Omgaan met angst: een oplossingsgerichte training op maat van kinderen
Eindwerk aangeboden ter voltooiing van de opleiding Oplossingsgerichte cognitieve en systemische therapie Augustus 2014
Dr. MajaDobbelaere, Kinder- en jeugdpsychiater Mevr. Els Vanden Bergen, Bachelor in de orthopedagogie Mevr. Sharon Van Overstraeten, Kinder- en jeugdpsychologe 1
Inhoudstafel 1. INLEIDING 2. THEORIE
3.
4. 5. 6.
2.1. Angststoornissen 2.2. Oplossingsgericht werken DE GROEPSSESSIES EN OUDERGESPREKKEN 3.1. Korte uiteenzetting 3.2. Intakegesprek 3.3. Sessie 1: kennismaking 3.4. Oudergesprek 1: psycho-educatie 3.5. Sessie 2: wat is angst? 3.6. Oudergesprek 2: verdiepen in de individuele hulpvraag 3.7. Sessie 3: verdiepen in de individuele hulpvraag: wat wil je leren? 3.8. Sessie 4: hulpmiddelen 3.9. Sessie 5: resources 3.10. Sessie 6: succeservaringen 3.11. Evaluatiegesprek DANKWOORD BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN
2
1. INLEIDING De medewerkers van groepspraktijk Comma hebben reeds een aantal jaren ervaring in het geven van sociale vaardigheidstraining aan kinderen. Die ervaringen leren ons dat groepstrainingen bij sommige kinderen een boost voor hun sociaal en emotioneel welbevinden betekenden. Dit wordt ook ondersteund door Yalom (1971, 1981, 1985). Hij identificeerde een aantal factoren eigen aan groepstherapie die maken dat een groep meerwaarde biedt t.o.v. individuele therapie;; hij benoemde ze als de ‘genezende factoren van de groep’. Onder die factoren vallen o.a. het ontwikkelen van sociale vaardigheden, modelling (via nabootsend gedrag), interpersoonlijk leren, e.a. Korzybski gaat uit van de visie: “Als iets werkt, doe er meer van” (ref. 1). Vanuit de ervaringen opgedaan tijdens de sociale vaardigheidstraining wilden we dan ook opnieuw een training inrichten. Ditmaal voor kinderen die te kampen hebben met gevoelens van angst. Meer specifiek angst die het normaal functioneren belemmert. We gaan er vanuit dat gevoelens van angst deel uitmaken van het dagelijks leven. Die gevoelens hoeven daarom niet te verdwijnen. We richten onze aanpak wel op hoe er met de gevoelens wordt omgegaan. Als kinderen strategieën ontwikkelen die henzelf en/of de omgeving schade toebrengen, kunnen er via deze training alternatieven aangeboden worden. Tegelijkertijd gaan we er ook vanuit dat kinderen en hun omgeving ook over een aantal succesvolle strategieën beschikken en we willen deze in de kijker zetten. We besteden niet enkel aandacht aan hoe de kinderen omgaan met gevoelens van angst. Ook het systeem (bijvoorbeeld ouders, siblings, andere contextfiguren) wordt erbij betrokken, bijvoorbeeld in de vorm van oudergesprekken. Zij zijn onmisbare partners in het begeleiden en ondersteunen van de kinderen. In het theoretische luik staan we eerst stil bij de verschillende angststoornissen. Vervolgens geven we een korte uiteenzetting over het oplossingsgerichte model, toegepast op angst bij kinderen. In het praktische luik schrijven we de verschillende groepssessies uit. Ook de evaluatiegesprekken met de ouders worden in dit luik verder toegelicht. We benadrukken dat deze training slechts een leidraad is. Afhankelijk van de groepssamenstelling, grootte, inbreng van de kinderen wordt de training aangepast. Het beoogt een training op maat te zijn, geen strikt na te volgen protocol. Dit werk is bedoeld voor collega's psychotherapeuten geschoold in het oplossingsgericht denken.
3
2. THEORIE 2.1. Angststoornissen (ref. 2) Angststoornissen bij kinderen en jongeren ● Komt voor bij ongeveer tien procent van alle kinderen en adolescenten ● Kinderen proberen vaak zo goed als ze kunnen hun angst te verbergen of te camoufleren, waardoor kinderen met een angststoornis veel minder snel opgespoord en behandeld worden dan kinderen met agressief of druk gedrag. Welke soorten angststoornissen worden er onderscheiden: Scheidingsangst: het kind is overdreven bang om door ouders of andere personen met wie het een sterke band heeft alleen gelaten te worden. Specifieke fobie: extreme vrees voor een bepaald voorwerp of een bepaalde situatie die geen onmiddellijk gevaar inhoudt. Een kind kan bijvoorbeeld een fobie hebben voor bepaalde dieren, voor het donker, voor onweer enzovoort. Sociale angst eigen aan de kindertijd: wordt gekenmerkt door de uitgesproken en voortdurende vrees negatief beoordeeld te worden, in verlegenheid te komen of zich ongepast te gedragen. Kinderen die ermee af te rekenen hebben, vrezen als incompetent, zwak of dom aanzien te worden of kritiek te krijgen of verworpen te worden. Nog meer dan kinderen met een andere angststoornis lijden kinderen met sociale angst in stilte. Dwangstoornissen: de meest ernstige van alle angststoornissen. In tegenstelling tot geruststellende routine en gezonde kinderlijke rituelen belemmeren obsessies en dwanghandelingen het functioneren (gedrag, emotioneel welbevinden). De moeilijkheden die de ouders meestal verontrusten zijn diegene waardoor familiale en sociale relaties ernstig worden verstoord. Gewoonlijk vertonen deze kinderen geen problematisch gedrag buiten de huiskring maar ze kunnen zich wel tot tirannen ontpoppen tegenover hun naaste verwanten. Paniekaanvallen: onverwachte paniekaanvallen die niet verklaard kunnen worden op basis van een dreigend gevaar, een ziekte of een andere stoornis zoals een verslaving. In het dagelijkse leven komt het leed dat de paniekstoornis veroorzaakt niet zozeer van de paniekaanval zelf als wel van de voortdurende bezorgdheid en de overdreven waakzaamheid die eruit voortvloeien. De stoornis kan aanleiding geven tot agorafobie. Differentiaal diagnose met scheidingsangst is dan moeilijk.
4
Posttraumatische stresstoestand: komt voor als gevolg van een zwaar traumatische gebeurtenis of situatie. Gegeneraliseerde angststoornis: deze kinderen maken zich op een overdreven en onbeheersbare manier zorgen over vanalles en nog wat. Niet elk gevoel van angst waar kinderen mee te kampen krijgen is verontrustend. Volgende vragen kunnen ons helpen bij de beslissing of we een behandeling moeten voorstellen. 1. Ontwikkelt het kind zich door zijn angstgevoel niet zoals de meeste kinderen van dezelfde leeftijd? 2. Zijn de angsten die het kind vertoont leeftijd inadequaat? 3. Beïnvloedt zijn angstgevoel zijn gedrag in de mate dat de affectieve, sociale of schoolse ontwikkeling erdoor wordt vertraagd en dat ongeveer de hele familie erdoor wordt beïnvloed? Is het antwoord op deze vragen positief, dan is het wenselijk om tussen te komen. Alle doeltreffende tussenkomsten vereisen dat de ouders en de leerkrachten meewerken met het kind en het steunen, en dat gewoonlijk gedurende minstens enkele maanden. 2.2. Oplossingsgericht werken (ref. 1) 2.2.1. Algemeen Hieronder geven we een korte introductie in het oplossingsgericht werken. We verklaren daarbij vooral de begrippen die verder in dit werk aan bod zullen komen. Voor een volledige uiteenzetting van het oplossingsgerichte model verwijzen we naar de vele literatuur die ondertussen over dit therapeutisch model is verschenen. Uitgangspunten oplossingsgericht werken Het oplossingsgericht werken hanteert een aantal uitgangspunten die wij in dit werk hebben proberen te integreren. Deze visie gaat ervan uit dat mensen zelfhelende krachten hebben. Deze krachten zijn uniek voor elke persoon. Daarnaast hebben de oplossingen die mensen vinden voor hun probleem vaak niets te maken met de oorzaak. Gaan zoeken naar de oorzaak van een probleem heeft dus niet veel nut. Tot slot stelt dit model het hebben van keuzevrijheid centraal. Het is dan ook één van de taken van de therapeut om keuzes terug zichtbaar te maken.
5
Onderzoeken hebben uitgewezen dat het grootste deel van de therapeutische outcome bepaalt wordt door de therapeutische relatie. Veel van de aangeboden technieken en aanpak zijn erop gericht deze relatie te versterken. Vandaar dat we in het volgende stuk kort de flow chart toelichten. Deze kan dienen als leidraad en helpt ons om een goede samenwerkingsrelatie op te bouwen. Afhankelijk van de relatie waarin men zich bevindt, gaat men andere methodieken en vraagstellingen hanteren. Op deze manier vermijdt men het risico dat men te snel wil gaan en oplossingen formuleren in de plaats van de cliënt. Vaststellen relatieniveau en flow chart In eerste instantie zal de therapeut een onderscheid proberen te maken tussen mogelijke problemen en beperkingen. Problemen kunnen opgelost worden, terwijl beperkingen betekenen dat we er moeten mee leren leven. In tweede instantie gaat men na of er bij de cliënt sprake is van een hulpvraag. Indien dit niet zo is, spreekt men van een vrijblijvende relatie. Bij cliënten die zich in een vrijblijvende relatie bevinden gaan we vooral complimenteren. Zowel directe als indirecte complimenten op de wijze waarop de cliënt zich aandient. Vervolgens gaat men na of de cliënt een werkbaar doel voor ogen heeft. Cliënten zonder duidelijk omschreven doel presenteren klachten eerder vaag. In dit geval spreekt men van een zoekende relatie. Binnen deze relatie gaat men proberen een zo klein, realistisch mogelijk doel proberen te bereiken. Twee soorten strategieën kunnen hier worden aangereikt. In een eerste strategie is er een oriëntatie op het heden. Daarbij kunnen volgende vragen als hulpmiddel dienen: uitzonderingsvragen ( op zoek gaan naar alternatieven en variaties binnen het patroon van de problematische gewoonte)., wat wil je behouden? ( daarbij richten we de aandacht op wat goed gaat in het leven van de cliënt), schaalvragen, observatieopdrachten. In een tweede strategie is er een oriëntatie op de toekomst. De mirakelvraag kan hierbij helpen een zicht te krijgen op waar het gezin naar toe wil. De mirakelvraag = “Deze avond ga je slapen en in je slaap gebeurt er een mirakel. De problemen waarvoor je naar hier komt zijn voldoende opgelost zodat je niet meer verder hoeft te komen. Jij weet niet dat het mirakel gebeurd is. Aan wat zal je het morgen vroeg merken? Wat zal je doen als je wakker wordt? Aan wat zullen je huisgenoten het merken?”
6
Indien cliënten zich realiseren dat ze hun problemen zelf moeten aanpakken en nog niet beschikt over de kennis en vaardigheid om hulpbronnen bij zichzelf in te zetten, spreekt men van een consulterende relatie. Binnen deze relatie kan een aantal interventies aangeboden worden. Hierbij moeten de technieken gezien worden als hulpmiddelen die de cliënt gebruikt om te ervaren dat hij zelf in staat is zijn probleem op te lossen. Tot slot is er de expertrelatie. In deze relatie formuleert de cliënt een hulpvraag waarmee het gezin (of de cliënt) met de therapeut aan het werk kan. De cliënt is bereid zijn aandeel in het therapeutische proces op zich te nemen, stelt duidelijke en bereikbare doelen en beschikt over de resources en vaardigheden die hij nodig heeft om zijn gewoontes effectief te veranderen. In deze relatie gaat de cliënt na wat er beter loopt, op welke wijze de cliënt dit voor elkaar heeft gekregen, wat het hem over zijn mogelijkheden heeft geleerd en hoe hij nu verder wil gaan. Afbeelding flow chart
Houding van de therapeut: de niet – wetende houding Aangezien we ervan uit gaan dat de cliënt beschikt over zelfhelende capaciteiten en in staat is eigen, creatieve oplossingen te bedenken voor een problematische gewoonte, neemt de therapeut een respectvolle nietwetende houding aan. Dit houdt in dat de therapeut niet weet over welke oplossingsstrategieën de cliënt reeds beschikt en dan ook alles in het werk stelt om samen met de cliënt deze strategieën terug zichtbaar te maken.
7
2.2.2. Toepassing op het omgaan met angst bij kinderen Vanuit de visie van het oplossingsgericht werken gaat men er vanuit dat gevoelens van angst dienen als een soort signaal, een alarmsysteem van het lichaam om te waarschuwen voor gevaar. Vanuit deze herkadering van angst is het dan ook niet wenselijk de angst te laten verdwijnen, maar te beschouwen als een bondgenoot in de aanpak van dreigend gevaar. Kinderen ontwikkelen symptomen als antwoord op een bepaalde situatie, een context van betekenisvolle stimuli. Als coach/ begeleider van het kind gaan we samen op zoek naar wat het kind op een andere manier vooruit kan helpen in die situatie. Dit betekent dat we niet de angst gaan proberen te bestrijden. We gaan na wat er anders zou zijn in het leven van het kind als het kind geen hinder meer ondervindt van de angst. Wat zou het kind dan anders doen? We focussen ons daarop. Casusvoorbeeld: een meisje is zenuwachtig voor toetsen. We stellen haar de wondervraag om zo te komen bij wat zij anders zou doen indien zij minder zenuwachtig zou zijn voor een toets. Zij zou zich meer ontspannen voelen en tijdens de speeltijd spelen met de andere kinderen. Van daaruit werd actief geoefend met de tijdsinvulling tijdens de speeltijd. Het meisje heeft zelf kunnen ondervinden dat zij minder zenuwachtig is voor een toets wanneer zij in de speeltijd niet opzij blijft staan, maar wel samen speelt met haar vriendinnen. Na verloop van tijd heeft ze zich deze vaardigheid eigen gemaakt. Doorheen gans de training proberen we de uitgangspunten van het oplossingsgericht werken te vertalen naar het werken met gevoelens van angst bij kinderen. We zien kinderen als creatieve bedenkers van eigen oplossingen en trachten deze van in het begin aan te spreken en te versterken. We zien kinderen als creatieve bedenkers van eigen oplossingen en trachten deze van in het begin aan te spreken en te versterken. En daarvoor gebruiken we de appelboom als metafoor. De wortels zijn de steunfiguren waarop kinderen kunnen rekenen. De appels zijn de krachten, datgene waar de kinderen goed in zijn. De blaadjes zijn de reeds aanwezige hulpmiddelen om met angst om te gaan." Net als een boom zullen de kinderen leren om hun eigen talenten, krachten en steunfiguren te leren gebruiken en open te bloeien." Tijdens de sessies vinden we het heel belangrijk om ons te richten op de vaardigheden die aangeleerd kunnen worden. Gebruik te maken van de schalen, de context te betrekken en de kinderen te stimuleren om meer te doen van “wat reeds werkt”.
8
3. DE GROEPSSESSIES EN OUDERGESPREKKEN 3.1 Korte uiteenzetting van de groepssessie 1. Wat Groepstraining in het leren van vaardigheden om om te gaan met gevoelens van angst. 2. Voor wie Kinderen tussen 6 en 12 jaar uit het gewoon lager onderwijs met een gemiddelde begaafdheid. 3. Aantal Max. 6 kinderen 4. Aantal sessies Intakegesprek met ouders en kind, 6 groepssessies voor de kinderen, 2 oudergesprekken en een evaluatiegesprek met ouders en kind. 5. Duur groepssessie 2 uur.
9
3.2 Intakegesprek Zoals beschreven bij de behandelingsstrategie van angststoornissen, spelen het maken van contact en het vaststellen van het relatieniveau een belangrijke rol tijdens het intakegesprek (ref. 1). Op deze manier is het mogelijk om een goede therapeutische relatie op te bouwen met het kind en de ouders. Dit doen we door een luisterende, niet-wetende houding aannemen zodat de expertrol van het gezin tot uiting komt. We gaan ervan uit dat het kind en de ouders autopoïetische en zelfhelende capaciteiten hebben (ref.4). Vertrekkende van het verhaal van de ouders, richten we ons op de sterktes, de uitzonderingen en complimenteren we het gezin. Vaak zitten angstige kinderen en hun ouders vast en neemt de angst hen zodanig in beslag, dat zij geen uitweg meer zien. De wondervraag biedt perspectief en zal het gezin helpen om tot een duidelijke vraagstelling te komen (ref. 1). We stellen deze vraag zowel aan het kind als aan de ouders, en bekijken op welke manier ze tot een gezamenlijke hulpvraag kunnen komen. Het doel moet goed afgebakend zijn voor het kind, want kinderen zetten zich meer in als de ‘winst’ voor hen duidelijk is. Belangrijke opmerking: de wondervraag wordt aangepast qua vraagstelling en woordkeuze aan de problematiek en het ontwikkelingsniveau van het kind. Binnen de metafoor van de boom stelt de bovenste trede van de ladder het gemeenschappelijke doel voor. Het kan ook zijn dat het kind en de ouders verschillende doelstellingen hebben. Binnen de metafoor worden dan eventueel meerdere ladders gemaakt. Via de schaalvragen en uitzonderingsvragen (ref.1) gaan we na welke stappen het gezin al heeft ondernomen in de richting van dit doel. Deze vragen nemen in het intakegesprek een belangrijke rol in omdat ze de ouders en kinderen nuances laten zien. Niet alles gaat slecht of goed, is zwart of wit. De schaalvragen helpen ons aan de gezinnen duidelijk te maken dat er al verandering is, verandering in de richting van het doel. Indien nodig kan dit proces over meerdere gesprekken gespreid worden.
10
3.3 Sessie 1: Kennismaking 1. Praktische uitleg over de training en onszelf voorstellen ● De kinderen komen 6 keer samen in groep. 2. Beveiligen van de groep door het maken van afspraken Wat er gezegd wordt in de groep, blijft in de groep. ● Je kan alleen maar goede vragen stellen. ● We dragen zorg voor het materiaal en voor elkaar. ● De kinderen mogen ook zelf aangeven of er nog groepsafspraken zijn die zij belangrijk vinden om rekening mee te houden. ●
3. Kennismakingsoefening “Samen dingen doen met kinderen die je nog niet goed of zelfs helemaal niet kent, is best spannend. Daarom zullen we een oefening doen zodat jullie elkaar wat beter leren kennen." Oefening: Elkaar interviewen per 2 en ieder stelt de ander voor aan de groep. 4. Inhoudelijke uitleg over de training ● Nagaan of de kinderen weten waarom ze naar de groep komen aan de hand van een rondvraag ● Uitleg wat we gaan doen aan de hand van de metafoor van de boom ● Voorbeeld tonen van een boom: zie bijlage 1 “ We zitten hier allemaal samen omdat we gaan leren hoe we beter kunnen omgaan met moeilijke momenten in de klas of thuis. Sommige van jullie zijn bang als jullie een toets hebben, anderen hebben het moeilijk als ze voor de klas iets moeten zeggen. De wortels zijn onze helpers (= steunfiguren) zoals mama en papa. Jullie mogen allemaal een boomfiguur tekenen in de boom. Dat kan een diertje zijn (of iets anders)dat jullie zal helpen en aanmoedigen om je best te doen. Tot slot zien jullie ook de ladder. De ladder kennen jullie al van het gesprek met jullie mama en papa. Maar we herhalen hem nog eens. Stel dat er een wonder gebeurt en jullie beter hebben leren omgaan met de angst, wat doen jullie dan in de plaats? Dat mogen jullie bovenaan de ladder schrijven. Elke keer dat we samen zijn, kijken we naar die ladder en mogen jullie aangeven of jullie vinden dat jullie wat dichter bij datgene staan wat jullie graag willen. 11
De bedoeling is dat jullie net als wij zo ’n boom zullen maken. Op het einde vieren we dan feest omdat jullie net als de boom beter tegen de wind kunnen en nemen jullie de boom mee naar huis.” 5. De boom De kinderen mogen zelf hun boom tekenen of schilderen. We starten met de appels in de boom. De appels staan voor onze krachten en talenten. 6. Relaxatieoefening Er wordt uitleg gegeven over het nut van relaxatie. Aan de kinderen wordt een ademhalingsoefening aangeleerd. OPDRACHT VOOR VOLGENDE KEER: De boom wordt thuis verder aangevuld met appels. Tijdens het verder verloop van de training geven de therapeuten ook appels aan de kinderen als ze een bepaalde kracht of talent opmerken bij 1 van de kinderen.
12
3.4. Oudergesprek 1: psycho- educatie 1. Rondvraag (oplossingsgerichte vraagstellingen in de richting van het gewenste doel) ● Hebben de ouders veranderingen opgemerkt bij hun zoon of dochter? ● Wat doe je als ouder die deze vooruitgang heeft helpen ondersteunen? ● Waaraan merken jullie dat bij elkaar? ● Schaalvraag: elke ouder bepaalt waar zijn kind staat (als vervolg op de schaalvraag tijdens het intakegesprek). ● Wat zou de eerstvolgende stap kunnen zijn? 2. Informatie rond angststoornissen. ● Wanneer spreekt men van een angststoornis? Welke soorten zijn er? (zie 2.1 Angststoornissen) ● We beschouwen angst als iets dat normaal is. De wijze waarop we ermee omgaan kan ons functioneren beïnvloeden. ● Bij kinderangsten houden we rekening met drie vragen (ref. 3): Behoort de angst tot de normale ontwikkelingsfase? Hou ik voldoende rekening met het temperament en dus ook met de kwetsbaarheid van mijn kind? Zorg ik voor mezelf als ouder? Maak ik een onderscheid tussen mijn eigen angsten en die van mijn kind? ● Als ouder staan we stil bij hoe we zelf reageren op gevoelens van angst. Wat hielp in welke omstandigheden? ● We proberen de symptomen te onderbouwen aan de hand van ontstaansmechanismen van angst (ref. 1). We gaan na of angst ook nuttig kan zijn. Angst is een symptoom, Symptomen hebben vaak ook een positieve functie. Meestal hebben kinderen en hun ouders daar geen oog voor. Als de therapeut hen erop wijst, verrast het hen nogal eens dat hun probleemgedrag teruggaat op een keuze die onder de gegeven omstandigheden misschien zo gek nog niet was, 3. Tips in het omgaan met angsten bij je kind (ref. 3): ● Luister, erken en neem het gevoel van het kind (= angst) serieus. Angst op zich mag. Ga samen op zoek naar een aanvaardbaar gedrag binnen het gezin om met die angst om te gaan. ● Herstel het gevoel van veiligheid: zo snel mogelijk de grens tussen waarheid en fantasie herstellen. Vaak lopen die voor een bang kind in elkaar over. ● Praat: neem de kinderangsten ernstig. Wuif ze niet weg. Dit betekent niet dat alles opgelost is na één gesprek; vaak hebben de kinderen nog hun gevoel van angst maar uiteindelijk moet het kind zelf een manier vinden om de angst tot redelijke afmetingen te herleiden. 13
●
●
● ●
Praat niet met je kind op een moment dat het in paniek is. Als je kind in paniek is: hou je kind vast en spreek het kordaat en rustig toe. Moedig verbetering aan: motiveren en geven van aanmoediging. Het kind zelf laten bepalen welke stappen het wil zetten, in welke volgorde en op welke manier. Als ouder kun je alle gezette stappen complimenteren. Dit kan verbaal (bijvoorbeeld goed gedaan), nonverbaal (bijvoorbeeld een pluim geven, een dikke duim tekening). Maak de signalen van angst doorzichtig: door info te geven aan je kind over hoe angst werkt, werkt dit minder beangstigend, bijvoorbeeld bij hyperventilatie is het belangrijk dat uitleg gegeven wordt hoe dit lichamelijk in zijn werk gaat. Zoek iets dat een symbool is voor je zorg: een voortdurende aanwezige ouder kan niet, maar het helpt om bijvoorbeeld een trui van mama op het bed te leggen. Vergeet als ouder niet voor jezelf te zorgen: als je zelf bang bent, ga dit niet ontkennen tegenover je kind. Kinderen voelen dit heel sterk aan. Geruststelling zal dan bij hen minder resultaat hebben. Zoek dan eventueel een volwassene die dit kan overnemen.
4. Metafoor BOOM uitleggen. 5. Relaxatie oefening Er wordt een relaxatie oefening ter ondersteuning van het omgaan met de angstgevoelens van hun kind. Zie bijlage 2
14
3.5 Sessie 2: Wat is angst? 1. Overlopen van de huiswerkopdracht We vragen vrijblijvend aan de kinderen om hun afgewerkte boom te tonen in groep. Dit wordt samen besproken en er wordt ruimte gemaakt voor eventuele vragen. 2. Psycho-educatie over angst voor kinderen. ● De 4 gevoelens Aan de hand van een interactieve oefening wordt er kennis gemaakt met de vier basisgevoelens. In elke hoek van de kamer wordt een tekening gelegd die een basisgevoel weergeeft. Er worden situaties voorgelezen. Elk kind gaat na welk gevoel deze situatie bij hem oproept en gaat in deze hoek staan. ● Pol de muis is bang (ref. 5) Tijdens het verhaal worden er enkele pauzes ingelast met concrete vragen over wat er zojuist is verteld dit om zeker te zijn dat de kinderen het verhaal kunnen volgen. Hierdoor kunnen we ook eventuele onduidelijkheden uit de weghelpen. Pol de muis is vaak bang en we gaan samen met de kinderen op zoek naar hoe hij daarmee omgaat. ● Werkblaadje angst: zie bijlage 6 ● We houden een kringgesprek met de kinderen. Daarbij bevragen we of de angst ook nuttig kan zijn. 3. Evaluatie 4. Relaxatie oefening Zie bijlage 2 OPDRACHT VOOR VOLGENDE KEER: De kinderen nemen een interview af bij 3 volwassenen of kinderen. zie bijlage 4
15
3.6 Oudergesprek 2: verdiepen in de individuele hulpvraag (ref. 6) De individuele hulpvraag werd bepaald in het intakegesprek. Ook de reeds gezette stappen kwamen aan bod. Nu gaan we op zoek naar de volgende stappen. Wat is er nodig om dichter bij het doel te komen? Welke tussenstappen zijn nodig? 1. Achtergrond informatie: kader van waaruit we vertrekken Kids’ skills is een speelse, praktische benadering om kinderen vaardigheden aan te leren om emotionele uitdagingen en gedragsproblemen te helpen overwinnen met steun van hun gezin, leerkrachten, vrienden en andere mensen die hun dierbaar zijn. Jullie kinderen kampen elk met een eigen angstproblematiek. In de volgende sessie zullen we met hen stilstaan bij de vaardigheid die zij nodig hebben om hun angst te overwinnen en hoe ze die kunnen aanleren. We gaan samen met de ouders op zoek naar de vaardigheden die nodig zijn om een stapje dichter bij het doel te komen. We doen aan de ouders het voorstel om elke avond vijf minuten de tijd te nemen om samen met hun kind terug te kijken op de afgelopen dag. Het zou goed zijn er dan eens op te letten of er momenten zijn geweest of het kind al een stukje van die vaardigheid heeft laten zien. Misschien zou je dan de volgende vragen kunnen stellen aan je kind: - Hoe heb je dat gedaan - Wie heeft je daarbij geholpen Misschien kunnen jullie als ouders, vanuit deze observatieopdracht, bedenken op welke manier je je kind het beste kan aansporen en helpen bij het verwerven van de vaardigheid. De ouders zouden hiervan dan ook de vertaling kunnen maken naar de school, waar de leerkracht en de klasgenootjes van hun kind kunnen fungeren als supporters voor het kind. 2. Bepalen van het doel Er wordt gebrainstormd met de ouders die bezorgd zijn om hun kind over welke specifieke vaardigheden het moet aanleren om zijn probleem te overwinnen of gelukkiger te zijn. Indien ouders en kind tijdens de intakefase tot een gemeenschappelijk doel waren gekomen, kunnen deze vaardigheden tijdens de volgende groepssessie aan het kind worden aangereikt. 3. Supporteren We bespreken vervolgens met de ouders hoe zij supporters kunnen zijn voor hun kind. Op welke manier kunnen zij hen best aanmoedigen? Aanbrengen dat de kinderen een invulblad zullen meekrijgen naar huis waarop plaats is voor de supporters om te noteren waarom zij geloven dat het kind de vaardigheid zal kunnen aanleren. Dit zal het zelfvertrouwen van het kind versterken. 16
Ter afronding wordt aan de ouders verteld dat er in de 6e sessie een feestje zal zijn met de kinderen als ze de vaardigheid eenmaal hebben geleerd. Zij zijn vrij om thuis nadien nog een extra feestje te organiseren voor het kind. De kinderen zullen ook een bedankje knutselen voor hun supporters.
17
3.7 Sessie 3: Omhoog op de ladder (ref. 6) 1. Overlopen van de huiswerkopdracht. 2. Invullen van de ladder: welke stappen zijn nodig om het doel te bereiken? De kinderen knippen de ladder uit en kleven die op hun boom. Op basis van wat besproken werd met de ouders worden de verschillende treden ingevuld. Nadien worden de verschillende trappen aan de groep getoond en kan elk kind aangeven op welke trede hij zich nu bevindt. We bevragen ook hoe ze daar gekomen zijn. Op deze manier brengen we hen in contact met hun resources en oplossingen. “Vandaag gaan we samen eens kijken wat voor nieuws we zouden kunnen leren om beter met angst om te gaan. We gaan dat in verschillende stapjes doen. Misschien is het moeilijk om zelf te bedenken wat jij zou willen leren. Waar wil jij beter in worden? Ik zal jullie enkele voorbeelden geven.” Voorbeelden met betrekking tot het probleem 'angst': - in de buurt van een hond zijn - het overwinnen van paniek - dapper zijn - moedig zijn - zelfzeker spreken voor een groep Deze lijst is zeker niet exhaustief. Het kan echter wel dienen om de kinderen te helpen een vaardigheid te bedenken die bij hun 'angst' past. Er wordt met het kind nagegaan welke specifieke vaardigheden aangeleerd worden. De therapeut kan daarbij suggesties doen. We brengen hierbij ook de vaardigheden die tijdens het gesprek met de ouders naar voor zijn gekomen ter sprake. Samen met het kind wordt de ladder verder aangevuld. Elke trede symboliseert een reeds verworven of een aan te leren vaardigheid. “Wie kan jou daarbij helpen? Kijk eens naar je appelboom. De helpers heb je genoteerd in de wortels van de boom. Misschien wil je er nog helpers bijschrijven? Dat mag. Aan mama en papa hebben we gevraagd om aan jouw meester of juf te vragen of die ook jouw helper wil zijn. Ook je klasgenootjes kunnen voor je supporteren.” 3. De wortels of steunfiguren We vragen de kinderen wie hun supporters kunnen zijn. Normaal gezien staan die vermeld in de wortels van hun appelboom. Het kind kan deze eventueel nog aanvullen. We vertellen aan de kinderen dat met hun ouders 18
is afgesproken dat zij ook de leerkracht op de hoogte zullen brengen en vragen om, samen met de klasgenootjes, te supporteren voor het kind. Supporters zijn belangrijk om het kind te steunen. 4. Relaxatie oefening zie bijlage 2 OPDRACHT VOOR VOLGENDE KEER: De kinderen werken de wortels van de boom verder af.
19
3.8 Sessie 4: Hulpmiddelen 1. Huiswerkopdracht overlopen 2. Eigen hulpmiddelen “Misschien gebruiken jullie zelf al een manier om dichter bij je doel te komen. Wie wil zijn hulpmiddel graag delen met de groep?” 3. Voorbeeld hulpmiddelen “Je kan op verschillende manieren met je angst omgaan. We zullen samen enkele manieren bekijken en oefenen. Zo kan je voor jezelf uitmaken welke manier bij jou het best past.” ● GEDRAG - GEDACHTE - GEVOEL: we proberen aan de kinderen aan te tonen dat er een verband is tussen onze gedachten, gevoelens en gedrag. Bijlage 5 ● Onderscheid PRIMA EN PRUT gedachten: hoe je denkt over een gebeurtenis, heeft een invloed op hoe je je voelt. Bepaalde gedachten doen je beter voelen en helpen je (prima gedachten), andere gedachten helpen je niet en doen je slechter voelen (prut gedachten).Teken nu je eigen situatie en bedenkt hierbij een prima gedachte. Bijlage 7 ● Afleiding zoeken: -5, 4, 3, 2, 1 (ref. 1) - Beschrijf wat je ziet = beschrijf heel precies wat je ziet. Denk daarbij aan kleuren, afmetingen, vormen, geuren, structuur enz. - Denkpuzzels bijvoorbeeld vanaf 123 terugtellen, de namen van familieleden van achteren naar voren spellen, … - Boeiende bezigheden bijvoorbeeld televisie kijken, muziekinstrument bespelen, naar de radio of een CD luisteren. 4. Evaluatie 5. Relaxatie oefening Bijlage 2 6. Voorbereiding feestje Tijdens de laatste sessie wordt er feest gevierd. OPDRACHT VOOR VOLGENDE KEER: We vragen aan de kinderen om de hulpmiddelen thuis te oefenen. De hulpmiddelen die werken worden in de blaadjes genoteerd. 20
3.9 Sessie 5: Resources 1. Overlopen van de hulpmiddelen/blaadjes 2. Bepalen boomfiguur Je vraagt het kind een eigen boomfiguur te kiezen als zijn denkbeeldig hulpje bijvoorbeeld een eekhoorn, fee of kabouter. 3. Eigen resources (ref 1 en 6) Het is van belang om het zelfvertrouwen van het kind te vergroten. We kunnen starten met te kijken welke goede eigenschappen (resources) van zichzelf het kind op zijn appelboom heeft geschreven. Daarnaast kunnen de kinderen aan hun supporters vragen wat zij weten, hebben gehoord of gezien dat hen overtuigt dat het de vaardigheid kan leren. Laat de kinderen elkaar vertellen hoe ze zich precies zullen gedragen als het de vaardigheid onder de knie heeft. Het demonstreren van de vaardigheid in een rollenspel zorgt ervoor dat er wederzijds begrip is van wat de vaardigheid eigenlijk inhoudt. Het draagt ook ideeën aan over hoe het kind die tot uitvoer kan brengen. Welke hulpmiddelen kunnen je helpen om de vaardigheid tot een goed einde te brengen? Kijk eens wat je op de blaadjes van je boom hebt geschreven. Je vraagt het kind te vertellen hoe het wil dat anderen hem/haar aan zijn/haar vaardigheid helpen herinneren als het die een keer vergeet. bijvoorbeeld supporters kunnen het kind een vooraf afgesproken woord influisteren. Het tijdelijk ‘vergeten’ van een nieuwe vaardigheid is een normaal fenomeen en hoeft niet te worden gezien als een terugval zoals bij het aanleren van een nieuwe gewoonte. 4. Relaxatieoefening zie bijlage 2 OPDRACHT VOOR DE VOLGENDE KEER: Er wordt een invulblad meegegeven met de kinderen met daarop de vaardigheid en plaats voor de supporters om te noteren waarom zij geloven dat het de vaardigheid zal kunnen aanleren. Wanneer een kind de therapeut kiest als supporter, kan die ook iets op het invulblad schrijven. De kinderen uit de groep kunnen ook een supporter zijn voor elkaar. Zie bijlage 3
21
3.10 Sessie 6: Succeservaringen opdoen (ref. 6) 1. Kringgesprek: Succeservaringen uitwisselen. We overlopen de opdracht/invulblad. Moedig de kinderen aan om elkaar te complimenteren (aan de hand van het geven van pluimen, stickers, enzovoort) voor de stappen die gezet werden. Als dat van toepassing is, geef je het kind de kans zijn vaardigheid aan een ander kind door te geven. ‘De beste manier om iets te leren is het aan iemand anders te leren’. Het vergroot ook het zelfvertrouwen. Als de kinderen de vaardigheid onder de knie hebben, wordt dit op de vooraf bedachte manier gevierd. Knutsel met de kinderen een bedankje voor de supporters. 2. Bepalen evolutie Er wordt nagegaan waar de kinderen zich op hun eigen ladder bevinden. Opnieuw wordt bevraagd hoe dit hen gelukt is. Wie of wat heeft hen daarbij geholpen. 3. Bedanken supporters De kinderen knutselen een bedankje voor de supporters en bereiden het feest voor. 4. Feestje en afscheid.
22
3.11 Evaluatie met ouders en kind 1. We starten opnieuw met het stellen van oplossingsgerichte vragen: (oplossingsgerichte vraagstellingen in de richting van het gewenste doel) ● Hebben de ouders veranderingen opgemerkt bij hun zoon of dochter? ● Wat heb je als ouder gedaan dat heeft bijgedragen tot die positieve evolutie? ● Waaraan merken jullie dat bij elkaar? ● Schaalvraag: elke ouder bepaalt waar hun kind nu staat (als vervolg op de schaalvraag tijdens het intakegesprek en oudersessie 1 en 2). 2. We overlopen het verloop van de training. Bij de terugkoppeling leggen we de nadruk op de sterktes en kwaliteiten van het kind. We gaan daarbij eventuele bezorgdheden niet uit de weg. 3. We gaan na of verdere opvolging nodig is. We bevragen de ouders en het kind of ze voldoende vertrouwen hebben in de verdere evolutie. (Eventueel aan de hand van een schaalvraag).
23
4. DANKWOORD Onze oprechte dank voor de ondersteuning vanuit het Korzybski team: Dr. Luc Isebaert Dr. Myriam Le Fevere de Ten Hove De Heer Geert Lefevere Onze bijzondere dank aan Mevr. Joke Loones, kinderpsychologe verbonden aan groepspraktijk Comma te Brugge voor haar deskundige inbreng en samenwerking. Ook willen wij onze familie en vrienden bedanken voor de warme interesse en feedback. Tot slot willen wij ook Dhr. Hoste Lander danken voor het taalkundig nalezen van dit eindwerk.
24
5. BIBLIOGRAFIE Ref. 1 Isebaert L. 2007. Praktijkboek oplossingsgerichte cognitieve therapie. Utrecht. De Tijdstroom. Ref. 2 Dumas J. 2008. Het angstige kind. Angstverschijnselen bij kinderen en jongeren begrijpen en aanpakken. Tielt. Lannoo. Ref. 3 Adriaenssens P. 1997. Mijn kind is bang - en ik ook, opvoeden tot weerbaarheid. Tielt. Lannoo. Ref. 4 Le Fevere de Ten Hove M. 2000. Korte therapie. Handleiding bij het ‘Brugse model’ voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Garant. Ref. 5 Uleners G. 2007. Pol de muis is bang en dat is heel gewoon. Numansdorp. Veldboeket Lektuur Uitgeverij. Ref. 6 Furman B. 2010. Kids’ skills in actie! Oplossingsgericht werken in de praktijk. Huizen. Uitgeverij Pica.
25
6. BIJLAGEN Bijlage 1: Boom
26
Bijlage 2: Ontspanningsoefening: metafoor boom We gaan een oefening doen die ons kan helpen te ontspannen. Je kan ervoor kiezen deze oefening met je ogen open of dicht te doen of wisselend. ● Je kan gaan zitten zoals het voor jou aangenaam en comfortabel voelt, en ik ga vragen om je aandacht op je adem te richten. Je kunt je adem zijn eigen ritme laten vinden. Je hoeft niet anders te doen dan je adem zijn eigen rustige ritme te laten vinden, en misschien terwijl je adem langzamerhand zijn eigen rustige ritme vindt, zal dit rustige ritme van je eigen ademhaling wat trager worden…, of mogelijk juist wat minder traag - dat maakt niet uit... ● En misschien, terwijl je rustig adem -haalt volgens je eigen ritme kun je je een grote, stevige boom voorstellen ... Misschien zit je of lig je onderaan de boom, gesteund door de kracht van zijn stam en, terwijl je regelmatig ademt, kun je je voorstellen hoe het voelt om daar te zitten. Misschien voel je een briesje van de wind of misschien ook niet, misschien voel je de warmte van de zon, misschien ook niet, het is om het even. Misschien voel je de energie van de boom, de energie van zijn wortels die je voeden ..., van zijn stam die je opnieuw moed geeft .... Bij elke inademing stroom je vol met deze energie. Elke ademhaling helpt je om daar te zijn, net zoals de boom daar is, zo groot en sterk. ● En zoals een nieuw blad dat groeit aan de boom voel je hoe die boom je kracht geeft en doet groeien ... ● En terwijl je rustig in- en uitademt kun je elk nieuw blad dat aan de boom groeit bewonderen ... Alles wat je voelt en denkt is goed laat het toe ... ● je kan nog even zitten of liggen bij de boom die je beschermt. Voel en hoor hoe deze boom volop leeft, nu, zoals jij volop leeft, nu, met meer kracht en moed ... voor jezelf en de mensen rond je die jou nodig hebben als een sterke, stevige boom die van hen houdt, hen leidt en beschermt ... ● En het kan zijn dat je zo nu en dan in de loop van de dag aandacht schenkt aan de bomen die je op je weg tegenkomt en dat je dan opnieuw die kracht, moed en steun voelt ... ● ...en terwijl je rustig adem haalt mag je op je eigen manier en in je eigen tempo je ogen weer openen.
27
Bijlage 3: Supporters in actie
Invulblad: SUPPORTERS IN ACTIE ! Dit ben ik: Deze vaardigheid wil ik leren: Dit zijn mijn supporters: Mijn supporters geloven dat het mij zal lukken omdat:
Als ik even ‘vergeten’ ben wat ik moet doen, kunnen jullie me hieraan herinneren met het woord:
28
Bijlage 4: De reporter van de gevoelens
De reporter van de gevoelens Interview 3 kinderen of volwassenen uit je omgeving. Stel ze de volgende vragen: INTERVIEW 1 Wie is de persoon die je interviewt? ………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe vaak voel je je bang? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Waarvan krijg jij een bang gevoel? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat doe jij als je een bang gevoel krijgt? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat helpt jou om je minder bang te voelen? ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
29
Bijlage 5: Opdracht Gedrag - gedachten - gevoel Denk aan een recente situatie of gebeurtenis waarin je je angstig voelde: Wat is er gebeurd? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat heb je gedaan? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat heb je gedacht? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat veranderde aan je lichaam? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat heb je gevoeld? ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
Wat kan je anders denken? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat kan je anders doen? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Wat kan je anders voelen lichaam? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe zou je je anders kunnen voelen? ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
30
Bijlage 6: Als ik bang ben Mensen merken vaak bepaalde veranderingen bij zichzelf op als ze ongerust, gestrest, angstig of bang zijn. Omcirkel de veranderingen die je bij jezelf opmerkt als je bang of gestrest bent. Rood hoofd / heb het warm Droge mond / brok in de keel Vlinders in je buik Klamme handen Trillende benen Licht in mijn hoofd Hoofdpijn Wazig zien Trillende stem Hart klopt sneller Moeizaam ademhalen Moet naar de wc Heel alert: beter horen, beter zien Lieve mama of papa
Merk je nog meer veranderingen op? - ... - ... Welke signalen vallen je het meest op? - ... - ...
31
Bijlage 7: Prima en prut gedachten Opdracht: bedenk bij elke gebeurtenis een helpende (prima)gedachte en geef het gevoel erbij: 1. Je moet een spreekbeurt geven in klas. Gedachte………………………………………………………… Gevoel……………………………………………………………. 2. Je krijgt een (moeilijke) toets terug in klas. Gedachte………………………………………………………… Gevoel……………………………………………………………… 3. Juf duidt je aan en je weet het antwoord niet op een vraag. Gedachte…………………………………………………………. Gevoel…………………………………………………………….. 4. Je begrijpt de eerste vraag op een toets niet. Gedachte……………………………………………………….. Gevoel…………………………………………………………….. 5. Juf geeft een ander kind een complimentje (“dat heb je goed gedaan!”). Gedachte……………………………………………………… Gevoel…………………………………………………………. 6. Je weet niet waar je moet noteren in je schrift. Gedachte……………………………………………………… Gevoel………………………………………………………… 7. Je vergat om je agenda te laten tekenen. Gedachte…………………………………………………….. Gevoel…………………………………………………………. 8. Je hebt mindere punten op een toets. Gedachte……………………………………………………. Gevoel………………………………………………………..
32