Ondernemende veehouders in gesprek met de maatschappij
Arian Oostvogels Achtmaal, 285.000 vleeskuikens
Steeds meer veehouders realiseren zich dat buren, dorpsgenoten en consumenten invloed hebben op hun bedrijf. De publieke opinie bepaalt mede de uitbreidings mogelijkheden voor de veehouderij. De ondernemers aan de keukentafel gaan de dialoog niet uit de weg. Met informatie, transparantie en open dagen vertellen ze het kleine en grote publiek eerlijk wat zij doen. Jan Sijben Neerkant, 120 stuks melkvee
Peter Ammerlaan heeft een zeugenbedrijf met 800 zeugen en 2.000 vleesvarkens en de eigen aanfok in Etten-Leur. Op zijn tweede locatie liggen 600 zeugen en 3.500 vleesvarkens. Dit bedrijf wordt verzorgd door een bedrijfsleider. Hij is bezig met plannen om zijn bedrijf verder uit te breiden. Jan Sijben heeft in Neerkant een melkveebedrijf met een miljoen liter melk per jaar. Daarnaast teelt hij tien hectare aardappelen en is kortgeleden begonnen met snijhortensia’s. Onder de naam ‘Koe en meer’ heeft hij een ontvangstruimte die een gelegenheid is voor kinderfeestjes, ver-
gaderingen en excursies. Arian Oostvogels heeft in Achtmaal aan de Belgische grens een bedrijf met 285.000 vleeskuikens op twee locaties. Daarnaast heeft hij een pluimvee servicebedrijf met 30 man, een handelsonderneming in ventilatoren en vleeskuikenlaadmachines en het horecabedrijf De Bolle Buiken met verhuur van mobiele frietwagens, catering en een cafetaria annex restaurant. Oostvogels ontwikkelde een eigen snack genaamd ‘Bolle Buiksnack’. Kees Jansen is directeur van Agra-Matic, een landelijk adviesbureau voor vraagstukken over ruimtelijke ordening,
Peter Ammerlaan Etten-Leur, 2.000 vleesvarkens en 800 zeugen
Ondernemende veehouders in gesprek met de maatschappij
bouw- en milieuzaken binnen de agrarische sector. Hij is dagelijks betrokken bij discussies over beperkingen bij bedrijfsuibreiding. Joost Belt is verantwoordelijk voor de nationale en internationale marketing en communicatie bij De Heus en leidt het gesprek. Joost Belt: ‘De intensieve veehouderij wordt vaak ten onrechte negatief afgeschilderd. Dat gebeurt in de publiciteit, op tv, via maatschappelijke groeperingen en soms zelfs in het onderwijs. Jullie zijn vooruitstrevende ondernemers die rekening houden met de omgeving. Welke modus hebben jullie gevonden om je buren en het dorp op een positieve manier te betrekken bij de ontwikkeling van je bedrijf?’ Arian Oostvogels: ‘Ik wilde de open dag die op mijn bedrijf kortgeleden plaatsvond op een andere manier doen. Dat heb ik overlegd met De Heus. Normaal is zo’n open dag sectorgericht. Dan komen de collega’s kijken naar de voerpannen en nippels die ze al lang hebben gezien en daarna drinken ze een pilsje. Ik heb in de krant een grote advertentie gezet om de bewoners van Achtmaal uit te nodigen. Een week van te voren ben ik naar de school geweest. Op school wordt te negatief verteld over onze bedrijven. Ik heb op school een kast neergezet waarin jon-
0 6
ge kuikens uit het ei kwamen. De kinderen vonden dat prachtig. Sommigen gingen een keer extra naar de wc om er nog eens naar te kijken. Tot nu toe hebben we geen toegankelijke uitstraling. We zeggen tegen de mensen kom maar niet op het erf en op onze deur staat verboden toegang. Heel veel mensen weten niets van ons bedrijf, zo heb ik gemerkt bij de open dag met 1.500 bezoekers. Toen die mensen er waren, kon ik uitleggen waarom dat bordje met verboden toegang er is en waarom de kuikens ’s nachts worden afgevoerd. Mest is altijd een probleem. ‘t Begint te stinken als je er in roert. Ik heb verteld dat onze mest wordt verbrand en zo aan alle 622 huishoudens in Achtmaal stroom levert. Als ze nu de mestwagen zien rijden, zien de mensen geen bak die stinkt maar groene stroom.’
Ik heb op een school een kast neergezet waarin kuikens uit het ei kwamen. De kinderen vonden het prachtig! Joost Belt: ‘Wat zijn jouw ervaringen van de open dag?’ Arian Oostvogels: ‘De mensen realiseerden zich niet hoeveel er veranderd was en hoe goed wij voor de dieren zorgen. Ik vertelde bijvoorbeeld dat als ikzelf ziek ben, ik de dokter bel en de volgende dag terecht kan als ik geluk heb. Als bij mij de kuikens ziek zijn, bel ik de dierenarts en die is er meestal een uur later.
Ik zie direct aan een kip of hij gezond is of wat mankeert. Wij moeten transparant zijn en niet alleen over technische getallen praten. Want dat zegt de consument niets.’ Joost Belt: ‘Jouw varkensbedrijf is de laatste jaren nogal gegroeid, Peter. Hoe ging dat met de omgeving?’ Peter Ammerlaan: ‘Eigenlijk wel goed. De laatste keer dat we bouwden, twee jaar geleden, hebben we er nul bezwaren op gekregen. Ik zeg altijd, het moet bij ons netjes zijn, opgeruimd en niet stinken. Wij hebben een vleesvarkensstal van 3.500 dieren en de bloemencorsovelden liggen er omheen. De mensen parkeerden maar liefst 15 auto’s onder de uitlaat van mijn luchtwasser. Ze wisten niet dat ze in de lucht van duizenden varkens parkeren. Als ik dan met ze praat zeggen ze er geen notie van te hebben dat daar zoveel varkens zitten. “Zijn daar wel dieren in de stal?” vragen ze. Ik heb nooit een klacht. Ik ga wel het gesprek aan met mensen, maar heb nooit een negatief gesprek. Netjes en opgeruimd, dat is waar het om draait. Onze uitstraling moet goed zijn en dan hoeven er wat mij betreft geen bosjes om de gebouwen heen. De mensen mogen ze gewoon zien. Wij hebben ook een open dag gehad en de buurt uitgenodigd. De mensen keken naar onze grote groepen biggen en naar de grote hoeveelheid ruimte die de dieren hadden. Er wordt hen door de berichten in de media verteld dat de biggen dicht op elkaar zitten. Bij ons is het aantal biggen per vierkante meter net zo groot als elders, maar omdat ze in een grote groep zitten hebben ze veel meer loopruimte. Dat vinden de mensen perfect. Ik heb ontzettend veel positieve reacties gekregen
op de open dag. Je merkt dat ze hun vooringenomen standpunten herzien als ze daadwerkelijk met een stal in aanraking komen.’ Joost Belt: ‘Zijn er nog andere activiteiten die jullie hebben ondernomen om de publieke opinie te beïnvloeden?’ Arian Oostvogels: ‘Ik heb Wakker Dier uitgenodigd op de studieclub maar ze wilden niet met ons aan tafel, ze wilden alleen het laden filmen en ik kreeg niet te horen wat ze ermee zouden doen. Welzijnsorganisatie Eyes on animals wilde graag komen kijken. Eigenlijk hartstikke link, want het kan ook verkeerd uitpakken, maar ik dacht ‘ik ga het gewoon aan’. Je moet het toch doen, want als je wegkruipt word je achterna gezeten. De mensen van Eyes on animals hebben gekeken naar het machinaal uitladen van
kuikens. Dat is een methode die ik al tien jaar toepas. Een heel andere manier dan het met de hand vangen van dieren.’ Joost Belt: ‘Herken je je in de verhalen van Peter en Arian?’ Jan Sijben: ‘Ik zit natuurlijk in heel andere sector dan de intensieve veehouderij. Tegen het bouwen van rundveestallen wordt bijna nooit bezwaar gemaakt. We geven sinds twee jaar kinderfeestjes. Het is ook mogelijk dat de kinderen onder melktijd komen. Dan komen ze om vijf uur. De helft gaat met mij de melkstal in en de anderen gaan de koeien aanjagen. Dat vinden ze geweldig. Ze krijgen laarzen en overalletjes aan en kijken er van op dat ze door de poep mogen lopen. Pas geleden heb ik deelgenomen aan een landelijk centraal georganiseerde open dag voor burgers. Hier kwamen relatief veel mensen uit de
stad op af. We hebben een dikke duizend mensen op het erf gehad.’ Joost Belt: ‘Er komen dus wel veel mensen op de open dagen voor burgers af?’ Kees Jansen: ‘Ik denk dat je mensen trekt met affiniteit voor de sector. Gelukkig zijn er dit nog steeds veel. Maar de sceptische mensen die je ook graag wilt bereiken komen niet. Dat zijn de mensen die als ideaalbeeld hebben dat de dieren buiten in de natuur moeten lopen. Vaak wordt vanuit deze gedachte bezwaar gemaakt en daar heeft de veehouderij mee te kampen.’ Joost Belt: ‘Jullie zeggen wees transparant en laat zien wat je doet. Is dat voldoende?’ Jan Sijben: ‘De intensieve veehouderij is het niet gelukt om een goed imago op te bouwen. Het bordje verbo-
07
Ondernemende veehouders in gesprek met de maatschappij
den toegang is er waarschijnlijk iets te lang blijven hangen.’ Arian Oostvogels: ‘Ik heb er geen grip meer op zodra de dieren weg zijn van mijn bedrijf. Wij mogen als pluimveehouders in de winkel niet op de verpakking laten zien waar het vlees geproduceerd wordt. Het merk Vion ligt ook niet bij de supermarkt terwijl Campina wel aanwezig is. Ik kan me best voorstellen dat de consument zegt, ‘wat is dat nou?’ Dat terughalen van paardenvlees is voor ons imago ook niet goed, terwijl wij er niets mee te maken hebben. Het zou mooi zijn als de consument kan kiezen voor Campina melk, Vion vlees en ons eigen merk kip.’ Peter Ammerlaan: ‘De retail is machtig. De supermarkten kunnen hun producten overal vandaan halen, uit Nederland, maar ook uit het buitenland.’ Kees Jansen: ‘Hoe kunnen we als sector ruimte houden om ons te ontwikkelen? We hebben aan de ene kant te maken met Nederlandse bevolking, en tal van maatschappelijke groeperingen. Daarnaast heb je het ook over de buurt.’ Arian Oostvogels: ‘Ik vind dat dit bij elkaar hoort. De burger moet er eerst vertrouwen in krijgen dat wij een goed stukje vlees produceren. Als dat vertrouwen er is zal hij ook makkelijker accepteren dat ik een stal ga plaatsen.’ Peter Ammerlaan: ‘Sommigen zeggen dan ‘dat vlees moet dan wel geproduceerd worden, maar niet in mijn
08
achtertuin.’ Kees Jansen: ‘Overal bij rechtbanken en de Raad van State lopen veel procedures tussen buren en veehouders die een vergunning willen. Dat zie je veel meer dan in het verleden. Bijna iedereen die met bedrijfsontwikkeling bezig is, krijgt hiermee te maken.’ Joost Belt: ‘Je hebt veel contacten met veehouders die hun bedrijf ontwikkelen. Wat kom jij nou tegen aan dialogen tussen veehouders en de omgeving?’ Kees Jansen: ‘De dialoog wordt te weinig gevoerd en meestal achteraf. Mensen denken ‘ik zit hier dertig, veertig jaar op het bedrijf, ben hier geboren, dit is mij koninkrijkje.’ Ondertussen verandert de omgeving, er zijn andere mensen komen wonen die met argusogen naar de ontwikkeling van het bedrijf kijken. De ondernemers hier aan tafel laten echter zien dat het ook op een andere manier kan. Ga actief de dialoog aan, wees transparant en laat zien wat je doet.’ Arian Oostvogels: ‘Eigenlijk zou je eerst volgens de gemeente naar de buren moeten gaan en vragen of het mag.’ Kees Jansen: ‘In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, gaat het in de praktijk bij bedrijfsuitbreiding ook geregeld om onbenullige dingen, een hoop zand die er ligt, of een inrit op een andere plek. Bij jouw buurman ging het toch ook zo?’ Arian Oostvogels: ‘Oud zeer. Mijn buurman had een probleem met gemeente die hij via mijn rug wilde uitspelen. Hij heeft het tot de Raad van State laten komen maar kreeg gelukkig van de andere buren weinig steun.’ Joost Belt: ‘Hoe krijg je meer inzicht in deze zaken?’ Kees Jansen: Vooral door contact te onderhouden met de buren.’
Ga actief de dialoog aan, wees transparant en laat zien wat je doet Joost Belt: ‘Zijn er veel veehouders die geen contact onderhouden?’ Kees Jansen: ‘In negen van de tien gevallen. De regelgeving biedt veel bescherming voor de burger. Je praat dan over geur, fijnstof, ammoniak, noem maar op. Er is een heel arsenaal aan regels waaraan ze zich moeten houden en daarom denken vee-
houders dat niets hen in de weg staat om het bedrijf te ontwikkelen. Waarom zou ik nu nog mijn buurman moeten vragen of ik iets mag?’ Peter Ammerlaan: ‘De wereld op zijn kop. We mogen bijna nergens iets ondernemen en als we het doen moeten we het ook nog aan onze buren vragen.’ Joost Belt: ‘Welke initiatieven zouden er volgens jullie nodig zijn om op regionaal en landelijk niveau de veehouderij op een positieve manier onder de aandacht te brengen?’ Jan Sijben: ‘Onze sector besteedt aandacht aan duurzaamheid, bijvoorbeeld door de levensproductie van de koeien te vergroten. Ook huur ik natuurgrond om jongvee en droge koeien te weiden.’ Arian Oostvogels: ‘De Heus
zou zich daarin sterk kunnen maken, misschien ook andere bedrijven, om ons imago te verbeteren en te laten zien wat we doen.’ Peter Ammerlaan: ‘We moeten als veehouderij in zijn geheel een platform krijgen. Dit platform zou moeten laten zien wat we doen. ‘Boer zoekt vrouw’ trekt megaveel kijkers. Dat is een perfect stukje platform voor de agrarische sector.’ Arian Oostvogels: ‘Ik zou het liefst de consument aan de deur laten kopen, maar dat gaat niet. Zo kunnen we heel Nederland niet voeden. We moeten meer bezig zijn het vertrouwen van de consument te winnen. Daar zullen we aan moeten werken.’ Joost Belt: ‘Als ik mag samenvatten dan begin ik met de laatste opmerking van
Arian Oostvogels: consumentenvertrouwen is inderdaad belangrijk. De veehouderij, en in het bijzonder de intensieve veehouderij, heeft ten onrechte een slechte naam. Jullie weten succesvol vertrouwen te winnen in de eigen omgeving. Netjes werken, contact houden en open dagen dragen bij aan jullie goede naam. Jullie zijn er daarnaast een groot voorstander van om landelijk onze sector in een beter daglicht te stellen. Peter Ammerlaan heeft het over een platform, dat alle veehouders verenigt en in staat is om het grote publiek te bereiken met informatie en tv-programma’s. Laat die gewild en informatief zijn zoals bijvoorbeeld ‘Boer zoekt Vrouw’. Zo kunnen de mensen goed geïnformeerd worden over intensieve veehouderij.’
09