Voorwoord
Administratiekantoor Koch & Zn. wilt ondernemers, DGA’s en particulieren bijstaan om hun belastinguitgaven te beperken. Om de belastingdruk te verminderen, in de zaak en in privé. De uitgave van deze nieuwsbrief zal u daarvan weer overtuigen. Elke dag zijn wij bezig met het vertalen van fiscale informatie en jurisprudentie naar uw praktische situatie. Belangrijke rechtspraak, wetgeving en overheidsbesluiten wordt samengevat en verwerkt tot praktisch toepasbare nieuwsberichten, geld besparende tips en waarschuwingen. Schroom niet om bij vragen en / of onduidelijkheden contact met ons op te nemen. Graag zijn wij u van dienst.
Wij wensen u veel leesplezier, en doe er uw voordeel mee!
Arno Koch Eigenaar www.administratiekantoorkoch.eu
P a g i n a 1 | 15
De tijdelijke btw-verlaging voor de bouwbranche eindigt op 1 juli 2015. Nu het einde van de regeling nadert, is het belangrijk dat u hier bij het offreren en factureren rekening mee houdt. U kunt te maken krijgen met verschillende situaties: •
Wordt een dienst, volgens planning, voor 1 juli 2015 afgerond? Dan kunt u voor de arbeidskosten nog 6% btw berekenen. Let er wel op dat bij een aanneemdienst de oplevering en ook de aanvaarding heeft plaatsgevonden voor 1 juli 2015.
•
Start een dienst vóór 1 juli 2015 maar zijn de werkzaamheden pas na 30 juni 2015 afgerond? Dan geldt het verlaagde btw-tarief op de arbeidskosten niet meer, maar geldt het tarief van 21% voor de gehele dienst . Als een dienst bijvoorbeeld op 1 juni 2015 begint en 31 juli 2015 is afgerond, moet u op de factuur voor de volledige dienst 21% btw in rekening brengen.
•
Treedt er vertraging op bij een opdracht die volgens offerte en planning voor 1 juli klaar had moeten zijn? Als de datum van 1 juli 2015 dan wordt overschreden dient u ook over de arbeidskosten op uw factuur 21% btw in rekening te brengen, ook al hebt u in uw offerte 6% berekend aan uw klant.
•
Doet een klant vóór 1 juli 2015 vooruitbetalingen voor renovatie- en herstelwerkzaamheden die op of na deze datum worden afgerond? Dan geldt ook het btw-tarief van 21%.
•
Reikt u in de periode tot en met 30 juni 2015 deelfacturen uit? Maar rondt u de dienst pas af ná deze periode? Dan berekent u over deze deelfacturen 21% btw. Voor een aantal werkzaamheden kunt u overigens ook na 30 juni 2015 het 6%-tarief blijven toepassen. Bij woningen ouder dan 2 jaar blijft voor schilderen, stukadoren, behangen en het energiezuiniger maken door isolatie het btw-tarief van 6% ook na 30 juni 2015 gelden.
P a g i n a 2 | 15
De Belastingdienst is gestart met het versturen van de eerste aanslagen inkomstenbelasting. Momenteel ontvangen ongeveer 1 miljoen mensen hun belastingaanslag op de mat. Ook hebben al 600.000 mensen een digitale aanslag ontvangen in hun Berichtenbox op MijnOverheid. Mensen ontvangen meteen een definitieve aanslag, of eerst een voorlopige aanslag. Vorig jaar ontvingen ruim 5,5 miljoen mensen meteen een definitieve aanslag. De Belastingdienst verwacht er dit jaar meer te versturen. Digitale aanslag Een deel van de mensen ontvangt voor het eerst ook een digitale aanslag in de Berichtenbox, de persoonlijke digitale brievenbus op MijnOverheid. De digitale aanslag is dit jaar nog een proef en wordt verstuurd naast de papieren aanslag. Ook mensen die hun Berichtenbox nog niet hebben geactiveerd, ontvangen hierin mogelijk een digitaal bericht. De Belastingdienst raadt iedereen die zijn of haar account nog niet heeft geactiveerd, aan dit te doen. Extra tijd om te betalen Iedereen die een te betalen aanslag inkomstenbelasting of inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over 2014 ontvangt, krijgt eenmalig 4 maanden extra de tijd om te betalen. Dit geldt voor aanslagen die worden opgelegd vanaf 1 mei 2015 tot en met 30 juni 2016. Die extra ruimte om te betalen komt bovenop de standaard betalingstermijn van 6 weken. Mensen hebben dus ruim 5 maanden de tijd om te betalen. Zij krijgen daarover een aparte brief.
P a g i n a 3 | 15
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft een alternatief uitgewerkt voor de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) en de Beschikking geen loonheffingen (BGL). Hij stelt voor om – vanaf 1 januari 2016 – te gaan werken met voorbeeldcontracten tussen opdrachtgever en zzp’er, per sector en in individuele situaties. Keurt de Belastingdienst de overeenkomst goed, dan is de opdrachtgever gevrijwaard en hoeft hij geen loonheffingen af te dragen. Voorwaarde is uiteraard wel dat er daadwerkelijk conform de overeenkomst wordt gewerkt. Is dit niet het geval, dan kan de opdrachtgever een correctieverplichting of naheffingsaanslag krijgen. De staatssecretaris stelt voor dat belangenorganisaties van opdrachtgevers of opdrachtnemers – per bedrijfssector – overeenkomsten kunnen voorleggen aan de Belastingdienst. Ook individuele opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen dat voor hun specifieke situatie doen. Opdrachtgevers en opdrachtnemers hebben hier een vrije keus. De Belastingdienst beoordeelt de overeenkomsten, uitsluitend op de elementen die van belang zijn om vast te stellen of de opdrachtgever loonheffing moet inhouden. De Belastingdienst geeft géén oordeel af over de fiscale kwalificatie van de inkomsten voor de opdrachtnemer. Partijen kunnen aan de beslissing van de Belastingdienst zekerheid ontlenen, mits daadwerkelijk conform de overeenkomst wordt gehandeld. Blijkt later bij controle of anderszins dat dit niet het geval is, dan kan de opdrachtgever een naheffingsaanslag – met boete – worden opgelegd. De tijd die de Belastingdienst nodig heeft om een overeenkomst te beoordelen, zal gemiddeld zes weken bedragen. De beslissing van de Belastingdienst wordt schriftelijk vastgelegd. Daarbij wordt aangegeven voor welke termijn een vrijwaring voor de loonheffingen wordt gegeven (uiteraard mits conform de overeenkomst wordt gewerkt). Gedacht wordt aan een termijn van vijf jaar. Daarbij geldt wel een voorbehoud voor het geval de wetgeving in die vijf jaar wijzigt, of nieuwe rechtspraak noopt tot intrekking van de overeenkomst. De Belastingdienst maakt de (geanonimiseerde) overeenkomsten zoveel mogelijk openbaar zodat deze ook door andere opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen worden gebruikt. De dienst maakt zelf ook enkele voorbeeldovereenkomsten. Als opdrachtgever en opdrachtnemer een (voorbeeld)overeenkomst ondertekenen waarvan de Belastingdienst heeft geoordeeld dat inhouding van loonheffing niet aan de orde is, dan zijn de fictieve dienstbetrekkingen voor gelijkgestelden en thuiswerkers niet van toepassing. Die uitsluiting moet in de overeenkomst worden opgenomen. De opdrachtnemer weet dan dat hij achteraf geen aanspraak kan maken op een uitkering ingevolge de werknemersverzekeringen en de opdrachtgever dat bij hem geen loonheffingen kan worden nageheven.
P a g i n a 4 | 15
Op 13 maart jl. wees de Hoge Raad nog een opvallend arrest over de VOF, ditmaal over de situatie waarin een nieuwe vennoot tot de VOF toetreedt. Lange tijd waren zowel de lagere rechtspraak als de literatuur verdeeld over de vraag of deze nieuw toetredende vennoot ook aansprakelijk zou zijn voor de schulden van de VOF die vóór zijn toetreden al zijn ontstaan. De Hoge Raad heeft nu duidelijkheid gegeven en deze vraag bevestigend beantwoord. Onbeperkt hoofdelijk verbonden De redenering van de Hoge Raad is tamelijk eenvoudig. Artikel 18 van het Wetboek van Koophandel bepaalt dat de vennoten van een VOF hoofdelijk verbonden zijn voor de verbintenissen van de VOF. Daarin valt volgens de Hoge Raad geen beperking te lezen tot verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat een vennoot is toegetreden. Alle vennoten (ook de nieuw toetredende) zijn dus aansprakelijk voor alle schulden van de VOF. Dat de schuldeisers van de VOF door het toetreden van een nieuwe vennoot een nieuwe verhaalsmogelijkheid krijgen voor hun oude vorderingen, leidt de Hoge Raad niet tot een ander oordeel. Bovendien brengt een dergelijke wetsuitleg volgens de Hoge Raad rechtszekerheid met zich mee, omdat mogelijke complicaties, wanneer bijvoorbeeld onduidelijk is wanneer een schuld is ontstaan of wanneer een vennoot is toegetreden, worden vermeden. Ook het argument dat de toetredende vennoot geen enkele bemoeienis heeft gehad met het ontstaan van de verbintenissen vóór zijn toetreden (en hier mogelijk ook geen weet van had), overtuigt de Hoge Raad niet. De toetredende vennoot moet maar voor zichzelf zorgen. Van een toetredende vennoot mag nu eenmaal worden verwacht dat hij onderzoek doet naar de (vermogensrechtelijke) positie van de vennootschap voordat hij toetreedt. Daarnaast kan de toetredende vennoot onderlinge (regres)afspraken maken met de bestaande vennoten en daarmee zijn risico enigszins afdekken. Anders in een maatschap De Hoge Raad hechtte er waarde aan om in zijn arrest ook kort stil te staan bij de aansprakelijkheid van de maten in een maatschap. De Hoge Raad merkt expliciet op, dat de voor de maatschap geformuleerde rechtsregels niet bepalend zijn voor de VOF. De maten in een maatschap binden immers in beginsel alleen zichzelf. Pas ingeval de gehele maatschap gebonden is, dan zijn de maten ieder voor een gelijk deel aansprakelijk en niet hoofdelijk.
P a g i n a 5 | 15
Binnen de werkkostenregeling mag een groot scala aan kosten in de forfaitaire ruimte worden ondergebracht. Zolang u binnen de forfaitaire ruimte blijft betaalt u hierover geen eindheffing. In vergelijking met de oude regeling rondom vergoedingen en verstrekkingen veranderen er natuurlijk wel een aantal dingen, maar in de regel worden de zaken vergemakkelijkt. Daar kan over getwist worden in het geval van personeelsfeesten. Voorheen was dit een uitgave die was vrijgesteld tot een maximum van € 454 per werknemer per kalenderjaar, de uitgaven werden niet gezien als loon en er kwam geen eindheffing overheen. Tegenwoordig worden personeelsfeesten gezien als loon voor de werknemer, tenzij u het in de forfaitaire ruimte onderbrengt natuurlijk. In feite is dit dus een verslechtering ten opzichte van de oude situatie, want uw forfaitaire ruimte is beperkt. Deelt u het als loon voor de werknemer in, dan betaalt u er alle daarbij behorende loonbelasting overheen, brengt u het onder in uw forfaitaire ruimte, dan kunt u een personeelsfeest, als vanouds, belastingvrij geven. Personeelsfeest & Werkkostenregeling Maar de Belastingdienst heeft een uitzondering op deze regel bedacht. Wanneer u namelijk het personeelsfeest op de werkplek geeft, wordt het vrijgesteld. Dit houdt dus in dat u er geen belasting over betaalt en dat het ook niet ten laste van uw forfaitaire ruimte komt. Het begrip werkplek is in deze zin vrij breed; een plaats waar u Arbo verantwoordelijk voor bent. Dit mag dus ook een andere vestiging, kantoor of locatie van uw bedrijf zijn. Geeft u uw feest met meerdere bedrijven, dan splitst u de kosten evenredig naar deelnemende werknemers op.
Feesten op externe locaties moeten dus wel als loon worden beschouwd, of in de forfaitaire ruimte worden ingedeeld. Maar ook hier bestaat een uitzondering op, wanneer het zakelijke karakter het feestelijke karakter overstemt (bijvoorbeeld in het geval van een borrel met uw klanten) hoeft u de totale kosten niet te splitsen in zakelijke en consumptieve kosten. De consumpties zijn dan onbelast. Voor personeelsreizen geldt eigenlijk hetzelfde als het bovenstaande. De kosten kunnen worden beschouwd als loon voor de werknemer, maar kunnen ook ondergebracht worden in de forfaitaire ruimte. Qua consumpties gelden dezelfde maatregelen als met feesten; wanneer het zakelijke karakter overheerst zijn de uitgaven onbelast, overheerst het feestelijke karakter dan moeten ze als loon worden beschouwd, of in de forfaitaire ruimte worden ondergebracht.
Een cursus stoppen met roken kan aangemertk worden als een arbovoorziening, en die kunt u als werkgever – ook onder de werkkostenregeling- belastingvrij aan uw werknemers geven. Hiervoor gelden wel de volgende voorwaarden: de cursus moet onderdeel zijn van het arbobeleidsplan van uw bedrijf, u als werkgever moet het initiatief nemen en de werknemer ‘op cursus sturen’, en de werknemer is voor de cursus geen eigen bijdrage verschuldigd. Let op dat u met de vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers niet uitkomt boven de vrije ruimtwe van 1,2 % van uw fiscale loonsom. P a g i n a 6 | 15
Transportondernemers die meerdaagse internationale ritten maken en voldoen aan een aantal voorwaarden, kunnen gebruikmaken van de regeling voor aftrek van verblijfskosten. Zij mogen dan per gereden dag een vast bedrag aan verblijfskosten aftrekken. Voor 2015 is dit bedrag € 34,50. Het bedrag dat eigen rijders in aanmerking mogen nemen, wordt jaarlijks aangepast. Aan deze regeling zijn daarnaast een aantal voorwaarden verbonden: -
De rit moet langer duren dan 24 uur. De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand. De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar. U moet het aantal gereden dagen kunnen aantonen met bijvoorbeeld tachograafschijven, facturen en rittenstaten. De vertrek- en terugkomst dag tellen elk mee voor een halve dag.
Wat verandert er? Het bestuur van een stichting wordt verplicht de balans en de staat van baten en lasten openbaar te maken via het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Daarnaast moet het bestuur ontvangen giften vermelden. Ook moet het bestuur de balans en de staat van baten en lasten ondertekenen. Het bestuur van een stichting is al verplicht een interne administratie te voeren en binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op papier te stellen. Voor wie? Stichtingen (behalve stichtingen die de jaarrekening al deponeren bij het Handelsregister en pensioenfondsen). Wanneer? Het wetsvoorstel is in voorbereiding. De wijziging gaat naar verwachting in per 1 januari 2016.
Draait uw BV over 2015 beter dan u van tevoren had gebudgetteerd? En blijkt uit de (voorlopige) cijfers dat de BV over 2015 vennootschapsbelasting moet bijbetalen? Vraag dan eventueel om een aanpassing van de voorlopige aanslag VPB 2015. Als die aanslag hoger wordt vastgesteld, zal de definitieve aanslag over 2015 navenant lager zijn. Dat scheelt de BV wel 8,25 % belastingrente over dat bedrag.
P a g i n a 7 | 15
Indien een belastingplichtige aannemelijk maakt dat de forfaitair bepaalde waarde van een verhuurde woning in box 3 minstens 10% hoger is dan de werkelijke waarde, moet van de lagere werkelijke waarde worden uitgegaan. Vermogen waarvan het inkomen niet in box 1 of box 2 is belast, wordt meegenomen in box 3. Het box-3-inkomen wordt op forfaitaire wijze bepaald. Er wordt uitgegaan van een rendement van 4% op het vermogen. Daarover is vervolgens 30% inkomstenbelasting verschuldigd. Effectief bedraagt de jaarlijkse heffing dus 1,2% van de waarde van het box-3-vermogen. Dit forfaitaire systeem roept geregeld weerstand op, vooral als het werkelijke rendement lager is dan 4%. De heffing wringt des te meer als ook voor de waardering van het vermogen een forfait geldt. Dat is onder andere het geval bij verhuurde woningen. Daarover is onlangs een arrest gewezen. Waardering verhuurde woningen Tot het box-3-vermogen van belanghebbende behoren vijf verhuurde woningen. De huurders hebben recht op huurbescherming. Voor de heffing in box 3 wordt uitgegaan van de WOZ-waarde van elke woning. Vanwege de verhuur wordt hierop vervolgens een percentage in mindering gebracht. De hoogte van deze afslag hangt af van de jaarhuur en is in een uitvoeringsbesluit vastgelegd. Belanghebbende ageert tegen deze waarderingsmethode, omdat het gevolg daarvan is dat de verschuldigde box-3-heffing hoger is dan de huur die hij ontvangt. Strijdigheid met eigendomsrecht? In hoger beroep oordeelt Hof Amsterdam dat de wet juist is toegepast en dat het niet aan de rechter is om de redelijkheid van de betreffende bepalingen te beoordelen. De Hoge Raad daarentegen toetst de regeling aan het eigendomsrecht, zoals dat wordt beschermd door het Europees verdrag voor de rechten van de mens. Hij stelt voorop dat het forfaitaire rendement van 4% hiermee niet in strijd is, tenzij dit rendement onhaalbaar is en sprake is van een buitensporig zware last. Het gebruik van de WOZ-waarde voor de waardebepaling van woningen is volgens de Hoge Raad evenmin strijdig met het eigendomsrecht, ook al geldt daarbij een afwijkende waarde peildatum. Beide oordelen zijn in overeenstemming met eerdere jurisprudentie. Forfait mogelijk niet van toepassing Bij de waardebepaling van een verhuurde woning plaats de Hoge Raad wel een kritische kanttekening. De in het uitvoeringsbesluit forfaitair vastgestelde percentages mogen niet worden toegepast als een verhuurde woning hierdoor minstens 10 procent hoger wordt gewaardeerd dan de werkelijke waarde. In dat geval heeft de besluitgever haar bevoegdheid overschreden, zodat de bepaling uit het uitvoeringsbesluit buiten toepassing blijft. De woning wordt dan gewaardeerd op de werkelijke waarde op de WOZ-waardepeildatum. Om te beoordelen of op basis van dit criterium de box-3-heffing in casu toelaatbaar is, verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Den Haag. Met dit arrest opent de Hoge Raad de mogelijkheid om op te komen tegen een te hoge box-3waardering van verhuurde woningen. De gekozen marge van 10% is gering, zodat de bepalingen uit het uitvoeringsbesluit relatief snel opzij worden gezet. De bewijslast dat sprake is van een te hoge waardering ligt echter wel bij de belastingplichtige. P a g i n a 8 | 15
De subsidieregeling Praktijkleren is per 1 januari 2014 ingevoerd als vervanging voor de afdrachtvermindering onderwijs. De Subsidieregeling praktijkleren is bedoeld voor de volgende doelgroepen: -
Leerlingen die een leertraject volgen in het vmbk; Deelnemers in het mbo met een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL); Studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek of landbouw en natuurlijke omgeving, bestaande uit een combinatie van leren en werken; Promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben met een universiteit of een onderzoeksinstituut van KNAW of NWO; Werknemers die een promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen.
De subsidieregeling biedt werkgevers een bijdrage van maximaal € 2.700 per volledige praktijk- of leerwerkplaats. In de eerste aanvraagronde – van 2 juni tot 15 september 2014 – zijn er 92.677 aanvragen ingediend. De nieuwe aanvraagronde start op 2 juni, en loopt tot 15 september 2015.
Als u tijdens een werkoverleg maaltijden verstrekt aan werknemers, moet u er rekening mee houden dat u de BTW die u heeft betaald over deze uitgaven, niet altijd mag aftrekken als voorbelasting. Dit blijkt uit een op 18 mei 2015 gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (Bua) zorgt ervoor dat de voorbelasting niet altijd aftrekbaar is. In deze zaak ging het om een internationale onderneming die advocaten, notarissen en fiscalisten in dienst heeft. Iedere week werden er voor deze werknemers tijdens de lunchpauze of buiten kantooruren vaktechnische overleggen en cursussen georganiseerd. Daarnaast vonden er bijeenkomsten plaats om de werknemers in het kader van de permanente educatie bij te scholen. Tijdens deze bijeenkomsten verstrekte de onderneming maaltijden. Het ging meestal om broodjes met beleg voor € 5 tot € 10 per werknemer. Over deze verstrekking ontstond een geschil met de fiscus. Het Bua heeft voorrang op de wet De onderneming wilde de BTW die zij had betaald over de maaltijden namelijk in aftrek brengen als voorbelasting. De inspecteur was het hier niet mee eens en legde voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting op voor een bedrag van € 63.721, vermeerderd met een heffingsrente van € 4.433. Toen de fiscus het bezwaar van de onderneming tegen dit besluit ongegrond verklaarde, stapte de onderneming naar de rechter. Rechtbank Noord-Holland nam in haar oordeel de gelaagde structuur van de wetgeving als uitgangspunt, met als gevolg dat het Bua voorrang heeft op de Wet op de Omzetbelasting. In het Bua zijn een aantal goederen en diensten, waaronder maaltijden en drankjes, uitgesloten van de aftrek van voorbelasting voor zover de totale vergoeding boven de € 227 uitkomt. Het Bua maakt geen onderscheid tussen maaltijden met een zakelijk of persoonlijk karakter. De onderneming mocht de BTW die zij betaalde toen zij de maaltijden en drankjes aanschafte dus niet aftrekken als voorbelasting.
P a g i n a 9 | 15
DGA: een lager gebruikelijk loon met de WKR De verplichte invoering van de werkkostenregeling per 1 januari 2015 heeft voor veel DGA’s een prettig neveneffect; zij kunnen het salaris uit hun BV op een lager bedrag stellen. Met de WKR is ook het fiscale loonbegrip aangepast. Tot het loon behoren nu ook alle kostenvergoedingen, of de DGA / de werknemer die nu belast of onbelast heeft genoten. Dus de kostenvergoeding die een DGA belastingvrij kan incasseren – omdat die onder een gerichte vrijstelling valt, denk aan een vergoeding voor reiskosten, studiekosten, een mobiele telefoon, internet, etc. – behoort tot diens gebruikelijk loon. De Belastingdienst heeft dat ook bevestigd. De DGA die deze vergoedingen meeneemt in de gebruikelijk loonregeling kan het salaris in geld – desgewenst – met hetzelfde bedrag verminderen. Check uw eigen bijdrage in de pensioenregeling Bent u DGA en bouwt u pensioen in eigen beheer op? Goede kan dat u een eigen bijdrage in uw pensioenregeling heeft opgenomen: de eigen bijdrage kunt u tegen het hogere IB-tarief in aftrek brengen. Let op: uw eigen bijdrage mag nooit hoger zijn dan de helft van de jaarlijkse pensioenlast (exclusief de actuariële oprenting). Per 1 januari 2015 is de pensioenopbouw over de gehele linie weer versoberd, ook voor DGA’s. Het pensioengevend salaris is geplafonneerd op € 100.000 en het maximale opbouwpercentage verlaagd van 1,9 % naar 1,657 %. Ga nu of uw eigen bijdrage nog wel past binnen de nieuwe regeling. Als uw eigen bijdrage meer is dan de helft van de jaarlijkse pensioenlast kan de inspecteur uw pensioen bovenmatig verklaren. Dan moet de pensioenpot ineens worden afgerekend, en dat kost u maar liefst 52% belasting plus 20 % revisierente. De innovatie box: pas het MKB-forfait toe Bent u een innovatieve MKB-ondernemer? Komt u met uw BV in aanmerking voor de innovatie box, maar ziet u de ingewikkelde procedures bij toepassing daarvan niet zitten? Vergeet dan niet om het MKB-forfait van de innovatie box toe te passen. U kunt jaarlijks 25 % van de winst van de BV – met een maximum van € 25.000 – toerekenen aan de innovatie box. Zonder drempels, zonder moeilijke berekeningen. De innovatie box kent een belastingtarief van 5 % in plaats van de standaard 20 / 25 % van de vennootschapsbelasting. Verkoop in zicht, op tijd voorsorteren Bent u van plan om uw onderneming over een paar jaar te gaan verkopen? Zorg er dan voor dat u fiscaal op tijd “voorsorteert” om de overdracht van uw bedrijf fiscaal gunstig te kunnen uitvoeren. Heeft u een eenmanszaak? Dan kunt u die onderneming belastingvrij overdragen aan de koper, mits die de voorafgaande 3 jaar op de payroll van uw eenmanszaak heeft gestaan. Aan dat werknemer schap worden nagenoeg geen inhoudelijke eigen gesteld: een nul uren afroepcontract is goed genoeg. Deze faciliteit geldt voor familieleden, maar ook voor derden. Heeft u één BV, dan is het zak om tijdig een holdingstructuur tot stand te brengen. U kunt dat de werk-BV verkopen en de boekwinst in uw holding-BV belastingvrij onder de deelnemingsvrijstelling incasseren. Met een aandelenfusie of afsplitsing kan die structuur belastingvrij tot stand worden gebracht, maar als de fusie of splitsing ‘met het oog op de bedrijfsoverdracht’ plaatsvindt kan de inspecteur deze fiscale faciliteiten weigeren. Zorg er voor dat u er op tijd bij bent, het liefst nog voordat de potentiele koper in beeld is.
P a g i n a 10 | 15
Minder opbouw oudedagsreserve in 2015 Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen gebruikmaken van een speciale fiscale faciliteit om te sparen voor de oude dag: de oudedagsreserve. Voldoet u aan het urencriterium en hebt u aan het begin van het jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u een deel van de winst toevoegen aan de oudedagsreserve. U betaalt over dit deel dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar kunt u iets minder van de door u behaalde winst toevoegen aan deze oudedagsreserve. Het percentage is namelijk omlaag gegaan van 10,9% naar 9,8%. Ook het maximumbedrag is verlaagd van € 9.542 naar € 8.631. Auto 2015: wacht niet te lang met de aanschaf Als u de aanschaf van een nieuwe auto van de zaak overweegt, moet u rekening houden met een aanscherping van de CO2-grenzen. Hoe milieuvriendelijker de auto is, hoe lager de bijtelling als u de zakelijke auto voor meer dan 500 kilometer per jaar privé gebruikt. Wordt uw nieuwe auto dit jaar voor het eerst op naam gesteld, dan gelden afhankelijk van de CO2uitstootgrenzen de verschillende bijtellingspercentages. Het maakt voortaan niet meer uit of het gaat om een diesel of een benzineauto. Soort auto
Bijtelling
CO2-uitstoot alle brandstofsoorten
Nulemissie
4%
0
Vrijwel nulemissie
7%
1 t/m 50
Zeer zuinig
14 %
51 t/m 82
Zuinig
20 %
83 t/m 110
Overig
25 %
vanaf 110
Percentage geldt 60 maanden Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt het percentage opnieuw vastgesteld. TIP Wacht niet te lang met de aanschaf van een nieuwe zakelijke auto. Per 2016 worden de CO2-grenzen verder aangescherpt en wijzigt er het nodige in de bijtellingspercentages. Dan verdwijnt ook de 7%bijtellingscategorie. Grote hervormingen in de autobelastingen zijn te verwachten vanaf 2017.
P a g i n a 11 | 15
Als een hobby een bron van inkomen wordt Heeft u een tijd- en geldverslindende hobby die zo langzamerhand meer wordt dan een hobby? Dan kan het zijn dat u dit moet gaan opgeven in uw aangifte inkomstenbelasting. U krijgt dan verplichtingen, maar ook belastingvoordelen. Bron van inkomen Van een bron van inkomen is sprake als uw activiteiten zich afspelen in het economische verkeer en als u winst kunt verwachten. U moet er duurzaam voordeel uit behalen. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als uw activiteiten alleen in de hobby- of familiesfeer liggen. Voorbeeld Geen bron van inkomen: u vindt het leuk om na uw werk op marktplaats.nl spullen te kopen en te verkopen, maar u houdt er geen geld aan over. Het gaat u om de spulletjes. Wel een bron van inkomen: u handelt via marktplaats gedurende een aantal dagen per week, u koopt in en verkoopt en uw opbrengsten zijn structureel groter dan uw kosten. U bent dan al snel ondernemer voor de inkomstenbelasting. Tip Heeft u een uit de hand gelopen hobby? Kijk dan of u ondernemer bent. In het eerste jaar als ondernemer kunt u verliezen uit de aanloopfase van uw onderneming in aftrek brengen. De aanloopfase is de periode van vijf jaar voor het startjaar als ondernemer. Daarnaast heeft u als ondernemer ook recht op de MKB-winstvrijstelling en als u voldoet aan het urencriterium ook de zelfstandigenaftrek.
Geld geleend voor eigen woning bij familie of eigen bv? Doe opgaaf Leent u geld voor uw eigen woning van iemand die niet verplicht is dat aan de Belastingdienst door te geven? En bent u verplicht om af te lossen op de lening om renteaftrek te krijgen? Dan moet u een opgaaf lening eigen woning doen. Opgaaf lening van na 2012 De opgaaf lening eigen woning is één van de voorwaarden voor renteaftrek voor leningen die zijn aangegaan vanaf 2013. Voor een nieuwe hypotheek krijgt u alleen nog renteaftrek als u de lening in 360 maanden aflost, ten minste volgens een annuïtair schema. Om renteaftrek te krijgen moet de Belastingdienst naast de aangifte ook gegevens over de lening ontvangen. Als u leent bij een bank, dan levert die de informatie aan de Belastingdienst. Als u leent bij familie of bijvoorbeeld uw eigen bv, dan moet u zelf de informatie over de lening aanleveren. U vult daartoe het formulier 'Opgaaf lening eigen woning' in. Doet u niet tijdig opgaaf, dan heeft u geen recht op renteaftrek. TIP Bent u in 2014 een lening voor uw eigen woning aangegaan bij familie of uw bv? Doe de opgaaf lening eigen woning voordat u uw aangifte inkomstenbelasting 2014 indient. Doet u pas in 2016 aangifte over 2014? Doe dan de opgaaf in 2015. P a g i n a 12 | 15
Wanneer opgaaf lening? U hoeft niet jaarlijks de opgaaf te doen. Alleen nadat u de lening bent aangegaan of nadat de lening is gewijzigd moet u opgaaf doen. Leningen die u al voor 2013 had en waarop u niet hoeft af te lossen om renteaftrek te krijgen, hoeft u niet op te geven met het formulier. Voorbeelden In onderstaande voorbeelden moet u een opgaaf lening eigen woning doen: -
U bent in 2014 een lening bij familie of uw bv aangegaan voor de aanschaf, onderhoud of verbouwing van uw woning. U bent in 2014 gescheiden en heeft geleend om het aandeel van uw partner in de woning over te nemen. U bent verhuisd en heeft voor de nieuwe woning meer geleend dan voor uw oude woning. Heeft u een woninglening van voor 2013 overgesloten bij familie of uw eigen bv? Dan hoeft u tot het bedrag van de oude lening geen opgaaf te doen.
LET OP De termijn voor de opgaaf is veel korter als de lening wijzigt. Denk bijvoorbeeld aan de looptijd, de manier van aflossen (annuïtair of lineair) of het rentepercentage. Dan moet u de opgaaf doen uiterlijk in januari van het jaar volgend op het jaar waarin de lening is gewijzigd.
Schenken in 2015 Over een schenking moet in de regel schenkbelasting worden betaald. Gelukkig zijn er ook vrijstellingen, bijvoorbeeld voor een schenking aan uw (klein)kinderen. Dit jaar mag u een maximumbedrag van € 5.277 belastingvrij schenken aan uw kinderen. Is uw zoon/dochter of diens partner tussen de 18 en 40 jaar oud, dan mag u eenmalig belastingvrij een bedrag schenken van € 25.322. Deze eenmalig verhoogde vrijstelling kan nog verder worden verhoogd tot € 52.752 als uw kind het geld gebruikt voor een buitengewoon dure studie of voor de eigen woning. Opa en oma mogen hun kleinkinderen dit jaar verrassen met een belastingvrije schenking van maximaal € 2.111. Let op: de tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling van € 100.000 voor de eigen woning is per 1 januari 2015 beëindigd.
P a g i n a 13 | 15
Een succesvol bedrijf opzetten vergt de nodige tijd en energie. Daarnaast maak je in het begin vaak ook nog veel opstartkosten. Gelukkig heeft de Belastingdienst een aantal regelingen in het leven geroepen waarvan je als starter gebruik mag maken: 6 fiscale voordelen voor starters. 1. Zelfstandigen- en startersaftrek Je hebt vast wel eens gehoord van de zelfstandigenaftrek, waarmee zelfstandige ondernemers hun belastbaar inkomen kunnen verlagen en zo uiteindelijk minder belasting hoeven te betalen. Sinds 2012 mag je voor de zelfstandigenaftrek een vast bedrag van 7.280 euro aftrekken. De hoogte van de aftrek hangt, in tegenstelling tot de jaren daarvoor, niet langer af van de hoogte van de winst. De startersaftrek is een extra aftrekpost bovenop de zelfstandigenaftrek, bedoeld om het starten van een onderneming te stimuleren. Als jij in aanmerking komt voor dit fiscale startersvoordeel, mag je de zelfstandigenaftrek namelijk verhogen met 2.123 euro. 2. Kleineondernemersregeling (KOR) Er zijn branches en bedrijfsactiviteiten die een uitzondering op de regel vormen, maar in de meeste gevallen krijgt je als ondernemer ook te maken met de omzetbelasting, waarbij je over de gemaakte omzet btw verrekent. Als je momenteel (nog) weinig omzet draait, kan het zijn dat je in aanmerking komt voor de kleineondernemersregeling, ook wel KOR genaamd. Als deze regeling van toepassing is op jouw situatie, hoef je minder of soms zelfs helemaal geen btw af te dragen. Je moet hiervoor echter wel aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: -
Je bent een natuurlijke persoon of een combinatie van natuurlijke personen, zoals een eenmanszaak, maatschap of vennootschap onder firma; Je moet na aftrek van de voorbelasting minder dan 1.883 euro aan btw betalen in een jaar; Je voldoet aan de administratieve verplichtingen voor de btw.
3. Middelingsverzoek In de eerste jaren als ondernemer heeft jouw bedrijf waarschijnlijk een sterker wisselende omzet dan een gevestigde onderneming. Sommige maanden zal je meer klussen kunnen aannemen dan verwacht terwijl je gedurende andere periodes actief op zoek moet naar nieuwe klanten, bijvoorbeeld door acquisitie te plegen via cold calling. De Belastingdienst houdt rekening met de wisselende inkomsten van starters. Als je een middelingsverzoek indient, berekent de fiscus de verschuldigde belasting over jouw gemiddelde inkomen van drie opeenvolgende jaren. Je moet daarvoor echter wel aan enkele voorwaarden voldoen. Zo is het belangrijk dat je het middelingsverzoek op tijd indient en moet je over het hele middelingstijdvak belasting hebben betaald. 4. MKB-winstvrijstelling De MKB-winstvrijstelling is sinds 2010 van kracht en van toepassing op alle ondernemers die winst maken uit hun onderneming. Het is tegenwoordig niet meer nodig om te voldoen aan het urencriterium van 1225 uur om in aanmerking te komen voor deze regeling. De MKB-winstvrijstelling komt bovenop jouw eventuele zelfstandigen- en starterstaftrek. In 2015 bedraagt deze vrijstelling veertien procent van de winst, nadat je deze hebt verminderd met de ondernemersaftrek.
P a g i n a 14 | 15
5. Voorlopige teruggave wijzigen Het wijzigen van de voorlopige teruggave kan een extra voordelig effect hebben voor starters. Als je dit niet aanpast, zal de fiscus de voorlopige teruggave namelijk baseren op het inkomen dat je had voordat je ondernemer werd en dit bedrag is naar alle waarschijnlijkheid aan de hoge kant. In plaats van de voorlopige teruggave af te wachten, kun je dus beter zelf actie ondernemen en de voorlopige aanslag wijzigen of stopzetten. Daarmee voorkom je dat je straks geld moet terugbetalen. 6. Vooraf gemaakte kosten Heb je voorafgaand aan de start van je bedrijf ook kosten gemaakt die van toepassing zijn op jouw onderneming? Heb je de markt en doelgroep uitvoerig onderzocht of zakelijk of financieel advies ingewonnen? Dan doe je er verstandig aan iedere offerte en factuur goed te bewaren, want ook deze kosten kun je naderhand aftrekken van de belasting.
P a g i n a 15 | 15