Partij en/of beweging
Een kwart eeuw ChristenUnie in de raad van Ede is zeker de moeite waard om bij stil te staan.De naam is veranderd, maar de zaak waar RPF en GPV al voor stonden is gebleven. En met gestaag toenemende steun. Wie de jubileumuitgave van Fractienieuws leest komt onwillekeurig onder de indruk. Van een tweemansfractie zonder wethouder tot een zesmansfractie plus een wethouder dankzij het dualistische bestel. Maar er is vele meer veranderd. De ChristenUnie staat niet alleen in de gemeente maar ook landelijk en provinciaal stevig op de kaart. Toen ik gedurende 20 jaar in de Kamer mocht samenwerking met de RPF-fractie zag het er lange tijd niet naar uit, dat we nog eens samen in een nieuwe partij onder een nieuwe naam verder zouden gaan. En nog minder dat mijn medewerker vanaf het begin, vanaf 1989 mijn collega, Eimert van Middelkoop namens die partij minister van defensie zou worden. Ook provinciaal mag de ChristenUnie er zijn met in zes provincies, waar onder Gelderland, een gedeputeerde. Ik sprak over ‘gestaag toenemende steun’. Toch is dat maar een deel van het verhaal van de ChristenUnie. We zijn nog niet vergeten hoe de eerste verkiezingen na de totstandkoming van de ChristenUnie voor velen een ontgoocheling betekenden: Niet de gehoopte winst, maar een verlies van vijf via vier naar drie zetels. Gerenommeerde Kamerleden, waaronder uw eigen Dick Stellingwerf, moesten het veld ruimen. Pas bij de succesvolle verkiezingen van vorig jaar werd dit verlies weer ruimschoots goed gemaakt. Maar we kunnen ervan leren, dat de tijden veranderd zijn. Zelfs een principiële partij, die zich er niet voor schaamt de Bijbel als norm te hanteren, is niet verzekerd van een trouwe aanhang. De winst van vandaag kan zo maar weer vervlogen zijn. Het is dan een schrale troost te zien dat andere gevestigde partijen nog sterker aan dit gevaar bloot staan. Daarentegen zie je nieuwe groeperingen als paddestoelen uit de grond rijzen. De LPF wist in één keer met 26 man in de Kamer te komen (om er vervolgens weer bijna even snel uit te verdwijnen). De PVV van Geert Wilders is nu succesvol met 9 zetels in één keer en een xaantal virtuele zetels in het verschiet. Trots Op Nederland lijkt de nieuwe ster aan het firmament te zijn met beloften voor de toekomst. Allemaal groeperingen zonder diepe wortels in de samenleving. Sterker nog: deze groeperingen gaan er prat op zulke wortels niet te willen. Dat belemmert alleen maar de zo nodige slagvaardigheid. De toekomst lijkt niet aan de partij maar aan de beweging.
Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
1
Deze ontwikkeling lijkt een beetje op wat we in veel gemeenten hebben gezien rond de opkomst van lokale partijen. Een fenomeen dat vroeger vooral voorkwam in Brabant en Limburg, waar de almachtige KVP zich voor de gemeenteraadsverkiezingen even terugtrok ten gunste van een flink aantal lokale partijen met elk een eigen maatschappelijke achterban. In de jaren negentig breidde dit fenomeen zich over vrijwel het hele land uit, vooral toen het gebruik van de naam ‘Leefbaar’ succesvol leek. Er werd tot voor de rechter over gevochten wie nu in een gemeente de echte leefbaren waren. Toen ook een landelijke partij zich Leefbaar ging noemen was deze beweging echter al over haar hoogtepunt heen. Eén periode in de Kamer was genoeg.
Voordat we nu als ChristenUnie ons al te kritisch uitlaten over politieke bewegingen in plaats van politieke partijen is het goed te bedenken, dat ook de ChristenUnie via haar voorgangers GPV en RPF, ARP en CHU begonnen is als een politieke beweging. De eerste landelijke politieke partij in ons land was de ARP, opgericht in 1879. Maar toen kenden we in ons land al meer dan dertig jaar rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer. En de grondlegger van het antirevolutionaire gedachtegoed, Groen van Prinsterer, was al in zijn nadagen toen de ARP werd opgericht. Bovendien, het belangrijkste motief voor de oprichting van de ARP als landelijke partij was niet eens van politieke aard. Kuyper wilde op die manier in de eerste plaats een mogelijkheid krijgen om geld in te zamelen voor de oprichting van een dagblad, de latere Standaard. De organisatie van verkiezingscampagnes en wat daarbij hoort kwam pas op de tweede plaats. Dat er lange tijd geen landelijke politieke partijen waren maar wel landelijke verkiezingen werden gehouden had te maken met het toenmalige kiesstelsel. Er was toen een districtenstelsel, waarbij in elk kiesdistrict verkiezingen werden gehouden voor één afvaardigde in de Tweede Kamer. De historicus Van Deursen geeft in één van zijn publicaties een leuk doorkijkje hoe dat soms in z’n werk ging. In Zutphen bestond een plaatselijke kiesvereniging onder de naam Redding door bezuiniging. Wat het belangrijkste programmapunt van deze vereniging was is dus wel duidelijk. Nu ging het er om bij de verkiezingen van 1848 een goede kandidaat te vinden die voldoende stemmen zou trekken om Zutphen namens Redding door bezuiniging in de Tweede Kamer te vertegenwoordigen. Er werden twee kandidaten van naam genoemd: Thorbecke en Groen van Prinsterer, de politieke tegenpolen van die tijd. Thorbecke kreeg de meeste steun binnen de vereniging en werd dus kandidaat. Maar voor wie liever Groen had Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
2
gehad was er ook een oplossing. Hij werd gekandideerd door dezelfde vereniging voor de Eerste Kamer. Er waren in die tijd dus wel politieke partijen, maar dat waren lokale partijen rondom een bepaald item, zoals in dit geval bezuiniging. De enige functie die ze vervulden was het zoeken van een goede kandidaat en het aanbevelen van die kandidaat via een advertentie in het plaatselijk nieuwsblad. Zo gebeurde het ook bij de gemeenteraadsverkiezingen. Vaak had men dan wel een invloedrijke burger die op persoonlijke titel gekandideerd werd, ondersteund door enkele goede vrienden en een comité van aanbeveling. Groen van Prinsterer vertegenwoordigde als Kamerlid dus niet een partij maar een district. Zutphen mocht hem dan niet gekandideerd hebben, maar Zwolle deed het in 1848 wel. In de Kamer was hij dan ook de geachte afgevaardigde uit Zwolle. Zo werd hij ook aangesproken. Bij voorbeeld bij de behandeling van het voorstel van Thorbecke voor een Gemeentewet. Groen had bezwaren tegen dit voorstel, voornamelijk vanwege de gelijkschakeling van alle gemeenten en het in zijn ogen centralistische karakter van het wetsvoorstel. Om iets te kunnen proeven van de politieke sfeer in die tijd geef ik nu een klein citaat uit het antwoord van Thorbecke aan Groen. Hij zegt wel te willen ingaan op het betoog van Groen “omdat ik, den geachten spreker antwoordende, niet alleen hem antwoord, maar ook die velen onder ons, ook dat groot deel van de Natie, in welks naam de geachte afgevaardigde sprak en in welks naam hij zoo dikwijls gesproken heeft. Zoo mijn antwoord den geachten spreker voldoet, hetgeen op zichzelf reeds hooge waarde voor mij zal hebben, en het dan tevens die velen onder ons, of dat groot deel van de Natie, waarvan de geachte spreker gewoon is zich het orgaan te noemen, kan voldoen, zal ik mij bijzonder gelukkig voelen.” De mengeling van hoffelijkheid en sarcasme in het antwoord van Thorbecke is duidelijk. Maar waar het mij om gaat is, dat de partijloze Groen van Prinsterer al in 1848 werd gezien en ook zichzelf zag als orgaan van een groot deel van de Natie, van dat deel namelijk dat zich aangesproken voelde door de door hem verwoorde beginselen. Groen zelf sprak dan ook vaak over de antirevolutionaire of christelijk-historische richting, lang voordat er een partij van die naam bestond. Groen was de leider van een antirevolutionaire beweging, zonder leden en zonder een partijstructuur. Hij raadpleegde vertrouwde vrienden en geestverwanten maar bepaalde uiteindelijk zelf zijn koers. Wat dat betreft zouden Wilders en Verdonk bij Groen in de leer geweest kunnen zijn. Ik hoop echter dat zij niet bij dit ene punt blijven steken maar ook lering willen trekken uit het vervolg. Want al ging het Kuyper in 1879 vooral om iets anders, de oprichting van de ARP Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
3
was wel hèt instrument om het antirevolutionaire gedachtegoed wortel te laten schieten, daarin samenhang aan te brengen, daar draagkracht voor in de samenleving te vinden. En dat zijn nu juist punten waarin een politieke partij zich onderscheidt van een politieke beweging. Toen in 1917 ook nog eens het districtenstelsel vervangen werd door een stelsel van evenredige vertegenwoordiging was het voor ieder duidelijk, dat wilde een politieke beweging voldoende steun krijgen een sterke landelijke ledenpartij onvermijdelijk was. De NSB vormde in de jaren dertig de enige belangrijke uitzondering. In de naoorlogse jaren had de Boerenpartij nog veel weg van een politieke beweging. Je kon wel lid worden van deze partij, maar alles in de partij draaide om de persoon van Koekoek en zijn ideeën. Met democratische spelregels had hij niet veel op. Na enige tijd was Nederland op hem en zijn partij uitgekeken en stierf de beweging een natuurlijke dood, maar niet dan nadat zij in tal van brokken uiteen was gevallen. Ook de LPF begon als een beweging rond de persoon van Fortuyn en zijn ideeën. Daaraan werd ook krampachtig vastgehouden toen Fortuyn vermoord was. Het fortuynisme werd een nieuw soort ideologie. Dat werd ook in de naam van de partij tot uitdrukking gebracht en in de statuten vastgelegd. Maar zonder de samenbindende kracht van de leider viel de partij in tal van groepen uiteen, die elkaar onderling het recht betwistten een verwijzing naar Fortuyn in hun partijnaam op te nemen. De PVV en de TON zijn de nieuwste voorbeelden van een politieke beweging rond de persoon van een aansprekende leider of leidster. Het verschil met de LPF is wel, dat deze beide bewegingen zijn ontstaan nadat hun leider zich binnen de oude partij, de VVD, onmogelijk had gemaakt. Als we de verschillende voorbeelden naast elkaar zetten, dan vallen onmiddellijk enkele kenmerken op waardoor een politieke beweging zich onderscheidt van een traditionele partij. •
Opvallend is steeds de sterke aansprekende leider die zijn aanhang om zich heen verzamelt. Hij drukt het stempel op de politiek van de beweging.
•
Binnen de beweging is van democratische spelregels geen sprake. Daarom geen vereniging met stemhebbende leden maar b.v. een stichting met een club sympathisanten en adviseurs.
•
De beweging concentreert zich op een beperkt aantal aansprekende items en bestrijdt daarmee de gevestigde orde zonder de bereidheid door middel van samenwerking met anderen compromissen te sluiten.
Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
4
Met deze kenmerken kan een politieke beweging – in ieder geval enige tijd – de aandacht trekken en aanhang werven. Immers, de gevestigde partijen zijn in hun ogen per definitie halfslachtig, de eigen beweging is echt de tolk van de gewone hard werkende burger.
Nu behoef ik hier vanavond niet breed uit te meten hoe bedenkelijk het is als een beweging, die niets moet hebben van democratische interne besluitvorming, een stevige plaats opeist in ons democratisch bestel. Maar ik wil wel voorop stellen, dat onze afkeer van een bepaalde politieke groepering er niet toe mag leiden haar een plaats binnen het politieke bestel te ontzeggen. We hebben in Nederland een open politiek bestel. Ieder die het wil mag een politieke partij beginnen en aan verkiezingen deelnemen. Hoe men zich daarbij wil organiseren is geen zaak van de overheid. We kennen in Nederland vanouds geen wet op de politieke partijen, zoals in andere landen soms wel het geval is. Daardoor is er ruimte voor een ChristenUnie en een SGP maar desgewenst ook voor een islamitische partij of een Partij voor de Dieren. Een partijverbod is in uitzonderlijke situaties mogelijk, maar dan door de rechter. Het was dan ook een goedkope en onwaarachtige actie toen in 2006 geprobeerd werd de oprichting van een pedofielenpartij te voorkomen. Minister Donner antwoordde toen op Kamervragen heel duidelijk: “Het is inherent aan een levende democratie dat politiek verwerpelijke ideeën primair met kracht van argumenten moeten worden bestreden en dat daarvoor het oordeel in de eerste plaats aan de kiezers is, niet aan de rechter.” Alleen al om deze reden zouden al diegenen die de rechter willen inschakelen om de SGP het leven zuur te maken zich nog eens moeten bezinnen op hun democratische gezindheid. Aan een politieke beweging lijkt dus in ons land niet veel in de weg te worden gelegd. Maar dat is een te vlotte conclusie. Want weliswaar kan iedereen een politieke partij oprichten en daarmee deelnemen aan verkiezingen zonder enige overheidsbemoeienis. Maar zodra zo’n partij om bepaalde faciliteiten van de overheid vraagt stelt de overheid wel eisen. Toen de PVV onder die naam aan de verkiezingen wilde meedoen moest haar naam geregistreerd worden. Eén van de weinige eisen die daaraan gesteld wordt is, dat de partij de rechtsvorm heeft van een vereniging, dus een rechtspersoon met leden. Maar het enige lid van de PVV was Geert Wilders. En hij was absoluut niet van plan er meer toe te laten. Hij heeft de zaak toen slim aangepakt. Van een vereniging kan al sprake zijn als er tenminste twee leden zijn. Welnu dat viel te regelen. Wilders richtte een Stichting Geert Wilders op met hemzelf als
Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
5
enige bestuurder. Samen met die stichting vormde Wilders toen de vereniging. Aan de eis van de wet was formeel voldaan. Moeilijker ligt het zodra een politieke beweging in aanmerking wil komen voor overheidssubsidie. We hebben een Wet subsidiëring politieke partijen. Alle in de Tweede of Eerste Kamer vertegenwoordigde partijen kunnen aanspraak maken op rijkssubsidie. Voorwaarde is echter dat de partij tenminste 1000 leden moet hebben. Een politieke beweging zonder leden kan aan die voorwaarde uiteraard niet voldoen. Subsidie zit er dus voor een beweging niet in. Maar een beweging kan nog wel zonder subsidie. In de naaste toekomst kan het voor politieke bewegingen wel eens nog moeilijker worden. De regering is n.l. op verzoek van de Tweede Kamer bezig met een wetsvoorstel financiering politieke partijen, die de bestaande subsidiewet zal gaan vervangen. Als dat wetsvoorstel aangenomen wordt zullen alle politieke partijen – ook die zonder leden – moeten voldoen aan eisen van transparantie in bestuur en financiële administratie en zal een maximum gesteld worden aan inkomsten die een partij kan krijgen uit giften of sponsoring. De bedoeling daarvan is te voorkomen dat partijen die een beroep op de kiezers doen in feite een verlengstuk zijn van onbekende belangengroepen in binnen- of buitenland. Als dat gaat gebeuren komt een beweging zonder leden dus aan verschillende kanten klem te zitten. Ze krijgt geen inkomsten van leden, maar tegelijk worden de mogelijkheden beperkt inkomsten van derden te krijgen. Ongetwijfeld zal hierover nog wel de nodige discussie ontstaan, maar de Kamer heeft met het principe al ingestemd. Is dat nu niet in strijd met het open karakter van ons politiek bestel? Formeel niet. Maar wel is duidelijk dat een beweging zonder leden niet gelijk behandeld zal worden als een partij met leden. Als dat gebeurt omdat een partij in aanmerking wil komen voor overheidssubsidie lijkt mij dat ook terecht. Laat ik een vergelijking maken met het onderwijs. De vrijheid van onderwijs is een groot goed, vastgelegd in de Grondwet. Toch heeft de overheid altijd geredeneerd, dat aanspraak op bekostiging alleen bestaat als de school voldoet aan eisen van deugdelijkheid. Inmiddels zijn we al een flinke stap verder. De overheid wil de scholen meer vrijheid geven, maar stelt wel de eis dat er bij de school sprake moet zijn van goed bestuur, met onder andere een duidelijke scheiding van bestuur en toezicht, een goede externe verantwoording en een deugdelijke administratie. Scholen zijn dus niet meer volledig vrij in de wijze van inrichting van het bestuur. Iets dergelijks zien we ook in de zorgsector.
Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
6
Onderwijs en zorg behoren – mede door de bekostiging uit publieke middelen – tot de semi-publieke sector. Daar draagt de overheid mede verantwoordelijkheid voor.Dan mag zij ook voorwaarden stellen uit een oogpunt van goed bestuur. Als dat verlangd wordt van het onderwijs, waar direct het grondrecht van de vrijheid van onderwijs in het geding kan zijn, is dan nog vol te houden dat de overheid geen eisen mag stellen aan de inrichting van politieke organisaties die bij uitstek in het publieke domein werken?
Wat hebben we voor de toekomst te verwachten van politieke bewegingen? Ze zullen spontaan kunnen blijven ontstaan en een beroep doen op de kiezers, veelal omdat ze in een gat springen dat de traditionele partijen hebben laten ontstaan. Daarmee lopen we het risico, dat het functioneren van onze parlementaire democratie bemoeilijkt wordt door het optreden van populistische bewegingen die zelf geen boodschap hebben aan regels van interne democratie. Dit risico mogen we over hebben voor het grote goed van een open politiek bestel. Te meer, omdat naar mij overtuiging ook een politieke beweging op de duur niet heen kan om de keus tussen democratie en dictatuur. Nu vinden mensen het nog mooi dat iemand als mevr. Verdonk afgeeft op de politieke partijen en roept dat zij zelf wel beslist. Maar het is onvermijdelijk dat zulke leiders ook beslissingen moeten nemen die een deel van de aanhang niet aanstaan. Mondige burgers laten zich niet tot in het oneindige gebruiken als stemvee. Dat proces kan door de ontwikkelingen op wetgevingsgebied, die ik zojuist noemde, een extra impuls krijgen. Met als gevolg dat een politieke beweging een partij wordt als alle andere. Met een eenzijdig program of radicale standpunten? Die zijn er meer. Met een aansprekende leider? Dat is per definitie tijdelijk. In de opkomst van politieke bewegingen zit altijd een reactie-element. Groepen burgers menen geen gehoor te vinden bij de bestaande politieke partijen. Die partijen wordt verweten niet te begrijpen dat de tijden veranderd zijn. In die zin is de opkomst van politieke bewegingen ook voor de ChristenUnie een signaal. Wij hebben wel een prachtige verenigingsstructuur met inspraak in soorten. Maar we ontkomen ook niet aan het euvel van – laat ik het voorzichtig zeggen – niet optimaal functionerende plaatselijke verenigingen. Wat onze kracht zou moeten zijn, kan onze zwakte worden.Daarom moet gezocht worden naar mogelijkheden om de band tussen kiezer en gekozene ook binnen de partij levend te houden. Als dat niet goed lukt op de traditionele manier, dan ook anders. Lezing Gert Schutte ter gelegenheid van 25 jaar ChristenUnie in de Edese raad
7