NOVEMER 10, 2014
GELUK EN ARCHITECTUUR L.M.H. ENGBERINK 0714601 Department of Build Environment, Technische Universiteit Eindhoven, Nederland
Geluk en Architectuur
Engberink, L.M.H., Architecture, Building and Planning, Department of Build Environment, Technische Universiteit Eindhoven, Nederland
[email protected] Samenvatting Architectuur heeft invloed op ons. Dat is iets wat iedereen instinctief wel doorheeft. Of iemand gelukkig is hangt natuurlijk van veel factoren af, maar als iemand zich vrolijker gaat voelen door architectuur of door de mogelijkheden die de architectuur biedt zal hij zich gelukkig gaan voelen. Aan de hand van drie artikelen wordt in dit essay besproken op welke manier architectuur, en daarmee de architect en ontwerper, invloed hebben en hoe deze invloed zich uit. Doordat we bepaalde dingen voor lief nemen, of vaak de makkelijke weg kiezen, vergeten we welke invloed we hebben op de gemoedstoestand van de gebruiker. En met de gemoedstoestand uiteindelijk op het feit of iemand zich gelukkig voelt of niet. Op drie schaalniveaus worden verschillende meningen duidelijk gemaakt. Uit deze meningen volgt een conclusie die geld voor al de drie schaalniveaus, deze conclusie biedt ontwerpers een leidraad. Ontwerpers en architecten moeten zich realiseren welke invloed ze op de gemoedstoestand en het geluk van de gebruiker hebben. Wat kunnen we doen dat een positieve invloed heeft op de mens en wat moeten we vooral laten om de negatieve invloed te beperken? Trefwoorden: Architectuur, geluk, gemoedstoestand
Volgens de Deense Architect JØrn Utzon is geluk in architectuur het voelen van gemoedelijke sfeer in onze omgeving. We weten eigenlijk allemaal dat er bepaalde factoren in onze omgeving zijn die invloed hebben op hoe we ons voelen. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat patiënten die uitkijken op een groene omgeving, zich sneller beter voelen; dat mensen bereidt zijn om meer te betalen voor een woning die uitzicht heeft op groen; en dat mensen die niet in het warme weer en aan het strand wonen, daar graag zouden wonen omdat men denk dat de mensen die er wel wonen gelukkiger zijn. Uit onderzoek is gebleken dat dit niet per definitie zo is. De mensen die in warmer weer en aan het strand wonen zijn vaak net zo gelukkig, of ongelukkig, als mensen die daar niet wonen. De vraag die ik in dit essay wil beantwoorden is: Heeft architectuur invloed op onze gemoedstoestand en geluk? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van drie artikelen uit het boek Building Happiness, Architecture to make you smile. Dit boek bevat verschillende artikelen over het onderwerp en de drie artikelen die uitgekozen zijn, bevatten verschillende standpunten op verschillende schaalniveaus. Ros Diamond en Simon Henley hebben het eerste artikel geschreven en richten zich meer op het schaalniveau van de stad. In het volgende artikel heeft Keith Bradley het over de gebouwen en ruimtes in deze stad en het laatste artikel dat gekozen is, is geschreven door David Halpen. Dit artikel richt zich op de ruimtes in en direct om gebouwen heen. Omdat de artikelen zich op verschillende schaalniveaus richten, zullen ze apart besproken worden waarna een conclusie over de drie artikelen gegeven zal worden. Vaak wordt er gezegd dat geluk niet meetbaar is, maar psychologen denken hier anders over. Als sinds 1950 worden relatief simpele vragenlijsten gebruikt om het geluk van mensen te
meten doormiddel van vragen zoals “Ben je over het algemeen gelukkig?” en “alles meegenomen, hoe tevreden ben je met je leven?”. De antwoorden van deze vragen worden vaak gegeven in een antwoorden schaal van “helemaal niet tevreden” tot “heel erg tevreden”. Ook als deze gegevens op een andere manier worden gemeten blijkt hier hetzelfde uit te komen, dit maakt dat deze vragenlijsten als relatief betrouwbaar worden gezien. Ook kan men proberen af te leiden of mensen gelukkig zijn aan de hand van hun acties. Zijn mensen bijvoorbeeld ongelukkig met hun leefomgeving, zullen ze eerder willen verhuizen. Mensen in een achterstandswijk zullen zich waarschijnlijk minder gelukkig voelen dan mensen aan die andere kant van de stad in een nieuwbouw woning. Echter zijn er meer factoren die bijdragen aan het feit of mensen zich prettig voelen in hun omgeving of niet. Mensen uit de minder gestelde buurten hebben er vaak niet voor gekozen om daar te wonen, ze zijn daar terecht gekomen en kunnen hier vaak niet uit verhuizen. Als men gaat meten hoe gelukkig mensen zijn, loopt men tegen een volgend probleem aan. Als je vrolijk bent, ziet de wereld er vrolijk uit, maar als je depressief bent, ziet de wereld er ook somber uit. Mensen die vrolijk en gelukkig zijn zullen daarom eerder positief reageren op een vragenlijst over of ze gelukkig zijn met hun leven, hun woning en hun woonomgeving. David Halpen stelt dat dit de reden is waarom onze boekenkast niet volstaan met boeken over het effect van onze gebouwde omgeving op ons geluk. Ros Diamond en Simon Henley zeggen dat de stad en de opbouw hiervan al voor een groot deel verantwoordelijk is voor hoe we ons voelen. De stad moet gemakkelijk en fijn zijn om in te navigeren, goed toegankelijk en onze verwachtingen over een stad spelen hier ook een rol in. Over de meer bekende steden zijn de verwachtingen, bij een bezoek, vaak groter dan bij een stad of dorp dat vrijwel onbekend of nieuw voor ons is. Als grote steden verder groeien, moet men omgaan met deze groei binnen de stadsgrenzen. Dit leidt vaak tot een hogere woningdichtheid. Economen en stadsplanners steunen deze uitbreiding vaak, deze verhoging van de woningdichtheid verkort de reisafstand tussen woning, werk en ontspanning. Echter leidt deze hogere woningdichtheid niet altijd tot betere, duurzame architectonische oplossingen maar tot verwaarlozing van de openbare ruimte. Mede hierdoor is in steden een tweedeling ontstaan tussen ruimtes die nodig zijn voor mensen om zich te kunnen verplaatsen en ruimtes waarin mensen zouden kunnen samen komen. Deze ruimtes waarin mensen zouden kunnen samenkomen zijn vaak gelinkt aan gebouwen die openbare ruimtes in hun interieur verwerkt hebben zoals warenhuizen en andere multifunctionele gebouwen. Op deze manier verdwijnt het echte leven van de straat. Diamond en Henley stellen dat de toekomst in dit soort gebouwen ligt. Volgens Keith Bradley zouden de gebouwen en ruimtes om ons heen schepen moeten zijn, die bijdragen aan het verlangen naar sociale interactie. De relatie van mensen en hun omgeving is de essentie van levenservaringen. Deze levenservaringen vinden vaak plaats in de ruimtes die gevormd worden door de ingangen van gebouwen en de bewegingsruimtes in en buiten gebouwen. Het zijn dus eigenlijk de ruimtes tussen de ruimtes die belangrijk zijn voor deze ervaringen en bijdragen aan het geluk van de mens. Bradley stelt dat het ware doel van architectuur is om het menselijk bestaan zinvol te maken. Zonder architectuur zouden gebouwen teruggebracht worden naar geplande ruimtes. Deze ruimtes zouden vaste groottes en volumes hebben die voldoen aan de basis behoeften van de functies die zich in deze ruimtes bevinden. De ruimtes zouden met elkaar verbonden worden door verkeersruimtes. In de moderne architectuur worden deze ruimtes tussen de ruimtes gezien als nuttige noodzakelijkheden en ze zouden zo min mogelijk ruimte in moeten nemen. Dit had tot gevold dat men snel door deze ruimtes bewoog en hier zo min mogelijk tijd besteedde.
Tijdens de Griekse en Romijnse tijd waren deze ruimtes echter wel belangrijk. In deze ruimtes vonden formele en informele ontmoetingen plaats, in de daarvoor gecreëerde plekken. Bradley zou graag zien dat we weer terug gaan naar de tijd waarin de ruimtes tussen de ruimtes, de verkeersruimtes, belangrijk zijn en er formele en informele ontmoetingen plaats vinden. Er zouden weer plaatsen in deze verkeersruimtes moeten worden gecreëerd waardoor we minder snel door deze ruimtes heen ‘vliegen’. David Halpen zegt dat de gebouwde omgeving van grote invloed is op ons welzijn, maar misschien niet zoals we denken! Een belangrijk kenmerk van de gebouwde omgeving is dat deze de drempel verlaagd voor mensen om interactie met elkaar aan te gaan. Maar mensen moeten ook zelf kunnen kiezen waar, wanneer en met wie ze deze wisselwerking aangaan. We vergeten vaak hoe belangrijk de mensen in onze omgeving zijn op onze gemoedstoestand. Deze mensen zijn vaak onze grootste inspiratie- maar ook onze grootste irritatiebronnen. Vaak is de invloed van mensen van groter belang dan de kleur van je muren, de stijl van het huis waarin je woont of hoe groot het huis is waarin je woont. Degene die dicht bij je in de buurt woont, kan goed op je huis letten als je weg bent, kan je een ingrediënt lenen voor het koken of kan op je kinderen letten als ze buiten spelen. Maar je buren kunnen het ook tot een hel maken. Het is zelfs bewezen dat de relatie tussen nabijheid en mensen die je haat sterker is dan de relatie tussen nabijheid en vriendschap. In Amerika is onderzoek gedaan naar de invloed van buren en architectuur bij studentenflats. De twee verschillende soorten studentenflats die onderzocht zijn is een flat die opgebouwd is uit kamers die aan beide kanten van een lange gang liggen, met een badkamer in het midden van de gang en een woonkamer aan het eind van de gang, ongeveer 20 kamers per kant. De tweede flat bestond uit ‘suites’ bestaande uit een woonkamer, twee of drie slaapkamers en badkamer. In elke kamer woonden twee of drie studenten. Voorbeelden van deze plattegronden zijn hier onder te vinden (J. Wernick (2008) p. 74-75). Uit dit onderzoek is gebleken dat de studenten die aan de gang woonden veel klaagden over ongewenste en oncontroleerbare interactie met mede studenten. De studenten trokken zich meer terug en hadden het gevoel dat ze gedwongen werden tot sociale interactie. Dit gedrag gold niet alleen voor de situatie in het studentenhuis maar de studenten vertoonden dit gedrag ook op de universiteiten zelf.
Figuren 1 + 2: Het gang en ‘suite’ ontwerp van Baum en Valins, 1977
Het probleem met de gangen is niet dat de studenten ‘gedwongen’ worden tot sociale interactie, maar de gangen zijn vaak lang en hebben geen ramen voor daglicht toetreding. De gangen zijn
niet ontworpen om meer dan alleen verkeersruimte te zijn, er is geen ruimte voor sociale ontmoetingen. De enige mogelijkheid om hieraan te ontsnappen is je eigen kamer deur. Het is gebleken dat men, door het ontmoeten van je buren men vrolijker en gelukkiger wordt. Dit is ook een gedeelte van het succes van de ‘suite’ lay-out van studentenwoningen. De studenten kunnen/moeten elkaar ontmoeten in de gezamenlijke woonkamer. Het karakter van sociale relaties hangt sterk af van of en hoe de fysieke ruimtes om ons heen ons de kans geven om met anderen om te gaan. Maar ze moeten ons ook de keuze geven met wie en wanneer we contact willen. Er wordt vanaf verschillende schaalniveaus naar het probleem van geluk en architectuur aangekeken. Maar eigenlijk is de gezamenlijke conclusie van al deze niveaus dat de sociale interactie de voornaamste factor is. Deze sociale interactie heeft invloed op onze gemoedstoestand en deze weer op het feit of we ons gelukkig voelen of niet. Architectuur kan deze sociale interactie beïnvloeden. Als ontwerper van architectuur van de grootste schaal tot op detail niveau moet men hier bewust van zijn. De architect kan er voor zorgen dat sociale interactie mogelijk wordt gemaakt of gemeden wordt. Onder andere dit speelt een rol in het feit of we ruimtes als prettig ervaren en er ‘gelukkig’ van worden. Op de vraag Heeft architectuur invloed op onze gemoedstoestand en geluk? moeten we wel degelijk ja antwoorden. Dit moet wel genuanceerd worden want het is eigenlijk de architect die invloed heeft op de gemoedstoestand van de gebruikers en daarmee voor een deel op het feit of mensen gelukkig zijn of niet. De architect maakt het, door zijn ontwerp, mogelijk of onmogelijk dat er ontmoetingen ontstaan tussen mensen. Een belangrijk element dat een architect zich moet realiseren is dat verkeersruimtes meer zouden moeten zijn dan enkel verkeersruimtes. Er zouden plekken moeten worden gecreëerd waar mensen kunnen samen komen, zonder dat er duistere hoekjes ontstaan. Mensen moeten zelf kunnen bepalen waar, met wie en wanneer ze deze ontmoetingen aangaan en de architectuur moet hierbij faciliteren. Als men zich enkel bezig zou hoeven bezig houden met deze sociale interactie, zou het ideaal zijn als men te maken krijgt met grote open ruimtes. De gebruiker zou dan door middel van afrasteringen zelf zou kunnen bepalen hoe groot hij deze plek voor interactie zou willen hebben. Als men een meer privé gesprek of ontmoeting heeft zou de plek bijvoorbeeld kleiner kunnen worden en als men met een grotere groep samenkomt of als het gesprek geen privé karakter heeft zou men doormiddel van het verplaatsen van afrastering de ruimte groter kunnen maken. Echter leeft men niet in deze ideale wereld en zijn er meer factoren waar men rekening mee moet houden dan de sociale interactie. Het is de taak van ons, als ontwerpers, om ontmoeting mogelijk te maken en er voor de zorgen dat mensen deze mogelijkheden gebruiken, zonder hierbij gedwongen te worden. Bij ruimtes die qua grootte al vast staan, zoals bij een verkeersruimte in scholen, zouden er plekken moeten zijn waar ontmoetingen kunnen plaats vinden. Nissen, bankjes en andere ‘uitstulpingen’ van deze verkeersruimte zouden hier voorbeelden van kunnen zijn. Architectuur heeft invloed op onze gemoedstoestand en daarmee op het feit of we ons gelukkig voelen, de architect moet dit zich echter wel realiseren!
Bronnen: Bradley, K. (2008). The Happiness in-betw een. In J. Wernick (Red.), Buildings Happiness, architecture to make you smile (pp. 18-29). Londen: Black Dog Publishing Limited. Diamond, R., & Henley, S. (2008). The Good Life. In J. Wernick (Red.), Buildings Happiness, architecture to make you smile (pp. 30-39). Londen: Black Dog Publishing Limited. Halpern, D. (2008). An evidence-based approach to Building Happiness. In J. Wernick (Red.), Buildings Happiness, architecture to make you smile (pp. 70-81). Londen: Black Dog Publishing Limited.
Afbeeldingen: Figuur 1 en 2: Halpern, D. (2008). An evidence-based approach to Building Happiness. In J. Wernick (Red.), Buildings Happiness, architecture to make you smile (pp. 74-75). Londen: Black Dog Publishing Limited.
M.M. Driessen 0650240 1a De vraag wordt duidelijk geïntroduceerd. Alleen wordt er bij de introductie voornamelijk ingegaan op het ‘geluk’ en minder op de gemoedstoestand. 1b Het essay heeft niet echt subtopics. Door het toevoegen hiervan kan het wel duidelijker zijn welke verschillende punten er worden aangekaart; de verschillende invalshoeken die worden benoemd. 2a Er worden drie verschillende invalshoeken uitgelegd 2b Er wordt gesproken over een onderzoek dat is verricht met betrekking op de interactie tussen bewoners van een flat. 3 Er worden drie verschillende bronnen genoemd, elk afkomstig uit hetzelfde boek, waarbij 1 bron een duo bevat. Deze drie bronnen worden apart behandeld met hun standpunten maar er wordt niet met elkaar vergeleken. Het resulteert meer in een optelsom van verschillende standpunten die dan leidt tot het antwoord op de onderzoeksvraag. 4a In de conclusie wordt er meer gekeken naar de positieve gevolgen op de gemoedstoestand, terwijl het geluk een beetje naar de achtergrond lijkt te verdwijnen. Misschien moet er dieper ingegaan worden op de relatie tussen de gemoedstoestand en het geluk in de standpunten. Want er wordt uiteindelijk wel geconcludeerd dat dit met elkaar te maken heeft. 4b Er wordt geopperd om een grote ruimte te creëren waarbij er dan gewerkt wordt met een afrastering. Deze oplossing lijkt me moeilijk uitvoerbaar omdat er wel meer bij komt kijken dan hoe groot of klein een ruimte is. 5 Ja. Alleen een iets duidelijkere opbouw door middel van subtopics zou het wat overzichtelijker maken. 6 Ja Final mark 7,5