OMNI|
Q1’13
Verbindt mensen, meningen en feiten over pensioenen en vermogensbeheer
‘De zwartepiet gaat naar de pensioenfondsen’ JAAP JANISSEN
Voorzitter deelnemersraad PME
PENSIOENDROOM
Omni & cetera
COLOFON
Omni & cetera
DEUX CHEVAUX ‘Ik zou wel wat vaker en wat langer als een god in Frankrijk willen leven. Bijvoorbeeld door in mijn bijna antieke Lelijke Eend over de Route Nationale 7 van Parijs richting de Côte d’Azur af te zakken. Ik zie het al helemaal voor me: over smalle landweggetjes rijden met het dak open, zodat de geur van lavendel je tegemoetkomt. In goed gezelschap en achterin een grote picknickmand met baguettes, heerlijke kaasjes en andere Franse lekkernijen.’
Omni Magazine op de iPad! Omni is gratis te downloaden als app. Ga naar de App Store download het laatste nummer!
Colofon Nummer 1, maart 2013 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever Mn Services N.V., Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 30 Hoofdredactie MN: Hester IJgosse Eindredactie Castel Communicatie: Ruben Langenhuizen Redactie Joost Bijlsma, Hans-Maarten Dagelet, Bram van Els, Sander van Ginkel, Jacques van der Horst, Henk Jacobs, Patrick Janssen, Herman Kappelle, Anne-Marie Munnik, Annemiek Planting, Gerhard Sluiter, André de Vos, Peter de Weerd, Marjolein Zaal Vormgeving Castel Communicatie: Eldad Groenman Beeldredactie Castel Communicatie: Ron van Duuren, Ruben Langenhuizen Fotografie Lars van den Brink, Ton Harland, Jeroen Dietz (cover), Amaury Miller/Hollandse Hoogte, Mike Roelofs, Thinkstock, Michiel Wijnbergh, Bart Willemsen Infographic Theo Barten Gastcolumnist Fréderike Geerdink Gastcolumnisten en geïnterviewden verlenen doorgaans geheel belangeloos hun medewerking aan OMNI.
Irene Vermeer
Deskeditor ICT Zwijsen Foto: Lars van den Brink
OMNIQ1 ‘13
2
343
OMNIQ1 ‘13 OMNIQ1 ‘13
VOORWOORD
INHOUDSOPGAVE
8
13
INHOUD Nr. 1 2013
18
Ruud Hagendijk voorzitter Raad van Bestuur MN
Jaap Janissen: ‘Je kunt niet onder de kortingen uit’
Pensioenlab: naar een stelsel waarin jongeren zich herkennen
Pensioenfederatie en AFM over de kunst van het verleiden
21
Hoe werkt het Brusselse krachtenveld?
Korten Korten. Ik reken mijzelf niet tot de frequente bezoekers der sociale media, maar neem zonder meer aan dat dit verontrustende woord het niet slecht doet in de ranglijst van trending topics. In elk geval lijkt korten dezer dagen een vaste pijler in het pensioendebat. En mocht u al denken dat u er in deze Omni omheen kunt, dan kan ik u op dat punt nu alvast teleurstellen. Dat ook de pensioenfondsen in 2013 het kortingsmiddel gaan inzetten is op zich zelf uiteraard geen nieuws, dat zag iedereen al enige tijd aankomen. Maar dat maakt het voor de deelnemers en de gepensioneerden niet minder wrang. Al was het maar omdat de verlaging van onze pensioenen en pensioenaanspraken hand in hand gaat met andere, ook vaak pijnlijk voelbare overheidsmaatregelen en belastingverhogingen. Stapeling dus, ook weer zo’n woord.
30 Kennis delen
2 Toekomstdroom 5 Voorwoord 6 Lering & vermaak 17 Column Sander van Ginkel
Het is helder, de druiven zijn zuur. En dat zijn ze voor jong en oud. Het is dan ook jammer dat de maatschappelijke discussie zich zo makkelijk verengt tot een generatiestrijd. Dat is het immers niet, en dat moeten wij er dus ook niet van maken. Wat is er mis met solidariteit tussen generaties? Ik ken geen beleidsveld, om het maar eens politiek te zeggen, waarbij er geen overdracht is tussen generaties. In de pensioenfondsen is dat al sinds jaar en dag goed geregeld met telkens weer positieve uitkomsten voor de verschillende generaties.
32
26 Portretten: BN’ers 36 Uit de kunst 38 Essay Herman Kappelle 42 Column Buitenlandse zaken 43 Omni & cetera
‘Miljard aardbewoners op drempel mondiale middenklasse ’
Gelukkig heeft de kortingsmedaille ook een andere kant, al krijgt die om begrijpelijke redenen iets minder aandacht. Door nu in te grijpen, herstellen de fondsen hun dekkingsgraad en versterken daarmee ons collectieve pensioenfundament. Zodat we gestaag verder kunnen bouwen aan een eerlijk en toekomstvast bestel, dat recht doet aan jong en oud, en aan werkgever en werknemer. Zo doet het hier en nu pijn om te korten maar we weten dat we op de lange termijn er financieel sterker door worden. Dat laat allemaal onverlet dat een breed gedeeld vertrouwen in die gezamenlijke transitie vraagt om breed begrip en draagvlak. In die zin zou het helpen als we de Nederlanders kunnen tonen dat de opgebouwde pensioengelden ook op andere manieren voor ons werken, dan alleen die solide pensioenspaarpot. Door een groter deel van ons pensioenvermogen te investeren in de eigen economie bijvoorbeeld. We willen het in alle gekort en gesomber wel eens vergeten, maar Nederland is koploper in mondiale sleuteldomeinen als life sciences, energie, water of sensortechnologie. Daarin hebben wij een enorm innovatiepotentieel en dito investeringsbehoefte. Dat geld kan nooit alleen komen uit topsectorenbeleid, zoveel is duidelijk. Hier zou onze pensioensector, vanuit een solide investeringsstrategie, de triple helix van ondernemen, onderzoek en overheid relevant en zichtbaar kunnen versterken. Hard nodig lijkt mij. Want met korten alleen krijgen we de handen niet op elkaar en de machine niet op gang.
Ruud Hagendijk
OMNIQ1 ‘13
4
5
OMNIQ1 ‘13
LERING & VERMAAK
Digitalisering
Digitalisering
65+ online
De wereld digitaliseert in rap tempo. En de gepensioneerden gaan daar in mee.
LERING & VERMAAK
Prettig lezen Seniorencomputer Niet alleen peuters kunnen intuïtief omgaan met de iPad. Ook zeventigers en tachtigers die nooit iets met computers hadden, werken er vrijwel meteen prettig op. 19 redenen die de iPad de ideale seniorencomputer maken. (Bron: Frankwatching.com)
Europese top
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Samen met Luxemburg, Zweden en Denemarken behoort Nederland tot de landen met het hoogste internetgebruik binnen de EU. Dit geldt zowel voor het internetgebruik van de totale bevolking als dat van de ouderen. Ook het verschil tussen het aandeel oudere internetters en het totale aandeel internetters is nergens zo klein als in deze landen. In Nederland heeft in 2012 81% van de leeftijdsgroep 65 tot 75 jaar toegang tot internet (Bron: Eurostat, CBS). ❘❚
iPad Nederland loopt wereldwijd voorop met het gebruik van de iPad. 35 procent van al het mobiele internetverkeer in ons land is afkomstig van de tablet van Apple. Het aantal tabletgebruikers in Nederland is in een jaar tijd met 2,5 miljoen toegenomen tot een totaal van 4,3 miljoen mensen nu, een groei van zo’n 150 procent. (Bron: Intomart GfK). ❘❚
Ouderen en internet In 2012 hebben acht van de tien personen tussen 65 en 75 jaar toegang tot een computer en internet. Drie kwart van hen gebruikt de computer bijna dagelijks. In 2011 maakten zes op de tien 65- tot 75-jarigen gebruik van internet. Dat is weer bijna een verdubbeling ten opzichte van 2005 toen dat ruim drie op de tien was. (Bron: CBS) ❘❚
OMNIQ1 ‘13
Puzzelen en andere spelletjes doen. Foto’s kijken. Lezen van kranten en boeken. Of je laat het voorlezen. Muziek luisteren. Kijken hoe laat de trein gaat, of de bus. Tv kijken van dichtbij. Geen muis, maar grote knoppen waar je met je vinger op kunt klikken. Je kunt gewoon pagina’s omslaan, geen gezoek naar het altijd veel te kleine linkje. Een laptop of netbook heeft een te priegelig toetsenbord en scherm en heeft zo’n kleine touchpad. De iPad is niet zo klein als een iPhone of andere smartphone. Een virtueel toetsenbord is geen bezwaar: de meeste senioren typen rustig. Draagbaar, ook als je niet sterk bent. Begrijpelijke apps, grote knoppen en heldere navigatie. Geen grote en lelijke computer in je kamer. Op termijn kan ook een deel van de boeken het huis uit. E-books bijvoorbeeld, of de krant online, zorgen ervoor dat je niet meer met zware tassen met kranten of boeken hoeft te sjouwen. 17. Zorg-apps op de iPad: bloeddruk meten, je medisch dossier met reminder voor je medicijnen, de planning van de thuiszorg op je iPad. 18. Videocontact met familie en verzorgers – zodra dat (weer) kan. 19. Dagje niet lekker? Bediening van apparaten in huis met je tablet vanuit je bed of stoel.
6
7
Een studie door wetenschappers uit de Duitse steden Mainz, Göttingen en Marburg toont aan dat lezen van teksten op een tablet voor ouderen gemakkelijker is dan lezen op papier. De onderzoekers keken naar oogbewegingen en hersenactiviteit bij testpersonen tussen 21 en 77 jaar. Bij jonge mensen blijkt het totaal geen verschil te maken: of de tekst nu op papier, op een lcd-tabletscherm of op het e-paperscherm van een e-reader staat, de jongeren in de leeftijd van 21 tot 34 jaar konden het met evenveel gemak lezen. Bij de lezers tussen de 60 en 77 jaar bleek uit de metingen dat het lezen van een tablet veel sneller ging: de ogen herkenden de woorden sneller en de hersenen hoefden zich minder in te spannen. Het lezen van een lcd-scherm van een tablet bleek daardoor makkelijker te verlopen dan het lezen van papier of een e-readerscherm. ❘❚
OMNIQ1 ‘13
INTERVIEW
Jaap Janissen
Jaap Janissen
INTERVIEW
‘HET IS MAAR OP ÉÉN VLAK MISGEGAAN: DE COMMUNICATIE’ Hectische tijden voor de pensioenfondsen – en dus ook voor de deelnemersraden daarvan. Voor het eerst in de geschiedenis moest een aantal grote fondsen besluiten de pensioenuitkeringen te verlagen. Daaronder ook Pensioenfonds van de Metalelektro (PME), dat de uitkeringen vanaf april verlaagt met 5,1 procent. Jaap Janissen, voorzitter van de deelnemersraad van PME, is niet onder de indruk van alle rumoer: ‘Pensioenfondsen krijgen overal de schuld van, maar in feite zijn ze slachtoffer van het gegraai en het mismanagement in de bankwereld.’ Tekst Gerhard Sluiter
Jaap Janissen Voorzitter van de deelnemersraad van PME Foto’s: Jeroen Dietz
OMNIQ1 ‘13
8
9
OMNIQ1 ‘13
INTERVIEW
Jaap Janissen
Jaap Janissen
INTERVIEW
Realiteit ‘De realiteit is dat je niet onder de kortingen uit kunt, maar sommige leden hebben daar grote moeite mee’
U
bent lange tijd voorzitter geweest van de ondernemingsraad. Is de OR vergelijkbaar met een deelnemersraad? ‘In de ondernemingsraad kwamen we veelvuldig in een positie waarin we tegenover de directie stonden, waarin we zaken moesten bevechten. In de deelnemersraad heb je maar één onderwerp: het pensioen. Je hebt ook, samen met het pensioenfondsbestuur, één doel: een zo goed mogelijk pensioen voor actieve deelnemers en gepensioneerden. Als deelnemersraad controleren we of het bestuur handelt volgens de regels.’ Zoals nu bij de pensioenkortingen die PME heeft aangekondigd. Wat is jullie rol daarbij? ‘We zijn er als deelnemersraad niet mee overvallen, want het speelt al twee jaar. In februari vorig jaar hebben we al een eerste voorlopig advies afgegeven. Dat was positief, omdat we hebben geconstateerd dat een korting onontkoombaar is. Met een negatief advies zouden we de korting wat kunnen vertragen, maar gebeuren gaat het toch, omdat die in lijn is met de pensioenwetgeving. Daarna hebben we in januari van dit jaar een definitieve adviesaanvraag gehad.’
OMNIQ1 ‘13
Vrij laat als je bedenkt dat de grote lijn allang vaststaat… ‘Maar hoe de maatregel precies ingevuld moest gaan worden, was pas laat bekend. Aanvankelijk dachten we als deelnemersraad dat 31 december 2012 de peildatum zou zijn om de hoogte van de korting per 1 april te bepalen. Dat bleek 1 februari te zijn. Omdat in de tussentijd de dekkingsgraad was verbeterd, bleek de korting minder hoog uit te vallen, namelijk 5,1 procent in plaats van zo’n 6 procent. Bovendien zou op basis van de februaricijfers een korting het jaar daarop zonder verdere tegenvallers niet nodig zijn. Dus in feite bleken de maatregelen minder slecht uit te vallen dan we hadden gevreesd.’ ‘Toen bleek nog eens dat dit de meest ingrijpende gebeurtenis is in het twaalfjarig bestaan van de deelnemersraad. De emoties kregen de overhand. De realiteit is dat je niet onder de kortingen uit kunt, maar sommige leden hebben daar grote moeite mee. Na een emotionele discussie hebben we besloten geen advies uit te brengen. Dat is ook bedoeld als signaal dat we, ook al is het onontkoombaar, niet achter het principe van kortingen staan. Dus voor het eerst in al die jaren hebben we geen gebruikgemaakt van ons adviesrecht.’ Voor het pensioenfondsbestuur dus ook een noviteit. Hoe gaat het daarmee om? ‘We hebben natuurlijk op papier toegelicht waarom we geen advies konden geven. Het komt erop neer dat we begrip hebben voor het bestuur, dat gebonden is aan regels om de korting door te voeren. Dat is de verantwoordelijkheid van de politiek. Maar dat wij ervan uitgaan dat het bestuur ook begrip heeft voor de positie van de deelnemersraad, die immers de belangen van deelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigt. Het betekent dat, anders dan bij een negatief advies, het bestuur wel verder kan met zijn kortingsmaatregelen. Uitstel zou niets opleveren dan langer onzekerheid, wat niet in het belang van onze achterban is. Hoe het bestuur precies zal reageren, weet ik nog niet. Daarvoor is het allemaal nog te vers.’ Wat valt De Nederlandsche Bank, en daarachter de politiek, te verwijten? ‘Vooropgesteld: ik ben content met DNB als toe-
10
zichthouder. Maar als zestig jaar lang de pensioenfondsen goed functioneren en elk jaar weer worden de jaarstukken goedgekeurd door De Nederlandsche Bank, kan het niet zo zijn dat bij de eerste de beste crisis niets meer deugt. Dan klopt er iets niet in het toezicht. En de zwartepiet gaat naar de pensioenfondsen.’ Wat valt de pensioenfondsen te verwijten? ‘Hoelang zijn de pensioenfondsen nou nog bezig met zich te verdedigen? Wanneer gaan ze een keer in de aanval? Zij krijgen overal de schuld van. Maar in feite zijn ze slachtoffer van het gegraai en het mismanagement in de bankwereld. En van de gehanteerde rekenmethodiek. In de crisis zijn we gezakt van 22 naar 18 miljard euro vermogen. Inmiddels staan we op 32 miljard. We draaien een gemiddeld rendement van tien procent, dus aan de wijze van beleggen ligt het niet. Er is veel om trots op te zijn. Dat geldt zeker voor mijn eigen pensioenfonds. Dat heeft zoveel extra’s op basis van solidariteit gebracht: vroegpensioenregelingen, nabestaandenpensioen, opbouw van je pensioen als je in de WAO belandt. En mét al die solidariteitsregelingen krijgen deelnemers nog steeds 2,5 keer zoveel vergeleken met de situatie dat ze hun geld op de bankrekening hadden gezet.’ ‘Eigenlijk is het in die zestig jaar pensioenfonds op maar één vlak misgegaan: de communicatie. Daar ondervinden we nu nog de gevolgen van. De illusie dat we onder alle omstandigheden 70% van ons laatstverdiende loon, later van ons gemiddelde loon, zouden ontvangen, werd overtuigend gecommuniceerd en breed gedragen. Begrijpelijk, want er leek geld genoeg te zijn, ook om tegenslagen op te vangen. Bovendien werkte tot voor kort bijna iedereen veertig jaar voor dezelfde baas, wat ook niet meer zo is. En we worden veel ouder inmiddels. Het zijn andere tijden kortom.’ Pensioenfondsen moeten dus meer de positieve kant laten horen? ‘Dat klopt. Veel krantenkoppen zijn makkelijk te weerleggen. Maar het probleem is dat je mensen niet individueel kunt benaderen. Vandaar dat de regionale pensioenbijeenkomsten die PME organiseert om de problematiek uit te leggen, heel goed zijn. Dat zouden alle pensioenfondsen moeten doen, als inhaalslag in de communicatie.’
11
OMNIQ1 ‘13
INTERVIEW
Jaap Janissen
Curriculum Vitae Jaap Janissen is 77 jaar en hij is 45 jaar werkzaam geweest in de metaal bij verschillende werkgevers. Janissen was kaderlid van de Industriebond FNV, nu Bondgenoten, en lid van de Bondsraad Industriebond FNV. Namens de FNV heeft hij 30 jaar in de ondernemingsraad gezeten, waarvan 25 jaar als voorzitter. Sinds de oprichting in 2001 is Janissen voorzitter van de Deelnemersraad Pensioenfonds PME (grootmetaal).
Pensioenfederatie en AFM
Draagt de deelnemersraad ook bij aan een betere communicatie? ‘We doen ons best. We hebben een eigen kwartaalblad, het Bulletin. We proberen daarin actualiteit te brengen, hoewel je natuurlijk uit moet kijken niet met inmiddels achterhaalde info te komen. Maar vooral proberen we algemene thema’s aan te snijden die met pensioen te maken hebben. Bijvoorbeeld wat betekent eerlijk delen, als je kijkt naar het pensioen? Is er echt een probleem tussen de generaties?’ En? Ligt er een probleem tussen de generaties? ‘Je hebt het dan over solidariteit, het verdelen van de lusten en de lasten. Een complex probleem, want je moet rekening houden met werkenden, met gepensioneerden, met slapers, met werkgevers en werknemers. En dan ook nog een keer met verschillende leeftijdsgroepen. Naar mijn mening zijn de gepensioneerden minder slecht af dan de werkenden, maar gepensioneerden laten zich meer horen, want ze merken het meteen in hun portemonnee. Werkenden worden gekort op wat ze al hebben opgebouwd en op wat ze in de toekomst mogen opbouwen. Bovendien moeten mensen langer doorwerken en ze betalen een hoger percentage aan premie dan de gepensioneerden vroeger. En sommigen vallen dan ook nog eens in het AOW-gat. Heb je pech en ben je flexwerker dan bouw je helemaal geen pensioen meer op. Maar ook ouderen kun je niet over één kam scheren. Een kleine groep komt wel degelijk in de problemen; daar zou je wat aan moeten doen.’ Je kunt dus spreken van een generatieconflict? ‘Nee. Geen jongere wil dat zijn ouders of grootouders gekort worden. Wel maken jongeren zich terecht zorgen over hun eigen pensioen. Ze hebben de indruk dat het geld nu wordt opgemaakt en dat er straks onvoldoende voor hen overblijft. Daar ligt ook een taak voor de werkgevers. Door de laagste loongroep voor jongeren af te schaffen, zouden die sneller schuiven naar de volwassen schalen en bouwen ze sneller substantieel pensioen op. De overheid zou de franchise moeten verlagen. Op die manier kunnen ook jongeren genoeg pensioen opbouwen. Een andere mogelijkheid is voor de laagstbetaalden een hoger opbouwpercentage te hanteren, wat je later weer afbouwt. Wat de regering nu wil, een verlaging van het opbouwpercentage naar 1,75 voor alle groepen, is desastreus voor de pensioenen. Het zet de solidariteit tussen generaties onder druk.’
OMNIQ1 ‘13
12
Het bestuur informeert jullie over bijvoorbeeld het kortingenbeleid en vraagt daarover advies. Heeft de deelnemersraad buiten dat formele traject nog een rol? ‘We hebben inmiddels een enorm netwerk opgebouwd. We zijn de enige deelnemersraad die al twee keer bij De Nederlandsche Bank is geweest. We hebben een goede band met de Pensioenfederatie, maar ook met het ministerie en andere deelnemersraden. De deelnemersraad van PME stond aan de basis van het Platform Deelnemersraden, dat zo’n vier miljoen mensen vertegenwoordigt. Zelf heb ik via het Platform een tijdje in een SER-commissie voor pensioenen gezeten. Dus de deuren staan open om je te laten informeren en om je eigen geluid te laten horen.’ Als voorzitter van de deelnemersraad onderhoudt u veelvuldig contacten met de achterban. Hoe reageert die op de kortingen? ‘In eerste instantie kun je met iedereen ruzie krijgen. Mensen reageren op krantenkoppen. Ze zien dat bij PME flink gekort wordt, en bij veel andere pensioenfondsen minder of niet. Maar dan vergelijk je appels met peren. Pensioenfondsen verschillen allemaal van elkaar: in populatie, in beleggingsbeleid. Bijvoorbeeld PGGM heeft een jonge populatie. Dat fonds kan dus meer risico nemen. Maar zonder risico’s beleggen kan ook PME niet, want dan kun je de pensioenen niet indexeren. Als ik met mensen in gesprek kom, kan ik het ze vaak wel uitleggen, maar er heerst een hoop onbegrip.’ ❘❚
Deelnemersraad Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht een deelnemersraad te hebben: een adviesorgaan van het bestuur van het pensioenfonds. De deelnemersraad behartigt de pensioenbelangen van werknemers en gepensioneerden in de bedrijfstak. De Deelnemersraad van PMT telt 24 leden.
IN DEBAT
‘Laat de wijze van communiceren over aan de sector zelf’
Pensioenfederatie en AFM over de kunst van het verleiden Foto’s: Ton Harland
Pensioencommunicatie, een heel eigen tak van communiceren met een eigen pittige problematiek, vinden Roos Kuip, hoofd communicatie van de Pensioenfederatie, en Johan de Groot, die als hoofd van de afdeling Transparantietoezicht bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM), onder andere toeziet op de pensioencommunicatie. ‘Begrijpelijke teksten produceren kunnen we inmiddels, maar hoe brengen we mensen ertoe daar kennis van te nemen?’ Tekst Gerhard Sluiter
13
OMNIQ1 ‘13
IN DEBAT
Pensioenfederatie en AFM
Pensioenfederatie en AFM
Maatregelen om de pensioenen te verlagen zitten natuurlijk allang in de pijplijn. Voor de Pensioenfederatie betekende dat tijd om communicatief de nodige voorbereidingen te treffen. ‘De fondsen hebben natuurlijk hun eigen verantwoordelijkheid, maar vanuit de Pensioenfederatie hebben we de regierol in de communicatie op ons genomen’, legt Kuip uit. ‘We hebben kernboodschappen geformuleerd, data vastgelegd waarop we gezamenlijk naar buiten treden, we stemden onze boodschappen af met stakeholders. Vervolgens hebben we onze leden, de aangesloten pensioenfondsen, gefaciliteerd met een toolkit, met onder andere een voorbeeldbrief voor de deelnemers, een schema van het wetgevingstraject en een communicatiekalender.’ Dat alles is gegaan in goed overleg met AFM, vindt ook De Groot: ‘We doen dat niet voor het eerst; we hebben daarin een goede samenwerkingsmodus gevonden. En het helpt natuurlijk dat we dezelfde doelstelling hebben, namelijk
OMNIQ1 ‘13
14
het zo goed mogelijk informeren van de deelnemers.’
Zichtbare kortingen Dat sluit meningsverschillen natuurlijk niet uit. ‘Onze voorkeur is om de kortingen op het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) te laten zien, dus zowel het bedrag vóór korting, als het gekorte bedrag’, illustreert De Groot. ‘De Pensioenfederatie wees erop dat dit niet voor alle pensioenfondsen haalbaar is en dat zij daarin vrij moeten zijn. Het is niet iets dat wij kunnen afdwingen, dus uiteindelijk zijn we uitgekomen bij de formulering dat wij als toezichthouder het wenselijk vinden.’ En Kuip: ‘Waar pensioenfondsen dat kunnen en willen, tonen ze twee bedragen. Waar dat niet het geval is, tonen ze in elk geval het verlaagde bedrag.’ ‘Misschien nog belangrijker vindt AFM het Pensioenregister’, meent De Groot. ‘Met de Pensioenfederatie hebben we afgesproken dat daar de verlaagde bedragen in verwerkt gaan worden.’
Gelaagdheid
Rol AFM
De vraag is natuurlijk hoe je alle nuttige pensioeninformatie bij mensen tussen de oren krijgt. ‘De grootste groep deelnemers neemt maar beperkt informatie op’, vertelt Kuip. ‘Je moet ze echt verleiden zich met hun pensioen bezig te houden. Dat betekent steeds kleine stukjes informatie aanbieden; blijkt dat je hun aandacht nog hebt, dan kun je verder gaan met een volgende brok. Nu zijn we vaak nog het hele verhaal aan het vertellen. Daar moeten we vanaf. We moeten meer kijken: wat kan de deelnemer aan. En hem daarop bedienen. Gelaagdheid in informatie, waarbij ook de groep die alles wil weten van het pensioen wordt bediend, is essentieel.’ De Groot is het daar helemaal mee eens. ‘Die gelaagdheid proberen we ook in de wijziging van de Pensioenwet mee te nemen. Alle partijen staan daarvoor open. Dus ik heb er vertrouwen in dat we in de pensioencommunicatie met betere oplossingen gaan komen, omdat ons inzicht in wat werkt, is gegroeid.’
Als het gaat over de hoofdlijn in de pensioencommunicatie zijn Kuip en De Groot het behoorlijk eens: de deelnemer staat centraal. Over de rol van toezichthouder AFM daarin denken zij net een slag anders. De Groot: ‘Wij vullen onze rol in vanuit de doelstelling van de Pensioenwet: de deelnemer is goed geinformeerd, zodat hij goede keuzes kan maken. Als ik dat vertaal in de meest effectieve manier om onze mensen in te zetten, dan kan dat door een bijdrage te leveren aan betere communicatievormen. We denken dat we daarmee meer bereiken dan puur te focussen op de zaken die wettelijk verplicht zijn, zoals controleren op de tijdigheid van starten stopbrieven. Natuurlijk is dat een basistaak van ons, maar we willen breder denken. Bijvoorbeeld de gelaagdheid die nog niet in het UPO zit. We kunnen een rol spelen door bij te dragen in de verbetering daarvan.’ Kuip is van mening dat de AFM daar-
mee haar taak te ruim opvat. ‘Laat de wijze van communiceren over aan de sector zelf. Natuurlijk kan de AFM vinden dat het UPO inmiddels niet meer voldoet. We vinden zelf ook dat het beter kan. Maar in onze visie zouden jullie moeten aangeven op welke wettelijke punten het niet voldoet, en de sector dan opdracht geven dat te verbeteren. Als je de deelnemer centraal wilt stellen, dan moeten pensioencommunicatiemensen dit oppakken. Die kennen de deelnemers van hun fonds. De sector heeft inmiddels op dit gebied veel kennis in huis.’ De Groot kan daar deels wel in meegaan, maar constateert dat er meer is dan alleen het belang van de sector. ‘Het is goed dat ook de minister hier een formele rol in heeft, omdat die gaat over de afweging van de belangen tussen deelnemers en pensioensector. Als toezichthouder houden we daar rekening mee, zonder op de stoel van de communicatiespecialisten te willen zitten. Het is juist onze wens om in de nieuwe pensioenwetgeving meer vrij-
→
IN DEBAT
heid te geven aan de pensioenfondsen. Om zaken minder met formele regels dicht te timmeren dan nu gebeurt.’
Vertrouwen Heel lang hebben mensen gedacht dat hun pensioen een vaststaand gegeven was. Nu dat anders blijkt te zijn, ebt het vertrouwen in de pensioenfondsen weg, zien De Groot en Kuip. ‘Onderzoeken laten een onrustbarend laag vertrouwen zien. We voeren campagne om dat te verbeteren’, vertelt Kuip. ‘Maar dat is een ongelofelijke klus, die samenwerking vraagt van het hele pensioenveld.’ Centrale boodschap moet zijn dat er nog steeds pensioen is. ‘Als je pensioen hebt opgebouwd in je werkzame leven, is dat er nog steeds. En dat is een goede zaak.’ De Groot is het eens met deze positieve insteek, maar meent ook dat er een andere slag te maken is: ‘De gedachte dat mensen niets hoeven te doen en dat het vanzelf goed komt met hun pensioen, is achterhaald. Behalve meer risico’s zullen er ook meer financiële keuzemoge-
15
OMNIQ1 ‘13
IN DEBAT
Pensioenfederatie en AFM
Vermogensbeheer
Goede zaak ‘Als je pensioen hebt opgebouwd in je werkzame leven, is dat er nog steeds. En dat is een goede zaak’
Column
VISIE
CENTRALE BANKEN SLUWE BELEGGERS? Sander van Ginkel Senior Investment Researcher MN
Financiële markten zullen aanhoudend ruim monetair beleid afdwingen.
lijkheden zijn. De pensioensector zal hierop in moeten spelen.’
Integreren communicatiemiddelen Het denken over optimale communicatie staat ondertussen niet stil, benadrukt Kuip. ‘Misschien kan het nog beter door verschillende middelen, zoals UPO, startbrief en mijnpensioenoverzicht.nl te integreren. UPO en startbrief zijn uitgedijd; het moet terug naar overzichtelijke documenten en websites met een gelaagde opbouw. Laag 1 is een A-4tje, dat meteen duidelijk maakt wat je bij je pensioenfonds hebt opgebouwd. Een soort jaaropgave met de informatie waar het voor veel mensen om draait. Met een extra klik kom je bij je totale pensioenopbouw, waar ook de AOW bij zit. Met enkele stappen ontsluit je voor wie dat wil het hele pensioendossier’. De Groot denkt dezelfde kant op. Maar hij zou die integratie graag nóg breder willen trekken, met andere elementen van financiële planning, zoals spaargeld en hypotheek. ‘Voor de deelnemer heel wenselijk, maar ik kan me voorstellen dat dit voorbij de verantwoordelijkheid van de pensioensector gaat.’
OMNIQ1 ‘13
16
Pensioencommunicatie is een vrij nieuwe tak van sport. Je moet echt wel even duiken in de speciale problematiek. ‘Wat we inmiddels goed kunnen’, meent Kuip, ‘is uitingen maken die in termen van de wet ‘duidelijk, begrijpelijk en niet-misleidend’ zijn. Maar hoe krijg je mensen zover dat ze een envelop met pensioeninformatie openen? Hoe verleid je mensen tot het bezoeken van een website? Dat weten we nog niet. We zijn daar in de pensioensector hard mee aan het werk. Dat doen we in een werkgroep van SZW. Gezamenlijk.’ ❘❚
Er bestaat brede consensus onder economen dat de publieke sector zo min mogelijk de vrije marktkrachten in de weg zou moeten staan. Dit advies is de laatste jaren mordicus in de wind geslagen, getuige het massale ingrijpen van overheden en centrale banken. Of dit heeft bijgedragen aan het maatschappelijk goed is voer voor discussie. Voor de publieke sector zelf blijken het in ieder geval prima investeringen geweest te zijn. Half februari publiceerde de ECB de jaarcijfers van 2012. Het bleek dat de bank forse rendementen heeft gemaakt op haar beleggingen in perifere staatsobligaties. Ook de Fed maakte knappe winstcijfers bekend en behaalde daarnaast aanzienlijke – papieren - koerswinst op opgekochte activa. Ze boekte ongeveer dubbel zo veel winst als hightech paradepaardje Apple. En overheden noteerden eveneens veelal winst op de leningen aan noodlijdende banken, ondernemingen en landen. Een knap staaltje ‘kopen op het dieptepunt’. Staan centrale banken nu op het punt om winst te nemen op hun ‘beleggingen’? De balans van de ECB krimpt doordat honderden miljarden van aan banken verstrekte noodleningen worden terugbetaald. En het bestuur van de Fed bediscussieert intensief de zin en risico’s van haar opkoopprogramma’s. In de financiële markten heeft dit tot veel speculatie over een eventuele ‘Great Exit’ van centrale banken geleid. Omdat zij in diverse markten een (zeer) grote speler zijn geworden, zou een exit tot grote schokgolven kunnen leiden. Zo’n mogelijke draai in beleid zou niet voortkomen uit angst voor inflatie, maar uit onderzoek binnen de Fed dat wijst op signalen van toenemende bubbelvorming in diverse activamarkten. En een cynicus zou kunnen stellen dat het voor cen-
trale banken als belegger opportuun is om nu grootschalig uit te stappen. Immers, van kopen op het dieptepunt is volgens de eigen analyses geenszins sprake meer en het risico op koersverlies neemt navenant toe. Een veelgehoorde stelling is dat centrale banken door politici gedwongen zullen worden te lang een te ruim monetair beleid zullen blijven voeren. Vooralsnog is het bewijs daarvoor niet eensluidend. In de VS zien veel Republikeinen de Fed liever vandaag dan morgen haar aankoopprogramma’s inperken. En in de EMU is in de Noord-Europese politiek - eufemistisch gesteld - niet onverdeeld positief gereageerd op het aankopen van staatsobligaties door de ECB. Het zullen niet politici zijn die centrale banken dwingen het extreem ruime beleid te handhaven, maar de financiële markten. Indien de Fed onderzoekers gelijk hebben dat de centrale bank bubbelvorming in de hand heeft gewerkt, kan een draai in beleid grote neerwaartse druk op de koersen zetten. Dit zou ook al snel de nog zwakke, nog altijd met schulden overladen, economieën raken. Met andere woorden, een spoedige significante draai in het beleid van centrale banken valt niet te verwachten. De cynicus zou bovendien stellen dat centrale banken zichzelf niet in de voet zullen willen schieten. Zij kunnen initieel slechts voorzichtig activa terug zetten in de markt. De koersdalingen die daarvan waarschijnlijk het gevolg zullen zijn, raken vervolgens de waarde van de grote hoeveelheden activa die zij nog wel op de balans hebben. En welke belegger zou er nu voor kiezen om eigenhandig zijn beleggingswinsten te laten verdampen?
17
OMNIQ1 ‘13
PENSIOENLAB
Jongeren
Jongeren
‘Als het vertrouwen in pensioenen weer stijgt en de solidariteit op een goede manier in het stelsel is verankerd. Dan hebben we ons doel bereikt.’
Pensioenlab:
Tekst André de Vos
De woorden van Arend Hamstra moeten de pensioensector als muziek in de oren klinken. Hamstra (32) is bestuurder bij FNV Bondgenoten voor de metaalsector en nauw betrokken bij het Pensioenlab. Daarin doen jongeren voorstellen over de toekomst van het pensioenstelsel. Het Pensioenlab predikt niet de revolutie, maar wil een pensioenstelsel waarin ook jongeren zich thuisvoelen. ‘Ons grootste bezwaar is dat de pensioendiscussie te vaak over ons wordt gevoerd, niet met ons.’ Het was ongetwijfeld een van de subdoelen die de initiatiefnemers van het Pensioenlab zich hadden gesteld: trending topic worden op Twitter. Dat lukte op woensdagavond 13 februari. Jongeren en pensioen was eventjes een van de belangrijkste onderwerpen op de social media op de avond dat het Pensioenlab zijn voorstellen aan de pensioensector presenteerde. In de volgepakte Achmea-congreszaal in Zeist zaten veel pakken en grijze koppen, maar ook opvallend veel jongeren. Ook vaak in pak, zij het hipper en gekreukter dan bij het pensioenestablishment. Staatssecretaris Jetta Klijnsma, die het openingswoord verrichte, werd in ieder geval ‘heel vrolijk’ van de grote opkomst van jongeren. ‘Het goed is dat jullie er zijn, want als we straks een goed nieuw pensioenstelsel willen presenteren, heb ik jullie hulp nodig.’
NAAR EEN STELSEL WAARIN JONGEREN ZICH HERKENNEN
Meepraten Het is het nieuwe normaal in de pensioenwereld: jongeren die meepraten over pensioenen. Het zijn nog wel vaak jongeren met een ‘traditionele’ achtergrond bij de vakbonden of uit de pensioensector zelf. ‘Maar de belangstelling voor pensioen leeft veel breder’, zegt Klaartje de Boer van vakcentrale MHP. ‘Bij het Pensioenlab zijn zestig jongeren betrokken. En dat zijn echt niet alleen vakbondsbestuurders. We hebben een brede oproep gedaan waarop honderden jongeren hebben gereageerd. Pensioen is nog steeds geen een onderwerp waarover je gezellig in de kroeg begint, maar het leeft wel bij jongeren.’ Op het Pensioenlab presenteerden vijf werkgroepen van jongeren voorstellen voor verbeteringen in het pensioenstelsel. Die
OMNIQ1 ‘13
18
PENSIOENLAB
Foto: Hollandse Hoogte
voorstellen lopen uiteen van pensioeneducatie in het onderwijs tot de invoering van degressieve pensioenopbouw. Geen ideeën die voor de pensioensector geheel nieuw zijn. Er was bij de aanwezige traditionele vertegenwoordigers van de sector dan ook de aangename constatering dat ook jongeren geloven in de pijlers van het bestaande stelsel: defined benefit, solidariteit en verplichtstelling. De voorstellen van de jongeren werden met welwillendheid ontvangen, zij het met waarschuwingen over de uitvoerbaarheid. ‘Wij vinden onze voorstellen zelf niet zo schokkend, maar ik denk dat het voor de sector nog best bijzonder is’, zegt Arend Hamstra. ‘De conclusie van het Pensioenlab is dat het pensioenstelsel in principe goed in elkaar steekt, maar dat er aanpassingen nodig zijn. Solidariteit is zo’n onderwerp dat we anders moeten benaderen. De bestaande doorsneeopbouw past niet meer bij de moderne tijd en is niet voordelig voor jongeren die op of gegeven moment voor zichzelf beginnen. Dat moet anders. En daarover moet je samen in discussie, met alle belanghebbenden.’
Masterclasses Het Pensioenlab komt voort uit de Masterclasses die in 2011 zijn opgezet om jongeren klaar te stomen voor pensioenfondsbesturen en deelnemersraden. Die instroom loopt nog allerminst soepel. Hamstra: ‘We willen ons geluid laten horen, maar het ene pensioenfonds staat daar meer open voor dan het andere. En ook al krijg je één jongere in een deelnemersraad, dan is het nog lastig om je te laten horen. Als enige jongere in zo’n raad kun je heel eenzaam zijn. Maar we merken dat de houding ten opzichte van jongeren aan het veranderen is. De sector beseft nu dat de belangstelling van jongeren voor pensioen geen hype is die vanzelf overwaait. Dat ze ons er echt bij moeten betrekken.’ Daarvan is de Pensioenfederatie inmiddels ook wel overtuigd. Tarik Uçar, die namens de federatie bij het Pensioenlab is betrokken, ziet de veranderingen om zich heen. ‘Je hebt een breed
19
OMNIQ1 ‘13
PENSIOENLAB
Jongeren
Europese lobby
ACHTERGROND
Helpen ‘Laat jongeren helpen de fouten uit het bestaande stelsel te halen’
Europese lobbygroepen en financiële kwesties
De voorstellen van het Pensioenlab: •
Algemene pensioenplicht voor alle werknemers
•
ZZP’ers in de tweede pijler (met opt-out)
•
Behoud DB-stelsel
•
Een reëel pensioenstelsel, waarbij de deelnemer invloed heeft op zijn
HET BRUSSELSE KRACHTENVELD
gewenste pensioen en pensioenleeftijd •
Meer aandacht voor duurzaam beleggen en beter toezicht op uitvoering ESG-beleid
•
Degressieve opbouw
•
Pensioenbestuur via coöperatief model, waarin deelnemers en gepensioneerden en niet de sociale partners bestuur kiezen
en divers palet aan mensen nodig in pensioenbesturen en deelnemersraden. Onze frustratie was juist jarenlang dat de jongeren niet te vinden waren. Dat is veranderd. Ik zie op congressen en bijeenkomsten over pensioenen steeds meer jongeren en vrouwen, niet alleen meer de witte man van boven de vijftig.’ Uçar is enthousiast over het Pensioenlab. ‘Het mooie van de adviezen is juist dat ze niet extreem zijn. We kunnen de voorstellen serieus bestuderen, ook al gaan ze soms best ver. De doorsneeopbouw loslaten is een schok voor het systeem, maar het is een optie waarover je kunt nadenken.’
Young MN De Pensioenfederatie wil de betrokkenheid van jongeren meer structureren. ‘Wij kunnen er niet voor zorgen dat jongeren vaker in besturen komen en in deelnemersraden. Daar moeten ze toch echt zelf voor worden voorgedragen. Maar we kunnen onze leden wel stimuleren om jongeren meer te betrekken. We zijn zelf bezig met de oprichting van een
OMNIQ1 ‘13
20
•
Pensioencommunicatie gericht op life events
•
Pensioeneducatie onderdeel opleidingen
Jonge Pensioenfederatie. Daarmee zoeken we aansluiting bij jongeren bij uitvoeringsorganisaties, zoals Young MN. Het is niet alleen belangrijk dat jongeren hun entree maken in de sector, maar ook dat ze elkaar weten te vinden.’ Uçar is niet bang dat de toenemende belangstelling van jongeren voor pensioenen gaat leiden tot grotere tegenstellingen en escalatie binnen de pensioensector. ‘Een pensioenfondsbestuur moet met de belangen van alle partijen rekening houden. Dan is het goed als in het bestuur ook alle argumenten op tafel komen en dat jongeren meepraten. Beter daar stevige discussies voeren dan het op straat uitvechten.’
In reactie op de crisis komen er vanuit Europa steeds meer reguleringsmaatregelen op de financiële instellingen af. Die raken voor een deel ook de pensioensector en daarom is het voor pensioenorganisaties nu misschien wel belangrijker dan ooit om in Brussel mee te praten. Hoe is die lobby georganiseerd en wat is haar invloed? Tekst Hans-Maarten Dagelet
Klaartje de Boer vindt dat initiatieven als Pensioenlab goed getimed. ‘We moeten in 2015 een nieuw stelsel hebben. Een toekomstvast stelsel waarin jongeren zich herkennen. Laat jongeren helpen de fouten uit het bestaande stelsel te halen. Dit is het perfecte moment daarvoor.’ ❘❚
21
OMNIQ1 ‘13
ACHTERGROND
Europese lobby
Europese lobby
Op een dossier werken altijd zo veel krachten dat het heel moeilijk is precies aan te wijzen welke resultaten een bepaalde lobby heeft’, zegt Patrick Janssen. Als manager Public Affairs bij MN houdt hij zich intensief bezig met de belangenbehartiging in Brussel. ‘Om in dat omvangrijke Brusselse krachtenveld invloed te kunnen uitoefenen, is het noodzakelijk samen te werken met partijen die een vergelijkbaar belang hebben.’ Hoeveel partijen er precies betrokken zijn bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving voor de financiële sector is onbekend. In het Europese transparantieregister staan nu meer dan 5.500 individuele lobbyisten en organisaties ingeschreven. Daarvan hebben er ruim 2.100 aangegeven zich bezig te houden met economische en financiële zaken. Maar inschrijving in het register is niet verplicht en schattingen van het totaal aantal professionele lobbyisten gericht op de EU lopen op tot 30.000. Toch is het voor wat betreft de pensioensector niet moeilijk de belangrijke spelers aan te wijzen. Veel van de inspanningen gaan via de Europese koepel van nationale pensioenorganisaties (Pensions Europe) en de Europese vereniging van paritaire instellingen voor sociale bescherming (AEIP). Voor de Nederlandse pensioensector is de Pensioenfederatie - met een eigen Europese lobbyist in Brussel - een belangrijke belangengroep. Maar daarnaast oefenen ook de toezichthouders en de overheden van de EU-lidstaten invloed uit. Janssen: ‘Zevenentwintig landen betekent zevenentwintig verschillende pensioenstelsels en dus zevenentwintig landsbelangen.’ Finance Watch Een relatief nieuw geluid in de Brusselse besluitvormingsprocessen over financiële wet- en regelgeving is Finance Watch. Het initiatief voor deze NGO kwam van een aantal Europarlementariërs die vonden dat ze voor hun informatie te veel afhankelijk waren van de lobby vanuit de financiële sector. De parlementairs zagen hierin een verschil met andere beleidsterreinen: als het bijvoorbeeld over energiewetten gaat, wordt de besluitvorming niet alleen beïnvloed door lobbyisten van energiebedrijven, maar ook door die van milieuorganisaties. Zo is er op de meeste terreinen wel contra-expertise beschikbaar, maar op financieel gebied ontbrak dat volgens hen grotendeels. De parlementariërs zagen daarin een gevaar voor de democratie. Thierry Philipponnat - die naast grote banken als BNP Paribas en UBS, Amnesty International op zijn cv heeft staan - peilde begin 2011 de belangstelling. Onder organisaties die zich van nature niet met financiële regelgeving bezighouden, bleek genoeg animo om lid te worden. ‘Hierbij kan je denken aan een NGO als Oxfam, die inzag dat voor het bestrijden van armoede voedselspeculatie moet worden aangepakt’, zegt Joost Mulder, hoofd Public Affairs bij Finance Watch.
ACHTERGROND
Voor de financiering is Finance Watch nog in grote mate afhankelijk van subsidie van de Europese Commissie. De helft van jaarbudget van 2 miljoen euro komt daar nu vandaan. De andere helft komt van donateurs, de 67 leden en enkele stichtingen, waaronder Adessium Foundation, die zich inzet voor integere besluitvorming. Het enige directe Nederlandse lid is Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), een onderzoeks- en netwerkorganisatie gericht op onder meer duurzaam economisch beleid. Via hun koepelorganisaties zitten bijvoorbeeld ook Nederlandse vakbonden en de Consumentenbond in het netwerk. Financiers hebben geen invloed op de activiteiten, zegt Mulder. Hij benadrukt daarnaast dat Finance Watch geen directe band heeft met het Europees Parlement. Het werkterrein van Finance Watch is dan ook niet beperkt tot dat parlement. In de discussie over de kapitaaleisen werd bijvoorbeeld vooral druk uitgeoefend op het niveau van de lidstaten. Bij de Europese Commissie en de ministerraden van de 27 regeringen is de grootste winst te halen, weet Mulder, die zelf jarenlang als lobbyist voor de financiële sector heeft gewerkt. Facts & figures Erg moeilijk om bij de Europese Commissie binnen te komen is het volgens Janssen niet. ‘Brussel is bijzonder open en transparant’, zegt hij. ‘Het systeem is zo ingericht dat er veel ruimte is voor beïnvloeding. Het EU-ambtenarenapparaat is relatief klein en beleidmakers behandelen in vergelijking tot medewerkers van de Haagse ministeries veel dossiers. Zij moeten dus wel generalisten zijn en hebben ook niet de tijd en middelen om gegevens te verzamelen. Daarom hebben ze veel behoefte aan informatie van buitenaf: facts and figures, waarop beleid kan worden gebaseerd.’ Om de besluitvorming maximaal te sturen is het van belang zo vroeg mogelijk bij een dossier betrokken te raken. Als voorbeeld noemt Janssen het Green Paper long-term investment, dat binnenkort wordt verwacht. Daarin komt de Europese Commissie met plannen voor het stimuleren van langetermijnbeleggen, iets wat ook de pensioenorganisaties zal raken. Een Groenboek is, als de eerste stap op weg naar wet- of regelgeving, een belangrijk moment om mee te praten. Janssen: ‘Daar worden de definities geformuleerd en de uitgangspunten bepaald. Dus je moet zorgen dat je daar aan tafel zit.’ Op vergelijkbare wijze zijn belangenbehartigers van de pensioensector vroeg betrokken geweest bij de besluitvorming rond nieuwe regels voor derivaten, die een disproportionele impact op pensioenfondsen zouden hebben. Mede door die lobby zijn Europese pensioenfondsen daar drie jaar van vrijgesteld. ‘Het is het resultaat van een grote gezamenlijke inspanning’, zegt Janssen. ‘Weten wat er speelt, goede informatie aanleveren en zaken voor het voetlicht blijven brengen. Het is een mooi moment als je dat uiteindelijk terugziet in wetgeving.’. ❘❚
De crisis heeft er volgens Mulder voor gezorgd dat meer organisaties zich bewust zijn geworden van de waarde van eerlijke financiële regels. ‘Zolang het goed ging op de beurzen leek het maatschappelijk belang gelijk aan het belang van de sector. In crisistijd kwamen de verschillen bloot te liggen.’ Hij wijst hierbij op de discussie rond de kapitaaleisen voor banken, waar Finance Watch zich het afgelopen jaar heeft laten gelden.
OMNIQ1 ‘13
22
Illustratie: Thinkstock
23
OMNIQ1 ‘13
Europa
Langer doorwerken: kunnen versus willen
De oudere werkende of de werkende oudere wint terrein op de arbeidsmarkt. Toch heeft de overheid er miljoenen voor over om meer van hen langer aan het werk te houden. Maar in hoeverre kunnen ze dat, en belangrijker nog, willen ze dat?
Doorwerken tot 65 jaar
2010, in percentages van de werkende bevolking, 15 - 65 jaar
44
42
37 36 35
48
45
40 34 33
38
36
42
40
38
41
49 41
35 35
35
32
54
49
48
32
37
35 27
22 20
45 34 34
33
37 36
44
39
41
29
25
46 37
32
28
2005
nee
2006
2007
2008
2009
2005
2010
De levensverwachting wordt weergegeven in jaren. Die jaren kunnen worden opgedeeld in gezonde jaren en ongezonde jaren. En hoewel vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen, leven mannen en vrouwen gemiddeld ongeveer even lang in goede gezondheid. Vrouwen hebben dus meer ongezonde jaren. Deze worden doorgaans doorgebracht in ‘lichte’ ongezondheid.
2006
2007
Pensioenen Nederland: zeer slecht geregeld wel of niet goed geregeld
1
2008
2009
45
16
extreem negatief
27
2 jonger dan
60
1
0
60
61
2
3
62
7 2
1
63
2
64
7
6 1
65
66
Levensverwachting In 2010 was de levensverwachting bij geboorte 78,8 jaar voor mannen en 82,7 jaar voor vrouwen. De resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd is 18,0 jaar voor mannen en 21,2 voor vrouwen.
8 2
67
68
1
0
69
7 2
70
52
vrouwen 1
ouder dan
70
DENKT op deze leeftijd met pensioen te kunnen.
54
inkomen laag
52
inkomen gemiddeld
56
bouwt pensioen op 46
bouwt geen pensioen op
68
met pensioen
WIL op deze leeftijd met pensioen
75-100
60
inkomen hoog
0-25
25-50
50-75 gemiddelde 56%
OMNIQ1 ‘13
24
2
zeer goed geregeld
goed geregeld
PensioenGevoelsIndex
61
mannen
16 10
nee
extreem positief
Pensioen gevoelsindex
2012, in procenten, 16 jaar en ouder
22 11
ja
36
goed noch slecht geregeld
slecht geregeld
2012, in percentages van de werkende bevolking, 16 jaar en ouder, exclusief gepensioneerden
12
2012
2012, in procenten, 16 jaar en ouder
Met pensioen kunnen versus willen
29
WIL tot 65ste werkzaam blijven
25
vrouw
ja
42
25
MN laat drie keer per jaar een onderzoek uitvoeren naar de pensioenbeleving van Nederlanders. De resultaten daarvan worden gepresenteerd in de Pensioen GevoelsIndex. Het meest recente onderzoek is volledig te downloaden op omni-online.nl.
OMNIQ1 ‘13
infographic: Theo Barten BNO Bronnen: CBS, MN, RIVM
IN STAAT tot 65ste werkzaam te blijven
man
TIJDLIJN
Europa
Infographic: Theo Barten BNO Bronnen: CBS, MN, RIVM
TIJDLIJN
PORTRET
BN’ers
BN’ers
PORTRET
WAT BN’ERS DOEN VOOR HUN PENSIOEN De meeste gewone stervelingen bouwen naast hun AOW aanvullend pensioen op via hun werkgever(s). Van bijvoorbeeld profvoetballers, radio- en televisiepersoonlijkheden of schrijvers denken mensen dat ze na hun carrière gaan rentenieren. Dat geldt echter maar voor een klein percentage. Schrijver Robert Vuijsje, radio- en tv-vrouw Tineke de Nooij en profvoetballer Robert Braber vertellen hoe zij hun pensioen geregeld hebben.
Tineke: ‘Voor je het weet ben je 67’ ‘Toen ik in 1976 bij Veronica in vaste dienst kwam, ben ik pensioen gaan opbouwen. In 1988 begon ik mijn eigen bedrijf. Ik ben altijd pensioenpremie blijven afdragen, zelfs toen ik op mijn zestigste een paar jaar niet werkte. Dat was niet altijd makkelijk op te brengen, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Het viel me namelijk zwaar tegen wat ik aan pensioen bleek te krijgen. Verder ben ik nooit een spaarder of belegger geweest. Je leeft nu, doe het dan ook nu.
weer radio gaan maken, bij omroep Max. Het is mijn hobby én een welkome aanvulling op mijn pensioen. Ik heb ook nog een stuk grond en een vakantiehuis in Zuid-Afrika. Nu geniet ik daar een paar weken per jaar van, straks is het mijn appeltje voor de dorst. Tegenwoordig zie ik veel freelancers in de omroepwereld die niets geregeld hebben voor hun pensioen. Ook mijn eigen kinderen freelancen. Hen druk ik op het hart: regel wat, want voor je het weet ben je 67.’
De afgelopen tijd is die overtuiging bij mij alleen maar sterker geworden. Na een paar jaar samen genieten van ons pensioen kwam mijn man uiteindelijk in een verzorgingstehuis terecht, vier jaar geleden. Ik ben
Tineke de Nooij (71)
radio- en televisiepresentatrice Foto: Mike Roelofs
OMNIQ1 ‘13
26
27
OMNIQ1 ‘13
PORTRET
BN’ers
Robert: ‘Lang doorgaan en zelf sparen’ ‘Tot vijf jaar geleden was ik in vaste dienst en was ik verplicht aangesloten bij een pensioenfonds. Toen dacht ik er ook niet zo over na wat ik daarvan vond. Het was net als met belasting betalen: het hoort erbij. Nu ben ik dus zzp’er. Als ik zie hoe de pensioenwereld in elkaar zit, dan heb ik niet de neiging om mijn geld naar een pensioenfonds te dragen. Wie garandeert mij dat ik over vijfentwintig jaar mijn geld terugkrijg? Ik regel liever zelf iets. Niemand weet namelijk hoe de wereld of de financiële sector eruit ziet als ik met pensioen ga. Ik heb wel eens post gehad van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers en Stichting Lira. Of ik wilde deelnemen aan een of andere oudedagvoor-
Robert: ‘Ik wil in de sportwereld blijven werken’
ziening. Dan kun je met een koopsomregeling of een lijfrenteverzekering fiscaal aantrekkelijk voor je pensioen sparen. Daar doe ik vooralsnog niet aan mee. Ik zie het zo: aangezien de crisis mede veroorzaakt is door de betonrot in het hele financiële systeem, ga ik daar mijn toekomst niet op bouwen. Ik heb een beroep dat ik hopelijk nog tot op hoge leeftijd kan blijven uitvoeren. Zo lang mogelijk doorgaan en zelf wat sparen, dat is mijn pensioenplan.’
Robert Vuijsje (42)
‘Op mijn eenentwintigste tekende ik mijn eerste contract als profvoetballer. Sindsdien ben ik – verplicht - aangesloten bij de Stichting Contractspelersfonds KNVB (CFK), de fiscale spaar- en pensioenregeling voor beroepsvoetballers. Na je voetbalcarrière krijg je maandelijks een deel uitbetaald, waarmee je de periode naar een nieuwe loopbaan kunt overbruggen. Hoeveel en hoe lang dat is, hangt af van wat je gespaard hebt. Als ik ‘in het wereldje’ blijf werken, bijvoorbeeld als trainer, dan kan ik volgens mij gewoon doorsparen. De details weet ik niet, ik heb mij er nog niet echt in verdiept. Binnenkort ga ik mijn hbo-studie weer oppakken, naast het voetballen. In mijn eerste jaren als prof heb ik al drie jaar van de hbo-studie Management, Economie en Recht afgerond. Een aantal vakken kan ik
laten meetellen voor de hbo-opleiding Topsportmanagement en Ondernemerschap. Zodoende hoef ik nog maar een of twee jaar van die studie te volgen. En vorig jaar heb ik mijn eerste trainersdiploma behaald; ook met die opleiding wil ik verder. Ik wil graag in de sportwereld blijven werken. Of ik wel eens overweeg om in Azië te gaan voetballen om wat extra’s te verdienen? Tja, sommige jongens doen dat. Het niveau ligt daar lager, je behoort daardoor sneller tot de top en krijgt meer betaald. Ik heb een tijdje in Duitsland gevoetbald, wilde graag eens in het buitenland spelen. Maar ik hoef niet per se een grote zak geld te verdienen. Ik sta open voor nieuwe kansen, maar het voetballen moet wel een uitdaging voor me blijven.’ Robert Braber (30)
schrijver Foto: Amaury Miller/HH
OMNIQ1 ‘13
PORTRET
BN’ers
28
Profvoetballer bij RKC Waalwijk Foto: Bart Willemsen
29
OMNIQ1 ‘13
KENNIS DELEN
Pensioenfondsbestuur
Pensioenfondsbestuur
KENNIS DELEN
Onno de Lange Secretaris IVP Foto: Ton Harland
Visie
‘DEZE ONZEKERE TIJD VRAAGT OM PROFESSIONALITEIT’
‘Pensioenbestuurder is een beroep, niet langer een vrijblijvende bijbaan.’ Met die oneliner prikkelt Onno de Lange pensioenbestuurders om zich beter te scholen. Als secretaris van het Instituut voor Pensioeneducatie heeft hij de dagelijkse leiding over de Leergang Pensioenfondsmanagement. Volgens De Lange is de noodzaak van een dergelijke opleiding groter dan ooit. ‘Het risico van het pensioen is veel meer bij werknemers zelf komen te liggen. Door de crisis, de lage rentestand, langer levende ouderen en allerlei andere factoren is de hoogte van het pensioen onzeker geworden. Toch moet iedereen nog steeds verplicht deelnemen aan het fonds van zijn werkgever. Dan mogen werknemers verwachten dat de bestuurders van wanten weten en voldoende tijd besteden aan hun taken.’ Dat pensioenfondsen professioneler moeten worden bestuurd, is ook niet onopgemerkt gebleven bij politiek en toezichthouder De Nederlandsche Bank. Zij trekken de teugels steeds strakker aan. Zo behandelt de Tweede Kamer nu het wetsontwerp Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Een gevolg daarvan zal zijn dat – naast vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers - onafh ankelijke deskundigen mogen toetreden. Verder komen er regels die het aantal bijbanen van bestuurders beperken. Terecht, volgens De Lange, omdat van pensioenbestuurders een veel actievere rol wordt verwacht dan in het verleden. ‘In deze tijd met dekkingsgraden onder de honderd kun je niet zeven pensioenfondsen tegelijk besturen.’
Integriteit De Leergang Pensioenfondsmanagement speelt in op de groeiende vraag naar deskundigheid en praktische vaardigheden. De Lange benadrukt het belang van communicatieve en andere sociale vaardigheden. En hij noemt integriteit. Een kritische houding van pensioenfondsbestuurders is in zijn ogen zeer belangrijk. ‘De financiële crisis heeft laten zien hoe cruciaal kennis over integriteit en risico’s van beleggingen is. Van een bestuurder wordt een groot beoordelingsvermogen verwacht en objectiviteit.’
MN kennispartner Met zestig jaar ervaring heeft MN een gedegen kennis van het Nederlandse pensioenstelsel. Die knowhow willen we delen, om het pensioensysteem te moderniseren en te verduurzamen. De Leergang Pensioenfondsmanagement, waarvan we mede-initiatiefnemer zijn, past daar prima in. Want deze helpt de kwaliteit van bestuurders te verbeteren.
Leergang Pensioenfondsmanagement De Leergang Pensioenfondsmanagement is gestart op 1 januari 2013. Ze richt zich op 2.400 bestaande bestuurders, directieleden, medebeleidsbepalers en medewerkers die besturen ondersteunen. Deelnemers lezen eerst het boek Hoofdlijnen Pensioenfondsmanagement (uitgegeven door Pearson, te bestellen bij bijvoorbeeld Bol.com of via het Instituut voor Pensioeneducatie). Vervolgens krijgen ze colleges en trainingen van praktijkmensen, toezichthouders en wetenschappers. De leergang duurt een jaar en bestaat uit zes modules. Niet alleen de theorie komt voorbij, maar ook de praktijk wordt getraind. Denk aan
Bestuurders van pensioenfondsen moeten aan steeds hogere eisen voldoen. Reden voor MN om een pensioenleergang te ondersteunen die opleidt tot geregistreerd bestuurder. Deze opleiding heeft het in zich om een begrip in pensioenland te worden. Tekst Peter de Weerd
Een sterk punt van de opleiding is volgens De Lange dat er veel partijen bij zijn betrokken: ‘Niemand heeft de wijsheid in pacht. Voor een kwalitatief hoogwaardige opleiding in de pensioensector heb je input nodig uit zo veel mogelijk verschillende bronnen. Zo levert MN kennis over de herziening van de Europese pensioenfondsenrichtlijn en traint psychologisch adviesbureau Akerendam de deelnemers op vaardigheden als onderhandelen. Daarnaast hebben we het internationaal vermaarde CFA Institute bereid gevonden om beleggingskennis op hoog niveau te onderwijzen.’ De Lange verwacht dat de leergang een belangrijke bijdrage zal leveren aan het verhogen van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur. En hij gelooft zelfs dat ze kan uitgroeien tot een begrip in pensioenland. Te meer omdat aan de opleiding een register wordt gekoppeld, zoals bij notarissen en accountants. Na succesvolle afronding van de opleiding en een antecedentenonderzoek kun je ‘registerpensioenbe-
OMNIQ1 ‘13
30
vaardigheden zoals onderhandelen en omgaan met conflicten. www.instituutpensioeneducatie.nl
stuurder’ worden. Wie in dit sectorbrede register staat, is getoetst op kennis, vaardigheden en integriteit. De Lange: ‘Dat kan voor pensioenfondsen heel handig zijn. Vooral als ze straks, na invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, externe bestuurders mogen benoemen. Van iemand die in het register staat, weten ze zeker dat het gaat om een deskundige, vaardige en integere persoon. Ook voor De Nederlandsche Bank is dat een zorg minder. Het is voor de toezichthouder nu lastig om bestuurders te toetsen op subjectieve maatstaven als gedrag en integriteit. Wij kunnen daar, na zo’n leergang, wél uitspraken over doen.’ ❘❚
31
OMNIQ1 ‘13
INTERVIEW
Binu George
Binu George
INTERVIEW
‘MILJARD AARDBEWONERS OP DREMPEL MONDIALE MIDDENKLASSE’ In veel opkomende landen zal een groot deel van de bevolking de komende jaren tot de middenklasse toetreden. Volgens Binu George van GMO staan er hierdoor grote economische, sociale en politieke veranderingen op til. ‘Producenten van consumentenproducten bieden een fenomenale kans voor beleggers.’ Tekst Peter de Weerd
Tekst André Vos Peter de Weerd
Binu George Foto’s: Ton Harland
OMNIQ1 ‘13
32
33
OMNIQ1 ‘13
INTERVIEW
Binu George
Binu George
INTERVIEW
Consumeren
E
‘Wie niet voor veel anderen hoeft te zorgen, besteedt zijn inkomen aan consumptie’
De oorzaken van deze verandering zijn dus puur economisch? ‘Nee, er is nog een tweede drijvende kracht: de demografische. Historisch gezien lag de afhankelijkheidsratio in de nu opkomende economieën altijd erg hoog. Voor elke werkende waren er veel mensen – bejaarden, kinderen, werklozen – die voor hun bestaanszekerheid van anderen afhankelijk waren. Die afhankelijkheidsratio is in de opkomende economieën de afgelopen jaren sterk gedaald, onder meer omdat het aantal kinderen per vrouw aan het afnemen is. We staan nu zelfs op een kruispunt in de geschiedenis. De komende jaren zal deze ratio in opkomende economieën lager liggen dan in de westerse wereld. Dat is altijd andersom geweest. Ook dit geeft een enorme boost aan de financiële mogelijkheden van de middenklasse; wie niet voor veel anderen hoeft te zorgen, besteedt zijn inkomen aan consumptie.’
merging economies. Wordt het niet tijd om over emerging societies te praten? ‘Dat is inderdaad een term die de lading beter dekt. De veranderingen die we nu zien in landen als China en India, en ook in bijvoorbeeld Thailand, Indonesië en de Filipijnen, gaan het economische domein ver te buiten. Ze hebben impact op het gehele functioneren van de samenleving: economisch, sociaal maar zeker ook politiek.’ Hoe zou je die veranderingen omschrijven? ‘Het ontstaan van een vitale middenklasse is in de ontwikkeling van landen altijd een belangrijk keerpunt geweest. Economisch gezien is daarvan sprake wanneer een groot deel van de bevolking genoeg inkomen heeft om in meer dan basale levensbehoeften te voorzien. Vaak ontstaat op dat moment ook een sociaal vangnet, zoals een pensioensysteem en ziekteregelingen. Als die zaken samenkomen, beginnen mensen verhoudingsgewijs minder te sparen en gaat een groter deel van hun inkomen naar discretionary spending: het naar eigen inzicht doen van niet strikt noodzakelijke uitgaven. Aan een auto, kleding, een mobiele telefoon, enzovoort.’
Een enorme kans voor het bedrijfsleven? ‘Als een groot deel van de bevolking de sweet spot bereikt, krijgen bedrijven die de consumentenmarkt bedienen plots de wind in de zeilen. Dat is geen geleidelijk proces. Eerder een dijkdoorbraak. Kijk bijvoorbeeld naar de autoverkopen in China. In 2000 lag het gemiddelde inkomen per hoofd van de beroepsbevolking voor het eerst boven de duizend dollar. In dat jaar werden één miljoen auto’s verkocht. Tien jaar later was het gemiddelde inkomen gestegen naar 4400 dollar. Wat denk je dat de Chinese autoverkopen in dat decennium deden? Gingen ze naar 4,4 miljoen? Nee, naar zeventien miljoen!’
En dat punt is nu bereikt? ‘Kijkend naar historische data is dat een veilige aanname. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de beroepsbevolking dient op een niveau te komen van tussen de drie- en tienduizend dollar, de zogenoemde sweet spot. Tot dat moment steken mensen hun toenemende welvaart in meer zekerheid: ze sparen. Vanaf dat moment begint de spaarratio echter te dalen. Dat zagen we eerder gebeuren in vele andere landen, in verschillende tijden en verschillende delen van de wereld, zoals bijvoorbeeld Australië, Japan, Zuid-Korea en Portugal. En wij verwachten dat het ook zal gebeuren in India en China en veel andere opkomende economieën. Op dit moment staan in China 300 miljoen mensen op de drempel van deze sweet spot, in India zelfs 450 miljoen. Kijkend naar alle opkomende economieën tezamen heb je het al snel over meer dan een miljard aardbewoners die tot de middenklasse gaan toetreden.’
OMNIQ1 ‘13
Dus als investeerder moet ik mijn geld steken in die lokale bedrijven die van de explosieve groei van de consumentenmarkt profiteren? ‘Ja en nee. Producenten van consumentenproducten bieden inderdaad een fenomenale kans voor beleggers. Waar de afgelopen decennia vooral grondstoffenproducenten en exportbedrijven hebben geprofiteerd van de opkomst van Azië, zou de bal nu wel eens aan de consumentenbedrijven kunnen liggen. Dat wil echter niet zeggen dat je ook per se moet investeren in bedrijven uit de opkomende eco-
34
nomieën zelf. Ook westerse ondernemingen kunnen van deze ontwikkeling profiteren. Vooral als zij kwalitatief een beter product kunnen bieden dan lokale leveranciers. Denk bijvoorbeeld aan een westerse supermarktketen die veel verder is met het garanderen van de voedselveiligheid van zijn producten. Juist de middenklasse is bereid voor dat soort zaken een premium te betalen. Of neem Unilever. Dat ziet een steeds belangrijker deel van zijn winst komen uit verkopen in onder meer China. Kortom, als investeerder gaat het erom te beleggen in de goede – ook niet te dure – bedrijven die in de juiste landen en de sectoren opereren. Waar dat bedrijf dan een beursnotering heeft, of waar precies het hoofdkantoor staat, is van veel minder belang.’
zen. Wanneer bijvoorbeeld olie teruggaat naar 200 dollar per vat, heeft de nieuwe middenklasse opeens geen geld meer om aan luxe goederen te besteden. Dan gaat de toegenomen welvaart alsnog op aan eerste levensbehoeften. Met alle gevolgen van dien…’ En voor een investeerder is er het valutarisico? ‘Bij het investeren in lokale spelers ligt ook dat risico uiteraard op de loer. Maar het kwartje zou wel eens de andere kant kunnen opvallen dan in het verleden. Wanneer voor opkomende economieën de export minder belangrijk wordt, hebben zij er baat bij hun munten te laten appreciëren. Onder meer omdat dit de binnenlandse bestedingen verder aanjaagt. Dat zal juist lokale investeringen nog profijtelijker maken.’
En de sociale en politieke impact op deze samenlevingen? ‘Een middenklasse heeft niet enkel wensen op economisch vlak. Het ligt in de lijn der verwachting dat ook op sociaal-politiek vlak de behoeften zullen toenemen. Kijk bijvoorbeeld naar de recente ophef rond de verkrachtingszaak van een studente in India. Het is een teken van de groeiende macht van de middenklasse dat daarvoor zoveel publieke en politieke aandacht voor was en is. In de Chinese steden zijn enorme problemen met smog. Ook dat zal de lokale bevolking op een gegeven moment niet meer pikken. Een spannende vraag voor de komende jaren gaat dan ook zijn of de politieke systemen van deze landen in staat zijn die veranderende wensen te accommoderen. In India zou dat geen probleem hoeven te zijn; dat land kent een lange democratische traditie. China is echter een vraagteken. Feitelijk is deze reus nog steeds een communistische eenpartijstaat. Wel heeft de Chinese politieke elite de afgelopen jaren bewezen af en toe te kunnen luisteren naar de behoeften van de samenleving. De komende decennia zal het regime moeten bewijzen dat democratie niet nodig is om de wil van het volk uit te voeren. Daar zit zeker een risico.’ En zijn er nog andere zaken die de opkomst van de middenklasse bedreigen? ‘Ja. Een heel duidelijk risico is stijgende grondstofprij-
35
Binu George is specialist opkomende markten bij vermogensbeheerder GMO. George is geboren en getogen in India. Hij woont en werkt in de Verenigde Staten.
OMNIQ1 ‘13
UIT DE KUNST
Triodos Cultuurfonds
Triodos Cultuurfonds
UIT DE KUNST
Eric Holterhues ‘Vergeet het verleden niet als je verder wilt naar een mooie toekomst’
Mix van maatschappelijk en financieel rendement Wat zien we? ‘Hedendaagse jurken die gemaakt zijn met de aloude techniek van het kantklossen. De foto is gemaakt in Museum de Kantfabriek in Horst. Een prima voorbeeld van wat we als bank belangrijk vinden: vergeet het verleden niet als je verder wilt naar een mooie toekomst. De techniek van het ‘kantklossen’ loopt het gevaar te verdwijnen. In Horst in Noord-Limburg zet een aantal enthousiaste mensen zich in om dit ambacht te behouden voor toekomstige generaties. Wij hebben de aankoop en verbouwing van een leegstaand pand gefinancierd, dat vervolgens is ingericht als kantmuseum. Daarmee wordt niet alleen een stuk verleden geconserveerd, maar de mensen achter het museum proberen ook het kantklossen nieuw leven in te blazen. Zo wordt het museum veel bezocht door studenten uit het kunstvakonderwijs. Zij komen hier in aanraking met deze oude techniek en gebruiken die weer in nieuwe creatieve vormen.’
Kunstkenners vertellen over hun ervaringen met het spanningsveld tussen de pure passie van de creatie en boude overlevingsdrang. Waar is de kunstwereld anders en waar raakt deze aan de wereld van vermogensbeheer en pensioenen? Deze week Eric Holterhues.
Foto: Michiel Wijnbergh
En de financiering van het pand is gedaan uit het Triodos Cultuurfonds? ‘Klopt. Het fonds maakt deel uit van Triodos Investment Management, dat is de tak van beleggingsfondsen van Triodos Bank. Het gaat om een beleggingsfonds waar je als particulier aandelen in kunt kopen. Het geld dat binnenkomt, gebruiken we om leningen te verstrekken aan culturele instellingen als theaters, musea en ateliers.’ Vanwaar een cultuurfonds? ‘Dat sluit aan bij de missie van Triodos Investment Management, die in lijn is met die van moederbedrijf
OMNIQ1 ‘13
36
Triodos Bank. We willen het geld van onze beleggers inzetten om positieve maatschappelijke, ecologische en culturele veranderingen te bewerkstelligen. Cultuur is een van de pijlers en daarmee heel belangrijk voor Triodos Investment Management.’ Wat zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een lening uit het fonds? ‘Het moet waarde toevoegen aan de samenleving én rendement creëren voor de belegger. Dat geldt voor alles wat Triodos Investment Management doet. In dit geval moet het gaan om projecten die bijdragen aan een gezond cultureel klimaat in Nederland. De investeringen moeten voor langere tijd hun nut bewijzen. En de projecten moeten voldoende cashflow genereren om rente en aflossing te betalen.’ Financieel rendement is meetbaar, maar maatschappelijk toegevoegde waarde wordt lastiger… ‘Toch rapporteren we daar wel over in het jaarverslag van Triodos Cultuurfonds. Met cijfers. Zo is daar te lezen dat we met onze investeringen culturele instellingen hebben gefinancierd waar afgelopen jaar 1,9 miljoen bezoekers op af kwamen. 2600 kunstenaars hebben door onze financieringen gebruik kunnen maken van betaalbare atelierruimte.’
Vanaf de start hebben we een net rendement gehaald van 3,35 procent.’ Hoe belangrijk is het fonds voor de cultuursector? ‘Vaak zijn meerdere bronnen van financiering nodig, zowel voor de exploitatie als voor het doen van investeringen. Naast andere financieringsbronnen zijn wij vaak het sluitstuk waardoor de investering uiteindelijk toch mogelijk wordt gemaakt.’ ❘❚
Curriculum Vitae Binnen Triodos Investment Management is Eric Holterhues eindverantwoordelijk voor de business line Arts and Culture, waar Triodos Cultuurfonds onder valt. Daarnaast is hij eindverantwoordelijk voor de SRI-fondsen (socially responsable investments), fondsen die investeren in beursgenoteerde ondernemingen die voldoen aan strikte duurzaamheidscriteria.
En hoe is het financieel rendement? ‘Ons uitgangspunt is dat duurzaamheid loont. We proberen een goed rendement te bieden voor die beleggers die in hun manier van investeren rekening willen houden met de bestemming van dat geld.
37
OMNIQ1 ‘13
ESSAY
Herman M. Kappelle
Herman M. Kappelle
VERSOBERING HEEFT AVERECHTS EFFECT Tekst Herman M. Kappelle
Verdere inperking van het Witteveenkader betekent dat de overheid haar kortetermijndoelstelling niet behaalt en op lange termijn een versmalling optreedt van de heffingsgrondslag. En dat is een schot in eigen voet.
P
ensioen is een arbeidsvoorwaarde. De inhoud van de pensioenregeling is het domein van de sociale partners. De overheid treedt faciliterend op door in de fiscale wetgeving pensioenopbouw tot op zekere hoogte fiscaal te stimuleren. Zo kan de overheid sturend optreden door gewenst gedrag te belonen en niet-gewenst gedrag te ontmoedigen. Vanaf 2007 stijgt de pensioenleeftijd. Dit kan niet los worden gezien van de fiscale maatregelen op het gebied van VUT- en prepensioenregelingen. In de periode 2000-2006 was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen steeds 61 jaar. In de periode 2007-2011 liep dit op tot ruim 63 jaar. Het aantal werknemers dat 65 jaar of ouder is op het moment van pensioeningang is de laatste vijf jaar verdubbeld. In 2006 was het nog 15%, vijf jaar later was het 30%. Daartegenover daalde het aantal werknemers dat voor zijn 60ste met pensioen ging in die periode van 28% naar 6%. Na 2007 zijn verdergaande maatregelen genomen of aangekondigd, die enerzijds de pensioenopbouw verder beperken en anderzijds de pensioeningangsdatum verder opschuiven. Naast het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing lijkt het kabinet hiermee ook nog andere doelen na te streven. Zoals het op orde brengen van de begroting en het stimuleren van de consumptie om de economie een impuls te geven. Hierdoor ontstaat een stapeling van maatregelen, die op de korte termijn waarschijnlijk niet het beoogde en op de lange termijn zelfs een averechts effect heeft. De overheid schiet hiermee in zijn eigen voet. Voorzichtigheid en langetermijnvisie zijn dan ook geboden.
OMNIQ1 ‘13
38
ESSAY
De basis, de omkeerregel De basis van de fiscale stimulans is de zogenoemde omkeerregel. Het begrip loon is in de wet zeer ruim omschreven. Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Tot het loon behoren ook aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen. Pensioenen zijn aanspraken en (dus) op basis van de hoofdregel in beginsel onderdeel van het loon en als zodanig belast. Als aanspraken op grond van de hoofdregel belast zijn geweest, is de logische consequentie dat de uitkeringen te zijner tijd onbelast zijn. De omkeerregel keert de hoofdregel echter om. Niet de aanspraak is belast, maar de te zijner tijd uit te keren pensioentermijnen zijn alle volledig belast. De belastingheffing op basis van de omkeerregel sluit aan bij het moment waarop het pensioen door de pensioengerechtigde als inkomen wordt ervaren. Om in aanmerking te komen voor de omkeerregel moet het pensioen blijven binnen de kaders die zijn opgenomen in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Door deze kaders aan te passen, kan de overheid sturend optreden.
De historie Tot 1999 kende Nederland een open norm. Een fiscaal maximaal pensioen was een pensioen dat niet uitging boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen mede in verband met diensttijd en genoten beloning redelijk moest worden geacht. Uitgangspunt hierbij was dat de maatschappelijk redelijke norm voor een ouderdomspensioen 70% van het laatste salaris bedroeg. De in 1999 ingevoerde Witteveen-wetgeving liet de open norm los. De maatschappelijke opvattingen speelden geen rol meer.
39
OMNIQ1 ‘13
ESSAY
Herman M. Kappelle
Herman M. Kappelle
Inkomstenderving
Uitholling
‘Vermindering van de aanspraken levert wellicht meer belastinginkomsten op de korte termijn op. Maar daartegenover staat een belastingderving op de lange termijn’
‘De afgelopen jaren is er niet of nauwelijks sprake van ruimte om toeslagen te financieren. Dat holt de aanspraken op basis van een middelloonregeling gedurende de opbouwperiode flink uit’
De fiscaal maximale pensioenopbouw bedraagt voortaan 2% van het laatste salaris per dienstjaar, ingaande op 60 jaar. Wie langer werkt dan 35 jaar, kan meer dan 70% van zijn laatste salaris opbouwen aan pensioen. De absolute grens is 100% van het laatste salaris. Deze verruiming van de fiscale ruimte voor de opbouw van pensioen is opvallend. Ten tijde van deze wetswijzigingen was reeds bekend dat de levensverwachting sterk zou toenemen. Om het stelsel houdbaar en betaalbaar te houden, zou een versobering van de opbouw en een verlenging van de opbouwperiode voor de hand liggen. Het tegendeel was echter het geval. Op 1 januari 2005 was het echter wel zover. De wetgever stelde de vroegste pensioeningangsdatum op 65 jaar en schafte de fiscale faciliteiten voor VUT- en prepensioenregelingen af. Wel bleef het opbouwpercentage ongewijzigd op maximaal 2% per dienstjaar voor een eindloonregeling.
Het heden In de afgelopen jaren barstte de discussie over de houdbaarheid van het pensioenstelsel pas goed los. De combinatie van stijgende levensverwachting, langdurig lage rente en onrust op de financiële markten zorgt voor druk op de op basis van het omslagstelsel gefinancierde AOW, de dekkingsgraden van de pensioenfondsen en het financieringstekort van de overheid. Inmiddels is wettelijk vastgelegd dat de AOW-ingangsleeftijd in 2024 op 67 jaar ligt en de pensioenrichtleeftijd in de tweede pijler al in 2104 naar 67 gaat. Daarnaast gaat het maximale opbouwpercentage in de tweede pijler per 1 januari 2014 omlaag naar 1,9% bij eindloonregelingen en 2,15% bij middelloonregelingen. Het kabinet kondigde in het regeerakkoord nog veel drastischer maatregelen aan. De AOW-leeftijd bereikt in 2022 al het niveau
OMNIQ1 ‘13
40
van 67 jaar. De pensioenopbouw in de tweede pijler kan nog maar op basis van maximaal 1,75% per dienstjaar voor een middelloonregeling, ingaande op 67 jaar. Het pensioengevende salaris is straks maximaal 100.000 euro. Dit betekent voor salarissen tot dit niveau een beperking van het pensioenniveau met ruim 20%. Het kabinet verdedigt deze maatregel met de stelling: ‘Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen redelijk is staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70% van het gemiddelde salaris’. Dit is mijns inziens te kort door de bocht. Sinds jaar en dag is het de maatschappelijke norm dat iedereen in staat moet zijn om een pensioen ter grootte van 70% van het laatste salaris op te bouwen. Daarom is het maximale opbouwpercentage voor een eindloonregeling lager dan voor een middelloonregeling. Op basis van 2% per dienstjaar kan een werknemer in 35 jaar 70% van het laatste salaris opbouwen. Een opbouw van 2,25% per dienstjaar levert na 35 jaar 78,75% van het gemiddelde salaris aan pensioen op. Bij een normale carrièreontwikkeling komt dit overeen met 70% van het laatste salaris. Cruciaal hierbij is dat een eindloonregeling impliciet rekening houdt met de inflatie. Salarisstijgingen leveren in een eindloonregeling ook hogere pensioenaanspraken over de verstreken diensttijd op. Bij een middelloonregeling leveren salarisstijgingen alleen hogere pensioenaanspraken op over de toekomstige diensttijd. De in het verleden opgebouwde aanspraken stijgen niet mee. Bij een geïndexeerde middelloonregelingen stijgen de opgebouwde aanspraken jaarlijks wel, maar dan op basis van de loon- of prijsindex. Daarvoor moeten dan echter bij de pensioenuitvoerder wel voldoende middelen zijn. De afgelopen jaren is er niet of nauwelijks sprake van ruimte om dergelijke toeslagen te financieren. Dat holt de aanspraken op basis van een middelloonregeling gedurende de
opbouwperiode flink uit. Iemand van 21 jaar, met een startsalaris van 23.000 euro dat jaarlijks met gemiddeld 2,5% stijgt, bouwt met 1,75% per dienstjaar een pensioen op ter grootte van 66% van zijn laatste salaris, mits de opgebouwde aanspraken jaarlijks stijgen met 2,5%. Indien hij gedurende de opbouwperiode geen toeslagen krijgt op zijn opgebouwde aanspraken, heeft hij op zijn 67ste echter een pensioen opgebouwd ter grootte van krap 50% van zijn laatste salaris. Ervan uitgaande dat de AOW-uitkering jaarlijks wél met 2,5% is verhoogd, maar zijn aanvullende pensioen niet.
De toekomst Welke consequenties hebben de voorgestelde maatregelen nu voor de toekomst? De beperking van het Witteveenkader kent een ingeboekte structurele opbrengst voor de overheid van ruim 1,4 miljard euro. Met deze maatregelen tracht het kabinet een aantal doelstellingen te bereiken. Aanpassing van het stelsel aan de stijgende levensverwachting is er een van. Maar daarnaast hoopt het kabinet dat de met de verlaging van de pensioenopbouw gepaard gaande mogelijke verlaging van de premies een positief effect op de economie hebben. De gedachte daarachter is dat als werkgevers of pensioenfondsen deze verlaging van de premies (gedeeltelijk) teruggeven aan de werknemers in de vorm van extra primair salaris, het besteedbaar inkomen stijgt. Als deze werknemers dit extra inkomen consumptief besteden, is dit goed voor de economie. Inmiddels is echter al duidelijk dat de pensioenfondsen niet van plan zijn om de premies te verlagen. Zij willen deze ruimte benutten om hun dekkingsgraden te verbeteren en niet voor premieverlaging. Op deze wijze creëren zij de ruimte voor mogelijke indexatie in de toekomst. De pensioenlasten voor de werkgevers dalen hierdoor echter niet. De schatkist ontvangt de ingeboekte besparingen
ESSAY
in de vennootschapbelasting dan ook niet. Als de verminderde opbouw niet leidt tot een hoger besteedbaar inkomen van de werknemers, levert dat ook niet de ingeboekte besparing in de loon- en inkomstenbelasting op. Plus het feit dat de gewenste stimulering van de economie uitblijft. Maar, zoals al is geconstateerd, daalt het pensioenniveau in de toekomst wel fors. En hiermee dus de heffingsgrondslag voor de toekomstige loon- en inkomstenbelasting. De omkeerregel werkt immers zo dat alleen de aanspraken die tijdens de opbouwperiode zijn vrijgesteld, tijdens de uitkeringsperiode belastbare periodieke uitkeringen opleveren. Vermindering van die aanspraken, levert dat dus – wellicht – meer belastinginkomsten op de korte termijn op. Maar daartegenover staat een belastingderving op de lange termijn. En juist in die periode is sprake van toenemende kosten van vergrijzing en zorg.
Conclusie Wat mij betreft dus een onverstandige maatregel. Beter is het om in ieder geval enige extra belastingopbrengst te creëren door het verschil in belasting- en premietarieven vóór en na de pensioendatum te elimineren. Dan kost de omkeerregel over de totale periode van opbouw en uitkering geen extra belasting geld. Natuurlijk erken ook ik dat langer doorwerken noodzakelijk is. Maar de nu al aangenomen wetgeving die voorziet in een pensioendatum van 67, met verlaagde opbouwpercentages speelt daar afdoende op in. Verdere versobering om de overheidsfinanciën op orde te brengen, is kortetermijnpolitiek en (dus) een schot in eigen voet. Niet doen dus! Herman Kappelle is bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en directeur AEGON Adfis.
41
OMNIQ1 ‘13
PENSIOENDROOM VISIE Turkije
Omni & cetera
Column
WAS IK EEN DEUX CHEVAUX TURKSE…
COLOFON
Omni & cetera
‘Ik zou wel wat vaker en wat langer als een god in Frankrijk willen leven. Bijvoorbeeld door in mijn bijna antieke Lelijke Eend over de Route Nationale 7 van Parijs richting de Côte d’Azur af te zakken. Ik zie het al helemaalOns voor me: over smalle landweggetjes pensioenstelsel wordt over de helerijden wereld geroemd. Maar kunnen wij ook iets leren van met het dakhet open, zodat deElk geur van lavendel jeeen tegebuitenland? kwartaal schrijft andere correspondent een column over actuele moetkomt. pensioenontwikkelingen In goed gezelschap en achterin een grote in zijn of haar land. picknickmand met baguettes, heerlijke kaasjes en andere Franse lekkernijen.’
Nog zeven jaar en zeven maanden, dan ben ik 50. Was ik een Turkse geweest, dan had ik op dat moment, in 2020, met pensioen gekund. Ik stel me voor hoe dat zou zijn. En wonderlijk genoeg vind ik het helemaal geen lekker rustig idee. Het geeft me eerder een opgejaagd gevoel. Nog maar krap acht jaar, en dan is mijn carrière voorbij! Acht jaar om dat boek af te maken, om me verder te specialiseren, om misschien nog iets anders te gaan doen na de journalistiek – het zou allemaal niet kunnen.
Fréderike Geerdink
Nederlandse journaliste in Turkije
Het pensioensysteem in Turkije is nogal aan verandering onderhevig. Die veranderingen leiden van tijd tot tijd tot demonstraties, en in het verleden zelfs tot rechtszaken tegen de staat. Maar de Turkse regering haalt haar schouders op over demonstraties en rechtszaken. Pensioenen en vooral de veranderingen in het systeem zijn er om de staatskas te spekken, en dat is dat. Het klinkt natuurlijk jong, op je vijftigste al met pensioen, maar voor Turkse begrippen is het eigenlijk laat. De generatie voor mij mocht er op de veertigste verjaardag al mee ophouden. Tenminste, de vrouwen. De mannen moesten door tot hun 45ste. Sindsdien is de pensioenleeftijd flink naar boven bijgesteld. Wie nu begint met werken, moet door tot zijn of haar 64ste. Dat zijn ongelooflijke stappen natuurlijk, zeker als je bedenkt dat er in Nederland eindeloos is onderhandeld over het aantal jaren waarover een kleine verhoging van de pensioenleeftijd moest worden uitgesmeerd.
Ik dacht altijd dat dat prima was, het opschroeven van de pensioenleeftijd. Welke staatskas kan het zich permitteren mensen al na twintig jaar een pensioen te geven? De gevolIrene Vermeer genICT van dat systeem zag je ook op straat en op de werkvloer. Deskeditor Zwijsen Foto: Lars van den Brink Stokoude mensen die nog altijd een extra inkomen bij elkaar moeten scharrelen omdat hun pensioen zo minimaal is, en mensen die na hun pensioen officieel niet meer werken maar er zwart bijverdienen om het hoofd boven water te houden.
OMNIQ1 OMNIQ1 ‘13 ‘13
242
Dus, dacht ik, hup, die pensioenleeftijd flink omhoog, en dan iedereen een pensioen waar je van kunt leven. De Turkse overheid heeft echter wel die eerste stap gemaakt, maar niet die tweede. Turken moeten nu dus veel langer werken, maar de hoogte van het pensioen blijft gelijk. Of eigenlijk daalt die zelfs. Vroeger werd je pensioen berekend op basis van je inkomen tijdens je hele carrière met de nadruk op de laatste vijf jaar, nu ligt de nadruk op de laatste drie jaar. Met als gevolg dat mensen nog altijd tot ver na hun pensioen door moeten werken. En natuurlijk vooral de mensen die het voor hun pensionering al niet breed hadden. Juist: zij die na jaren zwaar lichamelijk werk nou net rust zouden verdienen. Maar was ik een Turkse, dan kon ik mijzelf geruststellen. Ik heb geen fysiek zware baan, ik hou van mijn werk. Ik zou over zeven jaar en zeven maanden met pensioen gaan, maar dat pensioen zou nooit genoeg zijn om van te leven. Ik zou dus gewoon door kunnen werken! Een pak van mijn hart. ❘❚
Omni Magazine op de iPad! Omni is gratis te downloaden als app. Ga naar de App Store download het laatste nummer!
Colofon Nummer 1, maart 2013 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever Mn Services N.V., Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 30 Hoofdredactie MN: Hester IJgosse Eindredactie Castel Communicatie: Ruben Langenhuizen Redactie Joost Bijlsma, Hans-Maarten Dagelet, Bram van Els, Sander van Ginkel, Jacques van der Horst, Henk Jacobs, Patrick Janssen, Herman Kappelle, Anne-Marie Munnik, Annemiek Planting, Gerhard Sluiter, André de Vos, Peter de Weerd, Marjolein Zaal Vormgeving Castel Communicatie: Eldad Groenman Beeldredactie Castel Communicatie: Ron van Duuren, Ruben Langenhuizen Fotografie Lars van den Brink, Ton Harland, Jeroen Dietz (cover), Amaury Miller/Hollandse Hoogte, Mike Roelofs, Thinkstock, Michiel Wijnbergh, Bart Willemsen Infographic Theo Barten Gastcolumnist Fréderike Geerdink Gastcolumnisten en geïnterviewden verlenen doorgaans geheel belangeloos hun medewerking aan OMNI.
43
OMNIQ1 ‘13
‘Mensen reageren op krantenkoppen’ Jaap Janissen, voorzitter deelnemersraad PME Pagina 8