Notitie: Gemeentelijke maatwerkregeling voor personen met een chronische ziekte en/of beperking Inleiding Gemeenten worden met de drie decentralisaties verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers bij hun zelfredzaamheid en participatie in het brede sociale domein. Onderdeel van de decentralisaties zijn ook de regelingen voor de meerkosten als gevolg van chronische ziekte en/of beperking. Enkele landelijke regelingen gericht op de financiële compensatie van meerkosten als gevolg van chronische ziekte en/of een beperking komen te vervallen of worden ingeperkt, aangezien deze in de praktijk niet goed bleken te werken. Deze regelingen komen gefaseerd te vervallen in 2014 en 2015. Het betreft hier het afschaffen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER). De regering wil van een ongerichte compensatie via de Wtcg en CER naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers, door een combinatie van de fiscale regeling specifieke zorgkosten en gemeentelijk maatwerk voor de ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of handicap. Dit laatste vanuit de overtuiging dat gemeenten beter zicht hebben op de individuele situatie van burgers en daardoor beter in staat zijn gericht maatwerk te bieden aan burgers met een chronische ziekte en/of beperking die dat echt nodig hebben. De financiële middelen die met deze overdracht van taken gepaard gaan, zijn fors verlaagd. Dit maakt het voor gemeenten extreem lastig om een goede beleidsinvulling te geven aan deze taak. Deze notitie starten we na deze inleiding met een samenvatting van de beslispunten. Daarna schetsen we vervolgens in hoofdstuk 1 de huidige landelijke regelingen, in hoofdstuk 2 het financiële kader, in hoofdstuk 3 de gegevensuitwisseling tussen CAK en gemeenten en de praktische gevolgen daarvan, in hoofdstuk 4 de verschillende scenario’s om het nieuwe gemeentelijke beleid vorm te geven en in hoofdstuk 5 de samenvatting en het ambtelijk advies.
Vastgesteld door College op 3 juni 2014
1
Samenvatting van de beslispunten 1. Uitgangspunten voor het te vormen beleid inzake de gemeentelijke maatwerkregeling zijn: a. Gericht op de doelgroep “personen met een chronische ziekte en/of beperking” b. Uitvoeren binnen het beschikbare budget, regeling moet beheersbaar zijn c. Afstemmen op aanverwante regelingen (m.n. kostensoorten), waarbij de fiscale regeling als voorliggend wordt beschouwd. d. Hanteren van een inkomensgrens e. Regelarm inrichten, waardoor uitvoeringskosten zo laag mogelijk zijn 2. In verband met het vervallen van de CER per 1-1-2014 zijn er ingrijpende directe financiële gevolgen voor de burgers met een minimum inkomen. Voor dit tussenjaar 2014 stellen we het volgende voor: a. Onderzoeken of CZ medewerking wil verlenen om eind 2014 een eenmalige tegemoetkoming te verstrekken aan minima van de 6 peelgemeenten die deelnemen aan de huidige gemeentelijke Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV) én die hun volledige eigen risico hebben verbruikt. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. b. Indien CZ geen medewerking verleend actief al onze CAV cliënten informeren over de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Dit kan middels een vereenvoudigd aanvraagformulier waarbij de burger een bewijsstuk van het volledig verbruik van het eigen risico moet overleggen. Met dit scenario zijn extra uitvoeringskosten gemoeid ten opzichte van het gestelde onder 2a. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. c. Indien het gestelde onder 2a en 2b niet haalbaar blijkt dan is het voorstel om de middelen 2014 over te hevelen naar 2015. 3. Met ingang van 1-1-2015 het gemeentelijke financieel maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking definitief vorm geven. Daartoe onderstaande scenario’s uitwerken en combineren tot een gericht instrument voor gemeentelijk maatwerk: a. Individuele bijzondere bijstand Individuele bijzondere bijstand is een geschikt kader om het gemeentelijke maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking in te bedden. Het is een gerichte compensatie van daadwerkelijke meerkosten. Gelet op de hoge uitvoeringskosten is bijzondere bijstand met name geschikt als vangnet in combinatie met de meer regelarme scenario’s onder 3b en 3c b. De collectieve aanvullende verzekering De collectieve aanvullende verzekering biedt de mogelijkheid om het gemeentelijk maatwerk regelarm voor burgers en gemeenten in te bedden. Daarbij kunnen gemeenten een inkomensgrens bepalen voor toegang tot de CAV. Gemeenten bepalen daarnaast of ze bijdrage leveren in de premie van de CAV (evt. per inkomensgroep) en de hoogte van deze bijdrage . Dit scenario samen met zorgverzekeraar nader uitwerken voor 2015 en daarna. c. Verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen (armoedeparameters CAK) Door middel van extra armoedeparameters naar de landelijke inkomensparameters voor vaststelling van de eigen bijdrage Wmo kan een gerichte nulfactuur voor de eigen bijdrage Wmo bewerkstelligd worden voor bepaalde inkomensgroepen. Dit kan volledig door de gemeente bepaald worden en is zeer regelarm voor burgers en gemeenten. Vanwege het beperkte bereik (alleen Wmo) is aanvulling met een ander scenario noodzakelijk om te komen tot een goede gemeentelijke maatwerkregeling.
2
Hoofdstuk 1.
Waar gaat het over, welke regelingen betreft het?
1.1. De Wtcg en CER De Wtcg en CER worden momenteel grotendeels uitgevoerd door het CAK. Met ingang van 1-1-2014 komt de CER volledig te vervallen. De Wtcg bestaat uit een aantal deelregelingen. Deze vervallen deels per 1-1-2014 en per 1-1-2015. afgeschaft. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het opzetten van een nieuwe maatwerkregeling. Uitzondering: 1. De deelregeling Wtcg betreffende de verstrekking van een jaarlijkse tegemoetkoming aan burgers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijft bestaan. Deze regeling wordt uitgevoerd via het UWV. 2. De korting op de eigen bijdrage voor intramurale zorg (mensen die in een zorginstelling verblijven) is per 1-1-2014 al vervallen. Zorgkantoren zijn landelijk gecompenseerd om deze maatregel te verzachten. Gemeenten hoeven voor deze doelgroep (zorg met verblijf) dus geen maatwerkregeling op te zetten. Verantwoordelijkheid gemeenten: De onderstaande (deel)regelingen vervallen gefaseerd. De opzet van een nieuwe maatwerkregeling wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten:
Bron: Handreiking gemeentelijk maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking
Toelichting op de algemene tegemoetkoming Wtcg: 1 De huidige Wtcg kent sinds 2012 een inkomensgrens voor de algemene tegemoetkoming. Daarnaast bestaat er nog een differentiatie in de tegemoetkoming. Deze differentatie betreft: Leeftijd: jonger dan 65 jaar of 65 jaar en ouder. Onderscheid in eenpersoonshuishouden en meerpersoonshuishouden Een lage en een hoge bijdrage Toelichting op de Compensatieregeling Eigen Risico (CER): De CER kent geen inkomensgrens. Er wordt een vast jaarlijks bedrag toegekend (2013: € 99,-)
1
Inkomensgrens algemene tegemoetkoming Wtcg: Alleenstaanden: € 24.570 (Echt)paren: 35.100
3
1.2. Hoeveel van onze burgers betreft het? Voor beide regelingen geldt dat burgers hiervoor geen aanvraag hebben hoeven te doen. Toekenning vindt plaats op bepaalde parameters waarvoor de gegevens centraal aangeleverd worden. Dit zijn parameters vanuit de Wmo (rolstoel, hulp bij het huishouden), vanuit de zorgverzekeringswet (o.a. medicijngebruik, fysiotherapie) etc. Het handelt hier dus veelal om een ongevraagde toekenning van een financiële tegemoetkoming. Door deze algemene parameters te gebruiken als maatstaf is in de praktijk gebleken dat de regelingen ongericht werken en niet altijd terecht komen bij de burgers waarvoor het bedoeld is.
1.2.1. CER en Algemene tegemoetkoming Wtcg In maart 2014 hebben we via het CAK op gemeenteniveau de gegevens ontvangen betreffende het aantal burgers die gebruik maken van de CER en de algemene tegemoetkoming Wtcg in 2013. 2013
Asten Deurne Gemert-Bakel Helmond Laarbeek Someren Totaal Peel
Aantal klanten Algemene CER tegemoetkoming WTCG 1.829 1.978 4.244 4.332 3.510 3.747 10.971 11.214 2.717 2.751 2.177 2.275 25.448 26.297
Bron: cijfers CAK maart 2014
1.2.2. 33% compensatie Eigen bijdrage Wmo en AWBZ Daarnaast hebben we nog de burgers die een eigen bijdrage betalen voor voorzieningen in het kader van: 1. de Wmo (bijvoorbeeld voor hulp bij het huishouden, hulpmiddelen, woningaanpassingen en/of 2. de extramurale Awbz (dit betreft zorg zonder verblijf, bijvoorbeeld voor begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging). Het CAK berekent een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor voorzieningen die worden verstrekt in het kader van de Wmo of Awbz. Sinds 2009 wordt 33% van de eigen bijdrage gecompenseerd vanuit de Wtcg. Door het CAK wordt een korting van 33% toegepast op de berekende eigen bijdrage. 67% van de berekende eigen bijdrage wordt dus in rekening gebracht bij de klant. Gemeenten ontvangen wel 100% de berekende eigen bijdrage. Met ingang van 1-1-2015 vervalt deze regeling. De aantallen klanten die dit betreft (voor Wmo en AWBZ) hebben we (nog) niet in beeld. Deze informatie is opgevraagd bij het CAK.
1.2. Wat ontvangen onze burgers aan bijdragen uit deze regelingen? In bijlage 1 hebben we per onderdeel van de regeling globaal becijferd welke bedragen onze burgers uit de peelgemeenten (in)direct hebben ontvangen vanuit de Wtcg en CER in 2013. 2013
(in)direct ontvangen door burgers peelgemeenten vanuit CER en Wtcg
CER Circa € 2.500.000 Algemene tegemoetkoming Wtcg* Tussen € 5.000.000 en € 9.000.000 Compensatie eigen bijdrage Wmo Circa € 1.000.000 Compensatie eigen bijdrage AWBZ (zorg zonder verblijf) Geen gegevens van bekend *de aangeleverde cijfers van het CAK omvatten wel de leeftijdsindeling en hoge of lage bijdrage, maar geen cijfers omtrent indeling op eenpersoonshuishouden of meerpersoonshuishouden. Daarom is de bandbreedte becijferd op minimale bandbreedte (allemaal eenpersoonshuishoudens) of maximale bandbreedte (allemaal meerpersoonshuishoudens). Voor berekening zie bijlage 1, tabel 2b. 4
Hoofdstuk 2. Financiën
2.1. Landelijk kader De budgetten die met het afschaffen van de Wtcg en CER vrijvallen worden na een forse korting overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Gemeenten beschikken over beleids- en bestedingsruimte om het budget binnen het sociaal domein in te zetten. Het Regeerakkoord (oktober 2012) ging uit van een structureel budget oplopend naar € 761 miljoen voor gemeentelijk maatwerk. Daarbij werd voor de rijksoverheid een korting ingeboekt van 649 miljoen op de Wtcg en 200 miljoen op de CER. Conclusie: in deze regelingen ging dus in totaal ruim 1,6 miljard om. Inmiddels is de € 761 uit het regeerakkoord fors verlaagd en is sprake van een structureel budget oplopend naar € 268 miljoen vanaf 2017 voor gemeentelijk maatwerk. Het verschil is ontstaan door: de bewoners in een intramurale instelling niet door gemeenten te compenseren, maar direct in de hoogte van de eigen bijdrage. Het budgettaire bedrag dat samenhangt met het afschaffen van de CER en Wtcg-tegemoetkoming voor bewoners in een intramurale instelling (€ 55 miljoen) is per 2014 direct ingezet om de eigen bijdrage intramuraal te verzachten. de fiscale aftrek deels in stand te houden. Hiermee is gehoor gegeven aan onder meer de wens van Ieder(in) (voorheen de CG-raad) om de landelijke regeling voor de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ)-regeling, structureel in een afgeslankte vorm te handhaven. Hierbij is een bedrag gemoeid van structureel € 438 miljoen. Deze landelijke fiscale regeling vormt een aanvulling op het gemeentelijk maatwerk. Het is dus van belang om het gemeentelijk beleid hierop af te stemmen om overlap te voorkomen. 2.2. Financieel kader voor de peelgemeenten In de septembercirculaire 2013 is aangekondigd dat de gemeenten met ingang van 2014 middelen ontvangen voor de maatwerkregeling. Deze middelen (landelijk 45 miljoen) zijn opgenomen in de integratie-uitkering Wmo. Dit bedrag loopt vervolgens gefaseerd op naar landelijk 268 miljoen structureel in 2017. Doel van deze middelen is financiële compensatie van de groep chronisch zieken en gehandicapten die ten gevolge van hun ziekte te maken hebben met structurele meerkosten. Gemeenten hebben volledige beleidsvrijheid in de besteding van deze middelen. In onderstaande tabel staan de middelen voor 2014 opgenomen. De doorrekening voor de jaren 2015, 2016, 2017en verder zijn gebaseerd op de bedragen 2014 met een doorrekening op basis van de landelijke groei van het budget.
Indicatieve berekening
(bron: septembercirculaire 2013
Asten
Deurne
Gemert-Bakel
Helmond
Laarbeek
Someren
Gemeentefonds 2014
Peelregio
Totaal
integratie-uitkering Wmo 2014
100%
€ 1.431.098
€ 3.159.087
€
2.622.434
€ 8.743.942
€ 2.092.490
€ 1.756.744
€ 19.805.795
€
236.086
€
56.497
€
47.432
€
534.756
maatwerkregeling (45 miljoen per jaar)
2014
2,70%
€
38.640
€
85.295
€
70.806
maatwerkregeling (216 miljoen p. jaar)
2015
*
€
185.472
€
409.416
€
339.869
€ 1.133.213
€
271.186
€
227.674
€
2.566.829
maatwerkregeling (266 miljoen p. jaar)
2016
*
€
228.405
€
504.188
€
418.542
€ 1.395.531
€
333.960
€
280.376
€
3.161.002
maatwerkregeling (268 miljoen p. jaar)
2017 en verder
*
€
230.123
€
507.979
€
421.689
€ 1.406.023
€
336.471
€
282.484
€
3.184.769
* de berekening van de bedragen voor 2015, 2016 en 2017 en verder zijn gebaseerd op een doorrekening met als basis het bedrag dat voor 2014 beschikbaar is gesteld via de integratieuitkering Wmo. Met ingang van 2016 wordt het budget middels het objectief verdeelmodel Wmo 2015 verdeeld dat nu nog in ontwikkeling is.
5
Hoofdstuk 3. Gegevensuitwisseling tussen CAK en gemeenten
Genoemde regelingen worden nu uitgevoerd door het CAK. In het kader van de privacywetgeving mag het CAK geen cliëntgegevens uitwisselen zonder toestemming van de betreffende burger. Daarom zijn landelijk afspraken gemaakt met het CAK in het kader van de gegevensuitwisseling. Deze afspraken hebben in 2014 een directe impact op onze uitvoeringsorganisatie. Het betreft de volgende afspraken: -
-
-
Het CAK stuurt mensen die gebruik maakten van de CER en Wtcg in 2014 een brief waarin zij worden geïnformeerd over het afschaffen van de CER en de Wtcg, over het bestaan van de landelijke fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en het gemeentelijk maatwerk. Bij deze informatiebrief ontvangen de voormalig Wtcg- en CER-gerechtigden een antwoordkaart waarmee het CAK toestemming vraagt om persoonsgegevens te mogen verstrekken aan de gemeente waarin deze persoon woonachtig is. Het CAK zal personen die in 2013 een CER ontvingen vóór 30 juni 2014 de brief en de antwoordkaart sturen. Voor de peelgemeenten handelt het om 25.448 burgers die in 2013 een CER bijdrage hebben ontvangen. De verwachting is dat het CAK in het derde kwartaal 2014 start met het maandelijks verstrekken van persoonsgegevens van voormalig CER-rechthebbenden aan gemeenten. Personen die in 2014 een algemene tegemoetkoming Wtcg ontvangen worden vanaf oktober 2014 geïnformeerd over de afschaffing van de algemene tegemoetkoming. Voor de peelgemeenten handelt het om circa 26.297 burgers die in 2014 een Wtcg bijdrage gaan ontvangen (cijfers 2013). De verwachting is dat het CAK vanaf het eerste kwartaal 2015 maandelijks persoonsgegevens van voormalig Wtcg-rechthebbenden aan gemeenten kan gaan verstrekken. Uiteraard staat het iedere burger vrij om zelf rechtstreeks contact op te nemen met zijn of haar gemeente; de antwoordkaarten moeten worden gezien als extra service naar burgers en gemeenten. Gemeenten kunnen nadat burgers door de rijksoverheid en het CAK zijn geïnformeerd dan ook vragen van burgers verwachten die op eigen initiatief contact opnemen met de gemeenten.
Gevolgen van deze briefkaartenactie CAK voor de peelgemeenten: -
Een (groot) aantal burgers zullen contact op willen nemen met hun gemeente naar aanleiding van de brief van het CAK. Hierin ontstaan 2 piekmomenten namelijk rond 1 juli (CER groep) en rond 1 oktober (Wtcg groep). Per 1 juli starten we met de uitvoeringsorganisatie Wmo Peel 6.1 Er zal dus een samenloop zijn van telefonische drukte tegelijk met de opstart van de uitvoeringsorganisatie Klanten moeten uniform geïnformeerd worden, daarvoor is een centrale doorgeleiding van vragen naar 1 infopunt het meest ideaal. Als alternatief kan ook een belscript voor alle lokale KCC’s ontwikkeld worden. Middels een gemeentelijk communicatietraject (via lokale pers) dat in de tijd parallel moet lopen aan de twee brievenacties van het CAK kunnen we de telefonische drukte mogelijk inperken. Voorafgaand aan dit communicatietraject moet duidelijkheid bestaan omtrent de inzet van de middelen 2014 door de peelgemeenten.
Actie: - opstarten van een communicatietraject medio juni en eind september/oktober - Voorafgaand aan het communicatietraject moet duidelijkheid bestaan omtrent de inzet van de middelen voor de maatwerkregeling door de peelgemeenten in 2014 en vanaf 2015, zodat dit in een communicatiescript kan worden verwerkt. - Inrichten van een centraal telefonisch informatiepunt en/of opstellen van een belscript (juni en september/oktober) voor het afhandelen van telefonische vragen van burgers naar aanleiding van de CAK mailing
6
Hoofdstuk 4. Mogelijke scenario’s voor een gemeentelijke maatwerkregeling
4.1. Uitgangspunten voor het vormgeven van de gemeentelijke maatwerkvoorziening In de voorgaande hoofdstukken is in beeld gebracht hoe de huidige regelingen eruit zien, hoeveel gebruik ervan wordt gemaakt en hoe het toekomstige financiële kader eruit ziet. Duidelijk is dat de beschikbare middelen niet in verhouding staan tot de uitgaven die in de afgelopen jaren vanuit deze regelingen zijn gedaan. Dit betekent dat de gemeentelijke maatwerkregeling een forse inperking zal kennen ten opzichte van de bestaande regelingen Wtcg en CER. Deze inperking kan gezocht worden in: het beperken van de toegang tot de gemeentelijke maatwerkregeling en/of het verlagen van de bijdrage voorkomen van overlap met andere regelingen zoals de fiscale regeling, de bijzondere bijstand etc. Om deze inperking vorm te geven hebben we een aantal uitgangspunten geformuleerd op basis waarvan het beleid wordt vorm gegeven. Uitgangspunten voor het te vormen beleid inzake de gemeentelijke maatwerkregeling: 1. Gericht op de doelgroep “personen met een chronische ziekte en/of beperking” 2. Uitvoeren binnen het beschikbare budget, regeling moet beheersbaar zijn 3. Afstemmen op aanverwante regelingen (m.n. kostensoorten), waarbij de fiscale regeling als voorliggend wordt beschouwd 4. Hanteren van een inkomens- en eventueel een vermogensgrens 5. Regelarm inrichten, waardoor uitvoeringskosten zo laag mogelijk zijn 4.2. Mogelijke scenario’s voor 2014 e Indien het huidige wetsvoorstel ongewijzigd door de 1 kamer komt, dan zijn gemeenten met ingang van 2014 verantwoordelijk voor het opzetten van een maatwerkregeling voor burgers die tot en met 2013 gebruik maakten van de CER. Daarbij moet gesteld worden dat de middelen hiervoor zeer beperkt zijn gelet op de aantallen voormalige gebruikers. We kunnen dus uitsluitend voor de financieel meest kwetsbaren een regeling opstellen. Aangezien de CER zich uitsluitend richtte op een gedeeltelijke compensatie van het eigen risico van de zorgverzekering, is het verdedigbaar om deze lijn in 2014 voort te zetten voor onze minima. Deze regeling zou op de navolgende wijze zeer regelarm ingebed kunnen worden: Verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor minima die deelnemen aan de huidige CAV van hun gemeente (alle peelgemeenten hebben een CAV via CZ) én die hun eigen risico voor de zorgverzekeringswet hebben opgebruikt in 2014. CZ verzoeken om aan de deelnemers die in 2014 hun volledige eigen risico verbruikt hebben een financiële tegemoetkoming te verstrekken namens de gemeente. Hiervoor hebben we wel de medewerking van CZ nodig. Indien CZ geen medewerking verleend dan kunnen we als alternatief actief al onze CAV cliënten informeren over de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Dit kan middels een vereenvoudigd aanvraagformulier waarbij de burger een bewijsstuk van het volledig verbruik van het eigen risico moet overleggen. Met dit scenario zijn extra uitvoeringskosten gemoeid ten opzichte van het scenario dat CZ dit uitvoert. Als vangnet kan de bijzondere bijstand ingezet worden (voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV maar die wel hun volledige eigen risico hebben gebruikt). Dit lijkt strijdig met de huidige jurisprudentie en beleid, waarin is bepaald dat bijzondere bijstand voor eigen risico niet mogelijk is. Door het wegvallen van de CER verandert er echter iets in de basis onder het bestaande beleid en jurisprudentie. Wij achten het in het kader van billijkheid en gelijkheid mogelijk om de bijzondere bijstand als vangnet voor de CAV in te zetten. (zie bijlage 3). Daarnaast bestaat er nog een derde mogelijkheid, namelijk de middelen van 2014 overhevelen naar 2015. Punt van aandacht hierbij is dat burgers met een minimuminkomen die een tegemoetkoming in het kader van de CER ontvingen in 2014 dit bedrag zullen missen. Voor deze doelgroep is dat een fors bedrag.
7
Advies 1. Onderzoeken of CZ medewerking wil verlenen om eind 2014 een eenmalige tegemoetkoming te verstrekken aan minima van de 6 peelgemeenten die deelnemen aan de huidige gemeentelijke Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV) én die hun volledige eigen risico hebben verbruikt. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. 2. Indien CZ geen medewerking verleend actief al onze CAV cliënten informeren over de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Dit kan middels een vereenvoudigd aanvraagformulier waarbij de burger een bewijsstuk van het volledig verbruik van het eigen risico moet overleggen. Met dit scenario zijn extra uitvoeringskosten gemoeid ten opzichte van het gestelde onder a. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. 3. Indien het gestelde onder a en b niet haalbaar blijkt dan is het voorstel om de middelen 2014 over te hevelen naar 2015.
4.3. Mogelijke scenario’s m.i.v. 2015 Er zijn meerdere scenario’s of combinaties van scenario’s mogelijk om tot een gemeentelijke maatwerkregeling voor personen met een chronische ziekte en/of beperking te komen, namelijk: a. b. c. d. e.
de individuele bijzondere bijstand; een collectieve (aanvullende) zorgverzekering; een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo; een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen; een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking.
Deze scenario’s zijn uitgewerkt in bijlage 2. Hieronder volgt een korte opsomming van overwegingen bij de diverse scenario’s. Overwegingen: Ad a. Bijzondere bijstand. De individuele bijzondere bijstand kan (reeds) worden ingezet om chronisch zieken en gehandicapten met daadwerkelijke meerkosten te ondersteunen. De individuele bijzondere bijstand betreft altijd maatwerk. In het kader van de bijzondere bijstand is met ingang van 1-1-2015 het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand niet meer mogelijk. Binnen een categoriale regeling kan op basis van aannemelijke kosten een vergoeding verstrekt worden, waardoor de uitvoeringskosten verlaagd worden. Enige uitzondering hierop vormt de collectieve (aanvullende) verzekering voor ziektekosten. In 2014 is categoriale bijzondere bijstand nog wel mogelijk. In het kader van de bijzondere bijstand heeft de gemeente beleidsvrijheid in het bepalen van kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt, in de draagkrachtregels (inzake inkomen en vermogen) en in de hoogte van de gemeentelijke bijdrage. De uitvoeringskosten voor bijzondere bijstand liggen hoog. Iedere aanvraag moet individueel beoordeeld worden omdat het individueel maatwerk is. We kunnen de toekenning en beoordeling wel vereenvoudigen o.a. door het opstellen van beleidsregels over kostensoorten, periodieke toekenningen en het werken op declaratiebasis. Feit blijft dat alles individueel beoordeeld, getoetst en beschikt moet worden. Ook voor de burgers betekent dit een administratieve belasting. Ook hierbij geldt de kanttekening dat we dit voor de burger eenvoudiger kunnen maken bijvoorbeeld middels verkorte declaratieformulieren. Een deel van de huidige doelgroep voor bijzondere bijstand zal ook in aanmerking komen voor de nieuwe maatwerkregeling meerkosten. Gezien de cijfers van het CAK is de potentiële doelgroep voor de meerkostenregeling echter veel groter dan de huidige doelgroep bijzondere bijstand. Conclusie en advies: Individuele bijzondere bijstand is een geschikt kader om het gemeentelijke maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking in te bedden. Het is een gerichte compensatie van daadwerkelijke meerkosten. Gelet op de hoge uitvoeringskosten is bijzondere bijstand met name geschikt als vangnet in combinatie met andere meer regelarme scenario’s. 8
Ad b. Collectieve (aanvullende) verzekering (CAV) De Gemeente bepaalt de inkomensgrens voor de CAV en toetst eenmalig de toegang d.m.v. een inkomenstoets. Gemeenten kunnen per situatie bepalen of zij deze toets jaarlijks opnieuw doen/controleren voor de groep “overige minima”. De daadwerkelijke uitvoering van de regeling wordt verricht door de verzekeraar (CZ). Uitvoeringskosten zijn daarmee relatief laag in vergelijking met bijvoorbeeld scenario a. Ook de administratieve last voor burgers is laag. Verzekeraar bepaalt jaarlijks het pakket en de hoogte van de premie. Daarbij is wel inbreng mogelijk vanuit gemeenten, maar daarin moeten de gemeenten dan wel gezamenlijk optrekken. Peelgemeenten anticiperen wel in dit overleg, maar de invloed is beperkt. De hoogte van de premie i.r.t. het verzekerde pakket is voor burgers een belangrijke afweging in wel of niet deelname. Gemeenten kunnen een tegemoetkoming verstrekken in de premie vanuit de beschikbare middelen voor de maatwerkregeling. Wat te doen met groep burgers die niet kiest voor de CAV, maar wel geconfronteerd wordt met aantoonbare terugkerende kosten a.g.v. ziekte en/of beperkingen? Conclusie en advies: De collectieve aanvullende verzekering biedt de mogelijkheid om het gemeentelijk maatwerk regelarm voor burgers en gemeenten in te bedden. Daarbij kunnen gemeenten een inkomens- en eventueel een vermogensgrens bepalen voor toegang tot de CAV. Gemeenten bepalen daarnaast of ze bijdrage leveren in de premie van de CAV (evt. per inkomensgroep) en de hoogte van deze bijdrage . Bijzondere bijstand kan voor de elders verzekerden als vangnet dienen. Dit scenario samen met zorgverzekeraar nader uitwerken voor 2015 en daarna.
Ad c. een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo Binnen de Wmo mag geen inkomensgrens gehanteerd worden. Toekomstige artikel 4a in de Wmo biedt de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan burgers met een inkomen boven de inkomensgrenzen van de bijzondere bijstand. Ook in de Wmo 2015 wordt deze mogelijkheid geborgd. Deze financiële tegemoetkoming kan in de vorm van een forfaitair bedrag bij aannemelijke kosten (ongericht) of in de vorm van een tegemoetkoming voor daadwerkelijke kosten (gericht). Door het niet mogen hanteren van een inkomensgrens vormt het inbedden van de gemeentelijke maatwerkregeling voor personen met een chronische ziekte en/of beperking in de Wmo een financieel risico vanwege de zeer grote doelgroep die dan in aanmerking komt. Conclusie en advies: Gelet op de beperkte financiële kaders voor de financiële maatwerkregeling in relatie tot de potentiële doelgroep wordt dit scenario ontraden. Dit scenario herbergt een groot financieel risico voor gemeenten en wordt daarom ontraden.
Ad d. een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen De eigen bijdrage voor Wmo wordt opgelegd door het CAK op basis van landelijke inkomensparameters. Wijziging van deze parameter werkt door in alle berekeningen van de eigen bijdrage en dus ook mensen met een hoog inkomen betalen dan minder eigen bijdrage. Gemeenten hebben de mogelijkheid om in het kader van armoedebeleid extra armoedeparameters toe te laten voegen voor de inning van de eigen bijdrage door het CAK. Deze armoedeparameters kunnen zeer gericht worden ingezet op doelgroepen en inkomenscategorieën en kunnen tussentijds worden aangepast. Op basis van de wettelijke inkomensparameters stelt het CAK de bijpassende eigen bijdrage vast. Op basis van de armoedeparameters wordt vervolgens een nul factuur gegenereerd voor de eigen bijdrage van de betreffende klant. De klant met inkomen binnen de armoedeparameter betaalt in dit scenario dus géén eigen bijdrage voor de Wmo voorzieningen. Dit gaat beduidend verder dan de huidige 33% kortingsregeling Wtcg. In veel peelgemeenten wordt momenteel de eigen bijdrage Wmo volledig vergoed via bijzondere bijstand of CAV. Via bijzondere bijstand en CAV wordt naast inkomen ook vermogen getoetst. In Helmond wordt al gebruik gemaakt van de armoedeparameters/nulfactuur CAK. Nulfactuur eigen bijdrage CAK kan als neveneffect hebben dat gebruik van voorzieningen toeneemt. 9
De gemeente financiert het verschil tussen de opgelegde eigen bijdrage en de nulfactuur uit armoedemiddelen of maatwerkmiddelen. De regeling kan gericht worden ingezet en worden bijgesteld. Het betreft dus geen open eind financiering. Beperkte uitvoeringskosten én geen administratieve last voor de burger Deze regeling heeft maar een beperkte werking. Is namelijk uitsluitend van toepassing op eigen bijdrage die burgers moeten betalen voor een Wmo voorziening. Meerkosten agv ziekte/beperking zijn veel breder.
Conclusie en advies: Door middel van extra armoedeparameters naast de landelijke parameters voor vaststelling van de eigen bijdrage Wmo kan een gerichte verlaging van de eigen bijdrage Wmo bewerkstelligt worden voor bepaalde inkomensgroepen. Dit kan volledig door de gemeente bepaald worden en is zeer regelarm voor burgers en gemeenten. Vanwege het beperkte bereik van deze regeling (alleen Wmo) is aanvulling met een ander scenario noodzakelijk om te komen tot een goede maatwerkregeling.
Ad e. een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking Hierbij wordt gedacht aan een fonds dat werkt zoals de formule bij bestrijding armoede onder kinderen door Stichting Leergeld. Wij kennen binnen de peelgemeenten nog geen fonds dat zich richt op financiële compensatie van meerkosten als gevolg van een chronische ziekte of beperking. Er kan dus nog niet worden aangesloten bij een bestaande structuur. Het oprichten van een dergelijk fonds met bijpassende structuur (o.a. vrijwilligers) en uitvoeringsrichtlijnen vergt tijd én een forse ambtelijke inzet die momenteel niet voorhanden is a.g.v. de extra werkzaamheden vanwege de komende peelsamenwerking en de transities. Conclusie en advies: Dit scenario biedt misschien mogelijkheden voor de toekomst. Op dit moment is er echter nog geen bestaande structuur waarin dit ingebed kan worden. Ambtelijke capaciteit ontbreekt om dit naast alle extra werkzaamheden tengevolge van de peelsamenwerking en de transities tijdig op te zetten. Dit scenario wordt ontraden. Samenvattend schema waarin de afwegingen mbt de diverse scenario’s in beeld zijn gebracht.
Bron: BSenF Opmerking: (Er zit een onjuistheid in bovenstaande tabel bij de kolom financiële tegemoetkoming Wmo. De mogelijkheid tot differentiëren naar inkomen mag niet tot uiting komen in het vaststellen van een inkomensgrens. Net zoals in de huidige Wmo mag ook binnen de Wmo 2015 geen inkomensgrens gehanteerd worden.
10
Hoofdstuk 5. Samenvatting en adviezen
Gemeenten worden verantwoordelijk voor financieel maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking als gevolg van het afschaffen van de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Om dit vorm te geven wordt een beperkt deel van de huidige middelen overgeheveld naar het gemeentefonds. De huidige landelijke regelingen zijn deels inkomensonafhankelijk ingeregeld. Daar waar een inkomenstoets wordt gedaan betreft het inkomensgrenzen die beduidend boven het minimum liggen. Aangezien een groot deel van de landelijke middelen gehandhaafd blijven voor een fiscale regeling die toegankelijk is voor alle inkomensgroepen, achten wij het redelijk dat de gemeentelijke regeling zich meer toespitst op de lagere inkomensgroepen.
1. Uitgangspunt voor beleid gemeentelijk financieel maatwerk Uitgangspunten voor het te vormen beleid inzake de gemeentelijke maatwerkregeling: a. Gericht op de doelgroep “personen met een chronische ziekte en/of beperking” b. Uitvoeren binnen het beschikbare budget, regeling moet beheersbaar zijn c. Afstemmen op aanverwante regelingen (m.n. kostensoorten), waarbij de fiscale regeling als voorliggend wordt beschouwd d. Hanteren van een inkomensgrens e. Regelarm inrichten, waardoor uitvoeringskosten zo laag mogelijk zijn
2. Advies financieel maatwerk voor personen met een chronische ziekte of beperking 2014 Vanwege het gefaseerd afschaffen van de CER en Wtcg, worden gemeenten in 2014 al verantwoordelijk voor de het opzetten van een (beperkte) maatwerkregeling ten behoeve van de groep burgers die in 2013 nog een financiële tegemoetkoming in het kader van de CER ontvingen. a. Onderzoeken of CZ medewerking wil verlenen om eind 2014 een eenmalige tegemoetkoming te verstrekken aan minima van de 6 peelgemeenten die deelnemen aan de huidige gemeentelijke Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV) én die hun volledige eigen risico hebben verbruikt. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. b. Indien CZ geen medewerking verleend actief al onze CAV cliënten informeren over de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Dit kan middels een vereenvoudigd aanvraagformulier waarbij de burger een bewijsstuk van het volledig verbruik van het eigen risico moet overleggen. Met dit scenario zijn extra uitvoeringskosten gemoeid ten opzichte van het gestelde onder a. Aanvullend hierop de bijzondere bijstand inzetten als vangnet voor minima die niet aangesloten zijn bij de CAV. c. Indien het gestelde onder a en b niet haalbaar blijkt dan is het voorstel om de middelen 2014 over te hevelen naar 2015.
3. Advies financieel maatwerk voor personen met een chronische ziekte of beperking 2015 Met ingang van 2015 dient een structurele regeling opgezet te worden om financieel maatwerk voor personen met een chronische ziekte of beperking te kunnen verlenen. De diverse scenario’s zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Op basis daarvan is het advies om het onderstaande scenario’s nader uit te werken met inachtneming van de uitgangspunten en specifieke aandacht voor de uitvoeringskosten die ermee gemoeid zijn. Vervolgens onderstaande scenario’s combineren tot een gericht instrument voor gemeentelijk maatwerk:
11
a. Individuele bijzondere bijstand Individuele bijzondere bijstand is een geschikt kader om het gemeentelijke maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking in te bedden. Het is een gerichte compensatie van daadwerkelijke meerkosten. Gelet op de hoge uitvoeringskosten is bijzondere bijstand met name geschikt als vangnet in combinatie met andere meer regelarme scenario’s.
b. De collectieve aanvullende verzekering De collectieve aanvullende verzekering biedt de mogelijkheid om het gemeentelijk maatwerk regelarm voor burgers en gemeenten in te bedden. Daarbij kunnen gemeenten een inkomensgrens bepalen voor toegang tot de CAV. Gemeenten bepalen daarnaast of ze bijdrage leveren in de premie van de CAV (evt. per inkomensgroep) en de hoogte van deze bijdrage . Dit scenario samen met zorgverzekeraar nader uitwerken voor 2015 en daarna. c. Verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen (armoedeparameters CAK) Door middel van extra armoedeparameters naar de landelijke inkomensparameters voor vaststelling van de eigen bijdrage Wmo kan een gerichte nulfactuur voor de eigen bijdrage Wmo bewerkstelligd worden voor bepaalde inkomensgroepen. Dit kan volledig door de gemeente bepaald worden en is zeer regelarm voor burgers en gemeenten. Vanwege het beperkte bereik (alleen Wmo) is aanvulling met een ander scenario noodzakelijk om te komen tot een goede gemeentelijke maatwerkregeling.
12
BIJLAGE 1. Bijdragen uit Wtcg en CER aan inwoners peelgemeenten (2013)
Tabel 1. Jaarlijkse bijdrage Compensatie Eigen Risico CER
2013
Asten Deurne Gemert-Bakel Helmond Laarbeek Someren totaal
Aantal klanten 1.829 4.244 3.510 10.971 2.717 2.177 25.448
€ 99,- per jaar € 181.071 € 420.156 € 347.490 € 1.086.129 € 268.983 € 215.523 €
2.519.352
Tabel 2a. Algemene tegemoetkoming Wtcg Wtcg
2013
Asten Deurne Gemert-Bakel Helmond Laarbeek Someren totaal
Aantal klanten 1.978 4.332 3.747 11.214 2.751 2.275
Klanten met hoge bijdrage 398 928 839 2729 561 457
Klanten met lage bijdrage 1580 3404 2908 8485 2190 1818
26.297
5.912
20.385
Aangezien we geen gegevens hebben hoeveel van deze klanten behoren tot eenpersoons en hoeveel behoren tot een meerpersoons huishouden en de bijdrage voor deze categorieën behoorlijk verschilt, kunnen we alleen maar een bandbreedte berekenen, m.b.t. de huidige uitgaven aan Algemene tegemoetkoming Wtcg.
Tabel 2b Berekening bandbreedtes verstrekte bijdrages Wtcg Indien allemaal lage hoge eenpersoons bijdrage bijdrage Bijdrage Wtcg € 148 € 346 Aantal klanten x 20.385 x 5.912
Minimale bandbreedte Minimaal
Indien allemaal lage meerpersoons bijdrage hoge bijdrage Bijdrage Wtcg € 296 € 494 Aantal klanten x 20.385 x 5.912
€ Maximale € 3.016.980 2.045.552 bandbreedte tot € 5.062.532 maximaal
€ 6.033.960 € 2.920.528 € 8.954.488 13
Tabel 3. Compensatie eigen risico Wmo in 2013
Asten Deurne Gemert-Bakel Helmond Laarbeek Someren
Ontvangen eigen bijdrage Wmo in 2013* € 266.888 € 602.456 € 381.299 € 1.118.000 € 324.210 € 248.502
33% compensatie via Wtcg voor cliënten € 88.073 € 198.810 € 125.829 € 368.940 € 106.989 € 82.006
Totaal
€
€
2.941.355
970.647
* dit betreft de door CAK geïnde en aan de gemeente afgedragen eigen bijdrage 2013.
14
Bijlage 2. Uitgewerkte scenario’s De volgende scenario’s zijn uitgewerkt in deze bijlage: 1. de individuele bijzondere bijstand; 2. een collectieve (aanvullende) zorgverzekering; 3. een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo; 4. een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen; 5. een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking. Optie 1: De bijzondere bijstand Wettelijk kader Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat het inkomen niet toereikend is om noodzakelijke uitgaven te doen. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor individuele bijzondere bijstand worden verstrekt op grond van artikel 35 lid 1 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het verlenen van bijzondere bijstand is maatwerk. Bij iedere aanvraag moet worden vastgesteld of de kosten zich voordoen, of de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn, of er sprake is van uitgaven die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en of de aanvrager de kosten uit de eigen middelen (inkomen en vermogen) kan voldoen. Of een persoon in aanmerking komt voor bijzondere bijstand hangt onder ander af van de draagkracht in inkomen en het vermogen van deze persoon. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om zelf te bepalen welke draagkrachtregels inzake inkomen en vermogen ze hanteren. Momenteel kan de individuele bijzondere bijstand reeds worden ingezet om chronisch zieken en gehandicapten met meerkosten te ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld medische kosten zoals tandheelkundige hulp of dieetkosten, of verborgen kosten zoals waskosten of kosten als gevolg van kledingslijtage. Daarnaast biedt artikel 35 lid 4 van de WWB op dit moment nog de mogelijk om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken voor chronisch zieken en gehandicapten. Deze mogelijkheid wordt echter, met het wetsvoorstel “Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten” per 1 januari 2015 afgeschaft. Inzet individuele bijzondere bijstand als maatwerkregeling voor chronisch zieken en gehandicapten Aan het inzetten van individuele bijzondere bijstand als maatwerkregeling voor chronisch zieken en gehandicapten zijn een aantal voor- en nadelen verbonden: Voordelen * De gemeente heeft beleidsvrijheid in het bepalen van de kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt, in de draagkrachtregels (inzake inkomen en vermogen) en in de hoogte van de gemeentelijke bijdrage. * Het is een maatwerkvoorziening. De gemeente kan heel gericht de daadwerkelijk gemaakte meerkosten compenseren van personen die het ook echt nodig hebben in het kader van hun chronische ziekte of handicap.
* Zowel de directe als de verborgen meerkosten kunnen worden gecompenseerd.
Nadelen * Aan de beoordeling van bijzondere bijstand zit altijd een toets inzake het inkomen en vermogen en zal hiermee, al heb je hierin beleidsvrijheid, gericht blijven op de sociale minima. Chronisch zieken en gehandicapten met draagkracht komen dus niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. * Iedere aanvraag moet individueel beoordeeld worden doordat het een maatwerkvoorziening is. Dit brengt hoge uitvoeringskosten met zich mee. Echter je kunt de toekenning en beoordeling wel vereenvoudigen o.a. door het opstellen van beleidsregels over kostensoorten, periodieke toekenningen en het werken op declaratiebasis. Feit blijft dat alles individueel beoordeeld, getoetst en beschikt moet worden. * De kosten van de verstrekkingen zijn lastig te beheersen. De gemeente heeft vooraf weinig zicht op de hoeveelheid aanvragen. * Het brengt hoge administratieve lasten mee voor de burger: om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand moet een persoon een aanvraag met bijbehorende bewijsstukken indienen. 15
Wat is er nodig om deze optie uit te werken als maatwerkregeling? Indien de keuze wordt gemaakt om de individuele bijzondere bijstand in te zetten als maatwerkregeling voor chronisch zieken en gehandicapten zal het bijzondere bijstandsbeleid moeten worden bezien en waar wenselijk worden verruimd. Als voor deze optie gekozen wordt, is het voorstel om dit mee te laten nemen in de werkgroep voor de harmonisatie van het bijzondere bijstandsbeleid. Deze werkgroep zal worden opgericht in het kader van de overheveling van de bijzondere bijstand en de minimaregelingen naar de Peelsamenwerking 6.1.
Optie 2. De Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV). Huidig wettelijk kader : De collectieve aanvullende verzekering is een onderdeel van de Bijzondere bijstand. Op basis van artikel 35 lid 6 WWB heeft de gemeente de mogelijkheid om bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering en/of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering. Dit is het huidige wettelijk kader. Inkomensgrens CAV vervalt per 1-1-2015: Het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten’ is recentelijk openbaar gemaakt. Het voorstel voorziet onder meer in de afschaffing van de bestaande inkomensgrens van 110% voor categoriale bijzondere bijstand (artikel 35 lid 9 Wwb) in de vorm van een (premiebijdrage in de) collectieve zorgverzekering voor minima (CZM). Categoriale bijzondere bijstand kan uitsluitend nog verstrekt worden in de vorm van (een tegemoetkoming in de kosten) van een collectieve aanvullende zorgverzekering. Door deze wijziging worden de gemeenten in staat gesteld naar wens een hogere inkomensgrens vast te stellen, bijvoorbeeld ter hoogte van 130% van het sociaal minimum. Dit alles betekent een verruiming van het wettelijk kader per 1-1-2015. Toelating tot de regeling: De gemeente heeft per 1-1-2015 de mogelijkheid om vrij te bepalen- op basis van inkomensvermogensnormen- of iemand wel of niet in aanmerking komt voor de collectieve aanvullende verzekering dan wel een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering. Door de inkomensgrens voor de CAV te verhogen zal de voorziening toegankelijker worden voor chronisch zieken en gehandicapten met een hoger inkomen. Daarmee zullen de feitelijke meerkosten voor zorg middels de CAV voor CZ klanten te compenseren zijn. Voor de overige verzekeraars zal er wellicht iets geregeld dienen te worden voor vergoeding middels de individuele bijzondere bijstand. Mate van gerichtheid: Er is een hoge mate van gerichtheid om de compensatie van meerkosten voor chronisch zieken middels de CAV te laten plaatsvinden. Om deze Maatwerkvoorziening concreet vorm te geven zal de gemeente in samenspraak met een zorgverzekeraar afspraken moeten gaan maken voor welke specifieke kosten de chronisch zieken en gehandicapten compensatie zal krijgen. Hier zijn verder geen beperkende voorwaarden aan verbonden. Tevens staat het de gemeente ook vrij om de hoogte van de vergoedingen af te stemmen op het beschikbare budget. Derhalve kan het budget ook kader stellend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming. Beheersbaarheid uitgaven/budget: Nu er een hoge mate van gerichtheid is is de beheersbaarheid van het budget hoog. Dit komt doordat de hoogte van de vergoeding voor de maatwerkvoorziening afgestemd kan worden op het beschikbare budget vanuit het Rijk. Gemeente is vrij om de burger een bijdrage in de premie voor de CAV te verstrekken en de hoogte van deze bijdrage in de premiekosten voor het aanvullend pakket te bepalen (dit kan per inkomenscategorie verschillen). Uiteindelijk is de instroom / aantal klanten niet voorspelbaar. In die zin is er sprake van een open eind financiering.. Uitvoeringskosten voor gemeente: De uitvoeringskosten zullen voor de gemeente lager zijn dan in de andere scenario’s. Het is aan de gemeenten om te beoordelen of men toegelaten kan worden tot de CAV. Hierover zal door de gemeente beschikt moeten worden. Echter zodra dat deze toekenning door de gemeente is afgegeven, is het aan de Zorgverzekeraar om te beoordelen of een CAV deelnemer wel of niet in aanmerking komt voor de compensatie voor de meerkosten van chronisch zieken. Derhalve zijn de uitvoeringskosten voor de gemeente relatief laag. Echter daarnaast bereik je met de invullen van de maatwerkvoorziening middel de CAV niet de complete doelgroep. Burgers die elders verzekerd zijn worden niet gecompenseerd. Deze kunnen opgevangen worden middels de individuele bijzondere bijstand. De uitvoeringskosten voor de bijzondere bijstand zijn daarentegen hoog. 16
Administratieve lasten burger: De gemeente zal in samenspraak met de Zorgverzekeraar de voorwaarden ontwikkelen op welke manier de maatwerkvoorziening ingezet zal worden binnen de CAV. De Zorgverzekeraar zal op basis van deze voorwaarden beoordelen of een klant wel of niet in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening / compensatie. Nu deze beoordeling bij de Zorgverzekeraar zal komen te liggen, zal dit voor de klant een administratieve lastenverlichting betekenen. Het kan zijn dat de klant voor deze compensatie geen verzoek hoeft in te dienen. Noodzakelijke handelingen:
Om dit scenario te laten slagen is het noodzakelijk dat er voldoende medewerking en draagvlak gecreëerd wordt bij de deelnemende Zorgverzekeraar (CZ) goede afstemming met de zorgverzekeraar omtrent de uitvoering van de maatwerkvoorziening. Een eventuele verruiming van de inkomensgrens zal vastgelegd moeten worden in uitvoeringsregels. Dit is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Nieuwe beleidsregel bijzondere bijstand opstellen voor de doelgroep die anders verzekerd is dan bij de gecontracteerde Zorgverzekeraar (CZ).
Optie 3. Een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo In het kader van de overheveling van financiele maatwerkregeling voor chronisch zieken en gehandicapten is wetswijziging van de huidige Wmo voorbereid. Deze luidt als volgt: Artikel 4a Indien de verordening, bedoeld in artikel 5, eerste lid, daarin voorziet verstrekt het college van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, chronisch psychisch of psychosociaal probleem en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten een tegemoetkoming ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren.
Gemeenten hebben volledige beleidsvrijheid in het bepalen van de aard van de meerkosten. Daarbij kan gekozen worden voor: 1. aannemelijke meerkosten (vertaalt zich in een forfaitaire vergoeding) of 2. aantoonbare meerkosten (dit vertaalt zich in een gerichte vergoeding ad 1. De toelating tot de regeling is vrij te bepalen door de gemeente. In de praktijk wordt hierbij vrijwel altijd gekozen voor het criterium “hoge meerkosten”. Hoe dit in de praktijk vastgesteld kan worden is moeilijk uit te drukken in criteria. De mate van gerichtheid bij dit scenario is dan ook laag. Het vaststellen van de juiste criteria hiervoor is lastig, de rijksoverheid is hier voorheen niet toe in staat gebleken. Ad 2. Bij aantoonbare meerkosten behoort een volledig aanvraagproces met verantwoording door de client van de gemaakte kosten door het overleggen van betaalbewijzen. Dit levert een behoorlijk administratieve last op voor burger en gemeenten. Doordat de uitvoeringskosten hoog zijn, blijft er minder beschikbaar budget over voor de burgers.
Zowel de handreiking als BSenF geven aan dat er differentiatie naar inkomen mogelijk is door het stellen van een inkomensgrens die bepaald wordt door de gemeente. De hoogte van het bedrag dat uitgekeerd wordt kan eveneens door de gemeente bepaald worden. Binnen de Wmo mag echter géén inkomensgrens gehanteerd worden. Het stellen van een inkomensgrens voor een financiële tegemoetkoming is hiermee vanuit juridisch oogpunt niet haalbaar en daarmee niet realistisch. Daarmee opent dit scenario ook de deur voor mensen met een hoog inkomen die meerkosten hebben als gevolg van chronische ziekte of handicap en is de beheersbaarheid van het budget laag. Van tevoren is het moeilijk om een inschatting te maken van het aantal mensen dat een beroep zal doen en er voor in aanmerking zal komen. Aangezien er geen inkomensgrens mag worden gehanteerd binnen de Wmo is het financiële risico op overschrijding van het beschikbare budget extreem groot.
17
Optie 4. Een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen;
Wettelijk kader Op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bm) kunnen gemeenten een eigen bijdrage opleggen voor de voorzieningen vanuit de Wmo. De automatisch verleende korting van 33% op de eigen bijdrage komt met de afschaffing van de WTCG per 2015 te vervallen. Gemeenten kunnen onder meer gelet op het wegvallen van deze korting besluiten om niet de maximaal mogelijke eigen bijdrage te heffen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het minimabeleid van het CAK. Inhoud regeling In het landelijk Bmo zijn vier inkomenscategorieën bepaalt afhankelijk van leeftijd (al dan niet pensioengerechtigd) en huishoudtype (één of meerpersoons huishouden). Het CAK bepaalt en int afhankelijk van de gemeentelijke parameters per inkomenscategorie de eigen bijdrage. Het is voor gemeenten mogelijk om gebruik te maken van het armoedebeleid via het CAK. Het CAK bepaalt dan wel een eigen bijdrage op grond van het inkomen, maar gaat niet over tot inning daarvan; zij sturen een zogenaamde ‘nul-factuur’. De gederfde inkomsten voor de gemeenten kunnen worden gecompenseerd uit de extra financiële middelen die de gemeenten van de rijksoverheid ontvangen. Toelating regeling In de regeling gaat het om de eigen bijdrage die door gemeenten wordt opgelegd voor een Wmo voorziening. Om gebruik te kunnen maken moet men dus behoren tot de gebruikers van een of meer Wmo voorzieningen. In dit scenario worden de huidige Wtcg en CER-gerechtigden zonder Wmo voorziening niet gecompenseerd. Mogelijkheid tot differentiëren naar inkomen Door het vaststellen van parameters voor dit armoedebeleid kan voor de inkomenscategorieën die vallen binnen de armoedeparameters afgezien worden van inning van de opgelegde eigen bijdrage. Mate van gerichtheid (compenseren meerkosten chronisch zieken) De regeling betreft vergoeding van kosten voor de eigen bijdrage voor een Wmo voorziening. Het gaat hierbij in alle gevallen om kosten van een individuele en mogelijk in de toekomst ook voor een algemene Wmo voorziening. Het gaat dus om de (meer)kosten die men als gevolg van chronische ziekte of beperking heeft om maatschappelijk te kunnen participeren. Daadwerkelijke meerkosten De regeling betreft de door het CAK opgelegde eigen bijdrage voor een Wmo voorziening. In alle gevallen gaat het dus om daadwerkelijke meerkosten. Directe en/of verborgen meerkosten De (meer)kosten voor de eigen bijdrage zijn het directe gevolg van de toekenning van een Wmo voorziening. Het gaat hierbij om voorzieningen die verstrekt worden ter compensatie voor mensen met een chronische ziekte of beperking. Het gaat hierbij in alle gevallen dus om directe meerkosten. Er is dus geen sprake van tegemoetkoming in de aanwezige verborgen meerkosten. Mogelijk neveneffect De klant met inkomen binnen de armoedeparameter betaalt dus géén eigen bijdrage voor de Wmo voorzieningen. Dit gaat beduidend verder dan de huidige 33% kortingsregeling Wtcg. In veel peelgemeenten wordt momenteel echter de eigen bijdrage Wmo vergoed via bijzondere bijstand of CAV (daardoor ook vermogenstoets), waardoor daar voor de minima in feite ook een nul-bijdrage geldt. In Helmond wordt al gebruik gemaakt van de armoedeparameters/nulfactuur CAK. Nulfactuur eigen bijdrage CAK kan als neveneffect hebben dat het gebruik van voorzieningen toeneemt. Beheersbaarheid uitgaven/budget Zoals eerder aangegeven worden in het kader van een dergelijke regeling de zogenaamde armoedeparameters doorgegeven aan het CAK. Het CAK heeft een tool beschikbaar waarmee periodiek de uitgaven van de compensatieregeling gemonitord kunnen worden. Bij een eventuele dreigende budgetoverschrijding kunnen de armoedeparameters tussentijds (per periode van 4 weken) worden bijgesteld. Uitvoeringskosten voor gemeente De uitvoeringskosten voor de gemeente zijn gering. Jaarlijks dienen de armoedeparameters te worden doorgegeven voor het nieuwe kalenderjaar. Verder is tussentijds monitoring van de kosten van belang in verband met het beschikbare budget. De gehele uitvoering van de regeling gebeurt verder via het CAK 18
omdat zij aan de burgers die voor de regeling in aanmerking komen een zogenaamde 0 factuur versturen. Administratieve lasten burger Voor de klant zijn er geen feitelijke administratieve lasten aan de regeling verbonden. Zij hoeven geen administratieve handelingen te verrichten om voor de compensatie in aanmerking te komen. De uitvoering verloopt geheel ‘automatisch’ via het CAK.
Optie 5. Een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een fonds te subsidiëren waarvan het beheer door een particuliere stichting met vrijwilligers en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties wordt uitgevoerd. De beheerder van het fonds kan op basis van vooraf door gemeente bepaalde criteria financiële ondersteuning bieden aan mensen die meerkosten hebben als gevolg van een chronische ziekte en/of beperking.
Duidelijke richtlijnen opstellen Om overlap met andere regelingen uit te sluiten moet deze beheerder een goede kennis hebben van de aanpalende regelgeving. Er moet een goed afstemming plaatsvinden om mogelijke overlap met bijzondere bijstand of andere inkomensondersteunende regelingen te voorkomen. Gemeenten moeten wel toezien op een goede verantwoording van de bestedingen. Voordeel van een dergelijk fonds is een beperking van de uitvoeringskosten voor gemeenten. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de inkomens- en vermogenstoets mogelijk wel bij de gemeenten ligt. Nadeel is dat de gemeente weinig invloed heeft op het bereik van een dergelijk fonds. Administatieve last voor de burger kan hoog zijn (afhankelijk van de richtlijnen).
Deze structuur wordt toegepast door de stichting Leergeld die gericht is op bestrijding van armoede bij kinderen. Voor de doelgroep mensen met een chronische ziekte en/of beperking hebben we regionaal nog geen werkende structuur waarbij dit ingebed kan worden. Landelijk is er wel een stichting die op dit terrein opereert namelijk het Ango fonds. Deze optie kan in de toekomst nader uitgewerkt worden indien dit op termijn wenselijk wordt geacht. Momenteel ontbreekt daarvoor de ambtelijke capaciteit.
19
Bijlage 3. Bijzondere Bijstand in relatie tot het verplichte eigen risico Zorgverzekeringswet Bij de beantwoording van de vraag of het in rekening gebracht verplicht eigen risico voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is de brief van toenmalig Minister Klink van VWS van belang, waarin hij antwoord geeft op in de Tweede Kamer gestelde vragen met betrekking tot de gevolgen van de invoering van het eigen risico voor verzekeringsplichtigen. Uit deze brief (van 27 september 2007) blijkt dat de gemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende zorgkosten naar verwachting € 103,00 per jaar zullen bedragen. Per 1 januari 2014 is dit bedrag € 135,00. Daarnaast dient bedacht te worden dat de invoering van het eigen risico gepaard gaat met een premieverlaging van (gemiddeld) ongeveer € 100,per jaar. Om chronisch zieken en gehandicapten(*) zodanig te compenseren dat zij dezelfde zorgkosten hebben als de gemiddelde verzekeringsplichtige, is er voorzien in een structurele compensatie (CER) via het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere zorgkosten (CAK) welke voor de WWB niet tot de middelen gerekend wordt (artikel 31 lid 2 onderdeel q WWB). De compensatie via de CAK-regeling wordt automatisch aan verzekerden die er recht op hebben uitbetaald en is voor alle verzekerden hetzelfde. De wetgever heeft daarmee een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de noodzaak om de kosten van het eigen risico te compenseren. Die keuze leidt ertoe dat in beginsel sprake is van een uitputtende bewuste - passende en toereikende - regeling, die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 lid 1 WWB (zie CRvB 14-12-2010, nr. 09/5473 WWB, CRvB 21-12-2010, nr. 10/1250 WWB en CRvB 12-07-2011, nrs. 09/3088 WWB e.a.). De kosten van het verplicht eigen risico ingevolge de Zvw komen dan ook niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking omdat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die een belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm moet voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. In de notitie wordt het voorstel geopperd om bijzondere bijstand te verstrekken voor personen die volledig hun eigen risico hebben gebruikt. Hierbij is vanuit de werkgroep het volgende aandachtspunt nader onderzocht: Het voorstel voor verstrekking van bijzondere bijstand voor eigen risico Zvw conflicteert met de huidige regels bijzondere bijstand. Hierin word nl. uitdrukkelijk bepaalt (door wet, jurisprudentie en beleid) dat bijzondere bijstand niet mogelijk is voor het eigen risico. Hierdoor ga je mogelijk onderscheid maken tussen mensen die wel of niet collectief verzekerd zijn. Juridische context Juridisch klopt deze opmerking m.b.t. bijzondere bijstand gezien het huidige rechtssysteem. Echter nu de compensatie voor de verplichte eigen risico (CER) via het CAK beëindigd zal worden kan de vraag gesteld worden of het bovenstaande nog steeds juridisch wenselijk/haalbaar is. Het is daarmee de vraag of met deze afschaffing van de CER, de Zvw nog gezien kan worden als een uitputtende bewuste passende en toereikende - regeling, die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 lid 1 WWB, zoals de wetgever hem eerder benoemd heeft. Juridisch vragen wij ons ook af wanneer er voor gekozen wordt de compensatie vanuit de bijzondere bijstand geheel uit te sluiten op basis van artikel 15 lid 1 WWB hiermee het gelijkheidsbeginsel niet in geding komt. Door deze keuze zal er een groep minima overblijven welke niet aangesloten zijn bij de CAV maar die wel hun volledige eigen risico hebben gebruikt. Het is een vrijwillige keuze om deel te nemen aan de CAV of om elders een verzekering af te sluiten. Een belanghebbende kan zich elders verzekeren omdat deze andere verzekering bijvoorbeeld vanuit de medische situatie van de klant een betere/ruimere compensatie biedt dan de CAV. Door deze keuze wordt belanghebbende volledig uitgesloten van de bijzondere bijstand/compensatie. Het onderscheid zal dan gaan liggen tussen het wel of niet CAV verzekerd zijn. Belanghebbende wordt door deze keuze onevenredig benadeeld ten opzichte van wel CAV verzekerden. Hierdoor denken wij dat het gelijkheidsbeginsel in het geding kan komen. Op basis van het bovenstaande denken wij dat het mogelijk is om gemotiveerd af te wijken van het bestaande juridische kader voor bijzondere bijstand, waardoor het verstrekken van bijzondere bijstand voor eigen risico ZvW met ingang van 2014 als vangnet mogelijk is.
20