nucleaireactualiteit Informatieblad van het Belgisch Nucleair Forum April 2006 - 20e jaargang - nummer 58
Overzicht Editoriaal Tussen waarheid en perceptie
Tsjernobyl: 20 jaar later België bevond zich in een unieke positie bij de gebeurtenissen in Tsjernobyl Het ongeval: een gevolg van gebreken in het ontwerp, de exploitatie en het politiek systeem
Studiereis Belgische delegatie neemt deel aan ENC 2005 en bezoekt installaties in Tricastin en Marcoule
PaLoFF Wachten op principebeslissing van de federale regering
Nucleaire geneeskunde Belgisch consortium doet belangrijke overname
Editoriaal TUSSEN WAARHEID EN PERCEPTIE De jongste tijd trekt kernenergie opnieuw meer, en vaak ook positieve, aandacht. In verband met de bescherming van het leefmilieu tegen broeikasgassen, de eindigheid van fossiele energiebronnen en hun aanhoudend stijgende prijzen, en de noodzaak aan onafhankelijke energiebevoorrading, wordt kernenergie opnieuw naar voor gebracht als een deel van de oplossing. Maar dat is de jongste twintig jaar wel anders geweest. Dit is grotendeels te wijten aan het ongeluk in Tsjernobyl. Twee decennia lang vonden berichten over de catastrofale gevolgen van het ongeval gretig en gemakkelijk hun weg naar de media en de publieke opinie, met als gevolg dat gaandeweg de kracht van de publieke opinie sterker werd dan de wetenschappelijke en objectieve bevindingen over de ware toedracht en gevolgen van het ongeval; het feit dat het ongeval geen honderdduizenden slachtoffers heeft gemaakt, levert in sommige hoeken een stroom van protest op. De ‘verjaardag’ van twintig jaar Tsjernobyl zal daarin waarschijnlijk geen verandering brengen. Toch hopen we dat deze zal leiden tot een meer objectieve kijk op de gebeurtenissen destijds. Het is evenwel niet aan Nucleaire actualiteit om nogmaals in detail uit te wijden over de oorzaken en gevolgen van het ongeval. Onafhankelijke wetenschappers en objectieve onderzoekers zijn daarvoor beter geplaatst. Tussen april 1986 en vandaag zijn vele tientallen rapporten gepubliceerd; enerzijds onmiddellijk na de Tsjernobylramp, anderzijds aan de hand van twintig jaar zorgvuldige opvolging van het leefmilieu en de gezondheid van de betrokken bevolkingsgroepen. Vorig jaar nog, brachten de nabijgelegen staten, Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne, samen met acht gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties, een uitgebreid en gedetailleerd gemeenschappelijk rapport uit van onderzoek, gerealiseerd door honderden wetenschappers uit verschillende betrokken disciplines.
APRIL 2006
| 1 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
Een link naar dit rapport vindt u in dit artikel, samen met een zeer summiere samenvatting van de radiologische gevolgen. Twintig jaar na het ongeluk in Tsjernobyl, gaat Nucleaire actualiteit praten met ANTOINE DEBAUCHE van het IRE, het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen te Fleurus. Het gesprek ging voornamelijk over de lessen die we ook in België en het Westen konden trekken uit het ongeval, en over de bijzondere en unieke plaats van ons land bij deze gebeurtenissen. België was namelijk een van de weinige landen dat ten tijde van Tsjernobyl reeds over een verfijnd meetnet voor radioactiviteit beschikte. Daarnaast bieden wij u beknopte feitelijke informatie over de gebeurtenissen in Tsjernobyl, waarbij we ook het reactorontwerp, de uitbating en de maatschappelijke context vergelijken met onze Westerse kerncentrales.
Veel leesplezier.
Robert LECLERE Voorzitter
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
België bevond zich in een unieke positie bij de gebeurtenissen in Tsjernobyl Naar aanleiding van twintig jaar Tsjernobyl wilde Nucleaire actualiteit graag meer weten over de invloed en de effecten ervan in België, evenals welke de belangrijkste lessen waren op het vlak van veilige uitbating van de centrales in West-Europa. We gingen te rade bij de huidige ondervoorzitter van de Belgische Vereniging voor Radioprotectie, ANTOINE DEBAUCHE, tevens voorzitter van de veiligheidsdienst van het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen te Fleurus en professor radioprotectie aan de UCL. Onze gesprekspartner is ook bijzonder goed geplaatst omdat hij zeer nauw betrokken was, en nog steeds is, bij de ontwikkeling van meettechnologie inzake radioactiviteit, en inzake Tsjernobyl heeft hij alle gebeurtenissen sedert twintig jaar op de voet heeft gevolgd. Hij kent de locatie en is sedert 1997 één van de twee landgenoten bij UNSCEAR, het permanente United Nations Scientific Committee on the Effects of Atomic Radiation, dat aanhoudend wetenschappelijk onderzoek doet naar de gevolgen van straling. Nucleaire actualiteit: voor we het zullen hebben over de belangrijkste lessen van Tsjernobyl, wou ik u vragen of Tsjernobyl te merken was in België? Antoine Debauche: Dat is een interessante vraag omdat het ons de gelegenheid geeft om naar voren te brengen dat België een unieke en originele positie had met betrekking tot de gebeurtenissen in Tsjernobyl. België heeft sedert de jaren vijftig een zeer grote nucleaire kennis en ervaring opgebouwd, vooral op het vlak van het meten van radioactiviteit. Wij wisten, als een van de weinige landen in Europa, zeer snel dat er iets was gebeurd in Tsjernobyl; in de dagen en weken die volgden, waren we ook in staat om precieze metingen te doen van mogelijke besmetting van het milieu. Vanwaar die unieke positie? Ons land heeft altijd al een grote en originele bijdrage geleverd aan de radioprotectie van het leefmilieu, en dat reeds lang voor Tsjernobyl. Dat kwam er niet zomaar, dat was echt pionierswerk. Al van in de jaren vijftig was België actief op vlak van metingen. We beschikten over zeer goede labo’s, maar de werkwijze was natuurlijk nog sterk beperkt: men nam eerst stalen, bracht ze naar een labo dat na 15 tot 30 dagen een resultaat meedeelde. Bij een afwijkend resultaat moest men dan nagaan wat er precies in het verleden was gebeurd… Niet erg efficiënt dus. Begin jaren zeventig kreeg het IRE van de overheid de opdracht om, in volle periode van het begin van de ecologische en milieubewegingen, te bewijzen dat de straling afkomstig van nucleaire activiteiten in België beneden de natuurlijke
APRIL 2006
straling bleven. Dat moet u ook zien in de context van de bouw en werking van onze kerncentrales, de uitbreiding van de nucleaire geneeskunde enz. Het IRE kreeg de opdracht dan wel, maar iedereen was in feite tegen: het publiek, maar ook wetenschappers en industriëlen, want men zou toch niets meten. Een meetnet zou dus nutteloos zijn. Toch kwam er een eerste meetnet? Inderdaad, Wallonië gaf de toelating om te meten rond het IRE zelf en rond de kerncentrales van Tihange en Chooz. In het IRE bouwden we dus een van de eerste technologieën op die én lucht én water kon onderzoeken en die daarbij gebruik maakte van de eerste modems en pc’s. We ontwikkelden en plaatsten fijne sensoren in het milieu die automatisch en zeer snel communiceerden met een centrale. Maar aangezien het nucleaire een federale materie is, besliste de overheid begin jaren tachtig een onderzoek te openen naar de haalbaarheid van een nationaal meetnet over heel het grondgebied van België. Het StudieCentrum voor Kernenergie (SCK) en het IRE kregen daartoe de opdracht. Het lastenboek ervan werd overhandigd in maart 1986… Eén maand later gebeurde het ongeval van Tsjernobyl! Heeft het meetnet, dat functioneerde op het ogenblik van het ongeval, bruikbare informatie opgeleverd? Tsjernobyl leverde zonder meer het bewijs van het nut van metingen. Het IRE en de centrales van Chooz en Tihange waren enkele van de weinige in Europa die metingen konden doen over mogelijke gevolgen van verspreiding van radioactiviteit. Via onze metingen van de lucht, en het opvolgen van waarden in de Maas vanaf de grens met Frankrijk tot aan Nederland, evenals in de Samber, hadden wij snel informatie uit eerste hand. Zo werd op 1 mei 1986 vastgesteld dat een Tsjernobylwolk over België trok. Kort daarna regende die wolk uit, wat weer kon worden opgetekend in de wateranalyses. We waren dus perfect op de hoogte over de aard, de hoeveelheden en de plaats van radioactiviteit. Bovendien kenden wij de betreffende isotopen die meekwamen met de wolk en wij hadden de ervaring om met ‘open bronnen’ te werken: het waren dezelfde als in onze installaties. We waren dus niet gedestabiliseerd en konden efficiënt handelen door onze twintig jaar ervaring. Waren er ernstige gevolgen in ons land? De impact van het ongeval in België was gering. We stelden een zeer kleine verhoging vast van de waarden gedurende twee dagen, maar ze evolueerden daarna snel terug naar de normale waarden. Daarbij werd er geen enkel reglementair niveau overschreden, en dat mogen we gerust onderstrepen. De dosis bedroeg in 1986 slechts een kleine
| 2 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
fractie van de jaarlijkse stralingsdosis van de bevolking. De wapenwedloop tijdens de koude oorlog had een grotere dosisimpact. De atmosferische testen met nucleaire wapens bereikten hun hoogtepunt in het begin van de jaren zestig met een wereldwijde verhoging van de stralingsachtergrond met vijf procent. Sindsdien zijn de dosissen afgenomen tot verwaarloosbare waarden. Men kan formeel zijn aan de hand van onze fijne metingmogelijkheden: er waren in België door Tsjernobyl geen gevolgen voor de volksgezondheid. Wel waren er problemen op het vlak van de communicatie, want wanneer twee beleidsverantwoordelijken niet hetzelfde zeggen, veroorzaakt dat ongerustheid, zelfs soms paniek bij de mensen. En dat is wat is gebeurd. Antoine Debauche: "Wij wisten, als enige land in Europa, zeer snel dat er iets was gebeurd in Tsjernobyl."
En beleidsmatig? De weerslag van Tsjernobyl op de organisatie van de nucleaire veiligheid was niet gering. Overal werden maatregelen ingevoerd, vooral in verband met nucleaire noodplannen. Het verdoezelen van het ongeval door de Sovjet-Unie in de beginfase, en de eerste verwarring nadien over de te nemen maatregelen, resulteerden in allerlei beslissingen. Zo moeten sindsdien de nationale overheden een nucleair ongeval onmiddellijk melden aan het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), aan de Europese Unie en de getroffen buurlanden. En België stelde een nucleair noodplan op met een nationaal crisiscentrum en bouwde het nationale meetnet Telerad voor de permanente controle van de radioactiviteit uit. Het richtte nadien eveneens het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) op, om de destijds versnipperde bevoegdheden op het vlak van de stralingsbescherming te centraliseren. En op vlak van metingen? Persoonlijk was ik al overtuigd van de noodzaak van een meetnet, maar Tsjernobyl heeft dat bevestigd: we moeten nog sneller kunnen reageren en meten op het terrein. Het grote probleem met een kernongeval is immers dat de exploitant het eerst moet vaststellen, daarna de overheid moet verwittigen, die dan op zijn beurt moet samenkomen voor crisiscoördinatie. Met de mobiliteitsproblemen die we nu kennen (vooral in Brussel), is dat niet evident. Daarom is een zeer snelle detectie door zeer fijne metingtechnologie van elke abnormale verandering zo essentieel om een crisis vlug te kunnen beheren. Dankzij ons meetnet zijn we in staat om zeer snel het minste verschil in waarden op te merken, en nu zijn we zelfs in staat om ze te onderscheiden van schommelingen op het niveau van het geluid van de natuurlijke achtergrondstraling, bijvoorbeeld bij een onweer. Want de overheid mag bij een crisis of vermeende crisis geen foute beslissingen nemen. Een ziekenhuis evacueren indien dat niet nodig
APRIL 2006
is, leidt tot risico’s voor overlijdens; de maatschappelijke risico’s om gevangenissen, moederhuizen of scholen te ontruimen zijn groot; mensen kunnen verkeerde beslissingen nemen indien ze niet goed geïnformeerd zijn. In een reële situatie is het cruciaal dat duidelijk wordt geïdentificeerd om welke soort radioactiviteit het gaat, om welke hoeveelheid en waar deze zich bevindt. Twintig jaar Tsjernobyl is een aanleiding om niets aan de waakzaamheid ter zake te verliezen. Exploitanten en overheid moeten eensgezind handelen. Werkt Telerad vandaag de dag? Telerad werkt vandaag uitstekend, met een zeer hoge beschikbaarheid: nagenoeg 99,9 procent. Tsjernobyl leverde het bewijs dat door een meetnet dat werkt, men de gebeurtenissen zeer snel opmerkt. Telerad dient tot geruststelling en geeft in geval van een ongeval onmiddellijk bruikbare informatie. De sterkte ervan is dat het 365 dagen per jaar werkt en 24 uur op 24. Het systeem functioneert dus op het ogenblik van een mogelijke gebeurtenis. En tussen haakjes, de conclusie van de metingen door Telerad is voorlopig dat de rivieren meer radioactiviteit bevatten - uiteraard ver beneden de limieten door toedoen van de medische wereld dan door de kerncentrales. Wat zijn de belangrijkste lessen die de gebeurtenissen ons hebben geleerd op het vlak van veiligheid en techniek? Er zijn sinds Tsjernobyl veel zaken veranderd, ook in West-Europa. Voordien klonk het overal dat er “bij ons niets kan gebeuren”. Men was heel zeker. Maar na de ongevallen in Three Miles Island en vooral in Tsjernobyl, besefte men dat er wel degelijk dingen kunnen gebeuren. Dat veranderde de benadering van de veiligheid enorm. De grote ‘verrassing’ was dat een verafgelegen ongeval zeer verstrekkende gevolgen kon hebben. Voordien kon men enkel ervaring opdoen met de fall-out van militaire nucleaire proeven. Daarvan zag men de gevolgen in de atmosfeer, maar men besefte niet dat een burgerlijk
| 3 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
al de combinatie ervan met onverantwoorde handelingen. De internationale wetenschappelijke rapporten behandelen uiteraard zeer breed alle mogelijke gevolgen van Tsjernobyl. Maar heeft u hierover iets geleerd, of was u over bepaalde gevolgen erg verrast?
"Maar wat ons op het vlak van de gevolgen zeer verrast is dat het publiek de boodschap van wetenschappers en experts niet gelooft."
ongeval ook die verdragende gevolgen kon hebben. Ten gevolge daarvan heeft men de noodzaak ingezien van een structuur voor snelle detectie. Sindsdien zijn inspanningen geleverd op het vlak van het snel begrijpen van noodsituaties en er snel op te reageren. In dat kader past ook de sterke evolutie van de noodplannen. En even belangrijk: de nucleaire wereld zit niet meer in een ivoren toren. De technici redeneerden vroeger zowat allemaal, en dat moeten we erkennen, op een eerder arrogante manier: “wij weten, het is te ingewikkeld en het is niet nodig om uitleg te geven”. Nu ligt het accent op meer en betere communicatie. De nucleaire centrales communiceren op een transparantere manier over hun activiteiten. De hamvraag bij vele mensen luidt nog steeds: kan zo’n ongeval als Tsjernobyl hier gebeuren, en is het ook nu daar nog mogelijk? Het antwoord is neen. Er zijn fundamentele technische verschillen en er is een totaal andere cultuur. Specialisten in veiligheid herhalen terecht dat de technologie van de in Tsjernobyl uitgebate RBMK-reactor beduidend veel meer risico’s met zich brengt, maar ook dat vooral het enorme verschil in veiligheidscultuur aan de basis lag van het ongeval. Vandaag zijn er nog een aantal reactoren van dezelfde soort werkzaam: elf in Rusland en één in Litouwen (die wordt stopgezet in 2008); maar intussen zijn er tal van verbeteringen aangebracht, zowel in het concept als in de te volgen procedures. Maar men mag niet alles aan het concept toeschrijven: de grootste fout lag bij de onverantwoorde handelingen door technici, die nooit hadden mogen gebeuren. Veiligheidscultuur dus. Het ging in Tsjernobyl over een onwaarschijnlijke, maar dramatische combinatie van gebreken in opleiding, veiligheidscultuur en technologie, dit alles gecombineerd met menselijke fouten en slecht management: zelfs de meest elementaire veiligheidsvoorschriften werden overtreden. Niet zozeer de technologie heeft op de eerste plaats gefaald in Tsjernobyl, maar voor-
APRIL 2006
Tsjernobyl was een ernstig nucleair ongeval mét gevolgen en slachtoffers. Ook twintig jaar later moeten we ons daarvan bewust zijn. Gelukkig heeft het ook geleid tot nog veiliger installaties en uitbating, er werden zeer veel lessen uitgetrokken. Maar wat ons op het vlak van de gevolgen zeer verrast is dat het publiek de boodschap van wetenschappers en experts niet gelooft. Er werd en wordt door anderen met cijfers gegooid en erg onzorgvuldig omgegaan met conclusies: Tsjernobyl zou honderdduizenden doden hebben uitgelokt, het milieu en de omgeving ter plaatse zouden totaal vernield zijn en herschapen zijn in een nucleaire woestijn enz. Welnu, de wetenschappelijke bevindingen zijn totaal anders. Zo hebben we bijvoorbeeld geleerd dat kinderen meer gevoelig zijn aan gevolgen van besmetting dan we gedacht hadden, en volwassenen minder. Maar vooral ook dat 90 procent van de vastgestelde kankers van de schildklier niet zouden zijn opgetreden indien er in Tsjernobyl slechts één tegenmaatregel zou zijn genomen, namelijk geen melk uit de onmiddellijke omgeving te geven aan kinderen. Wat we ook leerden is dat het grootste drama van Tsjernobyl niet enkel medisch is, maar economisch en sociaal. Het ongeval heeft gediend als een soort katalysator, rond Tsjernobyl hebben zich alle andere plaatselijke problemen gekristalliseerd. De mogelijke besmettingen hebben lang niet alle problemen veroorzaakt, de malaise kent ook andere redenen: de leefomstandigheden waren er voor het ongeval, en zijn nu nog te vergelijken met hoe ze hier bij ons waren rond de eerste wereldoorlog. De psychologische problemen vallen samen met de medische; de gedwongen en slecht georganiseerde verhuis werd niet goed verwerkt door de voornamelijk, boerenbevolking, ze lijdt onder economische armoede, er heerst een alcoholprobleem, er zijn depres-
De leefomstandigheden waren voor het ongeval, en zijn nu nog te vergelijken met hoe ze hier bij ons waren rond de eerste wereldoorlog.
| 4 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
WAARHEID EN PERCEPTIE
sies, en ze heeft te maken met vele andere vervuilende chemische stoffen zoals pesticiden die massaal werden gebruikt door het sovjetregime.
Het is niet omdat de Titanic, onzinkbaar, is vergaan dat er geen schepen meer werden gebouwd of te water gelaten. Ook werd bij geen enkele luchtramp beslist om alle vliegtuigen aan de grond te houden, noch alle steenkoolmijnen ter wereld te sluiten of de
Hoe moet het verder met Tsjernobyl zelf?
chemische industrie volledig op te geven na een ernstig ongeval.
De drie andere reactoren op de site zijn intussen gesloten, en voor de vernielde reactor 4 gaan de inspanningen verder in de richting van onder meer afscherming, stabilisering van de nu bestaande afsluitconstructie en de latere bouw van een New Safe Confinement, zeg maar een definitief veilig omhulsel. Ook moeten de biologische gevolgen blijvend onderzocht worden. De omgeving zelf heb ik bezocht, o.m. drie jaar na het ongeval. In tegenstelling tot wat tegenstanders van kernenergie beweren, is de natuur er springlevend, vol bloemen en dieren. Geen nucleaire woestijn. Drie tot vijf jaar na het ongeval zag men geen tekenen van meer misvorming aan dieren. Biologen zagen wel bepaalde dingen die afwijken, maar aan de fauna en de flora zag je niet dat je in besmet gebied was. De dieren werden ook niet verjaagd, zodat het gebied werd gemengd met dieren uit andere, minder besmette, streken, en ze hebben zich verspreid. Uiteraard worden grote groepen mensen, zoals de intervenanten destijds, de bewoners van het gebied en vele anderen die rechtstreeks of onrechtstreeks met het ongeval te maken hadden en er onder hebben geleden, van dichtbij gevolgd. Dat is eveneens internationaal het geval voor het leefmilieu.
Ook al gaat deze vergelijking niet helemaal op, toch moet deze ons aan het denken zetten: na Tsjernobyl waren immers twintig jaar lang alle argumenten goed om kernenergie wereldwijd te brandmerken en aan te dringen op een volledige verbanning ervan. Tegenstanders bleven kernenergie stigmatiseren en spraken aanhoudend over de inherente gevaren en de vele honderdduizenden slachtoffers. Wetenschappers, specialisten en industriële uitbaters wezen daartegenover op de zeer grote verschillen tussen Oost en West in het ontwerp van de kerninstallaties, de omgevende bestuurlijke en politieke systemen en de veiligheidsculturen, die aan de basis lagen van het ongeval. Tevergeefs, de negatieve publieke opinie lijkt sterker dan de onbevooroordeelde wetenschap. Op gevaar af dat overdreven en irrationele reacties van deze publieke opinie kunnen leiden tot onverantwoorde economische en maatschappelijke beslissingen. Van waar komt deze perceptie, zo gretig versterkt door de tegenstanders van kernenergie? Voor kernenergie, net zoals voor een zeker aantal andere technieken, komen de belangrijkste angstgevoelens voort uit de manier waarop het publiek de risico’s ervan ervaart. Vele factoren spelen mee in die perceptie. Op de eerste plaats is het aanvoelen niet hetzelfde wanneer het risico vrijwillig is dan wel opgedrongen. De zelf gekozen risico’s, zoals bijvoorbeeld bij autorijden, worden veel makkelijker aanvaard dan deze die men beschouwt als opgedrongen; dit is het geval voor kernenergie. Op de tweede plaats komen dan de voordelen die men ziet; zij zorgen voor een tegenwicht voor de risico’s. Voor kernenergie blijft de perceptie van die voordelen evenwel eerder vaag en men denkt ze even goed te kunnen bereiken met andere middelen. Daardoor lijken de risi-
Een laatste besluit?
co’s toegeschreven aan kernenergie veel directer en prominenter dan haar voordelen. Wanneer echter de behoefte aan kernenergie en haar voordelen klaar en duidelijk wor-
Niet de nucleaire technologie heeft in de eerste plaats gefaald in Tsjernobyl, maar vooral de onverantwoorde manier waarop er mee is omgesprongen. Dat maakt deel uit van een hele veiligheidscultuur. Op dat vlak zijn we er ons in België en West-Europa helemaal van bewust dat veiligheid voor de uitbaters en overheid een essentiële en prioritaire zaak is. Alle personeelsleden in onze kerncentrales zijn daarvan doordrongen en onze installaties zijn goed ontworpen, goed onderhouden, ze beschikken over middelen voor een bedrijfszekere en veilige exploitatie, en dat moet zo blijven. Maar ik zou zeker willen aanbevelen dat we onze Belgische nucleaire cultuur en kennis moeten behouden. Niet alles uitbesteden aan derden zodat we de controle behouden en onze kennis kunnen doorgeven aan de volgende generaties. Daarom moeten we ook opnieuw ingenieurs aantrekken in de nucleaire sector. België was pionier en expert op vele nucleaire vlakken en dat moeten we behouden.
den aangetoond en wanneer kerninstallaties beter bekend en meer gemeenzaam goed worden, lijken de risico’s ervan beter aanvaard te worden. Uiteraard was Tsjernobyl een ernstig ongeval en is elk slachtoffer er zonder uitzondering één te veel. Iedere industriële activiteit houdt evenwel risico’s in, absolute veiligheid is een utopie. Toch liggen de veiligheidsnormen voor kernenergie in de Westerse landen op een veel strenger niveau dan deze voor het merendeel van de andere industriële activiteiten. De twintig jaar sedert het ongeval bieden opnieuw de mogelijkheid om het ongeval nog meer in zijn juiste perspectief te zien: het verhogen van het veiligheidsniveau, ook in de ex-USSR. Door dogmatische ideeën af te wenden, zouden deze verjaardag en de huidige situatie van bevoorradingszekerheid een grotere openheid tegenover de realiteit moeten mogelijk maken, door alle argumenten ten gronde, en zonder uitvluchten, te onderzoeken.
APRIL 2006
| 5 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
Het ongeval: een gevolg van gebreken in het ontwerp, operationele fouten en het politiek systeem Op 26 april 1986 rond 1 uur ’s nachts ontplofte reactoreenheid 4 van de kerncentrale in Tsjernobyl, midden in een test die opgelegd was door de toenmalige sovjetautoriteiten uit Moskou. Tijdens de uitvoering ervan brachten enkele operatoren de reactor ongewild in een onstabiele en oncontroleerbare toestand. Door een reeks foute handelingen en niet toegelaten ingrepen op de veiligheidssystemen, steeg in enkele seconden het vermogen van deze RBMK-reactor van 1 000 MW van Russische makelij, naar een vermogen van honderd keer de normale waarde. Het koelwater dat niet meer in staat was om de hoeveelheid hitte af te voeren, ging in een fractie van een seconde in stoom over. Dat leidde tot een stoomontploffing die het zware deksel van de reactor wegslingerde, waardoor het aanwezige grafiet in de reactor door de aanraking met lucht in brand vloog, met explosies en brand tot gevolg. Deze ontploffing was geen ‘kernontploffing’ zoals die van een kernbom (daarvoor was er te weinig verrijkt uranium aanwezig) maar eerder te vergelijken met een stoominstallatie die explodeert door oververhitting. Maar door het ontbreken van een overkoepelend reactorgebouw leidde ze tot de verspreiding van radioactieve edelgassen en vluchtige elementen in de atmosfeer.
Uit wat aan het ongeval voorafging blijkt dat deze catastrofe enkel kon ontstaan door een fatale combinatie van structurele gebreken in opleiding, veiligheidscultuur en technologie, met speciale omstandigheden van tijdsdruk, instructies van buitenaf en inschattingsfouten van de operatoren, die in de aanloop tot het ongeval zelfs de meest elementaire veiligheidsvoorschriften overtraden. Niet de nucleaire technologie heeft in de eerste plaats gefaald in Tsjernobyl, maar vooral de onverantwoorde manier waarop er in de gegeven omstandigheden mee is omgesprongen. Drie soorten oorzaken aan de basis van het ongeluk:
Site van de Tsjernobyl centrale, na het ongeluk.
probleem in het ontwerp, maar waarschuwingen vielen in dovemansoren. De Belgische kernreactoren zijn totaal verschillend van de reactoren die men in Tsjernobyl gebruikte. Een onstabiele werking waarbij het vermogen steeds zou toenemen, is niet mogelijk in een PWR - drukwaterreactor zoals die in Doel of Tihange. Deze reactoren zijn zodanig gebouwd dat een temperatuurstijging in het koelwater steeds aanleiding zal geven tot een daling van de reactiviteit en dus een daling van het vermogen, hetgeen de werking stabiel maakt.
■ Fouten in het reactorontwerp zelf
- Het gedrag van de reactor. Het type reactor in Tsjernobyl verschilt fundamenteel van de reactoren die gebruikt worden in de westerse wereld. De kern van een RBMK-reactor - acroniem voor Reaktor Bolshoy Moshchnosti Kanalniy - wordt onstabiel onder 700 MW thermisch vermogen, met een sterke tendens naar een oncontroleerbare kettingreactie. De test in Tsjernobyl gebeurde bij laag vermogen, dus met een onstabiele reactor. Russische ingenieurs waren op de hoogte van dit inherente
APRIL 2006
- De regelstaven. Dat zijn staven die gemaakt zijn uit een neutronenabsorberend materiaal die snelle en fijne regelingen toelaten in de reactiviteit van de reactor. Als ze deels of geheel worden ingeschoven tussen de brandstofstaven in de reactor, vangen zij neutronen op, die daardoor niet meer kunnen bijdragen tot splijtingsreacties. Het vermogen zal dus dalen. De bundels met regelstaven kunnen ook als noodstop worden gebruikt. Het systeem werkt binnen één seconde bij PWR-reactoren, maar de RBMK-reactoren hebben zowat twintig secon-
| 6 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
RADIOLOGISCHE GEVOLGEN
Er bestaan vele rapporten over de radiologische gevolgen van het ongeval in Tsjernobyl. Maar misschien wel het meest uitgebreide is de studie met de gemeenschappelijke conclusies van twintig jaar onderzoek door honderden wetenschappers uit verschillende disciplines, samengebracht door de meest betrokken landen Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne en acht gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties 1. Nucleaire actualiteit verwijst graag naar het rapport zelf, te lezen op www.unscear.org/unscear/en/chernobyl.html.
De belangrijkste conclusies m.b.t. de radiologische gevolgen zijn: - rechtstreeks bij het ongeval, drie doden. Eén operator stierf bij de explosie, een andere als gevolg van een hartaanval vermoedelijk door de zware stress, een derde stierf enkele uren later als gevolg van zware brandwonden; - bij de eerste dringende interventies op de site na het ongeval werden ongeveer 600 mensen bestraald. Bij 134 onder hen werd de diagnose van acute stralingsziekte bevestigd. Hiervan zijn er later 28 gestorven, elf anderen stierven intussen aan andere oorzaken; - bijna 4 000 gevallen van schildklierkanker werden vastgesteld als gevolg van de fall-out; negen personen stierven als gevolg van deze vorm van kanker; - van de meer dan 200 000 intervenanten bij de opruiming op de site zouden er, statistisch gezien, 2 200 risico kunnen lopen op sterfte als gevolg van stralingsblootstelling. Al deze mensen, samen met geëvacueerden, bewoners van besmette gebieden en kinderen geboren bij de intervenanten, staan geregistreerd in de Nationale Stralings- en Epidemiologische Registers en worden
den nodig. Dat speelde een doorslaggevende rol in de seconden voor de stoomexplosie. Bovendien bestond de top van de controlestaven uit grafiet. Dat brengt mee dat bij het inbrengen eerst de reactiviteit van de reactor nog even zal toenemen, een risicovol fenomeen dat reeds eerder was geconstateerd in een andere reactor van hetzelfde type. - De moderator. Dat is een materiaal tussen de splijtstofstaven dat tot doel heeft om neutronen afkomstig uit de splijtstof te vertragen, want alleen ‘trage’ neutronen kunnen splijtingen veroorzaken die zorgen voor de energieopwekking in de reac-
APRIL 2006
sinds het ongeluk opgevolgd. Het gaat in totaal over meer dan 600 000 mensen; - bij het publiek of de inwoners uit de omgeving werd er geen stijging vastgesteld van leukemie of andere vormen van kanker - wat men nochtans had verwacht - noch gevolgen op het vlak van vruchtbaarheid of genetische afwijkingen. Het optreden van schildklierkanker had men niet verwacht. Hij werd snel zichtbaar en was erg agressief, voornamelijk bij kinderen. Dit was vooral te wijten aan melkconsumptie afkomstig van plaatselijke dieren gedurende de eerste dagen na het ongeval. Het dramatische is dat 90 % van deze schildklierkankers vermeden hadden kunnen worden mochten er maatregelen zijn genomen om de plaatselijke melkconsumptie te verbieden. De succesvolle behandelingskans voor deze vorm van kanker bedraagt evenwel 99 %. Op basis van statistische verwachtingen en de collectieve doses die werden geabsorbeerd door alle betrokken groepen, zou over een periode van 70 jaar, en op basis van het natuurlijke voorkomen van de verschillende kankertypes, een verhoging van de incidentie kunnen worden verwacht met 0,8 % globaal.
1 Het International Atomic Energy Agency (IAEA), de World Health Organisation (WHO),
het United Nations Development Programme (UNDP), de Food and Agriculture Organisation (FAO), het United Nations Environment Programme (UNEP), het United Nations Office for the Cordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA), het United Nations Scientific Committee on the Effects of Atomic Radiation (UNSCEAR).
tor. In RBMK-reactoren bestaat de moderator uit grafiet, bij PWR-reactoren uit water. In tegenstelling tot grafiet, een zuiver koolstofmateriaal, kan water niet branden. Dat brengt mee dat de gevolgen van het ongeluk nooit dezelfde hadden kunnen zijn met een PWR-reactor. - Het koelmiddel. Dat is water dat langs de hete brandstofstaven stroomt en zo de warmte afvoert uit de reactor, om er vervolgens stoom mee te maken en een turbine aan te drijven voor de elektriciteitsproductie. In RBMK-reactoren zijn koelmiddel - water - en moderator - grafiet - twee verschillende
| 7 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
DE SITE VAN TSJERNOBYL VANDAAG EN MORGEN
De eenheden 1 en 2 op de site werden enkele jare na het ongeval gestopt, de laatst werkende eenheid 3 ging in december 2 000 definitief dicht. Ze zullen worden ontmanteld. Daartoe wordt nieuwe infrastructuur gebouwd op de site, onder meer een elektriciteitscentrale om alle energiebehoeften van de site te kunnen voldoen, een opslagplaats voor bestraalde splijtstof, en een voor vloeibaar radioactief afval - die bijna klaar is en waarbij de Belgische nucleaire industrie nauw betrokken is -, evenals een stevige afvalbehandelingseenheid. Wat de vernielde reactor 4 betreft: onmiddellijk na het ongeval trachtten de autoriteiten de uitstoot van radioactieve substanties naar de atmosfeer te stoppen door meer dan 5 000 ton zand, dolomiet en boorcarbide met helikopters te droppen boven de vernielde reactor. Een groot deel miste evenwel zijn doel. Daarop besloot men de reactor in te pakken met een omhulsel, de ‘sarcofaag’, bestaande uit 300 000 ton beton en staal. Hij was op zeven maanden tijd klaar, maar hij vertoont intussen meer en meer tekenen van slijtage door corrosie en andere factoren, maar was niet bedoeld als een definitieve oplossing. Er werd beslist om hem nog te stabiliseren voor de komende vijftien jaar, tot wanneer er een definitieve inkapseling zal zijn, de zogeheten New Safe Confinement, of kortweg
materies, maar in PWR-reactoren fungeert het koelmiddel water - tegelijk als moderator. Dit verklaart mee waarom een ongeval zoals dat van Tsjernobyl niet had kunnen gebeuren bij een PWR-reactor en waarom het PWR-concept intrinsiek veiliger is.
NSC. Dat wordt een meer zekere en definitieve structuur rond de sarcofaag, waarna de onstabiele structuren van de eerste sarcofaag verwijderd kunnen worden. De financiering van de verbeteringswerken - twee van de acht stabiliseringprojecten zijn reeds uitgevoerd - en van de constructie van de NSC gebeuren gezamenlijk door de G7, Rusland, Oekraïne en de Europese Unie. De fondsen worden beheerd door de European Bank for Reconstruction and Development - EBRD. Op dit ogenblik zijn de aanbestedingen voor de bouw van de NSC aan de gang. België draagt ook rechtstreeks bij in het “Nuclear Safety Account” fonds. Met Westerse hulp is de ene nog in aanbouw en de elf nog operationele RBMK-reactoren in de voormalige Sovjetunie en Litouwen sedert 1986 geleidelijk verbeterd, vooral met nieuwe ontwerpen van controlestaven en maatregelen voor een meer stabiele kern. Ook op vlak van uitbating werd vooruitgang geboekt door betere procedures, de controle erop en de opleiding van het personeel. Een ongeluk als dat van 1986 in Tsjernobyl wordt vandaag door experts zo goed als uitgesloten. Andere meer recente Russische reactormodellen (zoals de VVER 1000) hebben zoals alle Westerse ontwerpen wel een beschermend omhulsel, in tegenstelling tot de RBMK-reactoren.
Tussen beide omhulsels zorgt onderdruk ervoor dat, indien er radioactiviteit zou vrijkomen, er geen verspreiding naar de buitenwereld gebeurt.
■ Menselijke fouten
- Het omhulsel. De RMBK-reactoren hebben geen beschermend omhulsel dat eventuele ontsnappingen van gassen en radioactiviteit kan tegenhouden. Reactoren van het PWR-type, met inbegrip van Russische drukwaterreactortypes, zijn daarentegen ondergebracht in een luchtdicht reactorgebouw dat geïsoleerd is van de omgeving. Dat reactorgebouw kan weerstaan aan een interne druk en aan uitwendige krachten. De Belgische centrales beschikken zelfs over een dubbel omhulsel: • een eerste primair omhulsel belet dat mogelijke radioactiviteit uit het reactorgebouw kan ontsnappen; • een tweede omhulsel uit gewapend beton beschermt de installaties tegen ongevallen van buiten.
APRIL 2006
Een aantal operationele fouten leidde fataal tot het ongeval; mocht een van de fouten verhinderd zijn geweest, dan was het ongeluk voorkomen: - men overtrad de limietregel op het opereren van de reactor aan verminderd vermogen; - er werd gezondigd tegen de regel dat er steeds ten minste 30 controlestaven volledig in de kern moeten blijven. Van de 211 regelstaven werden er 204 uit de kern getrokken. Ook trokken de operatoren de controlestaven hoger op dan toegelaten in de procedures van de centrale; - de procedure voor testactiviteiten werd niet gevolgd. Langs de
| 8 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
andere kant waren zowel de specifieke testinstructies als de beschikbaarheidorders onvolledig en weinig precies; - en vooral, niet minder dan drie automatische veiligheidsmechanismen werden uitgeschakeld om de test toch te kunnen uitvoeren: een voor een noodinjectie van koelwater, twee andere voor een ultieme noodstop. Het zou evenwel fout zijn om de schuld van het ongeval volledig te leggen bij de fouten van de operatoren. Een aantal omstandigheden werkten die in de hand: - er was het uitstellen van de test doordat gevraagd werd de reactor langer in dienst te houden; het testschema raakte zo achterop en de operatoren wilden de test nog snel uitvoeren voor het weekeinde… - men liet de test over aan de operatoren zonder de aanwezigheid van leidinggevend personeel. De operatoren improviseerden een aantal interventies, die schijnbaar de test gemakkelijker zouden maken, evenwel zonder na te denken over de mogelijke gevolgen. Dat laatste valt onder meer te verklaren door het feit dat de operatoren niet voldoende opgeleid waren voor dat type reactor en dat ze bijgevolg de gevolgen van hun acties niet correct hebben kunnen inschatten. Zij voerden de test uit op basis van de opleiding die zij hadden genoten, maar die was onvoldoende afgestemd en in conflict met het ontbreken van passieve veiligheidskenmerken van het RBMK-ontwerp. De uitbaters zelf waren ook niet geïnformeerd over de technische zwaktes van het RBMKontwerp, waardoor er dus onvoldoende rekening mee werd gehouden in de uitbatingprocedures. Nog op te merken valt dat op het gebied van de uitbating van de reactor een experiment zoals voorzien in de centrale van Tsjernobyl, hier in België bijvoorbeeld niet op die manier zou kunnen worden uitgevoerd. Dergelijke testen vereisen in elk geval de voorafgaande goedkeuring van de toezichthoudende overheid, en dergelijke testen zullen nooit gebeuren door operatoren zonder bijzonder toezicht.
■ Politieke context
Het ongeval is bijgevolg niet los zien van de politieke context in de vroegere Sovjet-Unie. De ontwerpfouten in het reactortype zijn geen gevolg van de onbekwaamheid van de ingenieurs, maar eerder van een destijds bureaucratisch politiek systeem dat de leiding nam over alle beslissingen, zelfs deze over veiligheid. In volle koude oorlog was een snelle ontwikkeling van het reactorontwerp, van de bouw en de uitbating een must; wetenschap-
APRIL 2006
Unit 3 en sarcofaag van unit 4 van de centrale van Tsjernobyl (2003).
pers en ingenieurs mochten bij wijze van spreken ‘geen tijd verliezen’ met het aanbrengen van verbeteringen voor een meer veilige uitbating. Het gebrek aan theoretische opleiding en kennis bij de operatoren valt deels ook door die omstandigheden te verklaren: er heerste een sfeer van strikte geheimhouding door de sterke verwevenheid van civiele en militaire nucleaire toepassingen. In de toenmalige context werd van de operatoren niet verondersteld dat ze kritisch zouden nadenken, noch dat ze initiatieven zouden nemen bij officieel ‘ondenkbare’ noodsituaties. Ook de nucleaire kennis werd bewust ‘gecompartimenteerd’: het was niemand toegelaten om het hele plaatje te zien, noch om alle aspecten van veiligheid samen te brengen en te integreren. En tot slot, in 1986 bestond in de Sovjetunie geen enkel noodplan voor de gebeurlijke evacuatie van bevolking. Dit werd immers beschouwd als een overbodige luxe.
| 9 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
TSJERNOBYL: 20 JAAR LATER
CHRONOLOGIE VAN HET ONGEVAL
Op 25 april 1986 zou eenheid 4 van kerncentrale Tsjernobyl voor onderhoud worden stilgelegd. Van deze gelegenheid wilde men gebruik maken om eerst nog een test uit te voeren om na te gaan of bij het onderbreken van het elektriciteitsnet, de stroom van een ‘uitbollende’ turbo-alternator (aangezien niet langer aangedreven door een sturende kracht) kon volstaan om de koelpompen voldoende lang aan te drijven tot de hulpdiesels voor de noodstroomvoorziening zouden starten. Paradoxaal ging het dus om een proef met het oog op de verhoging van de veiligheid van de centrale. Uit een eerste test op een andere eenheid was gebleken dat dit niet lukte: de veiligheidssystemen hadden er toen echter wel voor gezorgd dat alles veilig verliep. Voor de test wordt op vrijdagochtend 25 april het thermische vermogen van de reactor van 3 200 MW teruggebracht tot 1 600 MW en wordt om 13 u één van de twee turbines stilgelegd. Om de storende invloed van mogelijke aanvoer van koud water in de reactor tijdens de proef te vermijden, wordt om 14 u tegen elke veiligheidslogica in, de noodkoelkring, buiten werking gesteld. Op vraag van de netbeheerder in Kiev moet de eenheid evenwel de hele namiddag op 1 600 MW blijven draaien, tegen het testscenario in. Hierdoor loopt de test uren vertraging op. De langdurige werking op halve kracht bracht evenwel een xenonvergiftiging van de reactor teweeg, een soort ‘verdoving’ van de reactor waardoor het moeilijk is om het vermogen opnieuw vlug te verhogen. Na een tiental uur laat de operator het vermogen snel dalen om de test te kunnen starten bij een vermogen van 800 MW. Door onzorgvuldig handelen daalt het echter tot 30 MW. Op dat ogenblik zou de reactor uit veiligheidsoverwegingen moeten worden gestopt, maar men gaat door en beslist het vermogen terug op te drijven naar 200 MW. Deze beperkte verhoging vormt al een probleem op zich, door het verdovingseffect van de xenonpiek die op dat ogenblik is bereikt. Hierop besluit de operator dus om de regelstaven, die dienen om de reactiviteit te regelen, uit te trekken, en wel verder dan wat is toegelaten door de veiligheidsprocedures. Zo bereikt men uiteindelijk toch 200 MW, op 26 april om 1 u 's ochtends. Bij dit vermogen is de RBMK-reactor echter onstabiel en moeilijk te besturen.
APRIL 2006
Door de inschakeling van twee extra koelwaterpompen bij de vier reeds draaiende, vermeerderde het debiet aan koelwater. Daardoor verminderde de hoeveelheid stoom en nam de reactiviteit af. Ter compensatie werden nog meer regelstaven uit de kern getrokken, meer dan toegelaten. Bovendien daalde door de toevoer van extra koelwater, het peil en de druk in de water/stoomafscheiders. De noodstopvoorzieningen die daarbij normaal in werking treden waren al eerder uitgeschakeld om het verloop van de proef niet te hinderen. Om 01:22 u zijn de operatoren onterecht van oordeel dat de niveau - en drukschommelingen in de water/stoomafscheiders voldoende gestabiliseerd zijn om de proef te laten starten. Ondanks alle overtredingen tot dan toe, zou de reactor nog altijd automatisch stoppen zodra de tweede turbine wordt afgekoppeld. Maar de operator heeft het signaal voor een automatische noodstop geblokkeerd om de proef desgevallend snel opnieuw te kunnen starten. Om 01:23:04 u wordt de tweede turbine van de reactor ontkoppeld. Als gevolg daarvan neemt de hoeveelheid stoom in de reactor toe en stijgt de temperatuur van het koelwater. Aangezien de helft van de acht pompen werken op elektriciteit van de uitbollende turbine, vermindert het debiet aan koelwater door de vertragende pompen, met een bijkomende stijging van de temperatuur in de reactor tot gevolg, en dus meer stoomvorming en dus verhoging van de reactiviteit, een sneeuwbaleffect… Om 01:23:40 u beslist men tot een noodstop via het volledig inschuiven van alle controlestaven. De top van deze staven uit grafiet doen echter eerst de reactiviteit nog stijgen. Bovendien vergt het systeem een reactietijd van 18 tot 20 seconden, terwijl het vermogen intussen al dermate is gestegen dat de geleidingen van de controlestaven zijn vervormd. Hierdoor blokkeren de absorberende regelstaven bij het inschuiven in de kern na slechts één derde van het traject. Op zeven seconden tijd stijgt het vermogen in de brandstofstaven van 200 MW tot 300 000 MW (!) en doet deze door oververhitting uit elkaar spatten. Het bruuske contact met koelwater doet de stoomdruk daarop zo sterk toenemen, dat de drukbuizen van de reactor exploderen. Hierdoor wordt de betonvloer van 1 000 ton opgetild en het reactorgebouw in puin gelegd door wegslingerende brokstukken. De Tsjernobyl-ramp is een feit.
| 10 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
STUDIEREIS
Belgische delegatie neemt deel aan ENC 2005 en bezoekt installaties in Tricastin en Marcoule Energie staat met de jaren meer en meer in de belangstelling van beleidsmakers, media, economische kringen, milieuorganisaties en anderen. Vooral met het oog op de toekomst en de grote impact ervan op sociaal, economisch en milieuvlak is het stilaan een hot item. De rol van kernenergie hierin is uiteraard niet gering. Om de belangstellenden daarover diepgaander te informeren organiseert het Belgisch Nucleair Forum eens per jaar een studiebezoek aan installaties, projecten of seminaries m.b.t. kernenergie. Dit evenement richt zich specifiek tot de Belgische politieke wereld en journalisten. Zo bezocht eind 2004 een delegatie in Finland de bouwplaats van de eerste EPR (European Pressurized water Reactor) en een aantal bergingsfaciliteiten voor kernafval (zie Nucleaire actualiteit nr. 56 van april 2005). In 2005 trok een twintigkoppige delegatie richting Frankijk.
ken aan een verrijkingsfabriek voor uranium en aan een van de belangrijkste onderzoekscentra ter wereld dat R&D competenties groepeert voor het management van gebruikte spijtstof, scheidingsprocessen en behandeling, conditionering en opslag van kernafval. ENC 2005: twee gepersonaliseerde ontmoetingen… De European Nuclear Conference biedt onder meer panelgesprekken en discussieplatforms met politieke, wetenschappelijke en industriële personaliteiten van zeer hoog niveau, naast een informatief en commercieel forum voor nucleaire ondernemingen en instituten. Maandag 12 december: de Belgische delegatie was te gast op de negende editie van het evenement, die doorging van 11 tot 14 december 2005 in Versailles, onder de auspiciën van de European Nuclear Society en de American Nuclear Society. Naast deelname aan het openingspanel “Energy policies in the world: the role of nuclear power”, waren er speciaal voor de delegatie twee exclusieve privé-ontmoetingen. Een eerste met Colette Lewiner, Internationaal directeur sector Energie, Utilities en Chemie van Capgemini. Dat bedrijf is de mondiale marktleider in consulting, technologie, outsourcing en local professional services. Mevrouw Lewiner presenteerde een recente studie ‘Observatoire Européen des Marchés de l’Energie’, toegespitst op thema’s zoals de stijgende spanning tussen vraag en aanbod van elektriciteit, bevoorrading van gas en bevoorradingszekerheid,
Naast deelname aan het openingspanel "Energy policies in the world: the role of nuclear power", waren er speciaal voor de delegatie twee exclusieve privé-ontmoetingen.
De studiereis vond plaats van maandag 12 december tot en met woensdag 14 december 2005 en bestond uit twee luiken. Enerzijds was er een gezamenlijk bezoek aan de ENC 2005, de European Nuclear Conference, in die periode gehouden in Versailles. De ENC is een om de twee tot drie jaar groots en internationaal opgezette conferentie, die de meest recente ontwikkelingen van kernenergie bestrijkt op alle mogelijke gebieden: politiek, wetenschappelijk en technisch. In het tweede deel van de studiereis maakten de deelnemers van zeer dichtbij kennis met een aantal zeer specifieke aspecten van de splijtstofcyclus. Op het programma: bezoe-
APRIL 2006
De aandacht van Colette Lewiner ging daarbij specifiek uit naar het einde van de periode van overcapaciteit in Europa, de toenemende druk op de netten en de nood om snel een antwoord te bieden aan het tekort van beschikbare capaciteit, vooral tijdens piekperiodes.
| 11 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
STUDIEREIS
investeringen op lange termijn, en de rol van kernenergie binnen deze context. De aandacht van Colette Lewiner ging daarbij specifiek naar het einde van de periode van overcapaciteit in Europa, de toenemende druk tussen het aanbod en de vraag van elektriciteit en de nood om snel een antwoord te bieden voor het tekort aan beschikbare capaciteit, vooral tijdens piekperiodes. De tweede privé-ontmoeting gebeurde met Guy Beke, Vice-voorzitter van Febeliec en vice-voorzitter van Umicore. Hij behandelde het standpunt van de industrie over de energiebeleid en de plaats van kernenergie daarin. Febeliec vertegenwoordigt de industriële grootverbruikers van energie in België en Umicore is een internationale metaal- en materialengroep met industriële installaties op alle continenten. Guy Beke herhaalde de nood aan stabiliteit en competitiviteit van elektriciteitsprijzen voor de industrie; in dit kader, en rekening houdend met de milieubeperkingen en de nood aan nieuw te installeren productiecapaciteit, lijkt kernenergie meer dan ooit onvermijdelijk.
… en een gezamenlijke Belgisch-Nederlandse stand Bij elke ENC conferentie hoort een expositie van organisaties en bedrijven op nucleair gebied (in 2005 ruim honderd). Een aantal instituten uit België en Nederland besloten hiervoor de handen in mekaar te slaan en een gemeenschappelijke stand op te zetten. Er zijn tussen beide landen immers parallellen en internationale mogelijkheden voor samenwerking in de nucleaire sector. Daarnaast bestaat vanuit Nederland vernieuwde interesse in eventuele bijkomende nucleaire productiecapaciteit. De gezamenlijke stand focuste op diverse nucleaire technologieën en hun maatschappelijke relevantie, rond vier thema’s: energieopwekking, gezondheid, milieu en tot slot, onderzoek en ontwikkeling. Van Belgische zijde exposeerden Agoria (multisectorfederatie van de technologische industrie), Belgonucleaire (nucleaire engeneering
Door het privékarakter van beide ontmoetingen kon uiteraard veel aandacht gaan naar concrete vragen van de aanwezige politici en journalisten, wat sterk werd geapprecieerd.
De gezamenlijke stand focuste op diverse nucleaire technologieën en hun maatschappelijke relevantie, rond vier thema's: energieopwekking, gezondheid, milieu en onderzoek en ontwikkeling.
Guy Beke herhaalde de nood aan stabiliteit en competiviteit van elektricitietsprijzen voor de industrie; in dit kader, en rekening houdend met de milieubeperkingen en de nood aan nieuwe te installeren productiecapaciteit, lijkt kernenergie meer dan ooit onvermijdelijk.
APRIL 2006
en producent van MOX- splijtstof), het SCK (het Studiecentrum voor Kernenergie) en Belgoprocess (nucleair verwerkings-, opslag, en ontmantelingsbedrijf). Voor Nederland waren de standhouders Covra (Centrale opslag voor radioactief afval in Borssele), EPZ (de uitbater van kerncentrale Borssele), NRG (Nuclear Research and consultancy Group), RID (Reactor Instituut Delft) en Urenco Nederland (verrijking van uranium). De stand kende een grote belangstelling en mocht zich ook opmaken voor bezoeken van een aantal autoriteiten. Verrijking van uranium en behandeling van afval Na Versailles ging de studiereis verder naar zuidelijk Frankrijk, met technische bezoeken aan de sites van Tricastin en Marcoule. Daarbij kwamen twee aspecten uit de splijtstofcyclus aan bod: enerzijds de verrijking van uranium om het geschikt te maken
| 12 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
STUDIEREIS
voor gebruik in kerncentrales, anderzijds het wetenschappelijk onderzoek en de toekomstperspectieven van kernafvalbehandeling, met ook speciale aandacht voor het procédé van de transmutatie. Op de site van Tricastin in Pierrelatte in de Franse Rhônevallei, was de delegatie te gast in de EURODIF-fabriek. Het bezoek had te maken met een aspect van de 'splijtstofcyclus'. Dat is het geheel aan operaties die verbonden zijn met de kernbrandstof. De cyclus bestaat uit drie delen die respectievelijk overeenstemmen met de fase voor het gebruik van de splijtstof in de kernreactor (de bovenfase van de cyclus), het gebruik van de splijtstof in de kern, en de fase na het gebruik van de splijtstof in de centrale (de benedenfase van de cyclus). De verrijking van uranium hoort bij de bovenfase van de splijtstofcyclus, die begint met de ontginning van het uraniumerts in openluchtmijnen of ondergrondse galerijen. Het uranium bestaat uit een mengsel van twee isotopen: 99,3 % uranium 238 en 0,7 % uranium 235. Aangezien alleen uranium 235 splijtbaar is, en dus bruikbaar in kerncentrales, moet het gehalte aan uranium 235 van het mengsel verhoogd worden tot een aangepast niveau (3 à 5 %). Daar bestaan verschillende methodes voor, onder meer de gasdiffusie. Het is deze technologie die wordt gebruikt in de fabriek van Eurodif. Deze levert sedert 1979 verrijkt uranium voor gebruik in meer dan honderd reactoren in Frankrijk en de wereld. Het nucleair onderzoekscentrum van Marcoule, zo’n 25 km van Avignon, is een van de belangrijkste ter wereld in zijn soort. Het centrum brengt onderzoeks- en ontwikkelingscompetenties bijeen m.b.t. het beheer van gebruikte spijtstof, scheidings- en transmutatieprocessen, en behandeling, conditionering en opslag van kernafval. De Belgische delegatie bezocht er onder meer ATALANTE, l'ATelier Alpha et Laboratoires pour ANalyses, Transuraniens et Etudes de retraitement, een onderzoekslaboratorium van het Commissariat à l'énergie atomique. Het is operationeel sedert 1992 en herbergt meer dan 200 onderzoekers, technici en ingenieurs gespecialiseerd in radiochemie, scheidingschemie en materiaalstudie. Ze doen onderzoek naar de behandeling van bestraalde splijtstof en het beheer van hoogradioactief en langlevend kernafval. Een van de toekomstgerichte onderzoeksterreinen vormen de scheidingsprocessen en de zogenaamde “transmutatie 1”, een technologie die radioactieve isotopen met lange levensduur omzet naar isotopen met een kortere levensduur door ze te bestralen. De techniek steunt op het afsplitsen en apart behandelen van fracties van het afval, dat een mix is van vele ver1
Nucleaire actualiteit zal later beslist terugkomen op het thema van transmutatie met meer uitgebreide en gedetailleerde informatie over deze techniek voor reductie van de radiotoxiciteit van hoogradioactief afval.
schillende isotopen. Op dit ogenblik bevindt transmutatie zich nog in een experimentele fase. Op korte termijn worden geen economisch haalbare resultaten verwacht. Aansluitend bezocht de delegatie PHENIX, een snelle neutronenreactor met een nominaal vermogen van 563 MWth, gebouwd en sedert 1973 uitgebaat door CEA en EdF, de Franse elektriciteitsproducent. De reactor werkte tot 1990 als demonstratiereactor van het potentieel van deze technologie voor groot industrieel gebruik. De jongste tien jaar werd hij grondig gerenoveerd en vandaag laat de reactor ook tests toe voor onderzoek, en experimenten inzake splijtstoffen en materiaalsterkte. Hij wordt ook ingeschakeld in de onderzoeken voor experimentele transmutatie. PHENIX draagt ook bij tot onderzoek en ontwikkeling van de nieuwe generaties kerncentrales van de 4e generatie. Ten slotte werd ook VISIATOME bezocht, een uniek informatie-, kennis- en ontdekkingscentrum voor het grote publiek. Bezoekers leren er op interactieve manier met projecties, simulaties, spellen en andere zaken, alles over energiebronnen, radioactiviteit en kernafval. Aan de deelnemers van deze studiereis bood het Belgisch nucleair forum eveneens een uitgebreid dossier aan met meer uitgebreide informatie en context over de aangeraakte thema’s en processen. Het Belgisch nucleair forum dankt nogmaals de deelnemers voor hun belangstelling en aanwezigheid.
Vandaag laat de reactor PHENIX tests toe voor onderzoek en experimenten inzake splijtstoffen en materiaalsterkte; hij wordt ook ingeschakeld in de onderzoeken voor experimentele transmutatie.
APRIL 2006
| 13 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
PaLoFF
Wachten op principebeslissing van de federale regering Nucleaire actualiteit beloofde u op de hoogte te houden van de verdere ontwikkelingen in het derde overlegproject en partnerschap inzake de mogelijkheden tot definitieve berging van radioactief afval van categorie A. In februari jl. stemde de gemeenteraad van de gemeente Fleurus tegen het positieve voorstel van het partnerschap tot definitieve berging van radioactief afval van categorie A in de ondergrond van de terreinen van het IRE, in de gemeente Fleurus. De gemeenteraad van Farciennes, eveneens partner in het overlegproject, onthield zich. Daarmee werd het project opgedoekt. Met die beslissing blijven enkel de gemeenten Mol en Dessel over als kandidaat voor de definitieve berging van laagradioactief afval.
Acht jaar na de beslissing van 16 januari 1998 is NIRAS, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen, aan het einde gekomen van de opdrachten die de ministerraad haar had toevertrouwd. De lokale partnerschappen, in totaal drie van de vijf mogelijkheden, hebben immers hun doel bereikt. Twee daarvan, van MONA (Mol) en STOLA (Dessel), genieten de plaatselijke politieke steun (zie Nucleaire actualiteit nr. 57 van januari jl.). Het derde voorstel van het overlegproject ‘Partenariat Local Fleurus-Farciennes – PaLoFF’ werd in februari jl. bij gebrek aan plaatselijke politieke steun stopgezet. De gemeenteraad van de gemeente Fleurus stemde tegen en deze van Farciennes, eveneens partner in het overlegproject, onthield zich. De aangevoerde redenen voor deze beslissing waren: onaanvaardbaar voor de betrokken zone wegens twijfels over het type afval, twijfel over de stabiliteit van de ondergrond en afwatering, de nabijheid van bewoning, onzekerheid over financiële compensaties en veel problemen als gevolg van de bouw van de site gedurende dertig jaar. Voorstanders van het project noemden de afwijzende beslissing een ‘historische vergissing’, louter gebaseerd op politieke motieven.
afhangen van verschillende factoren: de resultaten van de detailstudies, de mogelijkheid om met alle betrokken actoren een akkoord te bereiken over de wijze van uitvoering van het project (in het bijzonder de manier waarop de voorwaarden met betrekking tot het technisch project zullen worden vervuld) en, ten slotte, het verkrijgen van alle nodige nucleaire en niet-nucleaire vergunningen. Vanaf de principebeslissing van de regering zal de ‘voorontwerpfase’ overgaan naar de ‘projectfase’. Volgende planning wordt vooropgesteld: • de periode 2006 - 2011 moet toelaten detailstudies uit te voeren, de financiering van het geïntegreerd project af te werken en de nodige vergunningen te bekomen; • van 2011 tot 2016 zal de definitieve bouw van de bergingsinstallatie worden gerealiseerd, rekening houdend met de toegekende vergunningen; • vanaf 2016 zou de werkelijke exploitatie van start moeten gaan.
Zo blijven enkel de gemeenten Mol en Dessel over als kandidaat voor de definitieve berging van laagradioactief afval. Het rapport van STOLA werd reeds op 25 mei jl. aan de federale minister van Energie overhandigd en dat van MONA op 13 juli. Het is nu aan deze minister om een principebeslissing te nemen, na advies van NIRAS. Voor de allereerste keer in België heeft de federale regering nu alle elementen in handen om een belangrijke en unieke beslissing te nemen: de beslissing om uit de voorgestelde projecten datgene te kiezen dat ze grondig bestudeerd wenst te zien, met het oog op concrete realisatie. De uitvoering van dit bergingsproject zal echter
APRIL 2006
| 14 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
NUCLEAIRE GENEESKUNDE
Belgisch consortium doet belangrijke overname Op 23 februari jl. tekenden een consortium van het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen (IRE) uit Fleurus met Ion Beam Applications (IBA) uit Louvain-laNeuve, een contract tot overname van twee in radiofarmaceutische activiteiten gespecialiseerde afdelingen van de Duitse groep Schering AG. Het gaat met name over de Europese FDG-business divisie die fluorodeoxyglucose aanmaakt voor PET (positron emissie tomografie) en moleculaire beeldvorming, evenals de radiofarmaceutische activiteiten van CIS bio International, het in Frankrijk gevestigde filiaal van Schering AG. Onder het consortium zal IRE in CIS bio International een aandeel hebben van 80,1 % en in IBA van 19,9 %. Deze laatste zal daarnaast de controle overnemen van de Europese FDG-afdeling van Schering met vestigingen in Italië, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Spanje. De transactie werd positief onthaald door de werknemers van CIS bio International en zou in de eerste helft van 2006 afgerond worden, na de gebruikelijke wettelijke overnamestappen.
Het IRE is een Belgische stichting van openbaar nut met onder meer als opdracht de productie van radio-isotopen en het bestuderen van hun toepassingen, alsook de nucleaire veiligheid en de radioprotectie van het leefmilieu. Zo produceert IRE onder andere radio-isotopen die nodig zijn voor de nucleaire geneeskunde. IRE is intussen een wereldleider op het gebied van splijtstofelementen voor medische toepassingen en exporteert het grootste gedeelte van haar productie. IBA levert oplossingen op het domein van de diagnostiek en de behandeling van kanker. De onderneming biedt ook sterilisatieen ionisatieoplossingen om de hygiëne en de veiligheid in het alledaagse leven te verbeteren. Een van de sleutelactiviteiten van IBA is de FDG-distributie (fluorodeoxyglucose) voor Positron Emissie Tomografie (PET) en moleculaire beeldvorming. PET is een unieke, vooruitstrevende techniek die gebruikt wordt voor de diagnostiek van kanker in een zeer vroeg stadium met een ongeëvenaarde precisie en om de effecten van de behandeling op te volgen. Deze techniek wordt in toenemende mate ook gebruikt om patiënten met neurologische stoornissen en hartkwalen te volgen. Zoals gezegd nemen IRE en IBA van Schering AG de radiofarmaceutische activiteiten van CIS bio International over, alsook de Europese FDG-afdeling. CIS bio International biedt een groot
APRIL 2006
Henri Bonet: "Deze overname zal de positie van IRE op radiofarmaceutisch gebied sterk verbeteren, wat de Belgische nucleaire geneeskunde ten goede zal komen".
aantal diagnostische en therapeutische producten voor de detectie, behandeling en monitoring in belangrijke medische domeinen zoals oncologie, cardiologie, reumatologie en endocrinologie. De onderneming telt om en bij de 750 werknemers en realiseerde in 2005 een omzet van nagenoeg 120 miljoen EUR. Daarnaast zal IBA de controle overnemen van de Europese FDGafdeling van Schering met vestigingen in Italië, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Spanje. Ze zal voor de distributie in Europa samenwerken met CIS bio International. De samenwerking zal bijkomende vaardigheden en expertise aanbrengen die een synergie zullen opleveren voor alle partijen. Zo zal via deze overname de positie van IRE op radiofarmaceutisch gebied sterk verbeteren, wat de Belgische nucleaire geneeskunde ten goede zal komen. Deze evolutie zal onmiskenbaar ook een positieve impact hebben op de onderzoeksactiviteiten van het Studiecentrum voor Kernenergie Mol, via een intensiever gebruik van de bestralingscapaciteit van de door hen geëxploiteerde BR2reactor. Verder zal het voor het IRE mogelijk zijn om samen te werken met tal van instellingen die betrokken zijn bij het onderzoek voor nucleaire geneeskunde en zal de capaciteit om bijko-
| 15 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT
NUCLEAIRE GENEESKUNDE
mende projecten van nieuwe producties te ontwikkelen, versterkt worden. En IBA ziet onder meer de mogelijkheid om met CIS bio International de voordelen van haar wereldwijd leiderschap op het gebied van de FDG-distributie te delen en haar netwerk in te zetten om de internationale expansie te bevorderen. Bovendien zal deze stap ervoor zorgen dat IBA op dit gebied in Europa de onbetwiste leider zal zijn. IBA telt momenteel veertien vestigingen in de VS en een in India. Het zal binnenkort over een netwerk van negentien centra in Europa beschikken, met enkele in de dichtst bevolkte gebieden, waar de onderneming dagelijks radiofarmaceutische producten kan leveren die nodig zijn voor PET-scanning. Nog te vermelden dat zowel premier Verhofstadt als federaal minister Verwilghen deze overname positief verwelkomen. Zij zien dit “als een goede stap in de verdere ontwikkeling van de nucleaire medische wetenschap in België en een uitstekend voorbeeld van synergie tussen universiteiten, wetenschappelijke instellingen en de privésector die de positie van ons land op het vlak van de nucleaire geneeskunde versterkt”. Henri Bonet: "De samenwerking zal bijkomende vaardigheden en expertise aanbrengen die een synergie zullen opleveren voor alle partijen."
Met dank aan Henri Bonet, Algemeen directeur IRE en Pierre Mottet, CEO van IBA.
IN MEMORIAM
Nucleaire actualiteit betreurt het heengaan van de heer Paul Govaerts, directeur-generaal van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK). Hij overleed op woensdag 25 januari jl. op 58-jarige leeftijd aan een slepende ziekte. Paul Govaerts heeft bij het SCK verschillende functies uitgeoefend; in 1995 werd hij er benoemd tot directeur-generaal. Paul Govaerts was natuurkundig ingenieur richting kernwetenschappen en specialiseerde zich ook in veiligheidstechnieken. Ook buiten het SCK oefende hij een aantal functies uit. De uitvaartdienst vond begin februari plaats in Oostmalle.
Colofon Nucleaire Actualiteit wordt uitgegeven door het Belgisch Nucleair Forum Haar leden zijn: Agoria, Belgatom, Belgonucleaire, Belgoprocess, Electrabel, FBFC International, IISN, IRE, Laborelec, MPE, SCK•CEN, SPE, Synatom, Tecnubel, Transnubel, Transrad en Westinghouse Electric Belgium. Redactie: Luc Frankignoulle en Joris Kerremans • Lay-out: Danny De Winter Verantwoordelijke uitgever, bij wie uw reacties welkom zijn Robert Leclère - Rodestraat 125 - B -1630 Linkebeek tel. + 32 2 382 25 53 fax + 32 2 382 25 51 e-mail:
[email protected] Ce périodique existe également en français.
APRIL 2006
| 16 | NUCLEAIRE ACTUALITEIT