De Gewelven van de Sint-Martinuskerk
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
1
De gewelven van de Sint-Martinuskerk
EEN WOORDJE GESCHIEDENIS Onze huidige Sint-Martinuskerk bevindt zich vermoedelijk op de plaats waar het eerste houten kerkje werd opgericht: in het centrum van het dorp, op een kruispunt van verkeerswegen, op een lichte helling, zo’n 30 meter boven de zeespiegel. In de 10de of 11de eeuw werd, omwille van de voortdurende bevolkingsaangroei, een romaanse kerk in steen gebouwd. De Lediaanse steen hiervoor werd ter plaatse gevonden. In de periode 1467-1469 werd aan de oostelijke kant - afgesloten van de kerk - een kapel gebouwd, het “Onze-Lieve-Vrouwkoor”. In 1500 werd de kerk door brand vernield en was 10 jaar later heropgebouwd. Tijdens de inval van de Gentse Geuzen op 8 mei 1581 werd de kerk in brand gestoken. In 1587 werd puin geruimd en twee jaar later werd met de bouw van de toren gestart gevolgd door het schip. Het werd een Laatgotische kerk met een stompe westertoren, een beuk met langs beide kanten 4 zijkapellen en een koor. De gelovigen en bedevaartgangers schonken vele giften ter ere van O.L.Vrouw van Lede. De persoonlijke inbreng van de markiezenfamilie de Bette was omvangrijk.
2
3
In 1598 werden 4 muurankers geplaatst op de westkant van de toren. Elk anker in de vorm van de cijfers 1, 5, 9 en 8. Een jaar later werd de toren en het vontkoor met schaliën bedekt. Het oude strodak van de kerk werd pas in 1619 vervangen door schaliën. De vensters bleven nog verscheidene jaren gestopt met stro. De toenmalige torenstoel en beuk zijn nog steeds een onderdeel van de huidige kerk.
Het gewelf van het schip werd in 1632 gestoken. Het werden bakstenen kruisgewelven met ribben van Ledesteen. 20 jaar later werd het koor vergroot onder een nieuw stergewelf door Thobias Oosterlinck. Het oude koor werd bij de middenbeuk gevoegd. De koorvensters werden tot de grond uitgebroken, zodat de tussenmuren pijlers werden. Het St.-Annakoor werd wederopgebouwd in 1660. De gewelven van de zijbeuken dateren van 1668. De sacristie van 1660 werd herbouwd in 1779. Bij deze gelegenheid werden de ronde pilaren bepleisterd en hervormd tot vierkante, platte renaissance zuilen. De glasramen O.L.Vrouw en St.-Martinus dateren respectievelijk van 1857 en 1858, de “12 apostels” zijn van de periode 1860-1865. In 1872-1873 werd de voorgevel, die destijds “voorlopig” werd gebouwd in baksteen, vervangen door Lediaanse steen en kreeg de toren zijn definitieve hoogte van 50m54 : - 28m54 metselwerk, - een unieke balustrade met 8 pinakels en 8 waterspuwers, - een spits van 17 meter en - een smeedijzeren kruis van 5 meter.
4
5
Onder het beleid van pastoor Achiel De Muynck en onderpastoor Hubert Buyle, werd in 1930 het pleisterwerk verwijderd, zowel van de pilaren als van de gewelven. Door deze drastische ingreep konden wij nu de prachtige structuren van de zichtbaar geworden gewelven bewonderen, een ware zeldzaamheid in onze streken. Onze kerk werd met gas verlicht vanaf 1908 en de elektrische verlichting werd aangebracht onmiddellijk na de wereldoorlog van 1914-1918. De huidige verlichting dateert van 2002 en kadert in de 3de fase, “interieur” (elektriciteit, alarminstallatie, schilder- en pleisterwerken enz.) van het grote restauratieplan van 1994-2008 van onze prachtige eeuwenoude decanale Sint-Martinuskerk.
nov. 2008: de zandkleurige zuilen, de kraagstenen, de kapitelen met bladmotieven, de achtkantige sokkels, en de dekbladen krijgen een witte deklaag.
dec. 2008: de gewelven zijn gereinigd en bewerkt, de zandstenen spitsboogvormige arcaden gaan schuil achter een witte deklaag.
6
2009 - de gewelven van de middenbeuk zijn bedekt met een lichtbeige laag. de gewelfribben zijn zoals oorspronkelijk gerestaureerd.
EEN WOORDJE BOUWKUNDE Gotische kerken herken je al snel aan de spitsbogen. De spitsboog is een boog die gevormd wordt door 2 snijdende cirkelsegmenten met een gelijke straal. De spitsbogen hebben als voordeel op de Romaanse rondbogen, dat ze de krachten beter afvoeren naar de onderliggende constructie met inbegrip van de spatkrachten (= zijdelingse krachten die o.a. door boogconstructies op de fundering worden uitgeoefend). 1. Kruisgewelf 2. Tongewelf 3. Koepelgewelf
7
Omstreeks de 2de eeuw v. Chr. begonnen de Romeinen gewelven te bouwen. Ze gebruikten hiervoor houten hulpconstructies (formelen), waarop ze bogen metselden. Deze bogen vormden samen met de dwarsverbindingen (ribben) een netwerk van vakken waarin “beton” werd gestort. De Romeinen kenden ton-, koepel- en kruisgewelven. Door het kruisen van twee tongewelven bekwam men een kruisgewelf, met als gevolg dat grotere oppervlakten met minder steen konden overspannen worden. De last van het gewelf werd verdeeld en door meerdere steunpunten opgevangen. De constructie van de Gotische kerken bestond voornamelijk uit een skelet van bogen, gewelfribben en kolommen met daartussen invullingen van steen en vooral glas en aan de buitenzijde steunberen en luchtbogen. Luchtbogen waren niet van toepassing bij de Sint-Martinuskerk. Dit skelet zorgde voor de draagkracht, waardoor de ramen veel groter konden zijn. De gotische bouwers streefden naar zo hoog en zo licht mogelijke ruimten. De verticale lijn was in de Middeleeuwen symbool voor het spirituele, de horizontale lijn voor het materiële. De Gotiek suggereerde de onmeetbare verte en de onpeilbare hoogte. De meeste bouwmeesters verkozen het eenvoudig te construeren vierdelig kruisgewelf (zie de St-Annabeuk (links) en de middenbeuk). Daaruit ontstonden vele varianten zoals het stergewelf (zie de O.L.Vrouwbeuk (rechts), het hoogkoor (boven) en het eerste deel van de Sint-Annabeuk). (zie tekening blz. 4)
De gewelfribben beginnen meestal tegen de zijwanden in al dan niet gedecoreerde aanzetten (kraagstenen) en boven de kapitelen die de kolommen bekronen. Boven in het gewelf komen de gewelfribben bijeen in een sluitsteen, ook gewelfschotel genoemd. Deze werden jaren petroleumlampen.
later
doorboord
8
voor
het
ophangen
van
de
EEN BEETJE SPIJT OF NOSTALGIE ?
Onder invloed van de verschillende neostijlen (neoromaans, neogotiek, …) op het einde van de 19de eeuw, werden in heel wat kerken en andere openbare gebouwen de bezette muren afgekapt tot op de blote steen. Hierdoor verdwenen meerdere fresco’s en middeleeuwse muurschilderingen. Eenzelfde situatie heeft zich misschien voorgedaan in onze SintMartinuskerk. Werden destijds ook hier oude muurschilderingen vernietigd … wetende dat er reeds in de 15de eeuw een plaatselijke Mariaverering was? Zetten we een vraagteken bij “een beetje spijt” of bij “nostalgie” …? Een passend antwoord kunnen wij niet geven, want denk aan de gezegden: “gedane zaken hebben geen keer” en “geschiedenis herschrijven is zéér eenvoudig”.
Uitgave: Teksten en foto’s: Vormgeving: Bronnen:
Culturele Raad - Lede Herwerkte uitgave van OMD 2003 - thema STEEN Hubert Topke Hubert Topke Geschiedenis van Lede - Jozef De Brouwer, Lede en zijn Toren - André De Grauwe
D / 2009 / 8592 / 2 9