Eigen omgeving Leerboek Drents landschap September/Oktober 2011
Klas:
Naam:
Inhoud De lessen
Les 1 Verkennen omgeving
3
Les 2 Verkennen omgeving
5
Les 3 Esdorpenlandschap
7
Les 4 Balloërveld
11
Les 5 Sporen in het landschap van oudere beschavingen
13
Les 6 Ontstaan Drents landschap
14
Les 7 Wat is er te zien in het landschap?
16
Les 8 Wat is er te zien in het landschap?
18
Les 9 Extra les: stroomdalen
21
Les 10 en 11 excursie en de toets
23
Ruimte voor aantekeningen
24
2
Les 1
Verkennen omgeving
Legenda Op een kaart kun je veel makkelijker iets opzoeken dan op een luchtfoto. Dat komt omdat op een kaart allerlei woorden, tekens en kleuren staan. Die tekens en kleuren noemen we kaartsymbolen. De betekenis van de kaartsymbolen wordt uitgelegd in de legenda. In de atlas vind je helemaal op de eerste bladzijden de algemene legenda. In de algemene legenda worden de kaartsymbolen uitgelegd die op heel veel kaarten in de atlas te vinden zijn. Naast de algemene legenda voorin, heeft iedere kaart nog een eigen legenda. Hierin staan de symbolen verklaard, die specifiek bij die kaart horen. Als je een kaartsymbool wilt weten, zoek je eerst in de legenda bij de kaart. Als het daar niet bij staat, kijk je in de algemene legenda. Maak nu opdracht 1.1.
Opdracht 1.1 Maak voor de hiernaast getoonde kaart van de omgeving van de school een legenda. Kijk naar wat je allemaal op de kaart ziet en zet vervolgens de symbolen met beschrijving in je legenda. Gebruik eventueel de Bosatlas voor hulp.
Legenda
3
1.2 Hoe zoek je iets op in de atlas? Theorie Je kunt op verschillende manieren iets opzoeken in de atlas. Voor in de atlas staat de Inhoud. Op volgorde van de atlas (bladzijden) staan alle kaarten en figuren vermeld. De atlas is onderverdeeld in verschillende gebieden. Van kleine schaal (eigen regio) naar grote schaal (aarde). Ieder gebied wordt in een bepaalde kleur weergegeven. Alle kaarten van dat bepaalde gebied hebben die kleur aan de zijkant van de bladzijde. Op de achterste bladzijde van de atlas, het achterschutblad, staat per gebied aangegeven of er een overzichtskaart van beschikbaar is. Iedere overzichtskaart uit de atlas staat door middel van een rechthoek aangegeven. In de rechthoek staat het kaartnummer vermeld en de naam van het betreffende gebied. Maak nu opdracht 1.2 en 1.3
Opdracht 1.2 a) Lees op bladzijde 3 “werken met de Grote Bosatlas”. b) Op welke blz. vind je de kaart van noord Nederland ……………………………….. c) Op welke bladzijde vind je het aantal ijsdagen in Nederland? ……………………….. a. Hoeveel dagen ijs heeft de school ongeveer?................................. d) Op welke bladzijde vind je het besteedbaar inkomen voor Nederland……………. a. Hoeveel besteedbaar inkomen is er in de gemeente haren?................ b. Hoeveel is dat boven landelijke gemiddelde? ………………………… e) Op welke bladzijde vind je de werkloosheid in Nederland?.............. a. Hoeveel werkloosheid is er in het bovenste gebied van Drenthe?.................. f)
Gebruik het schutblad in de kaft voorin en 1e bladzijde. a. Van welke landen in Afrika bestaan aparte kaarten en welke nummers hebben deze kaarten? _________________________________________ b. Staat er een aparte kaart van Noorwegen in de atlas?____________
Opdracht 1.3 Je hebt bij de vorige opdracht geleerd hoe je moet zoeken naar informatie in de Bosatlas. Hieronder staan nog enkele zoekopdrachten. Je moet nu zelf bedenken waar je gaat zoeken. a) Vergelijke het aantal allochtonen tussen Haren en Groningen. Wat is het percentage en wat is het verschil?………………………………………………………………………………………………… b) Welke grondsoorten kun je allemaal vinden in de provincie Drenthe?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. c) Hoe hoog is het percentage bejaarden in de gemeente Haren?
……………………………………………………………………………………………………………. 4
Les 2
Verkennen omgeving
Ruimtelijke structuurschets Soms kan een kaart teveel informatie bevatten. Daarom kun je er soms voor kiezen om alleen de belangrijkste dingen van een bepaald gebied af te beelden. Zoiets noemen we een ruimtelijke structuurschets. Het geeft een impressie van hoe een gebied erbij ligt. Een dergelijke schets geeft alleen zaken aan zoals belangrijke wegen, kanalen, bergen, steden en omliggende landen/grenzen. Hieronder zie je een voorbeeld van een ruimtelijke structuurschets van Frankrijk. Maak nu opdracht 2.1
Opdracht 2.1 Maak op de volgende pagina van de provincie Groningen of Drenthe een ruimtelijke structuurschets waarin te zien is hoe de provincie er ongeveer uitziet (dus niet precies). Door welke gebieden de provincie begrensd wordt. De belangrijkste plaatsen (inclusief naam), belangrijkste wateren (inclusief naam) en enkele belangrijke wegen.
5
Uitwerking ruimtelijke structuurschets
6
Les 3
Het esdorpenlandschap
Afbeelding 1 (terpdorp)
Afbeelding 2 (Kanaaldorp)
Afbeelding 3 (wegdorp)
3.1
Elk gebied zijn eigen dorp
Veel gebieden in Nederland kennen hun eigen soorten dorpen. Zo hebben de gebieden in het noorden van Friesland en Groningen terpdorpen (afbeelding 1). Deze dorpen waren gebouwd op een heuvel zodat wanneer de zee het land op kwam, de mensen konden schuilen op de terp (heuvel). Vaak zie je op zo’n Terp de kerk bovenop staan en daaromheen de huizen. In gebieden in het oosten van Groningen waar vroeger veen werd afgegraven kom je veel kanaaldorpen tegen (afbeelding 2). Als je kijkt naar de afbeelding van het kanaaldorp dan is snel duidelijk waarom een kanaaldorp zo genoemd wordt. Langs het kanaal werden immers de huizen gebouwd en dit kanaal was zeer belangrijk voor de inwoners van dit dorp. Via het kanaal kon namelijk het afgegraven veen naar de handelsmarkt in bijvoorbeeld Groningen worden gebracht. Op veel andere plekken kom je wegdorpen tegen (afbeelding 3). Deze wegdorpen zijn vaak makkelijk te herkennen aan een erg langgerekt dorp langs een weg dwars door het dorp. Als laatste kom je in het noorden, op veel zandgronden zoals in Drenthe, van oorsprong veel Esdorpen tegen (afbeelding 4). Over dit type dorp zullen we het later meer hebben. Maak nu opdracht 3.1
Afbeelding 4 (esdorp)
7
Opdracht 3.1 Kijk goed naar de afbeeldingen van de 4 dorpstypen die je veel in het noorden van het land tegenkomt. Schrijf hieronder op welke kenmerken je allemaal ziet op de afbeelding van het type dorp. Zet er ook bij waarom die kenmerken zo belangrijk waren voor deze dorpen. Terpdorp ………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Kanaaldorp ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Wegdorp……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Esdorp……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. 3.2
Esdorp
Een typisch kenmerk van het Drents landschap is het esdorp. Alle esdorpen hebben een aantal duidelijke overeenkomsten. een es. De es was de gemeenschappelijke (voor iedereen in het dorp) akker. Vaak ligt deze wat hoger dan het dorp. Die hoge ligging is deels ontstaan door de wijze van bemesting van de essen, en deels doordat de locaties van zichzelf al hoger lagen. een brink. Oorspronkelijk lag zo'n brink aan de rand van het dorp waar de koeien en schapen 's avonds en 's ochtends bijeenkwamen. Op die brink plantte men eiken of populieren om te gebruiken als bouwmaterialen. Door de groei van de dorpen kwam die brink later vaak in het centrum van het dorp te liggen. Bovendien vonden op de brink wel markten plaats, waardoor het een centrale functie kreeg. een beek. In de randen langs de beek, oftewel de beekdalen, werd over het algemeen het hooi geteeld om als wintervoer voor het vee te dienen. Langs de beek liggen weilanden en hooilanden de weilanden werden gemeenschappelijk beweid door koeien. De nattere hooilanden werden eens per jaar gemaaid. het veld (ook wel heide) Op het veld werden de schapen van het dorp gehoed door de dorpsherder. Diverse namen wijzen nog op de relatie tussen dorp en veld zoals ook in het Baloerveld. Het laatste kenmerk is dat de boerderijen bij elkaar staan in het dorp.
Opdracht 3.2
Maak opdracht 3.2
8 Bron: encyclopedie van Drenthe/esdorpen
Opdracht 3.2 Teken op basis van de informatie in dit boekje en de uitleg van de docent een esdorp met daarin alle voorkomende kenmerken genoemd bij 3.2. Belangrijk is dat je de Es, Brink, Beek en het Veld op de juiste plaatsen tekent. Teken zelf ook een legenda.
Ruimte voor uitwerking esdorp
9
3.3
Afbeelding 5
Opdracht 3.3 Lees de tekst bij 3.3 en geef dan antwoord op de onderstaande vragen.
Boerderijen
De vorm van de boerderijen weerspiegelde de veranderingen in het landbouwsysteem. Bestond een boerderij in de 15e en 16e eeuw nog uit één gebouw (hallenhuis), waarin zowel de woonals de bedrijfsfunctie was, rond 1650 veranderde het type. Het nieuwe 'overgangstype' had een aanbouw waarin zowel de schapen werden gestald als een deel van het hooi werd geborgen. Dit type was het gevolg van toegenomen hooioogst, intensivering van de akkerbouw en geleidelijke toename van het aantal schapen. Er kwam extra ruimte voor graanberging. In beide voorgaande typen was de schuuringang, de baander, aan de achterzijde van de boerderij; het woongedeelte bevond zich in de voorzijde. Om de inrit naar de schuur te vergemakkelijken, was de baander naar de straatzijde gericht. In de 18e eeuw kwam er een nieuw type, de Nieuw-Drentse boerderij. Nieuw was dat de achterbaander vervangen werd door de zijbaander (afbeelding 5) waardoor ook de oriëntatie op de weg veranderde. De gebouwen kwamen dwars op de weg te liggen. Het voordeel was dat men, indien gewenst, de boerderij naar achteren kon verlengen zonder al te grote technische problemen Maak opdrachten bij 3.3 Bron: encyclopedie van Drenthe
a) Leg in je eigen woorden uit wat een baander is?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. b) Waarom kwamen boerderijen in de 18e eeuw anders langs de weg te staan?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. c) Waar zou je het type nieuwe Drentse boerderij aan kunnen herkennen?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 3.4 d) Je hebt nu wat geleerd over het Esdorp omschrijf nu in het kort waar je een esdorp aan kan herkennen.
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. 10
Les 4 4.1
Het Balloërveld (maandag 10 oktober)
Het Balloërveld
Het Balloërveld is een heideveld boven het dorp Rolde. Het dankt zijn naam aan het nabijgelegen dorpje Balloo. Het heideveld ligt op een hooggelegen plateau tussen de dalen (riviertjes) van het Looner diep en het Rolderdiep. Op het Balloërveld vind je vooral heide en grassoorten. Tussen de begroeiing zijn enkele Veenmeertjes, Dennenbossen en zandverstuivingen te vinden. Op het veld zijn nog veel sporen te vinden van oudere beschavingen zoals karrensporen, grafheuvels en een galgheuvel. Ook kan men op het terrein loopgraven en een tankgracht vinden dit is omdat het gebied tot zeer kort van het ministerie van defensie is geweest.
Opdracht 4.1 Zoek eens op in de atlas a) Pak voor je de kaart van noord Nederland. Ongeveer 1cm ten oosten van assen ligt een stuk heide (gebruik legenda). Dat stuk heide is het Balloërveld. Welke vijf plaatsen liggen rondom het Balloërveld? ……………………………………………………………......... 4.2 Schapen en een herder …………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 4.2.1 b) Onthoudt goed dat het Balloërveld iets ten Bijzonder aan het veld is een kudde schapen oosten ligt van Assen en blader vervolgens en een herder. Het veld wordt namelijk niet naar de kaart waar het Reliëf op staat gemaaid maar begraasd door een kudde van aangegeven. Hoe hoog ligt het Balloërveld 400 Drentse heideschapen. Op deze manier ongeveer? probeert het landschap weer in natuurlijke …………………………………………………………………… staat te herstellen. Er zitten namelijk enkele c) Blader vervolgens door naar de kaart waar verschillen tussen het laten grazen van de grondsoorten op staan aangegeven. schapen en het maaien met een Welke grondsoort is er te vinden bij het maaimachine. Een maaimachine maait Balloërveld? simpel gezegd alles kort. Schapen echter zijn …………………………………………………………………… selectief. Dit wil zeggen ze eten alleen bepaalde soorten gras en dit kan ook nog Opdracht 4.2.1 afhankelijk zijn van het jaargetijde. Dit a) Waarom kiest men ervoor om schapen te betekent dat sommige soorten planten meer laten grazen op de heide en niet een tijd krijgen om te groeien en sommige grasmaaier te huren? soorten meteen worden opgegeten. De ……………………………………………………………......... schapen eten niet alleen van het gras maar …………………………………………………………………… zorgen daarnaast ook voor een constante …………………………………………………………………… bemesting van het gebied. De ……………………………………………………………......... voedingsstoffen die schapen uitscheiden …………………………………………………………………… komen namelijk op het gras te liggen en spoelen dan door bijvoorbeeld regen weer 11 voor langzaam de grond in als voedingsstof nieuwe plantjes.
Vervolg Opdracht 4.2.1 b) wat bedoelt men met schapen zijn selectief?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. c) Wat gebeurt er met de voedingstoffen die schapen achterlaten?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 4.2.2
4.2.2 In heel Nederland zijn nog ongeveer 30 herders te vinden die dagelijks met de schapen op pad gaan om te grazen. Herders in Nederland hebben het echter zeer moeilijk ze zijn vaak grotendeels afhankelijk van subsidies van de overheid om gebieden te begrazen. Gelukkig voor deze herders zijn gemeenten steeds vaker op zoek naar manieren om geld te besparen. Zo zijn er al enkele gemeenten in Nederland die in plaats van een grasmaaier een kudde schapen inhuren om bepaalde stukken binnen de gemeente te ‘maaien’. Zie je het al voor je een kudde schapen die het gras rond het Maartenscollege komen ‘maaien’?
a) Waarom zouden herders het in Nederland zeer moeilijk hebben? ……………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. b) Vind je het goed dat gemeenten subsidies (geld) geven aan herders om te blijven bestaan? Denk erom beargumenteer! ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. c) Vind je het een goed idee om het terrein rond de school voortaan te laten maaien door een kudde schapen en hun herder? Denk erom beargumenteer!
…………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………….… ……………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………….… …………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………..
12
Les 5
Sporen in het landschap van oudere beschavingen
Opdracht 5.1 Tijdens deze les krijg je een korte onderzoek/presentatie opdracht. Omdat je zelf maar een deel van de informatie gaat opzoeken moet je van de overige presentaties aantekeningen maken. Op deze pagina heb je ruimte voor aantekeningen en er staan een aantal begrippen gegeven waarvan je moet weten wat die betekenen. Begrippen Klokbekercultuur ………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………….…………… Celtic fields…………………………………………………………………………..……………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………..……………….………… Karrensporen……………….……………………………………………………………………..…………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………………….…………… Galgheuvel…………………………………………………………………………………………….…………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………….…………… Ruimte voor aantekeningen
…………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………
13
Les 6
Ontstaan Drentse landschap 6.1
Saale ijstijd
6.1.1 Keileem De Saale ijstijd (Saalien) was de één na laatste ijstijd en is erg belangrijk geweest voor het hedendaagse Drenthe. Tijdens deze ijstijd werd Nederland voor de helft bedekt met ijs (gletsjer). In deze tijd werden zogenaamde morenen afgezet. Morenen zijn door gletsjers afgezet sediment. In noord Nederland is vooral het zogenaamde Keileem afgezet. Dit keileem is een soort mengsel van klei, zand en stenen dat zeer sterk is samengedrukt door het gewicht van het ijs dat er bovenop ligt (afbeelding links).Het mengsel dat keileem heet wordt van andere plekken meegenomen door het ijs en later achtergelaten op de bodem.
Opdracht 6.1.1 a) Leg uit wat is morenen?
Keileem speelt ook nu nog een zeer grote rol voor het water in het gebied. Omdat het Keileem zo is samengedrukt door het ijs is het erg ondoorlatend. Hierdoor is het grondwaterpeil in het noorden van het land relatief hoog, wat erg bijzonder is op zandgrond.
……………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………….…… b) Leg uit wat is sediment?
……………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………….…… c) Waaruit bestaat Keileem?
……………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………….…… d) Waardoor is het mengsel waaruit keileem bestaat aan elkaar blijven plakken?
……………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………….…… e) Wat is het verband tussen Keileem en het hoge grondwater in Drenthe?
……………………………………………………………………………………………………………………… ….………………………………………………………………………………………………………………… 14
6.1.2 Reliëf Doordat het ijs zich over het landschap bewoog duwde het op sommige plekken ondergrond omhoog en dat zijn nu nog bestaande heuvels. Ook zijn er door de stroomrichting van het ijs heuvels ontstaan. Een goed voorbeeld daarvan is de Hondsrug en die loopt van Groningen tot Emmen en heeft een lengte van 70 km (afbeelding rechts). De hondsrug is waarschijnlijk zo ontstaan door een stroom ijs die zich tussen twee gletsjers door heeft geperst en hier keileem heeft achtergelaten. Op meer plekken in Drenthe zijn op deze wijze heuvels ontstaan. 6.1.3 In het zuiden van Drenthe zijn zelf zogenaamde stuwwallen ontstaan (afbeelding ontstaan stuwwal). Deze stuwwallen ontstaan doordat het zware landijs zich langzaam voordrukt door het landschap. Hierdoor drukt het allerlei grond voor zich uit en ontstaan er heuvels. Op deze manier is bijvoorbeeld de Veluwe grotendeels ontstaan. Ook in Drenthe zijn op sommige plaatsen kleinere stuwwallen ontstaan.
Afbeelding ontstaan stuwwal.
Opdracht 6.1.2 en 6.1.3 a) Welke plaatsen liggen er allemaal op de hondsrug? ...................................................... …………………………………………………………………… ……………………………………………………………………. ……………………………………………………………………. ……………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… b) Leg in je eigen woorden uit wat een stuwwal is ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. c) Leg in je eigen woorden uit hoe een stuwwal ontstaat ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………… 15
Les 7 7.1
Wat is er te zien in het landschap?
Zand
7.1.1 De vorige les hebben we het gehad over hoe het Drents landschap ontstaan is. Wanneer wij binnenkort zullen wandelen door het landschap zul je echter zien en voelen dat overal zand te vinden is. Wanneer wij kijken naar de grondsoortenkaart in de Bosatlas dan zal je zien dat Drenthe vooral bestaat uit zandgronden en veengronden. Deze les bespreken we vooral de zandgronden en hoe deze daar zijn gekomen. 7.1.2 In Nederland zijn veel zandgronden te vinden. In Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Drenthe vinden we vooral zandgronden terug op de oppervlakte. Dat zand noemen we dekzand en is vaak enkele meters dik. Het heeft zich tijdens de laatste ijstijd (holoceen) afgezet op het landschap door middel van wind. Tijdens de laatste ijstijd was Nederland namelijk een poolwoestijn met eerst weinig en later geen begroeiing. Zand wordt nu vastgehouden door deze begroeiing maar omdat deze in de laatste ijstijd niet aanwezig was kon het zand zich over grote afstanden verplaatsen meegevoerd door de wind. Pas toen de temperatuur weer ging stijgen en meer planten in het gebied konden terugkeren werd het zand weer vastgehouden door de planten.
Opdracht 7.1 a) Zet een stip op het kaartje waar de school ongeveer staat. b) Kleur op het kaartje van Nederland in waar je allemaal zandgronden kan vinden. (Gebruik eventueel de Bosatlas)
c) Hoe zag Nederland eruit tijdens de laatste ijstijd? ……………………………………………………….. ……………………………………………………….. d) Waardoor kon het zand zich verplaatsen denk aan wind, begroeiing, landschap.
……………………………………………………….. ……………………………………………………….. ……………………………………………………….. ……………………………………………………….. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ……………………………………………………….. ……………………………………………………….. 16
e) Op de onderstaande tekeningen zie je een versimpelde weergave van een landschap met daarop bomen en/of struiken. Zet achter elk van de onderstaande tekeningen van het landschap op de wind het zand moeilijk, redelijk of makkelijk kan verplaatsen. Zet erbij waarom!
Opdracht 7.2 a) Wat is een dobbe? ……………………………………………. …………………………………………… b) De onderstaande gebeurtenissen gaan over het ontstaan van een dobbe. Zet ze in de juiste volgorde. Einde ijstijd/ ijs smelt Zand wordt afgezet over Nederland Op één plek blaas de wind meer zand weg. 1 Nederland is poolwoestijn Temperatuur stijgt Er ontstaat een grote kuil Waterpeil stijgt Dobbe vol water c) Waar werden of worden dobbes nog lang voor gebruikt? ……………………………………………….. ……………………………………………….. ……………………………………………….
7.2
Dobbes of vennen
In Drenthe en zeker op het Balloërveld vind veel zogenaamde dobbes terug. Deze dobbes zien er uit als plassen of vennen in het landschap. Deze dobbes kunnen op twee manieren ontstaan zijn. 1) dit zijn oude Pingo ruines waar we over zullen leren in de volgende les. 2) deze zijn ontstaan door wind. Zoals bij 7.1 beschreven was Drenthe tijdens de laatste ijstijd een poolwoestijn met weinig tot geen begroeiing er daarom werd er zand afgezet over het gebied. Deze zelfde wind die zorgde dat het zand werd afgezet zorgde er ook voor dat op bepaalde plaatsen in het landschap zand van het landschap werd weg geblazen. Gebeurde dit nu veel op dezelfde plek dan ontstond daar een kuil in het landschap. Toen na de ijstijd het grondwater weer ging stijgen door het smelten van het ijs kwamen deze kuilen vol water te staan en ontstond daar een dobbe. Deze dobbes die door wind zijn uitgeblazen zijn vaak wel minder diep als die van een Pingo ruïne. Veel van deze dobbes zijn in de vele eeuwen daarna nog veel gebruikt door bijvoorbeeld herders met hun kuddes. Ze lieten hier hun schapen drinken en werden hier gewassen. Rond veel dobbes is dit vaak ook nog te zien door een minder 17 steile rand waar de schapen het water in konden lopen.
Les 8
Wat is er te zien in het landschap? 8.1
Pingo ruïne
8.1.1 Een pingo ruïne dankt zijn naam aan de Eskimo’s. Pingo is namelijk Eskimotaal voor ‘heuvel die groeit’. De Pingo’s in Nederland zijn ondertussen allemaal geen heuvels meer maar dobbes zoals in de vorige les geleerd. Het bijzondere aan een Pingo heuvel is namelijk dat deze verschillende fasen doorloopt van heuvel tot dobbe tot soms gewoon land. 8.1.2 Pingo’s zijn er allerlei soorten en maten sommige waren wel 70 meter hoog waar anderen niet verder kwamen dan 3 meter. Ze kunnen wel 600 meter breed zijn en zijn allemaal ontstaan in zeer koude gebieden waar het grondwater onder druk staat. Belangrijk voor het ontstaan van een Pingo is ook een constant bevroren ondergrond genaamd ‘permafrost’. Aan de hand van de hiernaast getoonde afbeelding zal bij 8.2 worden uitgelegd hoe een pingo ontstaat en vergaat.
8.2
Ontstaan en vergaan van een Pingo A. onder de permafrost (oranje) staat het grondwater onder druk en duwt zichzelf door de permafrost en drukt daar tijdens het bevriezen van het water de grond omhoog( groen). B. Doordat het grondwater bevriest maar wel in contact blijft met de permafrost (ook bevroren) blijft de pingo steeds een beetje meer water ontvangen wat vervolgens weer bevriest waardoor de heuvel weer een beetje hoger wordt. C. Wanneer de temperatuur hoger wordt, zoals bij ons gebeurde na de laatste ijstijd, zal de permafrost langzaam verdwijnen en brokkelt de grond die eerder bijeenwerd gehouden omdat het bevroren was langzaam af. Hierdoor ontstaan er breuken in de Pingo. D. Op den duur zal de gehele pingo zijn afgebroken en blijft er slechts een Ruïne van de pingo over. Aanvankelijk blijft er water staan in de Pingo (dobbe) maar vaak zal hier op den duur veen in komen en blijft alleen de rand van ruïne zichtbaar in het landschap.
18
Opdracht 8.1 a) Hoe komt een Pingo aan zijn naam?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. b) Wat is permafrost?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. c) Hoe kwam deze permafrost in Nederland?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 8.2 Zet hieronder de verschillende stappen van het ontstaan van een Pingo en het vergaan tot en Pingo Ruïne. Zet voor de stap het juiste nummer (1 t/m 10) de eerste is al gegeven. 1 Grondwater staat onder druk onder de permafrost 8.3 Veenvorming Pingo begint af te brokkelen Pingo verdwijnt er is enkel nog een ruïne Temperatuur stijgt Grondwater druk zichzelf door de permafrost en drukt de grond omhoog Permafrost verdwijnt langzaam aanvriezen water uit permafrost IJs in pingo smelt Pingo blijft groeien Na verloop van tijd ontstaat er veen in de ruïne
Veel van de eerdere dobbes zullen gaan verlanden. Dit betekent het water zal langzaam weer veranderen in land, dit komt door veen. Veen zijn eigenlijk de resten planten die omdat ze onderwater zitten afgesloten zijn van zuurstof. Hierdoor wordt het veen niet of slecht afgebroken. Veel van de dobbes zullen door dit proces op den duur verdwijnen. Veen is in de 18e en 19e eeuw door de mens veel afgegraven omdat het zeer goed materiaal is om de kachel mee op te stoken. Het veen was één van de redenen voor het ontstaan van de kanaaldorpen (les 3) In de afbeelding is te zien hoe dit ongeveer in zijn werk gaat. Op het bovenste plaatje zie je een plas met aan de zijkant wat rieten waterplanten. Deze zullen op den duur afsterven en in het water terecht komen. Omdat er geen zuurstof bij het dode plantenmateriaal kan komen zal het slecht heel slecht afbreken en zal veen ontstaan. Opdracht Langzaam8.3 maar zeker zal de hele plas bestaan uit veen. Echter als de plas dieper is19zal het proces van verlanden langer duren
a) Leg eens in je eigen woorden uit hoe veen ontstaat.
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. b) Waarom is veen veel afgegraven door mensen?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. c) Wat heeft veen met het ontstaan van kanaaldorpen te maken (les 3)?
……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. d) Teken achtereenvolgens het verlanden van de plas hieronder in de tekeningen. Dit is dus het proces van een natte pingo ruïne tot de ruïne vol veen (lees 8.3). Hiertoe zijn drie stappen die je moet tekenen. A. Plas waar aan de zijkant riet gaat groeien B. Riet groeit steeds meer naar het midden van de plas en het gebied achter het riet ontstaat rietveen. C. De gehele plas is dichtgebgroeid met rietveen het riet is grotendeels verdwenen en er groeit grotendeels zegge (plant) over de plas het gebied is nog zeer drassig. A
B
C
20
Les 9 9.1
Extra les stroomdalen Afwatering
In een eerdere les heb je opgezocht dat Drenthe ongeveer 15-20 meter boven NAP ligt (Drents plateau). Het water dat op het plateau valt wil dus vanwege de zwaartekracht naar het laagste punt; in dit geval de Waddenzee. Gelukkig zorgt het water zelf voor zijn afwatering. Het laat zich immers gewoon naar beneden vallen in de hoop op het laagste punt uit te komen. Wanneer veel water bij elkaar komt en samen gaat stromen, ontstaat er een stroom, deze stroom kan een beek worden en die kan weer een rivier worden. Dit is ook gebeurd op het Drentse plateau waar veel van het water wordt afgevoerd door rivieren. Hiervoor zorgen bijvoorbeeld de Hunze, de Drentse AA en het Peizerdiep. Alle drie deze rivieren worden gevoed door het water wat op het Drentse plateau valt. Later zijn er door de mens een hoop kanalen bij gegraven. Dit was vooral om zo het gewonen veen makkelijk te kunnen vervoeren, echter veel kanalen doen ook nu dienst als afwatering
Opdracht 9
9.2
Stroomdalen
a) Wat gebeurt er met het water dat op Drentse plateau valt? De oerstroomdalen werden uitgesleten door …………………………………………………………… smeltwater in de tijd dat het ijs uit de ijstijd zich …………………………………………………………… terugtrok. Door het warmer wordende klimaat raakte …………………………………………………………… veel dalen begroeid met planten en ontstonden er …………………………………………………………… moerassen. Pas in de middeleeuwen werd het nut …………………………………………………………… van veel delen van de dalen benut als hooiland. b) Hoe zijn veel van de riviertjes Omdat het gebied rond de rivier zeer vruchtbaar is ontstaan? werd hier veel gebruik van gemaakt. …………………………………………………………… …………………………………………………………… Het gebied rond de dalen is zo vruchtbaar omdat een …………………………………………………………… dal zorgt voor vruchtbare grond rondom een rivier. …………………………………………………………… Deze rivier neemt namelijk allerlei grond, stenen, …………………………………………………………… mineralen en dode organismen mee en laat die c) In welke rivier komt het water dat op ergens tijdens de rit de rivier af weer achter. Dit is het Balloërveld valt terecht? ook de reden waarom je op een grondsoortenkaart …………………………………………………………… rond een rivier vaak een ander grondsoort …………………………………………………………… tegenkomt. Deze door de rivier afgezette grond is d) Waarom is de grond rondom een rivier vaak goed te gebruiken voor de landbouw. zo vruchtbaar? …………………………………………………………… …………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 21
Opdrachten 9.2 Je ziet een kaart van Drenthe. Zoek op in de atlas welke wateren allemaal zorgen voor afwatering van Drenthe en teken ze op de kaart. Zet de naam erbij.
22
Les 10
de excursie
Wanneer en waarom? Maandag 10 oktober (de maandag voor de herfstvakantie). Gaan wij met mavo 2 op excursie naar het Balloërveld. Hier krijgen jullie een reeks opdrachten en uitleg bij wat er te zien valt in het landschap. Tijdens deze excursie gaan we kijken naar de kenmerken in het landschap zoals geleerd in dit leerboek. De excursie geldt ook als de laatste voorbereiding op de toets die later die week zal volgen.
Belangrijk! Belangrijk tijdens de excursie zijn de volgende zaken. Iedereen neemt voor zichzelf een lunch mee en te drinken . We gaan de hele dag wandelen en staan op onze voeten in een zandige ondergrond. Dit kan dus best wel zwaar zijn! Kom dus niet op slippers of hoge hakken maar doe stevige schoenen aan. Heb je deze nou niet draag dan sportschoenen het is zaak wat te leren deze dag en niet om er trendy en hip uit te zien. Daarnaast hebben we mooi weer besteld, echter of we het ook krijgen is maar de vraag. Daarom zorg voor wat regenkleding in een rugzak. Wat neem je mee? Stevige schoenen (dus geen slipper of hakken, we lopen in zand) Rugzak (waar je de hele dag mee moet lopen) met daarin: o Eten en drinken o Regenkleding o In het geval van slecht weer misschien een trui o Pen Je natuurlijk altijd goede humeur!
Les 11
de toets
De toets In de dagen na de excursie krijg je een toets over je eigen omgeving. De stof voor deze toets staat allemaal in dit leerling boek en bestaat uit: Leesstof in dit boek Maakstof in dit boek Aantekeningen gemaakt in de les
23
Ruimte voor aantekeningen of tekeningen
24
Ruimte voor aantekeningen of tekeningen
25