Inleiding De AFM heeft de afgelopen jaren verschillende marktbrede onderzoeken naar de kwaliteit van de beleggingsdienstverlening uitgevoerd. Dit heeft onder andere geresulteerd in de publicatie van diverse leidraden, zoals 'De klant in Beeld: aanbevelingen voor zorgvuldig beleggingsadvies en vermogensopbouw' (2011) en 'Leidraad informatie over risicoprofielen' (2010). De AFM heeft besloten om in 2013 een nieuw onderzoek uit te voeren. Doel van het onderzoek was inzicht verkrijgen in de huidige kwaliteit van de beleggingsdienstverlening in Nederland en de mate waarin verbeteringen in de beleggingsdienstverlening zijn doorgevoerd. Op korte termijn zal de AFM een rapport publiceren met de uitkomsten van het onderzoek. Vooruitlopend op het rapport heeft de AFM een document opgesteld dat wellicht nuttig kan zijn in uw dienstverlening richting beleggingsondernemingen en banken. In dit document geven wij, per aspect, aan welke relevante vragen en criteria de AFM hanteert bij de beoordeling van de beleggingsdienstverlening.
Onderdeel 1: Beleggingsbeleid In dit onderdeel treft u een korte uitleg en een aantal relevante vragen aan, die van belang zijn bij de dienstverlening vermogensbeheer en vermogensadvies. Dit overzicht is niet volledig. De AFM heeft zich gefocust op de criteria voor de afbakening van de doelgroep, het vaststellen van de beleggingscategorieën, de selectie van individuele financiële instrumenten en het monitoren van de gehele beleggingsportefeuille.
1.1 Afbakening van de doelgroep Beleggen is één manier waarop consumenten vermogen kunnen opbouwen. Er zijn echter meerdere manieren om vermogen op te bouwen, zoals sparen of het aflossen van de hypotheek. Een beleggingsonderneming zou, voorafgaand aan de dienstverlening, moeten nagaan welke vorm van vermogensopbouw het meest geschikt is voor de cliënt. Relevante vragen: 1. Heeft de beleggingsonderneming per bedieningsconcept een beoogde doelgroep bepaald (heeft de beleggingsonderneming bepaald voor welke consumenten dit bedieningsconcept geschikt is en voor welke consumenten dit bedieningsconcept niet geschikt is)? 2. Bepaalt de beleggingsonderneming voorafgaand aan de dienstverlening of beleggen een passende vorm van vermogensopbouw voor een consument is? 3. Bepaalt de beleggingsonderneming (in aanvulling op vraag 2) of beleggen de meest passende vorm van vermogensopbouw (het beste alternatief) voor een consument is? 4. Op welke wijze bepaalt de beleggingsonderneming of beleggen een passende vorm van vermogensopbouw voor een consument is? 5. Maakt de beleggingsonderneming bij het bepalen of beleggen een passende vorm van vermogensopbouw voor een consument is, gebruik van vooraf vastgestelde criteria? Zo ja, welke? Criteria De beleggingsonderneming heeft criteria bepaald om te kunnen beoordelen of een potentiële cliënt past bij de dienstverlening. De beleggingsonderneming toetst aan de hand van deze criteria of een potentiële cliënt past bij de dienstverlening. Het is niet verstandig om een dienstverlening aan te bieden als een potentiële cliënt niet past bij deze dienstverlening. Potentiële cliënten die niet passen bij de dienstverlening worden geadviseerd af te zien van de dienstverlening.
1.2 Vaststellen van de beleggingscategorieën De beleggingsonderneming bepaalt in haar beleggingsbeleid in welke beleggingscategorieën wordt belegd. Het is van belang dat de beleggingsonderneming niet een te globale indeling in beleggingscategorieën gebruikt, omdat de risico’s binnen een beleggingscategorie dan sterk uiteen kunnen lopen. Het verwachte rendement en risico van een staatsobligatie met een AAA-rating verschilt bijvoorbeeld sterk van een bedrijfsobligatie met een high yield status. Door beiden onder de categorie obligaties te plaatsen, ontstaat onduidelijkheid over de risicorendementsverhouding van deze beleggingscategorie en daarmee van de portefeuille. Een duidelijke indeling in beleggingscategorieën helpt adviseurs ook om klanten beter te informeren over de beleggingen in hun portefeuille.
Relevante vragen: 1. Welke beleggingscategorieën onderscheidt de beleggingsonderneming bij het bepalen van de strategische asset allocatie? 2. Op welke wijze bepaalt de beleggingsonderneming de strategische asset allocatie per risicoprofiel (de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën)? 3. Welke bandbreedtes ten aanzien van de strategische asset allocatie per risicoprofiel heeft de beleggingsonderneming met de cliënt afgesproken? 4. Welke investeringscriteria hanteert de beleggingsonderneming per beleggingscategorie in de strategische asset allocatie (voorbeeld: in de beleggingscategorie obligaties mogen alleen obligaties met een vaste rentebetaling geselecteerd worden)? Criteria De indeling in beleggingscategorieën is voldoende specifiek, zodat de risico’s binnen een beleggingscategorie niet te sterk uiteen lopen. De indeling in beleggingscategorieën wordt ook aan de cliënt gecommuniceerd. De beleggingscategorieën zijn afgebakend, waardoor het voor de cliënt duidelijk is welke financiële instrumenten wel en niet in een beleggingscategorie vallen. De met de cliënt afgesproken bandbreedtes per beleggingscategorie komen overeen met de beleggingscategorieën in het beleggingsbeleid. De beleggingsonderneming kiest bandbreedtes die ruimte laten voor actuele marktomstandigheden, maar die beperkt genoeg zijn om niet bij de cliënt passende risico’s uit te sluiten. Uit de cliëntdossiers blijkt dat de met de cliënt afgesproken bandbreedtes worden nageleefd.
1.3 Selectie van individuele financiële instrumenten De instrumenten die de onderneming bij haar dienstverlening selecteert voor opname in de beleggingsportefeuilles zijn van invloed op de risico’s en de te behalen rendementen van cliënten. Dit betekent dan ook dat ondernemingen heldere selectiecriteria zouden moeten hebben, zodat alleen instrumenten worden geselecteerd die passen binnen het totale beleggingsbeleid. Ondernemingen selecteren vervolgens uitsluitend financiële instrumenten die van toegevoegde waarde zijn voor cliënten. Een diepgaande analyse van die instrumenten op basis van heldere criteria is noodzakelijk om de toegevoegde waarde van die instrumenten vast te stellen. Relevante vragen: 1. Hanteert de beleggingsonderneming risicoparameters bij het selecteren van individuele beleggingen (bijvoorbeeld standaarddeviatie of bѐta)? a) Zo ja, welke risicoparameters hanteert de beleggingsonderneming bij de selectie van individuele beleggingen? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze risicoparameters bij de selectie van individuele beleggingen? 2. Hanteert de beleggingsonderneming rendementsparameters bij het selecteren van individuele beleggingen? a) Zo ja, welke rendementsparameters hanteert de beleggingsonderneming bij de selectie van individuele beleggingen? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze rendementsparameters bij de selectie van individuele beleggingen?
3. Hanteert de beleggingsonderneming kostenparameters bij het selecteren van individuele beleggingen? a) Zo ja, welke kostenparameters hanteert de beleggingsonderneming bij de selectie van individuele beleggingen? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze kostenparameters bij de selectie van individuele beleggingen? Criteria De beleggingsonderneming hanteert risico-, rendements- en kostenparameters ten behoeve van de selectie van financiële instrumenten. De beleggingsonderneming betrekt deze parameters gestructureerd in de selectie van financiële instrumenten. De beleggingsonderneming evalueert de voor de selectie van financiële instrumenten gebruikte risico-, rendements- en kostenparameters en past de gebruikte (criteria voor de) parameters indien nodig hier op aan.
1.4 Monitoren van de beleggingsportefeuille Een belangrijk onderdeel van de beleggingsdienstverlening is het realiseren van de doelen van cliënten met in acht neming van de risico’s die de cliënt bereid is te accepteren. Om hier adequaat invulling aan te kunnen geven is het noodzakelijk om de risico’s van de verschillende financiële instrumenten te kennen en de correlatie van deze financiële instrumenten te meten en te monitoren. Relevante vragen 1. Hanteert de beleggingsonderneming risicoparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille? a) Zo ja, welke risicoparameters hanteert de beleggingsonderneming bij het monitoren van de gehele portefeuille? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze risicoparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille? 2. Hanteert de beleggingsonderneming rendementsparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille? a) Zo ja, welke rendementsparameters hanteert de beleggingsonderneming bij het monitoren van de gehele portefeuille? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze rendementsparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille? 3. Hanteert de beleggingsonderneming kostenparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille? a) Zo ja, welke kostenparameters hanteert de beleggingsonderneming bij het monitoren van de gehele portefeuille? b) Op welke wijze gebruikt de beleggingsonderneming deze kostenparameters bij het monitoren van de gehele portefeuille?
Criteria De beleggingsonderneming hanteert risico-, rendements- en kostenparameters ten behoeve van de monitoring van de beleggingsportefeuille. De beleggingsonderneming monitort de beleggingsportefeuille aan de hand van deze parameters. De beleggingsonderneming evalueert de voor de monitoring van de beleggingsportefeuille gebruikte risico-, rendements- en kostenparameters en past de gebruikte (criteria voor de) parameters indien nodig hier op aan.
Onderdeel 2: Cliëntinventarisatie en actualisatie De cliëntinventarisatie bestaat in dit document uit het inventariseren van informatie, de vastlegging en de borging ervan, de actualisatie van cliëntgegevens en de borging van de actualisatie van cliëntgegevens. 2.1 Cliëntinventarisatie Om ervoor te zorgen dat de beleggingsdienstverlening aansluit bij de cliënt is het noodzakelijk om een beeld van de cliënt te hebben, dat betrekking heeft op de financiële positie, doelstelling, risicobereidheid, en kennis en ervaring van de cliënt. Het klantbeeld is het vertrekpunt voor de dienstverlening en het leren kennen van de cliënt. Die is nodig voor een adequate vertaling naar passende beleggingsoplossingen en is daarmee een cruciaal deel van de dienstverlening. Dit betekent dat de dienstverlening alleen kan starten als de relevante informatie over de cliënt is ingewonnen en vastgelegd. Criteria Alle relevante aspecten van de financiële positie van de cliënt, zoals inkomsten, vermogen en financiële verplichtingen, zijn concreet ingewonnen. Alle relevante aspecten van de risicobereidheid van de cliënt, zoals acceptatie van tussentijdse schommelingen, acceptatie van schommelingen in eindkapitaal, acceptatie van de kans op niet behalen doelstelling en mentale risicobereidheid, zijn concreet ingewonnen. Alle relevante aspecten van de doelstelling van de cliënt, zoals doel, onttrekkingen, stortingen en beleggingshorizon, zijn concreet ingewonnen. Als de cliënt een concrete doelstelling heeft, is het doelkapitaal gekwantificeerd. Alle relevante aspecten van de kennis en ervaring van de cliënt, zoals het soort beleggingsdiensten en financiële instrumenten waarmee de cliënt vertrouwd is, het volume en de frequentie van de transacties in financiële instrumenten van de cliënt en de periode waarin deze zijn verricht en de opleiding en het beroep van de cliënt, zijn concreet ingewonnen. Uit de cliëntdossiers blijkt dat de adviseur de hierboven genoemde aspecten heeft vastgelegd in het cliëntdossier. De beleggingsonderneming waarborgt dat de dienstverlening niet aanvangt voordat de relevante informatie over de cliënt is ingewonnen en vastgelegd en deze informatie volledig en consistent is.
2.2 Actualisatie van de cliëntgegevens Het is belangrijk dat de beleggingsonderneming periodiek verifieert of de verschillende aspecten van het klantbeeld zijn veranderd. De cliënt kan bijvoorbeeld zijn doelstelling tussentijds aanpassen of zijn risicobereidheid kan veranderen. Dit kan ook voor de financiële situatie van de cliënt gelden. Het klantbeeld is het vertrekpunt van de dienstverlening. Het is dus bij doorlopende dienstverlening zoals de beleggingsdienstverlening van belang dat er inzicht is in de actuele situatie van de cliënt.
Criteria De adviseur actualiseert minimaal jaarlijks alle gegevens die nodig zijn om een cliënt passend te kunnen adviseren en legt dit vast in het dossier. Als de cliënt een concrete doelstelling heeft, monitort de adviseur jaarlijks op de (kans op het behalen van de) doelstelling, koppelt de uitkomsten aan de cliënt terug en adviseert de cliënt hier zo nodig over. De beleggingsonderneming waarborgt dat de cliëntinformatie jaarlijks wordt geactualiseerd en dat alle gegevens die nodig zijn om een cliënt passend te kunnen adviseren geactualiseerd en vastgelegd worden.
Onderdeel 3: De passendheid van het risicoprofiel en de beleggingsportefeuille In dit onderdeel heeft de AFM een aantal criteria opgenomen voor de passendheid van de ingewonnen cliëntinformatie bij het risicoprofiel en de beleggingsportefeuille. De wetgever vraagt van dienstverleners dat het advies en beheer past bij de cliënt. Dit is de kern van de dienstverlening. Criteria De koppeling tussen de ingewonnen cliëntinformatie en het risicoprofiel is logisch. Dit betekent onder meer dat alle relevante cliëntinformatie wordt meegenomen in het bepalen van het risicoprofiel. Als gebruik wordt gemaakt van een puntentelling om het risicoprofiel te bepalen, krijgen de verschillende aspecten van de cliëntinformatie het belang dat recht doet aan de situatie van de cliënt en worden niet alle punten bij antwoorden op een standaardwijze opgeteld om het risicoprofiel te bepalen. De puntentelling is een instrument om het risicoprofiel te bepalen en mag niet leiden tot een geadviseerd risicoprofiel dat niet bij de cliënt past. De adviseur adviseert een beleggingsprofiel, maar als de cliënt van dit advies wil afwijken wordt in het dossier gemotiveerd aangegeven waarom de cliënt afwijkt van het risicoprofiel. Elk risicoprofiel heeft een beleggingsportefeuille dat daarbij past. Dit betekent onder meer dat de beleggingsportefeuille recht doet aan de karakteristieken van het risicoprofiel, zoals naamgeving, beleggingscategorieën en bandbreedtes. De beleggingsportefeuille past bij de individuele cliënt. Uit de cliëntdossiers blijkt dat het risico van de beleggingsportefeuille past bij het risicoprofiel en de risicobereidheid van de cliënt. De veelvoorkomende tussenstap van risicoprofiel mag geen belemmering zijn voor het bereiken dat de beleggingsportefeuille past bij de cliënt.