Nu nog beter... Toegepaste kunst
Kunst BV H4 ~ periode B
Toegepaste vormgeving INLEIDING Autonome kunst Inleiding In de eerste periode ben je vooral bezig geweest met het onderzoeken van vormen, materialen en technieken om beeldend werk te maken. De voorstelling was ondergeschikt aan de vormgeving en had geen relatie met de werkelijkheid, het was vooral abstract. Deze werkwijze noemen we formeel of formalistisch, waarbij je je vooral richt op de beeldende middelen en niet op de voorstelling. Daarnaast hadden de werken geen gebruiksfunctie, dit noemen we autonome kunst. Deze periode krijg je de opdracht om aan de slag te gaan met toegepaste kunst, je gaat een product vormgeven: Nu nog beter… Je gaat aan de slag met een voorwerp dat je vanaf de basis gaat ontwerpen. Hierbij kun je de keuze maken uit 3 verschillende objecten: een lamp, een stoel of een parfumfles. Tijdens de ontwerpfase registreer je al je ideeën, voorstudies en schetsen in je dummy. Hierin staat dan uiteindelijk de neerslag van het ontwerp- en ontwikkelproces dat je doorlopen hebt en laat zien hoe je tot je eindwerkstuk bent gekomen. Achteraf maak je een reflectie bij het onderzoek en het eindresultaat. Het geheel wordt beoordeeld aan het einde van periode B.
Praktijkopdracht: Nu nog beter… Bij elk voorwerp ligt de nadruk op een ander aspect waar je rekening mee moet houden voordat je een keuze maakt: Parfumfles
-
nadruk op de vormgeving en de doelgroep
Stoel
-
nadruk op de betekenis en functie
Lamp
-
nadruk op het materiaalgebruik en de sfeer die opgeroepen wordt
*
Nadat je je keuze hebt gemaakt ga je op zoek naar beeldmateriaal van het soort voorwerp. Plak de gevonden afbeeldingen in je dummy.
*
Bestudeer het aspect waar de nadruk op ligt bij je voorwerp in het gevonden beeldmateriaal. Noteer er bij wat je aanspreekt in de objecten en wat er in jouw ontwerp terug moet komen. Maak ook een beschrijving van je doelgroep voor je object.
*
Begin met het maken van schetsen voor je ontwerp. Maak minstens 5 verschillende ontwerpen voor je object. Houdt hierbij rekening met je geformuleerde aspecten die terug moeten komen in het object en de doelgroep. Besteedt in je schetsen extra aandacht aan het aspect waar de nadruk voor jouw object ligt. Voor de parfumfles maak je dus 5 verschillende ontwerpen met diverse vormen, voor de stoel 5 verschillende ontwerpen met betrekking tot de betekenis en functie en voor de lamp maak je 5 verschillende ontwerpen waarin divers materiaal wordt gebruikt.
*
Maak vervolgens, in overleg met je docent, de keuze voor een ontwerp. Deze ga je van de lamp en de stoel uitwerken tot een werkstuk (op schaal). Het werkstuk hoeft niet echt te werken of te gebruiken zijn, het gaat puur om de esthetische waarde (hoe het eruit ziet). Bij het parfumflesje maak je een tweedimensionale ontwerptekening. Vervolgens ga je een grafisch ontwerp maken voor een reclameposter die erbij zou passen. Hiervoor ontwerp je tevens een lettertype dat bij de naam, doelgroep en stijl van het parfum past.
Let op: het werkstuk moet in zijn geheel op school gemaakt worden en mag niet mee naar huis genomen worden!
Eindproducten en doelstellingen Hieronder zijn de verwachtingen die gesteld worden aan het eindresultaat op een rij gezet. Eindproducten -
Een toegepast kunstwerk (twee- of driedimensionaal), 50% van het cijfer;
-
Dummy met de keuze van je object en onderzoek hiernaar, schetsen, ontwerpen en experimenten, 40% van het cijfer;
-
Reflectie op het eindresultaat, 10% van het cijfer.
Doelstellingen Aan het eind van periode B ben je in staat om: -
zelfstandig door onderzoek een gebruiksvoorwerp te ontwerpen;
-
gegevens / beeldmateriaal te verzamelen over het voorwerp;
-
een serie schetsen, modellen en ontwerpen te maken die aansluiten bij je object en de opdracht, waarin onderzoek wordt verricht naar de beeldende mogelijkheden hierbij;
-
een dummy bij te houden met daarin de gedachten, ideeën en schetsen waardoor het proces inzichtelijk wordt;
-
materiaalproeven en experimenten uit te voeren die een versterkend effect hebben op de beeldende werking;
-
keuzes te maken die het beeld ten goede komen en beeldende oplossingen te onderzoeken en toe te passen;
-
een toegepast kunstwerk te maken, twee- of driedimensionaal;
-
door middel van reflectie op het werkproces een gedegen analyse te maken naar aanleiding van het eindresultaat.
Bij de beoordeling van je dummy wordt gelet op: -
onderzoek naar de keuze van je voorwerp;
-
onderzoek naar vormgevers en de verbinding met het eigen werk;
-
het verzamelde beeldmateriaal;
-
schetsen en ideeën en het commentaar daarbij;
-
kleur/vorm/licht/ruimte/materiaal/techniekonderzoek en experimenten;
-
uitwerkingen van de gekozen ontwerpen;
-
overzicht van het proces en de gemaakte keuzes.
Bij de beoordeling van het beeldend werkstuk wordt gelet op: Inhoud, vormgeving, materiaal, techniek, functie en de keuzes daarvoor. Originaliteit, kracht van de beeldtaal.
Bijlage 1 Wat is een dummy? Een dummy lijkt een beetje op een schetsboek en een dagboek. Tijdens de opdracht krijg je steeds nieuwe ideeën en het is belangrijk dat je die niet vergeet en dus noteer je die in woord èn beeld in je dummy. Zo kun je ook al gaandeweg ideeën ontwikkelen door schetsen te maken en plaatjes te zoeken. Je moet daarom van alles verzamelen wat je maar aan de opdracht doet denken: van gedichten, tot reclamefoto’s uit tijdschriften, van krantenartikelen tot invallen die je ineens hebt gekregen. Alles wat jou aan ideeën helpt is belangrijk om te verzamelen. LET OP: Het is daarnaast de bedoeling dat het een persoonlijk boek wordt, waar je best een beetje trots op mag zijn, en waar het leuk is om in te bladeren. Laat zien dat je er plezier in hebt. Zorg dus dat je dummy er verzorgd en beeldend goed vormgegeven uitziet
Hoe gebruik je een dummy? 1) Onderzoek naar inhoud van het thema Wat is het thema? Wat voor associaties roept het bij je op? Wat ……. De bedoeling van brainstormen is dat ALLES wat er in je op komt als je aan de opdracht of aan het thema denkt, in je dummy stopt. Begin bijvoorbeeld met het maken van een mindmap. Zelfs hele gekke of grappige invallen kunnen weer aanleiding zijn voor nieuwe ideeën en zijn dus belangrijk. Maak er meteen bij het begin een gewoonte van om alles op te schrijven/ in te plakken de dummy, dus bij te houden. Wanneer je verder gaat, ga je langzamerhand steeds meer kiezen voor één uiteindelijke uitwerking van het beste idee. Dit moet je echter nog niet tijdens het brainstormen doen: daarbij is het juist belangrijk dat je echt zoveel en zo breed mogelijk denkt. 2) Het verzamelen van beeldmateriaal Je verzamelt allerlei beeldmateriaal die bij jou associaties oproepen of passen bij het thema. Haal ze uit allerlei bronnen zoals; tijdschriften, boeken, kranten, van internet. Plak de afbeeldingen in je dummy, schrijf er je associaties bij, maak er schetsen bij of teken erin, … Je kunt de afbeeldingen ook in de vorm van een collage in je dummy plakken, of je kunt een grote collage maken, die je vervolgens fotografeert, en die foto plak je dan weer in je dummy. Zo ontstaat ook een beeldend verslag van jouw werkproces. Dit is belangrijk omdat je zo steeds zichtbaar maakt, waar je allemaal aan gedacht hebt, en dit kan je tijdens de opdracht nieuwe ideeën geven of het kan je helpen minder clichématig te werken. Het belangrijke van beeldmateriaal in je dummy is, dat je ook op die manier ideeën uit kunt werken, dat hoeft niet met alleen woorden maar kan ook met kleuren en sferen. 3) Onderzoek naar kunstenaars: Zoek voorbeelden van kunstenaars en vormgevers die aan de hand van hetzelfde thema hebben gewerkt. Maak hierbij gebruik van (kunstgeschiedenis) boeken uit bijvoorbeeld de mediatheek, of zoek informatie op internet. Maak kopieën of printuitdraaien van de afbeeldingen van hun beeldend werk en plak de afbeeldingen in je dummy. Geef een korte beschrijving van het beeldende werk. Wat spreekt jou aan in zijn of haar manier van verbeelden van dit thema? 4) ‘Snelle’ schetsen en reflectie: Maak verschillende schetsen in je dummy, waarmee je jouw eerste ideeën qua uitwerking van het thema kunt verbeelden. Dit kunnen twee- of driedimensionale schetsen zijn. Maak foto’s van de driedimensionale schetsen en bewaar deze samen met de tweedimensionale schetsen in je dummy. Voorzie je schetsen ook van geschreven commentaar in de vorm van korte aantekeningen. Motiveren, beargumenteren, keuzes verantwoorden: Toch is het geschreven commentaar ook belangrijk: hiermee leg je aan anderen uit wat jouw denkbeelden zijn, wat je wilt gaan maken en of dat wel of niet gelukt is (en waarom). Maar ook helpt het jou zelf tijdens het proces: zo kun je steeds teruglezen en kijken waar je mee bezig bent, hoe je ideeën tijdens het proces veranderd zijn, en hoe je eventueel iets beter op een andere manier kunt aanpakken. Zo leg je dus ook steeds aan jezelf uit waar je mee bezig bent, en hiermee voorkom je dat je ‘zomaar iets doet’ zonder er goed over na te denken.
5) Kleur-/Vorm-/Licht-/Ruimte-/Materiaal-/Techniek-/onderzoek: Bekijk je gemaakte schetsen kritisch en probeer een aantal van je ideeën te versterken. Enkele beeldversterkende bewerkingen zijn: Vergroten, verkleinen, vervormen, overdrijven Vereenvoudigen, abstraheren, de kern zoeken Contrasteren (formaat, vorm, richting, textuur, kleur) Vervreemden (vorm, betekenis, materiaal enz.), omdraaien Herhalen, isoleren (apart zetten) Een kenmerkend detail kiezen ……………… Maak in je dummy steeds allerlei schetsen waarin je jouw onderzoek naar de verschillende beeldende mogelijkheden laat zien en desnoods ook van commentaar voorziet. Voer verschillende materiaalproeven en experimenten uit (maak indien nodig foto’s) en bewaar deze in je dummy. Ten aanzien van al de aspecten: kleur, vorm, licht, ruimte, materiaal en techniek geldt dat je goede keuzes pas kunt maken nadat je verschillende mogelijkheden hebt onderzocht. Probeer dus zoveel mogelijk uit voordat je een beslissing neemt. Probeer ook eerst alles even uit (in het klein) zodat je niet voor verrassingen komt te staan wanneer je uiteindelijke ontwerp aan het uitvoeren bent. 6) Uitwerkingen van het gekozen ontwerp. Na een uitgebreide voorstudie maak je (in overleg met je vakdocent) een weloverwogen keuze voor één ontwerp, waarmee je jouw uitwerking van het thema kunt verbeelden. Maak een juiste keuze voor materiaal en welke werkwijze het beste bij jouw idee past.
Bijlage 2 Voorbeelden parfumflesjes
Voorbeelden van stoelen
Voorbeelden van lampen