ONDER
WATER Linda Jansen
roman *****
1 Liz Het is warm, rokerig en druk. De stemming is uitgelaten en iedereen praat volop over zijn of haar goede voornemens. Alsof het zo eenvoudig is om op oudejaarsavond klokslag twaalf uur alles achter je te laten en blanco aan het nieuwe jaar te beginnen. Alsof je de zwarte pagina’s uit je leven zou kunnen scheuren… Lichtelijk aangeschoten neem ik de omgeving in me op, een glas prosecco aan mijn lippen. Daar tussen de mannen voert mijn Tom het hoogste woord. Een aantrekkelijke man van vierenvijftig, een mooie bos krullend grijs haar, lang, stevig en charismatisch. Het enthousiasme in zijn stem en zijn boeiende manier van vertellen maakten dat ik tien jaar geleden als een blok voor hem viel. En hoewel zijn verhalen indruk maken op de heren om hem heen, boeit hij mij allang niet meer. Zijn aanwezigheid voelt tegenwoordig meer als een kwelling en een blok aan mijn been. Geborgenheid, zijn levenservaring, Tom was mijn alles. Vier jaar geleden werd ons leven verrijkt met Lara, ik werd moeder en Tom… bleef Tom. Ondanks zijn belofte om minder trips naar het buitenland te maken nu Lara er was, pakte de werkelijkheid anders uit. Ik zit dagen, of beter gezegd vele weken 2
per jaar alleen met ons meisje thuis. Enfin, we zien wel wat het nieuwe jaar voor ons in petto heeft. ‘Chapeau, Tom,’ mompel ik in mezelf, terwijl ik mijn kristallen glas naar hem ophef. ‘Leuk dat jij jouw vrienden nog wel altijd weet te boeien met je verhalen.’ Plotseling zie ik in de weerspiegeling van mijn glas een paar donkere ogen. Als ik me omdraai om me ervan te verzekeren dat ik het me niet verbeeld, zie ik dat ze toebehoren aan een mooie, jonge man die naar me knipoogt. Verlegen kijk ik weg. Liz, doe normaal. Los van het feit dat hij veel te jong is ben je ook nog eens dronken. Zo’n fraai exemplaar kijkt niet naar een vrouw van vijfendertig. Over de datum ben je dan. Ineens word ik naar voren geduwd; een lacherig ‘sorry’ klinkt uit de mond van Suus. ‘Geeft niets,’ zeg ik zacht tegen mijn vriendin en wanneer ik terugkijk naar de plek waar hij stond, is daar niemand meer. Als ik dronken word, heb ik altijd zo’n tunnelvisie. Alles om me heen wordt vaag en lijkt zich in een andere wereld af te spelen dan waarin ik me bevind, alsof ik in een luchtbel zit. Ja, dat is de juiste omschrijving. Op zoek naar het toilet loop ik door de immense hal, met een indrukwekkende trap die regelrecht uit het huis van de Carringtons uit de lang vervlogen Amerikaanse televisieserie Dynasty lijkt te komen. Lijsten met foto’s van weleer afgewisseld met het heden bedekken de muur. Als ik bij het toilet aankom, maakt de geur die me tegemoetkomt me direct wat nuchterder. Recht voor mijn neus zit mijn andere vriendin, Daan, op haar knieën over het chique toilet 3
gebogen. De stijlvolle, volledig met marmer beklede ruimte wordt nu heerlijk ordinair door haar ondergekotst. ‘Gatver, Daan, leer je het dan nooit?’ ‘Oh, Liz, ik ben zo ziek. Er is wat verkeerd gevallen, denk ik.’ ‘Ja, je gin-tonic liefje, as usual.’ Ik glimlach. Als Daan even later op in plaats van voor het toilet zit, strijk ik de haren uit haar gezicht en veeg met een tissue haar mond wat af. Ik zeg: ‘Ik laat je even, oké?’ ‘Boven is ook nog een toilet,’ klinkt het schuldbewust. Ik loop terug terwijl ik beleefd glimlachend groepjes mensen passeer die her en der in de enorme ruimte staan. Oké, mijn eigen hal mag er zijn, maar die is absoluut niet groot genoeg om het aantal mensen op een feest van deze omvang te herbergen. De eigenaren van deze imposante villa zijn goede vrienden van Daan en Laurens en vinden het geen enkel probleem om ook de vrienden van hun vrienden op een feestje uit te nodigen. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Als ik de trap op loop, glijden mijn ogen opnieuw over de familiefoto’s. Stuk voor stuk afbeeldingen van vrolijke mensen, bij huwelijken en familiereünies. Plezierige gebeurtenissen, althans, daar lijkt het op. Hele levensverhalen hangen hier. Mensen die samen opgroeien en van elkaar houden. Maar is dat wel zo? Of is het schijn, net als bij ons? Tom en ik: het ideale koppel, met een schat van een dochter. Geluk compleet, geen financiële zorgen. Misschien is het bij deze mensen echt. Of zou het net zo’n façade als ons leven zijn? Moet ik maar eens aan Daan vragen, tenslotte zijn dit haar vrienden. Tom en ik kennen ze niet echt. 4
In de badkamer op de bovenverdieping bekijk ik mezelf in de grote spiegel. Zoals te verwachten was, straalt de weelde ook van deze ruimte af. Als ik mezelf sta te bekijken, valt het spiegelbeeld me niet tegen. Buiten de iets doorlopen ogen van de prosecco zie ik er tiptop uit. Ik smeer mijn handen in met crème en doe wat parfum op. Tiptop, flitst het opnieuw door mijn hoofd. Maar het geeft geen voldoening. Ik wil weg uit dit keurslijf, weg uit dit uiterst saaie en voorspelbare leven, maar te bang om fouten te maken, durf ik niet uit de band te springen. Ik voel me als een klein, stampend kind, maar aan mijn spiegelbeeld verandert niets. Angst om uit mijn veilige wereld te stappen houdt me op de plaats waar ik hoor te zijn, of waar ik ben, moet ik eigenlijk zeggen. Gestommel in de kamer naast me haalt me uit mijn gedachten. Via de badkamer loop ik de aangrenzende masterbedroom in, maar ik zie niets. Het toch al schaarse licht, dat via de objecten die in de kamer staan fragmentarische schaduwen op de muren projecteert, wordt gedimd tot een bijna absoluut duister. De kamer is mega, dus bang dat ik me ergens aan zal stoten, hoef ik niet te zijn. Vergis ik me en is dit een sterk staaltje home motion - wat me niet zou verbazen - of ben ik niet alleen in deze ruimte? En dan voel ik het. Ik ben niet alleen. Er gaat een siddering door mijn lichaam als ik vermoed wie er achter me staat. Resoluut draai ik me om en ik herken hem direct aan de contouren van zijn lichaam en het lichte hemd dat hij draagt. Secondelang staan we roerloos tegenover elkaar. Misschien wel een minuut; een minuut waarin ik niet anders kan dan zijn schoonheid aanschouwen in de schemer. Zonder iets te zeggen loopt hij op me af. Ik voel mijn knieën knikken, wat moet ik doen? 5
Weer is er die angst, maar er is niemand die me iets vraagt, ik kan dit niet stoppen. Ik wil dit niet stoppen. Hij draait me om en zacht duwt hij me naar voren, zodat ik langzaam in beweging kom. Ik loop echt zelf, maar zo lijkt het niet. Ik ruik zijn aftershave en voel me week worden. Zijn beide handen strelen mijn nek, dan mijn schouders, om daarna langs mijn blote armen af te dwalen naar mijn handen. Ergens diep in me verborgen zegt een piepklein stemmetje dat dit moet stoppen, maar de lust van de gretige handen die elke plek die me lief is betasten, drukken alles weg dat dit zou kunnen voorkomen. Het is de drank, het moment, zijn geur, mijn angst, de hunkering... Mijn angst maakt plaats voor lust: ik wil begeerd worden. Terwijl buiten de vuurpijlen het nieuwe jaar inluiden, woedt in mij een wervelende storm die amper tot bedaren komt. IK LEEF!
Hoofdstuk 1 uit de roman ´Onder water´ geschreven door de auteur Linda Jansen ©2015
6