O N T H E F F I N G S A A N V R A A G P R O J E C T - M E R ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER

ONTHEFFINGSAANVRAAG PROJECT-MER ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER

Aanvrager:

LIVE NATION FESTIVALS N.V. Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen

Studiebureaus:

- ARCHITEAM bvba - CLUSTER Landscape - MILIEUSTUDIES MIA JANSSEN bvba - TRAJECT N.V. Contactadres: Leuvensesteenweg 350 te 3190 Boortmeerbeek

Datum:

ONTHEFFINGSAANVRAAG PROJECT MER

18 december 2012

|

ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER

AANVRAGER: LIVE NATION FESTIVALS N.V., Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen

1/76

INHOUDSTAFEL 1.

KENMERKEN VAN HET PROJECT

p.7

1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.

Korte beschrijving van het project Toetsing aan de MER plicht Doelstelling ontheffingsrapport Ruimtelijke situering Juridische en beleidsmatige situering 1.5.1. Inleiding 1.5.2. Ruimtelijke ordening 1.5.2.1. Juridische plannen 1.5.2.1.1. Gewestplan Leuven 1.5.2.1.2. PRUP Rock Werchter 1.5.2.2. Beleidsplannen 1.5.2.2.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) 1.5.2.2.2. Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB) 1.5.2.2.3. GRSP Rotselaar 1.5.3. Relevante sectorale wetgeving 1.5.3.1. Landschap en erfgoed 1.5.3.1.1. Beschermde monumenten en landschappen 1.5.3.1.2. Erfgoedlandschappendecreet 1.5.3.1.3. Decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium 1.5.3.2. Natuur en bos 1.5.3.2.1. Natuurdecreet 1.5.3.2.2. Bermbesluit 1.5.3.2.3. Bosdecreet 1.5.3.2.4. GNOP 1.5.3.3. Water 1.5.3.3.1. Decreet betreffende integraal waterbeleid 1.5.3.3.2. Kwaliteitsobjectieven voor oppervlaktewater 1.5.3.3.3. Beschermingszones grondwaterwinning 1.5.3.4. Milieuhygiëne en -vergunningen 1.5.3.4.1. VLAREM 1.5.3.4.2. Bodemsaneringsdecreet 1.5.3.4.3. Milieueffectenrapportage (mer) 1.5.4. Natuur en bos 1.5.5. Grond- en oppervlaktewaters 1.5.6. Monumenten en landschappen 1.5.7. Mobiliteitsaspecten 1.6. Projectbeschrijving 1.6.1. Beschrijving van de huidige toestand 1.6.2. Beschrijving van de toekomstige situatie 1.7. Andere kenmerken van het project 1.7.1. Cumulatie met andere projecten 1.7.2. Gebruik en verbruik van natuurlijke hulpbronnen / duurzaamheid 1.7.3. Productie van afvalstoffen 1.7.4. Verontreiniging en hinder 1.7.5. Risico op ongevallen 1.7.6. Investerings- en tewerkstellingsaspecten 1.7.7. Vergunningen en machtigingen 1.7.7.1. Overzicht bestaande vergunningen 1.7.7.2. Overzicht nog af te leveren vergunningen

VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|

p.7 p.7 p.7 p.8 p.8 p.8 p.8 p.9 p.9 p.9 p.10 p.10 p.12 p.14 p.14 p.14 p.14 p.15 p.15 p.16 p.16 p.18 p.18 p.19 p.20 p.20 p.20 p.20 p.21 p.21 p.21 p.22 p.26 p.26 p.26 p.26 p.28 p.28 p.28 p.32 p.32 p.32 p.33 p.33 p.33 p.33 p.33 p.34 p.36 3/76



1.7.8. Beheer

2. 2.1. 2.2. 2.3.

2.4. 2.5. 2.6.

2.7.

p.36

BESTAANDE TOESTAND

p.37

Inleiding Bodem en grondwater Oppervlaktewater 2.3.1. Bekkens 2.3.2. Waterlopen 2.3.3. Overstromingen Fauna en flora 2.4.1. Methodiek en afbakening studiegebied 2.4.2. Bestaande toestand Landschap 2.5.1. Traditioneel landschap 2.5.2. Relictzones Mens, verkeer en veiligheid 2.6.1. Algemeen 2.6.2. Wegentraject N21 2.6.3. Fietsvoorzieningen 2.6.4. Busvervoertrajecten Geluid en trillingen

p.37 p.37 p.39 p.39 p.39 p.40 p.40 p.40 p.40 p.44 p.44 p.44 p.50 p.50 p.50 p.50 p.50 p.51

3.

INGREEP- EFFECTSCHEMA

p.52

4.

KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN

p.54

4.1. 4.2. 4.3. 4.4.

Bodem en grondwater Oppervlaktewater Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 4.4.1. Macroniveau en aantasting van relicten 4.4.2. Landschapsstructuur op meso- en microniveau 4.5. Mens - sociaal-organisatorische aspecten 4.5.1. Effecten op verkeer 4.5.2. Effecten op omwonenden en recreanten 4.5.3. Effecten op landbouw, bosbouw en jacht 4.6. Geluid en trillingen

p.54 p.55 p.56 p.60 p.60 p.60 p.62 p.62 p.67 p.67 p.67

5.

SAMENVATTENDE ANALYSE – IMPACT KWETSBAARHEID – POTENTIËLE EFFECTEN p.68

6.

CONCLUSIES

p.69

7.

LITERATUUR

p.73


|

4/76 ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER


LIJST DER FIGUREN 1. KENMERKEN VAN HET PROJECT 1.1.a. Topografische kaart versie 1979 1.1.b. Topografische kaart versie 1990 1.2.a. Stratenplan van Rotselaar 1.2.b. Kadasterplan 1.3. Gewestplan Leuven 1.4. Bestemmingsplan PRUP Rock Werchter, 2006 1.5. Bestemmingsplan PRUP Rock Werchter Herziening, 2012 1.6. Gebieden van het VEN/IVON 1° fase 1.7. SBZ volgens Natura2000-kaart 1.8. Historische luchtfoto’s 1.9. Plan bestaande toestand 1.10. Openbare oppervlaktewaters 1.11.a. Landschapsatlas – Beschermingen 1.11.b. Landschapsatlas – Ankerplaatsen 1.11.c. Landschapsatlas – Relictzones 1.12. Geplande toestand studiegebied – Ontwerp landschapsinrichtingsplan 1.13. Ontwerp landschapsinrichtingsplan – Landschapspark zonder festival 1.14. Ontwerp landschapsinrichtingsplan – Landschapspark met festival 1.15. Ontwerp landschapsinrichtingsplan – Concept terreindoorsnede 1.16. Overzicht bestaande vergunningen 1.17. Eigendomssituatie 2. BESTAANDE TOESTAND 2.1. Bodemgesteldheid volgens de Bodemkaart van België 2.2. Hellingenkaart 2.3. Grondwaterkwetsbaarheidskaart 2.4. Gevoeligheid voor grondwaterstroming ten behoeve van de watertoets 2.5. Kaart met infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets 2.6. Zoneringsplan VMM 2.7. VMM optimalisatieprogramma – Hanewijk / Hoge Scharent 2.8. Watertoets - Overstromingsgevoelige gebieden 2011 2.9. Watertoets - Risicozones voor overstromingen 2.10. Watertoets - Van nature overstroombare gebieden 2.11. Biologische waarderingskaart versie 2 2.12. Boskarteringskaart 2.13. Traditionele landschappen van het Vlaamse Gewest 2.14. Bereikbaarheidsvoorzieningen voor bezoekers


|



BIJLAGEN Bijlage 1: Fotomontage bestaande toestand projectgebied Bijlage 2: Aanstiplijst compensatiemaatregelen bij verkaveling van geheel of ten dele beboste grond


|



1.

KENMERKEN VAN HET PROJECT

1.1.

Korte beschrijving van het project

Dit project kadert in een landschapsinrichtingsplan voor de volledige site Rock Werchter. De initiatiefnemer, Live Nation Festivals NV, voorziet de heraanleg van de site Rock Werchter tot publiek toegankelijk landschapspark. Bij het ontwerp van het landschapspark werd gezocht naar een synergie tussen een laagdynamisch landschapspark en een hoogdynamische festivalweide gedurende een kortere periode per jaar. Deze plannen kaderen binnen de huidige PRUP-zonering landschapspark. Deze aanvraag is vereist omdat er een dringende noodzaak bestaat tot uitbreiding van het huidige festivalterrein. Hiertoe is de ontbossing van een gedeelte van de site nodig. Deze ontheffingsaanvraag heeft tot doel de noodzakelijke stedenbouwkundige aanvraag voor ontbossing van het uitbreidingsgedeelte te ondersteunen. In het verleden werd al ontbossing uitgevoerd op de site. Aangezien de eigenlijke, nog uit te voeren ontbossing kleiner is dan 3ha, wordt er nu een ontheffingsaanvraag ingediend.

1.2.

Toetsing aan de MER plicht

De ingrepen binnen het projectgebied zijn opgenomen in bijlage 2 bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten die onderworpen zijn aan milieueffectrapportage, aangaande die categorieën van projecten die onderworpen zijn aan een project MER maar waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. Rubriek 1d) heeft betrekking op ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3ha of meer bedraagt en voor zover art. 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is. Voor dit project bedraagt de nog te ontbossen zone max. ca. 2,13ha en is dus kleiner dan 3ha. Omdat er in het verleden nog andere ontbossingen zijn gebeurd in het studiegebied (recent werd een vergunning afgeleverd voor de regularisatie en nog te kappen oppervlakte van 2,99ha), is de totale ontbossing groter dan 3 ha en is bijlage 2 van toepassing. Tenslotte is ook rubriek 13 van toepassing, die betrekking heeft op wijzigingen of uitbreidingen van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding). 1.3.

Doelstelling ontheffingsrapport

De bedoeling van dit rapport is om na te gaan of de realisatie van dit project resulteert in significante effecten voor het milieu. Het ontheffingsrapport gaat na welke effecten kunnen worden verwacht, stelt compenserende maatregelen voor en evalueert of het verder doorlopen van de MER-procedure een meerwaarde biedt. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, dan kan op basis van dit rapport een ontheffing verkregen worden. Het rapport zal toegevoegd worden aan de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.


|



1.4.

Ruimtelijke situering

Onderscheid projectgebied – studiegebied Het studiegebied =

de volledige site Rock Werchter inclusief het terrein van de geplande uitbreiding (opp.: ca. 25,64ha). In het studiegebied werden in het verleden al kappingen uitgevoerd met de nodige vergunningen.

Het projectgebied =

het terrein van de geplande uitbreiding (opp.: ca. 2,52ha). Binnen deze projectzone wordt nog ontbossing voorzien. De maximaal te ontbossen oppervlakte bedraagt 2,13ha. Hiervan zal een deel opnieuw worden aangeplant met bomen volgens het landschapsinrichtingsplan (3 bomenrijen langsheen Haachtsesteenweg).

Het projectgebied situeert zich aan de westelijke rand van de gemeente Rotselaar nabij de gemeente Haacht. Het maakt deel uit van het bestaande festivalterrein Rock Werchter dat volledig gelegen is op het grondgebied van de gemeente Rotselaar. Het festivalterrein Rock Werchter wordt ontsloten via de Haachtsesteenweg. De projectzone is eveneens via buurtweg nr. 48 steeds vrij toegankelijk. De situering van de uitbreidingszone, zijnde het projectgebied, wordt weergegeven op de topografische kaart in figuur 1.1. Een uittreksel van het stratenplan wordt gegeven in figuur 1.2.a Kadastrale gegevens projecten studiegebied figuur 1.2.b. -

projectgebied: Rotselaar 2° Afd. sectie F nrs. 238B/dl, 239A/dl, 240A/dl, 241A/dl, 243;

-

studiegebied: Rotselaar 2° Afd. sectie F nrs. 220/dl, 221, 233B, 239A/dl, 240A/dl, 241A/dl, 242B, 244B, 245C2, 250B, 245E2, 246A, 247, 248, 253B, 254C, 254F, 254G, 257/dl, 259, 260, 261/dl, 262, 263, 264, 265, 266A, 267, 268A, 268B, 269, 270, 271, 272, 274C, 275, 276, 277B, 279G, 279H/dl, 279K/dl, 300A/dl, 302E/dl, 303A, 303B, 303C, 303D, 305, 306, 307, 309A, 309B, 310, 311A, 311B, 312C, 312D/dl, 321A, 322A, 322B, 338, 339, 340E, 340G.

1.5.

Juridische en beleidsmatige situering

1.5.1.

Inleiding

In dit deel wordt een overzicht gegeven van de meest relevante juridische en beleidsmatige elementen. Het project wordt beïnvloed en gestuurd door de bepalingen vervat in de juridische voorwaarden en relevante wetgeving. De bestaande situatie wordt als referentie gebruikt. Om de potentiële milieueffecten te kunnen beoordelen vanuit de huidige situatie (de referentiesituatie) naar de geplande, zowel in aanlegfase als in exploitatiefase, wordt uitgegaan van een matrix waarin de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden beschreven. Hieruit volgt een te verwachten milieueffectenschema waarbij wordt aangegeven wat relevant is om gedetailleerder te bekijken en welke elementen niet relevant zijn in functie van het te realiseren project. 1.5.2.

Ruimtelijke ordening

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is van toepassing aangezien het project elementen bevat die onderhevig zijn aan de verplichting tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.


|



1.5.2.1. Juridische plannen 1.5.2.1.1. Gewestplan Leuven Aangezien de site begrepen is binnen de grenzen van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, zijn de bepalingen van het gewestplan achterhaald. Het studiegebied is gelegen binnen de grenzen van het gewestplan Leuven (K.B. 07.04.1977). Het noordwestelijk deel van het studiegebied, met inbegrip van het projectgebied, is natuurgebied dat een onderdeel vormt van een groter natuurgebied ten westen van het studiegebied. Het overige, zuidoostelijke deel van het studiegebied is landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Ten westen van de site bevindt zich een groter natuurgebied (Werchterbroek). In het noordoosten grenst het studiegebied aan woongebied en woongebied met landelijk karakter (dorpskern Werchter). De situering op het gewestplan is gegeven in figuur 1.3.

1.5.2.1.2. PRUP ROCK WERCHTER Het studiegebied is begrepen binnen de grenzen van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Rock Werchter – Herziening goedgekeurd bij ministerieel besluit op 16 april 2012. Figuur 1.5. : bestemmingsplan PRUP Rock Werchter - Herziening

Het huidige PRUP is een herziening van het PRUP dat initieel op 22 december 2006 bij ministerieel besluit werd goedgekeurd. Figuur 1.4. Dit RUP had als doel de toekomst en juridische zekerheid van de organisatie van het festival Rock Werchter op de huidige locatie veilig te stellen. Hierbij werd een evenwicht nagestreefd tussen de organisatie van toeristisch-recreatieve evenementen op de site en de aanwezige, belangrijke open ruimte waarden (natuur, landbouw, bos en landschap). Bij de herziening werden onderstaande elementen van het initiële PRUP aangepast: •

Uitbreiding van het gebied voor landschapspark Om de aantrekkingskracht en concurrentiepositie te behouden, is het belangrijk dat de inrichting en organisatie van het festival voldoet aan de moderne eisen van de bezoeker, wat een vraag naar meer ruimte inhoudt. Dit vertaalt zich in een efficiëntere en veiligere inrichting van het terrein met meer podiumruimte en de vervanging van de noordelijke en zuidelijke bufferzones door gebied voor landschapspark. De noodzakelijke uitbreidingsruimte werd gerealiseerd binnen de plancontouren van het initiële PRUP.

•

Aangepaste buurtweginrichting Door de uitbreiding van het gebied voor landschapspark in noordelijke richting kwam de buurtweg nr. 48 doorheen deze zone te lopen, waardoor hij diende ingepast te worden in het landschapsontwerp voor het studiegebied. De voorwaarde om een gracht te voorzien langsheen deze buurtweg werd geschrapt.

•

Aanpassing omschrijving van het type activiteiten De algemene beperking van het aantal evenementen zoals opgelegd in het oorspronkelijke RUP Rock Werchter werd in de herziening vervangen door een beperking van het aantal hoogdynamische occasionele recreatieve activiteiten. Deze beperking maakt deel uit van een samenwerkingsovereenkomst die de gemeente Rotselaar, de gemeente Haacht, de provincie en de organisator hebben afgesloten. Kleinschalige lokale recreatieve


|



evenementen die functioneren onder de voorwaarden uit het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van de handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, worden aan geen bijkomende beperkingen onderworpen buiten diegene die zijn geformuleerd in het Besluit. •

Wijziging van de timing van de activiteiten De initieel vastgelegde periode waarin evenementen mogen plaatsvinden, werd in de herziening omgevormd tot een uitsluitingsbepaling in functie van natuurbehoud die stelt in welke periode er geen evenementen mogen worden georganiseerd, zijnde 15 maart tot 15 mei, waarbij de opbouwwerken pas van start mogen gaan op 1 mei. De uitsluitingsbepaling houdt een duidelijke bescherming in van de momenten die op vlak van natuurbehoud belangrijk zijn. Daarnaast laat de aanpassing toe om een betere spreiding van de activiteiten te krijgen, wat de impact op de omgeving kan verlagen. Aangezien het aantal toegelaten hoogdynamische occasionele recreatieve activiteiten beperkt wordt, betekent een verruiming in de tijd geen toename van de activiteit op de site en dus ook geen verdere aantasting van de natuurwaarden.

•

Beperkte uitbreiding van de verharding in overdrukzone A Bij de herziening werd het percentage aan waterdoorlatende verhardingen en toegangsconstructies voor overdrukzone A (toegangszone) verhoogd van maximum 20% tot 30%. Deze kleine wijziging heeft, gezien de locatie en beperkte oppervlakte van de toegangszone, geen noemenswaardige invloed op de waterhuishouding of het groene karakter van de omgeving.

1.5.2.2. Beleidsplannen 1.5.2.2.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) In het RSV wordt Rotselaar geselecteerd als toeristisch-recreatief knooppunt. Hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuren, zoals de inrichting van een terrein in functie van het organiseren van een festival kunnen onder voorwaarden binnen dergelijke knooppunten worden ontwikkeld. Een combinatie met laagdynamische recreatieve activiteiten en inrichtingen, zoals de realisatie van een landschapspark, past eveneens binnen de doelstelling. Ontwikkelingsmogelijkheden voor toeristisch-recreatieve infrastructuur in het buitengebied Wat betreft bestaande hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur en de wildgroei van hinderlijke vormen van sport en recreatie (lawaai) in het buitengebied, gelden strikte locatie- en uitbreidingsvoorwaarden en moet de bestaande infrastructuur gelegen zijn in een gebied wat in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen aangeduid wordt als toeristisch-recreatief knooppunt of netwerk van toeristisch-recreatief belang. Nieuwe hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur is slechts onder strikte voorwaarden mogelijk in het buitengebied. Nieuwe hoog-dynamische infrastructuur in het buitengebied kan ingeplant worden, binnen de specifieke randvoorwaarden gesteld door de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw én wanneer de beoogde infrastructuur gelegen is in een gebied wat in provinciale en gemeentelijke structuurplannen aangeduid wordt als zone van primair toeristisch belang. De lokalisatie van bijkomende hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur kan onderzocht worden in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat: - de reële behoefte aan de hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur aansluit bij de schaal van het landschap; - de hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur een ruimtelijke meerwaarde betekent voor de natuurfunctie, de landbouwfunctie en/of de bosfunctie;


|



- de hoog-dynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast op gewestelijk niveau. Het is de bedoeling de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te garanderen, zonder het functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied, landbouw, natuur, bos en wonen en werken aan te tasten. Op deze wijze blijft het buitengebied gevrijwaard voor haar structuurbepalende functies en wordt de versnippering door bebouwing en toeristisch-recreatieve infrastructuren tegengegaan. Een aantal verzorgende activiteiten, zoals bijvoorbeeld een kwaliteitsvol logiesaanbod, wordt hierbij het best geconcentreerd in de kernen van het buitengebied.


|



1.5.2.2.2. Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB) Selectie toeristisch-recreatief knooppunt Het Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant selecteert de gemeente Rotselaar als toeristisch-recreatief knooppunt. Het toeristisch-recreatief aanbod van provinciaal niveau wordt geclusterd in toeristisch-recreatieve knooppunten. In een knooppunt kan toerisme en recreatie al een belangrijke gebruiker zijn en bepaalt de toeristisch-recreatieve visie ook mede de ruimtelijke ontwikkeling. De bestaande toeristisch-recreatieve infrastructuur is sturend voor de selectie ervan. In dergelijke knooppunten kunnen hoogdynamisch-recreatieve infrastructuren (HDI) worden ontwikkeld onder bepaalde voorwaarden. We verwijzen in dit verband naar de toelichtingsnota van het PRUP Rock Werchter – herziening waarin wordt aangegeven op welke wijze aan deze voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden zijn: -

de reële behoefte kan worden aangetoond;

-

de HDI, volgens het principe van gedeconcentreerde bundeling, sluit bij voorkeur aan bij al bestaande toeristischrecreatieve infrastructuur of eventueel bij de geselecteerde kern (stedelijke kern, hoofddorp of woonkern);

-

de HDI is goed bereikbaar, niet alleen via de weg (bij voorkeur secundaire wegen), maar ook met het openbaar vervoer;

-

de HDI wordt ingeplant rekening houdende met natuurlijke, agrarische en landschappelijke waarden en geeft desgevallend een ruimtelijke meerwaarde aan de geselecteerde kernen.

-

dergelijke toeristisch-recreatieve knooppunten vervullen een centrumfunctie voor een ruimere omgeving, een startpunt voor het verkennen van dat specifiek gebied/netwerk en dragen bij tot de bereikbaarheid van de streek. In elk geval is een ruimtelijke afweging op niveau van het betrokken gebied, de draagkracht van de ruimte en locatiebeleid belangrijk.

Ontwikkelingsperspectieven deelruimten RSVB Binnen het RSVB is het studiegebied gelegen op de grens tussen enerzijds de deelruimte het Verdicht Netwerk en anderzijds het Demernetwerk. Voor het Verdicht Netwerk worden volgende ruimtelijke principes naar voor geschoven: •

mozaïek van functies;

•

lijninfrastructuren vormen de ruggengraat voor ontwikkelingen;

•

openbaar en/of collectief vervoer maximaal uitbouwen en stimuleren;

•

openruimtefragmenten zoveel mogelijk beschermen en via een fijnmazig netwerk onderling verbinden;

•

cultuur en natuur: kapstok voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de regio;

•

het Verdicht Netwerk: een regio met verscheidene deelruimten.

Binnen het Verdicht Netwerk ligt de site met ruime omgeving binnen het subgebied de ‘Open Schicht’. Hiervoor worden volgende principes vooropgesteld: •

de Open Schicht, een open wig tussen Leuven en Brussel;

•

wonen en economische activiteiten laagdynamisch houden;

•

ontsluiting van regio maximaal richten op het openbaar vervoer;

•

open, maar verscheiden…;


|



•

verzoenen van grootschalige natuurontwikkeling met agrarische bedrijvigheid;

•

een fijnmazig toeristisch-recreatief knopennetwerk: een toegankelijke open schicht.

Het uitbouwen en verzekeren naar de toekomst toe van de festivalorganisatie en de inrichting van kleinschalige lokale evenementen, evenals het inrichten van de site als publiek landschapspark, met als klemtoon natuur- en landschapsontwikkeling, is een duidelijke invulling van het vooropgestelde principe om de bestaande cultuur- en natuurwaarden als kapstok te gebruiken voor de ontwikkeling van de regio. De uitbreiding van het gebied voor landschapspark maakt deel uit van deze doelstelling. De kern van Werchter is een kruispunt van verscheidene langzaamverkeerroutes. De verdere uitbouw en ondersteuning van de recreatieve knoopfunctie draagt bij tot de toegankelijkheid van de regio.1 Voor het Demernetwerk worden volgende principes vooropgesteld: •

het Demernetwerk: een netwerk van verschillende ruimtelijke componenten;

•

Aarschot en Diest als complementaire stedelijke gebieden;

•

Ontwikkelen en verdichten tussenliggende kernen met goede ontsluitingsmogelijkheden;

•

Uitbouwen van bundel infrastructuren als ondersteuning voor de ruimtelijke ontwikkelingen;

•

Erkennen en versterken van de verschillende landschappelijke eenheden.

Selectie landschappelijke bakens Het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle wordt geselecteerd als een landschappelijke baken. Deze beleidscategorie doelt op visuele blikvangers die mee het landschapsbeeld bepalen en dikwijls als oriëntatiepunt fungeren. De provincie wenst het zicht op deze bakens te vrijwaren en de oriëntatiefunctie binnen het landschap te behouden en te versterken. Aanduiding natuurlijke structuurdragers en selectie natuurverbindingsgebieden Demer en Dijle worden aangeduid als natuurlijke structuurdragers. De ‘verbinding Leibeek-Dijle’, ‘natte verbinding via Lipsebeek van Kastanjebos-Hambos-Moesbroek’ en de ‘rivierduinen in het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle (donk van Bonheiden-Rijmenam-Keerbergen-Tremelo, donk van Haacht en Werchter, donk van Rotselaar-Wezemaal-Gelrode, donk van Meetshoven)’ zijn geselecteerd als natuurverbindingsgebieden. Binnen de natuurverbindingsgebieden beoogt de provincie de natuurlijke verbindingsfunctie en een hogere ecologische basiskwaliteit te ondersteunen. De natte natuurverbindingsgebieden kunnen tevens worden ingezet ter ruimtelijke ondersteuning van integraal waterbeheer. Selectie secundaire wegen De as Haachtsesteenweg-Provinciebaan-Stationsstraat, van Haacht centrum tot aan de N19, wordt geselecteerd als secundaire weg type III. Deze categorie garandeert een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer en de fiets. De verbindingsfunctie voor het autoverkeer is ondergeschikt aan het openbaar vervoer en de fiets.

1 RUP Rock Werchter – Herziening, Toelichtingsnota, blz. 33


|



1.5.2.2.3. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Rotselaar De gemeente Rotselaar beschikt over een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan en is bovendien sinds 01/01/2012 een ontvoogde gemeente. Globale visie voor Rotselaar De Plas en Rock Werchter vormen een onderdeel van het toeristisch-recreatief knooppunt Rotselaar. Deze omgevingen kunnen uitgebouwd worden als belangrijke knooppunten binnen lokale en bovenlokale toeristisch-recreatieve netwerken. Op macroniveau heeft de gemeente in hoofdzaak bekendheid omwille van de aanwezigheid van de terreinen van Rock Werchter en het bedrijf Danone. De rol voor Rock Werchter ligt op het behoud van de terreinen. Gewenste toeristisch-recreatieve structuur Als bovengemeentelijke hoogdynamische recreatiepolen worden geselecteerd: De Plas, Rock Werchter, Camping Klokkenberg. Voor de bovenlokale recreatiepolen worden enkele suggesties gedaan. Het komt de gemeente niet toe om hierover beleidsbeslissingen te nemen. Zij kan wel suggesties doen aan de Vlaamse of provinciale overheid. Werchter als recreatief baken Werchter als recreatief baken krijgt vorm via de ontwikkeling van de omgeving van Werchterbrug, de aanwezigheid van gedifferentieerde concentraties verblijfsrecreatie rond Werchter en investeringen in openbaar domein, natuur- en landschapsschoon. De omgeving van Werchterbrug is om verschillende redenen zeer strategisch: -

knooppunt van toeristisch-recreatieve netwerken;

-

terreinen Rock Werchter;

-

belangrijk lokaal verkeersknooppunt.

De omgeving dient uitgebouwd te worden als een OV-knooppunt dat het toeristisch-recreatief knooppunt ondersteunt. Het OV-knooppunt functioneert zowel naar het station van Leuven via de pendelbus als op het regulier OV-net van De Lijn. Bovendien kunnen de terreinen van Rock Werchter zo ingericht worden dat indien er geen rockconcert plaatsvindt, een deel van de terreinen ondersteunend kunnen werken aan dit toeristisch-recreatief knooppunt. Zo kunnen sanitaire blokken, nutsvoorzieningen en een kleine verharde parking gezamenlijk gebruikt worden. De gemeente wenst maximaal het initiatief te ondersteunen van de bovenlokale overheid voor een RUP Rock Werchter waarin de lokale en de bovenlokale elementen complementair worden uitgewerkt. Zij geeft als randvoorwaarden mee dat er beperkingen moeten opgelegd worden naar tijd en ruimtegebruik en dat er milderende maatregelen moeten genomen worden om mogelijke overlast in Werchter af te remmen.

1.5.3. Relevante sectorale wetgeving Het project dient afgestemd of rekening te houden met de van toepassing zijnde sectorale wetgeving. 1.5.3.1. Landschap en erfgoed 1.5.3.1.1. Beschermde monumenten en landschappen De rangschikking van landschappen en monumenten werd geregeld door de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen. Voor de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten werd deze opgeheven door het decreet van 3 maart 1976. Het decreet van 16 april 1996 regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding het herstel en het beheer van in het Vlaams Gewest gelegen beschermde landschappen.


|



In het studiegebied zijn er geen beschermde monumenten, noch landschappen. De dichtstbijzijnde beschermde monumenten en landschappen zijn: Naam Type Datum besluit

Afstand

Craeneveldhoeve, adres: Aspergeveld te 3150 Haacht

MB 09/03/1977

(vogelvlucht) tot ingang site Rock Werchter 900m

MB 26/10/1993 MB 25/03/1938

1,5km 500m

Mariakapel, adres: Hogeweg te 3110 Rotselaar (Werchter) St.Jan-Baptistkerk, adres: Werchterplein te 3110 Rotselaar (Werchter)

Monument + Landschap Monument Monument

1.5.3.1.2. Erfgoedlandschappendecreet Het decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen (13/02/2004) is toegevoegd aan het decreet van 16/04/1996 betreffende de landschapszorg als hoofdstuk IV: “Behoud van de erfgoedlandschappen”. Het afbakeningsinstrument is de aanduiding van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen. De aanduiding gebeurt in twee stappen. De Vlaamse Regering duidt eerst de ankerplaatsen aan. Hierbij hoort een beschrijving die aangeeft wat de waarden en de landschapskenmerken zijn. De afbakening van de ankerplaatsen is gebaseerd op de voorstellen die gemaakt werden in de wetenschappelijk onderbouwde landschapsatlas. In de tweede stap worden de ankerplaatsen of delen ervan opgenomen in een RUP als erfgoedlandschap. Het is de bedoeling dat de techniek van de aanduiding van ankerplaatsen gevolgd door de erfgoedlandschappen de belangrijkste manier wordt om landschappen te beschermen. Landschapsatlas De landschapsatlas is de inventaris van de relicten van de traditionele landschappen. Het is een gebiedsdekkende, wetenschappelijk onderbouwde inventaris van het landschap aan het begin van de 21ste eeuw. De nadruk ligt op de inventarisatie van de landschapskenmerken van bovenlokaal belang met erfgoedwaarde. Het studiegebied maakt deel uit van de volgende zones: - Relictzone: Dijle-Vallei stroomafwaarts Leuven (Code R12005) - Ankerplaats: Samenvloeiingsgebied van Dijle en Demer (Code A20013) Voor deze ankerplaats wordt als beleidswenselijkheden vermeld “Het consolideren van dit landschap mits de afbouw van populierenaanplantingen. Behoud gesloten valleikarakter en vrijwaring van bebouwing”. 1.5.3.1.3. Decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium Conform art. 4 § 2 van het Decreet houdende bescherming van het Archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 (B.S. 15.09.1993), gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999 (B.S. 08.06.1999), 28 februari 2003 (B.S. 24.03.2003) en 10 maart 2006 (B.S. 07.06.2006) zijn de eigenaar en de gebruiker ertoe gehouden de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden, te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Dat is een zorgplicht.


|



1.5.3.2. Natuur en bos 1.5.3.2.1. Natuurdecreet Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu van 21.10.’97 (‘Natuurdecreet’) wijzigt de wet op het natuurbehoud van 12.07.’73 en wijzigt eveneens het bosdecreet van 13.06.’90 en het decreet houdende de bescherming van landschappen van 16.04.’96. Het decreet werd opnieuw gewijzigd bij decreet van 19.07.2002. Naast het feit dat de Vlaamse Regering maatregelen kan nemen in de gebieden met een groene bestemming, is ook voorzien in de bescherming van vegetatie en kleine landschapselementen via verbod, vergunningsplicht of meldingsplicht. Het Natuurdecreet stelt tevens een gebiedsgericht beleid voorop. Het definieert daartoe een aantal gebiedsgerichte beleidscategorieën, waarvoor specifieke bepalingen van toepassing zijn en waarvoor de Vlaamse Regering verder reglementaire voorschriften kan uitvaardigen: Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) Het VEN bestaat uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO): GEN: gebieden die natuurelementen over een oppervlakte van minstens de helft van het gebied bevatten, ofwel gebieden waarin een specifiek natuurelement met hoge natuurkwaliteit aanwezig is. GENO: gebieden die één of meer van de volgende kenmerken bevatten: aanwezigheid van natuurelementen waarvan de gezamenlijke oppervlakte kleiner is dan de helft van het gebied; aanwezigheid van belangrijke fauna- en flora-elementen; terreinen, al dan niet door kunstmatige ingrepen tot stand gekomen, met belangrijke mogelijkheden voor natuurontwikkeling. De afbakening van het VEN dient te gebeuren door de Vlaamse Regering binnen een periode van 5 jaar aan de hand van uitvoeringsplannen van het decreet op de ruimtelijke ordening: - VEN: 125.000ha - IVON: 150.000ha In het najaar van 2002 werd de eerste fase van afbakening van het VEN voltooid. Binnen 10 jaar na de inwerkingtreding moeten de bijhorende natuurrichtplannen gerealiseerd zijn. De erkenning als natuurreservaat op vraag van private personen gebeurt eveneens door de Vlaamse Regering. De instrumenten waarmee de doelstellingen van het decreet geïmplementeerd worden, zijn: verwerving, vrijwillige beheersovereenkomsten, natuurinrichting, natuurrichtplannen. Het studiegebied werd niet geselecteerd als gebied van het VEN 1ste fase. Ten oosten van het studiegebied situeert zich het gen-gebied, ‘De Demervallei ten westen van Aarschot’ (nr. VENgebied: 551) aan de overzijde van de Provinciebaan. Op 2km ten westen van het studiegebied bevindt zich het gen-gebied ‘De vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar’ (nr. VEN-gebied: 549) op grondgebied Haacht. Op 3km ten NO van het studiegebied situeert zich het gen-gebied ‘De Broekelei-Zegbroek-Tremelo’ langs weerszijden van de Tremelobaan (nr. VEN-gebied: 550) op grondgebied Tremelo. De situering ten opzichte van de VEN/IVON-gebieden is gegeven in figuur 1.6.


|



Het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) Het IVON is het geheel van gebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoud van de aanwezige natuurwaarden, maatregelen neemt ter bevordering en versterking van die natuurwaarden, alsook stimulerende maatregelen neemt ter bevordering van de biologische diversiteit. Natuurreservaten De Vlaamse Regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van natuur en het natuurlijk milieu aanwijzen of erkennen als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Het studiegebied werd niet aangeduid als natuurreservaat. In de omgeving van het projectgebied bevinden zich volgende natuurreservaten: Gemeente Naam reservaat Begunstigde Overeenstemmend VEN-gebied Haacht Haachtse Leibeekvallei VLM De vallei van de Leibeek tussen (reservaat nr. E-214) Boortmeerbeek en Wespelaar Tremelo Laekdal VLM De Broekelei-Zegbroek-Tremelo (reservaat nr. E-315) De speciale beschermingszones (SBZ) De speciale beschermingszones verwijzen naar de zogenaamde habitat- en vogelrichtlijngebieden. Het betreft een decretale verankering van een Europese richtlijn. Beschermingszone tot behoud van de Europese vogelstand (Vogelrichtlijn) De Europese Richtlijn 79/409/EEG van 02.04.’79 verplicht de lidstaten voor de leefgebieden van de in bijlage bij de richtlijn vermelde bijzonder te beschermen vogelsoorten, alsook voor de rui-, overwinteringsgebieden en rustplaatsen van de geregeld voorkomende trekvogels, speciale beschermingsmaatregelen te treffen. Hiervoor zijn de lidstaten gebonden om naar aantal en oppervlakte de meest geschikte gebieden voor de instandhouding van deze vogelsoorten aan te wijzen als speciale beschermingszone, de zogenaamde vogelrichtlijngebieden. Het B.VL.EX. van 17.10.’88 heeft 23 gebieden aangeduid als SBZ, later nog in beperkte mate gewijzigd. Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied bevindt zich op meer dan 11km ten oosten van het studiegebied, genaamd vogelrichtlijngebied ‘Demervallei’. Beschermingszones in het kader van de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijngebied) De EU-richtlijn 92/43/EEG van 21.05.’92 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beoogt het waarborgen van de biologische diversiteit, door het instandhouden van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora binnen de EU-lidstaten. De Vlaamse Regering keurde op 4 mei 2001 een nieuw, licht gewijzigde afbakening van habitatrichtlijnen goed. Het totale habitatrichtlijngebied is 4.884 ha groot. Het projectgebied en het studiegebied situeren zich niet binnen een SBZ-H of SBZ-V. Op ongeveer 1,1km ten oosten van het projectgebied situeert zich de SBZ-H ‘De Demervallei’ (BE2400014) langsheen de Demer (figuur 1.7) in de vorm van een aantal relatief kleine deelzones langsheen de Demer. In een habitatrichtlijngebied dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de bescherming, de instandhouding en het herstel van habitats en soorten waarvoor de gebieden werden aangewezen te verzekeren. Voor de uitvoering van plannen of projecten die negatieve gevolgen (kunnen of zullen) hebben voor het gebied is een aparte procedure voorzien. VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|



Aangezien het studie-, en het projectgebied geen deel uitmaken van een SBZ, is dit hier niet van toepassing. Decretale verankering Art.36ter van het Decreet stelt dat in geval een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma (afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande activiteiten, plannen of programma’s) een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een SBZ kan veroorzaken, een passende beoordeling dient te gebeuren wat betreft de betekenisvolle effecten voor de SBZ. Daarbij zal het advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud gevraagd moeten worden. Het uitgangspunt hierbij is dat steeds de nodige maatregelen dienen te worden genomen om een verslechtering van de natuurkwaliteit en natuurlijk milieu van de habitats of een verstoring van specifieke soorten (cfr. bijlage van het decreet) te vermijden. Vegetatiewijziging en wijziging van de kleine landschapselementen Het Besluit (B.VL.Ex 23.07.’98), in uitvoering van de wet op het Natuurbehoud en het Natuurlijke milieu, maakt binnen het toepassingsgebied van het besluit het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen hetzij meldingsplichtig, hetzij vergunningsplichtig, hetzij verboden, afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Verder geldt steeds de zorgplicht, ook in situaties waarin het wijzigen van vegetatie of KLE in principe mogelijk zijn zonder vergunning of melding. 1.5.3.2.2. Bermbesluit Het bermbesluit (27/06/1984) werd genomen in uitvoering van de wet op het natuurbehoud (12/07/1973). Het bermbesluit heeft tot doel een natuurvriendelijk bermbeheer te stimuleren via een aangepast maaibeheer met daartoe geschikt materieel en met het verbod tot gebruik van biociden. Dit bermbesluit is van toepassing op de bermen gelegen in de landelijke ruimte. Die landelijke ruimte moet gezien worden als alle niet-beboste gebieden en gebieden die niet als stedelijk gebied kunnen worden beschouwd. Bij de toepassing van het bermbesluit dienen publiekrechtelijke rechtspersonen (oa, Gemeenten, Provincies, maar ook polderbesturen, NMBS,...) rekening te houden met andere aspecten, zoals het instaan voor de verkeersveiligheid, het bestrijden van schadelijke organismen, het beheersen van de waterhuishouding en het voorkomen van wateroverlast. In dit opzicht zijn de bermen langsheen de private wegenis in het projectgebied niet onderhevig aan het bermbesluit, maar de initiatiefnemer zal er toch op toezien dat de principes van het bermbesluit ook binnen het projectgebied zullen worden toegepast. 1.5.3.2.3. Bosdecreet Het bosdecreet van 13 juni 1990 reglementeert de bossen, ongeacht de bestemming volgens het gewestplan, andere beschermingen of eigenaar. Het kent aan bossen verschillende functies toe, het regelt de toegankelijkheid, het stelt het opmaken van een beheersplan voor bossen groter dan 5ha verplicht en het beschermt de bossen. Het bosdecreet werd in november 1999 lichtjes aangepast. Terwijl vroeger een bos enkel kon gekapt worden ten openbaar nut, is het nu mogelijk een bos (bvb. gelegen op een bouwgrond) te kappen als de eigenaar zelf (of via een derde partij) een boscompensatie voorziet. Hij kan deze compensatie voorzien via de aanplanting van nieuw bos op een ander perceel of via een bijdrage aan het boscompensatiefonds. Naargelang de eigenaar en het beheer onderscheidt men: -

privé-bos

-

openbaar bos: bos in mede-eigendom van gemeente, provincie, OCMW,…


|



-

domeinbos: openbaar bos waarvan het volledige bosbeheer werd toevertrouwd aan het Bosbeheer.

Het bosdecreet regelt tevens de toegankelijkheid van bossen. Alle bossen zijn in principe voor het publiek steeds toegankelijk (op de boswegen en op de openbare doorgangswegen), tenzij een specifieke regeling wordt voorzien met ruimere of beperktere toegankelijkheid. Volgens het bosdecreet art. 90 §7. geldt de compensatieplicht niet voor gronden die spontaan bebost zijn na het in werking treden van dit decreet (bosdecreet is verschenen in het B.S. op 28/09/1990), voor zover deze spontane bebossing de leeftijd van tweeëntwintig jaar niet heeft bereikt. Op luchtfoto’s van 2003, 2007 en 2009 (zie figuur 1.8.) zijn de beboste zones in het studiegebied zichtbaar. 1.5.3.2.4. GNOP Het GNOP van Rotselaar dateert van 1996 en werd opgemaakt door IGO Leuven. Binnen het GNOP heeft het gemeentebestuur uitgedrukt dat zij een ruimtelijkeordeningsbeleid wenst te voeren waarbij de nadruk ligt op het in stand houden van de open ruimte en haar kwaliteiten. Enkel binnen de bestaande wetgeving relevante en actuele ruimtelijk-beleidsmaatregelen worden weergegeven. Eén van de concrete beleidskeuzen bestaat uit het ontwikkelen van een duidelijke visie op de ruimtelijke ordening in de gemeente. De N- en R-gebieden op het gewestplan dienen voor natuurbehoud en natuurontwikkeling als prioritaire functie. Alle andere mogelijke landgebruiken dienen vooraf aan de natuurfunctie getoetst te worden. Ook in landschappelijk waardevolle agrarische gebieden dient rekening gehouden te worden met het feit dat een specifiek milieu van planten en dieren en de landschappelijke waarde niet worden geschaad. Recreatie moet in goede banen worden geleid met respect voor de natuurlijke omgeving. De bestaande recreatieve infrastructuur moet zo harmonisch mogelijk in het landschap worden ingepast. Er dienen initiatieven te worden genomen tot het behoud en de ontwikkeling van de kleine landschapselementen. Tot de actieplannen van het GNOP behoren: • opmaak van een beplantingsverordening in woonparken; • subsidiereglement voor de aankoop en het beheer van natuurterreinen door erkende, natuurbeherende natuurverenigingen; • bescherming van de afgesneden meanders aan de Soldatenbrug; • subsidiemogelijkheden voor beheerswerken in beschermde landschappen.


|



1.5.3.3. Water Een toetsing t.o.v. het watersysteem dient systematisch te gebeuren voor elk plan of ingreep. Bovendien bekleedt het watersysteem een belangrijke plaats in de omgeving van het studiegebied, omwille van het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle. 1.5.3.3.1 Het decreet betreffende het integraal waterbeleid Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 9 juli 2003 moet leiden tot een integraal waterbeheer en vormt de basis voor de aanpak van de waterproblematiek in Vlaanderen. Het voorziet dat er in de strijd tegen de wateroverlast ruimte voor water wordt voorbehouden. Daarnaast heeft het ook de bedoeling een betere waterkwaliteit teweeg te brengen en de watervoorraden te vrijwaren. Het decreet legt de wijze tot geografische indeling van de watersystemen vast. De vier stroomgebieden zijn het stroomgebied van de Schelde, het stroomgebied van de Maas, dat van de IJzer en van de Brugse Polders. Het stroomgebied van de Schelde en de Maas wordt verder opgedeeld in bekkens en deelbekkens. De organisatie van het integraal waterbeleid volgt ook deze opdeling. Naast de stroomgebieddistricten en de bevoegdheden op Vlaams niveau, wordt per bekken een bekkenbestuur en een bekkenraad opgericht. Per deelbekken of voor meerdere deelbekkens van eenzelfde bekken wordt een waterschap opgericht. Naast een waterbeleidsnota (vastgesteld op 27 maart 2005) wordt door de Vlaamse Regering voor elk stroomgebieddistrict een stroomgebiedbeheersplan opgesteld. Voor elk bekken dient ook voor 22/12/2006 een bekkenbeheersplan te worden vastgesteld dat het integraal waterbeleid bepaalt voor het desbetreffende bekken. Deelbekkenbeheersplannen die door de waterschappen zijn goedgekeurd worden toegevoegd aan de bekkenbeheersplannen en daarin geïntegreerd door het bekkenbestuur. Daarnaast wordt voor elk stroomgebieddistrict een maatregelprogramma vastgesteld ter verwezenlijking van de milieudoelstellingen die in het decreet werden vastgelegd voor oppervlaktewater, voor grondwater en voor kunstmatige waterlichamen. De vereiste inhoud van deze plannen wordt vastgelegd in bijlage bij het decreet. Watertoets Daarnaast worden in het decreet nog een aantal algemene instrumenten van het integraal waterbeleid vastgelegd. Het decreet introduceert de watertoets en stelt dat een overheid die moet beslissen over een plan, vergunning of programma de goedkeuring moet weigeren of gepaste voorwaarden of aanpassingen dient op te leggen wanneer een schadelijk effect veroorzaakt wordt op de kwantitatieve toestand van het grondwater. Voor oeverzones worden in het decreet een aantal bepalingen vastgelegd in verband met bemesting, het aanbrengen van bestrijdingsmiddelen, ruimingsslib, het aanbrengen van constructies en dergelijke. Ook de regels rond het recht van voorkoop, de aankoopplicht en de vergoedingsplicht voor onroerende goederen in oeverzones en overstromingsgebieden werden opgenomen in het decreet. 1.5.3.3.2 Kwaliteitsobjectieven voor oppervlaktewater Bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 werden de viswaterzones, schelpdierenzones, drinkwaterzones en badzones aangeduid waarbinnen specifieke kwaliteitsobjectieven van toepassing zijn. 1.5.3.3.3 Beschermingszone grondwaterwinning Bij Besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 wordt de reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en beschermingszones geregeld. Het besluit werd laatst gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2000, B.S. 26 april 2000, waarbij de daar geldende verbodsbepalingen worden opgesomd.


|



Voor grondwaterwinningen voor openbare drinkwatervoorziening, moeten formeel waterwingebieden en beschermingszones van type I, II of III worden aangeduid. In het studiegebied ligt geen beschermingszone voor grondwaterwinning. Op ca. 1,4km ten westen van het studiegebied, op grondgebied Haacht, situeert zich een beschermingszone voor grondwaterwinning ‘Den Dijk’ langsheen de Wespelaarsebaan. 1.5.3.4. Milieuhygiëne en –vergunningen Milieuaspecten zijn zeker relevant waar vergunningsplichtige inrichtingen gevestigd zijn of zullen gevestigd worden. 1.5.3.4.1. VLAREM De VLAREM-wetgeving komt voort uit het milieuvergunningendecreet van 28 juni 1985. Het VLAREM (Vlaams Reglement op de Milieuvergunningen) bestaat uit 2 uitvoeringsbesluiten van het milieuvergunningendecreet. Op 06/02/1991 werd VLAREM I goedgekeurd. VLAREM I legt vast voor welke inrichtingen een milieuvergunning vereist is, wie ze moet aanvragen en tot welke overheid men zich moet richten. VLAREM II Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming ter doorvoering van technische actualisering, BS 27 januari 2009. In Vlarem II worden de milieukwaliteitsnormen opgenomen; de overgangsbepalingen voor bestaande bedrijven, de algemene en sectorale milieuvoorwaarden en de milieuvoorwaarden die niet werden opgenomen in VLAREM I. Deze wetgeving ter bescherming van de mens en het leefmilieu schrijft milieuvoorwaarden uit waardoor sommige activiteiten of inrichtingen in bepaalde gebieden beperkt of verboden zijn. Het aantal milieuvergunningsplichtige activiteiten in het kader van het geplande project is beperkt. Voor de organisatie van festivals op de site Rock Werchter werd bvb. vorig jaar door de gemeente een tijdelijke milieuvergunning afgegeven die betrekking heeft op festivalactiviteiten met opslag van gassen (verwarmen van water en eetstanden), met installatie van generatoren (elektriciteit voor het aandrijven van het festivalgebeuren) en lozen van huishoudelijk afvalwater (enkel backstage). 1.5.3.4.2. Bodemsaneringdecreet Het decreet betreffende de bodemsanering dateert van 22/02/1995. Het bodemsaneringdecreet maakt onderscheid tussen historische bodemverontreiniging en bodemverontreiniging die ontstaan is na de inwerkingtreding van het decreet. De bodemverontreiniging ontstaan na de inwerkingtreding van het decreet (01/01/1996), wordt gesaneerd, indien de bodemsaneringnormen overtreden zijn. De vaststelling van de overschrijding van de bodemsaneringnormen kan gebeuren door een beschrijvend bodemonderzoek. Indien aangetoond wordt dat de bodemsaneringnormen overschreden zijn, wordt een bodemsaneringsproject opgesteld en worden bodemsaneringswerken uitgevoerd. Op gronden met historische bodemverontreiniging wordt bodemsanering uitgevoerd indien er ernstige aanwijzingen zijn dat de bodemverontreiniging een ernstige bedreiging vormt. Een bodemverontreiniging die een ernstige bedreiging vormt, is waar er contact is of kan zijn tussen de verontreinigde stoffen of organismen en mensen, VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|



planten of dieren en waarbij het contact zeker of waarschijnlijk schadelijke gevolgen zal hebben voor de gezondheid van mensen, planten of dieren. Een ernstige bodemverontreiniging is ook een bodemverontreiniging die de waterwinning nadelig kan beïnvloeden. In het projectgebied is er geen aanwijzing dat de bodem zou verontreinigd zijn. 1.5.3.4.3. Milieueffectenrapportage (mer) Milieueffectrapportage is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij voordat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens, zoals plannen en programma’s) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en bij te sturen. Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst denken en dan doen. Zo laat de milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren. De regelgeving voor milieueffectrapportage werd opgemaakt op Europees niveau en werd later geïmplementeerd door Vlaanderen in de decreten: mer/vr decreet van 18/12/2002, decreet van 22/04/2005 en het decreet van 27/04/2007. Er werden een aantal uitvoeringsbesluiten goedgekeurd die bepalen welke categorieën van plannen en programma’s onderhevig zijn aan een MER. Het maken van een MER wordt gekoppeld aan de procedure van het RUP in het decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid. Uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage In de bijlagen van dit uitvoeringsbesluit worden categorieën van projecten opgesomd die onderhevig zijn aan milieueffectrapportage. Bijlage I van dit besluit bevat projecten waarbij het maken van een project-MER noodzakelijk is. Bijlage II van dit besluit bevat projecten waarbij het maken van een project-MER geval per geval moet bekeken worden. De initiatiefnemer kan een verzoek tot ontheffing van de MER-plicht indienen voor de projecten in deze bijlage bij de bevoegde administratie. Uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 12/10/2007 betreffende de milieueffectrapportage van plannen en programma’s Wie een plan met aanzienlijke milieueffecten wil opmaken, moet eerst deze milieueffecten en de eventuele alternatieven in kaart brengen. Door in de planfase al rekening te houden met mens en milieu, voorkomt men dat men in een vergevorderd stadium pas concludeert dat een specifiek project niet haalbaar is. Het besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7/11/2007, geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zgn. planMER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Het decreet van 27/04/2007 verplicht dat bepaalde plannen van administratieve overheden van gewestelijk, provinciaal of lokaal niveau worden onderworpen aan een milieueffectenstudie, vooraleer zij definitief worden goedgekeurd. Een dergelijke studie onderzoekt de impact van het desbetreffende plan op onder meer het water, de lucht, de veiligheid en de gezondheid van de mens, de biodiversiteit, het geluid enz. Ook eventuele alternatieven voor het voorgenomen plan of programma worden onderzocht. Een voorbeeld van een dergelijk plan of programma is een RUP, waarbij aan een bepaald gebied een bestemming wordt gegeven, zoals voor de ontwikkeling van een industriegebied.


|



Het goedgekeurde besluit van 12/10/2007 bepaalt de opmaakprocedure en het gebruik van een dergelijk plan-MER. Het plan-MER gaat samen met het plan in openbaar onderzoek. Op deze manier krijgt de burger een beeld van de mogelijke effecten van het plan op mens en milieu. Een omzendbrief, die in december 2007 beschikbaar werd, en de oprichting van een ondersteunende MER-cel zorgen voor voldoende informatie en advies om dit besluit te kunnen uitvoeren. De omzendbrief is een praktische handleiding voor de lokale en de gewestelijke overheden die een plan-MER moeten opstellen, aan de hand van concrete voorbeelden. Verder zal de initiatiefnemer van een plan of programma met concrete vragen over de plan-MER regelgeving ook terecht kunnen bij de MER-cel.


|



JURIDISCHE

INHOUDELIJKE

RELEVANTIE

TOELICHTING – EFFECTVOORZIENING

RANDVOORWAARDEN

BEPALING Nihil – De gewestplanbestemming is niet meer relevant omwille sinds de inwerkingtreding van het PRUP Rock Werchter Ja - Het studiegebied is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd PRUP.

N.V.T. - Het gewestplan legde de bestemming vast vóór inwerkingtreding van het PRUP.

N.V.T.

Het PRUP voorziet in het projectgebied zone voor landschapspark, deels met overdrukzone B.

Het project zal moeten beantwoorden aan de voorschriften van het PRUP.

Nihil – Het projectgebied is geen risicogebied voor overstromingen Nihil – Het projectgebied is niet gelegen binnen de grenzen van waterwinningsgebied

N.V.T.

N.V.T.

N.V.T.

N.V.T.

Natuur Natuurbehoud

Ja - procedure

De beboste westelijke rand projectgebied blijft behouden.

Bosdecreet

Ja - procedure

De fauna en flora zal deels worden aangetast. Er wordt groenaanleg en natuurbehoud voorzien in het landschapspark. De festivalactiviteiten zijn kortstondig en tijdelijk en van die aard dat de natuur zich telkens opnieuw kan herstellen. Een gedeelte van het bos zal verdwijnen, maar de bestaande dreefstructuur blijft behouden en er zullen maximale groenaanplantingen worden gerealiseerd op de site conform het landschapsinrichtingsplan. N.V.T.

N.V.T.

N.V.T.

N.V.T.

Bestemmingen Gewestplan

PRUP Fysisch systeem Watertoets Waterwinningsgebied

Geeft de vroegere bestemmingen weer Geeft de huidige bestemmingen weer

Risico bepalen Beperkingen bepalen

Habitat – VEN

Beschermingsvoorstellen

Landschap erfgoedlandschappen

Beschermingsvoorstellen


|

Nihil – geen SBZ, noch VENgebied Nihil – geen beschermd landschap



24/76

UITWERKING

van

het

De nog te rooien bospercelen zijn kleiner dan 3ha. Er moet aan boscompensatie worden voldaan.

BELEIDSONTWIKKELING

INHOUDELIJKE

VOORWAARDEN

BEPALING

RELEVANTIE

TOELICHTING – EFFECTVOORZIENING

UITWERKING

RSV

- Buitengebiedgemeente - Ruimtelijke structuur - Gewenste ruimtelijke structuur

Ja - procedure

Nihil Inpassing projectgebied in gemeente die werd geselecteerd als toeristisch-recreatief knooppunt.

N.V.T.

RSP Vlaams-Brabant

- Gewenste ruimtelijke structuur, Rotselaar als toeristisch-recreatief knooppunt

Ja - procedure

N.V.T.

GRS

- Gewenste ruimtelijke structuur

Ja - procedure

GNOP

- Analyse en voorstellen groen

Ja

Landschapsatlas

- Landschapsvoorstellen – projectgebied is gelegen in een ankerlandschap en in een relictzone

Ja - procedure

Nihil Project moet voldoen aan ontwikkelingsperspectieven deelruimten Verdicht Netwerk en Demernetwerk. Combinatie tijdelijke HDI met LDI (landschapspark). Nihil Doorverwijzing beleidsbeslissingen in verband met de site Rock Werchter naar de hogere overheden. Bomen zullen verdwijnen en plaatsmaken voor groene ruimte waardoor er impact is op het landschap. Integratie van het projectgebied in de omgeving.


|

N.V.T. Er worden nieuwe aanplantingen voorzien conform het landschapsinrichtingsplan. Maximale aansluiting van het projectgebied bij de rest van het studiegebied en de omgeving.



1.5.4.

Natuur en bos

In het kader van de geplande uitbreiding van de festivalsite en het landschapspark is er ontbossing voorzien. De totale te compenseren oppervlakte is geraamd op max. ca. 2,13ha (zie figuur 1.9). Hiervan zal een gedeelte opnieuw worden aangeplant met bomen (3 bomenrijen langsheen Haachtsesteenweg cfr. landschapsinrichtingsplan) Het bosdecreet is van toepassing. Een ontheffing op het verbod tot ontbossing is in dit geval vereist aangezien het zone voor landschapspark betreft volgens het PRUP. Er zal na het verkrijgen van de ontheffing op het verbod tot ontbossing een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing dienen bekomen te worden met inbegrip van boscompensatiemaatregelen. De eigenaar voorziet een compensatie in natura op terreinen in de omgeving van de site.

1.5.5.

Grond- en oppervlaktewaters

In het projectgebied komen geen openbare oppervlaktewaters voor (zie figuur 1.10.). Doorheen het studiegebied loopt de Tarwelandbeek, een niet-geklasseerde waterloop (VHA code: 7110) die verder noordwaarts uitmondt in de Binnenbeek. Het studiegebied behoort tot het Dijlebekken, dat deel uitmaakt van het Scheldebekken. Vlakbij het studiegebied mondt de Demer in de Dijle uit, waarna de Dijle in NW richting naar Mechelen stroomt. Ten westen van het studiegebied verloopt de Binnenbeek (VHA code: 7091). Ten ZW van het studiegebied verloopt de Vitschoofbeek (VHA code: 7101, niet-geklasseerde waterloop) die op haar beurt uitmondt in de Binnenbeek. Volgens de grondwater kwetsbaarheidskaart is het studiegebied gelegen in zeer kwetsbaar gebied.

1.5.6.

Monumenten en landschappen (figuren 1.11.a., 1.11.b. en 1.11.c.)

In het studiegebied komen geen beschermde monumenten of landschappen voor. Volgens de landschapsatlas maakt het studiegebied deel uit van de ankerplaats ‘Samenvloeiingsgebied van Dijle en Demer’ en van de relictzone ‘Dijle-vallei stroomafwaarts Leuven’. Ter hoogte van het studiegebied komen er geen punt-, noch lijnrelicten voor. Ten westen van het studiegebied bevindt zich het cfr. besluit dd. 09/03/1977 beschermde landschap ‘Craeneveldhoeve en omgeving’. Binnen de grenzen van dit beschermde landschap bevindt zich het beschermd monument ‘Craeneveldhoeve’.

1.5.7.

Mobiliteitsaspecten

Het studiegebied bevindt zich langsheen de Haachtsesteenweg (N21 Haacht-Werchter), nabij het kruispunt van de Haachtsesteenweg, de Provinciebaan en de Nieuwe Baan. De Nieuwe baan maakt de verbinding met het centrum van Werchter. Het snelheidsbeleid voorziet een zone van 70km/u ter hoogte van het studiegebied. De N21 werd in het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk geselecteerd als functionele fietsroute. Het wegvak van de N21 is geselecteerd als secundaire weg type III, wat betekent dat hij conform de categorisering een belangrijke functie voor het fietsverkeer heeft meegekregen. De huidige fietsvoorzieningen komen niet overeen met deze vooropgestelde planologische doelstellingen. Vandaag is er een aanliggend gelijkgronds fietspad met een breedte van ca. 1,20 meter gemarkeerd, deels op de betonnen kantstrook van 1 meter breed en deels op de naastliggende asfaltverharding van de rijbaan. Een bijkomend


|



26/76

aandachtspunt in de realisatie van fietsvoorzieningen wordt gevormd door de landschappelijke en ecologische context van het buitengebied tussen de kernen Werchter en Haacht.2

2 ‘Gemeente Rotselaar – Verbreden en verdiepen mobiliteitsplan / Fase 1 Verkenningsnota’ opgemaakt door Vectris, februari 2009


|



1.6. Projectbeschrijving 1.6.1.

Beschrijving van de huidige toestand

Voor een situering van de belangrijkste elementen uit de bestaande toestand wordt verwezen naar figuur 1.9.. Het merendeel van de percelen van het studiegebied is eigendom van STAGE INVEST VEN (figuur 1.17.). Aan de oostzijde zijn er 2 grote percelen in eigendom van Dhr. en Mevr. CNOPS – MICHIELS. De ZO-rand van het studiegebied is eigendom van diverse particuliere eigenaars. Alle percelen in het projectgebied zijn eigendom van Stage Invest N.V.. LIVE NATION FESTIVALS N.V., de aanvrager en festivalorganisator, huurt de terreinen gedurende de festivalperiode tijdelijk van de diverse eigenaars. De oppervlakte van de totale site Rock Werchter bedraagt ca. 25,64ha. De best gekende toegang tot het domein bevindt zich aan de Haachtsesteenweg via buurtweg nr. 48. De festivalinfrastructuur is tijdelijk. Na elke festivalperiode worden alle constructies verwijderd en wordt de site hersteld in haar oorspronkelijke toestand. Waar nodig wordt de grasvlakte heringezaaid. Gedurende de rest van het jaar wordt de grasvlakte gemaaid en is het terrein vrij toegankelijk. De festivalgangers parkeren en kamperen op terreinen in de omgeving. Aangezien er geen noemenswaardige uitbreiding van het aantal festivalgangers voorzien is, worden er geen parkeerproblemen verwacht in de toekomst.

Projectgebied – bestaande toestand Het projectgebied bevindt zich aan de noordzijde binnen het studiegebied en heeft een oppervlakte van ca. 2,52ha. Het is momenteel niet bebouwd en grotendeels bebost (gemengd bos). Het projectgebied wordt aan de westelijke zijde begrensd door de buurtweg nr. 47, aan de oostzijde door het bebouwd perceel nr. 245/c/2, aan de zuidzijde door buurtweg nr. 48 en aan de noordzijde door de Haachtsesteenweg (N21). Het wordt op dit ogenblik al doorsneden door 2 relatief brede onbebouwde en onbeboste veiligheidsdoorsteken naar de zone voor landschapspark. Hierdoor is de natuurwaarde in het projectgebied, zeker in het oostelijk deel, beperkt.

1.6.2.

Beschrijving van de toekomstige situatie

De gewenste situatie van het landschappark Rock Werchter wordt weergegeven in figuur 1.12.. De aanvraag bestaat erin om de noordelijke bufferzone op te nemen bij en te integreren in het landschapspark, tevens festivalterrein. Hiertoe moeten bomen worden gekapt in de projectzone. Voor het project werd een landschapsinrichtingsplan opgemaakt. In de loop van september 2010 dienden 6 ontwerpbureaus een conceptvoorstel in voor de opmaak van een landschapsinrichtingsplan voor de site Rock Werchter. Behalve de initiatiefnemers waren ook de gemeente, de provincie en ANB betrokken bij de selectie van het winnend ontwerpbureau. De ontwerper hiervan werd geselecteerd op basis van een wedstrijd. Van de zes opgemaakte ontwerpen werd het landschapsinrichtingsplan van het studiebureau CLUSTER LANDSCAPE geselecteerd.


|



Toelichting concept landschapsinrichtingsplan Het ontwerp gaat op zoek naar de optimale synergie tussen een laagdynamisch landschapspark doorheen het jaar en een hoogdynamische festivalweide gedurende een kortere periode per jaar. De uitdaging bestaat er in om een eenvoudige en leesbare landschappelijke structuur te ontwikkelen die beide programma's (festival versus park) flexibel en moeiteloos kan opnemen, zonder voor één van beide programma's beperkingen op te leggen. Landschapspark Gedurende het grootste deel van het jaar is het studiegebied een publiek toegankelijk landschapspark. Het ontwerp bestaat uit een aaneenschakeling van robuuste bomendreven die verschillende vormen van park- en festivalinfrastructuur kunnen huisvesten. Deze bomendreven vormen doorheen het jaar de landschappelijke drager voor een netwerk van wandelen fietspaden en bakenen vier landschapskamers af. Op die manier ontstaat een formeel landschapspark met rechte dreven, ongeprogrammeerde open weilanden en een boomgaard. In het ontwerp wordt een onderscheid gemaakt tussen een dubbele, driedubbele en vierdubbele bomendreef. Langsheen de randen van het terrein worden bomendreven voorzien. Over de lengterichting van het terrein worden vierdubbele bomendreven voorzien. Op de kruispunten van de dreven worden toegangen voorzien die het landschapspark ontsluiten en verbinden met het omliggende wegennetwerk. In het noorden grenst het terrein aan de Haachtsesteenweg en vormt de driedubbele bomendreef een bufferzone tussen de open weilanden van het park en de steenweg. Op het knooppunt van de twee driedubbele bomendreven ontstaat een monumentale en formele toegangspoort voor het landschapspark vanuit het centrum van Werchter. Ten zuiden vormt de bestaande Sint-Hubertusdreef en Tarwelanden met een dubbele bomendreef de begrenzing van het terrein. In het westen zorgt de bomenstructuur voor een aansluiting van het landschapspark op de achterliggende bosstructuur van Werchterbroek. De fotosimulaties (figuur 1.13.) tonen de verschillende schaalgroottes van het ontwerp. De bomendreven delen het terrein op in kamers die op schaal zijn van het omliggend landschap. De gebruiksruimte onder de bomendreven wordt door de ritmering van de bomen plaatselijk teruggebracht tot een ruimtegevoel op schaal van de bezoeker.

Festivalweide (figuren 1.14. en 1.15.) Tijdens het festivalseizoen wordt het park als het ware “binnenste buiten” gekeerd. De drie- en vierdubbele bomendreven die het landschapspark ontsluiten worden van kraampjes voorzien. De achterkanten van deze kraampjes grenzen aan de wandelen fietspaden,die tijdens het festival functioneren als een dienstweg (en dus niet toegankelijk zijn voor publiek). De bomendreven vormen op die manier de landschappelijke omranding van de verschillende festivalweides en bieden schaduw aan de kraampjes. Ter hoogte van de rustweide wordt een walnotenboomgaard voorzien die bijkomend schaduw biedt. Door de schikking van de kraampjes onder de bomendreven en langsheen de randen van de festivalweides ontstaat een heldere en voor de festivalgangers intuïtief aanvoelbare opdeling tussen de publieke zones en de dienstenzones. De verschillende dienstenzones worden langs de achterkanten van de kraampjes via wandelen fietspaden van het landschapspark onderling met elkaar verbonden. Tijdens het festivalseizoen wordt tijdelijke verharding aangelegd voor het publiek ontsluiten van de kramen. Om de veiligheid voor het personeel en publiek te kunnen garanderen -zeker gezien het precedent van Pukkelpop 2011worden de nog resterende oude en kaprijpe populieren gerooid (op basis van een door de gemeente verleende stedenbouwkundige vergunning). Op deze manier ontstaat tevens meer ruimte voor de backstage achter de Main stage.


|



Het sanitair en de EHBO kramen bevinden zich in de verschillende dienstenzones en worden, omrand met hekkenwerk, ontsloten via toegangen tussen de kramen. Drainage Aan de hand van grindkoffers in sleuven wordt overtollig oppervlaktewater via de kortste richting van het terrein gevoerd. In het oosten komt het drainagewater samen in een ondergrondse riolering, gelegen onder het wandelen fietspad. Deze riolering wordt gekoppeld aan een ondergrondse waterbuffer die zich onder het toegangsplein aan de Haachtsesteenweg bevindt. Aan de westzijde watert het terrein af in een open gracht. Enkel zuiver hemelwater mag in de gracht worden geloosd, in geen geval zal er vervuild water in de oppervlaktewateren worden geloosd. Keuze aan te planten boomsoort Initieel werd in het ontwerp gekozen om voor de bomendreven essen aan te planten. Sinds enige jaren is echter de ziekte essensterfte, veroorzaakt door de schimmel "Chalara fraxinea" in Nederland en België aan een opmars bezig. Hoewel het aandeel afgestorven bomen momenteel beperkt blijft, gaat het in sommige streken echter wel om sterftepercentages van 50 % en meer. Jonge bomen kunnen op korte tijd (1 – 2 j.) afsterven door de schimmelinfectie. Bij oudere bomen gaat het in eerste instantie om een verzwakking, waarna ze gevoeliger worden voor secundaire parasieten. De initiële keuze voor essen, moet hierdoor bij nader inzien worden verlaten. Als we het palet van inheemse bomen overlopen, dan moeten we een aantal belangrijke contextgebonden criteria als filter inzetten, zijnde de hoge grondwaterstand, windvastheid en het goed verdragen van een tijdelijke massale betreding. Het moeten bomen zijn met voldoende grootte die een dreefkarakter verkrijgen op termijn, met een fikse kroon die overkoepelend kan werken en die een omvang heeft op schaal van het landschapspark. De in te zetten bomen binnen het eerste criterium zouden wilgen, populieren en elzen kunnen zijn. Het hoeft geen betoog dat, gezien het precedent van Pukkelpop, de eerste twee niet in aanmerking komen. Inheemse elzen zijn verder te smal als boom en blijven ook te klein om als impactvolle boom in een drevenstructuur op dergelijke landschappelijke schaal in te zetten. Eiken en beuken kunnen onvoldoende tegen hoge grondwaterstand. Lindes en esdoorns krijgen in dergelijke omstandigheden snel last van Verticillium (verwelkingsziekte). Iepen/olmen worden eveneens geteisterd door de iepenziekte. Haagbeuk is de enige resterende inheemse optie maar heeft als hoogstam een lage kroonaanzet en kan moeilijk tegen verdichting, wat in het geval van het festival voor problemen kan zorgen. Gezien de moeilijke randvoorwaarden, wordt geopteerd voor de niet inheemse soort Alnus Spaethii, de 'hybride els', uit een kruising tussen de A. japonica (Japanse els) en A. subcordata (Kaukasische els). Het is een oersterke boom die vrij sterk groeit en die alle soorten gronden en omstandigheden verdraagt, met voorkeur zelfs voor vochtige grond en die niet maalt om betreding of verdichting. De boom heeft een ‘landschappelijk’ uitzicht en vermengt zich qua typologie naadloos met een inheems landschapsbeeld. Basisconcepten In het ontwerp wordt uitgegaan van een aantal basisconcepten om tot een zo kwalitatief mogelijke invulling van de projectzone te komen. De volgende principes werden gehanteerd:

behoud van 30m-brede bufferzone aan de westelijke terreinzijde als aansluiting op beboste zone Werchterbroek

drie bomenrijen ter visuele afscherming langsheen de Haachtsesteenweg (N21)


|



Ontsluiting projectgebied Er wordt geen permanente nieuwe wegenis voorzien in het projectgebied. Er is ook geen wijziging inzake ontsluiting van het projectgebied. De ontsluiting blijft gebeuren via de buurtweg nr. 48 naar de Haachtsesteenweg (N21). Groenstructuren De beboste randen ten overstaan van de aangrenzende percelen hebben een bufferende werking. Er wordt een buffer voorzien die varieert al naargelang de situering.

Westelijke zijde: 30 meter brede groenbuffer zijde Werchterbroek. Hier blijft de bestaande bebossing behouden. Aangezien vele bomen in deze zone al in slechte staat verkeren en op termijn zullen moeten worden vervangen door nieuwe, zullen de nieuwe boomsoorten in deze buffer worden gekozen in functie van het landschapsinrichtingsplan.

Noordelijke zijde ten aanzien van de Haachtsesteenweg (N21): driedubbele bomenrij

Fasering en deelingrepen in de projectzone Het is de bedoeling om het project voor wat betreft de projectzone (noordelijke bufferzone) onmiddellijk na het verkrijgen van de nodige vergunningen in zijn totaliteit te ontwikkelen. We voorzien volgende deelingrepen om het project in de projectzone te realiseren: - fase 1: de eigenlijke ontbossing en afvoer van de bomen - fase 2: verwijderen van struiken en gewassen, bijeenbrengen van takken en verwijderen van de stronken - fase 3: opkuis van het terrein (wegvoeren van groenafval, takken en stronken) - fase 4: terreinnivellering 1. Ontbossing 1.1. De eigenlijke ontbossing en afvoer van de bomen 1.2. Verwijderen van struiken en gewassen, bijeenbrengen van takken en verwijderen van de stronken 1.3. Opkuis van het terrein (wegvoeren van groenafval, takken en stronken) 1.4. Terreinnivellering 2. Omgevingswerken 2.1. Aanplant groenbuffer zijde Haachtsesteenweg 2.2. Aanleg grasvlakte 3. Exploitatiefase 3.1. Onderhoudswerken grasvlakte en groenbuffers 3.2. Tijdelijke aanleg terrein voor hoog- en laagdynamische recreatieve activiteiten (o.a. festivalterrein)


|



1.7. Andere kenmerken van het project 1.7.1.

Cumulatie met andere projecten

1.7.1.1. Voetgangers- en fietsersbrug over de Dijle Sinds juni 2012 is een nieuwe voetgangers- en fietsersbrug over de Dijle geopend, waardoor een verkeersveilige verbinding ontstaat tussen het centrum van Werchter en de Hanewijk, wat ook interessant is voor de gebruikers van het landschapspark Rock Werchter en festivalgangers. Deze brug verbindt ook het belevingscentrum Rock Werchter dat recent werd opgericht in de oude Jack-Op-brouwerij met het studiegebied. 1.7.1.2. Aanleg riolering Haachtsesteenweg Momenteel is er geen openbare riolering ter hoogte van het studiegebied. De gemeente voorziet in de toekomst de aanleg van een gemeentelijke riolering die zal aansluiten op een bovenlokale afvoerleiding richting Haacht en aansluitend op de RWZI te Boortmeerbeek. Op de website van VMM is het bovengemeentelijk Aquafin project Hanewijk-Hoge Scharent op een indicatief programma vermeld ter subsidiëring en goedkeuring voor 2015-2017. Zoals gebleken uit recente besprekingen met de gemeente en VMM, mogen voor de aanleg van deze riolering meer gedetailleerde plannen voor de aanleg van riolering worden verwacht. Op dit ogenblik zijn er nog geen concrete termijnen gekend voor de aanleg van de geplande openbare riolering.

1.7.2.

Gebruik en verbruik van natuurlijke hulpbronnen / duurzaamheid

Bij de uitwerking van het landschapspark zal zowel in de concept- als in de uitwerkingsfase rekening worden gehouden met het begrip “duurzaamheid”. Zowel bij de aanleg als bij het gebruik van het park zullen duurzame principes worden toegepast. Concreet worden voor de aanleg van het landschapspark volgende inspanningen geleverd; Er zal optimaal gebruik worden gemaakt van groene stroom tijdens festivalactiviteiten en ook andere gebruikers van evenementen op de site zullen hiertoe worden gestimuleerd. Aangezien er geen openbare riolering aanwezig is, en er geen concrete plannen tot aanleg bestaan, zal er zelf worden ingestaan voor de zuivering van het afvalwater. Bij de aanleg van het landschapspark wordt de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in de middendreef voorzien, in functie van evt. latere aansluiting op vooralsnog ontbrekende openbare riolering. Voor de verharding (aan te leggen tijdelijke serviceweg bij festivalactiviteiten) wordt gebruik gemaakt van tijdelijke rijplaten die weggenomen worden na de festivalactiviteiten. Bij gebrek aan riolering en concrete plannen voor de aanleg van openbare riolering, wordt gebruik gemaakt van mobiele toiletten tijdens activiteiten in het studiegebied.


|



1.7.3.

Productie van afvalstoffen

Het afval wordt op voldoende milieuveilige wijze opgeslagen en deze opslag kan ook worden beperkt door ophaling en verwerking door een erkende ophaler en verwerker. Ten gevolge van de festivalactiviteiten ontstaat huishoudelijk afval. De initiatiefnemer doet jaarlijks enorme inspanningen om dit afval gescheiden in te zamelen. Daartoe wordt zelfs tijdelijk op de ZO hoek van de festivalsite een containerpark ingericht waar alle afval wordt gesorteerd en op regelmatige tijdstippen opgehaald. Hiervoor wordt samengewerkt met de erkende afvalverwerker SITA, die de attesten van recyclage voorlegt. Er worden jaarlijks enorme inspanningen gedaan om de festivalweide en omgeving na een festival zo snel mogelijk volledig te ontdoen van alle afval. Het afval dat ontstaat ten gevolge van het project in de noordelijke bufferzone zal eveneens gescheiden worden ingezameld en snel worden afgevoerd, identiek aan dit afkomstig van de grotere festivalsite. 1.7.4.

Verontreiniging en hinder

Het project zal geen aanleiding geven tot significante verontreiniging of hinder. Op de potentiële milieueffecten wordt verder in de tekst dieper ingegaan. 1.7.5.

Risico op ongevallen

Het project brengt geen risico voor milieucalamiteiten met zich mee. 1.7.6.

Investerings- en tewerkstellingsaspecten

De investeringsbedragen voor het project zijn vandaag nog niet volledig gekend. De ontbossings- en nivelleringswerken worden geraamd op ca. 20.000 € (excl. BTW). Voor de aanleg van het landschapspark (waterdoorlatende verharding dreven, aanplanting bomen, riolering middendreef,…) wordt een bedrag van ca. 560.000€ (excl. BTW) voorzien. Naast de tewerkstelling die wordt gecreëerd om het project te realiseren (voornamelijk in de tuinbouwsector), zal het onderhoud van het landschapspark gebeuren door arbeiders. Mogelijk kan dit aanleiding geven tot een bijkomende arbeidsplaats. 1.7.7.

Vergunningen en machtigingen

Voor eerder uitgevoerde ontbossingen in het studiegebied werden al twee ontheffingen op het ontbossingsverbod, diverse kapmachtigingen en stedenbouwkundige vergunningen afgegeven. Voor de festivalactiviteiten worden jaarlijks de nodige festivalvergunningen verleend, alsook bijhorende toelatingen zoals voor het afschieten van vuurwerk, het plaatsen van lichtkranten enz. Een overzicht van de verleende ontheffingen op het ontbossingsverbod, kapmachtigingen en stedenbouwkundige vergunningen die in het verleden werden afgeleverd voor de site Rock Werchter, wordt hierna gegeven.


|



1.7.7.1. Overzicht bestaande vergunningen (figuur 1.16)

1.7.7.1.a.

Ontheffing op het verbod tot ontbossing

Voor delen van het studiegebied (buiten het projectgebied) werden eerder 2 ontheffingen van het verbod op ontbossing verleend door de administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos. a.1.

17/02/2009

Ontheffing op het ontbossingsverbod voor 99,20 are op de percelen te Rotselaar, 2° Afd. sectie F, nrs. 250/B, 253/B, 254/F, 269 - afgeleverd op naam van Stage Invest N.V.

a.2.

09/01/2012

Ontheffing op het ontbossingsverbod voor 217,72 are op de percelen te Rotselaar, 2° Afd. sectie F, nrs. 254/G, 264, 263, 262, 254/C, 265, 260 - afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V. - voorwaarden: 1. De compenserende bebossing dient uitgevoerd te worden met inheemse loofboomsoorten; 2. De beboste oppervlakte (946m²) op perceel nr.220 dient als behouden te blijven.

1.7.7.1.b.

Kapmachtigingen

Voor delen van het studiegebied (buiten het projectgebied) werden eerder al diverse kapmachtigingen verleend door het Agentschap voor Natuur en Bos. b.1.

04/04/2006

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nr. 260 -

b.2.

b.3.

2007 - geen exacte datum op machtigingsform .

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nr. 263

15/06/2011

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nrs. 250B, 253B, 254F, 269, 254G, 262, 264

-

-

b.4.

15/06/2011

15/06/2011

15/05/2012

afgeleverd op naam van Stage Invest N.V. volgende kappingen worden gemachtigd: - 1ha 71are: 14 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 50 jaar - 0ha 78are: 53 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 50 jaar

afgeleverd op naam van M. en M. Wouters volgende kappingen worden gemachtigd: - 0ha 16are: 5 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 50 jaar

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nr. 254C -

b.6.

afgeleverd op naam van Mevr. Verhoeven Maria volgende kappingen worden gemachtigd: - 0ha 33are: 50 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 35 jaar

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nr. 265 -

b.5.

afgeleverd op naam van Mevr. Van der Hoeven Francine volgende kappingen worden gemachtigd: - 0ha 65are: 118 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 20 jaar

afgeleverd op naam van Mevr. M. L. Kerckhoven volgende kappingen worden gemachtigd: - 0ha 16are: 8 kaprijpe populieren, ouderdom ca. 50 jaar -

Machtiging om op volgende bospercelen een kap uit te voeren: Rotselaar 2° Afd. sectie F nrs. 250B, 253B, 254F, 243


|



-

1.7.7.1.c.

afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V. volgende kappingen worden gemachtigd: - 1ha 10are: 4 kaprijpe verzwakte populieren, ouderdom ca. 50 jaar - 0ha 90are: 8 kaprijpe verzwakte populieren, ouderdom ca. 50 jaar

Stedenbouwkundige vergunningen

Voor delen van het studiegebied (buiten het projectgebied) werden eerder al diverse stedenbouwkundige vergunningen verleend betreffende ontbossingen. c.1.

19/09/2011

Stedenbouwkundige vergunning, strekkende tot het regulariseren van 4 gevelde populieren op de site Rock Werchter (sponsorzone) -

c.2.

13/08/2012

Kadastraal perceel waarop deze vergunning betrekking heeft: 2° Afd. Sectie F nr. 305; afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V.; Aanvraagnr.: 201181-24121/G/TW/105.

Stedenbouwkundige vergunning, strekkende tot het regulariseren van een ontbossing en de aanvraag voor ontbossing -

afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V.; Aanvraagnr.: 201278-24121/G/TW/135; Kadastrale percelen waarop deze vergunning betrekking heeft: 2° Afd. Sectie F nrs. 250B, 253B, 254C, 254F, 254G, 260, 262, 264, 265, 269; Betreft de ontbossing van een populierenbestand voor een oppervlakte van 29.892m² (bomen ca. 50 jaar oud); Deze vergunning is gekoppeld aan een boscompensatie; Voor deze compenserende bebossing op andere locaties werden bebossingsvergunningen afgegeven. - bebossingsvergunning op 4 juni 2012 verleend aan Live Nation Festivals N.V. (eigenaar gronden: Agrotech Belgasia N.V.) voor de bebossing van de percelen Rotselaar 2° Afd. sectie F nrs. 354, 355, 356, 356A, 362, 363A, 363B met een totale te bebossen opp. van 1ha 10a 12ca - bebossingsvergunning op 4 juni 2012 verleend aan Dhr. Jan Claes (eigenaar gronden: Dhr. Jan Claes) voor de bebossing van de percelen Rotselaar 1° Afd. sectie C nr. 585 voor het deel gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied

1.7.7.1.d. Overzicht van de verleende milieuvergunningen In functie van het jaarlijks muziekfestival werden eerder al milieuvergunningen verleend betreffende grondwaterwinning en opslag van gassen en motoren. d.1.

19/07/2010

Aktename melding klasse 3 grondwaterwinning -

d.2.

25/05/2012

afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V.; deze melding heeft geen betrekking op het projectgebied; Kadastrale percelen waarop deze vergunning betrekking heeft: 2° Afd. Sectie F nrs. 264, 302E, 647A; Rubrieknr.: 53.8.1.: Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. met opgepompt debiet van minder dan 500m³/jaar: De melding betreft 3 boorputten op de vermelde percelen met debieten 6m³/dag (perceelnr. 264), 6m³/dag (perceelnr. 302E) en 9m³/dag (perceelnr. 674A). Vermits het gebruik beperkt is in tijd (festivalperiode) blijft het gecombineerd totaaldebiet/jaar onder de 500m³/jaar.

Tijdelijke klasse 1 milieuvergunning -

afgeleverd op naam van Live Nation Festivals N.V.; deze vergunning heeft betrekking op het volledige studiegebied, inclusief het projectgebied noordelijke bufferzone; Kadastrale percelen waarop deze vergunning betrekking heeft: 2° Afd. Sectie F nrs. 221, 238/b, 239/a, 240/a, 241/a, 243, 246/a, 247, 252/c, 250/b, 242/b, 244/b, 245/c/2, 248, 269, 253/b, 254/f, 254/g, 266/a, 254/c, 265, 262, 261, 257, 302/02/a, 321/b, 268/a, 268/b, 267, 260, 259, 340/e, 270,


|



-

-

271, 272, 303/d, 303/c, 303/b, 306, 307, 309/a, 309/b, 264, 263, 299/b2, 302/e, 279/k, 276, 277/b, 280/y, 233/b, 340/g, 339, 338, 322/a, 322/b, 321/a, 323/d, 320, 324/d, 324/e, 319/a, 310, 311/b, 311/a, 312/d, 300/a, 313/s, 305, 303/a, 279/h, 279/g, 274/c, 275, 245/e2, 279/h; vergunning afgeleverd door het College van Burgemeester en Schepenen van Rotselaar; tijdelijke vergunning verleend voor de periode van 25 mei 2012 tot 15 juli 2012 voor opslagplaatsen voor: - samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten, m.u.v. deze bedoeld in rubriek 48, met een gezamenlijk inhoudsvermogen van meer dan 1.000L t.e.m. 10.000L: 5.400L butaan en propaan (klasse 2) - vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500kW, totaal geïnstalleerd vermogen van noodgeneratoren van 10.714 kW en waarvan 50% in rekening mag worden gebracht, nl. 5.357 kW (klasse 1).

1.7.7.1.e. Overzicht van de verleende festivalvergunningen In functie van het jaarlijks muziekfestival worden jaarlijks festivalvergunningen verleend. Hieronder worden enkel deze van dit jaar vermeld. e.1.

02/04/2012

Toelating voor de niet-ingedeelde muziekactiviteiten Werchter Boutique 2012 (28/05/2012) en Rock Werchter 2012 (28, 29, 30 juni en 1 juli) -

e.2.

16/04/2012

afgeleverd op naam van Live Nation N.V.

Toelating voor de niet-ingedeelde muziekactiviteit TW Classic 2012 (23 juni 2012) -

afgeleverd op naam van Live Nation N.V.

1.7.7.2. Overzicht nog af te leveren vergunningen Onderstaande vergunningen moeten nog worden verleend alvorens het project zal kunnen worden gerealiseerd.

1.7.8.

Aard van de vergunning

Stand van zaken

Ontheffingsaanvraag MER Ontheffing van het verbod tot ontbossing voor het projectgebied Stedenbouwkundige vergunning voor het ontbossen van de projectzone, incl. compensatievoorstel bebossing Milieuvergunning klasse 1 in functie van festivalactiviteiten

In aanvraag Aan te vragen

Vergunningverlenende overheid / instantie MER-Cel Agentschap voor Natuur en Bos

Aan te vragen

Gemeente Rotselaar

Aan te vragen

Provincie Vlaams-Brabant

Beheer

Het studiegebied bestaat uit meerdere kadastrale percelen en is eigendom van diverse private eigenaars (figuur 1.17.). Het merendeel van de percelen is eigendom van Stage Invest N.V.. Alle percelen in het projectgebied zijn eigendom van Stage Invest N.V.. Het landschapspark zal gedurende het jaar vrij toegankelijk zijn. Voor festivals en andere activiteiten zal het worden verhuurd aan initiatiefnemers voor beperkte periodes. Het beheer blijft in handen van de private eigenaar, wat positief werkt ten overstaan van het beheer van het domein. Net zoals momenteel het geval is, zal het onderhoud (maaien enz.) frequent en volgens de noden gebeuren door een grondwerker die hiertoe een doorlopende opdracht heeft.


|



2.

BESTAANDE TOESTAND

2.1.

Inleiding

In dit deel van de tekst wordt de bestaande toestand in het projectgebied voor de verschillende relevante milieuaspecten aangegeven.

2.2.

Bodem en grondwater

Bodemgesteldheid De bodemgesteldheid ter hoogte van het projectgebied wordt weergegeven op de Bodemkaart van België (figuur 2.1). De bodemsoort die in het projectgebied voorkomt is: 1. Edp (Matig gleyige kleibodem zonder profiel) Volgens de Bodemkaart van België zijn de overige grondsoorten in het studiegebied: 2. Adp (Matig natte leembodem zonder profiel) 3. Eep (Sterk gleyige kleibodem zonder profiel) 4. Kunstmatige grond (klein deel aan N26) De diverse bodemtypes worden aangeduid op de kaart en hieronder kort beschreven: Bodem Bodemtype Bodemgeschiktheid

1. Edp Zandstreek Matig gleyige kleibodem zonder profiel Geschikt voor o.a. weiden, maïs, akkerbouw. Voor andere matig tot niet geschikt.

2. Adp Zandstreek Matig natte leembodem zonder profiel Zeer geschikt voor weiden, geschikt voor maïs; fruitboomkwekerij, akkerbouw, extensieve groenteteelt. Voor andere weinig tot niet geschikt.

3. Eep Zandstreek Sterk gleyige kleibodem zonder profiel Matig geschikt voor weiden. Weinig tot niet geschikt voor anderen.

In het studiegebied zelf werd geen grondboring uitgevoerd. Volgens de resultaten van een boring die uitgevoerd zijn op het perceel 302/02A (net buiten het studiegebied), zijn de bodemsoorten hier de volgende: Van (m)

Tot (m)

Kleur

Hoofdgrondsoort

0.00

1.50

onbekend

onbekend

1.50

2.40

grijs

zand

klei, ijzer

2.40

3.00

geelgrijs

zand

klei

3.00

3.20

grijs

zand

kwarts, grind

3.20

4.00

grijs

zand

leem

4.00

4.50

groengrijs

zand

kwarts

4.50

5.00

grijs

zand

kwarts, grind, silex

5.00

5.40

onbekend

grind

silex, zandsteen

5.40

6.00

onbekend

grind

silex, zandsteen


|

Bijmenging



6.00

7.00

grijs

zand

veel kwarts, grind, silex

7.00

9.00

grijs

zand

glimmers, grind

9.00

10.00

groengrijs

fijn zand

glauconiet

10.00

11.20

groengrijs

fijn zand

glauconiet

11.20

12.30

groen

zand

klei, glauconiet

12.30

13.40

groengrijs

zand

weinig klei, glauconiet

13.40

13.50

groengrijs

zand

weinig klei, glauconiet

13.50

15.00

groen

klei

zand, glauconiet

15.00

17.25

grijs

klei

weinig glauconiet

17.25

18.20

grijs

klei

fijn zand, weinig fossielen

18.20

19.00

grijs

klei

zand

19.00

20.10

groengrijs

fijn zand

weinig klei, fossielen, glauconiet

20.10

21.00

grijs

fijn zand

glauconiet, weinig klei, nummulieten

21.00

22.00

grijs

fijn zand

fossielen, klei

22.00

22.00

grijs

fijn zand

fossielen, veel nummulieten

Hellingen Het projectgebied is volgens de hellingenkaart als vlak te beschouwen (figuur 2.2.). Ook uit een recent opmetingsplan kan worden afgeleid dat het studiegebied geen grote niveauverschillen vertoont.

Grondwaterstroming De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming ten behoeve van de watertoets (figuur 2.4.) werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Voor de watertoets, die onder meer van belang is voor het evalueren van geplande bouwwerken, gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord door ondergrondse constructies: tunnels, schachten, kelders, ondergrondse garages, damwanden, kwelschermen e.d. Voor dergelijke constructies zijn meestal ook uitgravingen nodig, en vaak gaat de aanleg of de instandhouding ervan ook gepaard met het onttrekken van grondwater door drainering, tijdelijke bemaling of permanente bemaling. Verstoring van de grondwaterstroming kan een belangrijk effect hebben op de omgeving. Zo zal het belang van de lokale grondwaterstroming zeer groot zijn op plaatsen waar er natuurwaarden voorkomen die afhankelijk zijn van de stand of de toestroming van grondwater. Ook de kwaliteit van het grondwater kan nadelig beïnvloed worden of kan op zijn beurt een nadelig effect hebben voor de omgeving. Een gekend voorbeeld van dat laatste is de aanwezigheid van zout water in de ondergrond van poldergebieden. Relatief zout grondwater kan als gevolg van grondwateronttrekkingen of wijzigingen van grondwaterstroming lokaal naar de oppervlakte worden getrokken en daar schade veroorzaken voor landbouw, natuurgebieden, drinkwaterwinning of voor de kwaliteit van waterlopen. Het projectgebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1). De zeer gevoelige gebieden zijn afgebakend aan de hand van de kaart van de Natuurlijk Overstroombare Gebieden (NOG kaart). De NOG-kaart is gebaseerd op de bodemkaart waarbij de bodemprofielen van alluviale, colluviale en poldergronden afgebakend zijn. De NOG-gebieden met uitzondering van de colluvia zijn afgebakend als type 1-gebied. In alluvia en poldergronden komt immers het grondwater ondiep voor en zijn ook de kwelgebieden gesitueerd.


|



Onder de zeer gevoelige gebieden vallen alle gebieden die niet tot type 2 (matig gevoelig) of type 3 (weinig gevoelig) behoren. Indien er in type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Het project voorziet niet in één van beide voorgaande constructies.

Infiltratie De kaart met de infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets (figuur 2.5.) werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Bovendien staat infiltratie in voor de aanvulling van de grondwatervoorraden en zodoende voor het tegengaan van verdroging van watervoerende lagen en van waterafhankelijke natuur. In het studiegebied is de bodem niet infiltratiegevoelig.

Zoneringsplan en optimalisatieprogramma VMM Een gedeelte ten noordoosten van het studiegebied is volgens het zoneringsplan van de VMM aangeduid als ‘collectief te optimaliseren buitengebied’. Dit is een zone waar de aansluiting op een zuiveringsstation nog zal worden gerealiseerd (figuur 2.6.). Ter hoogte van Tarweland, ten zuidoosten van het studiegebied, wordt ter hoogte van een bestaande zonevreemde woning een punt aangeduid als individueel te optimaliseren buitengebied, maar dat is buiten het studiegebied gelegen. Op de website van VMM wordt het project nr. 22773 ‘Sanering Hanewijk en Hoge Scharent’ voorzien in de periode 20152017. Het is de bedoeling om o.a. de afvalwaterstroom van de site in de toekomst mee aan te sluiten op de bovengemeentelijke afvoerleiding richting Haacht naar de RWZI van Boortmeerbeek (figuur 2.7.). Er werd in het kader van deze aanvraag contact opgenomen met VMM, doch er is nog geen concreet dossier of gedetailleerdere berekening/studie voor dit project beschikbaar.

2.3.

Oppervlaktewater

2.3.1. Bekkens Het perceel behoort tot het Dijlebekken en het deelbekken Leibeek – Weesbeek - Molenbeek. Het deelbekken Leibeek – Weesbeek - Molenbeek maakt deel uit van het Waterschap Dijle-Noord. Het studiegebied behoort tot het stroomgebied van de Schelde.

2.3.2. Waterlopen In het projectgebied komen geen openbare oppervlaktewaters voor (figuur 1.10). Doorheen het studiegebied loopt de Tarwelandbeek, een niet-geklasseerde waterloop (VHA code: 7110) die verder noordwaarts uitmondt in de Binnenbeek.


|



Het studiegebied behoort tot het Dijlebekken, dat deel uitmaakt van het Scheldebekken. Vlakbij het studiegebied mondt de Demer in de Dijle uit, waarna de Dijle in NW richting naar Mechelen stroomt. Ten westen van het studiegebied verloopt de Binnenbeek (VHA code: 7091). Ten ZW van het studiegebied verloopt de Vitschoofbeek (VHA code: 7101, niet-geklasseerde waterloop) die op haar beurt uitmondt in de Binnenbeek.

2.3.3. Overstromingen 2.3.3.1. Overstromingsgevoelige gebieden Het projectgebied is mogelijk overstromingsgevoelig (figuur 2.8.). Het is niet gelegen in een risicozone voor overstromingen (figuur 2.9.). Het centrale deel van het studiegebied is effectief overstromingsgevoelig volgens de kaart ‘overstromingsgevoelige gebieden 2011’, niet volgens de kaart ‘overstromingsgevoelige gebieden 2006’. Enkel de noordoostelijke hoek van het studiegebied wordt op de overstromingskaart aangeduid als een risicozone voor overstromingen.

2.3.3.2. Van nature overstroombare gebieden (figuur 2.10.) Het studiegebied is van nature overstroombaar (overstroombaar vanuit de waterloop).

2.4.

Fauna en flora

2.4.1. Methodiek en afbakening studiegebied Het studiegebied voor de beoordeling van de milieueffecten van de discipline flora en fauna bestaat uit het het projectgebied voor uitbreiding van de site Rock Werchter en de rest van het studiegebied de volledige site Rock Werchter cfr. het PRUP waarbinnen mogelijk effecten kunnen verwacht worden. De afbakening van het studiegebied is gekoppeld aan de effecten die voor de abiotische disciplines kunnen verwacht worden. De huidige ecologische structuur van het studiegebied dient als uitgangspunt voor deze studie. De beschrijving en waardering van de referentiesituatie met betrekking tot de aanwezige vegetatie, gebeurt op basis van volgende criteria: zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid. De bespreking van de bestaande toestand omvat een beschrijving en beoordeling van de voorkomende ecotopen en faunaelementen in het studiegebied. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens zoals de Biologische Waarderingskaarten en databankgegevens. De bestaande gegevens werden geactualiseerd na terreinbezoek in november 2012. 2.4.2. Bestaande toestand De site Rock Werchter is op de Biologische Waarderingskaart (BWK, versie 2, opnames mei 2000) aangeduid als biologisch zeer waardevol (noordelijk deel), biologisch waardevol (zuidwestelijk deel), biologisch minder waardevol (zuidelijk deel) of als complex van biologisch minder waardevol met waardevolle elementen (centrale en westelijke deel).


|



De percelen in het noordelijk deel van de site Rock Werchter die in aanmerking komen voor een bijkomende ontbossing zijn op de Biologische Waarderingskaart aangeduid als biologisch zeer waardevol. Het betreft het een alluviaal essenolmenbos (gekarteerd als va). Dit bostype is dikwijls ingeplant met populieren en heeft een voorjaarsaspect . Een kleine oppervlakte aan de zuidrand van het bosgebied is niet meer als bos gekarteerd, maar meegenomen in het terrein van de festivalweide Rock Werchter. Deze zone is grotendeels ontbost, maar bevat nog enkele grote populierenbomen, de ondergroei is grazig of zonder begroeiing. In deze zone bevinden zich een aantal nutsvoorzieningen (elektriciteitskasten, Belgacomkast en putdeksels) en de westelijke doorsteekzone. Deze zone is biologisch minder waardevol met waardevolle elementen. De percelen ten oosten van dit boscomplex en ten noorden van de buurtweg nr. 48 sluiten aan bij een woning en zijn aangeduid als een complex van biologisch minder waardevol en waardevolle elementen. Het gaat hier om soortenarm permanent cultuurgrasland en hoogstamboomgaard (gekarteerd als hp + kj). Het centrale deel van de site Rock Werchter is een complex van biologisch minder waardevol met waardevolle elementen, gekarteerd als hx + kb + uv. Het bestaat uit ingezaaide graslanden met enkele bomenrijen (populier of plataan) die als biologisch waardevolle elementen worden beschouwd, en bevat recreatie-infrastructuur. De meeste bomenrijen (populierenrijen) zijn aanwezig aan de westelijke rand van de site (backstageruimte, in overdrukzone B volgens het PRUP) en zijn restanten voor voormalige valleibossen van het Werchters Broek. In de zuidwestelijke zone komen nog kleine percelen populierenbossen voor met een ruderale ondergroei. Deze percelen zijn biologisch waardevol en werden gekarteerd als lhi. Het zuidelijke deel van de site Rock Werchter bestaat uit enkele akkers, weilanden en een laagstamboomgaard en is biologisch minder waardevol. De site Rock Werchter is op de BWK niet aangeduid als faunistisch belangrijk gebied (figuur 2.11.). De bestaande twee doorsteken naar de Haachtsesteenweg zijn recenter aangelegd en zijn op de Biologische Waarderingskaart nog niet aangegeven. Ze situeren zich in de noordelijke biologisch zeer waardevolle zone, ten oosten en ten westen van de ontboste zone met nutsvoorzieningen. In het zuidwestelijk deel van de site Rock Werchter zijn de biologisch waardevolle populierenbossen (lhi) deels omgevormd tot graslanden met bomenrijen van populier. Voor de overige percelen binnen de site Rock Werchter stemt de huidige situatie nog overeen met wat op de BWK is aangegeven. Op oudere topografische kaarten (NGI 1979, editie 2) kwam bebossing voor langs beide zijden van de buurtweg nr. 47 en ook centraal in de site Rock Werchter. Van deze bossen (aangeduid als loofbossen of populierenaanplanten) resteren nog enkele kleine percelen in het zuidwesten van de site, de overige bossen zijn verdwenen of herleid tot enkele bomenrijen van populier met een grazige ondergroei. (figuur 1.1.a.) Op een oude BWK (versie 1, opnames 1988) bestond de westelijke rand van de site Rock Werchter en een groot deel van het Werchters Broek uit populierenaanplanten op vochtige plaatsen, met een ruderale ondergroei (lhi) of ondergroei met boomopslag (lhb) en deels uit nitrofiel elzenbos (vn) of soortenrijk hooiland (hu). Deze percelen werden aangeduid als biologisch waardevol. Het centrale deel van de site Rock Werchter werd al aangeduid als ingezaaid grasland met recreatieve elementen en populierenbos op droge plaatsen (hx + uc + lsi) en werd aangegeven als biologisch minder waardevol. Het centraal gelegen bosgebied werd niet meer afzonderlijk gekarteerd en was vermoedelijk al verdwenen of herleid tot enkele bomenrijen. ⇒ De voormalige bospercelen aan de westelijke rand van de site Rock Werchter zijn – op basis van vergelijkend kaartmateriaal - en door hun jarenlange gebruik als backstageruimte herleid tot een aantal populierenrijen of gegroepeerde bomen. Van een bosvegetatie (een populierenaanplant op vochtige plaats met ruderale ondergroei) is al lang geen sprake meer. De gronden zijn drooggelegd en ingezaaid met grassen. Een groot deel van de


|



populieren werden gekapt (verschillende kapvergunningen) of zullen nog worden gekapt. Voor deze percelen werd een ontheffing van het verbod tot ontbossing bekomen in 2009 en 2012. De meeste bomen binnen deze percelen zijn gerooid, maar er werd nog geen compenserende bebossing uitgevoerd. ⇒ Op enkele percelen in deze westelijke randzone blijven de aanwezige populierenrijen wel nog behouden (perceel 254/G, 266/A en 261). Voor deze percelen werd geen regularisatie of ontbossing aangevraagd, deze percelen vallen dus buiten dit onderzoek. Volgens de kaart boskartering bestaat het bos tussen de Haachtsesteenweg en buurtweg nr. 48 uit 3 deelzones met middeloud gemengd loofhout (middelhout), met een sluitingsgraad van meer dan 2/3. Het betreft delen van de percelen 238 B, 239 A, 240 A, 241 A en 243. Het kleine perceel 242 B, aansluitend bij de woning in het noordoosten, maakt geen deel uit van de aanvraag. Het perceel 221 (in het zuidwesten) is een oud loofhoutbos met populier (hooghout), dit perceel is gelegen in de bufferzone en maakt geen deel uit van de ontbossingsaanvraag (figuur 2.12.). De bossen in de westelijke rand langs de buurtweg nr. 47, waarvoor een ontbossingsvergunning werd bekomen en waarvoor regularisatie wordt aangevraagd zijn op deze kaart van de boskartering aangeduid als bossen met hooghout van populieren, die bestaan uit jong, middeloud of oude loofbosbestanden. Deze opdeling in 3 deelzones en bostypering in de noordelijke zone van de site Rock Werchter komt overeen met de bevindingen tijdens een terreininventarisatie (juli 2012). In het alluviaal essen-olmenbos werden volgende soorten waargenomen: In de boomlaag: populier als dominante soort, plaatselijk ook sporadisch gewone es, schietwilg, zomereik en Amerikaanse eik. Als hoog hakhout: gewone es en zwarte els als dominante soorten, plaatselijk met zomereik. Als struiklaag: vooral eenstijlige meidoorn, gewone vlier, gewone es, zwarte els en zoete kers, verder ook hier en daar haagbeuk, gewone en ruwe iep, boswilg, Amerikaanse eik en aalbes. Het bos, momenteel opgedeeld in 3 deelzones omwille van de doorsteekwegen, bestaat uit een goed gestructureerd bos (middelhout), met een dicht, hoog uitgegroeid hakhout en een sterk ontwikkelde struikgroei. In de boomlaag komen verspreid een aantal populieren voor, hier en daar enkele grote essen. Schietwilg, zomereik en Amerikaanse eik werden aangetroffen in kleine aantallen en dit vooral in de randzones ter hoogte van de oostelijke doorsteek. In de ondergroei werden hoofdzakelijk soorten aangetroffen die wijzen op een sterke verruiging, maar ook varens en enkele bosplanten zoals gewoon nagelkruid, bosaardbei en breedbladige wespenochis. Soorten die wijzen op verruigde vegetaties zijn grote brandnetel, hondsdraf, kleefkruid, look-zonder-look en bramen. Het lente-aspect kon in deze periode van inventarisatie niet meer worden waargenomen. Vermoedelijke soorten die hier aanwezig kunnen zijn, zijn speenkruid, mogelijks ook slanke sleutelbloem, muskuskruid en bosanemoon (er zijn geen gegevens beschikbaar via databank Flower of waarnemingen.be). Plaatselijk op de meer open zones zijn er veel zaailingen van zomereik en okkernoot. (Okkernootbomen komen voor op de rand van de festivalweide en in de hoogstamboomgaard van de oostelijk gelegen woning). Een strook van het bos, gelegen aan de rand met buurtweg nr. 48 en tussen de westelijke en oostelijke doorsteekweg is reeds grotendeels gerooid en bevat een aantal nutsvoorzieningen (elektriciteitskasten, Belgacomkast en putdeksels). Deze zone die al grotendeels ontbost is, maar plaatselijk nog bestaat uit enkele populieren en wat hakhout, heeft een ondergroei die grazig is of is zonder begroeiing (aangevulde grond). In de zuidwestelijke zone is er duidelijk een ander bostype aanwezig. Dit perceel 221 gelegen op de hoek van buurt nr. 48 en buurtweg nr. 47 bestaat uit een dichte aanplanting van populieren, met een struiketage van gewone vlier, eenstijlige meidoorn en zwarte els. Aan de rand komen struiken als Gelderse roos, grauwe wilg, schietwilg en witte abeel (recente


|



aanplanting) voor. Deze zone is duidelijk natter, de ondergroei bestaat uit smeerwortel, groot hoefblad, klis, basterdwederik, moerasspirea, echte valeriaan en een aantal verruigingssoorten als grote brandnetel, hondsdraf, speerdistel en ridderzuring. Dit perceel 221 is gelegen in de westelijke bufferzone, het maakt bijgevolg geen deel uit van de ontbossingsaanvraag en is ook geen eigendom van Stage Invest. De westrand van het bos, langsheen buurtweg nr. 47 bevat een 5-tal aantal grote zomereiken. De rest van de westelijke bosrand bestaat uit dezelfde soorten als in het perceel aanwezig zijn, namelijk populierenbomen, en hoog hakhout van gewone es en zwarte els. Typische bosplanten als bosandoorn en robertskruid werden enkel waargenomen in deze westelijk bosrand. Langs de noordrand van het bosperceel komen grote essen en populierenbomen voor, met een dichte ondergroei van zwarte els, gewone es, gewone vlier, ruwe en gewone iep en eenstijlige meidoorn. Op de berm langs de steenweg komt een bomenrij van gewone es voor. De bossen (bosrestanten) waarvoor een regularisatie werd aangevraagd (backstageruimte aan de westrand van site Rock Werchter) bestaan momenteel nog uit populierenrijen op een grazige ondergroei (zie hoger) en hebben een beperkte biologische waarde. Langs de overzijde van buurtweg nr. 47 in het Werchters Broek (buiten de site Rock Werchter) komen populierenaanplantingen voor met een grazige ondergroei en ondergroei van moerasspirearuigte (hoek Haachtsesteenweg). Meer zuidelijk komen langs deze buurtweg beter ontwikkelde alluviale bossen voor, type nitrofiel alluviaal elzenbos. Deze bossen bestaan uit hoog hakhout van wilgen, elzen en essen, plaatselijk met inplanting van populierenbomen en met een overwegend ruige ondergroei (bramen, netels). Langs de wegrand van deze buurtweg nr. 47 komen enkele zeer oude schietwilgen en enkele zomereiken voor (in het noordelijk deel). Aan het hoekperceel met buurtweg nr. 48 komt een dubbele sparrenrij voor rond de populierenaanplanting. De ondergroei van dit perceel is weinig ontwikkeld (voormalige akker). Langs het zuidelijk deel van deze buurtweg komen geen bomenrijen meer voor, de weg zelf is lokaal verbreed en als backstagezone en toegangsweg naar het festivalterrein in gebruik.


|



2.5.

Landschap

2.5.1.

Traditioneel landschap (figuur 2.13.)

Het studiegebied is gelegen behoort tot het traditioneel Landschap “Dijle – Demer - Getevallei” (nr. 921040) en de landschappelijke subeenheid “Dijle en Wingevallei” (nr. 921041). Visueel-landschappelijke kenmerken, begrenzing en versnippering van de Open Ruimte Structuurdragende matrix Zichtbare open ruimten Impact bebouwing Brede vallei met begrenzende Open ruimte met sterk Sterke verweving door dalwanden en wisselende omvang; lintbebouwing; bebouwing kan vegetatiemassa’s, schermen en begrensd door vegetatie, zowel ruimtebepalend als – verstedelijkt weefsel topografie en bebouwing. begrenzend zijn

Betekenis kleine landschapselementen (lineair) groen versterkt topografische structuur

Wenselijkheden m.b.t. de Vlaamse Landschappen Structurele hoofdkenmerken

Identiteitsbepalende

De Demer en de benedenlopen van de Gete en de Dijle en de Rupel vormen samen de grote oost – west hydrografische as van het Vlaamse Gewest; de Rupel is onderhevig aan getijden en behoort met de benedenloop en Gete tot de Vlaamse vallei.

Brede alluviale vlakten met uiterwaarden; waterrijke gronden met (populier-)aanplantingen en talrijke plassen; tussen Gete en Demer: glasteelt

2.5.2.

Erfgoedwaarde

elementen

Autonome ontwikkeling en problemen

Karakteristieke grootschalige valleilandschappen

Geringe bebouwing

Wenselijkheden voor toekomstige ontwikkeling vrijwaren valleigronden

waterrijke

Relictzones

Het projectgebied maakt deel uit van de relictzone ‘Dijle-vallei stroomafwaarts Leuven’ (Landschapsatlas, figuur 1.11.c) Kenmerken van deze relictzone zijn: Ankerplaatsassociaties:

Dijlevallei tussen Mechelen en Rijmenam (A12001), Samenvloeiingsgebied van Dijle en Demer (A20013), Broekelei (A20061)

Lijnrelictenassociaties:

KW-lijn: sector Lier - Koningshooikt - Bonheiden I (L10087), KWlijn: bruggenhoofd Mechelen (L10115), Vrouwevliet (L10116), KWlijn: telefoonnet VB27-VB37 (L10117), KW-lijn: telefoonnet C24VC19 (L10120), Baarbeek 2 (L10121), KW-lijn: telefoonnet VA25C25 (L10124), KW-lijn: antitankcentrum PS1-PS9 (L10126), KWlijn: antitankcentrum RY1-RY9 (L10127), Leibeek/Hollakenbeek (L10128), Willebroekse Vaart (L12003), Kanaal Leuven-Dijle (L12005), Dijle en afgesneden meanders (L12006), Antitankgracht te Haacht (L20043), KW-bunkerlinie tussen Leuven en Boortmeerbeek (L20075)


|



Wetenschappelijke waarde:

In de beemden liggen een aantal paleo-meanders van de Dijle. De huidige loop van de Dijle liep tot 3000 B.P. in de Leibeekdepressie en de paleo-meanders zouden door de Demer zijn gevormd. De oeverwallen langsheen de Dijle zijn nadien gevormd.Mechels Broek: rivier-graslandcomplex. De meander van Haacht, "de putten van Fonteyn" en de Broekelei hebben een centrale zandige verhevenheid, een donk dat bij Blaasberg ontbreekt. De Blaasberg heeft dus een bijzondere geomorfologische relictwaarde. Er is een zuur, kalk, en voedselarme vegetatie terug te vinden in het Dijle Vallei. Het landschap bestaat voor een groot deel uit eerder voedselarme graas- en hooiweiden, ter hoogte van Boortmeerbeek soms met een dicht netwerk aan meidoornhagen.

Historische waarde:

Zoals in de meeste beemdenlandschappen werden tal van beemden omgezet in bos(vnl. populieraanplantingen). De omzetting heeft vooral plaats gehad in het deel tussen de N21 en Wijgmaal.Kasteel Scheppershof aan Vrouwenvliet: herkenbare structuur, maar aan de randen sterk aangetast door bebouwing (cf. Vandermaelen en MGI). Vallei van de Vrouwenvliet met Dijksteinhof en Borgensteinhoef: vallei is goed te onderscheiden door opgaande begroeiing; perceelsstructuur is nog relatief gaaf (cf. MGI). Kasteel Befferhof: bij Ferraris 'kasteel Diepenbeek'; domeinstructuur is nagenoeg onveranderd, doch ten dele verkaveld (cf. Ferraris); aansluitend open cultuurland heeft duidelijk herkenbare perceelsstructuur en grachtenpatroon (cf. MGI); aansluitend bos dateert van MGI; storend is groot wateroppervlak van recreatiecentrum Mechels Broek. Mispeldonck: relicten van het oorspronkelijk alluvium - van oudsher werden de drassige gronden gebruikt als graas- en hooiland - en het voorkomen van enkele historische gebouwen (o.a. Mispeldonckhoeve, Leeuwerikhoeve, Muizenhof en veldkapel van O.L.V. van Muizenhoek). Kasteel van Betzenbroeck: park en bos goed herkenbaar (cf. MGI); slechts gedeeltelijk aangetast door grote constructies. Domein Plankendael: bij Ferraris reeds vermeld; huidige structuur lijkt goed op deze bij MGI; verstoord door N26 en spoorlijnen. Baerbeekvallei: gesloten valleilandschap (cf. Ferraris en MGI). Kassenbroek en Huurbossen: bij Ferraris moerassig bos; relatief gave structuur van percelen en wegen, gesloten landschap door bos, herkenbare vijvers (cf. Ferraris en MGI). Hondshoek: relatief kleinschalige percelen met resten opgaande begroeiing en bewaard wegenpatroon en talrijke bosrestanten (cf. MGI). Rijmenam en kasteel van Hollaken: gave perceelsstructuur in vallei met resten opgaande begroeiing (cf. MGI); meanderende beken (Leybeek en Molenbeek) met herkenbare bosrestanten (cf. Ferraris en MGI); Hollaken ook bij Ferraris vermeld met herkenbare en gave structuur (cf. Ferraris). Archeologische vondsten: lithisch materiaal 'Befferhof'; zevental cirkels met doorsnede van 5 m en stukjes brons op 'Dorstveld'; Romeinse bewoning langs 'Heerweg', nabij 'Groot Wielenveld' - 'Willendries'. Zuurreusel: spoor van paleo- en door de mens afgesneden meanders. Landschappelijk weinig gewijzigd sinds Ferraris, ook de site van de pastorij en de Donkhoeve. Wijgmaal-Broek: ten tijde van Ferraris bebost, nu nog meer bebost maar in een meer versnipperde vorm door de perceelsgewijze omzetting naar populieraanplantingen. Kwellenberg: Volledige omzetting naar populieraanplantingen, de


|



begroeiing langs de wegen is volledig verdwenen. Hoogdonk: Veel weiland werd omgezet in akker en de perceelsrandbegroeiing verdween. Nog 2 afgesneden (door de mens tussen V.d.M. en 1948) meanders te zien. Broekelei- Spuibeek: paleo-meander die tot 50 jaar geleden nog duidelijk te herkennen was in het landschap via het bodemgebruik. De bebossing van het midden van de paleomeander is sterk aangetast door een verkaveling, de natte weiden in het alluvium werden deels omgezet in bos. Puttekomheide: de meeste perceelsrandbegroeiing verdween. Roost: sinds F. enkele veranderingen:kasteel van Roost is verdwenen, enkel een deel van de omwalling is zichtbaar, een anti-tankgracht werd dwars door die site getrokken (voor WOII). De gracht heeft een randbegroeiing die samen met de resterende perceelsrandbegroeiing een halfopen landschap vormt. Scharent: Bebossing dateert van voor Ferraris, sinds begin 1900 niet meer gewijzigd. De boomgaarden zijn er pas de laatste 50 jaar bijgekomen. Blaasberg: een paleo-meander die niet zo uitgesproken is in het landschap maar minder is aangetast dan de meander van de Broekelei. Naast de omzetting naar populieraanplantingen van de beemden werd een deel omgezet in akkers zonder perceelsrandbegroeiing. Bossen langsheen de Leibeek en de Vijverbossen: Ten tijde van Ferraris waren er slechts enkele percelen bebost, Na Van der Maelen nam de bebossing onder de vorm van populieraanplantingen toe tot op heden. Ronsdonk-Hooiberg: de hoeves dateren van voor F.,de lintbebouwing is pas na 1948 gekomen. Perceelsvormen F. nog te herkennen en perceelsrandbegroeiing deels bewaard. De DonkSchoonbroek: Sommige beemden omgezet in akker. Perceelsranden (F.) vaak bewaard. Spitsbos-Schorisgat: perceelsvormen van F. moeilijk tot niet te herkennen. Hulsterbroek: perceelsvormen van F. moeilijk tot niet te herkennen. Verstoring:

N26, spoorwegen en bebouwing

Esthetische waarde:

Het landschap bezit nog alle ingrediënten van het oorspronkelijke oude rivierenlandschap met o.a. dijken, verlandde verlaten meanders, waterrijke hooi- en graasweiden, broekbosjes, naaldhoutaanplantingen, houtkanten. Deze elementen vormen één schilderachtig geheel.Vrij gesloten valleigebied met relatief weinig verstoring en historische dorpskern van Rijmenam.

Herkenbaarheid:

2

Samenhang:

3

Gaafheid:

2

Beleidswenselijkheden:

Het consolideren van dit landschap mits de afbouw van de populieraanplantingen.Behoud gesloten valleikarakter en vrijwaren van bebouwing.

Het studiegebied maakt deel uit van de ankerplaats ‘Samenvloeiingsgebied van Dijle en Demer’. (Landschapsatlas, figuur 1.11.b) Binnen de grenzen van het studiegebied bevinden zich geen punt-, noch lijnrelicten. In de omgeving van het studiegebied bevinden zich wel punt- en lijnrelicten.


|



Relictzonesassociaties: Lijnrelictenassociaties:

Puntrelictenassociaties: A.LANDSCHAPSELEMENTEN EN OPBOUWENDE ONDERDELEN

B. LANDSCHAPSWAARDEN

Dijle-vallei stroomafwaarts Leuven (R12005), Bos- en valleigebied Bruine Beek, Krekelbeek, Zwartwaterbeek/Raambeek (R12006), Demervallei Vlaams-Brabant (R20064) Willebroekse Vaart (L12003), Dijle en afgesneden meanders (L12006), Winge - Molenbeek (L20030), De Laak (L20041), Antitankgracht te Haacht (L20043), Oud tramtraject (Betekom Aarschot) (L20055), KW-bunkerlinie tussen Leuven en Boortmeerbeek (L20075), Demer + afgesneden meanders (L27001) Omwallingsresten van kasteel van Roost (P20759), Craeneveldhoeve (P20761), Geboortehuis Pater Damiaan (P20768), Kasteel van Nieuwland (P20781), Ragahof (P21103) geomorfologie/ Microreliëf: microreliëf hydrografie Macroreliëf: macroreliëf, rivierduin Hydrografische elementen: waterloop, rivier, beek, vallei, meander, oude rivierarm Moerassige gronden: moeras, veen Elementen van Koeren hovingen tuin, hof bouwkundig erfgoed, Nederzettingspatronen nederzettingspatroon nederzettingen en Landgoederen kasteel, kasteelgracht archeologie Landbouwkundig erfgoed: hoeve, schuur, stal, wagenhuis Molens: watermolen Militair erfgoed verdedigingslinie (anti-tankgracht) Archeologische elementen: (funderingen kasteel van Roost) Elementen van transport Wegenis: Weg, pad en infrastructuur Waterbouwkundige Infrastructuur: dijk, brug, grachtenstelsel (Oude Hansbrug) Elementen en patronen Puntvormig bomengroep, solitaire boom van landgebruik Lijnvormig: dreef, bomenrij, knotbomenrij, perceelsrandbegroeiing Kunstmatige waters: poel, vijver Historisch stabiel landgebruik permanent grasland, meersen Bos: loof, broek Bijzondere waterhuishouding: ontwatering Wetenschappelijke waarde:

In de Dijlebeemden liggen, naast talrijke sporen van afgesneden vrije meanders, een aantal fossiele meanders van de Dijle die dateren uit het Laatglaciaal. De oeverwallen langsheen de huidige Dijle zijn nadien gevormd. Het landschap bestaat voor een groot deel uit eerder voedselarme graas- en hooiweiden. De Demervallei is de meest oostelijke uitloper van de 'Vlaamse Vallei' en vormt de spil van een beemdenlandschap met talrijke afgesneden meanders en één fossiele meander (Vorsdonk), met een grote rijkdom aan (vooral watergebonden) biotopen. De biologische diversiteit bereikt haar hoogtepunt in het gebied Vorsdonk-Turfputten.

Historische waarde:

Het landschap is een leesboek in prehistorie en geschiedenis: de (pre-) historische lopen van Dijle en Demer kunnen worden gereconstrueerd aan de hand van de talrijke meandercoupures, de gemeentegrenzen en de topografie. Er komen verschillende historische ensembles en sites voor met regionale uitstraling (Rivieren te Gelrode, Molen van Rotselaar, Antitankgracht van Haacht…). Het landschap bezit nog alle ingrediënten van het oorspronkelijke oude rivierenlandschap met o.a. dijken, verlandde verlaten meanders, waterrijke hooi- en graasweiden, broekbosjes, naaldhoutaanplantingen, houtkanten..

Esthetische waarde:

.De esthetische waarde houdt verband met de gevarieerde begroeiing, de sterk versneden bosranden, de talrijke bomenrijen, houtkanten en hagen op de kavelgrenzen, de bloemrijke graslanden en laagveenvegetaties en een aantal monumentale gebouwen.


|



C: OMSCHRIJVING OPMERKINGEN

-

Omschrijving:


Dit gebied strekt zich in het noorden uit van Haacht tot Betekom bij Aarschot en in het zuiden tot Wijgmaal bij Leuven. De Dijlebeemden bevatten nog sporen van meerdere paleomeanders. Langs de benedenlopen van Dijle, Demer en Laak (een oude Demerbedding) en langs de Leibeek tussen Wijgmaal en Hever (een oude Dijle bedding) komen op regelmatige afstanden bochtige stroken vochtig of venig alluvium voor, die kunnen beschouwd worden als relicten van grote, ingesneden meanders. Zij zijn qua afmetingen en straal duidelijk te onderscheiden, van de talrijke hoefijzervormige vrije meanders die in een vrij recent verleden van Demer en Dijle werden afgesneden. De oeverwallen langs de Dijle zijn van latere datum. Het landschap bestaat grotendeels uit voedselarme graas- en hooiweiden. Wijgmaalbroek was reeds op het einde van de 18de eeuw bebost, heden domineren populierenaanplantingen. De meander van Haacht, de Broekelei en de zogenaamde Putten van Fonteyn hebben een centrale zandige verhevenheid, donk genoemd. Het beschermde landschap Blaasberg is eveneens een paleomeander waarbij echter geen uitgesproken donk merkbaar is. De floristische diversiteit van het gebied is groot, ze weerspiegelt de grenssitutatie tussen het Kempisch en het Brabants district. Het gebied wordt gekenmerkt door een gevarieerde begroeiing, de sterk versneden zuidelijke bosrand, het voorkomen van bloemenrijke graslanden tussen de beboste percelen en het contrast met de open landbouwgronden langs de Dijle. Het verval van de Dijle was voldoende om talrijke watermolens op deze rivier te bouwen. Een goed voorbeeld hiervan is de beschermde Molen Van Doren, waarvan de uitrusting nog bewaard gebleven is, de omgeving ervan werd als dorpsgezicht beschermd. Ten westen van Werchter ligt de Craeneveldhoeve, een ruime omgrachte hoeve van het gesloten type, geïsoleerd ingeplant temidden de akkers. De gebouwen, beschermd als monument, dateren uit de 16de en 17de eeuw met wijzigingen uit de 19de eeuw. De omgeving van de hoeve is als landschap beschermd. Het kasteel van Roost zelf is verdwenen, maar de omgeving heeft sinds het einde van de 18de eeuw weinig veranderingen ondergaan. Enkel een deel van de omwalling is nog aanwezig: de beschermd site omvat de funderingen van een typologisch vrij uitzonderlijk kasteel waarvan de slotgracht gedeeltelijk bewaard bleef. Een anti-tankgracht werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door het gebied aangelegd: deze gracht heeft een randbegroeiing die samen met de resterende perceelsrandbegroeiing een halfopen landschap vormt. In de loop van een halve eeuw is in en rond de gracht een interessante, soortenrijke vegetatie tot ontwikkeling gekomen, met belangrijke moeras- en verlandingsgemeenschappen. De ijzeren geklinknagelde balansbrug over de Dijle, de "Oude Hansbrug", opgericht in de periode 1890-95, is als monument beschermd omwille van haar historische en industrieel-archeologische waarde. Tussen Aarschot en Werchter stroomt de Demer door een ondiepe, bijna rechtlijnige depressie, naar het zuiden door Diestiaanheuvels begrensd. Vooral tussen Blaasbroek en Werchter vertoont de vallei talrijke vrije meanders. Ter hoogte van Blaasbroek splitst de alluviale vlakte zich in twee ongeveer evenwaardige armen: door de zuidelijke arm stroomt de Demer, door de noordelijke de Laak. De gehele alluviale vlakte van Demer en Dijle kan beschouwd worden als een oostelijke uitloper van de zogenaamde Vlaamse Vallei. Relicten van grote ingesneden meanders zijn herkenbaar te Vorsdonk en Zallaken. De meeste alluviale kleigronden langs Demer en Laak worden als matig gleyig bestempeld, herkenbaar aan bruinachtige roestvlekken omwille van de aanwezigheid van gereduceerde ijzerionen. Ze zijn geschikt voor veeleisende gewassen en weiden, hoewel ze in winter en lente soms

|



wateroverlast te verduren krijgen. De waterrijke, kleiige komgronden liggen bijna uitsluitend aan de zuidrand van de Demervallei: drainage kon ze bruikbaar maken als weiland. Deze bodems nemen grote oppervlakten in ten westen van de Wingemonding, evenals in Vorsdonk en aan de voet van de Heikantberg, waar ook nog veenbodems of zeer sterk gleyige gronden op klei met veensubstraat op geringe diepte voorkomen. Op vele komgronden werden Canadapopulieren aangeplant. Het hoger gelegen interfluvium Werchter-Hoogland tussen Demer en Laak, evenals de verhevenheid van Hellicht tussen Demer en Dijle, bestaan voor het grootste deel uit droge of matig droge zandige plaggenbodems met sporadisch nattere enclaves. Deze bodems worden - voor zover zij niet door bebouwing ingenomen worden voornamelijk gebruikt voor teelten die tegen sterk schommelende waterstanden bestand zijn. Vorsdonkbroek vormt een halfcirkelvormige uitstulping van de Demervallei. Ongeveer 1/4 van het gebied bestaat uit moerassig laagveen, de helft wordt ingenomen door hydromorfe alluviale kleigronden en nog 1/4 door zandige donken. Op de grootste van deze donken bevinden zich twee kastelen: het kasteel van Rivieren, oorspronkelijk een middeleeuwse vesting, en het 19de-eeuwse kasteel van Nieuwland. Een landschappelijke 19de eeuwse parkaanleg kenmerkt de onmiddellijke omgeving van beide kastelen. Vanaf de 17de en vooral in de 18de eeuw werden rechttrekkingen van de Demer.doorgevoerd omwille van het feit dat de afzettingen vooral optreden in de binnenbocht van de meanderkronkels. De Demer was toen nog een voor platbodems bevaarbare waterloop. Tussen 1778 en 1850 gebeurden nog zeer radicale ingrepen, zodat de gegevens op de kaarten van Vandermaelen nagenoeg met de huidige situatie overeenkomen. In de periode 1976-1980 gebeurden nog een aantal belangrijke bochtafsnijdingen ter hoogte van de Heikantberg en het kasteel van Nieuwland, gepaard met een algemene ophoging en versterking van de Demerdijken tussen Aarschot en Werchter. Op het einde van de 16de eeuw was het valleilandschap tussen Werchter en Aarschot zeer open. De verspreide houtkanten en bomengroepen zijn te weinig talrijk om van een "coulissenlandschap" te spreken. Uit kaartmateriaal kan worden afgeleid dat dit open landschap tot ver in de eerste helft van de 20ste eeuw bewaard bleef. In de eerste helft van de 19de eeuw werd ten oosten van Vorsdonkbos blijkbaar op grote schaal turf ontgonnen. Een aantal van deze verlande turfputten zijn nog zichtbaar op het terrein. In de loop van de 19de eeuw werden een aantal in de vallei gelegen oude kastelen of herenhoeven omgebouwd tot moderne kasteelvilla's omgeven door een laat landschappelijk park of een parkachtig bos. In 1877 werd het feodale slot van Revieren vervangen door het huidige gebouw. Een kronkelig drevenpatroon betrok ook het Vorsdonkbos in de parkaanleg. De Regahoeve onderging een gelijkaardige transformatie met bijhorend landschapspark. Het Bruggenhof te Betekom behield zijn oorspronkelijke aanleg met een rechthoekige walgracht tot het op het einde van de 19de eeuw afgebroken werd. In de eerste helft van de 19de eeuw verschenen ook twee nieuwe landgoederen: het kasteeldomein "Het Elzen" bij Aarschot en halverwege tussen Vorsdonk en Aarschot het kasteel van Nieuwland. Rond 1900 werd ook de dwars door de vallei de verbindingsweg Betekom-Gelrode aangelegd. Vanaf 1960 begint in de vallei van Demer en Laak de aanleg van een groot industriegebied ten westen van Aarschot, nadien komt hierbij nog de Westelijke omleidingsweg. Enkel het landgoed "Het Elzen" overleefde deze ingrepen, maar het werd zelf grondig verbouwd. In de Demervallei tussen Aarschot en Werchter vinden we een zeer rijke flora, in de periode 1975-1984 werden er 455 soorten vaatplanten genoteerd, waarvan 3/4 alleen in het gebied Vorsdonkbroek-Turfputten aangetroffen werden. Ook in andere delen van de VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|



vallei werd een grote soortendiversiteit vastgesteld.. De meest soortenrijke gedeelten stroomafwaarts van Vorsdonk zijn deze waarin belangrijke concentraties van afgesneden meanders voorkomen, namelijk tussen Blaasbroek en de Wingemonding. In het Vorsdonkbroek zijn nog bomkraters merkbaar als gevolg van de bombardementen uit de Tweede Wereldoorlog. Opmerkingen/ knelpunten:

2.6.

Mens, verkeer en veiligheid

2.6.1.

Algemeen

Verspreide bebouwing vooral tussen Haacht en Werchter, tussen Wakkerzeel en Rotselaar en tussen Betekom en Gelrode.

Bij de beschrijving van de verkeers- en vervoersstructuur is er gebruik gemaakt van de nota ‘Verbreden en verdiepen mobiliteitsplan’ die door studiebureau Vectris in 2009 in opdracht van de gemeente Rotselaar werd opgemaakt. 2.6.2.

Wegentraject N21

Het studiegebied bevindt zich langsheen de N21 (Haachtsesteenweg). De gewestwegen N19 en N21 in Rotselaar worden geselecteerd als secundaire wegen type III. Een secundaire weg type III garandeert een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer en de fiets. De verbindingsfunctie voor het autoverkeer is ondergeschikt aan het openbaar vervoer en de fiets. De N21 - Provinciebaan – Stationsstraat – Steenweg op Holsbeek heeft een bovenlokale functie als ontsluitingsas naar de E314 voor de omliggende gemeenten. De N21, die Haacht met Werchter en Aarschot verbindt, is een belangrijke interlokale oost-west verbinding. In het kader van TV3V werd het kruispunt N21 Haachtsesteenweg – Provinciebaan heraangelegd in de loop van 2008. Dit door verkeerslichten geregeld kruispunt werd aangepast door een wijziging in de vormgeving: inbreng van middeneilanden, linksafstroken en het instellen van een semi-conflictvrije regeling. 2.6.3.

Fietsvoorzieningen

De N21 werd in het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk geselecteerd als functionele fietsroute. Daarnaast is het wegvak geselecteerd als secundaire weg III, wat betekent dat hij conform de categorisering een belangrijke functie voor het fietsverkeer heeft meegekregen. De huidige fietsvoorzieningen komen niet overeen met deze planologische doelstellingen. Vandaag is een aanliggend fietspad met een breedte van ca. 1,20 meter gemarkeerd, deels op de betonnen kantstrook van 1 meter breed en deels op de naastliggende asfaltverharding van de rijbaan. De gemeente plant op termijn de heraanleg van de fietspaden langsheen de gewestweg N21, ook ter hoogte van het studiegebied. Een bijkomend aandachtspunt in de realisatie van fietsvoorzieningen wordt gevormd door de landschappelijke en ecologische context van het buitengebied tussen de kernen Haacht en Werchter. 2.6.4.

Busvervoertrajecten

Het openbaar busvervoer in Rotselaar wordt georganiseerd door De Lijn. Ter hoogte van het studiegebied loopt de lijn 333 (Leuven, Gasthuisberg – Rotselaar – Tremelo) met halte op het kruispunt N21 – Provinciebaan en de belbuslijn 700 (Belbus Haacht – Kampenhout – Boortmeerbeek)3.

3 Netplan De Lijn ‘Vervoergebied Leuven’, geldig vanaf 16/04/2012


|



2.7.

Geluid en trillingen

Het geluid in het studiegebied is buiten de festivalperiode terug te brengen tot het achtergrondgeluid van het wegverkeer. Op die momenten vinden er geen activiteiten plaats. Tijdens de festivals wordt het geluid continu gemonitord opdat het wettelijk toegelaten maximaal geluidsniveau niet wordt overschreden. Zoals ook bepaald wordt in de festivalvergunning zorgt de organisator voor: -

het actief informeren van het publiek over de gevolgen van hoorschade;

-

oordopjes (demping wordt niet gespecificeerd) verplicht gratis ter beschikking te stellen in een hoeveelheid en op voldoende plaatsen zodat alle festivalgangers hiervan gebruik kunnen maken. Het publiek wordt continu geïnformeerd over de plaatsen waar deze gratis te verkrijgen zijn;

-

het maximum toegelaten geluidniveau tijdens de evenementen is LAeq,15min 103dB(A) gemeten aan de mengtafel op een hoogte tussen 1,5m en 3m boven het grondoppervlak.

Voor elke georganiseerde muziekactiviteit moet de gemeente een festivalvergunning verlenen waarin de duur van de muziekactiviteiten telkens wordt beperkt in tijd. Op die manier is het voor de omgeving altijd op voorhand geweten binnen welke tijdspanne er muziekactiviteiten zijn. Voor het studiegebied zijn er effectief piekmomenten qua geluid tijdens de festivals en voornamelijk aan de podia, doch deze blijven steeds kleiner dan het maximaal wettelijk toelaatbare. Gelet op de grote afstand tot de woonomgeving zijn de effecten naar de omgeving toe aanvaardbaar. Live Nation Festivals N.V., de festivalorganisator, kijkt er steeds nauwlettend op toe dat de geluidsniveaus nooit worden overschreden. Hiertoe beschikt zij over de nodige apparatuur.


|



3.

INGREEP-EFFECTSCHEMA

In dit hoofdstuk wordt op basis van de kwetsbaarheid van het milieu in het projectgebied een overzicht gegeven van de potentiële milieueffecten tijdens de verschillende fasen van het project.

bodem grondwater; oppervlaktewater; fauna en flora; landschap; antropogeen milieu.

Het project kan worden onderverdeeld in 3 fasen: -

voorbereidingsfase

-

uitvoeringsfase

-

exploitatiefase

Dit zal worden aangegeven voor achtereenvolgens de geplande werken voor het projectgebied (geplande ontbossing) en het ruimere studiegebied (aanleg landschapspark). In volgende tabel wordt een overzicht geschetst van potentiële effecten tijdens de verschillende fasen ten gevolge van aanleg en exploitatie. In verdere paragrafen worden de effecten dan nader toegelicht, meer bepaald of ze voorkomen en desgevallend in welke mate.


|



DEELINGREPEN

BODEM

GRONDWATER

OPPERVLAKTEWATER

FAUNA EN FLORA

LANDSCHAPPEN

ANTROPOGEEN MILIEU

1. Al uitgevoerde ontbossing Rooien van vegetatie - bos

Profielverstoring

Risico op verontreiniging door calamiteiten

Verdichting

Wijziging structuurkwaliteit grachten

Wijziging landschapsbeleving

Geluidshinder

Wijziging landschappelijke structuur

Visuele hinder

idem

idem

idem

idem

idem

geluidshinder

Rustverstoring

Wijziging landschapsbeleving

geluidshinder

Verdwijnen bos en begroeiing en verstoring aanwezige fauna en flora Rustverstoring

2. Nog uit te voeren ontbossing Rooien van vegetatie - bos

idem

Egaliseren terrein

Profielverstoring

idem

idem

Mineralisatie 3. Aanleg landschapspark Groenaanleg, aanleg dreven en laanaanplantingen 4. Exploitatie landschapspark Gebruiksfase

Verdichting

Rustverstoring

Verkeershinder Geluidshinder.


|



53/76

4.

KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN

4.1.

Bodem en grondwater

Bodem A. Effecten bij aanleg Effecten op de bodem treden vooral op tijdens het uitvoeren van de ontbossing en de egalisering van het terrein. Tijdens de exploitatie worden geen noemenswaardige effecten meer verwacht. Er worden geen reliëfwijzigingen gepland, er wordt geen grond aan- of afgevoerd, enkel de egalisatie van ontboste zone na uitvoeren van de ontbossing. Binnen het projectgebied bestaat het gevaar dat door berijden met vrachtwagens en bosbouwmachines de grond in zekere mate zal gecompacteerd worden. Verdichting van de bodem door betreding treedt op wanneer de druk van de gebruikte voertuigen groter wordt dan het draagvermogen van de bodem. Het projectgebied wordt volgens de bodemkaart gekenmerkt door klei- en leembodem. Dergelijke bodemsoorten worden sneller gecompacteerd dan bvb. zandbodems. Het draagvermogen van de grond wordt bepaald door de bodemtextuur, de bodemvochtigheid en het gehalte aan organisch materiaal in de bodem. Verdichting van de bodem veroorzaakt enkele secundaire effecten: door het lagere poriënvolume van de bodem kan er minder regenwater infiltreren, waardoor meer water afstroomt, de grondwatertafel minder gevoed wordt, de debieten in de riolering stijgen, wortelgroei bemoeilijkt wordt enz. De daling van de structuurkwaliteit van de bodem door de compactatie, heeft bijgevolg ook secundaire effecten op de waterhuishouding en de vegetatie. Aan de hand van de textuurklasse en de drainageklasse kan een ruw idee worden verkregen van de gevoeligheid van de bodem voor verdichting. De invloed van bodemtextuur op verdichting is afhankelijk van het samenspel met het bodemvochtgehalte. Naast het effect op verdichting zelf is textuur ook bepalend voor het herstelpotentieel van een verdichte bodem. Zo zullen verdichte bodems met een aanzienlijk deel aan kleifractie (>10%) het vermogen hebben om door zwel/krimp-activiteit in functie van het vochtregime in zekere mate te decompacteren, daar waar dit bij verdichte zandbodems niet het geval is. Rekening houdend met de aard van de bodemsamenstelling kan worden afgeleid dat de bodem in de projectzone gevoelig is voor verdichting, maar dat het herstelpotentieel ervan wel voldoende groot is zodat de effecten van verdichting tijdens de fase van de werken (ontbossing) slechts beperkt negatief moeten worden ingeschat. B. Effecten bij exploitatie In de exploitatiefase worden hoofdzakelijk de wegen bereden en zijn de effecten van verdichting van de bodem gering in te schatten. Verontreiniging van bodem en grondwater wordt niet verwacht, gelet op de aard van de toekomstige activiteit (landschapspark) en ook gelet op de geplande aanwending van duurzame en milieuvriendelijke maatregelen tijdens festivalactiviteiten. Eventuele calamiteiten zijn nooit uit te sluiten maar worden dadelijk na elk optreden ervan onmiddellijk gesaneerd. Bij het onderhoud van het park zou bodem- en grondwaterverontreiniging ten gevolge van bestrijdingsmiddelen kunnen ontstaan. De eigenaar van het landschapspark zal er echter op toezien dat er geen vervuilende, chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Bijgevolg kan dit effect als verwaarloosbaar worden beschouwd.


|



54/76

Grondwater Het grondwater is over het ganse terrein als zeer kwetsbaar (Ca1) geklasseerd (zie grondwaterkwetsbaarheidskaart figuur 2.3.). Door calamiteiten zou er eventuele verontreiniging kunnen ontstaan door lekken van brandstof van bosbouwmachines en vrachtwagens,… Gezien de verwachte omvang van deze verontreiniging gering tot verwaarloosbaar is (er wordt immers gewerkt volgens de veiligheidsvoorschriften) wordt het effect van grondwaterverontreiniging als beperkt negatief tot verwaarloosbaar beoordeeld. Er worden geen permanente niet-waterdoorlatende verhardingen, noch andere constructies of bebouwing voorzien, zodat kan worden geoordeeld dat de effecten op de stand van de grondwatertafel naar aanleiding van het project verwaarloosbaar zijn.

4.2.

Oppervlaktewater

Effecten bij aanleg Ter hoogte van het projectgebied komen er geen openbare oppervlaktewateren voor. De dichtst bijgelegen oppervlaktewateren bevinden zich op voldoende afstand van het projectgebied om te oordelen dat de structuurkwaliteit ervan niet zal worden beïnvloed door het project. Er worden geen wijzigingen gepland aan de grachten in het studiegebied zelf. De geplande werken zullen echter geen afbreuk doen aan de structuurkenmerken van de grachten, noch aan de openbare oppervlaktewateren in het studiegebied en in de omgeving ervan. Er worden dan ook geen effecten op het oppervlaktewatersysteem verwacht. Effecten bij exploitatie De mogelijk impact van het muziekfestival Rock Werchter wordt sinds 2009 jaarlijks opgevolgd door de Dienst Meetnet Oppervlaktewater (DMO) van de Afdeling Rapportering Water van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Jaarlijks worden vergaderingen belegd met de festivalorganisatoren om te zien hoe de impact ieder jaar verminderd kan worden door het nemen van extra maatregelen. Het afvalwater van de festivalsite wordt afgevoerd, hiervan zijn attesten van afvoer en verwerking septisch materiaal beschikbaar. In de toekomst zal het afvalwaterbeheer op de festivalsite nog worden verbeterd. Verschillende maatregelen zullen worden genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen (voorleggen plan afvalwater, effectieve controle door MI, voorleggen vrachtbrieven afvoer afvalwater enz.). In 2012 werd een negatieve impact gemeten op de Binnenbeek – Hollakenbeek, maar de resultaten zijn hoofdzakelijk bepaald door de aanwezigheid van campings buiten het studiegebied, die eigendom zijn van andere eigenaars. Bijkomend wordt voorzien om in de toekomst het afvalwater, afkomstig van de backstage, niet langer af te voeren naar oppervlaktewater, maar dit op te vangen en af te voeren zoals de rest van het afvalwater in afwachting van de aanleg van openbare riolering. Het geplande project beoogt slechts een zeer beperkte toename van het aantal festivalgangers en zal zich volledig inschrijven in de rest van het afvalwaterplan van de gehele festivalsite en bijgevolg is het effect van het project op het oppervlaktewater verwaarloosbaar.


|



55/76

4.3.

Fauna en flora

Het bosgebied tussen de Haachtsesteenweg, buurtweg nr. 48 en buurtweg nr. 47 dat in aanmerking komt voor een ontbossing, is een laaggelegen, goed gestructureerd en weinig toegankelijk valleibos. Het bestaat grotendeels uit een dicht hoog hakhout en goed ontwikkelde struikgroei met een hoofdzakelijk verruigde ondergroei, enkele typische bosplanten en met inplanting van populieren. Andere boomsoorten die tot hooghout zijn uitgegroeid zijn vooral aanwezig aan de bosranden (essen en eiken). Het gehele bosgebied heeft nog een hoge natuurwaarde en werd op de biologische waarderingskaart aangeduid als biologisch zeer waardevol en getypeerd als alluviaal essen-olmenbos met voorjaarsaspect (va). Het bosgebied wordt door de 2 doorsteekwegen van de festivalweide naar de Haachtsesteenweg opgedeeld in 3 deelzones. De middelste zone is aan de zuidrand (de randzone palend aan de buurtweg) over een strook van ca. 20 m al grotendeels gerooid en voorzien van allerlei nutsvoorzieningen. Om de oprichting van een open dansvloer in deze noordelijke zone mogelijk te maken wordt een nagenoeg volledige ontbossing voorzien en dient het terrein heringericht als landschapspark conform de bestemming en stedenbouwkundige voorschriften van het PRUP Herziening Rock Werchter. Door de voorgenomen ontbossing zullen alle bomen, struiken en kruidvegetatie verloren gaan in de 3 deelzones. Dit betekent een negatief effect van biotoopverlies door het verlies van zeer waardevol bosgebied (middelhoutbos) over een oppervlakte van maximaal 21.287 m². De te behouden buffer van 30 m aan de westrand is hierbij niet inbegrepen. De aanwezige bomen en struiken die door de ontbossing zullen gekapt worden zijn deels populieren (verspreid aanwezig), maar vooral hoog hakhout van essen, elzen en enkele eiken. In de struiklaag zijn vooral meidoorn, olm, boskers en vlier aanwezig. De populieren zijn bijna kaprijp. Het hakhout is vrij oud en uitgegroeid tot jong hooghout door het achterwege gebleven hakhoutbeheer. De geschatte ouderdom van het bomenbestand is 40-50 jaar. De bebossing dateert vermoedelijk van het begin van de 20ste eeuw (op de historische kaart van 1878 was er nog geen bos aanwezig op de site Rock Werchter en in de westelijk gelegen vallei). Regularisatie van de ontboste of nog te ontbossen in de westelijke zone In de westelijke zone hebben de bestaande populierenrijen op grazige ondergroei een gering biologische waarde en zullen de milieueffecten van een verdere ontbossing en kapping van de resterende (kaprijpe) populieren een beperkt negatief effect hebben. Echter indien de effecten vergeleken worden met de situatie van enkele decennia geleden (versie 1 van de BWK), betekent de ontbossing en het verdwijnen van deze biologisch waardevolle valleibossen (type lhi en lhb) een negatief effect. Nabestemming De gerooide bospercelen zullen genivelleerd worden en ingezaaid met grassen. Plaatselijk worden nutsleidingen gelegd. Tijdens evenementen zullen deze grond als festivalterrein worden gebruikt, in andere periodes blijft het gebied als landschapspark toegankelijk. Bij een volledige ontbossing in de noordelijke en westelijke rand van de site Rock Werchter is er van een overgangsfunctie (overdruk B, zoals vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften) en natuur- en landschapsfunctie nog weinig sprake. De landschaps- en overgangsfunctie kan wel opnieuw bekomen worden bij herinrichting van het terrein en ontwikkeling van het landschapspark (zie figuur 1.12.). Hiervoor werd het vroegere landschapsinrichtingsplan bijgestuurd (uitbreiding ter hoogte van de noordelijke zone). Het plan voorziet in de aanleg van dreefstructuren over de volledige site, een opdeling in landschapskamers en dreven in de randzones. Hiervoor zullen dubbele tot 4-dubbele dreven van bomen (essen, hybride VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|



56/76

els of andere soorten) worden aangeplant. Binnen deze dreven zullen dienstwegen worden voorzien, die tijdens evenementen worden gebruikt. Door deze aanplanten zal vooral de landschapswaarde binnen de site Rock Werchter opnieuw gaan toenemen. Om ook de natuurwaarde in de noordelijke zone te versterken, dienen bijkomende maatregelen genomen te worden. Deze onderstaande maatregelen moeten verder geïntegreerd worden in het uiteindelijke inrichtingsplan, zodat de biodiversiteit kan in stand gehouden worden. Cumulatieve effecten Door de gefaseerde en geleidelijke ontbossing die binnen de site Rock Werchter heeft plaatsgevonden en nog zal plaatsvinden is/zal nagenoeg het volledige bosgebied ten oosten van buurtweg nr. 47, dus de rand van het Werchters Broek, verdwenen zijn. Enkel de voorziene buffer van 30m in het noordelijk deel zal als bos behouden blijven, evenals enkele kleinere bospercelen in het zuidwesten. Door dit geleidelijke verlies is de druk op het resterende bosgebied Werchters Broek ten westen van deze buurtweg sterk toegenomen. Deze druk kan verminderd worden door voldoende maatregelen te nemen (bij evenementen) en zal afnemen door een effectieve inrichting van de site als landschapspark, met overgangsfunctie naar het westelijk gelegen natuurgebied te voorzien. Door de inbreng van talrijke dreven zoals aangegeven op het landschapsinrichtingsplan en de voorgestelde onderstaande maatregelen, wordt dit verlies door ontbossing ten dele gecompenseerd. Te nemen maatregelen In de noordelijke te ontbossen zone, meer bepaald in de zone met overdruk B volgens het bestemmingsplan (dit is in de westelijke deelzone - ten westen van de doorsteekweg), die een overgangsfunctie heeft naar het meer westelijk gelegen natuurgebied, wordt aanbevolen om waar mogelijk niet tot een volledige ontbossing over te gaan, maar om een deel van de bestaande begroeiing (bomen, struiken en kruiden) te behouden (bvb. ter hoogte van de EHBO-post). Hiervoor komen de meest waardevolle bomen met hun natuurlijke ondergroei in aanmerking, namelijk een aantal grote essen bomen (boom of hoog hakhout exemplaren) en enkele eiken die verspreid voorkomen in deze beboste zone. Een aantal van deze bomen kunnen groepsgewijs behouden blijven in de backstagezone. De ingeplante populieren zijn bijna kaprijp en mogen gerooid worden. De andere bomen (essen en eiken) kunnen nog een grotere ouderdom bereiken. Beide soorten zijn diepwortelend en geschikt voor dit festivalterrein. Het aandeel dood hout is momenteel zeer beperkt. Omwille van de veiligheid dient het dood hout verwijderd te worden in deze overdrukzone B. Om een visuele afscherming van het terrein Rock Werchter aan de noordrand te bekomen (zijde Haachtsesteenweg) wordt aangeraden om een aantal diepwortelende en veilige bomensoorten (essen, zomereiken, ..) in de bosstrook van ca. 10 m of breder langs de weg te behouden over de volledige lengte (ca. 250 m) en eventueel nieuwe bomenrijen (dreven) aan te planten ten zuiden hiervan. De voorkeur wordt gegeven aan zoveel mogelijk behoud van geschikte bomen. Deze strook langs de steenweg kan deel uitmaken van het toekomstige landschapspark (en de voorziene dreefstructuur deels vervangen) en bijdragen tot een behoud van de bestaande natuurwaarden en waardevolle landschapselementen. Hiervoor is het eveneens noodzakelijk dat in de te behouden bosstrook en zones met natuurwaarden ook de natuurlijke vegetatie wordt behouden, er geen dienstwegen worden aangelegd in deze strook maar wel aan de binnenzijde, dat er in deze zones met natuurwaarden geen constructies worden voorzien en dat deze zones niet jaarlijks worden heringezaaid met grassen. Het aanbrengen van afsluitingen of hekkens tijdens festivals wordt aanbevolen om overmatige betreding en verstoring te vermijden.

In beide zones (overgangszone en de noordelijke bosrand langs de steenweg) zal het behoud van de meest waardevolle bomen en de onderbegroeiing kunnen beschouwd worden als een eerste aanzet tot zowel de instandhouding van de


|



57/76

biodiversiteit en bestaande natuurwaarden als tot de inrichting van het landschapspark. Een opname van deze landschapselementen en geschikt beheer in de plannen van het landschapspark is bijgevolg wenselijk. Alle nieuwe aanplantingen dienen bij voorkeur te gebeuren met streekeigen en aangepaste bomen en struiken. Omwille van het belang van de veiligheid tijdens festivals kan voor de dreven een uitzondering gemaakt worden, indien er geen andere mogelijkheid voorhanden is.

Aan de oostzijde van de te behouden bufferstrook dienen nieuwe aanplantingen aangebracht te worden, bv. creatie van een bosrandzone of dreefstructuur als overgang naar het landschapspark. De te behouden beboste bufferstrook van 30 m aan de westelijke zijde dient volledig buiten de festivalzone gehouden te worden en verder effectief als bosgebied beheerd te worden (zeker geen omvorming tot parkbos of landschapspark of tijdelijke dienstenzone). Alle dienstwegen dienen aan de oostzijde van en buiten deze bufferstrook te liggen (in overdrukzone B) en toegankelijk te zijn via de bestaande toegangspoort aan Haachtsesteenweg en niet via een nieuwe toegang ter hoogte van de buurtweg nr.47. Omwille van de aanwezigheid van waardevolle eiken, essen en knotwilgen langs het noordelijk deel van de buurtweg nr. 47 en de beperkte doorgangsbreedte is deze buurtweg niet geschikt als toegangsweg tot de backstagezone voor zwaar verkeer vanaf de Haachtsesteenweg. Elke beschadiging van de waardevolle bomen aan de rand van buurtweg nr. 47 dient vermeden. Omdat dit deel van buurtweg nr. 47 zich buiten de eigenlijke festivalzone bevindt, wordt aanbevolen om langs deze buurtweg geen nieuwe drevenstructuur te voorzien, wel het maximale behoud van de bestaande waardevolle bomen na te streven. Het rooien van het bosgebied dient niet te gebeuren tijdens het broedseizoen, dus niet in de periode begin april – eind juni, om rustverstoring te vermijden. Door het inschakelen van het zuidelijk deel van de buurtweg nr.47 als dienstweg bij evenementen, zal de druk op het bosgebied ten westen van de buurtweg tijdelijk sterk toenemen. Daarom dient dit deel van deze buurtweg enkel voor transporten gebruikt en niet toegankelijk te zijn voor het grote publiek. In het zuidwestelijk deel van de site Rock Werchter dienen zo weinig mogelijk populieren gerooid te worden om de overgangsfunctie te behouden totdat nieuwe aanplantingen (dreven) zijn uitgegroeid. In functie van veiligheid op het festivalterrein is op termijn een volledige rooiing van deze populieren wel te verantwoorden, indien er op korte termijn nieuwe aanplantingen met geschikte soorten (bv gewone es, plataan, linde,..) zullen plaatsvinden en die passen binnen het landschapsinrichtingsplan.

In toepassing van het bosdecreet is een boscompensatie verschuldigd voor alle nog te ontbossen en al ontboste percelen. Door het verlies van de bosfunctie in de noordelijke te ontbossen zone, dient de volledige oppervlakte van het bosgebied, met uitzondering van de te behouden bufferzone van 30 m, gecompenseerd te worden. Voor een bos waarvan het grondvlak inheems loofhout tussen 20 en 80 % ligt (deels hier vermoedelijk het geval is) is de compensatiefactor 1,5 van toepassing. Indien het inheems loofhout minstens 80 % bedraagt is een compensatiefactor 2 van toepassing (deels mogelijk het geval).


|



58/76

Voor het verlies van populierenbossen in het zuidwestelijk deel van de site Rock Werchter (reeds ontboste en nog verder te ontbossen percelen met niet-inheems loofhout) geldt een compensatiefactor 1. Hiervoor werd de boscompensatie reeds uitgevoerd / opdracht gegeven door Live Nation Festivals aan derden. Deze compensatie gebeurde in natura op terreinen in de omgeving van het studiegebied en op gronden die aansluiten op beboste gehelen. Voor de bepaling van de compensatiefactor wordt de noordelijke te ontbossen zone opgesplitst in 3 delen (zie figuur 1.9.). Voor het meest westelijke gedeelte wordt de compensatiefactor voor inheems loofbos (compensatiefactor: 2) toegepast, voor de twee andere delen wordt deze voor gemengd bos (compensatiefactor: 1,5) gebruikt (bijlage 2: Compensatiemaatregelen bij ontbossing). Voor de bufferzone van 30 m in het westen deel langs de buurtweg nr. 47 is er geen ontbossing voorzien en dus geen compensatie nodig. De ontbossingen zullen in natura worden gecompenseerd in de nabijheid van de site Rock Werchter en aansluitend op bestaande bosgehelen. Enkele geschikte percelen werden hiervoor al gevonden, doch pas op het ogenblik dat de ontheffing van de MER-plicht en de ontheffing op het ontbossingsverbod zullen verleend zijn, kunnen hiervoor de nodige overeenkomsten met grondeigenaars worden afgesloten en kan een volledige lijst met compenserende gronden in nauw overleg met ANB worden vastgelegd.


|



59/76

4.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 4.4.1. Macroniveau en aantasting van de relicten Het studiegebied maakt deel uit van de volgende zones: - Relictzone: Dijle-Vallei stroomafwaarts Leuven (Code R12005) - Ankerplaats: Samenvloeiingsgebied van Dijle en Demer (Code A20013) Voor deze ankerplaats wordt als beleidswenselijkheden vermeld “Het consolideren van dit landschap mits de afbouw van populierenaanplantingen. Behoud gesloten valleikarakter en vrijwaring van bebouwing”. Er komen geen waardevolle punt- of lijnrelicten voor in het studiegebied. 4.4.2. Landschapsstructuur op meso- en microniveau Landschapsbeeld en -beleving Effecten bij aanleg en exploitatie Effecten op de ruimtelijke omgeving: De al uitgevoerde ontbossingen in het studiegebied hadden betrekking op kaprijpe populieren, veelal zonder onderbegroeiing en op grotere afstanden van elkaar. De bomen werden onveilig en deze soort is ongewenst. Het effect van deze al uitgevoerde kappingen is dan ook neutraal tot licht positief. Tijdens het geplande ontbossen van de noordelijke zone zal het landschapsbeeld (tijdelijk en herstelbaar) in het projectgebied geschaad worden. Er wordt een oppervlakte aan opgaande, niet-onderhouden en wilde vegetatie gerooid om het projectgebied vrij te maken, wat in het projectgebied (noordelijke bufferzone) wordt beschouwd als een activiteit met een potentieel grote impact op het landschapsbeeld. Om het project visueel-ruimtelijk te integreren, wordt er voorzien in de aanleg van bufferzones in het projectgebied zelf. Aan de rand van het projectgebied worden stroken groenbuffers voorzien, zowel naar de Haachtsesteenweg als naar het landschapspark en het achterliggende Werchterbroek toe. Rekening houdend met deze voorziene buffering mag het effect van deze geplande ontbossing matig positief worden genoemd. Tijdens de aanleg van het landschapspark in de rest van het studiegebied zullen het landschapsbeeld en de landschapsbeleving wijzigen in positieve zin. De ruimte zal beter geordend en herkenbaar worden, de boomsoorten zullen gewenste soorten zijn die zich beter inpassen in de omgeving en geschikter zijn dan de vroegere populieren. Op ruimtelijk vlak betekent het inrichten van het landschapspark in het studiegebied niet noodzakelijk een ‘harde ingreep’ voor de omgeving aangezien het gericht is op laagdynamisch recreatief medegebruik en slechts enkele malen per jaar bestemd is voor hoogdynamische activiteiten. De draagkracht van het gebied zal niet worden overschreden door een overmaat aan recreatie en de site zal telkens voldoende tijd krijgen om te kunnen herstellen. Tijdens de exploitatie van het landschapspark doorheen het jaar is er geen wijziging van het landschapsbeeld. De uitrusting en infrastructuur tijdens de exploitatie op momenten van activiteiten is slechts tijdelijk. Het beoogde project vormt een verlengstuk van het al bestaande festivalterrein Rock Werchter die gelegen is middenin een grotere zone voor landschapspark. Het project van de noordelijke bufferzone kadert binnen het ruimere project voor de ontwikkeling van het landschapspark en beoogt louter een optimalisatie van de al bestaande recreatieve festivalfuncties op de site. De ontwikkeling van het landschapspark heeft een verbetering van de natuurwaarden en het recreatief medegebruik op de site Rock Werchter als doel en hiervoor kan dus een positief effect worden verwacht.


|



60/76

Effecten op cultuurhistorie Ter hoogte van het studiegebied komen volgens de CAI geen beschermde monumenten of ander waardevol bouwkundig erfgoed voor. De geplande ingrepen zullen bijgevolg geen invloed hebben op archeologisch erfgoed. Indien er archeologische sporen zouden worden aangetroffen tijdens de werken, dan zal hiervan conform aan de geldende wettelijke bepalingen onmiddellijk melding worden gemaakt aan de bevoegde diensten. De werken hebben louter betrekking op ontbossing en heraanplanting van bomen. Er worden geen uitgravingen (m.u.v. verwijderen van wortels) voorzien, zodat er geen noemenswaardige effecten met betrekking tot archeologische vondsten moeten worden verwacht.


|



61/76

4.5. Mens – sociaalorganisatorische aspecten 4.5.1.

Effecten op verkeer

Hierbij concentreren we ons op de mobiliteitsimpact. Deze is tweeërlei: 1. Het verkeer gegenereerd tijdens de ontbossingsoperatie: aankomst en vertrek van voertuigen die op het terrein actief zijn en het vervoer van hout en houtafval van het terrein; 2. Het bijkomende verkeer eventueel gegenereerd tijdens het evenement Rock Werchter door het uitbreiden van het festivalterrein en het in gebruik nemen van een extra festivalruimte (voor open dansvloer). Dit rapport behandelt voor beide luiken het bereikbaarheidsprofiel, het mobiliteitsprofiel, de mobiliteitseffecten en de aanbevelingen. Effecten bij aanleg: Het verkeer gegenereerd door / tijdens de ontbossingsoperatie Bereikbaarheid Het te ontbossen gebied bevindt zich aan de Haachtsesteenweg (N21) tussen de dorpskernen van Haacht en Werchter, op het grondgebied van Werchter (gemeente Rotselaar). Voor het bereiken van de ontbossingszone vanaf de Haachtsesteenweg zal de buurtweg nr. 48 of “Kraneveldweg” worden gebruikt (zie foto rechts hieronder). De zone en de genoemde buurtweg kunnen ook bereikt worden via een alternatieve toegang (in foto links hieronder), eveneens vanaf de Haachtsesteenweg. Beide toegangswegen zijn verhard en geschikt voor zwaar verkeer en worden nu al gebruikt als vrachtroutes voor, tijdens en na de evenementen die op het festivalterrein plaatsvinden.

Figuur: Ontsluitingsmogelijkheden van het projectgebied


|



62/76

Gegenereerde mobiliteit De werken zullen plaatsvinden op weekdagen tussen 7u en 19u, dus niet ’s nachts en niet in het weekend. De bijkomende mobiliteit gegenereerd door de ontbossingsoperatie bestaat exclusief uit een sterk gespreid aantal vrachtwagenbewegingen op weekdagen. Naar schatting vinden volgende vervoersbewegingen plaats per fase van de werken: Fase

Duur

Werkzaamheden

Aantal vrachtwagenbewegingen/dag

Fase 1

1 à 1,5 weken

afvoer van hout en houtafval tijdens +/- 10 het rooien

Fase 2

2 weken

samenbrengen van takken op het +/- 3 terrein en uittrekken van de stronken

Fase 3

1 week

wegvoeren van takken en stronken

+/- 6

Fase 4

1 week

terreinnivellering

+/- 2

Tabel: Geraamd aantal vrachtwagenbewegingen tijdens de ontbossing Mobiliteitseffect Wegens de gekozen aanrijroutes beperkt de impact op het verkeer zich tot de Haachtsesteenweg. De extra verkeersgeneratie die gespreid over de dag en voornamelijk gedurende boven geschetste fases 1 en 3 plaats vindt, is verwaarloosbaar als bijdrage aan de verkeersintensiteiten op de N21. Aangezien beide mogelijke aanrijroutes uitgerust zijn voor zwaar vervoer (qua draaicirkels, breedte en stabiliteit) zal er weinig vertraging optreden voor het overige verkeer dat dit deel van de N21 gebruikt op het ogenblik dat een vrachtwagen het terrein op- of afrijdt. Qua verkeersveiligheid is aandacht geboden voor de overige weggebruikers: fietsers en automobilisten, zowel gebruik makend van de N21 als van de lokale wegen die aan de overzijde van het festivalterrein op de N21 uitkomen (Hazepad en private weg aan de overzijde van de alternatieve toegang). Conclusie en aanbevelingen De verkeersgeneratie van de ontbossingsoperatie is beperkt tot de N21 en verwaarloosbaar op het vlak van verkeerstoename maar toch dient speciale aandacht gevraagd te worden voor de verkeersveiligheid. Het is aan te raden de mogelijkheid van in- en uitrijdend werfverkeer via signalisatie aan te kondigen vanuit beide richtingen op de N21 en eventueel ook vanuit het Hazepad. Aangezien het betrokken gedeelte van de N21 als een belangrijke fietsas fungeert, verdienen deze tweewielers in dit verband specifieke aandacht.


|



63/76

Effecten bij exploitatie: Het verkeer eventueel gegenereerd tijdens het evenement Rock Werchter Bereikbaarheid Het festivalterrein waar Rock Werchter plaatsvindt, is niet rechtstreeks bereikbaar voor de bezoekers die met de auto komen. Deze dienen hun auto te parkeren op een aantal parkings die in een wijde omgeving rond het festivalterrein zijn georganiseerd, en vandaar verder te voet naar het terrein te wandelen. De bezoekersparkings zijn verdeeld over 3 zones, die elk een andere aanrijroute hebben (figuur 2.14.). Door de aanwezigheid, sinds 2011, van een dynamisch signalisatieplan, waardoor de bezoekers van op de autosnelwegen naar voorkeurroutes en -parkeerzones worden gestuurd, is de congestie voor de bezoekers drastisch verminderd. Maar er blijft natuurlijk op veel tijdstippen sprake van verzadiging van het wegennet dat naar de parkings leidt. Daarnaast voorziet De Lijn vervoer per bus vanaf het station van Leuven, voor mensen die daar met de trein aankomen, met de wagen afgezet worden of in Leuven parkeren. Er zijn twee bushaltes van De Lijn voorzien voor de bezoekers in de omgeving van de festivalzone (figuur 2.14.). Tenslotte voorziet de organisatie twee nabije en degelijke fietsenstallingen voor de bezoekers die met de fiets komen (figuur 2.14.). Gegenereerde mobiliteit De vergroting van het festivalterrein en het bijkomende podium kunnen qua stijging van het aantal bezoekers enkel een impact hebben op het meerdaagse festival Rock Werchter. De andere festivals die op het terrein plaats vinden (Werchter Boutique, TW Classic) gebruiken enkel het hoofdpodium en het centrale gedeelte van de festivalweide. De mogelijke impact van het bijkomende podium op het meerdaagse Rock Werchter moet gerelativeerd worden. Bij dit podium is een publieksruimte voorzien van max. 5000 personen. Maar deze bijkomende ruimte creëert geen nieuwe doelgroep voor het festival. De doelstelling is het verhogen van het aanbod voor de huidige doelgroep. Toch gaan we voor de berekening van het mobiliteitseffect uit van een stijging met 2000 eenheden van het aantal bezoekers. In 2012 had het festival Rock Werchter op elke festivaldag (van donderdag tot en met zondag) 85000 bezoekers. Dit is zowel de gemiddelde als de maximale aanwezigheid van festivalbezoekers per dag. Volgens een steekproefenquête komt 71% van deze bezoekers met de auto (60350 bezoekers), 21% met het openbaar vervoer (17850) en 8% met “andere vervoermiddelen” (vnl. fiets en andere tweewielers, 6800). Modal split 2012

8% 21%

71%

Auto

OV

Andere

Diagram : Vervoerswijzekeuze bezoekers Rock Werchter 2012 (steekproef)


|



64/76

De autogebruikers namen in 2012 slechts 25 570 parkeerplaatsen in (zie onderstaande balk), wat de gemiddelde bezettingsgraad van de wagens op 2,36 brengt. Zonale verdeling geparkeerde wagens (2009‐2012) 0

5.000

2009

2010

2011

2012

10.000

15.000

12.344

20.000

5.259

13.402

5.281

4.579

13.342

6.140

7.142

ZONE A

ZONE B

30.000

5.643

4.549

15.636

25.000

5.104

ZONE C

Grafiek : Aantal geparkeerde auto’s tijdens Rock Werchter en spreiding over parkeerzones

Mobiliteitseffect We gaan er van uit dat er zich (vanaf 2013) 2000 extra bezoekers voegen bij de huidige 85000 die op elke festivaldag aanwezig zijn. Als de verdeling van de vervoermiddelen dezelfde blijft, dan stijgt hierdoor het aantal autogebruikers met 1420, en het aantal auto’s met 600 (op basis van de gemiddelde bezettingsgraad van 2,36 personen per wagen). Dat is een toename van het autoverkeer naar en van het festival met 2,35% (600 op 25 570). Toegepast op de verschillende aankomstzones en de proportionele verdeling van het verkeer die gemeten werd in 2012 geeft dit het volgende resultaat:

Zone A

Zone B

Zone C

Aantal wagens in 2012

13342

7142

5104

Aantal wagens in 2013 (toename met 2,35%)

13655

7309

5224

313

167

120

Toename aantal aankomende/vertrekkende wagens per zone over alle festivaldagen

Tabel: Toename aantal aankomende/vertrekkende wagens per zone Indien de vervoerswijzekeuze dus dezelfde blijft, genereert de stijging van het aantal bezoekers met 2000 eenheden de bovengenoemde extra aankomende/vertrekkende wagens per zone voor alle festivaldagen. In de realiteit zijn aankomsten en vertrekken over de hele festivalperiode gespreid: van de woensdag voor het festival wanneer de eerste kampeerders aankomen (en parkeren) tot de maandag erna wanneer het gros van de bezoekers vertrekt.


|



65/76

Daardoor is het beter de cijfers van toename van het autoverkeer uit voorgaande tabel te spreiden over de momenten van aankomst en vertrek. Als we hierbij zouden uitgaan van het worst case scenario dat alle bijkomende auto’s zich enkel op de aankomstdagen woensdag (gedurende 5u) en donderdag (gedurende 5u) naar de parkings begeven en enkel zondagavond (gedurende 2u) en maandagmorgen (gedurende 5u) terugrijden, dan is dit het aantal bijkomende wagens per uur bij aankomst en vertrek als volgt: Toename aantal wagens per zone (worst case)

Zone A

Zone B

Zone C

Per uur van aankomst

31

17

12

Per uur van vertrek

45

24

17

Tabel: Berekening toename aantal aankomende/vertrekkende wagens per zone per uur

Conclusie en aanbevelingen De verkeersgeneratie van het bijkomende podium, uitgaande van een (eventuele) toename van het publiek met 2000 eenheden, zal slechts in beperkte mate bijdragen aan de verzadiging van de toegangswegen die sowieso op bepaalde momenten aanwezig is bij het festival Rock Werchter. Het mobiliteitsplan van het festival is echter in volle ontwikkeling om aan die verzadiging verder het hoofd te bieden vanaf 2013: • • •

Tijdens Rock Werchter 2012 werd geconstateerd dat de capaciteit aan fietsenstallingen onvoldoende bleek en dat de informatie en sensibilisatie naar fietsen toe nog te beperkt was; dit is een opportuniteit voor het komende jaar; In hetzelfde jaar bleek het openbaar vervoer beter dan ooit te scoren. De al eerder geopperde piste van een nieuwe busverbinding vanuit Mechelen wordt opnieuw onderzocht en kan leiden tot meer overstap naar het openbaar vervoer voor bezoekers uit de richting noorden van België en Nederland; Tenslotte is het dynamische bewegwijzeringsplan erop gebouwd om onverwachte verkeerscongestie snel te remediëren door het verkeer dwingend naar andere routes te verwijzen. Dit wordt gecontinueerd, waardoor het kleine % extra auto’s ook zal worden opgevangen.

Als de vernieuwing van het mobiliteitsplan ertoe leidt dat het aandeel van “andere vervoermiddelen” (vnl. tweewielers) stijgt tot 10% en het aandeel van het openbaar vervoer tot 25%, dan krijgen we de volgende verdeling qua vervoerswijzekeuze: Hypothese: modal split 2013

10%

25% 65%

Auto

OV

Andere

Diagram : Hypothese modal split 2013 Hierdoor zou zelfs bij een stijging van het aantal bezoekers met 2000 het autoverkeer niet toenemen, maar zelfs afnemen tegenover vandaag. Het geraamde aantal autogebruikers zou verminderen van 60350 (op 85 000, in 2012) naar 56 550 (op 87 000, in de toekomst). VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT

|



66/76

Een nog meer doorgedreven bevordering van openbaar vervoer en het fietsen naar Rock Werchter kan er dus voor zorgen dat een beperkte stijging van het bezoekersaantal gepaard gaat met een status quo tot zelfs daling van het autoverkeer.

4.5.2.

Effecten voor omwonenden en recreanten

Er zijn geen nabije woon- of industriezones, zodat er geen effecten worden verwacht voor de functies wonen en werken. Tijdens de uitvoeringsfase zal, wat betreft toegankelijkheid tijdelijke hinder voor de omwonenden en de zeer sporadische recreanten bestaan bij het kappen van de bomen en het egaliseren van de bodem. De visuele hinder wordt beperkt ingeschat; het project is immers gelegen op grote afstand van de bewoning en gebufferd door het achterliggende bos.

4.5.3.

Effecten op landbouw, bosbouw en jacht

Momenteel is er geen landbouwactiviteit aanwezig binnen het projectgebied, dus een negatief effect terzake is dan ook niet aan de orde. Momenteel is er geen duidelijke bosbouwactiviteit aanwezig binnen het projectgebied, maar wordt het bos eerder aan zijn lot overgelaten. Momenteel is het project volgens onze gegevens niet in gebruik als jachtterrein. Er zijn dan ook geen effecten te verwachten op deze disciplines.

4.6. Geluid en trillingen Tijdens de voorbereidende werkzaamheden en de aanlegfase voor de aanleg van de projectzone zal een bijkomende geluidsproductie ontstaan door de inzet van allerhande materieel. Hierbij zullen de ingezette machines onderworpen zijn aan de wettelijke richtlijnen inzake maximale geluidsvermogens. Gelet op de grote afstand ten opzichte van de omwonenden (m.u.v. 1 woning), wordt niet verwacht dat deze hinder zullen ondervinden van de tijdelijk toegenomen geluidsdruk. Tijdens de aanlegfase zullen, aangezien het landschapspark op dat ogenblik nog niet in gebruik zal zijn, de recreanten van het toekomstige landschapspark geen hinder ondervinden van de werken. Bij de exploitatie blijven de meest luidruchtige activiteiten (hoofdpodium) zich concentreren op de bestaande plaats. Het geluidsprofiel van de geplande open dansvloer in de projectzone is gelijkaardig aan dat van de overige podia. De concentratie van geluidsintensiteit blijft zich bijgevolg op dezelfde plaats in het studiegebied situeren (hoofdpodium) met geluidswaarden die zich steeds onder de bepaalde wettelijke maxima dienen te bevinden, waardoor de effecten van de geplande ingrepen in het projectgebied naar de omgeving toe verwaarloosbaar zullen zijn.


|



67/76

5.

SAMENVATTENDE ANALYSE IMPACT KWETSBAARHEID - POTENTIËLE EFFECTEN

In dit samenvattende hoofdstuk worden de besluiten over het gebied op een rij gezet en tevens worden de omvang en het bereik, het grensoverschrijdende karakter van het project, de grootte en complexiteit en omkeerbaarheid bepaald. Omvang en bereik Het project sluit aan bij de bestaande zone voor landschapspark Rock Werchter waarvoor een landschapsinrichtingsplan wordt ontwikkeld volgens de geldende bestemmingsvoorschriften van het PRUP Rock Werchter. De bestaande natuurwaarde in de noordrand van het projectgebied zijn vergelijkbaar met en sluiten aan bij het nabijgelegen Werchterbroek. De geplande ontbossing en het ermee gepaard gaande verlies aan natuurwaarde wordt gecompenseerd en gemilderd door het behouden van groene ruimte, het aanplanten van nieuwe bomen en groen, het behoud van natuurwaarden in de noordelijke randzones aansluitend bij het Werchterbroek en de inrichting als landschapspark. Bovendien wordt er voorzien in compensatie in natura zoals bepaald in het bosdecreet. Een gepast compensatievoorstel zal vastgelegd worden in functie van de aanvraag voor een noodzakelijke stedenbouwkundige vergunning en in nauw overleg met ANB.

Grensoverschrijdend karakter Gelet op de aard van de effecten en de ligging van het projectgebied zijn er geen grensoverschrijdende effecten te voorzien.

Grootte en complexiteit van het projectgebied Het projectgebied beslaat slechts ca. 2,52ha en vormt een uitbreiding van de bestaande site Rock Werchter (opp. studiegebied = ca. 25,64ha).

Waarschijnlijkheid effect op de domeinen natuur-water-mobiliteit-landschap De effecten worden op volgende manieren beperkt: -

het behoud van een substantieel deel van het groen;

-

het behoud en tevens aanplanten van nieuwe bomen cfr. het landschapsinrichtingsplan;

-

het projectgebied grenst aan een beboste zone, waarbij een bufferstrook wordt behouden die als overgangszone naar het grotere beboste gebied (Werchterbroek) kan functioneren;

-

een compensatie in natura voor het resterend deel van het gerooid bos zoals bepaald in het bosdecreet en dit op terreinen in de omgeving van de site Rock Werchter en in nauw overleg met ANB.

De groenaanplantingen en bufferzone waaronder de overgangszone en het zoveel mogelijk behouden van bomen en groen, zijn op termijn waardevolle elementen te noemen in dit nieuwe landschap.


|



68/76

6.

CONCLUSIES

Dit voorstel tot rooien en kappen van bos in het kader van de ontwikkeling van het landschapspark Rock Werchter dient in functie van de verschillende disciplines anders te worden beoordeeld. Hieronder per discipline een overzicht.

6.1. Discipline bodem en grondwater Aangezien: -

de bodemeffecten vooral optreden tijdens de aanlegfase (ontbossing en egalisatie) en er tijdens de exploitatiefase geen noemenswaardige effecten meer verwacht worden;

-

de bodem gevoelig is voor verdichting, maar dat het herstelpotentieel ervan wel voldoende groot is zodat de effecten van verdichting slechts beperkt negatief moeten worden ingeschat;

-

de bodem geen ‘zeldzame of speciale bodemtypes’ bevat;

-

potentiële, geïsoleerde puntverontreinigingsbronnen verwaarloosbaar zullen zijn

-

de kans op grondwaterverontreiniging gering tot verwaarloosbaar is

dient vanuit de discipline Bodem gesteld te worden dat deze werkzaamheden een licht negatief tot verwaarloosbaar effect hebben op de aanwezige bodemtoestand ter hoogte van het projectgebied.

6.2. Discipline water Aangezien: -

er geen openbare oppervlaktewateren in het studiegebied aanwezig zijn;

-

er geen wijzigingen worden gepland aan het aanwezige grachtensysteem en er geen aanwijzingen zijn dat het project hierop enig effect zou hebben;

-

het project zich inschrijft in het afvalwaterprogramma van de gehele festivalsite en alle afvalwaters afkomstig van binnen het projecten studiegebied integraal extern worden afgevoerd

dient vanuit de discipline Water gesteld te worden dat deze werkzaamheden een verwaarloosbaar effect hebben op de aanwezige watertoestand ter hoogte van het projectgebied.

6.3. Discipline fauna en flora Volgende items zijn hierbij van belang : -

het project nadert of ‘benadert’ geen natuurreservaten;

-

het project nadert of ‘benadert’ geen zone behorend tot het VEN 1° fase;

-

het project nadert of ‘benadert’ geen vogel- of habitatrichtlijngebied;


|



69/76

-

het project is gelegen in een volgens het PRUP bestemde zone voor landschapspark;

-

het project voldoet aan de boscompensatieplicht;

Aangezien -

enkel het oostelijk deel van het projectgebied volledig wordt ontbost;

-

er aan de westzijde een buffer met een breedte van 30 m behouden blijft, dat deze buffer als bos beheerd wordt en niet gebruikt wordt als dienstenzone tijdens festivals;

-

in het westelijk deel een aantal van de meest waardevolle bomen samen met de onderbegroeiing groepsgewijze worden behouden in de backstageruimte (overdruk B), zijnde een aantal essen (bomen of jong hooghout) en eiken (veilige en diepwortelende boomsoorten);

-

de diepwortelende boomsoorten in een strook langs de Haachtsesteenweg kunnen behouden blijven met behoud van de natuurlijke ondergroei en een nieuwe bomenrij kan worden aangeplant aan de zuidzijde, dit als visuele buffer naar het festivalterrein; het behoud van de natuurwaarden dient verder verzekerd te worden door geen constructies in deze strook te voorzien en te zorgen voor een afsluiting met hekkens tijdens de festivals;

-

de te behouden bomen en bosrand gaan deel uitmaken van het landschapspark;

-

er bij voorkeur streekeigen en geschikte bomen en struiken worden aangeplant;

-

de voorgestelde maatregelen verder verwerkt zullen worden in het landschapsinrichtingsplan;

-

de rand van de bufferstrook langs de buurtweg nr. 47 intact gelaten wordt met behoud van de waardevolle eiken en andere grote bomen (essen, poulieren) en knotwilgen (aan de overzijde van de buurtweg); geen nieuwe dreefstructuur aanbrengen;

-

een boscompensatie in natura zal worden uitgevoerd op de terreinen in de omgeving van de site Rock Werchter, die op hun beurt aansluiten bij beboste gebieden;

Dient vanuit de discipline fauna en flora te worden gesteld dat de werkzaamheden een deels negatieve, maar nog aanvaardbare invloed hebben op de aanwezige natuurwaarden.

6.4. Discipline Monumenten en landschappen Aangezien: -

de effecten op landschapsbeeld en –beleving van al uitgevoerde kappingen in het studiegebied verwaarloosbaar worden geacht;

-

de effecten op landschapsbeeld en –beleving van nog uit te voeren kappingen en aanplantingen in het projectgebied neutraal worden geacht;

-

de effecten van de ontwikkeling van het landschapspark in het volledige studiegebied worden positief ingeschat;

-

er geen effecten op cultuurhistorie worden verwacht;

dient vanuit de discipline Monumenten en landschappen gesteld te worden dat deze werkzaamheden een verwaarloosbaar tot positief effect hebben op de huidige situatie ter hoogte van het projectgebied.


|



70/76

6.5. Discipline Mens Aangezien: -

de toegankelijkheid voor de omwonenden en de zeer sporadische recreanten gehinderd wordt bij de aanlegfase;

-

de effecten op landbouw, bosbouw en jacht nihil zijn zowel in aanleg- als exploitatiefase;

-

de geluidshinder in de aanlegfase beperkt is tot een tijdelijke hinder voor maximaal één woning;

-

de toename van het bijkomende aantal aankomende / vertrekkende wagens per zone per uur tijdens de exploitatiefase (in geval van festivals) zeer beperkt blijkt te zijn en een nog meer doorgedreven bevordering van het openbaar vervoer en fietsen naar de festivalsite ervoor kan zorgen dat het effect verwaarloosbaar is;

dient vanuit de discipline Mens gesteld te worden dat deze werkzaamheden een verwaarloosbaar tot positief effect hebben op de huidige situatie ter hoogte van het projectgebied.

6.6. Eindconclusie

Wanneer de verschillende behandelde disciplines in overweging worden genomen en wanneer hun effecten op een evenwaardige manier met elkaar worden vergeleken, kan gesteld worden dat de voorgenomen activiteit in zijn totaliteit een eerder verwaarloosbaar, soms neigend naar een licht negatief effect en dan weer naar een licht positief effect op de elementen die werden vastgesteld in de referentiesituatie.


|



71/76

ALGEMEEN BESLUIT Rock Werchter bestaat al sinds 1978 in het studiegebied. Het huidige project voorziet in een beperkte uitbreiding van de site (minder dan 10% van het studiegebied), kadert binnen een ruimer landschapsinrichtingsplan voor de gehele site en komt tegemoet aan de bepalingen van het recent herziene PRUP Rock Werchter. Er wordt geen bijkomende harde infrastructuur voorzien omdat deze op de bestaande site ruimschoots volstaat. De al uitgevoerde kappingen hadden hoofdzakelijk betrekking op kaprijpe, onveilige populieren, een nietgewenste boomsoort. De in het kader van de geplande uitbreiding te compenseren bosoppervlakte is relatief beperkt (max. 2,13ha). en hiervan zal een gedeelte opnieuw worden beplant met bomen (zone langsheen Haachtsesteenweg). De aard van het project (met o.a. de voorziene bufferzones en de compensatie in de omgeving) zorgen ervoor dat de effecten voor de omgeving zeer beperkt zullen blijven. Gelet op de huidige gegevens, kan worden besloten dat de opmaak van een MER-rapport geen bijkomende significante gegevens zal toevoegen en bijgevolg geen meerwaarde zal bieden.


|



72/76

7.

LITERATUUR

Beleidsrapporten - ‘Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen’, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Integrale versie - ‘Ruimtelijk structuurplan provincie Vlaams-Brabant’– goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 7 oktober 2004 - ‘Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Rotselaar’ opgemaakt door TV Iris Consulting - Stabo, juni 2005, - Richtlijn 2002/91/EG van het Europese Parlement en de Raad van 16/12/2002 betreffende de Energieprestatie van gebouwen (EPD 2002/91/EG) - ‘Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Rock Werchter’, definitief vastgesteld bij ministerieel besluit op 22 december 2006 - ‘Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Rock Werchter - Herziening’, definitief vastgesteld bij ministerieel besluit op 16 april 2012 - ‘Verzoek tot raadpleging – Herziening RUP Rock Werchter’, 18 augustus 2011 - ‘Mobiliteitsplan Rotselaar’, opgemaakt door Langzaam Verkeer vzw, mei 2000 - ‘Gemeente Rotselaar – Verbreden en verdiepen mobiliteitsplan / Fase 1 verkenningsnota’, opgemaakt door Vectris, februari 2009 Wetgeving - Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffecten veiligheidsrapportage – inclusief bijlagen I en II (B.S. 13/02/2003) - Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005) - Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, officieus gecoördineerde versie – laatste wijziging decreet 06/07/2012 - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de Energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen – EPB-Besluit (B.S. 17/06/2005) - EPB-Decreet van 22/12/2006 (Publicatie B.S. 27/03/2007) – Decreet houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van het energieprestatiecertificaat en tot wijziging van art.22 van het REG-decreet - Bosdecreet (B.S. 28 september 1990), Gewijzigd 19 mei 2006. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie (B.S., 20 juni 2006) Handleidingen - ‘Bouwen aan de toekomst – 21 duurzame tips voor de 21° eeuw’, uitgave van Centrum Duurzaam Bouwen vzw - ‘Waterwegwijzer voor architecten’, uitgave VMM - Vermeersch G. et al. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Instituut voor natuurbehoud, 2004 - ‘Landschapszorg in Vlaanderen: Onderzoek naar criteria en wenselijkheden voor een ruimtelijk beleid m.b.t. cultuurhistorische en esthetische waarden van de landschappen in Vlaanderen’, M. Antrop en S. Van Damme, 1995 Websites - website Databank Ondergrond Vlaanderen - www.dov.vlaanderen.be - www.geovlaanderen.be (OC-Gis Vlaanderen) - website cel MER - www.mervlaanderen.be; regelgeving en procedures - www.rotselaar.be - www.ruimtelijkeordening.be - www.vlaamsbrabant.be - Website Vlaamse Milieumaatschappij (VMM): www.vmm.be - earth.google.com


|



73/76

Algemeen / Kaarten Kadasterplannen Biologische Waarderingskaart versie 2.1., Instituut voor Natuurbehoud Omgevingsfoto’s Historische luchtfoto’s Luchtfoto’s projectgebied Bestaande verkavelings-, stedenbouwkundige, milieu- en exploitatievergunningen

BIJLAGEN Bijlage 1: Fotomontage bestaande toestand projectgebied Bijlage 2: Aanstiplijst compensatiemaatregelen bij verkaveling van geheel of ten dele beboste grond


|



74/76

BIJLAGE 1: Fotomontage bestaande toestand projectgebied


|



75/76

BIJLAGE 1 – FOTO’S BESTAANDE TOESTAND

1

2 8

3 4 6

7 5

1 VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT | ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER AANVRAGER: LIVE NATION FESTIVALS N.V., Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen

1

2

VERZOEK TOT ONTHEFFING AAN DE MER-PLICHT | ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER AANVRAGER: LIVE NATION FESTIVALS N.V., Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen

3

4


5

6


7

8


BIJLAGE 2: Aanstiplijst compensatiemaatregelen bij verkaveling van geheel of ten dele beboste grond


|



76/76

COMPENSATIEMAATREGELEN BIJ ONTBOSSING Formulier, in te vullen door de aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing

Ik, ondergetekende, Mevr. Yo VAN SAET, bestuurder Live Nation Festivals NV met adres Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen wens over te gaan tot de ontbossing van de percelen, gelegen:

site Rock Werchter - Haachtsesteenweg 3118 Rotselaar (Werchter) kadastrale gegevens : 2° afdeling, sectie F, nrs. 238B/dl, 239A/dl, 240A/dl, 241A/dl, 243 Verplicht in te vullen: rijksregisternummer 5 7 0 9 3 0

0

7

0

9

6

ondernemingsnummer BE 464.612.776

Ontbossing met het oog op woningbouw In te vullen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing, indien er ontbost wordt met het oog op woningbouw 1

De percelen waarop de ontbossing plaatsheeft, hebben een oppervlakte van 31.241m² en zijn gelegen in : □ een zone met de bestemming woongebied in de ruime zin

■ zone voor landschapspark (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Rock Werchter -

herziening’- Herziening goedgekeurd bij ministerieel besluit op 16 april 2012) De te ontbossen oppervlakte bedraagt 21.287m². Aangezien de oppervlakte van het (de) perce(e)l(en) waarop de ontbossing met het oog op woningbouw plaatsheeft, kleiner is dan twaalf aren wordt de aan de stedenbouwkundige vergunningsplicht onderworpen ontbossing vrijgesteld van de compensatieplicht voor de eerste vijf aren. Ik verklaar op erewoord dat ik een natuurlijke persoon ben en op datum van de aanvraag nog geen vrijstelling van de compensatieplicht voor deze percelen of enig ander perceel heb verkregen. Opgemaakt te Mechelen op 07/12/2012 De aanvrager (handtekening)

1

Duid aan wat van toepassing is.

2 Details te ontbossen percelen In te vullen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing De te ontbossen percelen hebben de volgende gegevens: Kadastrale percelen

Oppervlakte (m²) Oppervlakte bos (m²)

Te ontbossen opp. (m²) Opp.(m²) vrijstelling

2° afd. sectie F - nr. 238B

Opp. (m²) resterend3

Compensatie- Opp. (m²) resterend3 X factor 2 Compensatiefactor

1.073

1.073

445

2

890

3.395 201 3.358 1.980 3.468 2.589 3.191 2.660

2 1,5 2 1,5 2 1,5 2 1,5

6.790 301,50 6.716 2.970 6.936 3.883,50 6.382 3.990

-

nr. 239A

5.482

5.482

-

nr. 240A

7.200

7.200

-

nr. 241A

8.486

8.486

-

nr. 243

9.000

9.000

De totaal te compenseren oppervlakte op deze percelen bedraagt :

38.859

m² = (1) Ik verklaar hierbij aan de compensatieplicht conform art. 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 te 4 voldoen :

1. uitsluitend door het betalen van een bosbehoudsbijdrage voor de volledige te compenseren oppervlakte In te vullen: LUIK 1, punt 1

2. uitsluitend door het uitvoeren van een compenserende bebossing voor de volledige te compenseren oppervlakte In te vullen: LUIK 2

■

3. uitsluitend door het uitvoeren van een compenserende bebossing voor de volledige te compenseren oppervlakte via een verbintenis van een derde In te vullen: LUIK 3

4. door de combinatie: bosbehoudsbijdrage + compenserende bebossing In te vullen: LUIK 1, punt 2 + LUIK 2

5. door de combinatie: bosbehoudsbijdrage + compenserende bebossing via een derde In te vullen: LUIK1, punt 2 + LUIK 3

2

3

Compensatiefactor = 2: inheems loofbos; Compensatiefactor = 1,5: gemengd bos; Compensatiefactor = 1: nietinheems loofbos en/of naaldbos

De resterende oppervlakte = de te ontbossen oppervlakte min de oppervlakte waarvoor een vrijstelling wordt bekomen 4 Duid aan wat van toepassing is.

3

6. door de combinatie: bosbehoudsbijdrage + compenserende bebossing + compenserende bebossing via een derde In te vullen: LUIK 1, punt 2 + LUIK 2 + LUIK 3

7. door de combinatie: compenserende bebossing + compenserende bebossing via een derde In te vullen : LUIK 2 + LUIK 3

LUIK 1: BOSBEHOUDSBIJDRAGE: enkel in te vullen wanneer de compensatie volledig of gedeeltelijk via het betalen van een bosbehoudsbijdrage wordt verricht In te vullen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing 1. Als de compensatieplicht volledig via het betalen van een bosbehoudsbijdrage wordt uitgevoerd Ik verklaar hierbij aan de compensatieplicht conform art. 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 te voldoen door het betalen van een bosbehoudsbijdrage. Deze bosbehoudsbijdrage bedraagt:

1,98 EUR per m² x ………………………………………m² (1) = ……..………..….EUR Opgemaakt te …………………………., op …………………………. De aanvrager (handtekening)

Voor akkoord, op ………………………. Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

2. Als de compensatieplicht gedeeltelijk via een compenserende bebossing wordt uitgevoerd, al dan niet via een derde, en voor de resterende compensatie een bosbehoudsbijdrage wordt betaald De oppervlakte van de gedeeltelijke compenserende bebossing bedraagt ……………….m² en zal worden beplant volgens bijgevoegd bebossingsplan. Ik verklaar naast het uitvoeren van een gedeeltelijk compenserende bebossing, voor de resterende compensatie een bosbehoudsbijdrage te betalen. Deze resterende bosbehoudsbijdrage bedraagt:

1,98 EUR per m² x het gedeelte van (1), dat niet via een bebossing wordt gecompenseerd: ……………………….m². = ……..……..EUR Opgemaakt te ………………….. , op ………………………. De aanvrager (handtekening)

Voor akkoord, op ……………………… Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

4 LUIK 2: Compenserende bebossing: enkel in te vullen als volledig of gedeeltelijk aan de compensatieplicht wordt voldaan via een bebossing, uitgevoerd door de aanvrager 1. Indien de aanvrager zelf de compenserende bebossing geheel of gedeeltelijk uitvoert In te vullen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing.5 De bebossing zal worden uitgevoerd op het (de) perce(e)l(en) met kadastra(a)l(e) nummer(s): .........................................................................……................………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… gelegen te....................................….. Dit (Deze) perce(e)l(en) zijn momenteel niet bebost. De oppervlakte van de compenserende bebossing bedraagt .................................……...m² en zal worden beplant volgens onderstaand voorstel van bebossingsplan. Deze percelen hebben de volgende bestemmingen volgens de geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen: .…..……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………

BEBOSSINGSPLAN Boom- en struiksoorten

Oppervlakte per soort

Hoeveelheid plantsoen

Plantverband (...m x ...m)

Leeftijd en afmetingen

Ik voeg hierbij (verplicht toe te voegen): 1° een kopie van de eigendomstitel van de percelen; 2° een situeringsplan schaal 1/25.000; 3° een kopie van het kadastraal plan; 4° een situatieschets van het beplantingsplan (ruimtelijke boomsoortenverdeling); 5° een kopie van alle wettelijk vereiste vergunningen, adviezen en machtigingen die noodzakelijk zijn om over te gaan tot de bebossing van de percelen waarop de compenserende bebossing zal worden uitgevoerd.

5

Bij een ontbossing in het kader van een natuurinrichtingsproject, in de zin van artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende natuurbehoud en natuurlijk milieu, moet de aanvrager dit luik, op het moment van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning, niet invullen, zolang aan de voorgestelde compensatie wordt voldaan binnen de wettelijke termijn.

5

Ik verklaar op erewoord dat de voorgestelde bebossingswerken niet in strijd zijn met de erfdienstbaarheden die rusten op de percelen in kwestie en dat de percelen niet reeds buiten het kader van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 moeten worden bebost of herbebost, ingevolge een gerechtelijke beslissing of een contractuele of eenzijdige verbintenis. Ik verbind mij ertoe de ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en Bos toe te laten zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde bebossingen te beoordelen. Ik verbind mij ertoe toe te laten dat het Agentschap voor Natuur en Bos, indien het na een controle ter plaatse, binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden voor het uitvoeren van de bebossing en de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op mij kan verhalen.

Opgemaakt te ......................................... , op................................................ De aanvrager, (handtekening) (voorafgegaan door "Gelezen en goedgekeurd")

Voor akkoord, op ……………………… Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

6 LUIK 3: Compenserende bebossing: enkel in te vullen als volledig of gedeeltelijk aan de compensatieplicht wordt voldaan via een bebossing waarvoor een derde zich garant stelt In te vullen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing Ik, ondergetekende, Mevr. Yo VAN SAET, bestuurder Live Nation Festivals NV met adres

Blarenberglaan 3A te 2800 Mechelen verklaar hierbij aan de compensatieplicht conform art. 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 te voldoen door het afsluiten van een overeenkomst met: … met adres …. De oppervlakte van de compenserende bebossing waarvoor onderstaande zich garant stelt bedraagt:

DE TERREINEN WAAROP DE COMPENSERENDE BEBOSSING ZAL WORDEN UITGEVOERD, KUNNEN PAS BIJ DE STEDENBOUWKUNDIGE AANVRAAG WORDEN VASTGELEGD. HIERTOE MOETEN OVEREENKOMSTEN WORDEN AFGESLOTEN MET GRONDEIGENAARS EN DAT KAN PAS NA VERLENEN VAN DE ONTHEFFINGSAANVRAAG MER EN DE ONTHEFFING OP HET ONTBOSSINGSVERBOD. DE TERREINEN ZULLEN IN IEDER GEVAL IN OVERLEG MET ANB WORDEN VASTGELEGD.

BEBOSSINGSPLAN Boom- en struiksoorten



Plantverband


Ik voeg hierbij (verplicht toe te voegen): 1° een kopie van de eigendomstitel van de percelen; 2° een situeringsplan schaal 1/25.000; 3° een kopie van het kadastraal plan; 4° een situatieschets van het beplantingsplan (ruimtelijke boomsoortenverdeling); 5° een kopie van alle wettelijk vereiste vergunningen, adviezen en machtigingen die noodzakelijk zijn om over te gaan tot de bebossing van de percelen waarop de compenserende bebossing zal worden uitgevoerd.

Ik verbind mij ertoe de ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en Bos toe te laten zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde bebossing te beoordelen. Ik verbind mij ertoe toe te laten dat het Agentschap voor Natuur en Bos, indien het na een controle ter plaatse, binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10 van het

7 besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden voor het uitvoeren van de bebossing en de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op mij kan verhalen. In te vullen door de derde die compenserende bebossing gaat uitvoeren Ik, ondergetekende, … woon in … en stel mij garant om een compenserende bebossing conform de bepalingen van dit besluit uit te voeren. -

Deze compenserende bebossing zal worden uitgevoerd op de percelen, gelegen te

…. De bebossing zal worden uitgevoerd volgens bovenstaand voorstel van bebossingsplan. Deze percelen hebben volgende bestemmingen volgens de geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen: …

Ik verklaar op erewoord dat de voorgestelde bebossingswerken niet in strijd zijn met de erfdienstbaarheden die rusten op de percelen in kwestie en dat de percelen niet reeds buiten het kader van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 moeten worden bebost of herbebost, ingevolge een gerechtelijke beslissing of een contractuele of eenzijdige verbintenis. Ik verbind mij ertoe de ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en Bos toe te laten zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde bebossing te beoordelen. Ik verbind mij ertoe toe te laten dat het Agentschap voor Natuur en Bos, indien het na een controle ter plaatse, binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden voor het uitvoeren van de bebossing en voor het onderhouden ervan gedurende 5 jaar na de aanplanting. Opgemaakt te Boortmeerbeek, Op … De aanvrager, (handtekening) (voorafgegaan door "Gelezen en goedgekeurd")

Voor akkoord, op ………………………, Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

De derde die garant staat voor de compensatie, (handtekening) (voorafgegaan door "Gelezen en goedgekeurd")

8 LUIK 4: Door het Agentschap voor Natuur en Bos aangepaste compensatiemaatregelen In te vullen door het Agentschap voor Natuur en Bos indien de door de aanvrager voorgestelde compensatie door het Bosbeheer niet in overeenstemming met dit besluit wordt beoordeeld.

Het Agentschap voor Natuur en Bos verleent zijn akkoord met de voorgestelde compensatie onder de voorwaarde dat de volgende aangepaste compensatiemaatregelen in acht worden genomen.

1. Aanvullende bosbehoudsbijdrage De aanvullende bosbehoudsbijdrage bedraagt …………………………….EUR. Reden van aanpassing: ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… Op…………………………………. Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

9 Compenserende bebossing AANGEPAST BEBOSSINGSPLAN VOOR COMPENSERENDE BEBOSSING Boom- en struiksoorten



Plantverband (...m x ...m)


Reden van aanpassing: ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… Op………………………… Voor het Agentschap voor Natuur en Bos,

Stilzwijgende goedkeuring Vermelding, aan te brengen door de vergunningverlenende overheid, indien het formulier niet binnen de termijn conform artikel 8, eerste lid van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing werd teruggezonden. Door het niet tijdig terugzenden van het formulier door het Agentschap voor Natuur en Bos, wordt het compensatievoorstel, conform artikel 8, vierde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, geacht stilzwijgend te zijn goedgekeurd. Te ondertekenen door de vergunningverlenende overheid. Op…………………………………. Voor de vergunningverlenende overheid,

De bosbehoudsbijdrage zoals opgegeven in LUIK1, of indien ze werd aangepast door het Bosbeheer, vermeld in LUIK 4, punt 1, moet binnen de in artikel 8, vijfde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing opgelegde termijn, betaald worden via bijgevoegd overschrijvingsformulier.

Deze termijn bedraagt 4 maanden, te rekenen van de datum waarop krachtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening van de stedenbouwkundige vergunning mag gebruik worden gemaakt.

O N T H E F F I N G S A A N V R A A G P R O J E C T - M E R ONTBOSSING OP DE SITE ROCK WERCHTER

Recommend Documents