KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN
[email protected] www.knnv.nl/nijmegen
Oeffeltse Raam
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
1
Deelnemers [11]: Toon Verheijen, Piet Schoenmakers, Piet Smeets, Frans Straatman, Marc Hofs, Jan Stammen, Gert Verrijdt, Marijke Saedt, Han Verschueren, Helma Groenen. Excursieleider en verslag: Jan Nillesen. Foto’s: Jan Stammen, Helma Groenen. Weer: Prachtige zomerdag. Temp 23°C. 10.00-14.00 uur.
Een excursie op de Naad van Brabant. Deze plaats is zo bijzonder door de voedende kracht van kwel. Kwel, een laatste krampachtige poging van de natuur om met behulp van in het verleden opgeslagen zuiverheid tegenwoordige vervuiling tegen te gaan.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
2
De Oeffeltse Raam ligt op de oostelijke Naad van Brabant. Van Maashees tot Escharen reikt het grondwater, door een ondoorlatende laag niet dieper dan 25 m. Kwel is afkomstig van de nabijgelegen Oostbrabantse dekzandrug en daardoor kalkarm of “zacht” van karakter. Door de voedende kracht van de Naad: kwel, herbergt de Oeffeltse Raam nog enkele gemeenschappen uit de Oeverkruidklasse en zelfs een Eu-habitat- richtlijn soort. De Eu-habitat-richtlijn soort hebben we niet gevonden. De bypass waar de plant groeit was door werveling van slibdeeltjes geheel ondoorzichtig geworden. Er is ter plaats sprake van ondiepe, plaatselijke kwel. Deze kwel bevat veel ijzer. IJzerbacteriën gebruiken de ijzer voor hun metabolisme. Ze oxideren tweewaardig ijzer tot driewaardig ijzer. Dit ijzer lost gemakkelijk op in het water en zweeft tussen de watermoleculen. Het water in de Bypass was volkomen bruin door het zwevende ijzer en slib. De naad van Brabant is een ruimtelijk begrensde ecologische situatie op de grens van zand naar klei. Ze kent een lengte van 175 km van Maashees in het oosten tot Ossendrecht in het westen.
Excursie over de Naad van Brabant
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
3
De breedte varieert van 1 tot 5 km. De oppervlakte bedraagt 400 km² of 8 % van de provincie. De excursie vindt plaats in het omcirkelde gebied. De rijkdom van de Naad wordt veroorzaakt door de “voedende kracht”: Kwel. De fine fleur van de plantengroei houdt zich juist hier op. Het natuurontwikkelingsgebied Oeffeltse Raam is een wijkplaats voor de oude Brabantse “moerasnatuur”. In de omringende houtwallen overleeft de “bosnatuur””. Het beekdal Oeffeltse Raam is een relict uit een luisterrijk verleden, wat verdient te worden hersteld.
De Naad kent bodemkundig een bijzondere opbouw. Klei laat water slecht door en zand juist makkelijk.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
4
Regenwater dat op de hoge zandgronden valt, stroomt ondergronds naar de lagergelegen Naad. Hier botst het op de harde kleilaag en treedt – waar de tegendruk het laagst is – uit als kwel. Hoe dieper en langer water ondergronds verblijft, hoe schoner en rijker het wordt, onder andere door de oplossing van kalkrijke mineralen. De kwel in de Naad bij de Oeffeltse Raam is afkomstig van gebieden op enkele kilometers afstand. Ten gevolge van grondwateronttrekking ten behoeve van industrie en drinkwater is diepe en schone kwel nagenoeg weggevallen.
Overgangszones van nat naar droog en van voedselrijk naar voedselarm kennen, zeker waar ze smal zijn, een hoge dichtheid aan soorten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
5
De ligging van de Naad op het grensvlak van twee plantengeografische districten – Kempen district, Fluviatiel district – verhoogt de soortenrijkdom nog eens. Op overgangen van hoog en droog naar laag en nat waren van oudsher nederzettingen gevestigd. De droge ruggen en oeverwallen in de Naad kennen een bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot prehistorische jagers- en vissersgemeenschappen, die de moerassen exploiteerden. Rond 1850 was de Naad het meest verstedelijkte gebied van de provincie, met een bebouwde oppervlakte van enige honderden hectaren en een derde van de bevolking.
Van de zes grootste Brabantse steden lagen Breda, Roosendaal en Bergen-op-Zoom er gedeeltelijk in. ’s-Hertogenbosch – gelegen op een eiland omspoeld door Dommel, Aa en Maas- ligt geheel op de Naad. In 1996 is de bebouwde oppervlakte in de Naad toegenomen tot 10.000 ha [een kwart van de totale oppervlakte] en woont er een kwart van de Noordbrabantse bevolking. De verstedelijking lijkt niet te stuiten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
6
Een excursie op de Naad van Brabant is altijd een bijzondere excursie. Dat komt door de voedende kracht van kwel. Kwel was overal zichtbaar langs de Oeffeltse Raam. Bruin ijzerafzettingen op de lemige zandgronden en dunne laagjes ijzerfosfaat op het water. Het lijkt wel een olielaag, maar is het niet. Bij aanraking zou een olielaag zich sluiten tot één filmlaag. En zoals je op onderstaande foto kunt zien, blijft deze laag gebroken. Vanwaar die irisering? Een en ander wordt als volgt verklaard: IJzerhoudende kwel
Kwelwater van zandige bodems is rijk aan opgelost ijzer. IJzerbacteriën (Gallionella ferruginea) maken er gebruik van. Voor hun metabolisme oxideren deze bateriën het tweewaardig ijzer tot driewaardig ijzer
Dit oxide lost gemakkelijk op in water en slaat neer op de bodem als een bruin poeder. Op verschillende plaatsen zagen we dat bruine poeder op de zandlaag liggen.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
7
Op bovenstaande foto van Jan Stammen is het bruine poeder zichtbaar dat op de bodem ligt. Het is driewaardig ijzer. Het is geoxideerd door IJzerbacteriën voor hun metabolisme. Daarvoor hebben ze tweewaardig ijzer omgezet naar driewaardig ijzer. Dit oxide lost gemakkelijk op in water en slaat neer op de bodem als een bruin poeder. In het midden is een iriserend filmpje van ijzercarbonaat zichtbaar. Dat heeft een andere ontstaansgeschiedenis, die ik hieronder uitleg.
Geen IJzerbacterie
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
8
De iriserende film die overal, op het wateroppervlak lag, wordt vaak toegeschreven aan de aanwezigheid aldaar van de Gallionella ferruginea. Deze ijzerbacteriën zouden echter verbranden op het zuurstofrijke wateroppervlak. Trouwens het tweewaardig ijzer wordt er , door de aanwezige lucht (O2) , automatisch geoxideerd tot driewaardig ijzer.
De iriserende film op het water is een carbonaat en fosfaat
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
9
Sneller nog dan de oxidatie, is de reactie van het opgeloste tweewaardig ijzer met het koolzuur (CO2) uit de lucht. Er wordt dan ijzercarbonaat ( Fe CO3) gevormd. Ook zal het tweewaardig ijzer reageren met fosfaten uit het kwelwater tot ijzerfosfaat. Beide stoffen zijn nagenoeg doorzichtig maar niet oplosbaar in water. Ze gedragen zich als een afzetting. Doordat de reaktie vooral aan het oppervlak plaatsgrijpt blijven de reactieproducten, gedragen door de oppervlaktespanning, als een iriserende film op het wateroppervlak.
Waarom irisering? Tekening 1 Elke keer als een straal wit licht ( samengesteld uit alle kleuren) door een media gaat met verschillende brekingsindexen zal de straal gedeeltelijk gereflekteerd en gebroken worden. De dispersie of kleurenschifting die hierbij optreedt, is bij een kleine brekingshoek verwaarloosbaar.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
10
Tekening 2 Heeft de doorzichtige laag een dikte die ongeveer gelijk is aan de golflengte van het licht (0,3 - 0,8 µm) ontstaat niet alleen breking maar tevens interferentie tussen de reflekterende straalgedeelten wat resulteert in kleurenschifting.
Interferentie
De twee grensvlakken, van het carbonaat, reflecteren de witte lichtstralen waardoor de lichtgolven in tegengestelde fase (golfpatroon) kunnen lopen en voor bepaalde kleuren elkaar uitdoven. De dikte van de grenslaag bepaalt de overblijvende kleur. Vermits de grenslaag, hier het carbonaat, ruw is interfereren daar tal van kleuren.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
11
Kleurenschifting Dit is precies wat er gebeurt in de moleculair dunne filmlaag van het ijzercarbonaat aan de oppervlakte van het kwelwater. Door de waarnemer ervaren als een iriserend oppervlak. Een fenomeen dat zich overigens ook voordoet bij glas coatings, CD-ROM, wolken enz.
IJzerbacteriën
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
12
De IJzerbacteriën veroorzaakten niet alleen een ijzerpoederlaag op de zandbodem en oevers van de Oeffeltse Raam, maar kleurde ook de Bypass compleet bruin, zodat het doorzicht nul was. IJzerpoeder lost gemakkelijk in water op en zweeft tussen de watermoleculen. Zodoende konden we de Europese habitatrichtlijnsoort Nuronium natans wel vergeten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
13
De vorming van het cultuurlandschap langs de Oeffeltse Raam.
Het stroomgebied van de Oeffeltse raam stond in het teken van water “overlast”. Op veel plaatsen stagneerde de afwatering, alleen de hogere delen aan de randen, zoals de stroomrug van Boxmeer een de Peelrandrug kwamen voor permanente bewoning in aanmerking. In de lagere delen bevonden zich natte heiden, broeken en venen. Mensen konden er niet wonen. Ze bouwden hun boerderijen op de stroomrug van Boxmeer. ’s Winters stond alles onder water, zomers verstierf het water plaatselijk en sijpelde van de ene laagte naar de andere. Het Broek was gemeenschappelijk bezit. Men haalde er hout, liet er in de zomer het vee grazen en stak er plaggen.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
14
Op de stroomrug van Boxmeer ontstonden de dorpen, de gronden ten westen van de stroomrug waren de broekgronden. Ze werden benut als wildweidegebied en waren voor gemeenschappelijk gebruik. Van 1880 tot 1940 werden deze gronden ontgonnen. De wegen werden op een verhoging aangelegd en liepen kaarsrecht de Peel in. Nog steeds herkennen we dat aan de namen: Sambeekse dijk, Groeningse dijk, Vortumse dijk..
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
15
In 1930 werd de Oeffeltse Raam gegraven.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
16
In de periode daaraan voorafgaande sijpelde het water van de ene laagte naar de andere en liep via het Luneven, Elzendonk, Weijerplein en Overbiest naar de Maas. Na de Peelontginningen kwam het Sambeeks Broek elk jaar onder water te staan.
Dit leidde tot het graven van de Sambeekse afwatering door de stroomrug van Boxmeer . In 1980 werd de Oeffeltse Raam uitgediept. De laatst jaren heeft het Waterschap op een succesvolle wijze de Oeffeltse Raam een meer natuurlijk aanzien gegeven. De Oeffeltse Raam is 18 km lang en heeft een verval van 10 meter. Ze ontspringt in de landduinen van Vierlingsbeek. ± 20 m NAP. Aan de monding ±10 m NAP . Het stroomgebied omvat 1900 ha.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
17
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
18
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
19
Uitgangspositie voor de mens In het stroomgebied van de Oeffeltse raam
Het landschap dat de allereerste bewoners van de stroomrug van Boxmeer aantroffen was geheel door abiotische en biotische factoren bepaald. Brabant en Limburg vormen de noordelijke uitloper van een Westeuropees, ongeveer driehonderd miljoen jaar geleden gevormd schollenlandschap.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
20
Op bovenstaande kaart is een overzichtskaart van de tectoniek waarvan het Sambeeks broek deel uit maakt. De belangrijkste schollen zijn voor ons de Peelhorst en de Slenk van Venlo. Op een volgend kaartje heb ik die duidelijker naar voren gehaald. Het Rijns Massief vormt de zuidelijke begrenzing van het Noordzeebekken en bevindt zich op het snijpunt van drie belangrijke slenksystemen; de Roerdalslenk, de Rijndalslenk en de Leinedalslenk. De vorming van dit landschap gaat overigens nog steeds door. Een schollenlandschap is een landschap bestaande uit horsten of verheffingen en slenken of verzakkingen. Door bewegingen in de bodem worden bepaalde delen van het aardoppervlak opgetild en/of verzakken andere delen. Waar de Peelhorst en de Venloslenk elkaar raken, liggen haarfijne breuken. De horsten en slenken rijzen, respectievelijk dalen nog altijd ten opzichte van elkaar. Waterpassingen hebben aangetoond dat de Peelhorst en de Centrale Slenk ten opzichte van elkaar 0,3 millimeter per jaar verschuiven. Op bijgaand kaartje is de Oeffeltse Raam blauw ingetekend. De Peelhorst is geel gemarkeerd. Het horsten-slenkenpatroon is van grote invloed op de hydrografie van de Broekgronden waardoor door de Oeffeltse Raam stroomt.
Vanaf de hoger gelegen Peelhorst stroomden Peelstroompjes de lager gelegen Broekgronden binnen. Ten noorden van Boxmeer verenigden enkele beken zich tot de Vildsche graaf. Nu heet het de Oeffeltse Raam.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
21
Het Schollenlandschap
De meest noordelijke uitloper van het Schollenlandschap ligt in Brabant en Limburg. Aanvankelijk lag die noordelijkste uitloper nog onder de zeespiegel. Pas ongeveer twee miljoen jaar geleden, rond het begin van het huidige geologische tijdvak, begon de zee gaandeweg te verdwijnen. Zo'n 800.000 jaar geleden zetten de Rijn en de Maas grind en zand af op dit door de zee prijsgegeven gebied. Behalve deze rivieren zette vooral tijdens de twee laatste ijstijden (ca. 150.000 en 12.000 jaar geleden) ook de wind veel fijn dekzand af op het nog kale gebied. Het schollenlandschap kreeg zo een licht glooiend karakter met hoogteverschillen van hooguit enkele meters. De streek waarin het Sambeeks Broek ligt, de Slenk van Venlo, wordt in het oosten begrensd door de Blok van Krefeld en in het westen door de Peelhorst. Het Sambeeks Broek kwam in een afgesloten gedeelte te liggen, omdat ten oosten van het broek de rivier de stroomrug van Boxmeer neerlegde. Door de lagere ligging van het Sambeeks Broek ten opzichte van de Peelhorst en de stroomrug vormden zich hier in de ijstijd een natte toendra en in het volgende interglaciaal natte heide en vochtig broekbos.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
22
Het bodemmateriaal
De aard van het bodemmateriaal is weer een ander verhaal. Het zandplateau was eens, zo’n twee miljoen jaar geleden, een woelige zee. De zee verdween gaandeweg en tegen het einde van het geologische tijdvak het Tertiair [van 65 miljoen tot 2 miljoen jaar geleden] en aan het begin van het Kwartair [van 2 miljoen jaar geleden tot heden] werd dit gebied een landschap van vlechtende rivieren. Achthonderdduizend jaar geleden heersten Rijn en haar zijrivier de Maas over deze verlaten vlakten. Zij bedekten de door de zee afgezette zanden en kleien met eigen aangevoerd materiaal, namelijk zand en grind. Wat is nu precies een vlechtende rivier? Bij een vlechtende rivier moet men denken aan een rivier, die niet door dijken in een strak keurslijf is gestoken, zoals de Maas nu. Een dergelijke rivier kan zelf haar koers bepalen, haar loop verleggen. Ongehinderd kan ze blijven meanderen, haar meanders steeds groter laten worden, deze op den duur afsnoeren, haar buitenbochten steeds verder uitslijten en haar kalme binnenbochten steeds meer laten voor wat ze zijn: hierdoor schuift zij op naar willekeur, haar loop verplaatsend als een kronkelende slang. Zij kan er op den duur zelfs meerdere stroombeddingen op na houden, compleet verwilderen. Zij vertoont dan een grillig beeld van talloze stroomarmen met daartussen eilandjes. Wanneer de stroomsnelheid van een vlechtende rivier traag is, neemt zij haar tijd. Dit is geen enkel probleem want de factor tijd is in de natuurlijke wereld, heel anders dan in de menselijke wereld, van ondergeschikt belang. Over een periode van duizenden jaren kan het gebied dat zij heeft aangedaan een geweldige oppervlakte beslaan.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
23
De vlechtende Rijn-en Maas konden vooral tijdens de ijstijden veel puin meevoeren. Door de koude was er ook in het gebied ten zuiden van het landijs weinig begroeiing. Het puin, dat niet door vegetatie werd vastgehouden, kon daardoor des te gemakkelijker worden meegevoerd. Dat is de reden waarom men op verschillende plaatsen in de Broekgronden op diepe en minder diepe plaatsen en vlak onder de oppervlakte grind tegenkomt. De rivieren zijn dus een belangrijke bodembepalende factor geweest. Opmerkelijk was de aanwezigheid van hoogvloedleem op verschillende plaatsen. Een andere bodembepalende factor was de wind. In de “droge”fase van vooral de laatste twee ijstijden vonden verstuivingen plaats, die het gehele landschap met fijn zand [dekzand] en stof [löss] bedekten. De wind heeft lange tijd vrij spel gehad op de kale bodem, waar nauwelijks begroeiing voorkwam om de grond vast te houden. De wind kon dus naar harte lust zand van de ene plek opnemen en op de andere plek afzetten. Deze qua ligging en samenstelling voor een belangrijk deel door de wind bepaalde dekzanden worden daarom ook wel eens eolische zanden genoemd. Aan het reliëf van het schollenlandschap voegde de wind bovendien een eigen microreliëf toe. Het reliëf van de opgeblazen en getransporteerde dekzanden vertoont over horizontale afstanden van honderden meters hoogteverschillen van hooguit enkele meters, vandaar dat men spreekt over een microreliëf. Op de Peelhorst is de dekzandlaag aanmerkelijk dunner dan in de lager gelegen Centrale Slenk, waar de dikte van het dekzand plaatselijk wel enkele tientallen meters bedraagt. Het landschap dat de eerste mensen hier aantroffen was gemodelleerd door landschapsarchitecten als rivieren en winden.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
24
Ongehinderd door de factor tijd legden zij in een tijdsbestek van zo’n miljoen jaar een landschap neer , dat vanwege zijn makers wel eens een fluviatiel-eolisch landschap wordt genoemd. Na de laatste ijstijd kwam een einde aan het geologisch tijdvak het Pleistoceen [2 miljoen jaar geleden – 8000 vóór Christus] en begon het tijdvak waarin we nog steeds leven: het Holoceen [ 8000 vóór Christus-heden]. Vanaf het Holoceen werd het klimaat warmer en kon zich in de door winden en rivieren voorgeknede ruimte de vegetatie ontwikkelen die de eerste [zwerf] landbouwers aantroffen, namelijk maagdelijk zomergroen loofwoud op de stroomrug van Boxmeer en elzen en berkenbroek in het Broek. Toen het klimaat zo'n achtduizend jaar geleden warmer werd, kreeg dit door rivieren en wind gecreëerde landschap vegetatie. Het Sambeeks broek werd een elzenmoerasbos, en in de zure natte delen met stagnerend grondwater groeiden berkenbroekbossen. Naamsverklaring
De verklaring voor Oeffeltse Raam is het gegeven dat de Raam een grens weergeeft. AA betekent water, raam = grens. De
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
25
Peelstroompjes ontspringen allen in de Peel. De laagtes heten daar Dellen en Rijten.
Toon Verrijdt beweert echter dat zijn naam daar niet zijn oorsprong heeft. Dellen en Rijten zijn altijd oligotroof. In de middenloop van de stroompjes lagen de Goren en Krochten. Ze liggen allen op de hoogte van de Peelrandrug en zijn mesotroof. De Broeken liggen aan de monding van de Peelstroompjes. Ze zijn eutroof.
De Steentijdmens in het Sambeeks broek
De steentijdmens woonde op het hoogste gedeelten: de Stroomrug van Boxmeer. Hij hield zich bezig met jagen, vissen en verzamelen. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
26
Rond 4000 voor onze jaartelling schakelden ze geleidelijk aan over op primitieve, extensieve en dus veel grond eisende landbouwmethodes. Op door kap en afbranden verkregen akkers teelden zij hun gewassen totdat de grond na enkele jaren uitgeput raakte. De akker kwam vervolgens een aantal jaren braak te liggen en verwilderde weer.
Naast de akkerbouw ontstond in deze tijd ook de veeteelt. Het later voor deze regio zo kenmerkende gemengd bedrijf was daarmee geboren. De veeteelt leverde trekdieren, zuivel, vlees en mest. Toen de rondtrekkende boer voldoende mest wist te produceren, kon hij overstappen op andere landbouwstelsels en zich meer permanent op één plaats gaan vestigen. Voortaan kwam een gedeelte van het bouwland na bemesting telkens één jaar braak te liggen, terwijl het andere gedeelte bebouwd werd.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
27
Nog later maakte dit 'tweeslagstelsel' plaats voor het 'drieslagstelsel'. Braak kwam daarin nog maar eens per drie jaar voor; in de andere twee jaren werd vruchtwisseling toegepast. Dit alles vond uitsluitend plaats op de stroomrug van Boxmeer. De Broekgronden bleven wildweidegebieden.
De rol van de Broekgronden.
Niet allen de Peel maar ook de lage sompige broekgronden werden in het agrarisch systeem betrokken.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
28
Vóór hun cultivering werd het afstromende water vergezeld door vochtige moerasbossen, waarin els en wilg overheersten. Ze waren in gebruik als hakhoutbossen voor de levering van mutserd- en geriefhout. In de Peel , waar de bovenloop van de stroompjes lag trad door slechte afwatering hoogveenvorming op. De brongebieden gaven aan de stroompjes slechts geleidelijk water af. Zoals een spons dat doet.
Toen de Peel werd ontgonnen veranderde dat. Regenwater dat na langdurige regenval pas na vier dagen in het Broek kwam, verscheen nu al na 6 uur. Dat was duidelijk te zien aan de bruine kleur. Het Sambeeks broek stond continu onder water.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
29
Om dat te verhelpen werd de Sambeekse uitwatering gegraven, dwars door de stroomrug van Boxmeer heen. Het water uit de Peel was oligotroof. Gedurende de winter voerden de peelstroompjes zoveel water af dat de broekgronden voortdurend onder water stonden. Het Broek leek dan op een moeras. De inundaties waren van belang, want bij iedere overstroming werd een laagje slib afgezet. Dit slib was vooral waardevol wanneer het afkomstig was van een kwelgebied en van de stroomrug van Boxmeer. Door het afstromend regenwater werd hoogvloedleem aangevoerd vanaf de hoger gelegen stroomrug. Het water uit de Peel had echter ook een verzurend effect. Het kalkgehalte van de kwel was laag. Er was hier sprake van uitgesproken zacht water.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
30
Beeldbepalend in de Oeffeltse Raam:Associatie van Egelskop en Pijlkruid. Sagittario-Sparganietum
De Oeffeltse raam kent vele luwe plekken. Het water is voedselrijk, neutraal en wordt beïnvloed door stroming en kwel. Het water is langzaam stromend en staat periodiek stil. De associatie van Egelskop en Pijlkruid handhaaft zich hier omdat de Oeffeltse Raam geregeld geschoond wordt [eenmaal per jaar aan het begin van de herfst]. De bodem is oxidatief . Er is geen dikke laag sapropelium door de periodieke stroming. De gemeenschap staat op de grens van de terrestrische en aquatische plantengemeenschappen. De gemeenschap vertoont in de Oeffeltse raam een uitgesproken verticale structuur. In tegenstelling tot de Sambeekse uitwatering waar een uitgesproken horizontale structuur domineert. Dit laatste is het gevolg van de stroming die in de Sambeekse uitwatering veel sterker is en de grotere diepte.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
31
De Kleine Egelskop domineert. Ze gedraagt zich meer als waterdan oeverplant: zijn bladeren drijven grotendeels op het water.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
32
De Kleine egelskop is een amfibische plant. Ze kan haar levenscyclus volbrengen als waterplant met zwevende stengel, drijvende of eventueel ondergedoken bladeren. Ze heeft een gering concurrentievermogen en staat steeds op de plekken in de Oeffeltse raam waar ze de concurrentie ontloopt. Het is een voedselarm plek met periodiek geschoond water. Meer naar de oever groeit ook Grote egelskop. Het Pijlkruid heeft in de lente drijvende bladeren gevormd. Nu heeft ze ook boven het water uitstekende bladeren, maar zij blijft grotendeels onder water.
Op plaatsen waar veel kwel is groeit Pijlkruid. Dit komt omdat het ijzerhoudende kwelwater sulfide onschadelijk maakt. Sulfide is voor de meeste planten gif.
De Holpijp is vooral dominant aanwezig op de plekken met een dikke laag veenmodder, waar veel ijzerhoudend water opkwelt. De ondergedoken delen van de plant zijn met een bruine aanslag van ijzerzouten bedekt. De plant is hier de pionier van de verlanding.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
33
Op een plaats groeit Mattenbies in enkele stengels. Als begeleiders treden op Grote waterweegbree, Riet, Mannagras, Veenwortel, Zompvergeet-mij-nietje, Holpijp, Fioringras .
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
34
Een oeverpionier Grote Waterweegbree is evenals de Gewone waterbies een oeverpionier in de Oeffeltse Raam.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
35
Op de plaatsen waar natte , open grond aanwezig is waarin zuurstof kan doordringen vinden we Grote waterweegbree volop. Soms ligt de groeiplaats droog, maar ze is steeds nat. Op een lemige plek ontdekken we Slanke waterweegbree. De Slanke waterweegbree bloeit ’s morgens . De Grote waterweegbree bloeit ’s middags. Doordat de dagelijkse bloeiperioden elkaar maar voor een klein deel overlappen treedt zelden bastaardering van beide soorten op. De associatie van Egelskop en Pijlkruid vormt een mozaïek met zoetwatergemeenschappen van de Fonteinkruidklasse. We vinden associaties van het Kikkerbeetverbond en het Verbond van Grote waterranonkel. Het Verbond van Grote waterranonkel in het voordeel door kwel van zacht grondwater
Ranunculion peltati
Het water van de Oeffeltse Raam is carbonaat en fosfaat arm, maar wel rijk aan stikstof en ijzer. Het ijzer heeft het sulfaat en fosfaat neergeslagen. Het water is daardoor mesotroof. De bodem bevat meer voedingsstoffen. Dit is het milieu van de Grote waterranonkel.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
36
Ze groeit ’s winters door – ook onder het ijs – en verschijnt voor een waterplant vroeg in het seizoen. We zien twee typen bladeren: op het water drijvende met een waterafstotende bovenkant, en ondergedoken, herhaaldelijk gevorkte bladeren met draadvormige slippen. Bovendien wortelt de plant in de bodem. Het zijn allemaal eigenschappen waardoor deze concurrentiezwakke Batrachiïden het in dit milieu kunnen bolwerken. Met hun wortels kunnen ze fosfaat uit de bodem opnemen dat in slecht oplosbare vorm daar aanwezig is. De plant is in de Oeffeltse Raam in het voordeel , omdat het water fosfaatarmer is dan de bodem.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
37
In de waterkolom van de Oeffeltse Raam RG Tenger fonteinkruid en Smalle waterpest
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
38
RG Potamogeton pusillus en Elodea nuttallii-[Parvopotamion]
Tenger fonteinkruid is een plant van voedselrijk, zowel carbonaatals sulfaatrijk, ondiep, zwak stromend water. Het kan zich goed handhaven in sterk bemeste landbouwgebieden. De uitbreiding van deze soort houdt verband met de intensieve landbouw in de nabijheid van de Oeffeltse Raam.
Smalle waterpest bloeide volop in de Oeffeltse Raam. Het waren enkel vrouwelijke bloempjes die gedoemd zijn als maagd te sterven. De mannelijke bloempjes bloeien immers in Japan. Smalle waterpest bezet hier de gehele waterkolom. Het werkt als een filter dat de waterkwaliteit van de stroomafwaarts gelegen gedeelten van de Oeffeltse raam.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
39
De plant wordt sterk begunstigd door de jaarlijkse schoning van de beek. De bij ons niet voorkomende mannelijke planten onderscheiden zich in bloeiende staat doordat de bloemen al in knop loslaten, naar het wateroppervlak stijgen en daar opengaan, waarna ze vrij zwemmend voor bestuiving zorgen. Alhoewel de ecologische flora beweert dat de mannelijke bloemen in Nederland niet voorkomen hebben wij ze enkele jaren geleden zien bloeien in de Millingerwaard.
Associatie van Groot blaasjeskruid In begeleidende poelen Urticularietum vulgaris.
In de waterkolom grote vegetaties van Loos blaasjeskruid en Grof hoornblad. Loos blaasjeskruid bloeit niet vaak en vormt nooit vruchten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
40
Het water is niet diep en mesotroof. De hoofdmassa van de begroeiing bestaat uit ondergedoken, niet wortelende waterplanten, behalve Blaasjeskruid, Grof hoornblad. Het is een door ceratophylliden gedomineerde begroeiing. Verder is er het vrij in het water drijvende eendenkroos. Maar ook waterplanten met drijvende bladeren spelen een rol, met name Kikkerbeet. Het water is troebel. De bodem bestaat uit een 75 cm dikke sapropeliumlaag. Op een aantal plaatsen kleurt uitvlokkend ijzer het water rood. Rompgemeenschap Grof hoornblad in de poelen
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
41
RG Ceratophyllum demersum[Nupharo-Potametalia]
Een Hyphydrofyt
Vollediger dan welke andere vaatplant ook is Grof hoornblad aan het leven onder water aangepast. De hele plant leeft ondergedoken en bestaat voor zeven-achtste uit water. Wortels ontbreken. De stengel zweeft in het water en is al of niet door omlaag groeiende , bleke zijstengels los in de bodem verankerd.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
42
De bestuiving is uitzonderlijk voor een bloemplant. Van alle andere soorten vaatplanten verdraagt het stuifmeel geen aanraking met water: de korrels barsten dan. Niet aldus bij Hoornblad. Van deze plant laten de rijpe meeldraden los en stijgen naar het wateroppervlak dank zijn gasbelletjes in het helmbindsel, dat als drijver dient. De helmhokjes blijven onder water, scheuren open en het stuifmeel verspreidt zich in wolken door het water. Als een stuifmeelkorrel een stempel bereikt, vindt bevruchting plaats en wordt een plat nootje gevormd. Hoornblad groeit langs de Oeffeltse Raam vooral in de poelen. Het water is er rustig. Op de bodem ligt een dikke laag sapropelium. In tegenstelling tot de meeste andere waterplanten is Grof hoornblad weinig gevoelig voor ophoping van sulfide in de onderste waterlaag ten gevolge van rottingsprocessen.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
43
Het water in de poelen wordt in deze tijd van het jaar sterk verwarmd, maar de poelen zijn niet zo ondiep dat ze ’s winters tot de bodem bevriezen. Het is dan ook het uitgesproken milieu voor Grof hoornblad. Vergeleken met de andere waterplanten is Hoornblad een vrij uitgesproken schaduwplant. Directe bestraling door zonnestralen verdraagt het niet. Het kan zich goed handhaven in troebel of door humuszuren bruin gekleurd water. Op sommige plaatsen gaan de planten schuil onder een dak van Eendenkroos.
Voor het overige waterleven in de poelen langs de Oeffeltse Raam is de aanwezigheid van Hoornblad een factor van groot gewicht.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
44
Met een tamelijk geringe hoeveelheid licht groeien ze snel en assimileren daarbij veel kooldioxide, dat ze uit het carbonaat in het water halen. Daardoor wordt het water basischer, wat weer leidt tot het neerslaan van calcium- en magnesiumzouten op de planten. Die zijn dan ook met een kalkachtige korst bedekt. Daarin wordt ook allerlei zwevend vuil vastgehouden. Hoornblad draagt bij tot de reiniging van het water. Bij de assimilatie wordt veel zuurstof aan het water afgegeven. Deze zuurstof en de beschutting door het dichte woud van Hoornblad komen ten goede aan het broed van vissen en andere waterdieren. Ook het opnemen van het voor veel organismen schadelijke ammoniak uit het water is gunstig voor de waterfauna. De vruchten worden door eenden gegeten. Het Kikkerbeetverbond. Hydrocharition morsus-ranae
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
45
In de beschutte gedeelten van de Oeffeltse raam, Sambeekse uitwatering en de Poelen treffen we het Kikkerbeet-verbond aan. Het water is er vrij voedselrijk, matig carbonaatrijk. Het valt op dat water met veel sulfaat wordt gemeden. IJzerkwel draagt tot binding van het sulfaat bij. De oevers van de Oeffeltse Raam.
In de afgelopen jaren, toen de Oeffeltse Raam door graafwerkzaamheden een nieuw gezicht kreeg vonden we drie associaties uit de Oeverkruidklasse. Te weten: Pilvaren associatie; Associatie van Veelstengelige waterbies en Naaldwaterbiesassociatie. Van deze drie associaties was nu de Naaldwaterbiesassociatie nog aanwezig. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
46
Naaldwaterbiesassociatie
Littorello-Eleocharitetum acicularis
Aan de oevers was de Naaldwaterbiesassociatie beeld bepalend. Het is een gemeenschap van amfibische dwergplanten. Er groeit een kenmerkende combinatie van de Naaldwaterbies met de zachtwaterplant: Knolrus. Veel voorkomende begeleiders zijn onder meer Grote waterweegbree en Gewone waterbies. Naaldwaterbies is gespecialiseerd in het uitbaten van de voedselrijkdom van dunne sliblaagjes aan het water waarvan de ondergrond uit voedselarm zand- en leemgrond bestaat. In het bovenste laagje van de bodem hoopt zich organisch materiaal op. Bij droogvallen mineraliseert dit laagje en levert voedingsstoffen die de zeer ondiep wortelende plant ten goede komt. Naadwaterbies heeft kruipende draaddunne, sterk vertakte wortelstokken waarmee zij aanzienlijke matten vormt. Hierdoor kan het optimaal gebruik maken van de voedingsstoffen die bij afbraak van de organische resten in het slib vrijkomen. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
47
Plaatselijk, over dit kleine traject, bleek de Raam begroeid te zijn met een populatie Tenger fonteinkruid. Deze plant heeft zich in recente tijd sterk uitgebreid. Het groeit in carbonaat en sulfaatrijk water. Het kan zich goed handhaven in sterk bemeste landbouwgebieden.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
48
Het gaat hier om RG Tenger fonteinkruid en Smalle waterpest[Verbond der kleine fonteinkruiden] . Beide soorten zijn in staat open water zeer snel te koloniseren. Regelmatig en soms met aanzienlijke bedekking kwam Mannagras voor met als begeleider Rosse vossenstaart. RG Mannagras-[Vlotgrasorde].
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
49
Rosse vossenstaart. Alopecuris aequalis, door een waslaagje opvallend, lichtgetinte, eenjarige plant. De korte naalden steken niet of nauwelijks buiten het aartje uit. De helmknoppen worden oranje. Pionier van ammoniak houdende bodem.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
50
Opmerkelijk waren de lang gesteelde ovale rozetbladeren van de Egelboterbloem langs de rand van een nieuw gegraven poel.
We vonden Gekroesd fonteinkruid. Zodra zich organisch materiaal materiaal zich ophoopt verdwijnt het. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
51
Grote lisdodde heeft een jaarlijkse bovengrondse productie van 17 ton/ha drooggewicht. De wortels bevinden zich in anaërobe omstandigheden. Ze zijn aangepast door luchttransporterend weefsel (aerenchym) in de stengels. Ze hebben het vermogen giftige reductieproducten (ethanol en sulfide en hoge concentraties tweewaardig ijzer in het wortelmilieu onschadelijk te maken. Tevens zijn ze aangepast aan het gebruik van ammonium als stikstofbron.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
52
Watercrassula aan de oever
Watercrassula is een overblijvende water- en oeverplant. De plant is goed bestand tegen vorst en blijft ’s winters groen. Er groeide een mat van overvloedig bloeiende planten. De droogvallende oevers van de Oeffeltse Raam zijn voor dit plantje uit Nieuw Zeeland een uitstekend milieu.
Hoewel er in Europa wel vruchten worden gevormd is het nog niet aangetoond dat er hier ook kiemkrachtige zaden worden gevormd. De plant verspreidt zich in Europa alleen vegetatief door middel van stengelfragmenten. Kleine stengelfragmenten (10 mm of groter) met één enkele knoop, kunnen worden verspreid via water, modder, en/of dieren en uitgroeien tot nieuwe planten. In de herfst produceert de plant overwinteringsknoppen die op het water drijven en met de waterstroming of door de wind worden verspreid.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
53
Watercrassula kan de in het water aanwezige CO2 dankzij de speciale manier van fotosynthese (CAM -Crassulacean Acid Metabolism) optimaal benutten. De plant kan gedurende de nacht koolstof in de vorm van CO2 opnemen en opslaan in de vorm van malaat. Overdag, wanneer er minder CO2 in het water beschikbaar is dan ’s nachts, wordt de opgeslagen koolstof geassimileerd. In wateren waarin weinig anorganisch koolstof beschikbaar is, is Watercrassula hierdoor in het voordeel ten opzichte van de meeste andere waterplanten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
54
Akkerdistel Basterdklaver Basterdpaardenstaart Bleekgele droogbloem Beklierde basterdwederik Berenklauw Bezemkruiskruid Biezenknoppen Bijvoet, Blaartrekkende boterbloem Blauw glidkruid Blauwe zegge Borstelbies Drijvend fonteinkruid Drijvende waterweegbree Echte valeriaan Egelboterbloem Fluitenkruid Geelgroen zegge Geknikte vossenstaart Gekroesde melkdistel Gekroesd fonteinkruid Gestreepte witbol Gewone engelwortel Gewone waterbies Gewoon barbarakruid Gewoon sterrenkroos Glanshaver Greppelrus Grote egelskop Grote lisdodde Grote vossenstaart Grote waterweegbree
Grote wederik Hanenpoot Harig wilgenroosje Heermoes Holpijp Hopklaver Kale jonker Kantig hertshooi Kattenstaart Klein streepzaad Kleine duizendknoop Kleine egelskop Kleine klis Kleine lisdodde Kluwen hoornbloem Kluwenzuring Knolrus Kompassla Kraailook Kropaar Kruisbladig wolfsmelk Kruldistel Liesgras Liggend vetmuur [overjarig] Mattenbies Moerasbeemdgras [gotisch tongetje]
Moerasdroogbloem Moerashertshooi Moeraskers Moerasrolklaver Moerasstruisgras Moerasmuur Moeraswalstro Naaldwaterbies Perzikkruid Pinksterbloem
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
Pitrus Reukeloze kamille Rietgras Ringelwikke Rode klaver Rosse vossenstaart Ruw beemdgras Scherpe boterbloem Schijfkamille Schildereprijs Sint-Janskruid Slanke waterkers Slanke wikke Smalle waterpest Speerdistel Stalkaars Tenger fonteinkruid Tengere rus Tweerijige zegge Veldbeemdgras Veldrus Viltige bastaardwederik Vlasleeuwenbek Vlottende bies Watermunt Waterpeper Watertorkruid Wilde bertram Witte klaver Wolfspoot Zoete kers Zomerfijnstraal Zompvergeet-mij-nietje Zomprus Zwart tandzaad
55
Beekstaartjesmos
Beekstaartjesmos is een typische soort voor kwelplekken. De Nederlandse naam Beekstaartjesmos is wat misleidend, het Duitse 'Gemeines Quellmoos' is treffender. De plantjes komen langs de Oeffeltse raam voor langs de ondiepe beek met open fijn zandige en lemige grond , op plekken waar kwelwater uitzijgt. De standplaatsen zijn altijd zonnig.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
56
Ook Parapluutjesmos was aanwezig vergezeld door Liggend vetmuur. Marchantia polymorpha groeide aan de oevers van de Oeffeltse raam omdat de bodem permanent vochtig, voedselrijk en enigszins verslempte is. We ontdekten Marchantia in de volle zon.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
57
Droogvallende strandjes langs de OeffeltseRaam: Borstelbies en Moerasmuur
Op
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
58
De stranden langs de Oeffeltse raam groeit een miniatuur biesje. Het is een kenmerkend bestanddeel van de pioniervegetatie op het open, vochtige min of meer dichtgeslagen, zonnige strand. ’s Winters staat het hier onder water. Borstelbies wordt begeleid door Greppelrus, Zomprus, Geelgroene zegge, Blauwe zegge, Moerasmuur, Moerasdroogbloem, Waterpostelein, Liggend hertshooi.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
59
Moerashertshooi is een mesotrafente oeverplant. Ze bezit een typisch kruidige geur die ons tegemoet woei. Ze groeit hier aan een poel die uitgesproken carbonaat en fosfaat arm is, maar relatief rijk aan sulfaat. Hypericum elodes heeft een gering concurrentievermogen. Haar kracht ligt aan de aanpassingen aan veelvuldige wisselende waterstanden, zolang de bodem niet uitdroogt. Ze heeft zich hier in korte tijd sterk uitgebreid. Moerashertshooi is de plant van deze regio. Haar meest natuurlijke standplaatsen zijn de oude, sinds eeuwen verlaten meanders van de Maas
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
60
Het milieu is aan de oevers van de Oeffeltse raam niet sterk zuur. Het bestaat uit een leem en zandbodem. Het is er carbonaatarm. Het water is voedselarm. Over grote oppervlakte groeide Waterpostelein. Waterpostelein is een familielid van de Kattenstaart. De plekken waar hij groeit staan ’s winters onder water en vallen nu tijdelijk droog.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
61
Op open plekken langs de Oeffeltse raam die nog nat en niet begroeid waren stond de Geelgroene zegge. Het water is deels van regenwater, deels van grondwater en oppervlakte water afkomstig. Geelgroene zegge wordt begeleid door Blauwe zegge, Biezeknoppen, Pit- en Zomprus, Gestreepte witbol, Waternavel, Moeraswalstro, Egelboterbloem, Moerasrolklaver, Echte koekoeksbloem en Kale jonker.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
62
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
63
Zwart tandzaad bereikt zijn maximale ontwikkeling op het aanspoelsel aan de beekoever en staat wat hoger in de zonering. Oorspronkelijk inheems in Noord-Amerika weet het hier Veerdelig tandzaad te verdringen, doordat extreme voedselrijkdom zijn voorsprong vergroot. Het bereikt ook een groter formaat dan Veerdelig tandzaad en produceert een groter aantal nootjes. Bovendien kan het met minder vocht toe. In de associatie van Moerasspirea en Valeriaan op humeus zand en leemgrond langs de beek op plekken waar de grondwaterstand enkele decimeters onder het maaiveld staat groeit Koninginnekruid. Het wordt vergezeld door Moerasspirea, Echte Valeriaan, Haagwinde, Gewone Smeerwortel, Harig wilgenroosje, Gewone engelwortel, Riet, Gele lis, Grote kattenstaart, Grote brandnetel, Ruw beemdgras, Gestreepte witbol, Liesgras, Veldzuring Moeraswalstro, Vogelwikke, Kale jonker, Kruipende boterbloem, Moerasrolklaver, Hondsdraf, Pitrus, Pinksterbloem, Wolfspoot, Fioringras.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
64
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
65
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
66
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
67
De Blauwe glazenmaker zet hier eitjes af in een van de poelen met stilstaand water.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
68
We zagen ook solitair jagende Blauwe glazenmakers op open plekken. Ze vliegen laag bij de grond en doen af en toe een uitval naar boven. Ze komt ook af en toe bij mij in de tuin. Een patrouillerend mannetje was langs de oever te zien.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
69
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
70
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
71
De nachtactieve mot zit op verschillende plekken aan de onderzijde van bladeren en stengels. Meestal met de kop naar beneden. De gelige tot groenige rups eet langs de Oeffeltse raam van de bladeren van Drijvend fonteinkruid en Kikkerbeet. Na het uitkomen mineert de rups eerst in het blad. Daarna bijt ze een ovaal stuk blad af en spint ze dit over de onderkant van het blad waarmee ze zich voedt. We zagen een transportabel huisje uit twee stukjes blad. In de eerste twee stadia kan het rupsje zuurstof uit het water opnemen door de huid in het derde stadium is de cuticula waterafstotend en ademt de rups atmosferische lucht d.m.v. tracheeën uit de luchtbel in haar behuizing. De lucht wordt regelmatig ververst, doordat de rups de voorkant van haar lichaam boven het wateroppervlak uitsteekt
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
72
Verpopping vindt plaats in haar huisje aan een tengel ongeveer 510 cm onder water. Bij het uitkomen is de mot door lucht omgeven en wordt zo direct naar het wateroppervlak getransporteerd, waarna de vleugels zich kunnen strekken.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
73
De Duikermot leeft van Fonteinkruid, Hoornblad en Waterpest. Het ongevleugelde wijfje verlaat het water niet als volwassen dier. Om te paren steekt ze slechts haar achterlijf omhoog, net iets boven het wateroppervlak uit, zodat ze op het wateroppervlak gelande mannetjes kan ontmoeten.
Hooibeestje Atalanta Klein witje Bruin zandoogje Oranje zandoogje Bont zandoogje Lieveling
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
74
In het zonnetje zat een Schorpioenvlieg. Nee, geen vlieg. Ze hoort tot een stokoude orde. Wel ondergaan ze een volledige gedaanteverwisseling net als kevers, vliegen, vlinders en libellen. Ze verpoppen zich. Hun larven houden het midden tussen een made en een rups. De Schorpioenvlieg vloog traag en ging in de schaduw zitten op een lage plant. De omgeving was vochtig. Behalve dode insecten eet de schorpioenvlieg honingdauw, de zoete en kleverige afscheiding van blad- of schildluizen. De oranjerode priktang die het mannetje angstaanjagend omhoog krult, geeft de soort zijn naam. Er zit echter geen angel in. Insectenboeken noemen hem daarom ’volstrekt ongevaarlijk’. Dat valt te bezien. Het insect gebruikt het werktuig namelijk bij de paring om tegenstribbelde vrouwen in bedwang te houden.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
75
Na de daad spuugt hij een bruine fluim voor haar neer. Dat lijkt grof, maar het vrouwtje drinkt het spul graag op. Je zou het kunnen zien als betaling voor bewezen diensten. Het goedje zal wel goed zijn voor de eivorming. Zoals het donkere, Ierse stoutbier goed zou zijn voor de productie van het zog van vrouwen. Die van dat bier in de stemming komen. Gods naam in de Oeffeltse raam
Het Schrijvertje schrijft Gods naam in de Oeffeltse raam. Zijn meest opvallende eigenschap is het vermogen om als kleine speedbootjes razendsnelle rondjes te draaien, zonder dat ze met elkaar in botsing komen, terwijl ze toch in groepjes van 10 tot 30 dieren bijeen zwemmen. Ze drijven niet op de oppervlaktefilm van het water, als bijvoorbeeld een schaatsenrijder.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
76
Slechts de glanzende bovenzijde van het lichaam is waterafstotend en blijft droog; de onderzijde van het lichaam en de poten worden daarentegen wél nat. De antennen worden precies in de oppervlaktefilm van het water gehouden; men neemt aan dat de kevers hiermee veranderingen in de kromming van de waterspiegel kunnen registreren. Dit zou de kevers in staat stellen om elkaar bij het zwemmen te ontwijken. Rondom elk dier is er namelijk een klein kuiltje in de waterfilm, terwijl de dieren bij het zwemmen een miniatuur boeggolfje voor zich uit stuwen. De twee paar poten die voor de voortbeweging dienen, zijn hiertoe wel uitstekend uitgerust. Bij de slag naar achteren staan de stijve haren wijduit, zodat het dier met kracht vooruit wordt gestuwd. Bij de slag naar voren worden de haren als een waaier samengevouwen, om geen onnodige weerstand te geven. Beweeglijk maar honkvast Op de Oeffeltse raam, blijft de groep schrijvertjes steeds op dezelfde plek. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
77
Dit is nogal verbazingwekkend, omdat men gezien de ogenschijnlijk ordeloze wirwar van hun bewegingen zou verwachten dat een groep al snel uiteen zou vallen. Alle insekten hebben normaliter één paar ogen.
Bij de schrijvertjes is elk oog in tweeën gedeeld, en wel zo dat een oog boven de waterspiegel uitkijkt en het tweede eronder. De kromming van deze twee ogen is verschillend, en vrijwel zeker zijn beide ooghelften aangepast aan het zien onder en boven water! Dit schijnt de enige mogelijke verklaring te zijn voor het feit dat de kevertjes al zwemmend hun positie kunnen behouden. Hiertoe moeten ze aantal oriëntatiepunten op de oever in de gaten houden. Het feit dat ze hierin slagen, terwijl ze in een constante beweging zijn, betekent dat ze over een bijzonder goede coördinatie beschikken van bewegingen en visuele indrukken. Schrijvertjes kunnen heel goed onder water zwemmen en duiken bij onraad snel onder.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
78
Onder water nemen ze altijd een luchtbelletje mee aan de achterlijfspunt. Dit dient als luchtvoorraad wanneer de kever langere tijd onder water blijft. Deze diertjes zijn opvallend genoeg, en men zou denken dat ze, ondanks hun snelle bewegingen, een gemakkelijke prooi zouden zijn voor vissen en vogels. Maar als ze worden lastiggevallen kunnen ze een melkachtige vloeistof produceren, die een beschermende functie heeft. De vloeistof heeft een onaangename geur. Voor zover bekend leven schrijvertjes van kleine insekten die in het water vallen, en die met de lange beweeglijke voorpoten worden vastgegrepen. De Groene cicade voedt zich met plantensappen die worden opgezogen uit meerdere planten, echter vooral grassen. De groene cicade is dan ook het algemeen langs de Oeffeltse raam. De ouderdieren sterven korte tijd nadat de eitjes in stengels en onder planten zijn gelegd. Deze eitjes overwinteren en in het voorjaar komt de nimf te voorschijn die de bast van liefst jonge bomen aanvreet.
De nimf is vleugelloos, wit en in de lengte donker gestreept. Na een aantal vervellingen is de nimf volwassen, krijgt vleugels en kan zich voortplanten.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
79
In enkele poelen was er veel ontwikkeling van Spirogyra. Dat zijn draadvormige zoetwateralgen. Deze algen hebben zich na de winter ontwikkeld uit sporen en groeiden vanuit de modderige bodem omhoog. Na een periode van snelle vegetatieve groei vormden de draden drijvende “wattige” flab massa’s, die slijmerig aanvoelen. De gelig of bruinachtige kleur ontstaat door de afbraak van chlorofyl in het zonlicht. In ondiep, stagnant water voelt Spirogyra zich thuis. Van nature zijn deze ondiepe poelen instabiel met wisselende waterstanden en de mogelijkheid van uitdroging.
Doordat Spirogyra resistente sporen vormt, die bestand zijn tegen schimmelinfecties en uitdroging gedijt het hier goed. De bellen op de drijvende dichte flabmassa zijn zuurstofbellen. De fluctuaties in temperatuur, zuurstofgehalte en pH in deze draadalgenflab zijn enorm, hetgeen voor dierlijk leven ongunstig is.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
80
Columbiaanse uitwisseling brengt Europa en Noord-Amerika de uiterst produktieve aardappel.
De Oeffeltse Raam stroomt door velden beplant met de Amerikaanse gewassen: Aardappel en Maïs. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
81
De aardappels zijn al uitgebloeid en zijn getooid met grote groene bessen. Toon komt aan lopen met de bloemen van de Zwarte nachtschade. Omstandig verklaart hij dat dit de mooiste bloemen van het land van Cuyck zijn. Hij verkeert in goed gezelschap. Naar verluidt was Maria Antoinette zo verzot op die bloemen dat ze ze in haar haar droeg. Haar echtgenoot, Lodewijk XIV, zou ze in zijn knoopsgat hebben gedragen, waarna de hele Franse aristocratie een poosje rondliep met aardappelcorsages
Zwarte nachtschade, Bitterzoet en Aardappel behoren tot de nachtschadefamilie. Ze zijn in de verte verwant met tomaten, aubergines, tabak, paprika en de uiterst giftig wolfskers. De knollen van de aardappel zijn geen wortels maar ondergrondse stengelverdikkingen waarin reservevoedsel wordt opgeslagen; de ogen waaruit nieuwe aardappels ontstaan, zijn afgeleid van de bladeren die op de stengel groeien. Op het veld lagen honderden aardappelbessen. Ze zagen eruit als groene kersttomaatjes maar ze zitten vol solanine, een gif dat deel uitmaakt van het verdedigingssysteem van de plant – het beschermt de zaden tegen vraat. Tegenwoordig is de aardappel na suikerriet, tarwe maïs en rijst het belangrijkste voedselgewas ter wereld. Hij is afkomstig uit de Andes. Aardappels bestaan voor driekwart uit water en voor een kwart uit zetmeel, maar er zitten voldoende vitaminen in om bij geregelde consumptie scheurbuik te voorkomen. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
82
In 1925 aten twee Poolse onderzoekers 167 dagen lang uitsluitend aardappels . Na afloop meldden ze niet te zijn aangekomen, geen gezondheidsproblemen te hebbenen, hoe onwaarschijnlijk ook, “geen verlangen naar een verandering” van dieet te ervaren. De Ierse arbeider at dagelijks 5 kg aardappels. Pruisen en Oostenrijk vochten in 1778-1779 een heuse aardappeloorlog uit waarbij beide legers hoofdzakelijk bezig waren eten voor zichzelf bijeen te schrapen en te zorgen dat de vijand niets kreeg. Pas toen er geen aardappel in Bohemen meer te vinden was, kwam er een eind aan de vijandelijkheden.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
83
Knollen zijn produktiever dan granen. Als de aar van een tarwe- of rijstplant te zwaar wordt, knakt de plant, met fatale gevolgen. Geen enkele rijst of tarwe plant kan een aardappel dragen. Omdat de aardappel ondergronds groeit wordt het gewicht van een knol niet beperkt door mechanische beperkingen van de rest van de plant. Op het veld vinden we een knol van een kilo.
De introductie van Solanum tuberosum is een mijlpaal in de geschiedenis. Het begin van massale aardappelconsumptie valt vrijwel samen met het einde van de hongersnoden in NoordEuropa. [Maïs, wat aan de overzijde van de Oeffeltse raam groeit, speelde een soortgelijke, zij het kleinere rol in Zuid-Europa. De aardappel luidde ook het begin van het koloniale tijdvak in.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
84
Dankzij de aardappel die een snel groeiende bevolking voedde, kon een handvol Europese landen tussen 1750 en 1950 het grootste deel van de rest van de wereld overheersen. Het einde van de honger droeg bij aan de politieke stabiliteit waardoor de Europese landen konden profiteren van Amerikaans zilver. De aardappel voedde de opkomst van het Westen.
Een jagende Viervlekspin kruiste ons pad
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
85
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
86
Schietmotten boven de Oeffeltse Raam
De Schietmotten boven de Oeffeltse raam deden bij oppervlakkige inspectie sterk denken aan nachtvlinders. Ze waren vrij donker van kleur en vouwden hun vleugels in rust dakvormig over het achterlijf. De vleugels zijn echter niet beschubd, zoals bij de vlinders en motten, maar behaard. De monddelen van schietmotten zijn bijtend, maar doorgaans sterk gereduceerd en hoogstens geschikt voor het opnemen van vloeibaar voedsel.
De larven ontwikkelen zich in het water. Om te ademen hebben ze tracheekieuwen aan beide zijden van het achterlijf. De larven van schietmotten worden kokerjuffers genoemd, omdat de meeste soorten kokertjes bouwen om in te schuilen en om zuurstofrijk water rond te pompen. Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
87
De vorm van de kokers is vaak specifiek voor de verschillende groepen. De kokers kunnen uit plantenmateriaal en/of overblijfselen van waterdieren bestaan, maar ook uit zandkorrels en kiezelsteentjes en allerlei combinaties van materialen.
De Distelgalboorvlieg is verantwoordelijk voor de grote gallen die we in de Akkerdistel vonden. Duidelijk is de ovipositor, ofwel legboor zichtbaar op de foto.
De Distelgalboorvlieg zet hooguit enkele tientallen eitjes af in de distel, in groepjes van 3 of 4. De larven leven in een enkele, maar centimeters grote, eivormige stengelgal, die vaak rood aanloopt.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
88
De gal bevindt zich altijd op de stengel van de plant. Het gedeelte erboven groeit gewoon door, maar langzamer omdat een deel van de aangevoerde groeistoffen voor de ontwikkeling van de gal wordt gebruikt. Jonge planten en onvertakte stengels kunnen veel grotere gallen vormen dan oude planten en meer vertakte stengels. Distels op vochtige terreinen en in de schaduw hebben een voorkeur omdat de gallen anders kunnen uitdrogen. Als de gallen in het water terechtkomen, blijven ze drijven en zo wordt ook de soort verspreid. Het eerste stadium (instar) brengt de larve in het ei door. Pas in het tweede instar gaat de larve eten en begint de gal te groeien. Tijdens het derde instar overwintert de larve. Rond juni en juli komen de vliegen tevoorschijn die voornamelijk teren op de als larve aangelegde reserves.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
89
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
90
De Pendelzweefvlieg is een zweefvlieg die tijdens de excursie werd verward met een wesp. Dat is begrijpelijk want deze vlieg heeft zich gecamoufleerd als wesp, een verschijnsel dat we kennen als mimicry. De Pendelzweefvlieg is, net als de wesp en de bij op zoek naar honing. Een wesp kruipt in een bloem voor honing, een zweefvlieg blijft voor de bloem in de lucht hangen. Een zweefvlieg heeft maar een paar vleugels, een wesp twee paar. Een pendelzweefvlieg heeft bolle ogen [facet ogen], een wesp gewone kleine ogen. De larve van Helophilus pendulus leeft in rottend plantaardig en dierlijk materiaal in het aquatische milieu. Het is dus niet verwonderlijk hem bij de Oeffeltse raam aan treffen.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
91
Op de Wilde bertram zaten verschillende Blinde bijen. Alles aan deze Nederlandse naam is onjuist. De Blinde bij is een zweefvlieg en geen bij. De naam komt voort uit het feit dat deze soort wel erg lijkt op een bij, maar niet kan steken. Ze hebben ook meer twee vleugels in plaats van vier, zoals een bij. Ze waren nu aan het nectar zuigen. Na de bevruchting leggen de wijfjes hun eitjes bij voorkeur aan de rand van mestputten, rioolslib en water met sterke organische vervuiling De larven hebben aan het eind van het lichaam een lange adembuis - vandaar de naam ' rattenstaartlarve ' - die ze als een soort snorkel omhoogsteken naar het wateroppervlak.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
92
Na de overwintering in natte grond volgt de verpopping. De gedaanteverwisseling vindt plaats in de laatste, hard geworden huid van de larve, waarna het volwassen insect uitkomt. Doordat de larven van de blinde bij voedingsstoffen uit verontreinigd water filteren, leveren ze een bijdrage aan de zuivering van afvalwater
De prachtige vlieg met zijn blauwgroene ogen die ons achtervolgde was geen welkome gast. De beet van de goudoogdaas is bijzonder pijnlijk en kan zwellingen veroorzaken. Het is geen steek met een angel maar een beet, want geen enkele vlieg heeft een angel zoals bijen.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
93
De daas zuigt bloed nadat ze met haar vlijmscherpe monddelen een wond heeft gemaakt. Ook bijt de daas niet ter verdediging, maar om de eitjes te voorzien van proteïnen, dus alleen de vrouwtjes bijten net als bij muggen. De mannetjes leven van nectar. De vrouwtjes zijn te herkennen aan de gescheiden ogen, bij mannetjes zitten de ogen dicht tegen elkaar aan. Met name in vochtig weer is de daas actief, zoals voor een regenbui. Meestal steekt ze niet meteen zoals een mug, maar zoekt eerst een geschikt plekje. De goudoogdaas leeft in de buurt van zeer vochtige plaatsen. De larven leven namelijk in zeer vochtige omstandigheden in rottend plantenmateriaal. Ze eten de insectenlarven die daarop afkomen, en komen soms massaal voor. De larve lijkt op de ritnaald; een lang, weinig buigzaam, wormachtig lichaam, dat echter sterk gesegmenteerd is met knoop-achtige segmenten.
.
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
94
Oeffeltse raam bezocht
Oeffeltse Raam; 23 augustus 2012 KNNV afdeling Nijmegen.
.
95