tussenRAPPORT O10-08-01
O10 Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse infrastructuur
Fase 1: Inventariseren en analyseren van technieken en het opstellen van een programma van eisen
COB-137 omslag_tussenrapportO10_WT.indd 1
31-07-2008 15:26:36
Tussenrapport O10-08-01
Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse infrastructuur COB O10 FASE 1: Inventariseren en analyseren van technieken en het opstellen van een programma van eisen.
Het onderzoek is begeleid en/of uitgevoerd door Uitvoeringscommissie O10 Organisatie
Naam
ProRail
De heer ing. E-J. Achterhuis (Ernest-Jan)
Arcadis
De heer ing. K.A. Meinen (Karel)
Grontmij
De heer ing. D.J. de Bijl (Dick)
Kiwa gastec
De heer ir. P.P. van Norden (Paul) De heer ir. D. Oesterholt (Dave)
COB
Financiers ProRail Rijkswaterstaat Arcadis Grontmij Kiwa gastec
De heer drs. A.W.M. Kamphuis (Anne) De heer ing. R.A. van Ravesteijn (Richard)
Samenvatting Omdat veel schade aan kabels en leidingen ontstaat bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden en de maatschappelijke ontwikkeling gestart is om de ondergrond beter te ordenen, ontstaat een steeds grotere behoefte om de ondergrondse infrastructuur beter in kaart te brengen. Vanuit de ordeningsvraag en het maatschappelijke perspectief heeft het platform kabels en leidingen van het COB de ambitie uitgesproken een objectieve praktijkproef (in het vervolg aangeduid als consumententest) van innovatieve detectietechnieken te willen opstellen. Om deze ambitie te verwezenlijken is gestart met het project “Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse Infrastructuur COB O10”. Ter voorbereiding van een praktijkproef is inzicht vereist in de bestaande technieken en aanbieders van opsporingstechnieken. Het project bestaat daarom uit twee fasen: • Eerste fase: Inventariseren en analyseren van technieken en het opstellen van een programma van eisen. • Tweede fase: uitwerking en houden van de consumententest. In dit rapport worden de resultaten van de eerste fase van het project gepresenteerd. De mogelijkheden van beschikbare technieken zijn onderzocht aan de hand van recente en lopende onderzoeken uitgevoerd door TNO, GIGA, ORFEUS, KIWA en KLO. Uit deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat grondradar en radiodetectie de meest gebruikte en meest geschikte innovatieve technieken zijn. TNO ziet ook mogelijkheden voor grondsonar en de Ground-Tracer. Deze laatste maakt gebruik van een techniek (detectie van vrij potentiaal) die door geen enkele andere fabrikant gebruikt wordt. Op basis van kennis en ervaring van deskundigen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt zijn de mogelijkheden van de diverse technieken – zoals indringdiepte, onderscheidend vermogen, gebruiksgemak etc. – samengevat
3
in een matrix. De matrix geeft in één oogopslag de mogelijkheden en beperkingen van de technieken, en is daardoor een goed keuze-hulpmiddel voor een ieder die detectietechnieken wil gaan inzetten. Om de keuze voor een techniek verder te vereenvoudigen zijn voor een aantal toepassingen, zoals de grondroerder die gaat graven in een stuk land of de netbeheerder die exact wil weten waar zijn leidingen liggen, een aantal keuzemogelijkheden uitgewerkt. Ook dit kan dienen als een praktisch keuzehulpmiddel. Fabrikanten van detectiesystemen proberen het onderscheidend vermogen te verbeteren door nieuwe antennesystemen en betere en makkelijker te bedienen software. ORFEUS streeft er naar een grondradar te ontwikkelen die een factor 1,5 beter is dan de huidige grondradarsystemen. Uit gesprekken met gebruikers van grondradar en radiodetectie blijkt dat, net als bij het graven van proefsleuven, 100% detectie met een methode niet mogelijk is. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van een combinatie van technieken en methoden om met grote zekerheid leidingen te detecteren, namelijk een combinatie van grondradar, radiodetectie, proefsleuven graven, deksels lichten, prikstokken en voorkennis van de ondergrondse infrastructuur. De detectie- en meetsnelheid hangen sterk af van de complexiteit van het leidingstelsel en de traceerbaarheid (diepte, diameter, materiaalsoort) van de leidingen. Gebruikers geven ook aan dat, geheel in lijn met het graven van proefsleuven, de deskundigheid en ervaring van de gebruiker invloed heeft op de betrouwbaarheid en snelheid waarmee resultaten verkregen kunnen worden. Naarmate er meer tijd beschikbaar is voor een meting zal de nauwkeurigheid omhoog gaan. Ook de deskundigheid van de gebruiker en zijn manier van aanpak is van grote invloed op het uiteindelijke resultaat. Hieruit blijkt dat voor een realistisch beeld van de detectietechnieken deze technieken altijd in combinatie met de aanpak van ervaren gebruikers en de beschikbare tijd gezien moeten worden. Omdat voorgaande onderzoeken zich voornamelijk op de technieken hebben gericht, blijkt hieruit de noodzaak om een test uit te gaan voeren waarin ook de aspecten deskundigheid en tijd worden meegenomen. In een zogenaamde consumententest kunnen aanbieders van ondergrondse detectietechnieken demonstreren wat zij kunnen opsporen met de hun beschikbare technieken. Door niet primair naar technieken te kijken maar naar de uitvoerders wordt een zo realistisch mogelijk beeld verkregen van de mogelijkheden en beperkingen van deze technieken in de praktijk. De ervaringen die tijdens de consumententest worden opgedaan kunnen in de toekomst gebruikt worden om te beoordelen of certificatie van aanbieders mogelijk is. De consumententest is in dit rapport in hoofdlijnen uitgewerkt. Het is de ambitie van het COB dat deze test uitgevoerd gaat worden.
4
Samenvatting conclusies: • De belangstelling en vraag naar detectietechnieken is groot. • Reeds verrichte onderzoeken geven en goed beeld van de mogelijkheden van de diverse technieken, zoals grondradar en radiodetectie. • Verbeteringen van de technieken zijn mogelijk. Hieraan wordt hard gewerkt door de fabrikanten en onderzoeksprojecten zoals ORFEUS. • Mits deskundig toegepast is het al mogelijk om innovatieve technieken succesvol toe te passen. • In de meeste gevallen zal voor een goed resultaat een combinatie van technieken ingezet dienen te worden. • Het resultaat wordt mede bepaald door de deskundigheid van de gebruiker, zijn plan van aanpak en de beschikbare tijd. • Hieruit volgt de noodzaak van een consumententest waarin niet primair technieken met elkaar vergeleken worden maar waarin uitvoerders demonstreren welke objecten zij met hun ondergrondse technieken kunnen detecteren en hoe zij de resultaten kunnen vastleggen.
5
Inhoud
Samenvatting
3
Inhoud
6
1
Projectomschrijving
10
1.1
Maatschappelijk context project
10
1.2
Opdracht project
11
1.3
Opbouw van het rapport
11
2
Wensen van de vragende partijen
12
2.1
Doel van de enquete
12
2.2
Beschrijving enqueteformulier
12
2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9 2.3.10 2.3.11 2.3.12 2.3.13 2.3.14
Resultaten van de enquete Welke branche vertegenwoordigt u? Hoeveel mag het gereedschap kosten Hoe snel moet het gereedschap op de markt zijn? Hoe kan het gereedschap gebruikt worden? Technische eisen Wat is de gewenste range (diepte)? Hoe snel moeten de resultaten beschikbaar zijn? Welke afmetingen moet het detecteren? Welke materialen moet het detecteren Andere technische eisen Hoe zwaar mag het gereedschap worden? Wie gaat het gereedschap gebruiken? Hoe moeten de resultaten uitgedrukt worden Zijn er nog andere operationele eisen?
12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 13 14 14 14 14
3
Resultaten uitgevoerde onderzoeken
15
3.1
Inleiding
15
3.2
Samenvatting uitgevoerde onderzoeken
15
3.3
Conclusies uitgevoerde onderzoeken
15
6
4
Vergelijking technieken
17
4.1 4.1.1
Mogelijkheden/Methoden Vernieuwingen bij grondradar en radiodetectie
17 18
4.2
Wat is de Matrix
19
4.3
Detecteerbaarheid en nauwkeuringheid
23
4.4
Vastlegging en Registratie
23
4.5
Invloed van externe omstandigheden
23
4.6
Logistiek en tijd
23
4.7
Overzicht van uitvoerders
23
4.8
Gesprekken met uitvoerders
24
4.9
De noodzaak van een consumententest
24
5
Wensen vergeleken met innovatieve technieken
26
5.1
Inleiding
26
5.2
Resultaten enquête versus de matrix van mogelijkheden
26
5.3
Samenvattende tabel met veelvoorkomende situaties
28
5.4
Conclusie
30
6
Consumententest
31
6.1
Inleiding
31
6.2
Resultaten consumententest
31
6.3
De vraag bepaalt de competentie
32
6.4
Criteria vragende partij
32
6.5
Verschillende competentieniveau’s
34
6.6
Doel van de consumententest
34
6.7 6.7.1 6.7.2 6.7.3
Voorstel uitwerking en beoordeling consumententest Organisatiecheck Kennis en ervaring bij data-inwinning Kennis en ervaring bij data-verwerking
35 35 35 36
6.8 6.8.1 6.8.2 6.8.3 6.8.4 6.8.5
Voorbereidingen van de consumententest Voorbereidingen voor het beoordelen van de organisatie Voorbereidingen voor het beoordelen van de data-inwinning Voorbereidingen van de locatie voor de veldproef Voorbereidingen van het testprogramma Voorbereidingen voor het beoordelen van de data-verwerking
36 36 36 37 38 38
6.9
Kosten
39
6.10
Voorstel beoordelingssystematiek
39
6.11
Samenvatting belang van consumententest
40
7
7
Literatuurlijst
41
I
Enquête
42
II
Samenvatting van onderzoek naar ondergrondse detectiemethoden
45
III
Grondradarsystemen
51
IV
IDS
55
V
Radiodetectie
57
VI
Matrix aspecten nader bekeken
61
VII
Uitvoerders van detectietechnieken
71
VIII
Ervaringen van uitvoerders
73
IX
Presentatie KLO
78
X
Balanced Scorecard
86
XI
Definities
87
8
9
1 Projectomschrijving In dit hoofdstuk wordt de noodzaak en aanpak van het onderzoek beschreven.
1.1 Maatschappelijk context project
In Nederland ligt circa 1,7 miljoen km aan kabels en leidingen. Van een groot gedeelte is de ligging bekend of met een bepaalde bandbreedte. Maar er zijn ook veel kabels en leidingen waarvan de ligging niet bekend is. Omdat veel schade aan kabels en leidingen ontstaat bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden en de maatschappelijke ontwikkeling gestart is om ondergrond beter te ordenen, ontstaat een steeds grotere behoefte om de ondergrondse infrastructuur beter in kaart te brengen. Zo is het ministerie van Economische Zaken bezig met de invoering van de wet informatieuitwisseling ondergrondse netten (WION). Deze wet heeft tot doel graafschade aan kabels en leidingen te voorkomen door een betere informatie-uitwisseling betreffende de ligging van netten. De nauwkeurigheid waarin informatie-uitwisseling van kabels en leidingen plaats zal moeten vinden in het kader van deze aankomende wetgeving is 1 meter. Ook bij het uitvoeren van werken hebben verschillende partijen behoefte aan goede informatie van wat al dan niet verborgen in de grond aanwezig is. Planontwikkelaars hebben in een vroegtijdig stadium behoefte aan goede informatie om zo tijdens de ontwikkeling- en uitvoeringsfase verrassingen te voorkomen. Netwerkbeheerders hebben behoefte aan goede informatie om zo hun netwerk goed te kunnen beheren en onderhouden en derden te kunnen voorzien van juiste informatie. Uitvoerende partijen hebben behoefte aan goede informatie om risico’s te verminderen. Maar ook de eigenaren van de ondergrond, veelal de gemeenten, willen in het kader van een goede boven- en ondergrondse ordening weten waar welke kabels en leidingen liggen en welke ruimte nog beschikbaar is voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Om inzicht te krijgen in de ligging van kabels en leidingen in de ondergrond zijn er meerdere technieken. Van oudsher worden proefsleuven gegraven, alleen geeft deze techniek een lokaal beeld en is doorgaans belastend voor de samenleving. Tegenwoordig zijn er innovatieve non-destructieve methoden. Deze laatste groep is nog niet geheel ingeburgerd bij partijen die belang hebben in de juiste ligginggegevens van kabels en leidingen. De maatschappelijke trend waarbij een afname van de maatschappelijke acceptatie van overlast en hinder in combinatie met de toegenomen behoefte aan mobiliteit en bereikbaarheid zorgt voor een extra impuls om innovatieve technieken te gebruiken.
10
1.2 Opdracht project
Vanuit de ordeningsvraag en het maatschappelijke perspectief heeft het platform kabels en leidingen van het COB de ambitie uitgesproken een objectieve praktijkproef (in het vervolg aangeduid als consumententest) van innovatieve detectietechnieken te willen opstellen. Om deze ambitie te verwezenlijken is gestart met het project “Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse Infrastructuur COB O10”. Ter voorbereiding van een praktijkproef is inzicht vereist in de bestaande technieken en aanbieders van opsporingstechnieken. Het project bestaat daarom uit twee fasen: • Eerste fase: Inventariseren en analyseren van technieken en het opstellen van een programma van eisen. • Tweede fase: uitwerking en houden van de consumententest. In dit rapport worden de resultaten van de eerste fase van het project gepresenteerd. 1.3 Opbouw van het rapport
Uitgangspunt voor het opstellen van het rapport was, dat wensen van vragende partijen centraal staan. Deze wensen zijn vastgelegd in hoofdstuk 2. Ook uitgevoerde onderzoeken worden in kaart gebracht en nieuwe ontwikkelingen verwoord. In hoofdstuk 3 komen deze punten aan bod. Een vergelijking tussen de beschikbare technieken worden gegeven in hoofdstuk 4. Ook worden de toepassingsgebieden aangegeven en een overzicht van uitvoerders van detectietechnieken. De prestaties van de technieken en de wensen worden aan elkaar gekoppeld in het vijfde hoofdstuk. Tevens vindt in dit hoofdstuk de scopewijziging van detectietechnieken naar uitvoerders van detectieonderzoeken plaats. De achtergronden van deze scopewijziging wordt toegelicht. In het zesde hoofdstuk wordt het competentieprofiel van deze detectiebedrijven beschreven en worden de contouren van de consumententest geschetst. Noot: Waar gesproken wordt over ‘kabels’ of ‘leidingen’ worden zowel kabels als leidingen bedoeld.
11
2 Wensen van de vragende partijen In dit hoofdstuk zijn de wensen van de vragende partijen in kaart gebracht.
2.1 Doel van de enquete
De wensen van de vragen partijen zijn met behulp van een enquête in kaart gebracht. De enquête richt zich op een beperkt aantal representanten van branches die een goed overall beeld hebben van de wensen binnen hun branche. 2.2 Beschrijving enqueteformulier
In het in 2005 verschenen rapport “Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen” [1] worden de resultaten weergegeven van een enquête welke tot doel had om op basis van wensen van vragende partijen een functioneel programma van eisen op te stellen voor ondergrondse detectietechnieken. Bij het opstellen van de enquête is gebruik gemaakt van de in bovengenoemde rapport gebruikte enquête, zodat in een later stadium de resultaten van het huidige onderzoek vergeleken kunnen worden met de in bovengenoemde rapport vermelde resultaten. De enquête en een opsomming van de resultaten staan beschreven in bijlage I. 2.3 Resultaten van de enquete
De resultaten van de enquête zijn in onderstaande paragrafen samengevat. De uitkomsten van de enquête staan vermeld in bijlage I. 2.3.1 Welke branche vertegenwoordigt u?
Meerdere antwoorden waren mogelijk. Bijna alle branches zijn vertegenwoordigd. Met name de kabel- en leidingbeheerders (6x) en de grondroerders (3x) worden vaak genoemd. 2.3.2 Hoeveel mag het gereedschap kosten
Drie van de tien respondenten geven aan dat het gereedschap minder dan € 10.000,- moet kosten, drie anderen vinden € 10.000,- tot € 20.000,- goed. Vier hebben geen mening. 2.3.3 Hoe snel moet het gereedschap op de markt zijn?
Drie respondenten geven aan dat het gereedschap over een jaar op de markt moet zijn. Vijf respondenten vinden over twee jaar prima. 2.3.4 Hoe kan het gereedschap gebruikt worden?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Het gereedschap is in veel gevallen gewenst voor: • Storingsonderzoek, controle beheerders • Aanvullende informatie
12
• • • •
Identificeren onduidelijke gegevens Vergunningsprocedures Diepteligging Opsporen objecten
2.3.5 Technische eisen
De wensen voor de nauwkeurigheid in het horizontale vlak zijn vrij evenredig verdeeld tussen heel nauwkeurig (0,01 m), nauwkeurig (0,1 m) en minder nauwkeurig (1 m of anders). De wensen voor de nauwkeurigheid in het verticale vlak liggen voornamelijk bij de 0,1 m, met een geringer aantal voor nauwkeuriger (0,01 m) of minder nauwkeurig (1 m of anders). De wensen voor de nauwkeurigheid van de afmetingen van het object zijn vrij evenredig verdeeld tussen nauwkeurig (0 -10%) en minder nauwkeurig (10 – 20%). De kans dat het gereedschap een kabel of leiding detecteert die ook daadwerkelijk aanwezig is: De wensen zijn vrij evenredig verdeeld tussen heel betrouwbaar (99,90%) en betrouwbaar (95%). De kans dat het gereedschap een kabel of leiding detecteert, welke niet aanwezig is (vals alarm): De wensen liggen vooral bij betrouwbaar (< 5% vals alarm). Een minderheid kiest voor minder betrouwbaar (< 10% vals alarm). 2.3.6 Wat is de gewenste range (diepte)?
Een meerderheid kiest voor een diepte tot 2 meter. Twee respondenten kiezen voor een diepte tot 5 meter. 2.3.7 Hoe snel moeten de resultaten beschikbaar zijn?
Een meerderheid kiest voor directe beschikbaarheid. Drie respondenten kiezen voor een beschikbaarheid op kantoor. 2.3.8 Welke afmetingen moet het detecteren?
De wensen voor de afmetingen zijn vrij evenredig verdeeld tussen “de kleinste kabel of leiding”, “2 cm” en “10 cm”. 2.3.9 Welke materialen moet het detecteren
Drie van de tien respondenten geven aan dat alles gedetecteerd moet kunnen worden. De overige respondenten geven een mix aan van materialen. Dit komt er op neer dat zij tezamen willen dat alles gedetecteerd wordt, op vloeistoffen na. 2.3.10 Andere technische eisen
Dit was een open vraag. Hierbij werden de volgende antwoorden gegeven: Goed op bestaande tekeningen te zetten.
13
Relatief goed hanteerbaar. Elektrische signalen detecteren per soort. De apparatuur moet gebruikersvriendelijk zijn. D.w.z. dat er geen hbo-er aan te pas zou moeten komen. 2.3.11 Hoe zwaar mag het gereedschap worden?
Geen van de respondenten kiest voor een apparaat dat door twee of meer personen getild moet worden. 2.3.12 Wie gaat het gereedschap gebruiken?
In de meerderheid van de gevallen gaat een MTS-er het apparaat gebruiken. 2.3.13 Hoe moeten de resultaten uitgedrukt worden
De wensen voor een 2D-scan en een 3D-scan zijn vrijwel gelijk verdeeld. Twee respondenten kiezen ook voor de waarschuwing om wel of niet te graven. Een ander geeft expliciet aan dat de resultaten goed op bestaande tekeningen te zetten zijn. 2.3.14 Zijn er nog andere operationele eisen?
Alle in de enquête genoemde eisen zijn aangevinkt, maar met name de volgende eisen scoren hoog: • Schokbestendig • Bedieningsgemak • Bestand tegen weersinvloeden • Vuilbestendig
14
3 Resultaten uitgevoerde onderzoeken Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de resultaten van eerder uitgevoerde onderzoeken naar ondergrondse opsporingstechnieken.
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van recente openbaar beschikbare onderzoeken op het gebied van ondergrondse opsporingstechnieken samengevat. In bijlage II worden de onderzoeken uitvoeriger toegelicht. Het betreft de volgende onderzoeken: • Het COB onderzoek “Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen”, feb. 2005. • Het Europese Giga project • Het Europese ORFEUS project • Het Gastec onderzoek Lokalisering van ingegraven leidingen • De KLO presentatie ‘Grondradar, een update’, november 2007 3.2 Samenvatting uitgevoerde onderzoeken
Het COB rapport “Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen” beschrijft de opsporingstechnieken en geeft een aantal scenario’s voor verder onderzoek en ontwikkeling van detectiesystemen. Het Europese Giga project somt aan de hand van praktijkproeven de beperkingen op van de huidige generatie grondradarsystemen. ORFEUS, de opvolger van het Giga project, heeft zich onder andere tot doel gesteld een grondradar te ontwikkelen die een factor 1,5 beter is dan de huidige systemen. Kiwa Gastec heeft onderzoek gedaan naar beschikbare technieken en leveranciers en vervolgens veldproeven uitgevoerd. Een recente presentatie van het KLO naar de huidige stand van grondradar geeft een overzicht van de stand der techniek en haar mogelijkheden. 3.3 Conclusies uitgevoerde onderzoeken
Uit de onderzoeken blijkt dat met name grondradar en radiodetectie de meest gebruikte technieken zijn. Echter beide technieken hebben ook hun beperkingen. De detectiediepte van de huidige grondradar systemen wordt beperkt daar natuurkundige wetten, waarbij het onderscheidend vermogen afneemt bij grotere indringdieptes. Bovendien is de indringdiepte afhankelijk van de grondsoort. Het Giga rapport geeft een aantal ervaringsgetallen voor de indringdiepte en het onderscheidend vermogen. Met name in bepaalde grondsoorten zoals klei is de indringdiepte en het onderscheidend vermogen van grondradar erg beperkt. Dit is ook de reden dat men in het ORFEUS project tot betere resultaten hoopt te komen. In zandgronden zijn goede resultaten bereikt, in kleigronden minder goede. Voor het lokaliseren van niet-metallische kabels met kleine diameters zijn dan andere opsporingstechnieken nodig.
15
Radiodetectie is alleen toepasbaar op signaalvoerende, metallische kabels of leidingen of via een sonde in een leiding. Invloeden uit de omgeving, als zwerfstromen, kunnen resultaten beïnvloeden. De Gastec rapporten geven inzicht in een consumententest waarbij twee grondradar systemen en één radiodetectiesysteem werden beproefd. De resultaten geven tevens een beeld van de mogelijkheden van deze technieken op dat moment. Het KLO rapport geeft een opsomming van de mogelijkheden en beperkingen van grondradar. Eén van de conclusies is dat grondradar – wanneer dit de enige techniek is die gebruikt wordt – de eerste 2 á 3 jaar nog niet bruikbaar is voor volledige betrouwbare detectie van kabels en leidingen, maar zeker wel goed bruikbaar bij ondersteuning van graafwerkzaamheden.
16
4 Vergelijking technieken Innovatieve technieken kunnen niet los gezien worden van bestaande methoden omdat ze vaak in combinatie gebruikt worden. Daarom worden in dit hoofdstuk naast innovatieve ondergrondse detectietechnieken ook bestaande methoden besproken. Vervolgens worden in een matrix de mogelijkheden van alle beschikbare technieken naast elkaar gezet. Op deze wijze wordt een helder beeld verkregen van mogelijkheden en beperkingen van zowel innovatieve technieken als bestaande methoden. Een groot gedeelte van het hoofdstuk bespreekt deze mogelijkheden en legt verbanden met andere aspecten die met het opsporen van kabels en leidingen te maken hebben.
4.1 Mogelijkheden/Methoden
De methoden of mogelijkheden die vaak worden benut om kabels en leidingen in kaart te brengen (in gebruikelijke volgorde op dit moment) zijn de volgende (gebaseerd op de eerdere onderzoeken tevens in dit rapport): 1. Gebruikmaken van historische informatie (oud werknemers e.d.) 2. Raadplegen van kaarten 3. Gebruikmaken van omgevingsparameters (afsluiters, deksels e.d.) 4. Detecteren door middel van proefsleuven 5. Detecteren door middel van aanprikken 6. Detecteren door middel van radiodetectie 7. Detecteren door middel van grondradar Ad 1. Historische informatie (oud werknemers e.d.) Historische informatie, bijvoorbeeld aanwezig bij oud werknemers, kan worden geraadpleegd bij het verduidelijken van de ondergrondse infrastructuur bij bijvoorbeeld een private locatie. Een ander voorbeeld is de persoonlijke kennis van een ‘oude kabelaar’ die jaren in een bepaald gebied gewerkt heeft voor een bepaalde branche. Concreet voorbeeld van het gebruik van deze kennis is de ‘scratchlaag’ toegevoegd aan de zogenaamde ‘kabelsleufkaarten’ van ProRail Noordoost, een samenwerkingsverband van ProRail met VolkerRail. Ad 2. Het raadplegen van kaarten Een standaard begrip in de kabelwereld. KLIC is daar het beste voorbeeld van. Ad 3. Omgevingsparameters Een belangrijk aspect dat niet vaak wordt benoemd is de toepassing van omgevingsparameters. Het inventariseren van afsluiters, brandkranen, putdeksels, signaleringspunten (zoals de zwart/gele betonpaaltjes van de Gasunie) maar ook het lichtten van putdeksels, maaiveldverzakkingen, grondsporen (aan maaiveld zichtbaar, maar ook als signalering tijdens het graven van sleuven). Omgevingsparameters kunnen nuttige informatie
17
leveren bij het in kaart brengen van kabels en leidingen. In Engeland is de inventarisatie van putten en lichtten van deksels zelfs verplicht gesteld. Ad 4. Proefsleuven De methode van proefsleuven spreekt voor zich. Het is de standaard op dit moment. “Dat wat je ziet dat is de waarheid.” Fysiek aangetoond, begrijpbaar en uitvoerbaar door elk persoon. Ad 5. Aanprikken Aanprikken is een goede optie om (liefst) een enkele kabel te traceren. Deze methode wordt toegepast in slappe bodems als veen of klei. Er zijn diverse prikkers te verkrijgen in metaal of kunststof uitvoering en voor verschillende grondsoorten verschillende ‘prikkoppen’. In zandgronden is het gebruik van een spuitlans vergelijkbaar. Hier wordt de te prikken holle lans de grond ingebracht met behulp van ‘spuitwater’. In sommige gevallen kan het gebruik van een handboor vergelijkbare uitkomsten bieden. Ad 6. Detectie met behulp van radiodetectie Bij het overgrote deel van de beschikbare producten op dit vlak, berust het systeem op het oppikken van een signaal dat ofwel op de desbetreffende kabel is geplaatst middels een zender dan wel het oppikken van het signaal dat op dat moment op de kabel of leiding aanwezig is. Het kan alleen op signaalvoerende, metallische kabels of leidingen worden toegepast. Een andere methode is het opvangen van een signaal dat via een sonde in de buis wordt uitgezonden. Beperkingen bij dit systeem zijn onder andere de bediening van het systeem, invloeden uit de omgeving, zoals zwerfstromen, overspringen van het signaal en bijvoorbeeld toepassing van een sonde, de lengte van de kabel. Ad 7. Detectie met behulp van grondradar Alle producten op dit vlak berustten op het volgende principe: er wordt een signaal uitgezonden en opgevangen. Dit signaal ondervindt tijdens zijn afgelegde weg veranderingen door fysieke veranderingen in de ondergrond. Dit enkele signaal wordt vastgelegd in een bestand en gevisualiseerd op het beeldscherm. Om een visueel beeld te kunnen vormen wordt niet enkel dit ene signaal vastgelegd. Om een visueel beeld te kunnen creëren moeten een reeks signalen achter elkaar worden geplaatst. Op deze wijze ontstaat er een meetprofiel van de afgelegde weg waarover is gemeten. Dit meetprofiel kan vervolgens worden geïnterpreteerd als een doorsnede van de bodem ter plaatse van de afgelegde weg waar de meting is uitgevoerd. Eventuele laagscheidingen bodemveranderingen en objecten worden in deze doorsnede direct op het beeldscherm getoond. In veel gevallen wordt de data opgeslagen om gebruikt te kunnen worden voor ruimtelijke weergave van de ondergrondse infrastructuur. 4.1.1 Vernieuwingen bij grondradar en radiodetectie
In bijlages III tot en met V wordt een overzicht gegeven van vernieuwingen bij grondradar en radiodetectie. Het beperkt zich tot deze technieken omdat
18
deze methoden op grond van eerdere onderzoeken (zie hoofdstuk 3) en gesprekken met uitvoerders (zie hoofdstuk 4.8) het meest veelbelovend lijken. Er is getracht interessante vernieuwingen te vermelden en een beeld te schetsen van wat de diverse apparatuur kan. Om dubbelingen te voorkomen zijn niet alle apparaten van alle fabrikanten besproken worden, maar is een zo goed mogelijk dwarsdoorsnede gegeven van wat beschikbaar en mogelijk is. Grondradar systemen verbeteren zich vooral op het gebied van betere antennes, betere software en snellere verwerking van de resultaten. Systemen waarmee de locatie van pijpleidingen in een traject met een breedte van twee meter met een snelheid van 7 km/h gescand én automatisch verwerkt kunnen worden zijn al beschikbaar. Aan radiodetectie systemen en CAT’s worden allerlei mogelijkheden toegevoegd om effectiever en intelligenter te meten. Wel zitten er duidelijke verschillen tussen de diverse fabrikanten. 4.2 Wat is de Matrix
Om inzicht te verkrijgen in de voor- en nadelen van de verschillende eerder genoemde mogelijkheden, is een matrix opgesteld waarin deze tegen elkaar worden uitgezet. Deze matrix is opgebouwd door op de horizontale balk de diverse mogelijkheden uiteen te zetten tegen de verschillende criteria op de verticale balk. De verschillende criteria en subcriteria zijn in relatie met de praktijk gebracht. Zodoende zijn bijvoorbeeld de afmetingen en diepteligging van kabels met een doorsnede van 5 cm op een diepte groter dan 2 meter niet behandeld omdat dit in de regel niet voorkomt. Deze informatie is verkregen uit gesprekken met ervaren kabelaannemers als BAM-IT, Infranova en VolkerRail. De matrix heeft een aantal functies; 1. een leek inzicht te verschaffen in de mogelijkheden per techniek; 2. een opdrachtgever een controlelijst in handen te geven waarmee hij zich kan beschermen tegen ondeskundige onderaannemers 3. En de belangrijkste functie; duidelijk maken dat kabels en leidingen niet worden opgespoord door techniek x of y, maar dat er diverse parameters van invloed zijn op de techniekkeuze en dat het kennisniveau van de aanbiedende partij doorslaggevend is. De matrix is ingevuld en opgesteld in samenwerking met aanbieders, leveranciers en aannemers. De volgende figuur geeft de matrix weer:
19
Prikken
Graven Proeflseuf
Radiodetectie
Radiodetectie met sonde
Grondradar
Software, MOL/Cabletracks
Detecteerbaarheid in relatie tot dimensie, diepte, grondsoort en materiaal Metaal, 10 mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand ++ + Metaal, 10 mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei ++ + Metaal, 10 mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen ++ + Metaal, 10 mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand ++ + Metaal, 10 mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei ++ + Metaal, 10 mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen ++ +
+ + + + + +
-
+++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ +++ +++ +++ +++ +++
-
+++ ++ ++ +++ + +
-
Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
+ + + + + + + + +
+ + + + + + + + +
+ + + -
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
-
+++ ++ ++ +++ + + +++ -
-
Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld veen
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
+ + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
-
+++ ++ ++ +++ + + +++ +++ ++ -
-
Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld veen Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld zand Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld klei Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld veen
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
+ + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + + -
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
-
+++ ++ ++ +++ + + +++ +++ ++ -
-
Historische informatie
Omgevingsparameters
kans
vraag / subcriteria
Kaartraadpleging
toekenningsvorm
techniek
Omgevingsparameters
Prikken
Graven Proeflseuf
Radiodetectie
Radiodetectie met sonde
Grondradar
Software, MOL/Cabletracks
+ + + + + + + + +
+ + + -
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
-
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ ++ ++ +++ + + +++ -
-
Niet Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 100mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 100mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 100mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 100mm diepte 3,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 100mm diepte 5,0 meter minus maaiveld veen
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
+ + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + + + + +
-
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ ++ ++ +++ + + +++ +++ ++ -
-
Niet Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 300mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 300mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 300mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 300mm diepte 3,0 meter minus maaiveld veen Niet Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld zand Niet Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld klei Niet Metaal, 300mm diepte 5,0 meter minus maaiveld veen
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
+ + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + +
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + + -
-
+++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ ++ ++ +++ + + +++ +++ ++ -
-
Historische informatie
Detecteerbaarheid in relatie tot dimensie, diepte, grondsoort en materiaal Niet Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld zand ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld klei ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 0,5 meter minus maaiveld veen ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld zand ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld klei ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 1,0 meter minus maaiveld veen ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld zand ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld klei ++ + Niet Metaal, 50mm diepte 2,0 meter minus maaiveld veen ++ +
vraag / subcriteria
Kaartraadpleging
toekenningsvorm
techniek
ja/nee Invul kans
kans
kans
ja/nee Kans
Omgevingsparameters
Prikken
Graven Proeflseuf
Radiodetectie
Radiodetectie met sonde
Grondradar
Software, MOL/Cabletracks
Nauwkeurigheid van de detectie Diepteprecisie (cm) Positieprecisie XY (cm)
Historische informatie
Invul
vraag / subcriteria
Kaartraadpleging
toekenningsvorm
techniek
100
10 50
50 50
2 2
1 1
5 5
5 5
5 5
200 200
Vastlegging en Registratie Invloed van de kwaliteit van de operator ja ja ja Vereist opleidingsniveau LBO, MBO, HBO MBO MBO MBO Mogelijkheid tot 'postprocessing' + ++ Detectie is verbonden aan positionering (meetwiel/GPS etc) + ++ Foutgevoeligheid (aantal handmatige acties/procedure fouten) +++ +++ Controleerbaar (zonder op te zoeken) -
ja LBO ++ ++ +++ -
ja LBO ++ ++ +++ -
ja ja ja MBO MBO MBO ++ ++ +++ ++ ++ +++ + + + ++
nee LBO +++ +++ ++
Invloed van externe omstandigheden Zwerfstromen Afdekkende lagen, bodemopbouw (ondergronds) Verharding Verharding (versterkt) Vochtigheidsgraad oppervlak Grondwaterstand Bovengrondse objecten
-
-
-
++ +++ +++ + +++
+ +++ +++ + +++ +++
+++ + ++ ++ +++
++ + + + +++
++ ++ +++ ++ ++ +++
+++
Herkenning van materiaaleigenschappen/details Diameter Vorm Materiaalsoort Verloopstukken Gestapeld afzonderlijke kabels in bundel Kabel of leiding breuken Terugvinden "onbekende" kabels of leidingen
++ + + + ++ -
++ + + + ++ -
+ + + + ++ -
+ + -
+++ +++ +++ +++ +++ +++ + +
++ +++ +++ -
+++ + -
+ + + + + + ++ +++
++ ++ ++ ++ ++ ++ -
Logistiek en tijd Directe detectie en volgen vlakdekkende informatie snelheid
ja ja +++
ja nee +++
nee nee ++
nee nee +
ja nee -
ja ja +++
ja ja +
nee ja ++
nee nee +++
-
-
+ ++ +
++ ++ ++
+++ +++ +++
-
++ +
-
-
Risico's Kans op schade Kans op ongevallen Kans op overlast (buiten gebruik stellen, weg opbreken)
In de volgende paragrafen wordt kort ingegaan op een aantal aspecten uit de matrix. In bijlage VI worden deze aspecten nader uitgewerkt. 4.3 Detecteerbaarheid en nauwkeuringheid
Een belangrijk gegeven voor het gebruik van een techniek is de detecteerbaarheid. Onder detecteerbaarheid wordt verstaan het feitelijk opsporen in het veld. Detecteerbaarheid was tot nog toe de doorslaggevende factor waar men op heeft gefocusseerd in eerdere inventarisaties en onderzoekscommissies. Met de Matrix en de nadere toelichting in bijlage VI hopen we duidelijkheid te verschaffen in de noodzaak tot relativering van de detecteerbaarheid en nauwkeurigheid. 4.4 Vastlegging en Registratie
Onder dit criterium zijn de volgende subcriteria benoemd welke in bijlage VI nader zullen worden toegelicht; • Afhankelijk van de kwaliteit van de operator • Vereist opleidingsniveau • Mogelijkheid tot 'postprocessing' • Detectie is verbonden aan positionering (meetwiel/GPS etc) • Foutgevoeligheid (aantal handmatige acties/procedure fouten) • Controleerbaar (zonder op te zoeken) 4.5 Invloed van externe omstandigheden
Externe omstandigheden kunnen elke vorm van fysieke kabel en leidingregistratie zowel positief als negatief beïnvloeden. Onder dit criterium zijn een aantal subcriteria benoemd, in bijlage VI zullen deze criteria nader worden toegelicht; • Zwerfstromen • Afdekkende lagen, bodemopbouw (ondergronds) • Verharding • Vochtigheidsgraad oppervlak • Grondwaterstand • Bovengrondse objecten 4.6 Logistiek en tijd
Een veel gehoorde opmerking op de inzet van grondradar is ‘dat het zolang duurt’. Vaak wordt hierbij gerefereerd aan de eerder toegelichte geplande dataopname (actieve opsporing of geplande data-opname). Zodoende dat het criterium tijd is toegevoegd aan de matrix. Dit criterium is onderverdeeld in de volgende subcriteria, die in bijlage VI worden toegeicht; • Directe detectie en volgen • Postprocessing • vlakdekkende informatie • snelheid 4.7 Overzicht van uitvoerders
Tal van bedrijven houden zich bezig met ondergrondse detectie. Deze bedrijven zijn te splitsen in: • Aannemers
23
• Ingenieursbureau’s • Kennisinstituten Bij sommige bedrijven is het gebruik van detectietechnieken hun corebusiness, andere bedrijven hebben een afdeling die zich hierin heeft gespecialiseerd. In bijlage VII wordt een overzicht gegeven van een aantal uitvoerders. Op grond van de informatie die de bedrijven geven op hun websites is moeilijk te bepalen hoe bekwaam de bedrijven zijn in ondergrondse detectie. Aangezien er nog geen keurmerk of certificaat voor ondergrondse detectietechnieken bestaat, kan dit niet als onderscheid dienen tussen de bedrijven. Dit kan een reden zijn om over te gaan tot certificatie. 4.8 Gesprekken met uitvoerders
Voor het onderzoek naar de mogelijkheden van ondergrondse detectiemethoden zijn gesprekken gevoerd met een tweetal uitvoerders. Tevens zijn de mogelijkheden van CableTrack bekeken, die diensten levert aanvullend op de uitvoerders. De interviews en gedetailleerde informatie over CableTrack zijn te vinden in bijlage VII. Het volgende kan geconcludeerd worden: • Grondradar en radiodetectie zijn de meest gebruikte technieken. • Een slim gebruik van de combinatie van deze technieken levert betere resultaten. Tot nog toe zijn er geen fabrikanten die deze technieken hebben geïntegreerd in één product. • De kwaliteit van het eindresultaat wordt sterk bepaald door de meetprotocollen en de deskundigheid (inzicht) van degenen die meten en de resultaten uitwerken. • De ervaring leert dat middelbaar geschoold personeel (Landmeters) goed met de apparatuur overweg kunnen. • CableTrack levert een software applicatie voor het registreren van metingen op digitale kaarten, vooral voor radiodetectie maar grondradar kan ook. Het gebruik van dit soort applicaties kan een aantrekkelijk hulpmiddel zijn voor het vastleggen van radiodetectiemetingen in een database waar andere geïnteresseerden (bijv. grondroerders) ook gebruik van kunnen maken. 4.9 De noodzaak van een consumententest
In paragraaf 4.7 is geconcludeerd dat het op dit moment moeilijk is om in te schatten hoe bekwaam een bedrijf is in ondergrondse detectie. In paragraaf 4.8 wordt benadrukt dat het resultaat van de detectie niet alleen van de gebruikte technieken afhangt maar ook van de deskundigheid van het personeel. Indien we een uitspraak willen doen over de mogelijkheden die technieken te bieden hebben, dan kunnen we dat niet los zien van de uitvoerders van deze detectietechnieken.
24
Daarom is het nodig een ‘consumententest’ te gaan doen waarin de uitvoerders en de door hen gebruikte technieken met elkaar vergeleken gaan worden.
25
5 Wensen vergeleken met innovatieve technieken Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de mogelijkheden van de innovatieve technieken aan de hand van de wensen van de gebruikers en op basis van gebruikstoepassingen.
5.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 zijn de wensen van de vragende partijen duidelijk gemaakt. De volgende drie hoofdstukken geven inzicht in de beschikbare technieken, de ervaringen van de uitvoerders en de ontwikkelingen die gaande zijn. Hoofdstuk 4 geeft een opsomming van de mogelijkheden van de beschikbare technieken. Aan de hand van deze informatie wordt nu ingegaan op de vraag in hoeverre de wensen van de vragende partijen passen op de mogelijkheden. 5.2 Resultaten enquête versus de matrix van mogelijkheden
In systematische volgorde zullen de resultaten van de enquête vergeleken worden met de mogelijkheden. Gezien de stand der techniek worden hier alleen de traditionele methoden zoals proefsleuven en de meest gebruikte nieuwe technieken zoals grondradar, ground-tracer en radiodetectie/CAT met elkaar vergeleken. Vraag 2: Hoeveel mag een gereedschap kosten? De respondenten die minder dan € 10.000,- aangaven, zullen niet bij de grondradar uitkomen. Radiodetectie (CAT’s) en de traditionele technieken zijn wel beschikbaar voor die prijs. Vraag 3: Hoe snel moet een gereedschap op de markt zijn? De in dit rapport besproken gereedschappen zijn al op de markt. Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat de komende jaren geen revolutionaire nieuwe technieken te verwachten zijn. Het zou mooi zijn als het Orfeus project (boorkop radar en 1,5x betere grondradar) haar doelstellingen kan realiseren. Vraag 4: Hoe kan het gereedschap gebruikt worden? Paragraaf 5.3 geeft een goede leidraad voor potentiële gebruikers van ondergrondse opsporingstechnieken. Vraag 5: Technische eisen Nauwkeurigheid in het horizontale vlak Ongeveer een derde van de respondenten vraagt een nauwkeurigheid van 1 cm. Voor deze groep is graven en prikken (2cm) de beste optie.
26
Een ander derde deel gaf 10 cm aan. Dan zijn grondradar en radiodetectie bruikbare middelen. Bij nog grotere onnauwkeurigheid kunnen ook andere middelen zoals kaartraadpleging, historische informatie, en omgevingsparameters volstaan. Nauwkeurigheid in het verticale vlak De meeste respondenten kiezen voor een nauwkeurigheid van 10 cm. Dan zijn prikken, graven, grondradar en radiodetectie bruikbare middelen. Indien men nog nauwkeuriger wil (1 cm), blijft alleen graven over. Nauwkeurigheid in de afmetingen van het object Ongeveer de helft van de respondenten vraagt een grote nauwkeurigheid. Dan is graven de beste optie. Voor de andere helft die geen grote nauwkeurigheid vraagt, is grondradar een optie. Radiodetectie geeft geen inzicht in de afmetingen van het object. Betrouwbaarheid in het vinden van objecten De betrouwbaarheid is nauw verbonden met de kwaliteiten van de bediener en de tijd die hem beschikbaar staan. Dit onderdeel zal in de consumententest duidelijker gaan worden. Uit de literatuur blijkt dat bij grondradar een detectiepercentage van meer dan 80% tot twee meter diepte mogelijk is, een fout alarm kans van minder dan 10%. Met name bij grondradar is de kans op detectie erg afhankelijk van de bodemsoort, de diepteligging en de diameter. Bij radiodetectie is dit niet het geval, maar radiodetectie vindt alleen metalen leidingen waar een signaal op staat (of m.b.v. een sonde). Indien men 100% betrouwbaarheid vereist van kleine objecten, zijn proefsleuven de beste optie. Hier kleven praktische bezwaren aan omdat proefsleuven op vooraf bepaalde locaties gegraven worden. Men zal niet in het gehele gebied willen graven! Vraag 6: Diepte detectie De meeste respondenten kiezen een diepte tot 2 m. Tot deze diepte kan goed gegraven worden en is grondradar vaak mogelijk. Voor details: pleeg de matrix op pagina 20. Radiodetectie en ground-tracer gaan nog dieper. Vraag 7: Snelheid beschikbaarheid De meeste respondenten kiezen voor een directe beschikbaarheid. Alle technieken laten ogenblikkelijk zien óf er iets ligt. Sommige moderne radarsystemen kunnen ‘on-the-fly’ kaarten produceren. In de meeste gevallen kost het verwerken van de grondradar gegevens een paar dagen. Overigens geldt voor alle technieken dat de gegevens pas later op papier worden gezet en dat dit ook de nodige tijd kost. Vraag 8: Welke afmetingen moet het detecteren? Zie ook het laatste punt van vraag 5 over de betrouwbaarheid van detectie. Radiodetectie is onafhankelijk van de afmetingen van het object. Grondradar
27
is daar erg gevoelig voor. De fijngevoeligheid van grondradar in zandgronden (zand > 50%) kan als volgt worden samengevat: Diameter van de leiding (cm) Herkenbaar tot diepte (m)
1 1
2–5 1,5
5 – 10 2
> 80 5
De respondenten die de kleinste kabels nog willen vinden (vaak liggen dunne kabels zoals telecomkabels en laagspanningskabels niet dieper dan 1 m) zullen deze met grondradar kunnen detecteren (in ‘goede’ grond). Vraag 9: Welke materialen moet het kunnen detecteren? De meeste respondenten willen alles of een veelheid van materialen kunnen detecteren. In dat geval kan men het beste gebruik maken van meerdere technieken, zoals een combinatie van proefsleuven, grondradar en radiodetectie. Zie ook de leidraad voor potentiële gebruikers van ondergrondse opsporingstechnieken in paragraaf 5.3. Vraag 10: Overige technische eisen Gezien de diversiteit aan antwoorden zal hier niet dieper op in worden gegaan. Vraag 11: gewicht van het gereedschap Alle respondenten willen een apparaat dat door één persoon te tillen is. Dit is mogelijk bij alle apparaten en technieken, uitgezonderd bij de grotere radarsystemen. Vraag 12: Wie gaat het gereedschap gebruiken? Overeenkomstig de wensen van de meerderheid van de respondenten zijn alle technieken (uitgezonderd de ground-tracer) door MTS-ers te gebruiken, mits juist getraind. Vraag 13: Weergave van de resultaten Alleen de grondradar systemen (incl. ground-tracer) beschikken over software om de informatie over te zetten in 2D en 3D tekeningen. Cable Track software kan worden gebruikt voor het digitaliseren van CATgegevens.
5.3 Samenvattende tabel met veelvoorkomende situaties
Onderstaande tabel geeft voor een aantal veel voorkomende situaties weer welke detectietechniek het meest zinvol is. Vaak is dit een combinatie van technieken. In de kolom naast de techniek wordt aangegeven wat de functie van de betreffende techniek is. De tabel gaat niet uit van ad-hoc werkzaamheden maar van situaties waarbij voorbereidingstijd is.
28
Wie bent u? Wat wilt u weten? Ik ben grondroerder en wil gaan graven. Ik heb geen idee wat er in de grond ligt.
Meest zinvolle (mix van) technieken Kaartraadpleging Omgevingsparameters Graven Proefsleuf Radiodetectie Grondradar
Ik ben storingsmonteur van een gas/waterbedrijf. Ik wil weten waar (X, Y) mijn kunststof leidingen (D > 25 mm, niet dieper dan 1 m) liggen (spade nauwkeurig). Idem voor stalen en gietijzeren leidingen.
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Grondradar Graven Proefsleuf
Risico-inschatting Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte laterale ligging Risicobeperking / onverwachte kabels Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte ligging en opsporen storing
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Radiodetectie Graven Proefsleuf
Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte ligging en opsporen storing
Ik ben storingsmonteur van een elektriciteitsbedrijf. Ik wil weten waar (X, Y) mijn kabels (D > 10 mm, niet dieper dan 1 m voor hoogspanningskabels en niet dieper dan 60 cm voor laagspanningskabels) liggen (spade nauwkeurig). Ik ben storingsmonteur van een telecombedrijf. Ik wil weten waar (X, Y) mijn kabels (telefoon, CA, glasvezel, diepte 70 cm) liggen (spade nauwkeurig). Ik ben storingsmonteur van een rioleringsbedrijf. Ik wil weten waar (X, Y) mijn de rioolbuizen (huisaansluiting op 80 cm diepte, hoofdleiding op 1,5 m diepte) liggen (spade nauwkeurig). Ik ben belast met het in kaart brengen van de ondergrondse infrastructuur. Ik wil zoveel mogelijk vinden en in kaart brengen (X, Y, Z).
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Radiodetectie Graven Proefsleuf
Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte ligging en opsporen storing
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Grondradar Graven Proefsleuf
Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte ligging en opsporen storing
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Grondradar Graven Proefsleuf
Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie Detailinformatie / controle Exacte ligging en opsporen storing
Grondradar Kaartraadpleging Omgevingsparameters Graven Proefsleuf Radiodetectie
Gegevensverzameling Detailinformatie / controle Detailinformatie Absoluut maken & aanvulling gegevens Absoluut maken & aanvulling gegevens
29
Opmerking
Wie bent u? Wat wilt u weten? Ik ben beheerder van een signaaldragend/metalen netwerk. En wil de as-build situatie controleren van enkel mijn eigen kabels Ik ben beheerder van een NIET signaaldragend/metalen netwerk. En wil de as-build situatie controleren van enkel mijn eigen kabels
Meest zinvolle (mix van) technieken Kaartraadpleging Omgevingsparameters Radiodetectie
Kaartraadpleging Omgevingsparameters Grondradar Radiodetectie met sonde
Opmerking Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie /controle Detailinformatie / controle
Onderzoeksgebied verkleining Detailinformatie /controle Detailinformatie / controle Daar waar grondradar faalt
5.4 Conclusie
Afhankelijk van de specifieke wensen van de gebruiker kan hij met één techniek uit of moet hij meerdere technieken inzetten. Er is tot nog toe geen techniek die alles kan. Ook de combinatie van groundtracer + grondradar + radiodetectie zal niet in alle gevallen 100% betrouwbaarheid geven. Dan zal men ook gebruik moeten maken van ‘traditionele’ technieken zoals proefsleuven.
30
6 Consumententest Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het programma van eisen voor de toetsing van uitvoerders van detectietechnieken. Vervolgens wordt de consumententest beschreven. 6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is, onder andere, ingegaan op de wensen van de vragende partijen, de huidige stand der techniek en uitvoerders van ondergrondse detectie. Kort samengevat kan gesteld worden dat: • de vragende partij behoefte heeft aan een relatief volledig en op maat antwoord voor zijn situatie; • er niet één geïntegreerd detectieapparaat bestaat dat tegemoet komt aan de vraag van de vragende partij; • de beste resultaten kunnen worden gehaald door het naast elkaar gebruiken van verschillende technieken (zoals radiodetectie, grondradar, proefsleuven, aanprikken, etc.) en het uitvoeren van verschillende facilitaire onderzoeken (zoals het opvragen van historische informatie, het raadplegen van kaarten en het bestuderen van de omgevingsparameters zoals afsluiters, deksels e.d.); • de kwaliteit van het eindresultaat in hoge mate afhankelijk is van de brede kennis en kunde van degenen die vaststelt welke detectietechnieken en facilitaire onderzoeken worden toegepast en degenen die meten en de resultaten uitwerken. Kijkende naar deze samenvatting en vergelijken we die met testen uit onderzoeken die in hoofdstuk 3 beschreven zijn, dan kan gesteld worden dat die testen inzicht geven in de mogelijkheden van technieken: onderscheidend vermogen, nauwkeurigheid. Uit hoofdstuk 4 bleek dat er nog meer aspecten een rol spelen. Met name de deskundigheid van de uitvoerder is van invloed op het meetresultaat. Er is onvoldoende kennis over de prestaties van de verschillende (innovatieve) technieken in combinatie met de uitvoerders in de praktijk. De COB consumententest zal deze leemte opvullen. Ter voorbereiding geven we in dit hoofdstuk een weergave van een ultiem competentieprofiel voor een detectiebedrijf, waarna vervolgens gekeken wordt hoe de invulling van de consumententest kan zijn. 6.2 Resultaten consumententest
De resultaten van de consumententest zijn: • Kennisontwikkeling van innovatieve opsporingstechnieken. • Een goed inzicht krijgen in de mogelijkheden van de meest moderne technieken in de handen van de meest ervaren detectiebedrijven. • Inzicht krijgen in de meerwaarde van innovatieve technieken ten opzicht van bestaande technieken. • Inzicht krijgen in aspecten die van belang zijn om een certificeringtraject voor bedrijven op te kunnen starten.
31
6.3 De vraag bepaalt de competentie
In hoofdstuk 2 “wensen van de vragende partijen” is naar voren gekomen dat de markt voor het opsporen en in kaart brengen van ondergrondse infrastructuur niet eenduidig is. Er zijn verschillende categorieën vragers met elk hun specifieke vragen. Deze categorieën en de door hun gestelde vragen zijn in de onderstaande tabel in hoofdlijnen weergegeven. Klantgroep 1. Netbeheerder 2. Netbeheerder 3. Terreinbeheerder 4. Grondroerder
Klantvraag Generieke vraag : waar liggen onze kabels en leidingen Specifieke vraag : Waar ligt mijn kabel of leiding Wat ligt er in mijn grond Welke objecten kan ik verwachten
Zo zal een aannemer (een grondroerder) voor de start van ontgravingwerkzaamheden zo betrouwbaar mogelijk willen weten welke kabels en leidingen hij kan verwachten. De signaleringsfunctie is hierbij belangrijk. Een terreinbeheerder/eigenaar die voor een projectontwikkeling een goede kaart wil hebben met alle objecten in de ondergrond zal gefocust zijn op een hoge mate van nauwkeurigheid. Een detectiebedrijf dient zich hiervan bewust te zijn en hierop in te spelen. 6.4 Criteria vragende partij
Het feit dat er verschillende categorieën vragers zijn met elk hun specifieke vraag vergt van het detectiebedrijf dat deze zijn werkwijze hierop telkens afstemt. Afhankelijk van de vraag levert deze informatie van de ondergrondse infrastructuur met een afgestemde mate van betrouwbaarheid, precisie en nauwkeurigheid (cf. hoofdstuk 2).
32
Op basis van hoofdstuk 2 “wensen vragende partijen” is gekomen tot de in onderstaande tabel weergegeven criteria en subcriteria voor de aangeleverde informatie van de ondergrondse infrastructuur: Tabel 1: Voorbeeld beoordeling competentie data-inwinning.
Beoordeling competentie data-inwinnning Criterium
totaal waardering weegfactor score
Subcriteruim
Betrouwbaarheid ligging x - y richting ligging z-richting slapende ligging uitwaaierende ligging in x,y,z richting vorm (rond, vierkant, ei, etc.) materiaaleigenschappen dimensies precisie
Volledigheid
ligging x - y richting ligging z-richting vorm (rond, vierkant, ei, etc.) materiaaleigenschappen dimensies aantal gedecteerde kabels en leidingen
Totaal score
Deze criteria worden in het kader van dit onderzoek als volgt gedefinieerd: Betrouwbaarheid : is de mate waarin meetresultaten een afspiegeling zijn van de ligging van een kabel en leiding Precisie : de spreiding van een stochastische grootheid ten opzichte van haar gemiddelde. Of anders gezegd de reproduceerbaarheid Volledigheid : de mate waarin alle aanwezige objecten worden gedetecteerd De definities en de achtergronden worden in bijlage XI beschreven en toegelicht. Naast bovengenoemde criteria heeft de vragende partij behoefte aan: • Snelle aanlevering van de resultaten: direct aanwijsbaar in het veld of beschikbaarheid op kantoor; • Eenduidig en ondubbelzinnig interpreteerbare informatie; • Goed op bestaande tekeningen te zetten.
33
6.5 Verschillende competentieniveau’s
Een detectiebedrijf moet om tegemoet te komen aan de informatiebehoefte van de vragende partij aan de volgende hoofdcriteria voldoen: • moet een adequate organisatie hebben; • moet voldoende kennis hebben; • moet voldoende vaardigheden hebben; • moet beschikken over detectietechnieken en facilitaire onderzoeken. In bovenstaande competentieprofiel wordt er van uit gegaan dat alle vragen door een detectiebedrijf opgelost worden. In het licht van § 6.2 hoeft dit niet altijd het geval te zijn. Het hier opgesteld competentieprofiel heeft daarom betrekking op het ultieme (of een al omvattend) detectiebedrijf. Dit profiel heeft betrekking op een bedrijf die kan adviseren over de beste technieken en deze technieken zelf kan toepassen. In de praktijk zullen bedrijven voldoen aan delen van dit competentie profiel. Met name het toepassen van technieken kan bijvoorbeeld via onderaanneming bereikt worden. Beschikken over kennis en vaardigheden zijn de zwaarst wegende factoren in het competentieprofiel. Het concretiseren van deze hoofdcriteria resulteert in het volgende competentieprofiel voor een detectiebedrijf: • beschikking hebben over een stabiele en adequate organisatie zodat een uniform, constant informatiegoed wordt afgeleverd met een nauwkeurigheid die overeenstemt met de klantvraag; • kennis hebben van detectietechnieken, facilitaire onderzoeken, datainwinning en -verwerking en van het organiseren van projecten; • vaardigheden hebben om detectietechnieken en facilitaire onderzoeken voor data-inwinning- en verwerking te kunnen gebruiken; • beschikking hebben over een breed pallet aan detectietechnieken en facilitaire onderzoeken. 6.6 Doel van de consumententest
In meerdere onderzoeken zijn beschikbare technieken voor ondergrondse opsporingstechnieken in de praktijk getest. In hoofdstuk 3 worden een aantal van deze onderzoeken beschreven. Vaak gaat het in deze testen om een inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de technieken: onderscheidend vermogen, nauwkeurigheid enz. Het doel van de COB consumententest verschilt van de eerder uitgevoerde testen in de zin dat het niet primair om de technieken gaat maar om uitvoerders die hun deskundigheid en het gebruik van deze technieken aanbieden. Uit de voorgaande hoofdstukken is een beeld verkregen van de mogelijkheden en beperkingen van de verschillende technieken. Ook is duidelijk geworden dat techniek alleen niet het resultaat bepaald. De
34
ervaring, deskundigheid en aanpak van de gebruiker bepalen mede het resultaat en de snelheid en kosten waarmee dit verkregen wordt. In de consumententest staat dus niet de vraag centraal: “Wat kan de techniek bieden” maar “Wat kunnen uitvoerders bieden”. Door de test zal duidelijk worden welke ondergrondse infrastructuur uitvoerders in een bepaalde tijd kunnen detecteren, de nauwkeurigheid van detectie en de totale tijd en kosten om de resultaten uit te werken. Een achterliggend doel van de consumententest is ervaring opdoen met dit soort praktijktesten waarbij uitvoerders beoordeeld worden. Van deze ervaring kan gebruik worden gemaakt als mogelijk in de toekomst gesproken gaat worden over het certificeren van uitvoerders van ondergrondse opsporingstechnieken.
6.7 Voorstel uitwerking en beoordeling consumententest
Nu er een competentieprofiel beschreven is, zal voor het uitvoeren van een consumententest een toets op dit profiel gezocht worden. Bij het omschrijven van de toetsen wordt uitgegaan van het meest uitgebreide profiel, wetende dat er gewicht zal moeten worden gelegd bij onderdelen, waardoor bedrijven die zich specialiseren op delen van het detectie ook aan bod kunnen komen. Het competentieniveau van detectie bedrijven kan als volgt getoetst worden: 1. de organisatie en beschikbaarheid over detectietechnieken en facilitaire onderzoeksmethoden kan getoetst worden door een organisatiecheck (overeenkomend met een prekwalificatie); 2. kennis en vaardigheden van de data-inwinning kan getoetst worden door het houden van een veldproef; 3. kennis en vaardigheden van de dataverwerking kan getoetst worden door de resultaten van de data inwinning en –verwerking te vergelijken met de vooraf vastgestelde ligging van kabels en leidingen in het proefveld. 6.7.1 Organisatiecheck
De organisatie van een detectiebedrijf en de beschikbaarheid over detectietechnieken en facilitaire onderzoeksmethoden kan getoetst worden aan de hand van de volgende criteria: • Aanwezige kennis • Competenties van de dragende functionarissen • Beschikbare technieken (radar, radiodetectie, etc.) • Beschikbare facilitaire onderzoeksmogelijkheden • Aantal referentieprojecten en verdeling hiervan in de categorieën stedelijke, industriële en landelijke gebieden • Te overleggen tevredenheidsverklaringen van klanten 6.7.2 Kennis en ervaring bij data-inwinning
De beoordeling van deze competentie wordt ingevuld tijdens het uitvoeren van de consumententest.
35
Om deze beoordeling mogelijk te maken, worden weer criteria benoemd. Op een hoger abstractieniveau worden de criteria verdeeld in twee groepen. De eerste groep heeft betrekking op het organiseren van de consumententest. Op welke wijze wordt welke kennis en ervaring ingezet om de score van de datainwinning zo hoog mogelijk te laten zijn. De benodigde criteria kunnen in een volgende fase van het project worden ontwikkeld. 6.7.3 Kennis en ervaring bij data-verwerking
De beoordeling van deze competentie start waar de vorige is geëindigd. Als de ligging van een kabel of leiding is gedetecteerd, moet de gedetecteerde ligging worden ingemeten en verwerkt en uiteindelijk in een data-bestand worden opgenomen en een digitale kaart worden gevisualiseerd. Ook hier zijn weer criteria bepaald voor het toetsen van de competentie datainwinning: • Voldoet het eindproduct aan de klantvraag; • Wijze van inmeten gedetecteerde infrastructuur; • Kwaliteit informatiegoed meetgegevens (eenduidig en ondubbelzinnig interpreteerbaar); • Tijd tussen veldproef en overleggen meetgegevens; • Kwaliteit personeel (vermogen informatie over te dragen, helpdeskfunctie, etc.); • Beschikbaarheid van 2D-scan en/of 3D-scan; • Mogelijkheid tot vertaling naar bestaande tekening.
6.8 Voorbereidingen van de consumententest
In de deze paragraaf zal worden ingaan op de systematiek voor het beoordelen van de: • organisatie door het organiseren van een organisatiecheck; • het beoordelen van het data-inwinningsproces door het organiseren van een veldproef; • en het beoordelen van de dataverwerking door het beoordelen van het aangeleverde informatiegoed in relatie tot de vooraf vastgestelde ligging van kabels en leidingen in het proefveld. 6.8.1 Voorbereidingen voor het beoordelen van de organisatie
In paragraaf 6.7.1 “Organisatiecheck”zijn de criteria genoemd aan de hand van welke de organisatie van een detectiebedrijf en de beschikbaarheid over detectietechnieken en facilitaire onderzoeksmethoden kan worden getoetst. De informatie met betrekking tot deze criteria wordt in kaart gebracht. 6.8.2 Voorbereidingen voor het beoordelen van de data-inwinning
In paragraaf 6.7.2 “Kennis en ervaring bij data-inwinning” zijn de criteria genoemd aan de hand van welke het proces van data-inwining van een detectiebedrijf kan worden getoetst. De informatie met betrekking tot deze criteria wordt in kaart gebracht door het organiseren van een veldproef. Hiervoor wordt het volgende beoordelingsproces doorlopen:
36
4. Het desbetreffende bedrijf stelt eerst een onderzoeksplan op. Dit onderzoeksplan wordt beoordeeld en gewaardeerd. 5. Op basis van het onderzoeksplan voert het bedrijf de consumententest uit. Elke waarneming die het bedrijf doet wordt door de beoordelaar en het bedrijf onafhankelijk van elkaar vastgelegd. Op deze wijze wordt de betrouwbaarheid vastgelegd. 6. Het testbedrijf wordt gevraagd om bepaalde objecten meerdere keren te detecteren. Op deze wijze wordt de precisie vastgelegd. 7. Door het aantal gedetecteerde “hits” te vergelijken met het aantal aanwezige objecten kan de volledigheid worden vastgesteld. 8. Op basis van deze waarderingen kan de score van het bedrijf bij deze competentie worden bepaald. 6.8.3 Voorbereidingen van de locatie voor de veldproef
De consumententest zal bij voorkeur plaatsvinden op een locatie waar een veelheid van verschillende soorten ondergrondse objecten (kabels, leidingen, kunstwerken, overige objecten) op verschillende dieptes en wijzen in de grond zijn verborgen. Het is wenselijk dat verschillende grondsoorten aanwezig zijn. Bij de voorbereidingen van de locatie zal overwogen moeten worden of men gebruik wil maken van een bestaande locatie of dat een nieuw testveld wordt voorbereid. Nieuwbouw zal waarschijnlijk kostbaarder zijn dan het gebruik van een bestaande locatie. Bij nieuwbouw zijn de vrijheidsgraden echter groter dan bij een bestaande locatie. Er zal een keuze gemaakt moeten worden welke infrastructuur op de locatie aanwezig moet zijn. Het is wenselijk om verschillende typen kabels en leidingen van verschillende materiaaleigenschappen te integreren. Dit moet nog verder worden uitgewerkt. Gedacht kan worden aan de volgende typen objecten: • Diverse soorten gasleidingen • Diverse soorten elektrische kabels (stroomvoerend, niet stroomvoerend) • Diverse soorten telecom kabels • Diverse soorten waterleidingen • Rioolbuizen • Overige objecten (stenen, kunstwerken). Er zal bepaald moeten worden aan welke randvoorwaarden de locatie moet voldoen. Dit moet nog verder worden uitgewerkt maar gedacht kan worden aan de volgende randvoorwaarden: • Beschikbaarheid van de locatie • Kosten van de voorbereidingen van de locatie • Kosten van het gebruik van de locatie • Geheimhouding/onbekendheid: de uitvoerders mogen geen voorkennis hebben van de ondergrondse infrastructuur. • Bodemgesteldheid
37
Nadat bovenstaande keuzes zijn gemaakt kan concreet worden begonnen met het zoeken naar een bestaande locatie of het ontwerpen en realiseren van een nieuw proefveld. Hierin speelt ook mee of de locatie eenmalig gebruikt zal worden of ook in de toekomst (bijvoorbeeld bij een eventueel certificatie traject). 6.8.4 Voorbereidingen van het testprogramma
Het testprogramma zal moeten worden uitgewerkt. De test kan op verschillende manieren worden opgezet. Er zal gekozen moeten worden over welke informatie de uitvoerders mogen beschikken. Verschillende keuzes zijn mogelijk, zoals: • De uitvoerders krijgen helemaal geen informatie. • Ze krijgen globale informatie. Bijvoorbeeld: “Er liggen drie gasleidingen.” • Ze krijgen ruwe schetsen van infrastructuur maar moeten zelf de exacte locatie bepalen. • Ze krijgen toegang tot een plek waarbij ze een signaal op een leiding kunnen zetten. • Een combinatie van bovenstaande mogelijkheden. NB De mogelijkheden zijn niet uitputtend uitgewerkt. Er zal gekozen moeten worden onder welke randvoorwaarden de uitvoerders moeten werken. Verschillende keuzes zijn mogelijk, zoals: • De beschikbare tijd die de uitvoerders krijgen. • De kosten die ze mogen maken. • De betrouwbaarheid, precisie en volledigheid waarmee ze hun resultaten moeten aanleveren. • De weersomstandigheden. • Overige randvoorwaarden. Tevens zal nagedacht moeten worden over de beoordeling van de resultaten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de resultaten zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken.
6.8.5 Voorbereidingen voor het beoordelen van de data-verwerking
In paragraaf 6.7.3 “Kennis en ervaring bij data-verwerking” zijn de criteria genoemd aan de hand van welke het proces van dataverwerking van een detectiebedrijf kan worden getoetst. De informatie met betrekking tot deze criteria wordt in kaart gebracht door het beoordelen van het aangeleverde informatiegoed in relatie tot de vooraf vastgelegde ligging van kabels en leidingen in het proefveld. Hiervoor wordt het volgende activiteiten verricht: • het invullen van enquêteformulieren door het detectiebedrijf; • het afnemen van interviews bij het detectiebedrijf; • het bestuderen van het aangeleverde informatiegoed en beoordelen hiervan.
38
Het opstellen van de enquêteformulieren, interviewstrategie, en beoordelingstrategie van het informatiegoed dient nog te worden vastgesteld. 6.9 Kosten
Bovenstaande aspecten maken duidelijk dat de voorbereidingen en realisatie van de locatie en het testprogramma veel voeten in aarde heeft! Aspecten die de kosten bepalen zijn: • Voorbereidingen en organisatie • Locatie (nieuwbouw of gebruik maken van een bestaande locatie) • Inrichten testveld • Opsporen ondergrondse infra door detectiebedrijven • Beoordelen resultaten • Eindrapportage en communicatie met de branche De hoogte van het hiervoor benodigde budget is moeilijk in te schatten. 6.10 Voorstel beoordelingssystematiek
Voor het krijgen van een gewogen kwantitatief waardeoordeel voor de drie toetsingscriteria elementen van het competentieprofiel en voor het detectiebedrijf als zodanig wordt voorgesteld de systematiek van Balanced Scorecard toe te passen. Het voordeel van een Balanced Scorecard is: • deze is vrij eenvoudig op te zetten en toegankelijk; • er kan inzicht worden gekregen in de scores per criterium, per competentie en voor het geheel door het opstellen van verschillende scorekaarten op de verschillende abstractieniveaus; • zowel voor criteria als voor de competenties kan een weegfactor worden toegepast; • de weegfactoren kunnen eenvoudig worden aangepast om zo een verschil in accenten te krijgen per klantgroep. • de scores kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief of gecombineerd worden uitgedrukt, hierdoor kan een detectiebedrijf bijvoorbeeld 100%, 80%, 60%, 40% en 20% scoren maar kan het detectiebedrijf ook het predicaat zeer goed, goed, voldoende, onvoldoende en slecht krijgen. Een voorbeeld van de toepassing van de balanced scoremethodiek voor de bovenstaande competenties wordt in bijlage X toegelicht.
39
Om aan te geven hoe dat zou kunnen worden vormgegeven per criterium voor de competentie kennis en ervaring data-inwinning, is dit de subcriteria ligging x-y richting uitgewerkt :
Afwijking gemeten ligging van werkelijk ligging (2 zijden) ≤10 cm ≤20 ≤50 ≤70 ≤100 >100
score 10 8 6 4 2 0
6.11 Samenvatting belang van consumententest
Het grote belang van de consumententest zit in het verschil met voorgaande testen, namelijk dat het niet primair gaat om de technieken maar om uitvoerders die hun deskundigheid in het gebruik van deze technieken aanbieden. Door niet primair naar technieken te kijken maar naar de uitvoerders wordt een zo realistisch mogelijk beeld verkregen van de mogelijkheden en beperkingen van deze technieken in de praktijk. Een bijkomend voordeel van de consumententest is de verkregen ervaring met praktijktesten waarbij uitvoerders beoordeeld worden. Van deze ervaring kan gebruik worden gemaakt als mogelijk in de toekomst gesproken gaat worden over het certificeren van uitvoerders van ondergrondse opsporingstechnieken.
40
7 Literatuurlijst [1]
“Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen”, TNO in opdracht van St. COB, Feb.2005.
[2] “The European GIGA Project”, Guido Manacorda, Howard Scott, Dave Pinchbeck et al, www.giga-radar.info [3] “Scientific and technical objectives”, ORFEUS website: www.orfeusproject.eu/objectives/scientific.html [4] “Lokalisering van ingegraven leidingen - Fase 1: Opstellen van specificaties & Inventarisatie leveranciers”, GASTEC TECHNOLOGY BV, A.Alderliesten, E.A.Polman, 2005. [5] “Lokalisering ingegraven leidingen - Fase 2: Praktijkbeoordeling kansrijke technieken”, Kiwa NV, E.A.Polman, 2006. [6] PPT-presentatie “Grondradar, een update”, Werkgroep Detectietechnieken KLO, nov. 2007. Zie ook bijlage IX. [7] “Product specification PipeHawk II”, see www.pipehawk.com. [8] GSSI Company Brochure.pdf, see also www.geophysical.com [9] http://www.primayer.co.uk/downloads/cscope/CScope.pdf [10] http://www.radiodetection.com/doclib/CAT3brochure_lo_res.pdf [11] http://www.ridgid.com/Tools/SR-20/EN/index.htm [12] Website Mastop: www.veiliggraven.nl
41
I Enquête In deze bijlage wordt de enquête met de gesommeerde resultaten weergegeven.
Vragenlijst gebruikers Ondergrondse Opsporingstechnieken Totaal Overige aan opmerkingen keren JA
Vraag nr.
1
Aannemers Storingsmonteurs Grondroerders Kabel- en leidingbeheerders Loon/grondverzetbedrijf Waterbedrijf Gemeente Allen
1 1 3 6
0 - 10.000 euro 10.000 - 20.000 euro Anders
3 3 2
1 nvt
Hoe snel moet het gereedschap op de markt zijn?
Over een jaar Over twee jaar Anders
3 5 0
1 nvt
Hoe kan het gereedschap gebruikt worden naast/binnen de gebruikelijke procedures nu (KLIC) en in de toekomst (Kadaster)
Storingsonderzoek, controle beheerders
6
Aanvullende informatie Identificeren onduidelijke gegevens Vergunningsprocedures Diepteligging Opsporen objecten Anders
7 7
0,01 m 0,10 m Anders
2 3 2
0,01 m
2
Welke branche vertegenwoordigt u? (meerdere antwoorden mogelijk)
2
3
4
Hoeveel mag het gereedschap kosten
(meerdere antwoorden mogelijk)
5
Technische eisen (wat moet het gereedschap kunnen) Horizontale vlak (H)
Diepteligging (D)
42
0 2 1 0
1 verzekeringsmij
3 6 5 0
1m
0,10 m Anders Afmeting object (A)
0 - 10% 10 - 20% Anders
De kans dat het gereedschap 99,90% een kabel of leiding detecteert die ook daadwerkelijk 95% aanwezig is. …. %
5 1 0 4 4 0 0 3
1m
1 nvt
4 1
De kans dat het gereedschap een kabel of leiding detecteert, welke niet aanwezig is (vals alarm)
< 5%
7
< 10% …. %
2 0
6
Wat is de gewenste range (diepte)
t.m. 2 m t.m. 5 m t.m. …. m
6 2 1
7
Hoe snel moeten de resultaten beschikbaar zijn?
direct
6
op kantoor
3
8
Welke afmetingen moet het detecteren
0,04 cm 2 cm 3 cm 4 cm 5 cm 10 cm de kleinste kabel of leiding
0 3 1 0 0 3 3
9
Welke materialen moet het detecteren
alles vloeistoffen koper telecomkabels beton asbestcement glasvezel PE PVC kunststof gietijzer staal HDPE Anders
3 0 3 4 2 3 4 6 6 3 5 4 5 0
Aluminium
zelf invullen
0
Diverse
(meerdere antwoorden mogelijk)
10
Andere technische eisen
43
11
12
13
Hoe groot mag het gereedschap worden (vervoer)
broekzak steekwagen anders
0 7 0
Diverse
Hoe zwaar mag het gereedschap worden?
Door 1 persoon te tillen Door 2 personen te tillen Anders
8 0 0
1 nvt
LTS MTS HTS/WO Anders
1 6 0 1
1 nvt
1d scan 2d scan 3d scan kans op schade risico (kosten) graven ja/nee Anders
0 4 5 0 0 2 0
Diverse
schokbestendig bedieningsgemak geen waterpas bestand tegen weersinvloeden vuilbestendig laag stroomgebruik fool proof Anders
6 6 2 6
Wie gaat het gereedschap gebruiken (meerdere antwoorden mogelijk)
14
Hoe moeten de resultaten uitgedrukt worden (meerdere antwoorden mogelijk)
15
Zijn er nog andere operationele eisen? (meerdere antwoorden mogelijk)
44
6 2 3 0
II Samenvatting van onderzoek naar ondergrondse detectiemethoden II-1 Rapport “Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen”
In het rapport “Innovatieve opsporingstechnieken voor kabels en leidingen” [1] wordt een opsomming gegeven van mogelijke technieken. Deze zijn: Elektromagnetisme, actief: • Grondradar • 3D grondradar • Elektrische weerstandsmeting • Elektromagnetisch inductie (actief) Elektromagnetisme, passief: • Elektromagnetisch inductie (passief) • Magnetometrie • Spontane potentiaal Mechanica, actief • Seismografie • Akoestische emissie • Druksensor Overig, passief • Thermografie • Gravimetrie Overig, actief • Gyroscoop • Hybride systemen Het rapport geeft een aantal scenario’s welke op grond van een inventarisatie van wensen en eisen van gebruikers interessant zijn om uit te werken. Deze scenario’s zijn: Scenario A: Grondradar voor lijninfrastructuur (1D objecten) Scenario B: Grondsonar (seismografie) Scenario C: Bestaande technieken (waaronder elektromagnetische inductie en GroundTracer)
45
II-2 Giga project
Het Giga project was een door de Europese Commissie gefinancierd project met als doel om te informeren over en het mogelijk maken van het ontwikkelen en bouwen van een nieuw en betrouwbaar type grondradar (GPR – Ground Penetrating Radar). Het uiteindelijke doel is een speciaal ontwikkelde GPR met een dermate hoge precisie en resolutie die nodig is voor gleufloos inbrengen van gasleidingen door middel van horizontale boringen (Horizontal Directional Drilling). In het project waren zowel eindgebruikers als fabrikanten van GPR betrokken. Conclusies van het project zijn onder andere [2]: • Op grond van veldtesten gedaan tijdens het Giga project, gecombineerd met andere veldtest-resultaten, is de conclusie dat met behulp van de beste apparatuur de firma IDS een detectiepercentage van meer dan 80% tot twee meter diepte mogelijk is, een fout alarm kans van minder dan 10%, een positienauwkeurigheid van 40 mm zowel het horizontale als verticale vlak en een resolutie van meer dan 300 mm. • Twee aspecten dienen meer aandacht te krijgen: de penetratiediepte en de detectie van niet-metallische (bijv. plastic) objecten met kleine diameters. • Op basis van studies verwacht Giga dat grondradars met ‘stepped frequency sources’ betere resultaten mogelijk zijn dan met de nu veel gebruikte impuls systemen. • Giga had een dergelijke radar willen ontwikkelen maar door de hoge kosten van de hardware heeft men hiervan afgezien. De ontwikkelingen op hardware gebied zullen daarom doorgaan met impuls systemen en zich richten op het gebruik van multi-frequentie antennes met frequentie bereiken van 150MHz tot 2GHz. Men erkent dat inherent aan het gebruik van impuls systemen er beperkingen zijn ten aanzien van frequentiebereik en dus ook aan de indringdiepte. ORFEUS, het vervolg van het GIGA project [3] vermeldt de volgende resultaten van het GIGA project: • Met de best-beschikbare grondradar systemen is de indringdiepte beperkt tot 1 meter indien de bodem zeer geleidend is (bijv. klei met een 50 dB/m twee-richtings verzwakking). • Bij deze indringdiepte is een detectiepercentage van 80% (bij een betrouwbaarheid van 90%) te verwachten. Daarbij is ook aangetoond dat kleine niet-metallische voorwerpen (kleiner dan 20 mm) welke liggen op meer dan 0,5 m diepte, bijzonder moeilijk te detecteren zijn, met name als deze in zeer geleidende grond liggen.
46
II-3 ORFEUS
ORFEUS, het vervolg project van GIGA, heeft op grond van de resultaten van het GIGA project, de volgende doelen gesteld [3]. Allereerst wil men komen tot betere resultaten bij bovengrondse radar metingen: Thus, the main scientific and technical objective set for the development of an enhanced GPR for utilities mapping from the surface is: • to develop a GPR radar system capable of enhancing typical state-ofthe art performance as stated above by a factor of 1.5; • to develop a microwave trans-receiver with high sensitivity to low signal levels (i.e. small targets at depths beyond 0.5 m); • to develop an innovative “hardware active background canceller” able to adaptively cancel the effects of the soil from the micro-wave trans-receiver; • to develop an adaptive Ultra Wide Band (UWB) antenna with radiation characteristics that can be adjusted in real-time to the type of soil; • to adapt an existing artificial test site to the specific purposes and objectives of the ORFEUS project. Tevens wil ORFEUS een ondergrondse radar (‘borehole radar’) ontwikkelen die gemonteerd kan worden op een boorkop, bijvoorbeeld bij gestuurde boringen (Horizontal Directional Drilling - HDD): Thus, to design and develop a side and forward looking borehead mounted radar, will include: • designing an impulsive GPR to be accommodated in the bore-head of a horizontal directional drilling machine, capable of searching in front of the bore-head but also laterally; • designing a GPR antenna capable of installation on a bore-head or a drill rod and an associated dielectric ’window’; • designing and building a miniaturised and ruggedised electronic sub-system capable of surviving the harsh mechanical environment of the bore-head; • designing an appropriate data transmission system, whether wireless or via the drill rods. Omdat de bodem erg van invloed is op de resultaten van de grondradar – en op de te kiezen antenne - wil ORFEUS komen tot een betere afstemming van de antenne op de onderliggende grondsoort: Combining electromagnetic characterisation, at GPR frequencies, with geotechnical investigations and supplementing them with regional geological settings history information will yield a much more reliable final characterisation of the ground.
47
The necessary tasks involve: • providing predictive models to be used in the real time optimization of adaptive ground coupled antennas; • conducting geotechnical characterisation of the natural test sites; • developing reliable methodologies for the in-situ measurement of soil characteristics relevant to GPR; • to link the microwave characterisation to the geo-technical data and the more widely available morphogeological characteristics to generate knowledge for building a “map of GPR applicability in Europe”. Conclusies: Het Orfeus project is begonnen in november 2006 en zal eindigen in oktober 2009. Er doen negen organisaties aan mee, waaronder drie fabrikanten: OSYS, IDS en Trakto-Technik. De investeringen bedragen 5M€, waarvan 50% van de EG. Het Orfeus project is een ambitieus project. De investeringen en de looptijd geven aan dat er veel inspanningen verwacht worden om de grondradar met een factor 1,5 te verbeteren, een boorkop radar te ontwikkelen en een adaptieve antenne te ontwikkelen. Het Orfeus project geeft tevens aan wat de te verwachten ontwikkelingen zijn in de nabije toekomst. II-4 Rapport Lokalisering van ingegraven leidingen
In 2005 heeft Gastec Technology BV een multiclient onderzoek uitgevoerd met als titel: “Lokalisering van ingegraven leidingen - Fase 1: Opstellen van specificaties & Inventarisatie leveranciers”. [4] In deze rapportage zijn verschillende leveranciers en detectiemethodieken geïnventariseerd. Speciaal is gekeken naar de ontwikkeling die de laatste jaren heeft plaatsgevonden. Uit deze analyse kwam naar voren dat grondradartechnologie de enige methode is om sleufloos leidingen te kunnen detecteren met voldoende nauwkeurigheid. Voor de verkoop van grondradarsystemen zijn voornamelijk twee producenten actief op de Nederlandse markt, namelijk GSSI en Sensors&Software. De productontwikkeling die zij de laatste jaren hebben uitgevoerd heeft zich vooral gericht op het verbeteren van de dataverwerking, waardoor de mogelijkheden zijn vergroot en de complexiteit verminderd. Daarnaast zijn er verschillende partijen op de markt die het uitvoeren van leidingdetectie als service verkopen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. Arcadis, Geofos, Grontmij, Deep en TNO. In geval grondradar niet mogelijk is, is het noodzakelijk om een signaal aan de leiding te brengen of een sonde in te brengen in de leiding. Een groot nadeel hiervan is het feit dat de leiding op één plaats moet
48
worden opengebroken. Daarnaast is de te detecteren leidinglengte beperkt tot enkele honderden meters. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn in fase 2 van het onderzoek (maart 2006) op zandgrondlocaties in Almelo en Apeldoorn praktijkproeven gedaan met grondradar en radiodetectie voor het in kaart brengen van de positie van gasleidingen. [5]. De technische evaluatie luidde aldus: In zandgrond blijkt het goed mogelijk om leidingen te detecteren. In de praktijk liggen meestal meerdere typen infrastructuur in een smalle zone bij elkaar. Des te meer informatie vooraf beschikbaar is, des te eenduidiger kunnen de signalen worden geïnterpreteerd. In de praktijk blijkt het door een geoefend persoon mogelijk om met een geoefend oog stalen en andere metalen leidingen te onderscheiden van andere leidingmaterialen. In de praktijk worden vaak meerdere technieken gecombineerd om een gebied systematisch in kaart te brengen. Met radiodetectie kunnen dan eerst de metallische leidingen in kaart worden gebracht waarna met grondradar de andere materialen worden getraceerd. Bij navraag aan IDS en GSSI bleek destijds dat minimaal HBO niveau noodzakelijk is voor de operator van het grondradarsysteem. Detectie met grondradar kostte veel tijd. Volgens IDS waren 2 personen nodig om een gedetailleerde scan te maken van een gebied. 1 persoon voerde de metingen uit en de tweede persoon verzorgde het uitzetten en markeren van het tracé en let op het aankomende verkeer. In 1 dag kon een strook van 5 meter breed en 1 kilometer lengte in kaart worden gebracht. De uitwerking van de data was 1 á 1,5 mandag werk. Het in kaart brengen van 1 kilometer leidingtracé was volgens deze gegevens 3,5 mandag werk, waarvan 2,5 dagen op HBO niveau en 1 dag op LBO niveau. Wanneer we de technische criteria van het rapport van fase 1 onder de loep nemen, kan geconcludeerd worden dat de grondradartechniek niet aan alle criteria kan voldoen. +/- (veelal toegepast door meetbedrijven) + (niet geverifieerd)
•
Bewezen technologie:
• • • • •
Nauwkeurigheid horizontaal/verticaal: Diepteligging Meerdere materialen Niet destructief Prijs:
+ + + -
•
Opleidingsniveau
-
49
waarschijnlijk duurder dan proefsleuven (minimaal HBO)
De nauwkeurigheid van de methode kon niet goed geverifieerd worden omdat de leidingen niet zijn opgegraven. De metingen tussen de firma’s IDS en GSSI geven onderlinge verschillen. Zo detecteert de firma IDS met hun systeem meer leidingen. Ook zijn verschillen gesignaleerd in de vermeende diepteligging (circa 10 cm) en in de laterale ligging (circa 20 cm). II-5 KLO presentatie ‘Grondradar, een update’
De werkgroep Detectietechnieken van KLO heeft in 2007 een inventarisatie gemaakt van de gebruiksmogelijkheden van grondradar voor het opsporen van kabels en leidingen. De presentatie van de werkgroep is in bijlage IX weergegeven. De werkgroep komt tot de volgende conclusies: • Grondradar is een veelbelovende techniek en ontwikkelt zich snel • Aantal geschikte fabrikaten en dienstenaanbieders beschikbaar • De eerste 2 a 3 jaar nog zeker niet bruikbaar voor volledig betrouwbare detectie van K+L • Goed bruikbaar bij ondersteuning van graafwerkzaamheden • Niet iedere kabel of leiding is in alle gevallen te vinden • Foutmeldingen kunnen kabels aangeven die er niet zijn • Bij hoge bezettingsgraad kunnen kosten breakeven worden aan conventionele detectiemethoden • Te gebruiken, als extra check, bij risicovolle gebieden b.v. hogere netvlakken of bij heiwerken of plaatsen van damwanden, boringen • Bij planvormingsproces in combinatie met aanvullende informatie De KLO werkgroep heeft niet naar andere opsporingstechnieken, zoals radiodetectie, gekeken. De werkgroep heeft ideeën voor een pilot met een aantal verschillende grondradar –systemen. De werkgroep heeft ook met dhr. Rijst van GroundTracer (zie § III-4) gesproken. De conclusie van de werkgroep was dat de meerwaarde van de Tracer nog niet overtuigend was.
50
III Grondradarsystemen III-1 Inleiding
In deze bijlagen worden grondradar systemen besproken. Er is getracht interessante vernieuwingen te vermelden en een beeld te schetsen van wat de diverse apparatuur kan. Om dubbelingen te voorkomen zullen niet alle apparaten van alle fabrikanten besproken worden, maar wordt een zo goed mogelijk beeld gegeven van wat beschikbaar en mogelijk is. In bijlage V wordt een overzicht van radiodetectiemethoden gegeven. III-2 PipeHawk
PipeHawk was betrokken bij een project van New York Gas (NYGas) om een draagbare grondradar ontwikkelen. Het apparaat zou op twee punten verschillen van de traditionele grondradars: • Draagbaar, dus niet over de weg rijdend. • De bediener kan met de antenne een ‘zwiepende’ beweging maken in plaats van over een rechte lijn te bewegen. Er is een prototype ontwikkeld met een antenne die niet vlak bij grond gehouden wordt, maar volgens dhr. A.Jones van PipeHawk/Adien is het vanwege de natuurkundige beperkingen toch gewenst een antenne dicht bij de grond te gebruiken. PipeHawk levert de PipeHawk II grondradar, een apparaat op wielen. De grondradar scant de bodem af met meerdere frequenties om daarna zelf met de beste frequentie een beeld te vormen. Volgens dhr. A. Jones zijn er geen bodemdeskundigen nodig om het apparaat te bedienen. Interpretatie van de gegevens gebeurt door middel van software op kantoor. Volgens de brochure van de PipeHawk II [7] zijn de technische specificaties: • Meetdiepte: tot 2,5 m (afhankelijk van bodemomstandigheden) • Minimale afmetingen object: 18 mm • Materialen: plastics, glasvezel, metalen, asbest cement, klei, hout en ondergrondse holten. • Kosten: € 34.500,III-3 Sensors & Software
Sensors & Software Inc. levert de Pulse Echo Pro. Deze grondradar maakt gebruikt van een set van antennes waaruit er één gekozen wordt afhankelijk van de toepassing en de gekozen frequentie. Het frequentiegebied varieert van 12,5 MHz tot 1000 MHz. Volgens dhr. G. Johnston, vertegenwoordiger van Sensors & Software Inc zijn er de laatste jaren geen grote veranderingen geweest in de meetprincipes (antennes en frequenties, sampling) en prestaties. Uiteraard loopt ook Sensors & Software tegen de natuurkundige beperkingen van de radartechniek op.
51
Volgens Johnston is – in tegenstelling met wat GIGA beweert – de Stepped Frequency Source radar niet veel beter dan de Pulse System radar. Daarom heeft Sensors & Software er voor gekozen deze techniek niet verder te ontwikkelen. III-4 GroundTracer
GroundTracer BV levert een aantal producten die gebruik maken van de combinatie van grondradar en de zgn. Tracer. De Tracer meet en analyseert spontane potentiaalverschillen. De ‘Survey’ is met name bedoeld om grote gebieden in kaart te brengen. Het systeem beschikt over een GPS unit voor positionering. Speciale software maakt het mogelijk om snel te scannen (bijv. 94 hectare uiterwaarden bij Deventer in 6 ½ dag). De data worden automatisch verwerkt. Indien leidingen e.d. in kaart moeten worden gebracht, dienen deze handmatig ingeklikt te worden in de data. De ‘DigAssist’ is een nieuwe ontwikkeling bedoeld voor real-time visualisatie van objecten in de bodem. Er zijn twee uitvoeringen: • Een uitvoering welke op de graafbak van een graafmachine gemonteerd kan worden. Door de graafbak langs de grond te bewegen ziet de machinist op een scherm (PDA) de hyperboolachtige verstoringen langskomen en kan daaruit opmaken of er sprake is van een object in de bodem. Dwarsleidingen worden in dit één-dimensionale systeem beter gevisualiseerd dan langsleidingen. GroundTracer voert reeds experimenten uit in samenwerking met de Nuon. • Een andere uitvoering is een hand-held apparaat om snel te kunnen controleren of er iets in de grond ligt. De grondradar van GroundTracer is een pulse radar die net als de andere radar systemen te maken heeft met de natuurkundige beperkingen. GroundTracer merkt hierbij op dat de kwaliteit van de antenne en de dataverwerking (software) van grote invloed is op het eindresultaat. Er wordt gebruik gemaakt van één vaste frequentie. Het voordeel van de combinatie met de Tracer techniek is dat de Tracer opvallende spontane potentiaalverschillen (‘uit de bodem’) weergeeft die kunnen duiden op een bodemverstoring. Afhankelijk van wat men zoekt (archeologische resten, een lek in een waterleiding, een leiding diep in de grond) kan men door de Tracer op het spoor worden gebracht van de locatie van het object. De Tracer geeft niet, in tegenstelling tot de grondradar, de diepte van de verstoring aan. Dhr. Van der Rijst van GroundTracer wilde geen concrete resoluties geven als functie van de diepte. Hij vermelde wel dat er door de GroundTracer zaken zijn gevonden die door de grondradar alleen niet worden opgemerkt. Maar ook hij geeft geen 100% detectie-zekerheid.
52
Het opleidingsniveau voor het bedienen van de Survey is minimaal MBO. Kosten Survey: circa € 25.000,Kosten DigAssist: nog niet bekend, maar zal circa € 12.500,- bedragen. Conclusies uit het gesprek met GroundTracer: • De combinatie van grondradar en spontane potentiaalmetingen maakt het interessant om de meerwaarde van dit systeem uit te testen in de praktijk. III-5 IDS
IDS levert diverse typen grondradarsystemen. De Detector Duo is uitgerust met twee antennes die simultaan op twee verschillende frequenties meten. Hierdoor kan volgens IDS tegelijkertijd diepe en minder diepe leidingen worden gedetecteerd. Daarbij levert men gebruikersvriendelijke software voor verwerking van de gegevens en het aangeven van leidingen e.d. in de gegevens. De RIS-MF is een bredere versie van de Duo. Deze is speciaal ontworpen als 3D radar systeem voor het in kaart brengen van K&L en grondsoorten. Door middel van software kunnen de gegevens in een database en CADtekeningen gezet worden.
Figuur 1: IDS Detector Duo en RIS-MF. IDS heeft een tabel opgestuurd met waarden voor de nauwkeurigheid, bereiken, afhankelijk van de radarfrequentie. Zie hiervoor bijlage II. III-6 GSSI
GSSI levert diverse grondradar systemen voor uiteenlopende toepassingen. De systemen variëren van handapparaten tot trolleys tot systemen die aan wagens hangen. Met name de trolley systemen komen ook bij andere leveranciers voor. Ook GSSI levert 3D-data verwerking software. Vernieuwend is wellicht hun Terra Vision: een systeem dat achter een auto is gemonteerd en waarbij al rijdend met een snelheid van 7 km/h de pijplocaties automatisch worden gegenereerd:
53
TerraVision is GSSI’s first truly One-Pass 3D system. This affords faster and more accurate data collection and target identification than has ever been available. The design goal has been to assist the user in detecting the location, depth and angle of utility pipes — automatically. TerraVision collects a six-foot wide ribbon of data at a range of speeds and resolutions. It is designed to collect 1/2 mile of data at four mph, which will deliver the full resolution of one scan per inch. The internal survey wheel will keep track of data spacing, while GPS keeps track of where you are in the world. The fixed relative position of the 14 internal antennas guarantees an accurately spaced sixfoot swath of 3D data.[8].
Figuur 2: GSSI Terra Vison systeem [8] Mevr. S. Kathage, vertegenwoordigster van GSSI in Duitsland, geeft geen concrete detectiedieptes en objectdiameters omdat die erg afhangen van de antennefrequentie. GSSI levert geen combinatie met radiodetectie.
54
IV IDS IDS heeft de volgende tabellen voor de karakteristieken voor diverse typen radar systemen aangeleverd.
55
56
V Radiodetectie V-1 Inleiding
In deze bijlagen worden radiotectie-systemen besproken. Er is getracht interessante vernieuwingen te vermelden en een beeld te schetsen van wat de diverse apparatuur kan. V-2 Radiodetectie
In de volgende paragrafen worden systemen besproken die gebruik maken van Radiodetectie (Radio Frequency Locators) en aanverwante technieken (zoals magnetische velden). V-3 C.Scope – Cable Avoidance Tool
De Cable Avoidance Tool (CAT) van C.Scope is een gereedschap dat onder andere gebruik maakt van radiodetectie. De CAT kent drie meetprincipes [9]: • P - POWER modus voor het detecteren van elektrische kabel (“live, imbalanced cables”). • R - RADIO modus voor het detecteren van re-radiated radio signalen. • G - GENERATOR modus voor het detecteren van geleidende kabels en pijpen die het opgelegde generator signaal dragen. Hiervoor is een aparte Signal Generator nodig die aangesloten wordt op de geleider. C.Scope geeft globale waarden aan voor de meetbereiken, maar geeft gelijk aan dat deze erg afhankelijk zijn van bodemgesteldheid, temperatuur, vochtigheid e.d.: • P - POWER : 3 meter • R - RADIO : 2 meter. • G – GENERATOR : 3 meter (6 meter met sonde) Kosten: ± € 900,- (afhankelijk van type en leverancier) Gevoeligheid: 5% van de diepte Diepte nauwkeurigheid: 10% van de diepte.
57
Figuur 3: Het gebruik van een Cable Avoidance Tool (bron: C.Scope).
V-4 Radiodetection
CAT3 Radiodetection is een andere fabrikant van CAT’s. De Radiodetection CAT3 kent dezelfde drie meetprincipes en heeft daarbij de mogelijkheid om alle drie de modi tegelijk te gebruiken [10]. Een meetsignaal kan op verschillende manieren op een leiding worden gezet: een direct signaal, een signaal via inductie, en een signaal via een sonde (‘muis’). Zie hiervoor het overzicht in Figuur 4.
Figuur 4 Methoden van signaaloverdracht op/in een leiding: Zoals blijkt uit Figuur 5 geeft Radiodetection dezelfde meetbereiken op als C.Scope. Daarbij kan volgens Radiodetection de diepte ook gemeten worden met een nauwkeurigheid van 5%.
58
Figuur 5: Bereiken en nauwkeurigheid van de Radiodetection CAT3.
De prijzen van de CAT3 serie ligt in dezelfde range als de C.Scope CATs. RD4000 De RD4000 van Radiodetection is een apparaat speciaal voor radiodetectie. Er kan een range van frequenties worden ingesteld voor een zo goed mogelijk resultaat. Daarbij is de gevoeligheid voor signalen extra hoog. Het dieptebereik hangt af van de ingestelde frequentie, zoals te zien is in Figuur 6.
Figuur 6: Meetbereiken van de RD4000 Het blijkt dat de RD4000 tot grotere diepten kan meten dan de CAT3. V-5 Andere CAT leveranciers
59
Andere leveranciers van CATs en Radiodetectors zijn onder andere: • Leica (o.a. Digicat 200) • Ridgit (o.a. SR 20, SR 60.) • PACT (o.a. Tomcat 2) Het blijkt dat ieder apparaat zijn eigen snufjes en bijzonderheden heeft. De RidGids zijn in dit opzicht bijzonder omdat ze beschikken over antennes die de ligging en richting van de leiding aangeven [11], zie ook Figuur 7.
Figuur 7: RidGid SR20 Geen van de CATs en radiodetectie apparatuur beschikt over plaatsbepalingsystemen zoals meetwielen of GPS.
60
VI Matrix aspecten nader bekeken VI-1 Enkele aspecten van de matrix nader bekeken
Een belangrijk gegeven voor het gebruik van een techniek is de detecteerbaarheid. Detecteerbaarheid was tot nog toe de doorslaggevende factor waar men op heeft gefocusseerd in eerdere inventarisaties en onderzoekscommissies. Met de Matrix hopen we duidelijkheid te verschaffen in de noodzaak tot relativering van de detecteerbaarheid en nauwkeurigheid. VI-2 Detecteerbaarheid
Opvallend is dat geen van de technieken voor 100% alle soorten kabels terugvindt op alle besproken dieptes. Op grond van de matrix lijkt het dat graven de hoogste score heeft en dat op het eerste gezicht lijkt grondradar er minder goed vanaf te komen. Een opvallend hoog scorende techniek lijkt het gebruik van radiodetectie.
Figuur 8: Schematische visualisatie van het dieptebereik van grondradar. Vanuit de praktijk blijkt dat we bovenstaande bevindingen toch enigszins moeten nuanceren. Daarom is de matrix ook uitgebreid met factoren die met name bekend zijn bij uitvoerders, gebruikers en leveranciers van de verschillende technieken en tot nog toe niet als zodanig zijn meegenomen in de beoordeling van de afzonderlijke technieken. Graven heeft de hoogste score, maar heeft een aantal nadelen in de vorm van overlast, uiterst langzaam, puntinformatie en graven wordt veelal uitgevoerd op basis van voorkennis uit kabelsituatiekaarten. Dit laatste geldt ook voor Radiodetectie. Daarnaast is deze meetvorm gevoelig voor zwerfstromen, waar echter ook weer gebruik van gemaakt kan worden.
61
Ten aanzien van de negatieve score voor grondradar, de Nederlandse bodem bestaat niet enkel uit zand klei en veen. Het grootste deel bestaat uit mengverhoudingen met hier en daar gebieden van puur product. De figuur geeft aan dat radar niet alleen voor zandgrond geschikt is en dat deze in veel gevallen ook in niet zandgrond nog nuttige info levert. Een uiterst belangrijk verschil tussen het gebruik van radar en radiodetectie en proefsleuven is het volgende; Radiodetectie en graven zijn technieken die worden ingezet op basis van voorkennis. Eerst wordt een kaart geraadpleegd en vervolgens wordt deze informatie geverifieerd met behulp van deze technieken. Bij Grondradar zijn er meer mogelijkheden. Men kan met grondradar eenvoudig een dataset genereren van een locatie en vervolgens interpreteren op ligging van kabels en leidingen. Het probleem wat dan weer om de hoek komt kijken is de detecteerbaarheid. Heeft de radar op de locatie alle leidingen gedetecteerd of zijn er leidingen gemist? Wanneer een ervaren bureau het onderzoek heeft uitgevoerd kan deze uitstekend aangeven waar het onderzoek voldoende- en onvoldoende resultaat heeft geleverd. Door een dergelijk onderzoek aan te vullen met radiodetectie en/of proefsleuven kan de score van de detecteerbaarheid eenvoudig worden verhoogd.
VI-2-1 Nauwkeurigheid Nauwkeurigheid kan soms tot vreemde discussies leiden, enerzijds wordt binnen de proefsleuf een nauwkeurigheid geëist op centimeterniveau (puntniveau) terwijl daarnaast een aanname van de ligging tussen de verschillende proefsleuven wordt geaccepteerd (lijnniveau). De wet WION gaat vooralsnog uit van een nauwkeurigheid van 1 meter. In principe is het vastleggen van een kabel of leiding op centimeterniveau een ondoenlijke taak. Zelfs wanneer een kabelsleuf over een bepaalde lengte ‘open’ ligt zal het meetinterval in de lengte van de leiding (bijv. een flexibele leiding) enkele centimeters moeten bedragen om de leiding 3-dimensionaal op centimeterniveau te kunnen vastleggen. In de praktijk (aannemerij) wordt vaak de term ‘schopbreedte’ gehanteerd en geaccepteerd. Een kabel wordt ten slotte niet met een theelepel opgegraven. VI-3 Vastlegging en Registratie
Onder dit aspect zijn de volgende subcriteria benoemd welke in deze paragraaf hoofdstuk nader zullen worden toegelicht; • Kwaliteit van de operator • Vereist opleidingsniveau • Mogelijkheid tot 'postprocessing' • Detectie is verbonden aan positionering (meetwiel/GPS etc) • Foutgevoeligheid (aantal handmatige acties/procedure fouten) • Controleerbaar (zonder op te zoeken)
62
VI-3-1 Afhankelijk van de kwaliteit van de operator Nagenoeg in alle gevallen zijn we afhankelijk van de kwaliteit van de operator. Zelfs het raadplegen van een kaart of het graven van een proefsleuf vereist een bepaalde praktijkervaring. In de praktijk is een goede grondwerker niet zo eenvoudig te krijgen als we verwachtten. Belangrijk is het om te weten dat de mate van bedrijfservaring van invloed is op het resultaat. VI-3-2 Vereist opleidingsniveau Opleidingsniveau is een belangrijk gegeven in relatie tot de innovatieve opspoormethodes en sceptici die de technieken nog kennen uit het verleden. Een veel gehoord argument tegen het gebruik van grondradar is de moeilijkheidsgraad van de techniek. Tot en met de jaren 90’was dit ook inderdaad het geval. Grondradar werd tot dan toe slechts toegepast door geofysici met een universitaire opleiding. Bijkomend probleem was dat naast het opleidingsniveau van het personeel er eveneens nagenoeg geen raakvlakken lagen met de ondiepe civiele techniek. Een geofysicus is eerder geneigd om zich bezig te houden met moeilijke vraagstukken op moeilijk bereikbare plaatsen (bijvoorbeeld in constructies, diepe bodem, en onder verharding). In de jaren 90’ stonden er een tweetal bedrijven op die grondradar actief op de markt brachten voor de ondiepe civiele techniek zoals kabels, leidingen, verontreiniging, fundatieresten etc. Door deze verandering werden er meer en meer civieltechnici ingewijd in deze techniek, waardoor nu anno 2008 het werk wordt uitgevoerd door MBO geschoold personeel en er toch al ca. 15 tot 20 bedrijven actief grondradar beoefenen. Ten aanzien van het graven van proefsleuven wordt de specialisatie sterk ondergewaardeerd. Men verwacht al snel dat elke grondwerker, dan wel een minigraver een leiding onbeschadigd kan opgraven. In de praktijk blijkt, zoals al eerder vermeldt dat een goede grondwerker niet zo eenvoudig te krijgen is als we verwachtten. Met als gevolg dat Nederland wordt geplaagd door tal van schadegevallen. VI-3-3 Mogelijkheid tot nabewerking Met nabewerking wordt bedoeld; de mogelijkheid tot het verzamelen van gegevens in het veld welke na afloop van de metingen worden uitgewerkt tot een resultaat op kantoor. Belang hiervan is dat de verkregen gegevens niet enkel afhankelijk zijn van de operator die in het veld de gegevens heeft verzameld. De gegevens kunnen worden beoordeeld, gecontroleerd en worden geregistreerd door specialisten of derden in relatie tot het vastleggen op kaart. Tevens zijn de gegevens bruikbaar voor conflictsituaties. Nabewerking kan bij alle detectiemethoden nodig zijn.
VI-3-4 Detectie is verbonden aan positionering Vergelijkbaar met het vorige subcriterium, wanneer het opspoormechanisme te koppelen is met geografische vastlegging, ontstaat de mogelijkheid tot ‘postprocessing’.
63
VI-3-5 Foutgevoeligheid en Controleerbaarheid In principe bevat elke methodiek een mate van foutgevoeligheid. Rekening houdend met de fouten kunnen het aandachtspunten worden die men kan meenemen in correct gebruik van de afzonderlijke methoden. Navolgend een aantal ervaringen uit de praktijk bij proefsleuven, radaronderzoek en radiodetectie. Opgemerkt moet worden dat hier een voorbeeld wordt geschetst hoe het fout kan gaan, het gaat natuurlijk in de regel goed. VI-4 Enkele aspecten van de technieken nader bekeken
VI-4-1 proefsleuven Bij het graven van een proefsleuf wordt veelal gebruik gemaakt van LBO geschoold personeel. Het optekenen van de bevindingen kan plaats vinden op handmatige schetsen of op elektronische wijze. Veel gemaakte fouten zijn; • sleuf is niet op de juiste plaats uitgevoerd, • sleufdimensies zijn onvoldoende, • de vastlegging is onnauwkeurig, • de waarneming is niet correct opgetekend. Wanneer dit echter vakkundig is uitgevoerd is dit vaak afdoende voor het terugvinden van de kabel op basis van de gemaakte schets. De schets wordt vervolgens opgetekend door vaak een ander persoon, namelijk door een operator op kantoor. De fout die hierbij kan ontstaan is het niet op kaart aanwezig zijn van het gebruikte vaste punt. Daarnaast moet de handmatige schets worden geïnterpreteerd. Veel gemaakte fouten zijn; • De schets wordt verkeerd geïnterpreteerd • Gebruikte meetpunten staan niet op kaart • Gebruikte meetpunt staat niet correct op kaart Bij correct basismateriaal en ervaren en op elkaar ingespeeld personeel is de kans op fouten veel kleiner. De mogelijke fouten zijn echter niet eenvoudig te controleren. De afwijkingen in het basismateriaal, hetgeen buiten is aangetroffen en de afzonderlijke handmatige acties staan op zichzelf en bevatten nagenoeg geen controlemiddelen.
VI-4-2 Radiodetectie Naast de fouten die kunnen ontstaan in het niet correct gebruiken van kaartmateriaal moet men bij radiodetectie rekening houden met het feit dat met name gericht wordt gezocht naar 1 afzonderlijke leiding en niet naar een bundel kabels. Fouten die kunnen ontstaan zijn; • de vastlegging is onnauwkeurig, • de waarneming is niet correct opgetekend, • de verkeerde leiding wordt gevolgd, • Omgevingsfactoren beïnvloeden de meting, • De apparatuur wordt verkeerd toegepast.
64
Een ervaren kracht kan echter meerdere kilometers per dag vastleggen. Nadeel blijft echter dat de vastlegging van de gevonden waarden handmatig worden vastgelegd. De data wordt niet opgeslagen en is dus niet naderhand te controleren. VI-4-3 Grondradar Bij grondradar was tot voor kort een heel belangrijke factor de kwaliteit van de instellingen waarin de data wordt verzameld. Deze instellingen verschilden zelfs bij uiterst ervaren radaroperators. Vrij nieuw is de ontwikkeling in gebruiksgemak. Momenteel heeft IDS een systeem op de markt gebracht waarbij de instellingen automatisch worden gegenereerd. Testen hebben uitgewezen dat de kwaliteit vergelijkbaar is met instellingen uitgevoerd door een ervaren operator. Daarnaast is de kwaliteit van het te gebruiken systeem erg verschillend. Op het moment van dit schrijven is er nog geen officieel warenonderzoek uitgevoerd en is slechts bij een handvol mensen bekend welk radarsysteem een goed resultaat behaald in de Nederlandse bodemsoorten. De navolgende omschrijvingen zijn persoonlijke reacties van ervaren operators uit de praktijk; • Systeem A: uitstekende kwaliteit, redelijk gebruiksgemak, • Systeem B: goede kwaliteit, uitstekend gebruikgemak, • Systeem C: goede kwaliteit, redelijk gebruiksgemak, • Systeem D: slechte kwaliteit, uitstekend gebruiksgemak. Naast de kwalitatieve verschillen zijn er tijdens het uitvoeren van een grondradaronderzoek twee mogelijkheden om het onderzoek uit te voeren met bijbehorende foutgevoeligheid. Optie 1, actieve opsporing Hierbij wordt een radarsysteem toegepast als gerichte opsporing van verwachte kabels/leidingen vanuit voorkennis. De fouten die kunnen ontstaan zijn vergelijkbaar met radiodetectie; • de vastlegging is onnauwkeurig, • de waarneming is niet correct opgetekend, • Omgevingsfactoren beïnvloeden de meting, • De apparatuur wordt verkeerd toegepast. Ook hier kan een ervaren kracht meerdere kilometers per dag vastleggen, maar niet zo gericht en snel als met radiodetectie. De data kan worden opgeslagen waardoor een mate van controleerbaarheid ontstaat (zie de uitleg hieronder). Voordeel ten opzichte van Radiodetectie is het feit dat grondradar niet een signaal volgt, maar een soort grafisch profiel van de bodem genereert. Hierin kunnen zich diverse leidingen manifesteren. Men kan dus meerdere leidingen opsporen en ook onverwachte leidingen aantreffen en karteren. Optie 2, Geplande data-opname.
65
In dit geval wordt er voorafgaand een meetplan vastgesteld, bijvoorbeeld een 2 meter bij 2 meter grid. Op basis van dit meetplan wordt de data verzameld en opgeslagen. De verzamelde gegevens worden op kantoor verwerkt tot een resultaat. Voor de verwerking van deze data is geen standaard software, diverse bedrijven hebben hun eigen ‘softwarelijn’ opgezet. Afhankelijk van de procedure dataopslag, dataverwerking tot resultaat, kunnen handmatige stappen in het proces de foutgevoeligheid vergroten. Een groot (veelal onbenut) voordeel is de controleerbaarheid. De verzamelde radarprofielen, kunnen worden beschouwd als dwarsdoorsneden van de ondergrond waarlangs de meetantenne is bewogen. Hierdoor ontstaat er ook een geografische koppeling. Radar reageert ook op fysieke verschillen aan maaiveld. Deze fysieke verschillen zijn herkenbaar in de radarbeelden en op het bovenaanzicht. Zodoende kunnen ontstane fouten in geografische vastlegging van de meetlijnen worden herkend en worden hersteld. Een gegeven dat niet direct met foutgevoeligheid te maken heeft maar toch vermeldt wordt is het volgende; Een verzamelde data-set kan eveneens worden beoordeeld op datakwaliteit. Door helder grenzen in het onderzochte gebied aan te geven waar de data ontoereikend is geweest, kan een resultaat zienderogen worden vergroot door een volgende stap in te bouwen middels proefsleuven of radiodetectie. Mogelijke fouten; • de vastlegging is onnauwkeurig, • Omgevingsfactoren beïnvloeden de meting, • De apparatuur wordt verkeerd toegepast. Wanneer deze meetvorm goed wordt toegepast, kan blind kilometers data worden verzameld. Voorbeelden zijn 2 Hectare vlakdekkend in een 2x2 grid of 15 kilometer spoor ‘s nachts in een beperkt tijdskader van 4 a 5 uur. Met een goede softwarelijn en ervaren personeel is het resultaat binnen een week beschikbaar. VI-5 Invloed van externe omstandigheden
Externe omstandigheden kunnen elke vorm van fysieke kabel en leidingregistratie zowel positief als negatief beïnvloeden. Onder dit criterium zijn een aantal subcriteria benoemd, in dit hoofdstuk zullen deze criteria nader worden toegelicht; • Zwerfstromen • Afdekkende lagen, bodemopbouw (ondergronds) • Verharding • Vochtigheidsgraad oppervlak • Grondwaterstand • Bovengrondse objecten VI-5-1 Elektromagnetische velden Bij het detecteren kunnen elektromagnetische velden de metingen beïnvloeden. Negatief als ze ontwikkeld worden door bijvoorbeeld spoor in de omgeving. Positief als het signaal op de te detecteren kabel staat of bewust toegepast wordt om een leiding te kunnen detecteren.
66
VI-5-2 Afdekkende lagen Met name grondradar kan invloed ondervinden van een storende laag boven de te traceren kabel of leiding. Anderszins kan hiervan ook gebruik gemaakt worden. In sommige gevallen is het diepte bereik niet genoeg maar is de leiding wel te volgen doordat de vergraving wordt aangetroffen. Voorbeelden van storende lagen zijn vaak nieuw aangebrachte bovenlagen zoals (te) zout cunetzand, hoogovenslakken met hoog metaalgehalte. VI-5-3 Verharding Grondradar en radiodetectie kunnen door verhardingslagen heen kabels vastleggen. Daarnaast zijn er verhardingstypen waar het niet bij lukt. Er kan geen betrouwbare radardata worden verzameld onder stelconplaten. De nadelige invloed van verharding ten aanzien van graven of prikken behoeft geen uitleg. VI-5-4 Vochtigheidsgraad oppervlak Met name grondradar is hiervoor gevoelig en dan met name bij gronden met grotere bijmenging van klei. Bij radiodetectie is de invloed het sterkst wanneer zonder zender moet worden gewerkt. De aanwezigheid van plassen op het maaiveld dragen eveneens bij tot nadelige resultaten, maar ook bij het graven van proefsleuven. VI-5-5 Grondwaterstand Grondwaterstand is eveneens een beperkende factor voor grondradar en proefsleuven. Bij het graven van een proefsleuf moet deze tijdelijk worden verlaagd. Bij grondradar is de grondwater stand met name beperkend voor het dieptebereik van het radarsignaal. Het is echter geen reflecterende spiegel zoals in het verleden wel eens is aangenomen. VI-5-6 Bovengrondse objecten In principe zal elke fysieke vorm van leidingregistratie nadelig worden beïnvloed door bovengrondse objecten. Daar waar de kabels en leidingen van bovenaf worden afgeschermd door een object zal een maatregel moeten worden getroffen door ofwel het object te verwijderen dan wel door het object zijdelings te benaderen. In veel gevallen zal er grond ontgraven moeten worden. VI-5-7 Herkenning van materiaaleigenschappen Een veel voorkomende vraag voor de inzet van een innovatieve techniek is de mate van identificatie. Ten aanzien van identificatie zijn criteria als diameter, vorm en materiaalsoort in de matrix opgenomen. Ten aanzien van identificatie is het met gebruik van radiodetectie mogelijk om een uniek signaal op de op te sporen leiding te plaatsen. Het terugvinden van die ene specifieke (metalen) leiding is dan ook het best te realiseren met radiodetectie, mits deze te benaderen is op een bekend punt. Leveranciers grondradar pretenderen dat het mogelijk is grondradar te gebruiken als identificatiemiddel. Ervaren gebruikers nuanceren deze uitspraak sterk. In een homogene laboratorium opstelling is identificatie mogelijk. Maar in de werkelijkheid beïnvloeden de omgevingsparameters het radarsignaal te sterk om dit in de praktijk toe te kunnen passen.
67
Naast identificatie komen eveneens vragen aan de orde ten aanzien van praktische factoren zoals; het terugvinden van verloopstukken, kabel en/of leidingbreuken, het vastleggen van gestapelde infra, afzonderlijke kabels in bundel en het terugvinden "onbekende" kabels of leidingen. VI-6 Logistiek en tijd
Een veel gehoorde opmerking op de inzet van grondradar is ‘dat het zolang duurt’. Vaak wordt hierbij gerefereerd aan de eerder toegelichte geplande dataopname (actieve opsporing of geplande data-opname). Zodoende dat het criterium tijd is toegevoegd aan de matrix. Dit criterium is onderverdeeld in de volgende subcriteria; • Directe detectie en volgen • Postprocessing • vlakdekkende informatie • snelheid VI-6-1 Directe detectie en volgen Directe detectie en volgen (ofwel actieve opsporing) houdt het volgende in; Men zoekt de leiding op en volgt de leiding. Dit kan met de volgende methoden worden toegepast; • Aflezen vanaf een kaart, • Graven van een sleuf en vervolgens de gevonden leiding in de lengterichting opgraven, • Detectie met radiodetectie en met behulp van signaalherkenning de metallische leiding volgen, • Detectie met radiodetectie en sonde, door de sonde te volgen kan de buis worden gevolgd. Deze vorm van kabeldetectie wordt veelvuldig toegepast, met name in lopende werken. De meetvorm wordt nagenoeg altijd voorafgegaan door voorstudie, waarna vervolgens gericht wordt gezocht naar bekende kabels. VI-6-2 Nabewerking en vlakdekkende informatie Al eerder toegelicht is de geplande dataopname, deze detectiemethode wordt meestal toegepast wanneer er ook leidingen worden verwacht die niet op kaart staan ofwel om de risico’s op onverwachte omstandigheden tot een minimum te beperken. Het is geen reguliere procedure die veelvuldig wordt toegepast, simpelweg doordat deze meetprocedure ofwel onbekend is, geen geld voor beschikbaar is, of omdat er teveel onzekerheden worden verwacht.
68
Figuur 9: Voorbeeld geplande dataopname of postprocessing Deze meetvorm wordt het meest uitgevoerd met behulp van grondradar. Andere meetsystemen zoals radiodetectie hebben het in potentie in zich maar zijn hier niet voor ingericht (koppeling van meetwaarden met een positioneringsysteem zoals een meetwiel of GPS). Het principe berust op het feit dat de data in het veld volgens een gericht meetplan worden verzameld die vervolgens op kantoor worden uitgewerkt.
VI-6-3 Snelheid De eerder genoemde directe detectie heeft als voordeel dat de kabelpositie direct in het veld beschikbaar is. De meest gemaakte fout is echter de correcte weergave op de kaart. Een voordeel is wel dat een unieke leiding afzonderlijk kan worden gevolgd. Ten aanzien van postprocessing is de positie niet direct beschikbaar, maar er is meer controle. VI-7 Risico’s
Voorafgaand aan civieltechnische werken zoals wegenbouw, bouwrijp maken of reconstructies moeten bepaalde voorbereidingen worden getroffen. Bepalende factoren hierin in is de oorspronkelijke situatie zoals bodemopbouw, draagkracht en de ondergrondse obstakels. Eén van de zaken die vooraf bekend horen te zijn is de situatie van de bestaande kabels en leidingen. Het gewicht van de risico’s met betrekking tot kabels en leidingen word vooralsnog niet zwaar gewogen. Bij een ongunstige situatie kan dit echter tot uiteenlopende risico’s leiden, die zich veelal uiten in een hogere kostenpost bij de uitvoering van het werk. Wanneer wel wordt gekozen voor een goede voorbereiding valt al snel de keuze op het plaatsen van proefsleuven. Echter bij het fysiek benaderen
69
(d.m.v. prikken en graven) van de ondergrondse kabel zal men daar eveneens de gevolgen van moeten dragen. Voorbeelden van deze gevolgen zijn; • Kans op schade • Kans op ongevallen • Kans op overlast (buiten gebruik stellen, weg opbreken)
70
VII Uitvoerders van detectietechnieken Onderstaande tabel geeft een overzicht van bedrijven en hun activiteiten op het gebied van detectietechnieken. Sommige bedrijven richten zich meer op K&L detectie dan anderen. Het voert echter te ver om daar in dit onderzoek onderscheid in te maken. De tabel is slechts een momentopname en is niet compleet. Naam bedrijf ARCADIS
BCC DEEP BV Deltaris Fugro
GeofoxLexmond Grontmij
Omschrijving activiteit Infrastructuur, milieu, gebouwen. Multidisciplinair.
www.arcadis. nl
gespecialiseerd in hydrografie en geofysica.
www.deepbv. nl
GPR (GSSI)
Aardoppervlak en de (zee)bodem. Multidisciplinair. bodem, water en milieu
www.fugro.co m
Diverse
www.geofoxlexmond.nl www.grontmij .nl
GPR
Bouw, infrastructuur, milieu, water, industrie en energie. Multidisciplinair. GroundGespecialiseerd in gebruik tracer van groundtracer, m.n. voor archeologie en bodemonderzoek. M.J.Oomen rioleringen en de civiele betonbouw. Multidisciplinair.
Website
www.groundt racer.com
www.mjoome n.nl
Gebruikte technieken* Diverse, o.a. GPR (GSSI & IDS)
Diverse, o.a. (GSSI, Mala & Zond) GPR Groundtracer Diverse, o.a. (GSSI, Mala & Zond) GPR Radiodetect ie GPR (Zond)
Mas Top
Gespecialieerd meetbedrijf in K&L detectie.
www.veiliggr aven.nl
Medusa
Gespecialieerd meetbedrijf, met name bodems, wegen, leidingen en kabels. Gespecialieerd in milieukundige aspecten van bodem en bouwstoffen.
www.medusaonline.com www.mvinge nieursbureau. nl
GPR (IDS) graven
Gespecialiseerd in ondergrondse opsporingstechnieken
www.tasurvey.nl
Diverse, o.a. pulse Ekko & 3D-radar
MVIngenieurs Roos+Bijl T&A Survey
71
Naam bedrijf van Ledden Infra Volkerrail
Omschrijving activiteit Grond-,weg- en waterbouw. Multidisciplinair. Railinfra. Multidisciplinair.
Website www.vanledd eninfra.nl
Gebruikte technieken* GPR (Zond) graven
www.volkerra il.nl/
GPR (Zond) graven
* Het gebruik van traditionele technieken als graven en lichten van putdeksels wordt niet expliciet genoemd.
Verder zijn er tal van kabel aannemers die gebruik maken van één of meer ondergrondse detectie technieken.
72
VIII Ervaringen van uitvoerders VIII-1 In deze bijlage worden samenvattingen gegeven van interviews met ARCADIS en MAS-TOP. Tevens wordt ingegaan op het data-verwerkingssysteem van Cable-Track. VIII-2 ARCADIS
Arcadis voert projecten uit voor het in kaart brengen van de ondergrondse infrastructuur. Omdat Arcadis diverse gespecialiseerde meetbedrijven inhuurt voor het uitvoeren van metingen, heeft Arcadis een goed beeld van de huidige stand van techniek. Uit een gesprek met de grondradarspecialist van Arcadis, dhr. K. Meinen, kwamen de volgende punten: • Meinen ziet twee ontwikkelingen die de huidige situatie kunnen verbeteren: • Het koppelen van radiodetectie aan een positioneringunit (zoals ook het geval is bij grondradars). Door het vastleggen van de gegevens met behulp van een positioneringunit (bijvoorbeeld een meetwiel) kunnen de resultaten immers d.m.v. software in kaart worden gebracht. • Het slim combineren van grondradars, radiodetectie en/of nagraven (Werkwijze ARCADIS). Met name als bekende leidingen gevolgd moeten worden kan dit meer duidelijkheid geven dan het gebruik van slechts één van deze technieken. De huidige stand van de techniek kan worden verbeterd door meerdere meettechnieken te integreren in één apparaat. • Het gebruik van GPS als positioneringmethode geeft tussen gebouwen soms problemen. • Grondradar en systemen als GroundTracer hebben last van storende invloeden van gebouwen, prikkeldraad, gaten volgegooid met puin, etc. • De fijngevoeligheid van grondradar in zandgronden (zand > 50%) kan als volgt worden samengevat: Diameter van de leiding (cm) Herkenbaar tot diepte (m)
1 1
2–5 1,5
5 – 10 2
> 80 5
• Bovenstaande tabel geldt voor vrijwel alle materialen. Moeilijk te detecteren zijn sterk gecorrodeerde oude leidingen in moeilijkere bodemtypen vanwege de onscherpe overgang (diffusie van ijzeroxide) in de bodem. • In andere bodemsoorten kan minder diep gemeten worden maar hoe diep is moeilijk voorspelbaar. Zo is in kleigrond de meetdiepte afhankelijk van het vochtpercentage. • Hoewel sommige fabrikanten pretenderen dat met hun grondradar systeem de dikte van de leiding en het materiaaltype afgeleid kunnen worden, is Meinen’s ervaring dat dit in de praktijk vaak niet mogelijk is.
73
•
•
•
• •
Een laboratoriumopstelling benadert de werkelijkheid vaak niet. Wél kan de diepte met een nauwkeurigheid van 5% bepaald worden. De nauwkeurigheid in het horizontale vlak is volgens Meinen over het algemeen ‘een schop-breedte’. Radiodetectie kan alleen worden toegepast bij leidingen waar een signaal op gezet kan worden. In die gevallen heeft radiodetectie een groot voordeel boven grondradar omdat de leidingen (ook dunne!) tot op een diepte van 10 m met een horizontale nauwkeurigheid van ‘iets meer dan een schopbreedte’ gevolgd kunnen worden. De dieptebepaling bij radiodetectie is van veel invloeden afhankelijk en wordt daarom in de praktijk niet vaak toegepast. Meinen, net als andere geïnterviewden, benadrukt dat de procedures van meten van grote invloed zijn op het eindresultaat. Door met overleg en inzicht te meten kunnen betere resultaten worden behaald. Zijn voorkeur gaat uit naar systemen van GSSI omdat daarmee het uit te zenden signaal hardware matig aan te passen is. Dit vergt wel meer inzicht in de materie. Daarentegen kan een systeem van Mala, dat minder onderscheidend is, ook zijn voordelen hebben, met name bij de minder geoefende bediener. Meinen pleit voor een certificatiesysteem van kabelopspoorbedrijven zodat de klant vóóraf meer zicht heeft op de kwaliteit van de metingen. Arcadis rekent voor een dag meten met de grondradar € 750, - tot € 1.500,(één of twee man). Het uitwerken van de resultaten vergt 2-3 dagen en kost € 3.000,- tot € 5.000,-. In een dag kan echter enkele kilometers data worden verzameld.
VIII-3 Mas Top
Mas Top Infra BV detecteert en markeert ondergrondse kabels en leidingen [12]. Mos Top maakt gebruik van de volgende detectie technieken: • Radio Frequency Locators • Ground Penetrating Radar (GPR) • het lichten van afsluiters, brandkraan en overige putdeksels Dhr. F. Mastop benadrukt net als Meinen dat een goede voorbereiding (‘hoe en waar leg je het meetgrid’) en deskundige kennis van de ondergrond erg belangrijk is. Dat bepaalt voor een groot deel de resultaten. Hij ziet grondradar als één van de tools die gebruikt kan worden in een reeks van handelingen. Vóórdat grondradar wordt ingezet worden eerst tekeningen goed bestudeerd, putdeksel gelicht, proefsleuven gegraven en wordt gebruik gemaakt van CAT’s (in Engeland verplicht). Hij heeft goede ervaringen met de Radiodetection RD4000. Mastop was zeer te spreken over de PipeHawk II grondradar. Het apparaat maakt meerdere parallelle scans en pas als een signaal in meerdere scans wordt aangetroffen wordt dit signaal als een ‘lineair feature’ (kabel of pijp)
74
gemarkeerd. Een ander voordeel van de PipeHawk vindt hij de robuustheid. Mastop was minder te spreken over apparaten die in gammele kinderwagens zijn gebouwd of over de grond gesleept worden. In goede grond kan gemeten worden tot 3 m diepte met een nauwkeurigheid van 10 cm (horizontaal en verticaal). Over diameters wilde Mastop geen uitspraken doen, maar hij merkt op dat tot een diepte van 1 m (waar de meeste kabels en leidingen liggen) meeste K&L worden opgemerkt. Voor één dag meten zijn ongeveer twee dagen van uitwerken nodig. VIII-4 CableTrack
CableTrack is een software applicatie voor het registreren van metingen op digitale kaarten (vooral voor radiodetectie, maar grondradar kan ook). Het hart van het systeem is de I-box: een GPS-ontvanger en zender die in verbinding met de database staat. Volgens www.cabletrack.nl heeft het systeem de volgende voordelen: Met CableTracks krijgt u concreet inzicht in preventie met proefsleuven, kabelzoekers en grondradar. • U ziet bij welke werken er wèl preventie is toegepast, en bij welke niet • U ziet waar er proefsleuven zijn gegraven, en met welke onderlinge afstanden • U ziet direct hoe intensief er met kabelzoekers naar kabels en leidingen is gezocht (locaties, afstanden, zoekstanden) • U ziet automatisch hoe zorgvuldig de preventie heeft plaatsgevonden. Alle werken worden onderling vergeleken, en het systeem laat direct zien of de preventie relatief zorgvuldig is uitgevoerd, of misschien juist niet. • U legt dan proefsleuven vast door ze met uw GSM te fotograferen en vervolgens door te zenden naar de i-box. Ze worden dan automatisch voorzien van locatiegegevens en doorgestuurd naar CableTracks. • Het vastleggen van het gebruik van kabelzoekers gaat ook automatisch. U heeft daarvoor kabelzoekers met Bluetooth nodig. In veel gangbare modellen kan dit op aanvraag worden ingebouwd. • Voor het vastleggen van grondradar maakt CableTracks gebruik van interfaces met bedrijven die dit onderzoek voor u kunnen verzorgen.
75
Figuur 10: I-box en het resultaat van CableTrack. Op de website van CableTrack (www.cabletrack.nl ) wordt de volgende informatie gegeven: Cable Track vergelijkt op haar website de voor- en nadelen van proefsleuven, kabelzoekers (CAT’s) en grondradar, en wordt informatie gegeven welke preventie vanaf 2008 verplicht is. Deze informatie staat hieronder weergegeven: Voor- en nadelen van proefsleuven, kabelzoekers en grondradar? Helaas bestaat er nog steeds geen ideale techniek om - voorafgaand aan het graven - werkelijke alle kabels en leidingen exact te lokaliseren. Het gaat dus om het roeien met de riemen die er wèl zijn'. Het gaat daarbij in de praktijk altijd om een combinatie van proefsleuven, kabelzoekers en grondradar (GPR). Hieronder worden deze technieken kort beschreven.
76
Welke preventie is vanaf 2008 verplicht? Begin 2008 wordt de Wiuon van kracht. Dit is de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten, ook wel bekend als de 'nieuwe grondroerdersregeling'. De wet beoogt om de veiligheid bij alle mechanische graafwerkzaamheden te verhogen. Voor hoofdaannemers zijn de belangrijkste gevolgen dat al dit soort werken voortaan vooraf moeten worden aangemeld bij het Kadaster, dat de tekeningen die u van de netbeheerders krijgt, tijdens het graven ook fysiek op het werk aanwezig moeten zijn, en dat u, alvorens te beginnen, de precieze liggingposities van ondergrondse kabels, buizen en leidingen dient te checken. De wet laat u vrij om zelf per werk te bepalen met welke techniek(en) u de opgegeven kabelposities controleert. De opties zijn proefsleuven, kabelzoekers en grondradar. Ook eist de Wiuon dat dit met een bepaalde zorgvuldigheid gebeurt, namelijk volgens het inzicht van een 'ervaren grondwerker'. De navolging van de wet zal worden gecontroleerd door het Agentschap Telecom. Dit is een landelijk opererende inspectiedienst. In het overzicht hieronder ziet u de belangrijkste wetsartikelen:
77
IX Presentatie KLO De volgende pagina’s geven de presentatie van de KLO Werkgroep Detectietechnieken “Grondradar, een update” weer. Met toestemming overgenomen.
78
79
80
81
82
83
84
85
X Balanced Scorecard In deze bijlage wordt een Balanced Scorecard weergegeven waarmede de competenties van de testbedrijven beoordeeld kunnen worden. Competentie
Kwaliteitsbewaking
Datainwinning
Dataverwerki ng
WaarKPI dering Kwaliteitsbewaking 20%
40%
40%
Zeer goed
(moet uitgewerkt worden in bijbehorende scorecard) Data-inwinning (moet uitgewerkt worden in bijbehorende scorecard) Dataverwerking (moet uitgewerkt worden in bijbehorende scorecard)
Totale score
86
Onvoldoende
Slecht
> of = 8.5 > of = 7.0 > of = 5.6 > of = 4
> of = 0
Goed
Acceptabel
(20%)
(15%)
(11%)
(5%)
(0%)
> or = 90%
> or = 75%
> or = 55%
> or = 30%
< 25%
(40%)
(30%)
(22%)
(10%)
> of = 8.5 > of = 7.0 > of = 5.6 > of = 4
(0%)
> of = 0
(40%)
(30%)
(22%)
(10%)
(0%)
100%
75%
55%
25%
0%
XI Definities Toelichting definities De definities voor nauwkeurigheid, precisie en betrouwbaarheid worden per discipline vaak anders gedefinieerd. In het geodetisch vakgebied worden de definities uit de Handleiding Technische Werzaamheden (HTW) van het Kadaster (1996) als standaard gezien. Vanuit de statistiek worden de begrippen op een eigen wijze geïnterpreteerd, zie o.a. definities in Wikipedia en Babbie (2004) De Grote van Dale beschrijft de begrippen precisie, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid op haar eigen wijze. Om voor het project 010 tot een eenduidige werkbare set definities te komen zijn als basis de definities uit de HTW gebruikt, met toevoegingen om deze toepasbaar te maken voor het op innovatieve wijze opsporen van ondergrondse kabels en leidingen. Voor het opsporen van kabels en leidingen zijn verschillende technieken beschikbaar, zoals onder andere Grondradar, Tracer, en Radiodetectie. Alle technieken zijn onderhevig aan systematische afwijkingen en het uiteindelijke resultaat is mede afhankelijk van de gekozen meetopzet. Voor het opsporen van kabels en leidingen zijn twee zaken van belang, namelijk de gevonden liggingpositie van een kabel of leiding (betrouwbaarheid) en de mate van reproduceerbaarheid (precisie) van de meting. Samen vormen deze twee criteria de totale nauwkeurigheid van de meting. Ter illustratie de onderstaande voorbeelden:
Lage betrouwbaarheid, grote precisie
Grote betrouwbaarheid, lage precisie
De begrippen worden daarom als volgt gedefinieerd: Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid wordt beschreven door de mate waarin afwijkingen ten opzichte van de nulhypothese kunnen worden opgespoord en hun invloed op de resultaten.
87
Met andere woorden; betrouwbaarheid geeft de mate aan waarin meetresultaten een afspiegeling zijn van de liggingpositie van een kabel of leiding. Toepassing in de consumententest: In de consumententest is vooraf exact bekend in x,y en diepte waar de kabels en leidingen zijn geplaatst in de proeflocatie. De opgeleverde resultaten van de bedrijven kunnen met deze nulsituatie worden vergeleken en kan de betrouwbaarheid worden bepaald. Precisie De spreiding van een stochastische grootheid ten opzichte van haar gemiddelde. Met andere woorden geeft de precisie de mate aan waarin meerdere metingen dezelfde resultaten tonen. De maat voor de precisie van een enkele grootheid is de standaardafwijking. Hoe groter de precisie is hoe kleiner de toevallige fout (standaardafwijking). Toepassing in de consumententest: Op de proeflocatie wordt een locatie ingericht om de standaardafwijking van de gebruikte apparatuur te bepalen. Hiervoor zal dezelfde bekende leiding meerdere malen worden opgespoord (reproduceren). Het verschil tussen de verschillende metingen wordt als precisie beschouwd. Nauwkeurigheid Het totaal van precisie en betrouwbaarheid. Volledigheid De volledigheid wordt beschreven door een percentage ten opzichte van het totaal aanwezige ondergrondse net. Dit betekend dat het percentage weergeeft in hoeverre de aanwezige ondergrondse kabels en leidingen worden gedetecteerd ten opzichte van het totale ondergrondse net. Toepassing in de consumententest: In de consumententest is vooraf exact bekend hoeveel meter en type kabels en leidingen is geplaatst in de proeflocatie. Deze hoeveelheid (in meters) wordt gelijkgesteld aan 100%. Het is aan de bedrijven om zo dicht mogelijk in de buurt te komen van het totaal.
88
Literatuur • E. Babbie (2004). The practice of Social Resarch. 10th edition. Wadsworth, Belmont. • J. Polman & M.A. Salzmann (1996). Handleiding Technische Werkzaamheden van het Kadaster. Kadaster, Apeldoorn. • www.vandale.nl • www.wikipedia.nl
89
90
Colofon Auteurs en redactie O10 Paul van Norden (Kiwa gastec) Dick de Bijl (Grontmij) Karel Meinen (Arcadis) Ernest-Jan Achterhuis (ProRail) Dave Oesterholt (Kiwa gastec) Anne Kamphuis (COB) Richard van Ravesteijn (COB) Secretariaat COB Grafisch ontwerp Sirene Ontwerpers, Rotterdam Uitgave COB – Nederlands kenniscentrum voor ondergronds bouwen en ondergronds ruimtegebruik Auteursrechten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van COB. Het is toegestaan overeenkomstig artikel 15a Auteurswet 1912 gegevens uit deze uit gave te citeren in artikelen, scripties en boeken, mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de maker, indien deze in de bron voorkomt. ‘O10-08-01‘ ‘Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse infrastructuur’, juli 2008, Stichting COB, Gouda.” Aansprakelijkheid COB en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van deze uitgave. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden uitgesloten dat er toch fouten en onvolledigheden in deze uitgave voorkomen. Ieder gebruik van deze uitgave en gegevens daaruit is geheel voor eigen risico van de gebruiker en COB sluit, mede ten behoeve van al degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen gegevens, tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens COB en/of degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt.
91
Omdat veel schade aan kabels en leidingen ontstaat bij het u itvoeren van graafwerkzaamheden en de maatschappelijke ontwikkeling gestart is om de ondergrond beter te ordenen, ontstaat een steeds grotere behoefte om de ondergrondse infrastructuur beter in kaart te brengen.
Uit gesprekken met gebruikers van grondradar en radiodetectie blijkt dat, net als bij het graven van proefsleuven, 100% detectie met één methode niet mogelijk is. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van een combinatie van technieken en methoden om met grote zekerheid leidingen te detecteren.
Vanuit de ordeningsvraag en het maatschappelijke perspectief heeft het platform kabels en leidingen van het COB de ambitie uitgesproken een objectieve praktijkproef (in het vervolg aangeduid als consumententest) van innovatieve detectietechnieken te willen opstellen.
Gebruikers geven ook aan dat, geheel in lijn met het graven van proefsleuven, de deskundigheid en ervaring van de gebruiker en zijn manier van aanpak invloed heeft op de betrouwbaarheid van het eindresultaat en snelheid waarmee resultaten verkregen kunnen worden. Hieruit blijkt dat voor een realistisch beeld van de detectietechnieken, deze technieken altijd in combinatie met de aanpak van ervaren gebruikers en de beschikbare tijd gezien moeten worden. Omdat voorgaande onderzoeken zich voornamelijk op de technieken hebben gericht, blijkt hieruit de noodzaak om een test uit te gaan voeren waarin ook de aspecten deskundigheid en tijd worden meegenomen. In een zogenaamde consumententest kunnen aanbieders van ondergrondse detectietechnieken demonstreren wat zij kunnen opsporen met de hun beschikbare technieken. Door niet primair naar technieken te kijken maar naar de uitvoerders wordt een zo realistisch mogelijk beeld verkregen van de mogelijk heden en beperkingen van deze technieken in de praktijk.
Om deze ambitie te verwezenlijken is gestart met het project “Innovatieve opsporingstechnieken ondergrondse Infrastructuur COB O10”. Ter voorbereiding van een praktijkproef is inzicht vereist in de bestaande technieken en aanbieders van opsporingstechnieken. Het project bestaat uit twee fasen: • Eerste fase: Inventariseren en analyseren van technieken en het opstellen van een programma van eisen. • Tweede fase: uitwerking en houden van de consumententest. In dit rapport worden de resultaten van de eerste fase van het project gepresenteerd. De mogelijkheden van beschikbare technieken zijn onderzocht aan de hand van recente uitgevoerde en lopende onderzoeken. Geconcludeerd kan worden dat grondradar en radiodetectie de meest gebruikte en meest geschikte technieken zijn.
De ervaringen die tijdens de consumententest worden opgedaan kunnen in de toekomst gebruikt worden om te beoordelen of certificatie van aanbieders mogelijk is. In dit rapport is het programma van eisen voor de consumententest in hoofdlijnen uitgewerkt. Het is de ambitie van het COB om in fase 2 daadwerkelijk de consumententest uit te voeren.
Op basis van kennis en ervaring van deskundigen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt zijn de mogelijkheden van de diverse technieken – zoals indringdiepte, onderscheidend vermogen, gebruiksgemak etc. – samengevat in een matrix. De matrix geeft in één oogopslag de mogelijkheden en beperkingen van de technieken, en is daardoor een goed keuze-hulpmiddel voor een ieder die detectietechnieken wil gaan inzetten. Om de keuze voor een techniek verder te vereenvoudigen zijn voor een aantal toepassingen, zoals de grondroerder die gaat graven in een stuk land of de netbeheerder die exact wil weten waar zijn leidingen liggen, een aantal keuzemogelijkheden uitgewerkt.
partner van curnet Groningenweg 10 2803 PV Gouda
Postbus 420 2800 AK Gouda
COB-137 omslag_tussenrapportO10_WT.indd 2
T +31 (0)182 - 540 660 F +31 (0)182 - 540 661
[email protected] www.cob.nl
31-07-2008 15:26:36