Guus PALESTINE, HERE WE COME Met alle onrust die er heerst in de wereld momenteel, dachten Manu van Kersbergen en ik: misschien is nu de perfecte tijd om via Parijs naar Palestina te vliegen. De echte reden is dat we door Fabienne van Eck van de organisatie van Musicians without Borders zijn uitgenodigd om een week lang in Bayt Sahur te verblijven, een stadje dat tegen Bethlehem aanligt. De filosofie is dat muziek een helende rol kan spelen in het verwerken van trauma's. Ons is gevraagd vijf locale muzikanten te coachen die met dat doeleinde rapworkshops zullen verzorgen en een groep jonge Palestijnen te ondersteunen op weg naar een serie optredens in maart. Rond die tijd zullen Manu en ik onze tweede 'bedevlucht' maken en opnieuw een weeklang een assisterende functie hebben in het succesvol afronden van het project. M'n pa gaat ook mee, in ieder geval de eerste trip, dus een gezamenlijk reisverslag mag niet uitblijven, houd ons daaraan. Best spannend allemaal, maar ik geniet altijd van de onvoorspelbare wind en laat het me graag meevoeren in welke richting dan ook. Ik genoot al helemaal toen ik in de briefing las dat we een schijnverhaal moesten instuderen om eventueel op te hangen bij de beveiliging op het vliegveld van Tel-Aviv. Als je namelijk in Israël zegt dat je komt voor de Palestijnen, mag je weer terug naar huis met waarschijnlijk de laatstvolgende vlucht. Sinds dat moment waande ik mij MI-6 en stond ik elke dag voor de spiegel mijn nieuwe identiteit een stukje geloofwaardiger te maken. Nu maar hopen dat Manu en m'n pa ook een beetje kunnen acteren. Jos JULIO IN BETHLEHEM Ook ik word bij aankomst inTel Aviv kritisch aangekeken en bevraagd; wat is je reisdoel, bij wie verblijf je, hoe ken je die mensen, zijn ze hier om je op te halen? Toch is het niet echt lastig binnenkomen, ik vermoed dankzij mijn leeftijd en vertrouwenwekkend uiterlijk. Wachten op Manu en Guus dus - en dan naar buiten. Daar ben je voelbaar ver van huis - de warmte van de voorbije middag hangt nog om je heen, de palmbomen wuiven je toe.. Een taxibusje zet ons af in Jerusalem, waar Fabienne haar kinderen bij hun vader heeft gebracht. Opgevouwen in haar autootje rijden we door naar onze bestemming. Dan staan we plotseling voor de metershoge afzichtelijke muur waarachter het Palestijnse gebied verborgen wordt gehouden. Bij het checkpoint worden we niet eens gecontroleerd. Als je Bethlehem in wilt, vinden de grenswachten je nu eenmaal minder interessant dan als je eruit wilt. Fabienne laat ons een Palestijns huis zien dat door de muur totaal is ingekapseld om de Israeli's ongehinderd toegang te verschaffen tot een van hun heiligdommen, Rachel's Tomb.
Snel verder nu naar ons guesthouse, waar we met veel egards worden ontvangen door de eigenaar. Het gevlochten kruisje om zijn hals laat trots zien dat hij Christen is. Bethlehem is een zeer geliefd Christelijk pelgrimsoord. De geboortekerk en de herdersvelden (iedere geloofsgemeenschap heeft trouwens zo zijn eigen idee over waar de herdertjes bij nachte lagen) zijn grote trekpleisters. We zijn moe maar willen toch wel graag eten. Fabienne neemt ons mee naar The Tent, een Bedouïenen-stijl uitspanning waar mannen alleen niet welkom zijn. Dit heet een family restaurant, wat betekent dat vrouwen hier rustig kunnen chillen en de waterpijp roken, net als de mannen. Er komen heerlijke vegetarische spijzen op tafel - voor de locals feitelijk voorgerechten, maar wij kunnen daarna geen pap meer zeggen. Ahmad sluit zich bij ons aan, hij is onze co-host, projectleider in een van de kampen en mensenrechtenactivist. De eerste gesprekken over de politieke situatie ontstaan. Spanningen en gewelddadigheden nemen de afgelopen maanden sterk toe. Ahmad laat op zijn telefoon een recent filmpje zien: twee Palestijnse meisjes worden neergeslagen en daarna koelbloedig doodgeschoten door Israëlis. De toon voor de komende dagen is gezet. Terug in het guesthouse ligt de baas met zijn waterpijp naar het voetballen te kijken: Barcelona tegen AS Roma. Wij worden naar het restaurant getroond waar we de wedstrijd kunnen volgen op een fraaie flatscreen. We genieten van Barcelona's goddelijke spel, maar niet minder van het Jack van Gelder-achtige Arabische commentaar. In de tweede helft heeft dat echter discreet plaatsgemaakt voor het mierzoete gekweel van Julio Iglesias. Onze gastheer weet waar Europeanen van houden. Manu REMISE Ik kijk achteloos naar de Champions League-wedstrijd op het te hoog gehangen platte beeldscherm van de Bed & Breakfast waar enkel wij te gast lijken te zijn. Guus en zijn vader Jos zijn duidelijk beter geïnformeerde aanhangers van goed voetbal, afgaand op hun verbale verwondering bij de zoveelste goal. En terwijl Barcelona het Italiaanse AS Roma van de mat veegt, vult mijn denkbeeldige netvlies zich enkel met het aangezicht van een van de meest besproken muren uit de moderne geschiedenis. De muur waar we bij de oversteek naar de Westelijke Jordaanoever letterlijk niet omheen konden. De muur die deze plek zo surrealistisch maakt. Als een mantra spookt het ‘dit conflict kent geen winnaars’ door mijn gedachten. Ik ben nog geen etmaal in het land dat maar geen officiële erkenning lijkt te krijgen en nu al een clichématige stellinginname rijker, alsof iemand daarop zit te wachten. Nog een mening. Nog een vertroebelde blik op een ogenschijnlijk uitzichtloze realiteit. M’n zwaar gevulde schedel drukt het kussen waar ik op lig in twee gelijke delen. De tweede dag staat in het teken van de start van de trainingen. We ontmoeten de Palestijnse MC’s en vinden elkaar vrijwel direct in een gedeelde liefde voor de urgentie van het gesproken en opgevoerde woord. Rap. Spoken word. Wat de context ook is, overal ter wereld lijkt de kunstvorm in staat tot verbin-
ding en herkenning. Ook hier in Palestina dus, waar je niet lang hoeft na te denken over de urgentie van zelfexpressie. Het is als ademen, de noodzaak om de wrange werkelijkheid te verwerken via letters op papier. Het is wat de hongerige rappers niet alleen uitstralen, maar komt zo niet nog harder terug in de eerste resultaten van de schrijfopdrachten die we met ze doen. Vol bewondering luister ik naar hun confronterende poëzie, die soms lastig te vertalen is naar het Engels. Voldaan van de eerste trainingsdag wandelen Guus en ik ’s avonds nog even door het rustige stadje Bayt Sahur, iets ten zuiden van Bethlehem. We hebben tot nu toe eigenlijk alleen nog maar het interieur van de Nissan van onze powergastvrouw Fabienne van Eck en het meubilair van de trainingszaal gezien. Het is tijd voor een rurale verkenningstocht. Na enkele zijstraatjes valt ons de toegang tot een studiecentrum op. We besluiten een kop koffie te gaan drinken in de knus opgezette tuin met bar. “Schaak jij Guus?” Een imposante geschiedenis vol heldhaftige overwinningen tegen grootmeesters volgt. Gek, ik ken Guus helemaal niet als pocher, dus ik ben oprecht wat bevreesd voor het spel dat zou volgen. Drie uur later en een paar graden kouder komen we tot de apotheose: ook onze bordstrijd kent geen winnaar. Remise. Guus TINGALAYO Ik kan je zeggen, de muezzin in Palestina is een vroegere vogel dan de haan in Nederland. De decibellen vanuit de moskee vliegen je werkelijk om de oren. Ik was eerlijk gezegd wel toe aan een ononderbroken nachtrust na een vliegreis, een goedgevulde eerste dag en een hersenkraker van een schaakwedstrijd, waarbij ik het strategische inzicht van mijn kameraad toch zwaar had onderschat. Gelukkig heb ik niet al te hoog van de toren geblazen van te voren. In tegenstelling dus tot de muezzin die mij iets voor vijf uur s'nachts uit mijn dromen sleurt met z'n kleurrijke salaat. Met moeite weet ik door dit gebed heen nog twee uurtjes magere slaap te vatten in bed. Fabienne pikt ons nog voor de eerste bak koffie op, zodat we haar 'Kindergarten' activiteiten kunnen bijwonen in het Aida kamp. Onderweg rijden we langs een grote groep kampbewoners, waaronder een oude vrouw die haar neus heeft begraven in een rauwe ui, waarschijnlijk om het reukorgaan te beschermen tegen het traangas dat is blijven hangen na de aanval van gisteren. We stappen uit de auto en ik bestudeer geboeid de expressieve prenten en teksten op de muren van de vuile straten. Uitingen van verdriet, maar ook tekenen van moed en veerkracht. "We are stronger than the wall" staat er op het blok beton waarin de kleuters zich bevinden. Manu, m'n pa en ik zijn de attracties van de dag. De high-five van Manu verwerft een ongekende hoeveelheid populariteit hier. De schaterlachjes rollen uit de kids, terwijl elke klap schijnbaar Manu's ontvangende hand in de fik steekt. Zodra we in een kring zitten fixeren de kraaloogjes zich echter op mijn linkerarm. De kinderen zijn een hoop gewend in dit gebied, maar verbazing omtrent de aanblik van mijn stompje is blijkbaar iets universeels. Fabienne pakt de gitaar en we dansen, rappen en zingen de ochtend vol. Een liedje over een luchtballon en de Arabische versie van Dikkertje Dap komen voorbij, maar de hit van de dag is "Tingalayo". Uit volle borst Tingalayo ik voor even mijn gebrek aan
cafeïne de vergetelheid in. Na twee-en-een-half uur zeggen we de laatste groep kinderen gedag. Eén van die volle luiers heeft echter de sleutel verstopt in de hoop dat we zouden blijven. We laten mijn pa achter om ze tegemoet te treden. Erg aandoenlijk die kleine rakkers. Prachtig om te zien ook dat het moedeloze vooruitzicht in dit gebied nauwelijks grip kan krijgen op het kindzijn en de levendige uitstraling van deze onverzettelijke zieltjes. Manu en ik stappen de taxi in om onze tweede dag als coaches in het fraaie onderkomen van de Holy Land Trust in Bethlehem door te brengen. Daar kunnen de vroege inspanningen dan eindelijk beloond worden met een eerste bak koffie. Binnen een half uur zijn alle Palesteinse rappers present en kunnen we beginnen. De ontvankelijkheid van de leergierige jongens maakt het een genot voor ons om onze kennis en ervaringen met ze te delen. Daarnaast zijn hun verhalen, ideeën en inzet ongelooflijk inspirerend. Zo moeten twee van hen, Hajj en Nadim, vanuit Ramallah een uur reizen om naar ons toe te komen, een route waar nu bijna elke dag doden vallen. Nadat Manu een energieke en speelse ritmische les met de helden heeft doorgenomen, eindigen we de middag door nog even naar elkaars werk te luisteren en kijken. Muzikaal staat de hiphop van de Palesteinen misschien nog in de kinderschoenen, maar het vuur spat van de voordrachten af. Genoeg potentie voor ontwikkeling. Dankbaar nemen we afscheid. Terug in het guesthouse is er nog ruim een half uur over voor een power-nap, dus ik laad mezelf nog een paar procentjes op. We eten vanavond bij Ahmad. Liefdevol is er gekookt. Een heerlijke vegetarische stoofpot vangt mijn interesse - ik snoep erop los. Ahmad stelt politieke kwesties genadeloos aan de orde geestdriftig biedt hij inzicht in complexe situaties op het wereldtoneel. Het werkt aanstekelijk. Alles wat ik gezien heb en de vele beladen verhalen hebben er in een handjevol dagen al voor gezorgd dat ik een sterk gevoel van medeleven heb ontwikkeld. Bijna alsof ik mezelf deel heb gemaakt van het conflict. Heel vervreemdend en intens is deze reis. Jos DE WOESTIJN EN HET PARADIJS Vrijdag - vandaag geen workshops, en dus gelegenheid voor beperkt toerisme. Bedolven door de lawine aan indrukken van de afgelopen dagen, voelen we niet alleen de behoefte om te ontspannen maar ook om de ervaringen te laten inzinken en met elkaar uit te wisselen. We zijn uit ons comfortabele bestaan geparachuteerd in een situatie waarin dagelijks nieuwe doden vallen door kogels (de teller staat deze maand op 103, Palestijnen wel te verstaan), mensen urenlang moeten omrijden of wachten door wegversperringen, het leger traangasgranaten afschiet en een muur van tien meter hoog permanent het uitzicht beneemt op welvaart en menswaardigheid. Onze gastheren praten vrijmoedig over de situatie waarin zij leven en beantwoorden geduldig onze vragen. Ze gaan minzaam om met onze onwetendheid, onze nieuwsgierigheid en onze verbijstering. Ahmad, de trainees, de kok van ons guesthouse - allen hebben ze verrassende inzichten en scherpe analyses over de politieke situatie. Met de dag groeit mijn bewondering voor de moed en de taaiheid waarmee ze zich
handhaven tegen de verdrukking in. In gedachten verhang ik de bordjes: hoe zou ik het ervan af brengen als ik in hun schoenen stond. Je kunt lezen wat je wilt over de Palestijnse kwestie (de complexiteit daarvan is overigens weinig uitnodigend), je kunt je heilig voornemen om er objectief naar te kijken - als je hier bent word je vanzelf solidair met de mensen om je heen. Niets kan rechtvaardigen dat er systematisch een onderklasse in stand wordt gehouden, zonder uitzicht op veiligheid, zelfverbetering, welvaart of zelfs bewegingsvrijheid. Wat hier gebeurt raakt me diep, en mijn reisgenoten niet minder. Maar goed, vandaag gaan we recreëren. Fabienne rijdt ons, snel en vakkundig de haarspeldbochten nemend, naar de woestijn. Drie kwartier later staan we in een zonovergoten maanlandschap, diep onder de indruk van de weidsheid, de schoonheid en de stilte. Alle menselijke ellende en gedoe lijken hier niet te bestaan. Hier dwingt de natuur tot nederigheid en bezinning. Niet voor niets hebben Grieks-orthodoxe geestelijken verderop hun klooster gebouwd. Het smalle pad daar aflopend zien we de in de rotsen uitgehouwen cellen waarin de kluizenaars zich in vorige eeuwen terugtrokken. De behoefte aan afzondering en sereniteit klinkt door in Manu's idee om hier een studio te maken waar muzikanten uit alle windstreken zich kunnen wijden aan hun creaties. Dit idyllische visioen wordt wreed de kop ingedrukt door Fabienne's nuchtere opmerking dat hier geen electriciteitsvoorziening is. Op naar Jerusalem nu, hoog tijd om te zien hoe de andere helft leeft. Een auto met Israelische nummerplaten en blanke gezichten achter de ruiten komt makkelijk door het checkpoint. Oost-Jeruzalem is feitelijk Palestijns gebied, maar op de weg erdoorheen waan je je al in Israel. Vervallen huizen en zwerfvuil maken plots plaats voor goed onderhouden gebouwen en groenstroken. De grond die de Israeli's zich toeëigenen wordt keurig aangeharkt, dat moet je ze nageven. Onze rit eindigt in een supermoderne parkeergarage. Dit is West-Jeruzalem, en als de liftdeur zich opent, staan we in het paradijs. Gesoigneerde heren, elegante vrouwen, trendy geklede jongeren en gelukkig ogende gezinnetjes slenteren langs de luxe winkels en smaakvolle kunstobjecten. Het contrast met waar we net vandaan komen kon niet groter zijn. Ik voel me wat groezelig en verkreukeld tussen al deze schoongewassen pracht. Toch is dit ook mijn habitat, de wereld waarnaar ik over een paar dagen terugga - een wereld waaraan onze Palestijnse vrienden zich slechts kunnen vergapen. We hebben weinig tijd en pakken dus snel een paar topattracties mee in de Oude Stad: de Heilig Grafkerk, de Klaagmuur. Als we de Gouden Koepel naderen, wordt ons de weg versperd door een Israelische militair met een automatisch wapen voor zijn borst. Op vriendelijke toon zegt hij dat we pas op zondag de moskee mogen bezoeken. Dan maar de Joodse wijk in, een gesprekje met een bewoner die ons in kort bestek de wereldpolitiek en geschiedenis uitlegt, en tenslotte een dwaaltocht met gezwinde pas door de veelkleurige gangetjes van de overdekte markt. Guus oogst alarmerend veel belangstelling met zijn wizzard-look. Een van de kooplieden roept hem na: 'Are you ISIS? I don't like you man!'. Tja, lange baarden, je hebt hier je associatie voor het uitzoeken: vrome jood, orthodoxe christen, moslimterrorist? Hipster zit er in ieder geval niet tussen.
Door Damascus Gate betreden we weer de andere wereld, die van de havenots. We zijn moe en bestellen een koffie bij het City Café. De televisie vertoont stenengooiende jongeren en militairen die terugschieten vanuit een pantserauto - de zoveelste aflevering van een serie zonder slotaflevering. Terug met de bus naar Bethlehem. We willen naar ons guesthouse lopen, maar een taxichauffeur praat ons met al zijn overtuigingskracht zijn auto in. Het is te ver, we kennen de weg niet, voor dertig shekel zijn we snel en veilig thuis, bezweert Joad ons. Onderweg geeft hij ons vijf shekel korting, omdat we 'nice guys' zijn. Hij vertelt ons wat zijn grootste wens is: vrijheid. Voor hem betekent dat gaan en staan waar hij wil, net als vroeger met zijn gezin naar de kust kunnen rijden. Als hij me op zijn iPhone een foto van zijn zoontje wil laten zien, veegt zijn duim per abuis een ander beeld tevoorschijn: een jongeman die op straat ligt, bloedend uit zijn hals. 'O, that was Jerusalem', zegt hij achteloos en tikt snel door naar het kinderportretje. Dan zijn we thuis en doet hij nog eens vijf shekel van de prijs af, omdat het minder ver was dan hij dacht. Manu HERE, I AM FREE Dat ik eerder beweerde dat het conflict op dit kleine stukje aarde geen winnaar kent, wil nog niet zeggen dat het verlies evenredig is. Integendeel, ik heb tot nu toe nog geen enkele Palestijn uit de Westbank gesproken die geen familielid, vriend of kennis heeft verloren aan legerbrutaliteit. Zo ook Mohammed (19), onze jongste deelnemer aan de trainingen. Tot nu toe is het hem elke keer gelukt om als eerste ruim voor aanvang van de training te arriveren. Ook vandaag weer. Hij maakt dankbaar gebruik van de tijd die er nog is om mij een van zijn nummers laten horen. Woede, maar met name verdriet herken ik in de stem van de jonge rapper. Op de achtergrond klinkt een vlak beatje, duidelijk geript van het internet. Op de voorgrond schuiven in Windows Movie Maker achter elkaar geplakte beelden voorbij van zijn twee jaar geleden door Israëlische soldaten doodgeschoten 17-jarige vriend. Het zijn de beelden die ik herken uit andere video’s van begrafenissen van overleden Palestijnen, gewikkeld in kufiya’s, gedragen door de gemeenschap naar hun laatste rustplaats. De beelden grijpen niet minder aan. Mohammed kijkt vertwijfeld, alsof hij zich schuldig voelt trots te zijn op de ode die hij voor zijn vriend schreef, opnam en met de wereld deelde. Ook ik weet niet zo goed wat ik tegen hem moet zeggen en druk m’n handpalm in de zijne. Dat Mohammed er altijd als eerste is, is eigenlijk heel logisch. Hij woont als enige in Dheisheh Camp in Bethlehem. Alle andere jongens moeten van veel verder komen. En afstanden afleggen in de Westbank, betekent checkpoints, betekent vertragingen oplopen. “Elke dag stelt dezelfde soldaat mij dezelfde vragen”, vertelt Abed Khatib (21) nonchalant, als hij de trainingsruimte binnenloopt en zich verontschuldigt voor zijn latere aankomst. “Ik rook dan gewoon mijn sigaret en lach in het gezicht van de soldaat terwijl hij me tegen de muur plaatst en van top tot teen fouilleert.” Het dehumaniseringsbeleid lijkt de goedlachse MC met talent voor beatboxen niet te deren. Ik luister en kijk met bewondering naar de manier waarop hij erover vertelt; ik vond die tien minuten
durende confrontatie met de paranoia van de grenspolitie op het vliegveld namelijk al schijtirritant. Als ook Hajj en Nadim uit Ramallah er zijn, beginnen we met onze derde trainingsdag. Deelnemer Ahmad is er vandaag niet bij, omdat hij door de gespannen situatie niet zijn stad uit kon. We hadden de vorige trainingsdag beloofd deze dag te beginnen met het delen van ervaringen aangaande rapworkshops. Nadim steekt van wal, als hij omschrijft er regelmatig tegen aan te lopen dat de jonge deelnemers in zijn workshops alleen maar over politieke kwesties willen rappen. “In de met politieke analyses doorspekte raps die ze schrijven hoor ik vaak de stem van hun ouders terug. Ze vertellen me dan dat ze het kinderachtig vinden om te rappen over andere dingen, zoals hun dromen en persoonlijke ambities.” Grappig, want in Nederland loop ik vaak tegen precies het tegenovergestelde (weinig interesse in politieke en wereldse ontwikkelingen) aan als ik een klas vol pubers tref. Gedurende de dag proberen we zoveel mogelijk knelpunten betreft rapworkshops binnen de Palestijnse context te tackelen en het hoofd te bieden door op maat bedachte oefeningen. Als de training erop zit, reizen we met z’n allen af naar Dheisheh Camp.
Ooit stonden hier slechts tientallen tenten van Palestijnse families die moesten vluchten vanwege de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, veelzeggend alNakba (de ramp) door de Palestijnen genoemd. Die eerste bewoners dachten destijds dat het kamp slechts een tijdelijke verblijfplaats zou zijn voor tien dagen. In mijn gedachten draag ik de incompleet aanvoelende ontstaansgeschiedenis bij me als we door de Arabische favella lopen. Vervallen, stenen huisjes struikelen over elkaar heen, terwijl we via smalle paadjes en steegjes langzaam maar zeker een mooi uitzichtpunt bereiken over het inmiddels 11.000 inwoners tellende betonnen kamp. Het wordt bijna vanzelfsprekend de plek voor een legendarische panoramagroepsfoto. De jongens staan erop, ons nog met de taxi mee te nemen naar Beyt Jala. Op de rand van de vallei is daar een soort vrijplaats voor jonge, vrijzinnige Palestijnen. We drinken thee, terwijl Guus nog even een onbedoelde les in freestylen geeft over de mondharmonicabeatbox van Abed Khatib. Jos en ik besluiten ons in te zetten voor een kampvuurtje. En niet onverdienstelijk, al zeg ik het zelf. Als de fik goed in het ietwat vochtige en dus knisperende en rokende hout schiet, schuift ook de eigenaar van deze plek, Mazen Saadeh aan. Een geprezen kunstenaar, wiens documentaire ‘The Bitter Choice’ over zelfmoordaanslagen ooit nog eens op het IDFA draaide. We praten wat over zijn wereldse omzwervingen (o.a. New York) en mijn huidige standplaats Amsterdam. “Als je zo-
veel hebt gereisd en gezien”, zeg ik, “wat heeft je er dan toe bewogen je hier op de Westelijke Jordaanover te vestigen?” Mazen antwoordt met een Clint Eastwood-achtige ingetogenheid in zijn stem: “Here, I am free.” Alsof je vrijheid enkel kan ervaren als je ook weet wat gevangenschap inhoudt. Guus KOOL HERC Laatste dag. Ontbijt achter de kiezen. De hoofden, harten en buiken in een kleine week goed gevuld. In café Singer doen we rustig aan een bakkie en wakkeren het gestel aan. Manu en ik bespreken in het kort wat we de laatste les gaan doornemen met onze rappers. Daarna klapt hij z'n laptop open en knalt in een recordtijd de inleiding van de Rap Manual eruit. Voor hij het toilet induikt om op adem te komen, schuift hij z'n vitaminerijke computer naar me toe voor een check-up. Ik ben onder de indruk. Ik voeg slechts een openingszinnetje toe en complimenteer mijn makker wanneer hij z'n plaats weer heeft gevonden. Hij ontvangt mijn compliment nederig en haalt glimlachend alleen nog wel even de eerste zin weg van zijn verbeterde verhaal, voordat we opstappen. We wandelen-schuine-streep-bergbeklimmen naar onze werkplek in Bethlehem. De weg is vrij steil, maar jonge goden inclusief mijn vader voelen ons geen dag ouder na zo'n tocht. Manu zou zeggen: we boeken 'm effe. Bij onze eindbestemming wacht Achmad ons op met een vriend. Ze wisselen een paar Arabische woorden, waarna Achmad mij aankijkt en zegt: 'He wanted to know if it was bomb, what happened to your arm'. Ik schud mijn hoofd en Achmad legt z'n vriend uit dat ik zo geboren ben. De man gooit op zijn beurt zijn arm omhoog en ik tel drie vervormde vingers. Ik werp een blik op de andere hand die er vier-en-een-half heeft. Ik vraag er verder niet naar, maar aan de blik in zijn ogen is te zien dat hij de nodige beschadigingen, fysiek en mentaal, heeft opgelopen. Het is een poosje wachten op twee van de vijf jongens, maar we weten al dat Hajj van ver moet komen en al sind zes uur s'ochtends aan het werk is. Samen met Nadim komt hij een half uur na afgesproken tijd aan en kunnen we met z'n allen beginnen. We starten met het oprakelen van wat er in het afgelopen traject is besproken en, hopelijk, geleerd. Midden op de dag komt Achmad een kijkje nemen in de
les. Hij kon er hiervoor nooit bij zijn, omdat hij z'n handen vol had aan andere projecten. Hij is namelijk een rebel met een hoop doelen voor ogen. Dit keer gaat hij rustig bij ons en de rappers zitten in een halve kring. Manu heeft gisteren met veel passie en wilde handgebaren voorgedaan hoe je een interactieve hiphop geschiedenisles kunt geven. Nu is de beurt aan de rappers om dit één voor één in het Arabisch te doen terwijl de rest van ons aandachtige leerlingen voorstelt. Het is echt gaaf om te zien hoeveel er is blijven hangen van de materie die Manu besproken heeft. Zo komt zelfs DJ Kool Herc voorbij, en Brooklyn en the Bronx liggen dicht genoeg bij elkaar om voor deze ene keer inwisselbaar te zijn bij het benoemen van de oorsprong van hiphop. Die gasten hebben goed opgelet. Iets te goed ben ik bang, wanneer ik opmerk dat één van de jongens letterlijk Manu's handgebaren en motoriek probeert te reproduceren. 'Hij gaat z'n eigen draai er nog wel aan geven', grinnik ik vol vertrouwen in gedachten. Grappig genoeg valt de laatste deelnemer, Ahmad (een andere dan de hiervoorgenoemde projectleider) het meeste op. Hij heeft een heel natuurlijke energie en houdt onze aandacht vast met zijn vertelwijze, terwijl hij ons constant betrekt in het gesprek. Dit is bijzonder omdat van de talenten het zijne me tot nu toe het minst was opgevallen. Ik versta zijn Arabisch vloeiend zonder één woord te kunnen spreken. Aan het eind van de les, vraagt Ahmad (de projectleider wel te verstaan) aan de jongens met wie we zoveel tijd hebben doorgebracht om feedback te geven en zich in alle eerlijkheid uit te spreken over het project en ons functioneren als coaches. Hartverwarmend hoeveel liefde en waardering er wordt getoond. Niks negatiefs. Niks geveinsd. Ik merk dat deze jongens liever nog geen afscheid willen nemen. Niet van Manu, niet van Abu Guus, niet van mij. Na de lofrede komt de genadeloze disciplinaire les van Ahmad (nog steeds de projectleider) er wel nog even overheen. Het is misschien in totaal twee keer gebeurd, maar te laat komen is geen optie meer als de trainees ooit wat willen worden. De pittige toespraak van Ahmad (nog steeds de.. ja nu snap je het wel) zou de meeste toehoorders misschien wat rauw op het dak vallen. Maar hij is een activist, een idealist die zonder twijfel met al zijn hart wil dat de jongens iets maken van zichzelf. Hij weet hoe het de Palestijnen schort aan organisatorische vaardigheden. Hij weet hoe moeilijk het is om jezelf te ontplooien in deze omstandigheden. Hij gelooft nog wel echter. In zijn dromen. In de dromen van de rappers. Hij gelooft nog, als één van de weinigen, in Palestina. Jos PALESTINA, THERE WE GO Opstaan is vandaag een opgave. Gisteravond is het laat geworden en heb ik me iets te gretig tegoed gedaan aan de Palestijnse wijn. Eerst bij Il Forno, een verrassend goede pizzeria in een bijna onvindbaar straatje, daarna op ons thuishonk Dar al Balad, waar manager Isa, in een opvallend jolige stemming, mij een onwaarschijnlijk groot en vol glas aanbood. Waarschijnlijk was hij nog vrolijk over de prijs die hij had bedongen voor het door mij beslapen extra bed. Isa is wat in Den Haag een vrije jongen heet: naast herbergier is hij tour guide en hij runt ook nog eens een taxibedrijf. We hebben geregeld dat een van zijn chauffeurs ons op de ochtend van ons vertrek naar Tel Aviv brengt.
Om half acht stappen we in, nadat ik Hanna, onze kok, op camera nog snel een kerstboodschap voor het thuisfront ontfutseld heb. We hebben ruim de tijd, zijn als ervaren luchtreizigers al online ingecheckt en ons vliegtuig vertrekt pas om half elf. Het is maandagochtend en het verkeer in Bayt Sahur is drukker dan verwacht. Als we ons eindelijk aan het stadje hebben ontworsteld en de uitvalsweg naar Jerusalem opdraaien, begint voorin een mobiele telefoon te blèren. Na een luide woordenwisseling kijkt onze chauffeur ons over zijn schouder aan en zegt: "Sorry guys, we have to go back". Isa heeft hem net gebeld: hij moet met haast naar Jerusalem voor een gidsklus en wacht ergens langs de weg op ons. Op de afgesproken plek is hij echter niet. Guus en Manu stappen uit om in de zon hun nicotinezucht te bevredigen, ik kijk op mijn horloge. De tijd die we hebben om onze vlucht te halen wordt ernstig krapper. Als Isa uiteindelijk instapt, neemt hij meteen het woord - een man die gewend is dat er naar hem geluisterd wordt. Hij geeft ons college over de A-, B- en C-zones, dist de laatste smeuïge verhalen op over de ruzie tussen Poetin en Erdogan, hekelt de Amerikanen die Isis bestrijden maar ook financieren en die sowieso de brandhaard in het Midden Oosten blijven opstoken. "No conflict, no profit" stelt hij breed grijnzend voordat hij uit het busje springt, net op tijd om de naderende touringcar te halen die zijn discipelen van vandaag naar de Oude Stad brengt. Isa, hosselaar pur sang, een man die zich overal redden zou. Onze chauffeur drukt het gaspedaal diep in om een deel van de verloren tijd in te halen. We razen door het prachtige tijdloze landschap van bleke rotsformaties en olijfgaarden. Een krap uur voor onze vertrektijd bereiken we de oprit naar Ben Gurion Airport. Bij de wachtpost daar turen twee jonge Israelische soldaten, een man en een vrouw, naar binnen. Ze dirigeren ons meteen naar de kant. Manu ziet er uiteraard het meest verdacht uit. Hij moet naar buiten om zijn paspoort uit zijn bagage te halen en te vertellen wat hij de afgelopen dagen heeft uitgespookt. De chauffeur wordt ondervraagd en ik hoor dat hij 'Bayt Sahur' zegt. Bliksemsnel denken we na over ons ons verhaal. Waar zijn we geweest, vraagt de jonge Israelische vrouw me. Voornamelijk Jerusalem, een dagje Bethlehem, antwoord ik. Voor Christenen is dat een heel aannemelijk reisplan. De laatste nacht hebben we in de buurt van Bethlehem geslapen. De baas van onze B&B heeft een taxi naar het vliegveld geregeld. Tot onze opluchting mogen we doorrijden. We worden afgezet voor de ingang waar we snel nogmaals de klokken gelijk zetten wat betreft ons feitenrelaas. In de hal probeer ik vergeefs mijn elektronische boarding pass te openen. Aan de Alitalia balie helpt een vriendelijke jongeman ons snel aan nieuwe boarding passes en wijst ons de weg naar de bagagecheck. Daar vraagt men ons of we al gesproken hebben met 'the people asking questions'. Nee? Dan moeten we terug naar de vertrekhal. Daar staat een groepje veiligheidsbeambten reizigers te ondervragen. Degene die de leiding heeft kijkt ons kil aan en wil ons niet te woord staan. We moeten eerst naar de bagagecheck. Met een nu snel wegtikkende instaptijd voelen we weinig voor dit spel met een kastje en een muur. We vragen de vriendelijke Alitalia medewerker nogmaals om hulp. Hij verlaat de balie en beent voor ons uit naar de onwillige functionaris in de hal. Een korte, hevige discussie volgt. Daarna mogen we alsnog achter in het rijtje gaan staan. Als we aan de beurt zijn beantwoorden we gedwee de vragen met onze ingestudeerde antwoorden. Dan begint de race om het vliegtuig te halen pas echt. De bagagecheck schiet niet op, Manu wordt er nogmaals uitgepikt en moet achter de
schermen zijn hele hebben en houwen omkeren, Guus en ik rennen terwijl onze namen worden omgeroepen naar de verlaten gate, waar de Alitalia-engelbewaarder ons opwacht. In de bus vinden we een bezwete Manu terug. De verontwaardiging en frustraties worden geventileerd, evenals de opluchting: we hebben het gehaald. Even later kijk ik vanuit mijn comfortabele vliegtuigstoel naar het snel uit het oog verdwijnende land. Het Heilige Land, het te vaak aan te velen Beloofde Land.