10,04%
0,07%
0,06%
0,19%
0,01%
0,19%
6,16%
0,05%
Hoog
Laag
Laag
Laag
-0,03% Laag
-0,14% Laag
-0,10% Laag
-0,14% Laag
85
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
0,56% Middelhoog Laag Middelhoog 7,70% Hoog
0,05% Middelhoog Laag
-0,11% Laag
-0,01% Laag
0,33% Middelhoog Middelhoog
-0,23% Laag
-0,02% Laag
10488200 0,72% -0,33% Laag 1457506569 100,00%
416200
2075413
1487527
2726037
146365328
988224
833107
2819054
157812
2783403
89734821
679970
Tabel 3: Verwachtingsmodel van de vindplaatsen in het SRE gebied verdeeld naar bodemkundige eenheid
6 2 1 2 4 3 1150 631 736 693 840 472
0
0
0
2
111
2
4N6
Groeve Laagte ontstaan door afgraving
0
4
3 0
8
4L9
51
1
0
128
0
4L8
4L22
Laagte zonder randwal (incl. uitblazingsbekken), moerassig 4N4 Laagte zonder randwal (incl. uitblazingsbekken), niet 4N5 moerassig
Lage storthopen met ijzerkuilen en/of grind-, zanden kleigaten Lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten Lage stuifduinen met bijbehorende vlakten en laagten
EZg21
EZg23
Hd21
Hn21
Hn23
Hn30
Ln5
Vc
Vp
Vs
Vz
Y21
Lage enkeerdgronden
Haarpodzolgrond
Veldpodzolgrond
Veldpodzolgrond
Veldpodzolgrond
Poldervaaggrond
Vlierveengrond
Vlierveengrond
Vlierveengrond
Vlierveengrond
Holtpodzolgrond
STEENTIJD 4
2
1
8
0
1
1
69
242
148
16
9
3
BRONSTIJD 17
0
0
0
0
0
0
39
66
68
17
6
2
IJZERTIJD 20
0
0
0
0
0
1
25
54
53
16
8
6
ROMEINSE TIJD 8
0
0
0
0
0
0
13
19
22
17
8
6
1
MIDDELEEUWEN 1
0
0
1
0
0
0
12
16
14
23
17
1
NIEUWE TIJD 2
0
0
ONGEDATEERD
1
0
0
1
0
0
0
3
0
0
0
0
1
0
0
4
13 14
10 12
20
15
TOTAAL 51
2
1
10
1
1
2
165
424
327
111
63
19
Verwachting op basis aantal vondsten (<1% is laag en >5% is hoog)
1,11% Middelhoog
0,04% Laag
0,02% Laag
0,22% Laag
0,02% Laag
0,02% Laag
0,04% Laag
3,58% Middelhoog
9,20% Hoog
7,10% Hoog
2,41% Middelhoog
1,37% Middelhoog
0,41% Laag
% aantal
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
ABv
Lage enkeerdgronden
Code
Venige beekdalgrond
Omschrijving bodem
3368618
Oppervlakte in m² 3015196
4024370
6589665
8665580
671942
4130961
9419671
80713740
412009726
98910850
34335550
11936992
percentage oppervlakte 0,21%
0,28%
0,45%
0,59%
0,05%
0,28%
0,65%
5,54%
28,26%
6,78%
2,36%
0,82%
0,23%
laag en >1% is hoog)
verschil % aantal - % oppervlakte
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
0,90% Middelhoog
0,31% 19,06 % 1,96% 0,60% 0,26% 0,02% 0,38% 0,43% 0,23%
0,05% Middelhoog
0,55% Middelhoog
0,18% Middelhoog
Bijgestelde verwachting op basis verschil percentage vondsten percentage opp. (negatief =
86
Middelhoog
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Hoog
Middelhoog
Middelhoog
Middelhoog
Definitieve archeologische verwachting
Zn21
Zn23
aVc
aVp
aVs
aVz
Vlakvaaggrond
Vlakvaaggrond
Madeveengrond
Madeveengrond
Madeveengrond
Madeveengrond
24
0
0
1
8
20
80
cHn23
cY21
cY23
cZd21
pLn5
pZg21
pZg23
pZg30
Laarpodzolgrond
Loopodzolgronden
Loopodzolgronden
Akkereerdgrond
Leek- Woudeerdgrond
Beekeerdgrond
Beekeerdgrond
Beekeerdgrond
0
5
33
5
0
0
1
4
7
0
3
21
4
0
0
2
1
7
13
12
4
0
0
1
1
6
20
36
2
8
0
3
15
6
0
0
2
2
5
19
21
2
0
0
2
2
8
13
46
5
10
0
4
20
2
0
1
0
2
4
24
28
3
0
0
6
3
6
6
57
5
10
0
6
33
1
0
0
0
1
5
30
30
8
0
0
4
2
3
9
33
7
2
0
4
19
1
0
0
0
3
3
8
12
1
0
0
3
0
1
9
18
1
1
0
1
0
0
0
0
0
0
1
0
1
1
0
0
0
0
0
3
1
1
0
0
26
141
19
0
1
5
13
32
114
118
43
0
0
17
16
44
140
231
25
37
0,00% Laag
0,56% Laag
3,06% Middelhoog
0,41% Laag
0,00% Laag
0,02% Laag
0,11% Laag
0,28% Laag
0,69% Laag
2,47% Middelhoog
2,56% Middelhoog
0,93% Laag
0,00% Laag
0,00% Laag
0,37% Laag
0,35% Laag
0,95% Laag
3,04% Middelhoog
5,01% Hoog
0,54% Laag
0,80% Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
cHn21
Laarpodzolgrond
20
Zd21
Duinvaaggrond
4 40
14
Zb23
Vorstvaaggrond
Hoge bruine enkeerdgrond bEZ23
Zb21
Vorstvaaggrond
6
Hoge bruine enkeerdgrond bEZ21
Y23
Holtpodzolgrond
264447
42078439
32560345
12381410
325282
724939
1207105
6956459
21887922
4116725
2306983
5429705
62914
210927
3308881
5171323
10828365
70864961
9413867
1756319
2931511
0,02%
2,89%
2,23%
0,85%
0,02%
0,05%
0,08%
0,48%
1,50%
0,28%
0,16%
0,37%
0,00%
0,01%
0,23%
0,35%
0,74%
4,86%
0,65%
0,12%
0,20%
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
0,83% Middelhoog 2,32% Laag 0,02% Laag
0,03% 0,03% 0,02% 0,44%
2,19% Hoog 0,81% Laag 0,20% Laag
2,40% Hoog
0,56% Middelhoog
0,00% Laag
0,14% Middelhoog 0,01% Laag
0,21% Middelhoog 0,01% Laag
4,37% Hoog 1,82% Laag
0,42% Middelhoog
0,60% Middelhoog
87
Laag
Laag
Middelhoog
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Middelhoog
Laag
Laag
Middelhoog
Laag
Middelhoog
Laag
Hoog
Middelhoog
Middelhoog
vWz
Moerpodzolgrond
1
4
zVs
zVz
zWp
zWz
|a
|b
|c
|g
|g
|h
Meerveengrond
Meerveengrond
Moerpodzolgrond
Moerpodzolgrond
Groeve
Afgraving
Ophoging
Moeras
Water
Bebouwing
1
0
0
9
2
1
0
0
6
1
2
0
1
1
0
0
0
3
0
0
1
0
0
1
0
0
0
10
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
0
0
1
0
1
0
0
1
1
1
0
0
4
17
0
2
6
2
1
1
33
0
1
694
635
75
4
0
0
1
1
0
0
3
0
1
63
869
7
6
0
91
44
4608
60
4
0
0
1
1
0
0
3
0
0
86 145 150 139
9
0
1
0
2
0
83 191 127 21
78
1
1
0
12
2
1152 631 736 693 840 472 84
5
0
0
2
0
0
0
8
0
0
2
0
0
14
6
97 140 163 227 121
1
0
0
17
5
13,78% Hoog
0,37% Laag
0,00% Laag
0,04% Laag
0,13% Laag
0,04% Laag
0,02% Laag
0,02% Laag
0,72% Laag
0,00% Laag
0,02% Laag
15,06% Hoog
18,86% Hoog
0,15% Laag
0,13% Laag
0,00% Laag
1,97% Middelhoog
0,95% Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
zVp
Meerveengrond
107
vWp
Moerpodzolgrond
0
Hoge zwarte enkeerdgrond zEZ23
pZn30
Gooreerdgrond
31
112
pZn23
Gooreerdgrond
28
Hoge zwarte enkeerdgrond zEZ21
pZn21
Gooreerdgrond
1457827601
121572483
8665871
180420
2831826
1635360
620856
9764192
12662054
9906662
1140855
6661303
117274911
160788786
10965526
7634744
4234484
21545450
47160127
100,00%
8,34%
0,59%
0,01%
0,19%
0,11%
0,04%
0,67%
0,87%
0,68%
0,08%
0,46%
8,04%
11,03%
0,75%
0,52%
0,29%
1,48%
3,23%
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
5,44% Hoog
0,02% 0,15% 0,01% 0,23%
0,00% Middelhoog
0,04% Middelhoog 0,85% Laag 0,65% Laag
7,02% Hoog 0,44% Laag 0,08% Laag
7,83% Hoog
0,50% 0,29% 0,39% 0,60%
2,28% Laag
88
Middelhoog
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
Laag
Laag
Hoog
Hoog
Laag
Laag
Laag
Middelhoog
Laag
Bodemeenheid Hn21 Zn23
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
Geomorfologie eenheid 2M10 (Vlakte van ten dele verspoelde
ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ALGEMEEN EN PER PERIODE ROMEINSE TOTAAL STEENTIJD BRONSTIJD IJZERTIJD TIJD Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Tabel 4: Verwachtingsmodel voor de gemeente Best
Hoog = 5 punten Middelhoog = 3 punten Laag = 1 punt ≤ 4 punten = lage verwachting 5-6 punten = middelhoge verwachting ≥ 7 punten = hoge verwachting
Hoog + Hoog = hoog (10 punten) Hoog + Middelhoog = hoog (8 punten) Hoog + Laag = middelhoog (6 punten) Middelhoog + Middelhoog = middelhoog (6 punten) Middelhoog + Laag = laag (4 punten) Laag + Laag = laag (2 punten)
MIDDELEEUWEN Laag Laag
89
NIEUWE TIJD Laag Laag
Uit bovenstaande tabellen is het verwachtingsmodel voor de gemeente Best opgesteld. Daarbij zijn de verschillende verwachtingen per bodemkundige en geomorfologische eenheid samengevoegd tot een definitieve algemene archeologische verwachting en een verwachting verdeeld naar tijdsperiode (jagers-verzamelaars, landbouwers en nieuwe tijd). Ook hier zijn de bijstellingen (in dit geval allen naar beneden ivm vastgetselde verstoringen als water en afgravingen) in geel gemarkeerd. Als uitgangspunt voor het verwachtingsmodel voor het SRE gebied is de onderstaande puntentelling als criterium voor de archeologische verwachting gehanteerd:
Middelhoog Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Hoog Middelhoog Middelhoog Hoog Hoog Hoog Laag Laag Hoog Laag Middelhoog
cHn23 pLn5 pZg23 pZn21 pZn23 zEZ23 |a GROEVE |g WATER Hn21 pZn23 |g WATER Hd21 Hn21 |c OPHOOG |h BEBOUW Hn21 cHn23 pLn5 pZg23 pZn23 zEZ21 zEZ23 |a GROEVE |g WATER |h BEBOUW Hn21
pZn23
Hoog
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Hoog
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Middelhoog Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
3F12 (Storthoop, opgehoogd of opgespoten terrein)
2R2 (Dalvormige laagte, zonder veen)
2M48 (Vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie)
2M13 (Dekzandvlakte)
dekzanden/loss (laaggelegen))
Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Hoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Middelhoog Laag Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Hoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Middelhoog Laag Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Hoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Middelhoog Laag
Laag
90
Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Hoog Laag Middelhoog Laag Laag Laag Hoog Hoog Laag Laag Hoog Laag
Middelhoog Hoog Middelhoog Hoog Middelhoog Middelhoog Middelhoog Hoog Middelhoog Middelhoog Hoog Hoog Hoog Laag Middelhoog Laag Hoog Hoog
Middelhoog Laag Laag Laag Hoog Middelhoog Middelhoog Hoog
Hn21 cHn23 pZg23 Hd21 Hn21 Hn23 Zd21 cHn23 pLn5 pZg23 pZn23 zEZ21 zEZ23 |a GROEVE |c OPHOOG |g WATER |h BEBOUW Hd21
Hn21 Hn21 pZn23 |a GROEVE Hd21 Hn21 Zd21 cHn23
Laag Laag Middelhoog Laag Hoog Middelhoog Hoog Middelhoog
Middelhoog Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Middelhoog
Laag Laag Middelhoog Laag Hoog Middelhoog Middelhoog Middelhoog
Middelhoog Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
4L8 (Lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten)
3N4 (Laagte zonder randwal (incl. uitblazingsbekken), moerassig) 3N8 (Laagte ontstaan door afgraving)
3L5 (Dekzandruggen (+/- oud bouwlanddek))
3K14 (Dekzandrug (+/- oud bouwlanddek))
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Middelhoog Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
91
Middelhoog Hoog Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Laag Laag Laag Middelhoog Laag
Middelhoog Hoog Laag Laag Hoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Hoog Hoog Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag
Middelhoog Hoog Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Middelhoog Hoog Laag Laag Hoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Hoog Middelhoog Hoog Laag Laag Laag Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
Water
Bebouwing
4N6 (Groeve)
pLn5 pZn23 |a GROEVE |g WATER |h BEBOUW Hn21 pLn5 pZn23 |c OPHOOG |g WATER Hn21 cHn23 zEZ23 |c OPHOOG |h BEBOUW Hd21 Hn21 |c OPHOOG |h BEBOUW
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Hoog Middelhoog Hoog Laag Laag Laag Laag
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Hoog Middelhoog Hoog Laag Laag Laag Laag
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Middelhoog Hoog Middelhoog Hoog Laag Laag Laag Laag
92
Laag Laag Laag Laag Middelhoog Laag Laag Laag Laag Laag Middelhoog Hoog Hoog Middelhoog Hoog Laag Laag Laag Laag
Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010
93