Ondergrens van de zorg in verpleeghuizen beter bewaakt
Den Haag, maart 2005
Aan de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Hierbij bied ik u het rapport Ondergrens van zorg in verpleeghuizen beter bewaakt aan. Dit rapport is een vervolg op het in september 2004 verschenen rapport Verpleeghuizen garanderen minimale zorg niet. Begin 2005 heeft de inspectie de 47 verpleeghuizen die vorig jaar niet voldeden aan de tien indicatoren voor de minimaal noodzakelijke zorg, opnieuw bezocht. De belangrijkste conclusie uit het voorliggende rapport is dat inmiddels 38 van de eerder bezochte verpleeghuizen voldoen aan de normen voor de ondergrens van de zorg. In de overige negen bezochte verpleeghuizen is op een beperkt aantal normen de ondergrens van de zorg nog niet gegarandeerd. In deze verpleeghuizen zijn wel verbeteringen geconstateerd. De conclusie is dat met gerichte aandacht van de inspectie verbeteringen mogelijk zijn. Net als vorig jaar blijken voldoende hulp bij de maaltijden en het voorzien in permanent toezicht op psychogeriatrische bewoners in de huiskamers de grootste knelpunten. Het laten doorgaan van multidisciplinaire bewonersbesprekingen blijkt ook in drie verpleeghuizen nog steeds een structureel knelpunt te zijn. Bij negen verpleeghuizen heeft de inspectie inmiddels verscherpt toezicht ingesteld. De inspectie heeft de Raden van Bestuur van deze verpleeghuizen verzocht (direct) maatregelen te treffen. Op www.igz.nl zijn de namen van deze instellingen gepubliceerd. Nadat de inspectie heeft vastgesteld dat het verscherpt toezicht kan worden opgeheven, wordt de naam van het verpleeghuis uit het bestand verwijderd. Als de noodzakelijke verbeteringen uitblijven, zal de inspectie een advies geven aan de Minister tot het geven van een aanwijzing in het kader van de Kwaliteitswet zorginstellingen. Gezien de grote overeenkomsten in de bevindingen van de inspectie uit 2004, het rapport van de Algemene Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden (AVVV), uitkomsten van onderzoek onder cliënten van de Stichting Cliënt en Kwaliteit en aanhoudende signalen over misstanden in de media blijft gerichte aandacht van de inspectie noodzakelijk. Er moet antwoord komen op de vraag wat de reden is dat het sommige verpleeghuizen niet lukt de minimaal noodzakelijk zorg te leveren. Ik dring er bij u op aan in de taak van de aangekondigde ‘gezant’ en/of het consultatieteam op te nemen met voorrang onderzoek te (laten) doen naar de succes - en faalfactoren in die verpleeghuizen, die ondanks zichtbare inspanningen de minimaal noodzakelijke zorg op onderdelen nog steeds niet kunnen garanderen.
Hoogachtend,
Prof. dr. J.H. Kingma
Den Haag, maart 2005
5
RAPPORT
Samenvatting Bij de presentatie van het rapport Verpleeghuizen garanderen minimaal noodzakelijke zorg niet in september 2004 gaf de inspectie verpleeghuizen de opdracht om eind 2004 tenminste de minimaal noodzakelijke zorg te garanderen. Begin 2005 bezocht de inspectie de verpleeghuizen die in 2004 tekortschoten opnieuw. De bezochte verpleeghuizen hebben een groot aantal verbeteringen gerealiseerd om de minimaal noodzakelijke zorg aan de bewoners te kunnen garanderen. Om de minimale zorg te meten zijn de tien indicatoren, ook wel aangeduid als ‘alarmbellen’ of ‘de ondergrens van de zorg’, gebruikt. Deze indicatoren zijn in 2001 door de branche-, beroeps- en cliëntenorganisaties in de verpleeghuissector (Arcares, LOC, AVVV en NVVA) samen met de inspectie vastgesteld. De inspectie beschouwt, evenals de partijen destijds , de indicatoren als de ondergrens van de zorg. Bij het niet meer voldoen aan een indicator bevindt het kwaliteitsniveau van de zorgverlening zich in het gebied van onverantwoorde zorg en dit is onaanvaardbaar. Voor de uitwerking van het toezichtinstrument zijn de tien indicatoren uitgewerkt in meetbare norm en (bijlage 3). De inspectie heeft 47 van de 60 verpleeghuizen die in 2004 geïnspecteerd zijn, begin 2005 opnieuw bezocht. Deze verpleeghuizen hebben in 2004 de opdracht gekregen om op basis van de inspectiebevindingen een plan van aanpak op te stellen ter verbetering. De inspectie toetste tijdens de follow-up bezoeken uitsluitend de normen voor de ondergrens van de zorg waaraan het verpleeghuis eerder niet voldeed. Beoordeling vond plaats aan de hand van schriftelijk materiaal, een rondgang door het verpleeghuis, gesprekken met zorgverleners van verpleegafdelingen en het locatiemanagement. De normen voor minimaal noodzakelijke zorg zijn inmiddels in ruim driekwart van de verpleeghuizen operationeel. Nagenoeg alle bezochte verpleeghuizen hebben alle tien indicatoren vastgelegd in interne richtlijnen of normen en geïmplementeerd in intern beleid. Daardoor is op die onderdelen de minimaal noodzakelijke zorg gegarandeerd en de kritische ondergrens bewaakt. Negen bezochte verpleeghuizen schieten nog tekort op een beperkt aantal normen, omdat normen of richtlijnen nog afwezig zijn, onvoldoende bekend zijn bij medewerkers of de uitvoering tekortschiet. Drie normen geven de meeste knelpunten. In drie verpleeghuizen vindt de multidisciplinaire bewonersbespreking niet regelmatig plaats of gaat vaak niet door. In vijf verpleeghuizen is er, volgens verzorgenden, onvoldoende hulp voor bewoners bij de maaltijden en ontbreken hierover richtlijnen. Het permanente toezicht op psychogeriatrische bewoners in de huiskamers schiet in zes bezochte verpleeghuizen nog altijd tekort. Structurele knelpunten in het toezicht doen zich voor in de ochtend als bewoners geholpen worden met opstaan en in de avond als bewoners naar bed gebracht worden. Op die momenten zijn er geen medewerkers of geïnstrueerde personen in de huiskamers. Dit leidt er toe, volgens verzorgenden, dat drie bezochte verpleeghuizen soms bewoners in de huiskamer fixeren. De 24-uurs bereikbaarheid van de verpleeghuisarts, het aanbieden van tenminste één recreatieve activiteit per week en de aanwezigheid van minimaal een verzorgende individuele gezondheidszorg (VIG’er) per verpleegafdeling gedurende 7x24 uur, is inmiddels in alle bezochte verpleeghuizen goed geregeld. De negen bezochte verpleeghuizen die nog steeds niet voldoen aan de eisen voor minimaal noodzakelijke zorg, zijn door de inspectie aangesproken op hun verantwoordelijkheid om tenminste de minimaal noodzakelijke zorg te garanderen. De inspectie heeft verscherpt toezicht ingesteld en de Raden van Bestuur schriftelijk verzocht direct maatregelen te treffen. Als
6
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
verbetering op korte termijn uitblijft, treedt de inspectie in contact met de Raden van Toezicht en de aangewezen Zorgkantoren. De gestelde termijnen voor de te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen. Als Raden van Besturen/directies van verpleeghuizen in gebreke blijven, zal de inspectie de Minister adviseren de zorgaanbieder een aanwijzing te geven op basis van de Kwaliteitswet zorginstellingen. De gepresenteerde resultaten in dit rapport zijn niet representatief voor de verpleeghuizen in Nederland, omdat een beperkt aantal onderdelen van de zorgverlening is getoetst en de bezochte verpleeghuizen geselecteerd zijn op basis van de inspectiebevindingen uit 2004. De inspectie valt - net als andere overheidsinstellingen - onder de Wet Openbaarheid van Bestuur. In de afgelopen periode is, ondermeer in de Tweede Kamer, gesproken over het actief openbaar maken van rapporten over inspecties bij individuele instellingen. Besloten is de lijst met namen van de instellingen die onder verscherpt toezicht zijn geplaatst te publiceren op www.igz.nl. Zodra de inspectie heeft vastgesteld dat het verscherpt toezicht kan worden opgeheven, wordt de naam van de instelling van de lijst verwijderd. Alle rapporten van dit vervolgonderzoek zijn tevens te vinden op www.igz.nl. De Raden van Bestuur van de bezochte verpleeghuizen zijn hierover op voorhand geïnformeerd.
7
RAPPORT
Inhoudsopgave 1
Inleiding 9
1.1
Aanleiding 9
1.2 1.3
Doelstelling follow-up inspectiebezoeken 10 Methode 10
1.4
Instrument: gebaseerd op indicatoren minimaal noodzakelijke zorg 11
2
Conclusies 12
2.1
Meer garanties voor de minimaal noodzakelijke zorg 12
2.2
Permanent toezicht voor de psychogeriatrische bewoners en voldoende hulp en tijd voor de maaltijden blijven de grootste knelpunten 13
2.3
Afspraken met de bewoner over de zorgverlening beter nagekomen 13
2.4 2.5
Multidisciplinaire bewonersbesprekingen moeten plaatsvinden 14 Normen voor de ondergrens nu vastgelegd en aandacht voor systematisch meten 14
2.6
Blijvende aandacht voor de ondergrens nodig 14
3
Maatregelen om de minimaal noodzakelijke zorg aan bewoners in verpleeghuizen te
3.1
garanderen 15 Maatregelen voor management van verpleeghuizen 15
3.2
Maatregelen voor de veldpartijen 15
3.3 3.4
Aanbevelingen voor cliëntenraden 16 Tot slot 16
4 4.1
Bevindingen 17 De ondergrens wordt beter bewaakt 17
4.2
Meer bewonergerichte zorg als uitgangspunt 18
4.3
Naar 100 procent garanties voor minimaal noodzakelijke zorg 22
5
Summary 23
Bijlagen 1
Wat is verantwoorde zorg? 25
2
Overzicht 10 indicatoren 26
3 4
Toelichting scorekwalificaties 27 Maatregelen uit rapport Verpleeghuizen garanderen minimaal noodzakelijke zorg niet 30
8
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
9
RAPPORT
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In het eerste kwartaal van 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar de minimaal noodzakelijke zorg in een steekproef van zestig verpleeghuizen. De resultaten zijn gepresenteerd in het rapport Verpleeghuizen garanderen minimaal noodzakelijke zorg niet. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van de tien indicatoren van de minimaal noodzakelijke zorgverlening, ook wel aangeduid als ‘alarmbellen’ of ‘de ondergrens van de zorg’. De indicatoren zijn in 2001 door de branche-, beroeps- en cliëntenorganisaties in de verpleeghuissector (Arcares, LOC, AVVV en NVVA) samen met de inspectie vastgesteld. De conclusie van het onderzoek was dat de minimaal noodzakelijke zorg op één of meer onderdelen in 78 procent van de bezochte verpleeghuizen niet was gegarandeerd. Naar aanleiding van de bevindingen heeft de inspectie een handhavings plan opgesteld. Een onderdeel betrof het scherp toezien op verbeteringen in de eerder bezochte verpleeghuizen. De verpleeghuizen die op één of meer onderdelen niet voldeden aan de eisen voor minimaal noodzakelijke zorg, is verzocht een plan van aanpak ter verbetering op te stellen. Begin 2005 heeft de inspectie deze verpleeghuizen opnieuw bezocht en is beoordeeld of inmiddels de ondergrens van de zorg zoals vastgesteld in de tien indicatoren, is gegarandeerd. De Kwaliteitswet zorginstellingen stelt dat de zorginstellingen verantwoorde zorg moeten bieden. Bij verantwoorde zorg wordt zorg geleverd die afgestemd is op de reële behoefte van de bewoner, voldoet aan veld- en beroepsnormen en gewaarborgd is door een kwaliteitssysteem. De praktijk is dat het kwaliteitsniveau van de zorgverlening zich ergens op een continuüm bevindt van onverantwoorde zorg via een kritische fase naar verantwoorde zorg (zie bijlage 1). De tien indicatoren geven de grens aan van de minimaal noodzakelijke zorg. Bij het niet voldoen aan een indicator bevindt het kwaliteitsniveau van de zorgverlening zich binnen het gebied van onverantwoorde zorg en dit wordt als onaanvaardbaar beschouwd. Na de publicatie van het rapport Verpleeghuizen garanderen minimaal noodzakelijke zorg niet is discussie ontstaan over een noodzakelijke bijstelling van de indicatoren. De brancheorganisatie Arcares heeft in november concept-normen ‘verantwoorde zorg’ gepresenteerd. Inmiddels zijn alle betrokken veldpartijen op uitnodiging van de inspectie in gesprek over een bijgestelde set van toets- en meetbare (minimum-)normen voor verpleeghuiszorg. In afwachting van de resultaten beschouwt de inspectie de destijds door de betrokken organisaties breed gedragen tien indicatoren als veldnormen voor de minimale kwaliteit van zorg. Zodra nieuwe toets- en meetbare veldnormen zijn vastgesteld, zullen deze de basis vormen voor het opnemen van indicatoren op het inspectieformulier als onderdeel van het gelaagd en gefaseerd toezicht. Een peiling onder de leden van h et Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden van de AVVV, LEVV en Nivel in 2004, de resultaten van onderzoek in 2003 onder cliënten van de stichting Cliënt en Kwaliteit, reacties en commentaren in de media en d e inspectiebevindingen uit 2004 maken duidelijk dat er ruime aandacht nodig blijft voor de [1] ondergrens van de kwaliteit van zorg in de verpleeghuizen. Bewoners van verpleeghuizen mogen verwachten dat zij de zorg krijgen die nodig is en dat de inspectie hierop zal toezien.
[1] In dit rapport wordt gesproken over (verpleeghuis-)bewoners in plaats van cliënten of patiënten. Hiermee is aangesloten bij de terminologie van de gehanteerde veldnormen. Met bewoner wordt zowel de vrouwelijke als mannelijke vorm bedoeld.
10
1.2
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
Doelstelling follow-up inspectiebezoeken
Het doel van dit onderzoek is i nzicht te krijgen in de verbeteringen in het kwaliteitsniveau van de zorgverlening van de verpleeghuizen, waar bij een eerder bezoek was gebleken dat zij niet voldeden aan de tien indicatoren voor de minimaal noodzakelijke zorg. Naar aanleiding van de bevindingen worden maatregelen en aanbevelingen geformuleerd en waar nodig wordt corrigerend opgetreden. De resultaten van alle bezoeken zijn niet representatief voor de verpleeghuizen in Nederland, omdat de getoetste onderdelen van de zorgverlening beperkt waren en de bezochte verpleeghuizen geselecteerd zijn op basis van eerdere inspectiebevindingen
1.3
Methode
In 2004 is in 47 van 60 bezochte verpleeghuizen vastgesteld dat zij aan één of meer indicatoren niet voldeden omdat de b ijbehorende norm in het verpleeghuis niet werd gebruikt, de norm niet bekend was bij medewerkers of de uitvoering van de norm structureel tekortschoot. Voor de uitwerking van het toezichtinstrument zijn de tien indicatoren uitgewerkt in tien meetbare norm en. Naar aanleiding van de eerdere bevindingen zijn de verpleeghuizen in 2004 verzocht om plannen van aanpak ter verbetering op te stellen. Om te toetsen of de plannen van aanpak ook hebben geleid tot normen die tenminste operationeel zijn, hebben de inspecteurs 47 verpleeghuizen opnieuw bezocht. Tijdens het bezoek zijn uitsluitend de normen getoetst waaraan eerder door het verpleeghuis niet werd voldaan, omdat normen en richtlijnen ontbraken, onbekend waren bij medewerkers of er structureel tekort geschoten werd in de uitvoering. Per verpleeghuis zijn tenminste twee verpleegafdelingen, meestal psychogeriatrische, bezocht. Ter plaatse heeft de inspecteur bepaald welke verpleegafdelingen werden bezocht. Aan de hand van semi-gestructureerde vragenlijsten is schriftelijke informatie ingezien en is gesproken met aanwezige zorgverleners. Zonodig vond een toetsing van de uitvoering van de norm plaats, zoals de bereikbaarheid van de verpleeghuisarts, of de aanwezigheid van een medewerker of geïnstrueerde persoon in een huiskamer. Bij het vorig onderzoek is gebleken dat de beoordeling van het kwaliteitsniveau door zorgverleners en bewoners grote overeenkomsten vertoonde. Gezien de beperkte opzet is er voor gekozen om tijdens deze follow-up bezoeken geen aparte gesprekken te hebben met bewoners of familieleden, zo mogelijk is wel op afdelingen gesproken met aanwezige bewoners of familie. Afsluitend is gesproken met het locatiemanagement. De directie/Raad van Bestuur van het verpleeghuis ontving na afloop van het inspectiebezoek een rapport waarin de zorgverlening op de getoetste onderdelen is beoordeeld. Indien de bevindingen daartoe aanleiding gaven, namelijk indien de zorgverlening nog steeds op één of meer normen niet op operationeel niveau werd beoordeeld, is verzocht direct maatregelen te treffen en de inspectie hierover op korte termijn te informeren. Voor zover nog noodzakelijk zijn de overige verpleeghuizen verzocht om aandacht voor de borging van het minimaal kwaliteitsniveau van de zorgverlening.
11
RAPPORT
1.4
Instrument: gebaseerd op indicatoren minimaal noodzakelijke zorg
Voor de uitwerking van het toezichtinstrument is iedere indicator uitgewerkt in een meetbare norm. Voor normen die meer onderdelen van de zorgverlening betreffen, zijn de afzonderlijke onderdelen beschreven. In tegenstelling tot het onderzoek in 2004 zijn geen andere veldnormen toegevoegd en er is geen onderverdeling gemaakt in verschillende aandachtsgebieden. Per norm zijn bijbehorende vragen en beoordelings - en beslisregels opgesteld. Voor de antwoordcategorieën is de volgende verdeling aangehouden: − −
Altijd: 100 procent. Meestal: 90-100 procent.
−
Soms: 10-90 procent.
− −
Zelden: 0-10 procent. Nooit: 0 procent.
De inspecteur heeft op basis van de bevindingen een oordeel gegeven over de getoetste norm op vier niveaus: Afwezig Aanwezig
De norm is niet aanwezig. Norm is aantoonbaar aanwezig, maar wordt niet consequent nageleefd;
Operationeel
schriftelijke procedures zijn niet algemeen bekend. Norm wordt consequent nageleefd; schriftelijke procedures zijn algemeen bekend.
Geborgd
Norm wordt consequent nageleefd en schriftelijke procedures zijn algemeen bekend. Bovendien is er sprake van regelmatige evaluatie en zonodig bijstelling.
In bijlage 2 zijn de indicatoren opgenomen zoals ze in 2002 zijn opgesteld. In bijlage 3 zijn de indicatoren uitgewerkt naar normen voor de bovenstaande beoordelingsniveaus. De op de afdeling gehanteerde vragenlijst met een gedetailleerder uitwerking van de beoordelingsniveaus is te downloaden van www.igz.nl.
12
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
2
Conclusies
De belangrijkste conclusie is dat een ruime meerderheid van de 47 bezochte verpleeghuizen inmiddels wel voldoet aan de tien indicatoren die door de branche-, beroeps - en cliëntenorganisaties in 2001 zijn vastgesteld om de ondergrens van de zorg te bewaken. Ook de 13 verpleeghuizen die niet opnieuw bezocht zijn, hebben de inspectiebevindingen aangevat om verbeteringen te realiseren, zoals een toetsing van de zorgdossiers en de uitvoering van de met de bewoner gemaakte afspraken door een extern bureau. De 47 bezochte verpleeghuizen hebben op basis van een plan van aanpak in een betrekkelijk korte periode verbeteringen aangebracht, waardoor de ondergrenzen van de zorg beter bewaakt zijn. In 9 van de 47 verpleeghuizen zijn wel verbeteringen geconstateerd, maar ontbreekt op één of meer onderdelen nog de garantie dat de minimaal noodzakelijke zorg aan de verpleeghuis bewoner geleverd wordt.
2.1
Meer garanties voor de minimaal noodzakelijke zorg
In alle 47 bezochte verpleeghuizen is in vergelijking met 2004 een aanzienlijke verbetering te constateren, omdat er gericht aandacht is en wordt besteed aan het bewaken van de ondergrens van de zorg. In 38 bezochte verpleeghuizen wordt inmiddels wel voldaan aan de normen gebaseerd op de indicatoren waaraan eerder niet werd voldaan. Begin 2004 voldeden nog 26 van 60 verpleeghuizen aan maximaal 4 van de 10 indicatoren. Onder voldoen aan een indicator wordt verstaan dat de bijbehorende norm operationeel is. Dit houdt in dat de norm consequent wordt nageleefd en bijbehorende schriftelijke procedures algemeen bekend zijn. Grafiek 1 Aantal verpleeghuizen dat niet voldoet aan de norm in 2004 en 2005
Aantal verpleeghuizen (N= 47)
40 35 30 25 2004
20
2005
15 10 5 0 norm1
norm2
norm3
norm4
norm5
norm6
norm7
norm8
norm9 norm10
Normen (indicatoren) voor minimaal noodzakelijke zorg
In alle bezochte verpleeghuizen zijn er verbeteringen. Vier normen zijn in alle bezochte verpleeghuizen inmiddels operationeel. Dit betreft de oproepbaarheid en bereikbaarheid van de verpleeghuisarts (norm 6 en 7), de aanwezigheid van een verzorgende met tenminste kwalificatieniveau VIG’er op de verpleegafdeling (norm 3) en een aanbod van tenminste één keer per week een recreatieve activiteit aan bewoners (norm 9). Het structureel nakomen van de
13
RAPPORT
afspraken met de bewoner (norm 1) en geen concessies doen aan de uitvoering van het zorgplan met betrekking tot risicovolle of gezondheidsbedreigende situaties (norm 2) is in bijna alle bezochte verpleeghuizen een operationele norm. In vergelijking met het eerdere bezoek in 2004 is dat een grote verbetering, toen was in ruim 25 verpleeghuizen één of beide normen niet operationeel.
2.2
Permanent toezicht voor de psychogeriatrische bewoners en voldoende hulp en tijd voor de maaltijden blijven de grootste knelpunten
In 2004 waren het garanderen van toezicht op de psychogeriatrische bewoners in de huiskamers en voldoende hulp voor bewoners bij de maalti jden de grootste knelpunten. Ondanks verbeteringen in de meeste verpleeghuizen blijken dit ook nu de onderdelen van de zorgverlening waar het minst aan kan worden voldaan. In 6 van de 47 bezochte verpleeghuizen ontbreekt nog altijd permanent toezicht op psychogeriatrische bewoners in de huiskamers . Afwezigheid van toezicht in de huiskamers doet zich vooral voor in de ochtend als bewoners geholpen worden met opstaan en in de avond als bewoners naar bed gebracht worden. Op die momenten zijn er geen medewerkers of geïnstrueerde personen in de huiskamers. Dit leidt er toe dat in drie bezochte verpleeghuizen, volgens de verzorgenden, bewoners in de huiskamers soms toch nog op oneigenlijke gronden gefixeerd worden. De meerderheid van de bezochte verpleeghuizen heeft inmiddels wel voorzien in structureel toezicht op de bewoners. Dit is gerealiseerd door het opstellen van duidelijke richtlijnen voor verzorgenden, een andere spreiding van inzet van medewerkers, uitbreiding van personeel, door specifieke huiskamerdiensten te benoemen of activiteiten naar de huiskamers te verplaatsen. In vijf van de bezochte verpleeghuizen is vastgesteld dat nog niet voldaan wordt aan de norm dat er voldoende medewerkers en/of geïnstrueerde familieleden/vrijwilligers aanwezig zijn voor hulp bij de maaltijden. Op de bezochte afdelingen ontbreken richtlijnen en er is volgens de verzorgenden structureel onvoldoende hulp voor de bewoners bij de maaltijden. Dit probleem doet zich voor op afdelingen waar veel bewoners hulp bij de maaltijden nodig hebben.
2.3
Afspraken met de bewoner over de zorgverlening beter nagekomen
Door het vaststellen van interne normen en richtlijnen worden nu in alle onderzochte verpleeghuizen zorgplannen opgesteld en worden gemaakte afspraken met bewoners ten aanzien van dagindeling, persoonlijke hygiëne, vocht en voeding, therapieën en activiteiten meestal of altijd nagekomen. In één verpleeghuis wordt hiervan nog structureel afgeweken. Er zijn in de bezochte verpleeghuizen ook richtlijnen opgesteld ten aanzien van het uitvoeren van het zorgplan met betrekking tot risicovolle en/gezondheidsbedreigende situaties. Met uitzondering van één verpleeghuis wordt de richtlijn ook uitgevoerd. Er is in bijna alle verpleeghuizen beleid ontwikkeld hoe te handelen als de uitvoering van het zorgplan met betrekking tot risicovolle situaties in het gedrang komt.
14
2.4
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
Multidisciplinaire bewonersbesprekingen moeten plaatsvinden
In drie verpleeghuizen vinden op één of meer afdelingen geen regelmatige multidisciplinaire bewonersbesprekingen plaats. Multidisciplinaire bewonersbesprekingen zijn van belang voor het opstellen van individuele zorgplannen. Gezien alle verbeteringen op andere terreinen is het zorgelijk dat op dit punt de verbeteringen verhoudingsgewijs minder zijn.
2.5
Normen voor de ondergrens nu vastgelegd en aandacht voor systematisch meten
Met uitzondering van twee verpleeghuizen hebben de bezochte verpleeghuizen de tien indicatoren voor het bewaken van de ondergrens van de zorg schriftelijk vastgelegd in interne normen of richtlijnen. Er is aandacht voor de toetsing en evaluatie van de normen. Gezien het betrekkelijk korte tijdsverloop tussen de twee inspectiebezoeken heeft borging, door periodieke toetsing, evaluatie en bijstelling van de normen veelal nog niet plaatsgevonden. Ook de negen verpleeghuizen die op één tot maximaal vier normen nog steeds niet voldoen aan het operationeel niveau van de norm hebben verbeteringen gerealiseerd. Er zal actief op worden toegezien dat op korte termijn alle bezochte verpleeghuizen tenmins te voldoen aan de tien normen voor minimale zorg.
2.6
Blijvende aandacht voor de ondergrens nodig
De veldpartijen hebben de uitnodiging van de inspectie aangenomen om tot een bijgestelde set veldnormen voor verantwoorde zorg te komen, waaronder toets- en meetbare normen voor de ondergrens van de zorg. Nadrukkelijker zal hierin het cliëntenperspectief naar voren komen. De staatssecretaris heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dat uiterlijk 1 juni 2005 de geactualiseerde normen gereed zijn. Gezien de grote overeenkomsten in de bevindingen van de inspectie in 2004, een peiling onder de leden van het Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden van de AVVV, LEVV en Nivel in 2004, de resultaten van onderzoek in 2003 onder cliënten door de stichting Cliënt en Kwaliteit en reacties en commentaren in de media zal gerichte aandacht van de inspectie voor het kunnen garanderen van de minimaal noodzakelijke zorg aan verpleeghuisbewoners noodzakelijk blijven. Het toezicht op de verpleeghuiszorg zal de komende periode geïnte nsiveerd worden. De s taatssecretaris heeft in haar brief van 10 februari 2005 aan de Tweede Kamer de afspraken met de inspectie vastgelegd. Voor eind 2006 zullen alle verpleeghuizen en verzorgingshuizen met een verpleeghuisunit door de inspectie bezocht worden op basis van gelaagd en gefaseerd toezicht. De instellingen die op basis van de eerste fase van het gelaagd en gefaseerd toezicht geprioriteerd worden, zullen als eerste bezocht worden. De geactualiseerde toets- en meetbare veldnormen van verantwoorde zorg en de ondergrens van de kwaliteit van zorg zullen als toetsingskader voor het toezicht worden gebruikt.
15
3
RAPPORT
Maatregelen om de minimaal noodzakelijke zorg aan bewoners in verpleeghuizen te garanderen
Dit hoofdstuk beschrijft de te nemen maatregelen om de verpleeghuisbewoner tenmins te de minimaal noodzakelijke zorg te garanderen. Vastgesteld is dat er verbeteringen zijn, maar ook dat de zorgverlening in een deel van de verpleeghuizen nog tekortschiet. Aangezien de te nemen maatregelen uit het rapport Verpleeghuizen garanderen minimale zorg niet nog steeds actueel zijn, zijn deze opgenomen in bijlage 4. De inspectie beveelt - gezien het structurele karakter van de tekortkomingen op enkele getoetste onderdelen van de zorgverlening - de noodzaak van gerichte aandacht voor achterliggende oorzaken (organisatorisch, beroepsinhoudelijk, financieel etc.) aan. De door de staatssecretaris aangekondigde ‘gezant’ kan hieraan mogelijk een bijdrage leveren door nader onderzoek naar succes - en faalfactoren bij het verbeteren van de organisatie van de verpleeghuiszorg. De inspectie wijst alle partijen op het grote belang om de situatie op korte termijn te verbeteren.
3.1
Maatregelen voor management van verpleeghuizen
Zorgaanbieders van verpleeghuiszorg zijn verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde zorg. Zij moeten tenminste minimaal noodzakelijke zorg kunnen garanderen aan hun bewoners. Op basis van de bevindingen van de bezoeken is gebleken dat met gerichte aandacht verbeteringen mogelijk zijn. Het is noodzakelijk dat het kwaliteitsniveau van de zorgverlening vastgelegd wordt op basis van de nieuw vast te stellen veldnormen voor verantwoorde zorg met een onderdeel normen voor de ondergrens van verantwoorde zorg. De uitwerking van normen voor minimaal noodzakelijke zorg in interne normen en richtlijnen in de verpleeghuizen zelf moet concreet en meetbaar zijn, zodat dit een onderdeel kan zijn van een cyclisch proces van meten, weten en verbeteren. Het management moet regelmatig toetsen of voldaan wordt aan het minimale niveau van de noodzakelijke zorg en zonodig maatregelen treffen ter verbetering. De inspectie verwacht dat zodra de kritische ondergrens wordt bereikt, dit per ommegaande wordt gemeld aan de inspectie.
3.2
Maatregelen voor de koepels van veldpartijen
De branche-, beroeps - en cliëntenganisaties van verpleeghuizen en Zorgverzekeraars Nederland hebben zich bereid verklaard om op korte termijn een bruikbare set nieuwe normen op te stellen waarmee de kwaliteit van zorg kan worden getoetst. De staatssecretaris heeft 1 juni 2005 als uiterste datum gesteld. Het is van belang dat de nieuwe normen nadrukkelijk onder de aandacht worden gebracht van de leden. Er zal ruime aandacht van de branche-, beroeps - en cliëntenorganisaties nodig zijn voor de implementatie. Er zullen afspraken nodig zijn tussen d e branche-, beroeps- en cliëntenorganisaties om de nieuwe normen te evalueren en waar nodig aan te scherpen op basis van bevindingen binnen de organisaties en van de inspectie. De inspectie beveelt nogmaals dringend aan om ook meetbare minimumnormen voor de kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbezetting vast te stellen. Voor de beroepsbeoefenaar moeten de wensen van de bewoner uitgangspunt zijn voor de individuele zorgverlening. Zij leggen verantwoording af aan de bewoner over de geleverde zorg en het nakomen van de afspraken die zijn overeengekomen in het individuele zorgplan. Iedere beroepsbeoefenaar heeft een eigen verantwoordelijkheid aan het management en de eigen beroepsorganisatie te melden als de zorg door ‘de bodem zakt’, bijvoorbeeld aan de hand van het signaleringsinstrument dat in 2003 is ontwikkeld door de AVVV. In situaties waarin dit
16
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
onmogelijk is , kan gebruikgemaakt worden van het per 1 maart 2005 ingestelde telefonische meldpunt van de inspectie.
3.3
Aanbevelingen voor cliëntenraden
De cliëntenraad is bij uitstek een orgaan binnen het verpleeghuis die een te minimaal niveau van zorg kan signaleren en bij het management van de instelling aan de orde kan stellen. Het rapport Verantwoorde Zorg van de overkoepelende cliëntenorganisatie LOC biedt handvatten om in gesprek te gaan met het management. Ook de res ultaten van de onderzoeken van Cliënt en Kwaliteit leveren hieraan een bijdrage.
3.4
Tot slot
De inspectie heeft de bevindingen van het onderzoek naar de minimale zorg met betrokken veldpartijen besproken. Hierbij zijn afspraken gemaakt over het nakomen van de maatregelen. De inspectie zal er op blijven toezien dat de minimaal noodzakelijke zorg geleverd wordt aan de verpleeghuisbewoner. De nieuw vast te stellen normen voor de ondergrens van de zorg zullen onderdeel uitmaken van het gelaagd en gefaseerd toezicht. Zonodig zal de inspectie handhavend optreden, een bevel geven of de m inister adviseren om aan een zorgaanbieder een aanwijzing te geven op basis van de Kwaliteitswet zorginstellingen.
17
RAPPORT
4
Bevindingen
Onderstaand worden de bevindingen van 47 follow-up inspectiebezoeken aan verpleeghuizen weergegeven. Uitsluitend de indicatoren waaraan het verpleeghuis tijdens het inspectiebezoek begin 2004 niet voldeed, zijn opnieuw getoetst. Voor het toezichtinstrument zijn de tien indicatoren uitgewerkt in meetbare norm en (bijlage 3). Voor alle duidelijkheid wordt bij alle normen verwezen naar de indicator (bijlage 1) die de basis is voor de norm. De bevindingen zijn gebaseerd op de beoordelingen van de plannen van aanpak ter verbetering, bezoeken aan tenminste twee verpleegafdelingen, korte gesprekken met de zorgverleners, inzien van schriftelijke informatie, rondgang door het verpleeghuis en een gesprek met het (locatie-) management. Indien in de tekst wordt gesproken over ‘meestal’ nakomen van een afspraak wordt hiermee bedoeld dat hiervan niet vaker dan in 10 procent van de situaties wordt afgeweken.
4.1
De ondergrens wordt beter bewaakt
Begin 2004 voldeden 47 van 60 verpleeghuizen niet aan 1 tot 10 indicatoren die beschouwd worden als de ondergrens van de zorg. In 28 procent van deze verpleeghuizen waren minder dan 5 normen gebaseerd op de indicatoren operationeel. Inmiddels zijn de verpleeghuizen die niet voldeden aan de ondergrens van de zorg, opnieuw bezocht en is er een totaal ander beeld ontstaan. Onderstaand worden de resultaten per getoetste norm weergegeven. Grafiek 2 Verdeling beoordeling 10 normen
norm10 norm9
getoetste normen
norm8 norm7 afwezig norm6
aanwezig
norm5
operationeel geborgd
norm4 norm3 norm2 norm1 0%
20%
40%
60%
80%
100%
percentage
Aan vier normen (4, 6, 7 en 9) wordt inmiddels door alle verpleeghuizen voldaan. Aan twee normen (1 en 2) wordt nog slechts door één verpleeghuis niet voldaan. Van de bezochte verpleeghuizen voldoen 38 verpleeghuizen (80 procent) aan alle normen, gebaseerd op de 10 indicatoren, waaraan eerder niet werd voldaan. De overige verpleeghuizen voldoen op 1 tot maximaal 4 normen nog niet aan het operationeel niveau. De borging van de minimaal noodzakelijke zorg door regelmatige toetsing, evaluatie en bijstelling als onderdeel van het interne kwaliteitssysteem moet in een grote meerderheid van de verpleeghuizen nog tot-
18
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
standkomen. Gezien het beperkte tijdsverloop tussen het constateren dat normen grotendeels afwezig waren en deze nieuwe toetsing is dit niet verwonderlijk.
4.2
Meer bewonergerichte zorg als uitgangspunt
4.2.1
Meer aandacht voor het nakomen van individuele afspraken over de dagelijkse zorg
Norm (indicator 1) Er wordt niet structureel (dat wil zeggen meer dan 10 procent) afgeweken van de met de bewoner gemaakte afspraken die zijn vastgelegd in het individuele zorgdossier ten aanzien van persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten. In 26 verpleeghuizen is op twee verpleegafdelingen aan de hand van zorgdossiers bij de verzorgenden getoetst of er inmiddels conform een richtlijn individuele zorgplannen worden opgesteld. Dit blijkt in alle bezochte verpleeghuizen het geval. Met uitzondering van één verpleeghuis worden zorgplannnen ook besproken met (de vertegenwoordiger van) de bewoner. In twee verpleeghuizen ontbreekt het nog structureel aan het systematisch vastleggen van de gemaakte afspraken in het zorgdossier. Het nakomen van de afspraken met betrekking tot de dagindeling, persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, therapieën en individuele activiteiten laat zien dat nog slechts in enkele verpleeghuizen structureel, dat wil zeggen in meer dan 10 procent van de situaties, afgeweken wordt van de gemaakte afspraken op één of meer onderdelen. In één verpleeghuis is beoordeeld dat de richtlijn over het opstellen van zorgplannen nog onvoldoende bekend was bij medewerkers en er structureel wordt afgeweken van de afspraken met de (vertegenwoordiger van de) bewoner. In de overige 25 verpleeghuizen is door de inspecteur beoordeeld dat de norm operationeel is, ook al is op één of meer onderdelen nog verbetering mogelijk, bijvoorbeeld het altijd vastleggen van afspraken in het zorgdossier. Grafiek 3 Nakomen afspraken met bewoners
therapieën
activiteiten
nooit zelden soms
vocht en voeding
meestal altijd pers. hygiëne
dagindeling
0%
20%
40%
60%
percentage
80%
100%
19
RAPPORT
Van afspraken rond vocht en voeding en individuele activiteiten wordt het minst vaak afgeweken. Afwijkingen van de afspraken over persoonlijke hygiëne komen het meest voor. In driekwart van de verpleeghuizen is de richtlijn over zorgplannen in 2004 geëvalueerd en is steekproefsgewijs getoetst of de gemaakte afspraken met de cliënten over de dagelijkse zorg ook worden uitgevoerd. In twee verpleeghuizen is door de inspecteur beoordeeld dat er sprake was van borging van de norm. Norm (indicator 2) Er worden geen concessies gedaan aan het uitvoeren van het zorgplan met betrekking tot risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties (bijvoorbeeld decubitus, incontinentie, mobiliteit). In 26 verpleeghuizen is op twee verpleegafdelingen ondermeer aan de hand van zorgdossiers bij de verzorgenden getoetst of er inmiddels conform een interne richtlijn geen concessies aan het zorgplan worden gedaan ten aanzien van decubitus, continentiezorg en afspraken met betrekking tot paramedische behandeling. Met uitzondering van één verpleeghuis hebben inspecteurs beoordeeld dat de norm operationeel is en dat er geen concessies worden gedaan aan het zorgplan m et betrekking tot risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties in de verpleeghuizen. Dit wil niet zeggen dat altijd alle afgesproken handelingen met betrekking tot decubitus, continentiezorg en mobiliteit worden uitgevoerd. Afspraken over decubitus en incontinentiezorg worden op 18 respectievelijk 23 procent van de bezochte afdelingen niet altijd nagekomen, maar het betreft geen structurele afwijkingen. Bewoners die niet zonder hulp naar toilet kunnen, krijgen op 47 procent van de afdelingen altijd en op 49 procent meestal op elk gewenst moment hulp. Op 4 procent van de afdelingen gebeurt dat in meer dan 10 procent van de situaties niet. Het uitvoeren door verzorgenden van door de arts of paramedici voorgeschreven mobiliserende activiteiten, zoals wandelen of bewegen bij spasmen of bedlegerigheid, laat eenzelfde beeld zien. Het is duidelijk dat op de genoemde punten nog verbeteringen noodzakelijk zijn om te kunnen spreken over verantwoorde zorg. Bijvoorbeeld bewoners die hulp behoeven bij de toiletgang behoren op elk gewenst moment geholpen te worden. Ook is nagegaan of in de afgelopen twee maanden risicovolle of voorbehouden handelingen zijn uitgevoerd door medewerkers met een lager kwalificatieniveau dan afgesproken voor de handeling. Met uitzondering van één afdeling is dit volgens de aanwezige verzorgenden niet voorgekomen. Op nagenoeg alle afdelingen is bekend hoe te handelen als de uitvoering van het zorgplan met betrekking tot risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties in gevaar komt. 4.2.2
Multidisciplinaire bewonersbespreking nog niet gegarandeerd
Norm (indicator 3) Geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen gaan door. In een meerderheid van de eerder bezochte verpleeghuizen (71 procent) gingen multidisciplinaire bewonersbesprekingen altijd of meestal door. Deze norm behoefde slechts in dertien verpleeghuizen opnieuw getoetst te worden. Het is opmerkelijk dat gezien de verbeteringen met betrekking tot de andere getoetste normen blijkt dat in drie verpleeghuizen deze norm nog steeds niet operationeel is, omdat de multidisciplinaire bewonersbespreking niet plaatsvindt of regelmatig niet doorgaat op één of beide bezochte verpleegafdelingen van het verpleeghuis . 4.2.3
24-uurs aanwezigheid VIG’er per afdeling en bereikbaarheid verpleegkundige deskundigheid inmiddels beter geregeld
20
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
Norm (indicator 4) Het aanwezig zijn van minimaal één ziekenverzorgende/verzorgende individuele gezondheidszorg (VIG’er) per afdeling/unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag, 7 dagen per week. In 17 verpleeghuizen is deze norm opnieuw getoetst. Voor de beoordeling van de norm is uitgegaan van een maximaal aantal van 32 bewoners per afdeling. De aanwezigheid van één VIG’er/ziekenverzorgende per verpleegafdeling 24 uur per dag, 7 dagen per week is inmiddels in 16 van de 17 verpleeghuizen vastgelegd in een norm en wordt de norm ook nagekomen. In één verpleeghuis wordt in de nachtdienst bewust afgeweken van deze norm. Door de organisatie van het nachttoezicht, de aanwezigheid van een voldoende gekwalificeerde zwerfwacht en een nachthoofd is uiteindelijk beoordeeld dat ook in dit verpleeghuis op operationeel niveau voldaan wordt aan de norm. Bij een evaluatie van de indicatoren zou de omschrijving afdeling/unit in de indicator vervangen dienen te worden door een (minimaal en maximaal) aantal bewoners per ziekenverzorgende/VIG’er. Norm (indicator 5) De verpleegkundige deskundigheid is bereikbaar en oproepbaar voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag, 7 dagen per week. Een richtlijn over de 24-uurs bereikbaarheid van verpleegkundige deskundigheid bleek in 2004 in veel verpleeghuizen (90 procent) aanwezig, in een minder percentage werd de richtlijn ook uitgevoerd (83 procent). In negen verpleeghuizen is deze norm opnieuw getoetst. In twee verpleeghuizen is vastgesteld dat deze norm nog niet operationeel is omdat de norm afwezig is, respectievelijk de norm wel aanwezig is maar er op een bepaalde tijd op de dag geen verpleegkundige deskundigheid bereikbaar en oproepbaar is. 4.2.4
Verpleeghuisarts 24 uur bereikbaar en oproepbaar
Norm (indicator 6) Een verpleeghuisarts is bereikbaar en oproepbaar voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag, 7 dagen per week. Norm (indicator 7) Een verpleeghuisarts is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar en oproepbaar in acute situaties. In 15 procent van de eerder bezochte verpleeghuizen ontbrak een regeling of kon niet worden voldaan aan het 7 x24 uur oproepbaar en bereikbaar zijn van de verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg en in acute situaties. Inmiddels beschikken deze verpleeghuizen over regelingen over het oproepbaar en bereikbaar zijn van de verpleeghuisarts, is de regeling bekend bij medewerkers en wordt de regeling volgens de inspecteurs consequent nageleefd.
21
4.2.5
RAPPORT
Op de psychogeriatrische afdelingen zijn er knelpunten met de hulp bij het eten
Norm (indicator 8) Er zijn voldoende geïnstrueerde medewerkers/familieleden/vrijwilligers aanwezig voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners. In 35 verpleeghuizen is op 69 afdelingen deze indicator opnieuw getoetst, omdat eerder beoordeeld was dat in de betreffende verpleeghuizen de norm niet operationeel was. Na dit bezoek is nog steeds in 5 verpleeghuizen de norm niet operationeel, omdat een dergelijke norm of richtlijn niet aanwezig of bekend is of structureel niet uitgevoerd kan worden. Op 5 bezochte afdelingen in 3 verpleeghuizen voldoet de personeelsinzet niet aan de interne richtlijn. Vaker, namelijk op 17 afdelingen is men niet bekend met een norm of richtlijn over de inzet van vrijwilligers voor hulp bij eten en drinken. Op 39 procent van de bezochte afdelingen vindt men dat er voor hulp bij iedere maaltijd altijd voldoende personeelsleden en eventueel geïnstrueerde familieleden of vrijwilligers beschikbaar zijn. Op 7 afdelingen vinden de zorgverleners dat er structureel (vaker dan 10 procent) onvoldoende personeelsleden en eventueel geïnstrueerde familieleden of vrijwilligers beschikbaar zijn voor hulp bij de maaltijden. In 2004 bedroeg dit percentage nog ruim een kwart (28 procent) van de bezochte afdelingen. Evenals vorig jaar doen de knelpunten zich voor op de afdelingen waar bewoners (dubbelgehandicapten en psychogeriatrische bewoners ) veel hulp behoeven en spreiding van de maaltijd niet mogelijk is. 4.2.6
Tenminste één keer per week wordt een recreatieve activiteit aangeboden
Norm (indicator) 9 Er wordt tenminste één keer per week een groepsgewijze recreatieve activiteiten aan cliënten aangeboden In zes verpleeghuizen is deze norm opnieuw getoetst. Inmiddels voldoen alle verpleeghuizen aan deze norm omdat ze beschikken over deze vastgestelde richtlijn/afspraak, deze bekend is bij medewerkers en ook wordt uitgevoerd. 4.2.7
Onvoldoende toezicht op bewoners in huiskamers leidt nog steeds tot onnodige fixatie van bewoners
Norm (indicator 10) Er is permanente aanwezigheid van een geïnstrueerde persoon voor het toezicht ten behoeve van psychogeriatrische bewoners in de huiskamer. In 25 verpleeghuizen is op 53 psychogeriatrische afdelingen deze norm getoetst. Beoordeeld is dat in 6 van de bezochte verpleeghuizen geen operationele norm is voor het toezicht. Met uitzondering van 2 verpleeghuizen is de indicator uitgewerkt in een interne norm of richtlijn over het toezicht en is dit bekend bij medewerkers. Op het merendeel van de bezochte afdelingen (62 procent) van de verpleeghuizen wordt inmiddels voorzien in het permanente toezicht op de bewoners in de huiskamers . Op 14 afdelingen is volgens de verzorgenden meestal toezicht (onder “meestal’ wordt verstaan 90 tot 100 procent van de tijd). Verbeteringen in het toezicht op bewoners zijn gerealiseerd door het opstellen van duidelijke richtlijnen voor zorgverleners, een andere spreiding van inzet van medewerkers, uitbreiding van personeel, door huiskamerdiensten te benoemen of activiteiten naar de huiskamers te verplaatsen. Welk effect deze verschuivingen hebben op andere onderdelen van de dagelijkse zorg is niet systematisch onderzocht. Op de overige zes bezochte afdelingen in vier verpleeghuizen ontbreekt regelmatig toezicht op psychogeriatrische bewoners in de huiskamers. Knelpunten in het toezicht doen zich voor in de ochtend als bewoners geholpen worden met opstaan en in de avond als bewoners naar bed
22
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
gebracht worden. Op die momenten zijn er geen medewerkers of geïnstrueerde personen in de huiskamers. Dit leidt er toe dat in drie bezochte verpleeghuizen, volgens de verzorgenden, bewoners in de huiskamers soms toch nog worden gefixeerd.
4.3
Naar 100 procent garanties voor minimaal noodzakelijke zorg
In 9 van de 47 bezochte verpleeghuizen ontbreken nog één of meer operationele normen voor de ondergrens van de zorg. Dit neemt niet weg dat ook in deze verpleeghuizen sprake is van verbeteringen. In grafiek 4 is per verpleeghuis de beoordeling in 2004 en 2005 weergegeven. Grafiek 4 Vergelijking tussen 2004 en 2005 van verpleeghuizen die in 2005 nog onvoldoende scoren
aantal normen onvoldoende begin 2005 aantal normen onvoldoende voorjaar 2004
I
verpleeghuizen
H G F E D C B A 0
2
4
6
8
10
aantal normen waaraan niet wordt voldaan
De grafiek laat zien dat ook in de verpleeghuizen die nog niet alle normen op operationeel niveau hebben, al veel verbeteringen zijn gerealiseerd. Instelling C voldeed bij het bezoek in het voorjaar 2004 aan geen van de tien indicatoren doordat in het verpleeghuis normen ontbraken of de normen niet nageleefd werden. Nog geen jaar later zijn nog drie normen niet operationeel. De inspectie zal er door verscherpt toezicht actief op toezien dat zo spoedig mogelijk door alle bezochte verpleeghuizen aan de normen voor de ondergrens van de zorg wordt voldaan. Als op één of meer normen blijkt dat er structureel door meer verpleeghuizen niet aan voldaan kan worden, is nader onderzoek nodig. De inschakeling van een door de staatssecretaris te benoemen ‘gezant’ of het in te stellen consulententeam kan een mogelijkheid zijn.
23
5
RAPPORT
Summary
When the Health Care Inspectorate published its report Residential care facilities do not guarantee minimum essential care
[4]
in September 2004, it instructed nursing homes and other
long-term residential facilities to resolve the shortcomings noted immediately, whereby all such facilities should all be able to guarantee minimum levels of essential care by the end of 2004. In early 2005, the Inspectorate conducted further inspections of those residential care homes which had been found to fall below the required standards in 2004. They were found to have implemented many improvements whereby residents are now being assured of essential care. Ten indicators were used to measure the ‘minimum level of essential care’. These indicators, also known as the ‘alarm bells’ or the ‘lower threshold’, were established in 2001 by the Inspectorate, working in association with the professional and client organizations in the residential care sector, notably Arcares, LOC, AVVV and NVVA. The Inspectorate interprets these indicators as representing the basic minimum level of care that must be provided, a view to which the other parties subscribe. Where the indicator for a particular aspect is not met, the quality of care must be regarded as falling outside the definition of ‘responsible care’. This is unacceptable. For the purposes of creating a workable regulatory instrument, the ten indicators were elaborated to form measurable norms (see Appendix 3). In early 2005, the Inspectorate returned to 47 of the 60 residential care homes inspected in 2004. All had been instructed to prepare an Action Plan for improvements, based on the findings of the previous inspections. During the follow-up visits, the Inspectorate assessed only the threshold norms which the institution had previously failed to meet. The assessment relied on written material, an inspection tour of the facility, and interviews with the nursing staff and management. The norms for minimum essential care have now been operationalized in three out of four residential care homes. Almost all institutions which had been subject to re-inspection have established all ten indicators by means of internal guidelines or norms, and have implemented them within their internal strategy. This serves to guarantee the minimum level of essential care in the relevant areas, whereupon the critical lower threshold is safeguarded. Nine of the facilities visited still demonstrated shortcomings in a few areas, because no norms or guidelines had been established, because these norms and guidelines were not known to the staff, or because they were not being implemented properly. The majority of problems relate to just three areas. In three residential care facilities, the required multidisciplinary conference to discuss resident care does not take place regularly, or sometimes not at all. In five facilities, nursing staff report that residents do not receive adequate assistance at meal times, and that no guidelines for this aspect are in place. In six facilities, the permanent supervision of psycho-geriatric residents in the dayrooms was again found to be below the required level. Ongoing problems in this regard are particularly acute in the mornings (when staff must help residents out of bed), and in the evenings (when the residents are put to bed). At these times, no staff or other accountable persons are present in the dayrooms. According to the staff of three of the residential care homes visited, this sometimes results in residents having to be restrained in the dayroom.
[4]
Verpleeghuizen garanderen minimale zorg niet, IGZ, September 2004.
24
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
All residential homes visited have now met the required standards with regard to the round-theclock availability of a doctor, the provision of at least one recreational activity per week, and the presence of at least one fully qualified nurse staff member in each department at all times. The Inspectorate has reminded the nine facilities which do not yet meet all requirements for the minimum level of essential care of their legal responsibility to do so. The Inspectorate has instituted a higher level of supervision in these instances, and has written to the relevant Boards of Management requesting them to implement immediate measures. If no improvement is seen in the short term, the Inspectorate will contact the Supervisory Boards of the facilities concerned and the relevant area health authorities. The period allowed for the implementation of measures varies according to the nature of the shortcomings noted. If the Boards of Management fail to take the necessary measures, the Inspectorate will advise the Minister of Health to take formal action under the provisions of the Care Institutions (Quality) Act (Kwaliteitswet zorginstellingen). It should be noted that the results presented in this report are not representative of the Dutch residential care sector as a whole, since only a limited number of aspects were assessed. Moreover, the facilities described are those selected further to previous inspections in 2004. Like all government organizations in the Netherlands, the Health Care Inspectorate is subject to the provisions of the Government Information (Public Access) Act. Recent discussions in parliament and elsewhere have centred on making public the contents of inspection reports relating to individual care facilities. It has been decided to publish a list of the residential care facilities now subject to increased supervision on the Inspectorate’s website (www.igz.nl). Once the Inspectorate is of the opinion that that increased supervision is no longer required, the name of the institution in question will be removed from the list. All reports produced during the followup inspections are also to be found at www.igz.nl. Prior to the inspections, the Boards of Management of the residential care homes visited were informed of the intention to publish these reports.
25
RAPPORT
BIJLAGE 1
Wat is verantwoorde zorg?
Uit Evaluatierapport Zorgen in de Zomer (IGZ, 2002)
Wat is verantwoorde zorg? Kwaliteitswet en verantwoorde zorg: Art. 2. De zorgaanbieder biedt verantwoorde zorg aan. Hieronder wordt verstaan: zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht Art. 3.
verleend wordt en die is afgestemd op de reële behoefte van de patiënt. De zorgaanbieder zorgt voor voldoende (kwalitatief en kwantitatief) personeel, draagt zorg voor een goede verantwoordelijkheidstoedeling, en organiseert de
Art. 4.
zorgverlening zo dat het leidt tot verantwoorde zorg. De zorgaanbieder zorgt voor een systematische bewaking, beheersing en verbetering van de zorgverlening (kwaliteitssysteem).
Stelling 1.
Verantwoorde zorg bevindt zich op het continuüm van de kwaliteit tussen optimale zorg en de bovengrens van de kritische fase.
Stelling 2.
Verantwoorde zorg is het best te beschrijven vanuit het perspectief van de cliënt.
Stelling 3.
Bij verantwoorde zorg zijn geaccepteerde veld- en beroepsnormen noodzakelijk.
Gebied verantwoorde zorg De instelling levert zorg, die is afgestemd op de reële behoeften van de patiënt, voldoet aan veld- en beroepsnormen en gewaarborgd is door een
Kwaliteitsniveau van de zorgverlening
werkend kwaliteitssysteem.
Gebied van de kritische fase De instelling constateert dat de zorgverlening verbetering behoeft en onder verbeteracties. De 10 indicatoren geven de grens aan van minimale zorgverlening.
Gebied van onverantwoorde zorg De instelling levert zorg die in het geheel niet is afgestemd op de reële behoeften van de patiënt en die in grote mate afwijkt van de veld- en beroepsnormen.
26
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
BIJLAGE 2
Overzicht 10 indicatoren en algemene norm uit MIK-V
Geraadpleegde bronnen −
Evaluatierapport Zorgen in de Zomer. Uitkomsten van overleg tussen Arcares, NVVA, AVVV
−
en LOC, februari 2002. (www.igz.nl) MIK-V (Arcares)
De tien indicatoren voor de ondergrens van de minimaal noodzakelijke zorg in verpleeghuizen 1
Structurele (dat wil zeggen geen incidentele) afwijkingen van het, met de cliënt besproken, individuele zorgplan ten aanzien van persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten.
2
Dreigende concessies ten aanzien van het zorgplan met betrekking tot risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties (bijvoorbeeld decubitus, incontinentie, mobiliteit).
3
Het niet laten plaatsvinden van geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen.
4
Het niet aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg (VIG’er) per afdeling/unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week en minimaal 1 verzorgende per afdeling/unit voor de functie verzorgingshuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
5
Het niet bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleegkundige deskundigheid voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
6
Het niet bereikbaar en oproepbaar zijn van een verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
7
Het niet bereikbaar en oproepbaar zijn van een verpleeghuisarts in acute situaties.
8
Het niet aanwezig zijn van voldoende geïnstrueerde medewerkers of familieleden/ vrijwilligers voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners.
9
Het niet tenminste 1 keer per week aanbieden van een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten.
10
Het ontbreken van permanente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht ten behoeve van psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers.
MIK-V 5.5.1 Het verpleeghuis heeft vastgelegd welk minimaal kwaliteitsniveau in de zorg- en dienstverlening zij garandeert te leveren aan de cliënten. Dit wordt de basiszorg genoem d. Er vindt een regelmatige toetsing, evaluatie en zo nodig bijstelling plaats.
27
RAPPORT
BIJLAGE 3
Toelichting scorekwalificaties
Algemene toelichting Afwezig
De norm is niet aanwezig
Aanwezig
Norm is aantoonbaar aanwezig, maar wordt niet consequent nageleefd; schriftelijke procedures zijn niet algemeen bekend;
Operationeel
Norm wordt consequent nageleefd; schriftelijke procedures zijn algemeen
Geborgd
bekend; Norm wordt consequent nageleefd en schriftelijke procedures zijn algemeen bekend. Bovendien is er sprake van regelmatige evaluatie en zonodig bijstelling.
Toelichting score per getoetste norm Norm afgeleid van de indicator
Afwezig
Aanwezig
Operationeel
Geborgd
1. Er wordt niet structureel afgeweken van de met de bewoner gemaakte afspraken die schriftelijk zijn vastgelegd in het individueel [2] zorgdossier m.b.t. persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten.
Er is geen richtlijn dat er afspraken worden gemaakt met de (vertegenwoordiger van de) cliënt m.b.t. de persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten, de afspraken vastgelegd worden in het individuele zorgdossier en de afspraken worden nagekomen.
Er worden, conform een richtlijn, afspraken gemaakt met de (vertegenwoordiger van de) cliënt m.b.t. de persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten, de afspraken worden vastgelegd in het individuele zorgdossier en de afspraken worden door de medewerkers structureel (meer dan 10%) nagekomen.
De richtlijn over de uitvoering van de gemaakte schriftelijk vastgelegde afspraken met de (vertegenwoordiger van de) cliënt m.b.t. de persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten, wordt uitgevoerd en periodiek getoetst , geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
2. Er worden geen concessies gedaan aan het uitvoeren van het zorgplan m.b.t. risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties (bijvoorbeeld decubitus, incontinentie, mobiliteit etc.)
De instelling heeft geen richtlijn dat er geen concessies worden gedaan aan het uitvoeren van het zorgplan m.b.t. risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties waaronder decubitus, incontinentie en mobiliteit.
Een richtlijn dat er afspraken worden gemaakt, met de (vertegenwoordiger van de) cliënt m.b.t. de persoonlijke hygiëne, voeding en vochtvoorziening, toiletgang, dagindeling, therapieën en individuele activiteiten, de afspraken vastgelegd worden in het individuele zorgdossier is niet bekend bij medewerkers en/of de afspraken worden structureel (meer dan 10%) niet nagekomen. De instelling heeft een richtlijn dat er geen concessies worden gedaan aan de uitvoering van het zorgplan m.b.t. risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties waaronder decubitus, incontinentie, mobiliteit, echter de richtlijn is niet bekend bij medewerkers of de richtlijn wordt niet uitgevoerd.
Medewerkers voeren de richtlijn uit dat er geen concessies worden gedaan aan de uitvoering van het zorgplan m.b.t. risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties waaronder decubitus, incontinentie en mobiliteit.
De richtlijn dat er geen concessies worden gedaan aan de uitvoering van het zorgplan m.b.t. risicovolle en/of gezondheidsbedreigende situaties waaronder decubitus, incontinentie en mobiliteit wordt nagekomen, periodiek getoetst en geëvalueerd.
[2]
Indicator 1 veronderstelt dat alle afspraken m.b.t de dagelijkse zorg opgenomen worden in het zorgplan. Dit is niet passend bij het methodisch werken en de verschillende probleemgestuurde methodieken die gebruikt worden in verpleeghuizen. Om deze reden wordt “zorgplan“ ruim geïnterpreteerd en wordt hieronder het individueel zorgdossier verstaan.
28
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
3. Geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen gaan altijd door.
Er is geen richtlijn/ afspraak dat geplande multidisciplinaire bewoners-besprekingen doorgaan.
Er is een richtlijn/ afspraak dat geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen doorgaan, echter van de richtlijn wordt afgeweken.
Geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen gaan in principe door, bij niet doorgaan wordt binnen een maand een extra multidisciplinaire bewonersbespreking ingepland. De richtlijn/norm over het aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg per afdeling/ [3] unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week is bekend bij medewerkers en wordt uitgevoerd..
De richtlijn over het doorgaan van geplande multidisciplinaire bewonersbesprekingen wordt uitgevoerd, periodiek getoestst, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
4. Het aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg (VIG’er) of gelijkwaardig kwalificatieniveau per [3] afdeling/ unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week
Er is geen richtlijn/norm over het aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg (VIG’er) per afdeling/ [3] unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
De interne richtlijn/norm over het aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg per [3] afdeling/unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week wordt niet nagekomen.
5. De verpleegkundige deskundigheid is bereikbaar en oproepbaar voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
Er is geen richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleegkundige deskundigheid voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
Een richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleegkundige deskundigheid voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week wordt niet nagekomen en/of is niet bekend bij medewerkers.
Een richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleegkundige deskundigheid voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week is bekend bij medewerkers en wordt nagekomen.
Een richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleegkundige deskundigheid voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week wordt uitgevoerd en periodiek getoetst, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld
6. Een verpleeghuis arts is bereikbaar en oproepbaar voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
Er is geen richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week.
De richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week is niet bekend bij medewerkers en/of wordt niet nagekomen.
De richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week is bekend bij medewerkers en wordt nagekomen.
7. Een verpleeghuis arts is 24 uur per dag 7 dagen per week bereikbaar en oproepbaar in acute situaties.
Er is geen richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van een verpleeghuisarts 24 uur per dag 7 dagen per week in acute situaties.
De richtlijn/norm over het aanwezig zijn van minimaal 1 verzorgende individuele gezondheidszorg per afdeling/ [3] unit voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week is wordt uitgevoerd, periodiek getoetst en geëvalueerd.
De richtlijn over het bereikbaar en oproepbaar zijn van de verpleeghuisarts voor de functie verpleeghuiszorg gedurende 24 uur per dag 7 dagen per week wordt uitgevoerd en periodiek getoetst, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Een richtlijn over het Een richtlijn over het Een richtlijn over het bereikbaar en oproepbereikbaar en oproepbereikbaar en oproepbaar zijn van een baar zijn van een baar zijn van een verpleeghuisarts in acute verpleeghuisarts 24 uur verpleeghuisarts 24 uur situaties 24 uur per dag per dag 7 dagen per per dag 7 dagen per 7 dagen per week is niet week in acute situaties is week in acute situaties bekend bij medewerkers bekend en wordt wordt uitgevoerd en en/of wordt niet uitgevoerd. periodiek geëvalueerd en nagekomen. zo nodig bijgesteld.
[3] Onder een afdeling wordt een organisatorische eenheid van maximaal 32 bedden verstaan.
29
RAPPORT
8. Er zijn voldoende geïnstrueerde medewerkers/familieleden/ vrijwilligers aanwezig voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners.
Er is geen richtlijn over het aanwezig zijn van voldoende geïnstrueerde medewerkers/ familieleden/vrijwilligers voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners.
Een richtlijn over het aanwezig zijn van voldoende geïnstrueerde medewerkers/ familieleden/vrijwilligers voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners is niet bekend bij medewerkers en/of wordt niet nagekomen.
Een richtlijn over het aanwezig zijn van voldoende geïnstrueerde medewerkers/ familieleden/vrijwilligers voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners is bekend bij medewerkers en wordt nagekomen.
Een richtlijn over het aanwezig zijn van voldoende geïnstrueerde medewerkers/ familieleden/vrijwilligers voor de hulp bij het eten en drinken van de bewoners wordt nagekomen en periodiek getoetst, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
9. Er wordt tenminste 1 keer per week een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten aangeboden.
Er is geen richtlijn /afspraak m.b.t. het tenminste 1 keer per week aanbieden van een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten.
Er is een richtlijn /afspraak m.b.t. het tenminste 1 keer per week aanbieden van een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten, echter deze is niet bekend bij medewerkers en/of wordt niet nagekomen.
Een richtlijn /afspraak m.b.t. het tenminste 1 keer per week aanbieden van een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten wordt uitgevoerd.
Een richtlijn /afspraak m.b.t. het tenminste 1 keer per week aanbieden van een groepsgewijze recreatieve activiteit aan cliënten wordt nagekomen en periodiek getoetst, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld
10. Er is de perma nente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht t.b.v. psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers.
Er is geen richtlijn inzake de permanente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht t.b.v. psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers.
Een richtlijn inzake de permanente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht t.b.v. psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers is niet bekend bij medewerkers en/ of wordt niet uitgevoerd.
Een richtlijn inzake de permanente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht t.b.v. psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers is bekend bij medewerkers en wordt uitgevoerd.
Een richtlijn inzake de permanente aanwezigheid van een geïnstrueerd persoon voor het toezicht t.b.v. psychogeriatrisch geïndiceerde cliënten in huiskamers wordt uitgevoerd, periodiek getoetst en geëvalueerd.
30
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
BIJLAGE 4
Uit rapport Verpleeghuizen garanderen minimaal noodzakelijke zorg niet (IGZ, 2004)
Maatregelen om minimaal noodzakelijke zorg aan bewoners in verpleeghuizen te garanderen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de te nemen maatregelen om de verpleeghuisbewoner tenminste de minimaal noodzakelijke zorg te garanderen. Wederom is vastgesteld dat de zorgverlening in verpleeghuizen tekort schiet. Het is de hoogste tijd dat alle partijen zich met grote voortvarendheid inzetten om aan de minimaal noodzakelijke voorwaarden te voldoen. Om dit te realiseren zullen ook minimumeisen voor de kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbezetting nodig zijn. Naast de veldpartijen hebben ook de zorgkantoren en de overheid hierin nadrukkelijk een rol. Het structurele karakter van de tekortkomingen geeft aan dat er meer aan de hand is dan alleen managementproblematiek. Daarom is op korte termijn dringend nader onafhankelijk onderzoek nodig naar achterliggende oorzaken (organisatorisch, beroepsinhoudelijk, financieel etc.). De inspectie wijs t alle partijen op de noodzaak om de situatie op korte termijn (tenminste voor het eind van het jaar 2004) te verbeteren. Maatregelen voor politiek en overheid De overheid dient te garanderen dat er voldoende middelen ter beschikking staan om een minimaal kwaliteitsniveau voor verpleeghuisbewoners te kunnen garanderen. Voor de gebleken structurele tekortkomingen in de zorgverlening, die niet door het vergroten van de efficiëntie en verbeteren van het management in verpleeghuizen opgelost kunnen worden, dienen passende maatregelen getroffen te worden. Maatregelen voor zorgkantoren De zorgkantoren zien toe op een doelmatige inzet van de beschikbare middelen Bij het contracteren van zorgaanbieders moeten de zorgkantoren nagaan of de verdeling van het budget door de instelling voldoende waarborgen biedt voor verantwoorde zorg, waaronder een kwantitatief en kwalitatief voldoende personeelsbezetting op de verpleegafdelingen. Zorgkantoren zullen in samenspraak met alle betrokken veldpartijen moeten onderzoeken wat de oorzaken zijn van de structurele tekortkomingen in de sector. Maatregelen voor branche- en beroepsorganisaties van verpleeghuizen De branche- en beroepsorganisaties moeten voor eind 2004 de eerder door hen opgestelde indicatoren nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht brengen van hun leden. De branche- en beroepsorganisaties dienen de indicatoren te evalueren en waarnodig aan te scherpen op basis van deze inspectiebevindingen. De inspectie beveelt dringend aan om meetbare minimumnormen voor de kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbezetting vast te stellen en het niet halen van een norm aan te merken als een indicator voor de ondergrens van de zorg. Het is noodzakelijk om een model voor een zorgplan te ontwikkelen waarin naast de probleemgeoriënteerde systematiek ook ruimte is voor wensen van bewoners ten aanzien van dagindeling, persoonlijke hygiëne, (in-)continentiezorg en zinvolle dagbesteding.
31
RAPPORT
Maatregelen voor management van verpleeghuizen Zorgaanbieders van verpleeghuiszorg moeten voor het eind van 2004 tenminste de minimaal noodzakelijke zorg garanderen aan hun bewoners. De tien indicatoren opgesteld door de organisaties Arcares, LOC, NVVA en AVVV dienen hiervan onderdeel uit te maken. De uitwerking van de minimaal noodzakelijke zorg in interne normen en richtlijnen dient concreet en meetbaar te zijn, zodat dit een onderdeel kan zijn van een cyclisch proces van meten, weten en verbeteren. Het management moet regelmatig toetsen of voldaan wordt aan het minimale niveau van de noodzakelijke zorg en zo nodig maatregelen treffen ter verbetering. De inspectie verwacht dat zodra één of meerdere indicatoren de kritische ondergrens bereiken, dit per ommegaande wordt gemeld aan de inspectie. Maatregelen voor beroepsbeoefenaren Beroepsbeoefenaren in de verpleeghuiszorg, zoals verzorgenden, verpleegkundigen, verpleeghuisartsen en paramedici dienen vanuit de eigen professie, ondersteund door hun beroepsorganisatie een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van multidisciplinair aanvaarde veldnormen voor de minimaal noodzakelijke zorg. Iedere beroepsbeoefenaar heeft een eigen verantwoordelijkheid in het onder de aandacht brengen bij het management als de zorg door ‘de bodem zakt’, bijvoorbeeld aan de hand van het signaleringsinstrument dat in 2003 is ontwikkeld door de AVVV. Voor de beroepsbeoefenaar dienen de wensen van de bewoner uitgangspunt te zijn voor de individuele zorgverlening. Zij leggen verantwoording af aan de bewoner over de geleverde zorg en het nakomen van de afspraken die zijn o vereengekomen in het individuele zorgplan.
Aanbevelingen voor cliëntenraden Cliëntenraden kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het tot stand komen van een omschrijving van het minimale niveau van de zorgverlening in het verpleeghuis. Het rapport Verantwoorde Zorg van de overkoepelende cliënten organisatie LOC biedt handvatten om in gesprek te gaan met het management. Ook de resultaten van de onderzoeken van “Cliënt en Kwaliteit” leveren hieraan een bijdrage. De cliëntenraad is bij uitstek een orgaan binnen het verpleeghuis die een te minimaal niveau van zorg kan signaleren bij het management van de instelling.
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
IGZ 05-10; 1250 exemplaren
32