remonstrants maandblad jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010
b
rnu ewaa
mme
r
Historie Over de geschiedenis van de remonstranten
van de redactie
Kleine geschiedenis Uit de jaren zeventig herinner ik me een cabarettekst van Don Quishocking. De Hij zit bij de psychiater en zegt op de vraag naar de huiselijke taakverdeling: mijn vrouw regelt de kleine zaken, ik regel de grote zaken. Mijn vrouw regelt de opvoeding van de kinderen, de besteding van ons geld, de vakanties, de inrichting van ons huis. En ik zeg hoe het moet gaan in de wereld, in Vietnam, en in Griekenland… Zoiets bestaat er ook met geschiedenis. Er is de Grote geschiedenis, met de grote lijnen, de culturen en eeuwen overstijgende tendensen, de religieuze en politieke stromingen en de spelers hierin. Daarnaast zijn er de landelijke en regionale gebeurtenissen en spelers, die invloed hebben op het leven van mensen die leven in die tijd en op die plaats, en op hun nakomelingen. De ‘Grote’ geschiedenis van de (contra)reformatie versus de ‘Kleine’ van de plaatselijke gebeurtenissen en de deelzaken.. AdRem heeft in dit dubbelnummer gekozen voor ‘Kleine’ geschiedenis. In dit nummer dus schetsen van remonstranten: van dominee Gerard Brandt en vader en zoon Van der Pot, tot een portret van Hugo de Groot. Van een inhoudelijke analyse van een spottend schilderij tot de beschrijving van ondertekenaars van de Remonstrantie.
Van de positie van Nieuwkoop en het kerkelijk leven aldaar, tot een beschouwing over remonstranten en Erasmus. Van een verhaal over de Woodbrookers tot een interview met de hoogleraar Nieuwste geschiedenis James Kennedy. En een verhaal over de remonstrantse protesten tegen smalende godslastering, waartegen men zich in 1931 verzette. Dat illustreert hoe dicht de geschiedenis raakt aan het dagelijks leven. ‘De remonstranten mengen zich daar (de discussie over art. 147 S) niet zo openlijk in, maar ze hebben met dat artikel een bijzondere geschiedenis, die het waard is opgehaald te worden’, schrijft de auteur. Ook met het leerstuk van de tolerantie hebben de remonstranten iets, meen ik. Misschien moeten zij zich, behalve in de discussie over art. 147 S, daar ook openlijker in mengen. Vanaf begin oktober is Bert Dicou formeel de nieuwe hoofdredacteur van AdRem. Bij hem liggen dus nu ook de rechten en plichten van deze functie, zoals het schrijven van het redactioneel. Bert, veel succes!
•
Carla Bierlaagh Hoofdredacteur AdRem
Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 7 december.
Coot van Doesburgh
100 liedjes voor iedereen
in dit nummer in dit nummer onder meer:
Boekencentrum
3 Nieuws en agenda
33 Miniatuur
5 LICHT. 100 liedjes voor iedereen
34 D e wereld als poppenkast
6 Korte berichten 7 Roemenen in het Noorden
Arnon Grunberg 36 Ontmoetingen in India
18 Boekbespreking
38 Schoonheid van een leeg museum
19 Historisch katern
40 Het gezicht van...
colofon Redactie: Carla Bierlaagh, Bert Dicou (hoofdredacteur), Michel Peters (eindredacteur), Sigrid Coenradie, Martijn Junte. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030-2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties):
[email protected], of via bovenstaand redactie adres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentie tarieven op aanvraag. Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
nieuws
Catechismus voor kamerleden: de reacties Ter gelegenheid van Prinsjesdag ontvingen 150 kamerleden de Catechismus van de Compassie namens vrijzinnige kerken, waaronder de remonstranten. Hoe waren de reacties van onze volksvertegenwoordigers op deze geste? Het eerste bedankje voor het boek kwam van de SGP-fractie: ‘U begrijpt dat het ons als Staatkundig Gereformeerde Partij goed doet dat op deze manier de aandacht van de politiek wordt gevraagd. Wie weet worden fracties ook nog nieuwsgierig gemaakt naar de catechismus van Heidelberg!’ Een paar dagen later kwam er per post een vriendelijke brief van Femke Halsema. Ahmed Marcouch twitterde na ontvangst dat hij het een mooi boek vond. Namens zijn fractie (PvdA) werd er gebeld naar het landelijk bureau remonstranten: ‘wat de catechismus kostte’.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck (m), Ad Alblas (r) en illustratrice Brigida Almeida (l) ontvingen het eerste exemplaar van de Catechismus van de Compassie op 18 september in de remonstrantse kerk in Rotterdam.
6 november 2010 van 13.00 tot 16.30 uur Workshop Kinderdienst Begeleiding Japke van Malde, coördinator Jonge Remonstranten. Plaats: Remonstrantse Kerk Deft, Oude Delft 102, 2611 CE Delft. Hoe vertel ik de bijbelverhalen aan kinderen? En hoe kan ik daar dan met ze over praten? Er zijn prachtige kinderbijbels om uit voor te lezen, maar het is net zo leuk (of leuker) om kinderen de verhalen zelf te vertellen, zeker tijdens het verteluur in de kerk. Opgave:
[email protected]
gaan is meer dan preken, het voorgaan is ‘bewegen en bewogen worden’. Voorgaan is meer dan teksten oplezen, is meer dan aanwezig zijn, is vooral meer dan preken alleen. Hoe doe je dat, hoe maak je het zo boeiend, verstillend en/of uitdagend dat ook de kerkgangers ‘bewogen worden’? Dit wordt een dag voor ‘voorgangers’: lectoren, kerkenraadsleden, leden van liturgie- en/of diaconale commissies, predikanten en andere belangstellenden. Kortom: een dag die u niet mag missen! Kom in beweging en geef u op via info@ remonstranten.org. Het programma en een routebeschrijving zijn te vinden op www.remonstranten.org onder ‘activiteiten’.
12 november 2010 van 17.00 tot 20.00 uur Bijeenkomst Geloof en Samenleving
14 november om 10.30 uur: Röselaers laat voorgaan. Ahmed Marcouch spreekt over ‘de vrije wil’.
laats: Landelijk Bureau, Nieuwegracht 27a in Utrecht. P G&S presenteert een nieuw werkschrift over diaconie en een nieuwe website. Bovendien is er een gesprek over diaconie, een maaltijd en ontmoeting. Opgave via
[email protected]
Plaats: remonstrantse kerk in Amsterdam Vrijburg.
13 november 2010 van 10.00 tot 16.00 uur Werkdag Liturgie ‘Bewegen en bewogen worden’ Parkstraatgemeente, Parkstraat 31 a / Kastanjelaan 22 a in Arnhem. Samen vieren vraagt om aandacht. Niet alleen van de kerkgangers, juist ook van hen die ‘voorgaan’. Voor-
6 maart 2011: Ontmoetingsdag Europese contacten in 2 de remonstrantse kerk in Bussum. Een bijeenkomst georganiseerd door de International Asso ciation for Religious Freedom, en twee taakgroepen van de remonstranten, te weten ‘Europese contacten’en ‘Vrede’. Vrijzinnigen met gemeentecontacten over de grens zijn uitgenodigd om deel te nemen. Informatie: Onno Oeseburg, 035-6783777,
[email protected] jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 3
project
Licht
100 liedjes voor iedereen Je zou het project LICHT kunnen zien als een restauratie-onderneming. Donkere oude gebouwen worden onderhanden genomen en licht en toegankelijk gemaakt: Van gezangen voor de kerk tot liedjes voor iedereen, eigentijdse teksten voor monumentale melodieën. Tom Mikkers vroeg Coot van Doesburgh om nieuwe teksten te schrijven voor bekende (kerkelijke) melodieën die tenminste 100 jaar oud zijn. Karin Bloemen werd uitgenodigd om 15 liedjes uit LICHT op een cd te zetten. Zij was even enthousiast over het plan en stemde meteen toe: ‘Dit gaat tenminste ergens over. Paul de Leeuw was bereid om samen met Karin Bloemen een duet te zingen op de cd. De cd LICHT verschijnt tegelijkertijd met de bundel LICHT’. Coot van Doesburgh (1943) is niet de eerste in haar familie die succesvol teksten schrijft voor een groot publiek. De schrijver en dichter Rhijnvis Feith (1753-1824) is haar verre voorvader. Hij dichtte onder meer ‘uren, dagen, maanden, jaren’, een kerkelijk nieuwjaarslied dat lange tijd zeer bekend was. Voor LICHT bewerkte Coot van Doesburgh deze tekst. De afgelopen decennia schreef zij liedteksten voor verschillende Nederlandse artiesten, o.a. voor Paul de Leeuw en Willeke Alberti. In 2003 vertaalde Coot van Doesburgh de musical ‘Mamma Mia!’, waarmee ze veel lof oogstte. In 2009 verscheen van haar hand ‘Grenada, liefde voor een eiland’, een aangrijpend boek waarin ze vertelt over haar bezoeken aan het Caribische eiland, de politieke situatie en de vriendschappen die ze er sloot. Coot van Doesburgh en Tom Mikkers trokken voor het project LICHT een jaar lang samen op. Nu boek en cd bijna verschijnen blikken ze terug. De taakverdeling dit keer: Coot vertelt en Tom schrijft.
of klassieke concerten. Wat wel echt bij mij binnenkomt zijn mooie teksten. Mijn motief om ja te zeggen tegen LICHT was toch wel het feit dat het om samenzang gaat. Samen zingen is enig. Ook al is het lied nog zo plechtig. Weet je dat wij vroeger het lied ‘uren, dagen, maanden, jaren’ van verre voorvader Rhijnvis Feith moesten zingen op oudejaarsavond. Wij mochten niet lachen omdat het ‘van opa was’, maar daarom kregen we juist de slappe lach. Voor LICHT heb ik dat lied opnieuw bewerkt. Ik merkte trouwens ook dat ik met veel kerkelijke gezangen warme banden heb. Het was ontroerend om de lievelingsgezangen van mijn moeder, zoals ‘De dag door uw gunst ontvangen’ of ‘Blijf mij nabij’, van nieuwe teksten te voorzien.
Coot: ‘Honderd liedjes schrijven was een hele klus. Maar het was wel heel gezellig. Bij liedje 81 dacht ik echt: nu is het op. En toen zei je: ‘geeft niets, al zijn de laatste liedjes alleen maar shalalie-shalala dan nog is het super wat je gemaakt hebt’. Dat was een enorme relativering en ik kon weer verder.
In die nieuwe teksten komen God en Jezus niet met naam en toenaam voor. Niet dat ik tegen God of Jezus ben. Maar met een liefdesliedje getiteld ‘Ik hou van Henk’ bereik je alleen de liefhebbers van Henk. Ik hoop dat de liedjes verbindend werken. Juist onze tijd vraagt om liedjes voor iedereen. Eerlijk gezegd was ik er zelf nooit opgekomen om honderd oude melodieën van een nieuwe tekst te voorzien. Maar eenmaal bezig was het erg opwindend en stimulerend.
Eigenlijk heb ik niet zo veel met de kerk. Van huis uit ben ik Nederlands Hervormd. Als vierjarige moest ik al mee. Ik was veel te jong. Ik heb vooral geleerd om me te vervelen tijdens de preek en dat is eigenlijk zo gebleven. Een preek heeft op mij net zo’n effect als de troonrede. Al bij de eerste zin gaan mijn oren dicht en dat kom niet meer goed. Om dezelfde reden ben ik ook niet zo dol op musea
Ik zie me dit niet nog een keer doen. Tot nu toe heb ik wel veel toneelstukken vertaald. (Wel zeventig, meestal uit het Engels). Recent verscheen mijn boek over Grenada. Grenada is een grote liefde van me. Met kerst ga ik er weer naar toe. In 1983 heeft daar een vreselijk bloedbad plaatsgevonden waarbij tot mijn grote verdriet de charis matische premier Bishop en veel van zijn ministers
4 adrem remonstrants maandblad
IKON-themamiddag ‘Goudzoekers & Godzoekers’ met boek- en cd-presentatie ‘LICHT. 100 liedjes voor iedereen’
Licht_Licht-omslag 04-10-10 18:58 Pagina 1
Coot van Doesburgh is de tekstdichter van vele bekende nummers, zoals 'Vleugels van mijn vlucht' van Paul de Leeuw en 'Waar is de zon' van Willeke Alberti. Ze vertaalde ook alle liedjes van de musical Mamma Mia!, waarmee ze veel lof oogstte. Onlangs verscheen van haar hand het boek Grenada, liefde voor een eiland. ‘Coot van Doesburgh heeft een wonder verricht. Honderd oude gezangen zijn een nieuw leven begonnen. Tijdloze menselijke emoties heeft zij gevangen in de taal van nu. Ik voel de behoefte om de liederen uit volle borst mee te zingen. Omdat ze zo mooi zijn geworden en zo helder en zo ontroerend in hun eenvoud.’ Paul van Vliet ‘Wat een prachtige teksten! Ik zing zo graag de liedjes die Coot speciaal voor mij heeft geschreven. Super dat ze nu zulke mooie teksten voor iedereen heeft gemaakt.’ Paul de Leeuw
Coot van Doesburgh LiCht
LICHT voorziet 100 oude bekende kerkelijke melodieën en mooie internationale traditionals van nieuwe teksten. De liedjes zijn geschikt om te zingen bij alle grote en kleine momenten van het leven, zowel in de kerk als daarbuiten.
Coot van Doesburgh
100 liedjes voor iedereen
www.uitgeverijboekencentrum.nl
NUR 709, 714 ISBN 978 90 239 6736 1
Boekencentrum 9 789023 967361
‘Samen zingen is enig’ zijn vermoord. Daarvoor was ik er al geweest. Ik had de bruisende hoop op nieuwe tijden meegemaakt. Het is een heel persoonlijk verslag van alles wat ik op dat eiland heb beleefd, ook hilarische dingen. De geschiedenis van Grenada is een perfect voorbeeld van grootmachten die gedreven door eigenbelang kleine landjes platwalsen. Met het boek Grenada wilde ik laten zien dat levens verder gaan ook als de camera’s weer zijn vertrokken. En tot mijn grote geluk zegt iedereen die het boek leest dat ze het niet weg kunnen leggen. Dat wist ik natuurlijk niet van tevoren, maar daar was ik heel blij mee. Ik hoop dat mensen de liedjes uit LICHT ook mooi zullen vinden. Daar doe je het toch voor. Je begint aan zo’n groot project om mensen een plezier te doen. En ik hoop dat dat lukt. Vergeet je niet om te zeggen dat ik wel hecht aan de christelijke waarden die mijn ouders me hebben geleerd? Ik vind dat je voor anderen moet zorgen. Nou ja, behalve sommige mensen waar ik heel erg de pest aan heb, maar die hebben het er ook zelf naar gemaakt.’ Coot lacht: ‘Relativering is belangrijk voor me.’
•
Tom Mikkers Algemeen secretaris Remonstrantse Broederschap
Op zondagmiddag 28 november organiseert de IKON in samenwerking met de Remonstrantse Broederschap en Museum Catharijneconvent de happening ‘Goudzoekers & Godzoekers’ onder het motto: schoonheid & troost op zondag. Een gevarieerde middag in Museum Catharijneconvent in Utrecht met medewerking van onder anderen IKON-presentatrice Annemiek Schrijver, modekunstenaar Aziz en tekstschrijver Coot van Doesburgh. Voorafgaand aan deze middag vindt de presentatie plaats van: ‘LICHT. 100 liedjes voor iedereen’ met bijbehorende cd. Coot van Doesburgh voorziet daarin honderd oude, bekende kerkelijke melodieën en klassieke volkszang van nieuwe teksten. Initiatiefnemer Tom Mikkers, algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap, vond theaterdiva Karin Bloemen bereid om de liedjes in te zingen op de gelijknamig cd. Zij zal ter plekke een aantal liedjes voordragen. Het boekje wordt uitgegeven door Boekencentrum, de cd komt uit bij La Bloemen Producties. De presentatie begint om 12.30 uur (inloop vanaf 12.00 uur) en duurt tot 13.15 uur. Deelname is alleen voor de snelle beslissers, want er is slechts beperkt plek. Het project LICHT wordt mede mogelijk gemaakt door Kerk & Wereld en het Elise Mathilde Fonds. Geeft u zich nú op voor de themamiddag ‘Goudzoekers & Godzoekers’, op 28 november, want vol = vol! Locatie: Museum Catharijneconvent in Utrecht. Tijd: van 14.00 uur (inloop vanaf 13.30 uur) tot 16.30 uur. De kosten bedragen 12,50 euro per persoon, incl. versnaperingen. Opgave: IKON Communicatie, bij voorkeur per mail aan
[email protected], eventueel telefonisch: (035) 6727103. Wilt u ook de boek- en cd-presentatie bijwonen, vermeldt u dit dan bij uw opgave? Let op: de deelname daaraan is beperkt.
‘Coot van Doesburgh heeft een wonder verricht. Honderd oude gezangen zijn door haar woorden een nieuw leven begonnen. Tijdloze menselijke emoties heeft zij gevangen in de taal van nu. Ik voel de behoefte om de liederen uit volle borst mee te zingen. Omdat ze zo mooi zijn geworden en zo helder en zo ontroerend in hun eenvoud.’ Paul van Vliet
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 5
berichten
Remonstranten nemen deel aan De remonstranten hebben onlangs besloten om deel te gaan uitmaken van het initiatief Refo500, dat vijfhonderd jaar reformatie in Nederland wil herdenken. Een eerste stap is de openingsbijeenkomst op 30 oktober, waaraan ds. Christiane Berkvens-Stevelinck haar bijdrage als spreker zal leveren. De remonstranten zijn bovendien met hun materiaal aanwezig. Tom Mikkers, algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap, is verheugd over de deelname aan Refo500: ‘De remonstrantse kerkvader Arminius (1559-1609) en na hem de eerste remonstranten probeerden een brug te slaan tussen het gedachtegoed van Erasmus en Calvijn. Sommige kerkhistorici zien dan ook Arminius en de
remonstranten als een eigen stroming binnen de Reformatie. Bij de herdenking van 500 jaar Reformatie zouden de remonstranten dan ook niet mogen ontbreken. Ik zie Refo500 bovendien als een belangrijke vernieuwing van gemeenschappelijke maatschappelijke aanwezigheid van geïnspireerde organisaties en kerken: actueel, pluriform en naar buiten gericht. Vanuit je eigen specialisme, netwerk en mogelijkheden samenwerking zoeken en mooie relevante activiteiten organiseren. Dat biedt ook de beste mogelijkheid om de betekenis van de Reformatie te ontsluiten voor een zo breed mogelijk publiek.’
•
Meer informatie: www.refo500.nl
Enquête In de maand juli stelde AdRem aan zijn lezers vragen als: • B evalt de nieuwe AdRem u? •W eerspiegelt het blad het remonstrantse gedachtegoed voldoende? •W at vindt u van de inhoud; welke artikelen blijven u bij en welke wilt u meer lezen? Met de ongeveer 25 positieve en 0 negatieve reacties op de eerste vraag waren we enorm blij: ‘ja, in zeer ruime mate’, ‘ik lees alles met aandacht’, ‘een feestje om AdRem te zien en te lezen’, ‘veel beter geworden, veel vlotter en eigentijdser van karakter’, zijn enkele van de opmerkingen. Zoals gezegd, geen negatieve opmerkingen zaten ertussen.
’t Rentmeestertje Voor de eerste keer: ’t Rentmeestertje. Het komt uit de koker van de Taakgroep Duurzame Ontwikkeling en beoogt kort, scherp een aspect van onze houding en ons gedrag ten opzichte van onze aarde aan de orde te stellen – met als motief: OMBUIGING IN HET NODIGE! Voor een nadere uitwerking & toelichting: zie de website – onder de buttonbalk ‘Remonstranten Helpen’, rechts op de startpagina. ’t Rentmeestertje staat natuurlijk open voor tips & dialoog. Contactpersoon: ds Fride Bonda, 033-4624455,
[email protected]
•
IK RIJD NIET HARDER DAN 100 km/uur • minder doden en gewonden/gehandicapten met levenslange ellende (honderden per jaar erbij...) • minder luchtvervuiling en energieverspilling • meer rust, minder stress, minder fouten, lagere bloeddruk • besparing op medische kosten • en óók nog minder files > minder economische schade 6 adrem remonstrants maandblad
Aan de vormgeving moesten veel respondenten nog wennen. ‘Het ziet er in het algemeen bijzonder aantrekkelijk uit’, zegt de een. ‘Fris en bij de tijd’, zegt de ander. Maar er waren ook opmerkingen over het glimmende papier, de drukke opmaak en de grootte van de portretten, bijvoorbeeld in Het Gezicht. ‘Grote foto’s hoeven niet zo’, lijkt het wel. Over de inhoud waren de respondenten behoorlijk tevreden. ‘De inhoud verhoudt zich eerder dan voorheen professioneel tot de wereld. Veel is uit het leven gegrepen’, zegt de een. ‘Ga zo door met die themanummers’, zegt de ander. ‘Zeer actuele problemen en indringende artikelen’, zegt de volgende. Kleinere berichten lezen sommige graag: personele berichten, of berichten over de activiteiten van andere gemeenten. Anderen geven hoog op van de columns van ds. Berkvens-Stevelinck. Er zijn suggesties voor een boekenrubriek, Geknipt voor u en een rubriek Actualiteiten uit kerk en religie. De redactie en de voorbereidingscommissie zijn van plan al uw opmerkingen nog dit jaar te bespreken. Heel hartelijk dank: we zullen ze gebruiken om het blad te verbeteren.
•
Ora et Labora een rijke ervaring voor alle betrokkenen
Het tiendaagse bezoek door twintig leden van de tweede unitarische gemeente in het Roemeense Tïrgu Mures (Hongaars: Marosvásárhely) aan de remonstrantse gemeenten Groningen en Leeuwarden is voorbij. Onze ‘church partners’ waren enthousiast over het intensieve en veelzijdige programma en de vlot verlopen organisatie. De uit zes leden bestaande Gronings/Friese projectgroep werd krachtig ondersteund door vier gastgezinnen in Groningen, vier gastgezinen in Friesland, de Groningse Werkgroep Europese Contacten WIC en een groot aantal overige, actief betrokken leden van beide gemeenten. De organisatoren mochten vol enthousiasme ervaren, hoe twee remonstrantse zustergemeenten in het Noorden elkaar de hand reikten in een succesvol, gezamenlijk project. Dit smaakt naar meer… Het bezoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen vanuit de besturen van beide gemeenten, door een aantal adhoc-collectes tijdens diensten, een aantal zeer gewaardeerde giften als antwoord op een in beide gemeenten verspreide folder en tenslotte een royale financiële bijdrage vanuit de remonstrantse instelling ‘Geloof en Samenleving’. De gezamenlijke definitieve kosten van het bezoek, inclusief die van de onvoorziene reparatie van een van de auto’s van de gasten, bleken door genoemde bijdragen en die van individuele gastheren en -vrouwen sluitend te worden gedekt. De projectgroep dankt alle goede gevers van harte. Zij hebben de ontvangst in feite gedragen. Het programma voor het bezoek vond zijn oorsprong in een eerder bezoek in 2008 door een Gronings/Friese delegatie aan beide unitarische partnergemeenten in Tïrgu Mures. Het Nederlandse programma voorzag
onder het thema ‘Ora et Labora’ in een breed aanbod en grote verscheidenheid aan maatschappelijke informatie. Tijdens een aantal excursies en bezoeken was er aandacht voor de mogelijkheden tot hergebruik van bestaande (monumentale) gebouwen in stad en buitengebied, voor de duurzame productie van energie en voedingsmidde len, voor een specifieke hbo-opleiding in duurzame horeca en voor instellingen ten behoeve van huisvesting en zorg voor terminale patiënten en de dagopvang van daklozen. De gasten vonden vijf maal onderdak in Friesland en vijf maal in Groningen en wisselden halverwege van logeeradres. Aldus was er ook een grote verscheidenheid aan ontmoetingen tijdens (gezamenlijke) maaltijden bij remonstranten thuis. De ‘open monumentendag’ op 11 september bood tenslotte de gasten samen met hun gastheren/vrouwen een unieke gelegenheid om veel van het ‘Noordererf’ te verkennen. Een van de gasten kijkt mij nadenkend aan, zoekt naar het juiste woord in een ook voor hem vreemde taal en zegt dan: ‘jullie zijn zo… pragmatisch’. Zo jezelf te zien door volstrekt andere ogen. Dat is, wat je voortdurend in de talloze gesprekken met de Roemeense gasten ervaart. Voortdurend vergelijken we onze eigen levensomstandig heden en overtuigingen met die van hen. Dat is wellicht de beste opbrengst van een ‘church partnership’. Welnu, de contacten zijn verstevigd en wij weten ons ook daar weer welkom. Een wat bredere impressie van het Roemeense bezoek zal binnenkort nog verschijnen. Exemplaren van het programma zijn verkrijgbaar bij schrijver dezes.
•
Otto Meyling Lid remonstrantse gemeente Groningen jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 7
boek bespreking
Een boek van een remonstrants theoloog waarin de theorievorming over het pastoraat een belangrijke plaats inneemt, is een bijzondere gebeurtenis. Publicaties van remonstrantse theologen begeven zich namelijk doorgaans op het gebied van de systematische theologie of de kerkgeschiedenis. Onlangs verscheen van de hand van Ds Greteke de Vries een biografie over Aat van Rhijn, samen met Hanneke Meulink-Korf de grondlegger van het contextueel pastoraat. De titel van deze biografie luidt: ‘Meer dan voldoende te eten en een vrolijk hart. Aat van Rhijn, dominee en therapeut in het spoor van Nagy en Levinas’, (ISBN 9789076564937. Skandalon, Vught 2010)
Biograf ie Aat van Rhijn Contextueel Pastoraat In de recente theorievorming over het pastoraat spelen theologische en wijsgerige inzichten een beslissende rol. Naast het boek ‘De context en de ander’ van M.A.van Rijn en J.N. Meulink-Korf, waarmee het contextueel pastoraat zijn wetenschappelijke grondslag kreeg, kun je denken aan ‘Angst en bevrijding’ van A.F. Verheule. Een aardige introductie in deze materie biedt het boekje ‘Pastoraat in cultuur-filosofisch perspectief’ (Meinema, Zoetermeer, 2001). Het Contextueel Pastoraat gaat uit van een bepaalde mensvisie. Bij de formulering van die mensvisie hebben Aat van Rhijn en Hanneke Meulink zich laten inspireren door Nagy (1920-2007), een Hongaars-Amerikaanse psychiater en psychotherapeut. Op een vruchtbare wijze hebben ze zijn denkbeelden verbonden met die van de Franse filosoof Levinas (1906-1995). Ontoelaatbaar kort geformuleerd: aan Nagy ontlenen zij het inzicht dat een mens onderdeel is van een web van (transgenerationele) relaties die ook altijd een ethische dimensie hebben. De mens is aanspreekbaar op een ‘transgenerationele solidariteit’ zowel ten aanzien van de generatie die hem voorging als ten aanzien van die na hem komen zal. Bij het verstaan van die bijzondere mogelijkheid van het ‘aanspreekbaar zijn’ gaan Aat van Rhijn en Hanneke Meulink te rade bij Levinas. Niemand heeft dieper nagedacht over het appel dat van de ander uitgaat en ons verantwoordelijk maakt. 8 adrem remonstrants maandblad
Biografie Ds Greteke de Vries heeft bij de beide grondleggers een jaartraining Contextueel Pastoraat gevolgd. De kennismaking met deze vorm van pastoraat was voor haar van grote betekenis. In de inleiding noemt zij de volgende redenen voor het schrijven van deze biografie van Aat van Rhijn: ‘Zo zou ik opnieuw van hem kunnen leren en tegelijkertijd zouden nieuwe cursisten van de cursus (indirect) met hem kennis kunnen maken.’ Het is een voortreffelijke biografie geworden. Het boek is goed geschreven, maar dat is zeker niet de enige verdienste. Ds De Vries heeft ter voorbereiding vele mensen gesproken en zij laat hen in haar boek uitgebreid aan het woord. Het loopt nogal uiteen wat zij te berde brengen, maar juist zo rijst een levend mens op. De biografe stelt zich bescheiden op, zo bescheiden dat je dreigt te vergeten hoeveel werk het moet zijn geweest om al het materiaal te verzamelen en het op deze wijze te ordenen. Soms schrijft ze dat ze iets niet snapte om je vervolgens deelgenoot te maken van een gedachtegang die haar hielp om het toch te bevatten. Aan de hand van zo’n gids laat je je graag leiden. Van harte aanbevolen.
•
Foeke Knoppers predikant in de remonstrantse gemeente Twente
historisch katern historie
Plukken van het verleden Hervormden, katholieken, lutheranen en remonstranten bevolken mijn stamboom. Maar welke verhalen vertellen zij? Geven ze inspiratie? Een kleine schets, die dicht bij huis begint.
Tot mijn verrassing kreeg ik op mijn 22e van mijn oma van vaderszijde de Statenbijbel, die haar ouders in 1910 hadden aangeschaft. Achterin stonden (en staan) keurig de namen van haar ouders en die van mijn opa en oma. Waarom ze deze bijbel juist aan mij heeft gegeven, weet ik eigenlijk niet. Als negende van vijftien kleinkinderen, dus zonder enkel ‘recht’, lijkt het alsof ze er een speciale bedoeling mee had. Was het omdat mijn vader zich ooit op een theologiestudie had voorbereid? Of omdat ik belangstelling had voor de familiegeschiedenis? Interesse in het predikantsambt had ik midden jaren tachtig nog niet; ik hield me bezig met de gewichtige geschiedenis van Midden-Europa. Als meisje van een jaar of twaalf ging mijn oma op vrijdag en zaterdag naar Joodse families om ‘de Sabbat te bedienen’. Dat wil zeggen, dat ze voor het licht en vuur zorgde in deze huizen, tot de Sabbat weer voorbij was. En enkele jaren na de oorlog, die haar op het einde twee kinderen kostte, nam ze een aantal maanden een zoontje van Duitse ‘Ostflüchtlinge’ in huis; het contact is altijd gebleven. Hervormd, met een vrije geest, maar vast verankerd, gevormd ook door de nabije remonstrantse familie Tonckens in Hoogeveen. Haar leven heeft, merk ik, ook mijn geloofsbiografie kleur gegeven. Ja, ze moest eens weten, dat haar kleinzoon de kansel beklommen heeft! Zo ben ik, terugkijkende, blij dat mijn oma mij deze bijbel heeft gegeven. Extra betekenis kreeg dit gebaar nog bij haar overlijden, toen psalm 91 werd gelezen en ik in haar bijbel een briefje bij deze psalm vond. Blijkbaar had deze in haar leven een grote betekenis gehad. En uit de diepte van die woorden, probeer ook ik te putten: Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik zal tot den Heere zeggen: Mijne toevlucht en mijn burg, mijn God op wien ik vertrouw (Statenvertaling).
de taak van hoofd en handen, waarvoor hij de muziek componeerde. Van dit oude en nu gedateerde lied, spreekt de optimistische geest mij nog aan. Die fakkel wil ik nog wel overnemen. Want we leven weliswaar niet meer in de twintiger en dertiger jaren, maar als we niet oppassen verliezen we in de kerken en in de samenleving alle vertrouwen voor de toekomst. En dat wil ik mij door de huidige zorgelijke ontwikkelingen in ons land eigenlijk niet laten afnemen. Nee, liever deel ik in de brede blik van wie mij voorgingen in de familie. Of laat ik mij inspireren door voorvaders als Daniel Arbman en Frederik Willem Egter, predikanten te Arboga en ’s-Heer Hendrikskinderen, van wie ik het verhaal nog nauwelijks ken. Of door mijn gelijknamige grootvader die als diaken in de oorlog 40 kilometer naar Leek fietste om de toverlantaarn van de kerk terug te halen. Want de vertrokken dominee had deze per abuis (?) meegenomen. Geschiedenis blijft een boeiend vak en kan voor je kerk, je geloof en je levenshouding een krachtige voedingsbodem zijn.
•
Lense Lijzen Predikant remonstrantse gemeente Groningen
Optimisme Maar ook van moederszijde weet ik me gevoed. Ver hoef ik niet te zoeken met mijn grootvader J.P.A. Eernstman. Hij stond mede aan de wieg van de VCSB. En de afgelopen twintig jaar ben ik veel mensen tegengekomen die les van hem gehad hebben in Den Haag en omstreken. Ook hield hij zich in ruime mate bezig met de klassieken, muziek en toneel. En zo’n twee generaties vrijzinnigen zijn opgegroeid met het lied Tot jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 9
Vaders en In de geschiedenis van de Remonstrantse Broederschap zijn vaak in verschillende generaties predikanten te vinden. Wij lichten hier enkele voorbeelden toe. Over vaders en zonen.
Het bekendste voorbeeld is de familie Heering: Pieter (1838-1921) was gevierd predikant in Den Haag in de tijd van het Modernisme, zijn zoon Gerrit Jan (18791955) was predikant in enkele gemeenten en werd seminariumhoogleraar en zijn zoon Herman Johan (1912-2000) diende twee gemeenten en werd invloedrijk als hoogleraar godsdienstwijsbegeerte in Leiden. Simon Vuyk bespreekt in zijn boek Uitdovende Verlichting enige vaders en zonen uit de negentiende eeuw. (Overigens is de achtergrond hiervan vaak, dat predikanten wel tot de notabelen werden gerekend, maar vaak niet de financiën hadden om hun kinderen iets te laten studeren, waarvoor zij geen beurs kregen van hun kerkgenootschap.) Een heel interessant stel wordt gevormd door vader en zoon, Combertus Willem (1813-1891) en Gerrit van der Pot (1842-1906). Zij waren predikant in een tijd waarin de Broederschap aan enorme veranderingen onderhevig was en daarmee exemplarisch voor een periode waarin de kerk anders was dan nu. Zij stonden zeker niet alleen, een hele generatie predikanten dacht op dezelfde wijze.
Overgang naar vrijzinnigheid Zo tussen 1870 en 1880 is het kerkgenootschap namelijk geworden tot wat het nu is: een vrijzinnige, ondogmatische en bovenal onorthodoxe geloofsgemeenschap. Veel van wat wij nu typisch remonstrants noemen, is toen ontstaan: de autonomie van de gelovige, het schrijven van je eigen belijdenis, het kritisch kijken naar de bijbel, waarde toekennen aan de cultuur en de wetenschap in het geloof. Niet dat remonstranten daarvoor niet bij de tijd waren en geen oog hadden voor de cultuur (ze waren daarin altijd sneller dan bijvoorbeeld de Hervormde Kerk), maar vanaf het einde van de negentiende eeuw is het wel heel typerend geworden. Vader en zoon Van der Pot echter waren niet gecharmeerd van deze nieuwe theologische mode. Zij waren en bleven gematigd orthodox. In hun theologie twijfelden ze niet aan de betrouwbaarheid van de bijbel of aan het bestaan van een bovennatuurlijke God buiten onszelf. Zij rekenden op een leven na dit leven en kenden aan het geloof in Jezus Christus en zijn verlossend werk een bijzondere rol toe.
Combertus Willem van der Pot Maar zoals gezegd: zij hadden het kerkelijke tij tegen. Van der Pot sr. was een gevierd predikant. Hij diende de gemeenten van Haarlem, Leiden en Rotterdam, de plek waar hij ook opgegroeid was en waar zijn familie al generaties tot het patriciaat behoorde. Hij was een geliefd catecheet en pastor. Hij stond voor een warm evangelisch, misschien licht onkritische vroom10 adrem remonstrants maandblad
heid. Zijn kerkdiensten werden zeer goed bezocht, hoewel tegen het einde van zijn predikantscarrière dat waarschijnlijk veel niet-remonstranten waren. Toch had hij veel meer aannemelingen dan zijn collega’s. Van der Pot was een typische negentiende-eeuwse predikant. Hij dichtte en was maatschappelijk zeer actief, ondermeer in de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. In het meer kerkelijke veld was hij betrokken bij het Zendelingsgenootschap en het Bijbelgenootschap. Toen de Broederschap openlijk koos voor het Modernisme, keerde hij zich daar fel tegen. ‘Onze vaderen hebben gestaan op den grondslag der Schriften; zullen wij dezen verlaten en toch mogen beweren de ware Remonstranten te zijn?’ In een tijd waarin men pas stopte met het predikantschap als men echt niet meer kon, ging hij in 1879 met emeritaat.
Gerrit van der Pot Zijn zoon Gerrit zou slechts één gemeente dienen, namelijk die van Waddinxveen. Van 1865 tot aan zijn dood in 1906 was Gerrit daar predikant. Na dezelfde besluiten in 1879 die zijn vader deden over wegen het predikantschap neer te leggen, keerde ook hij zich af van zijn kerkgenootschap. In die jaren werd de Algemene Vergadering gevormd door afgevaardigden van de gemeenten en alle predikanten. Maar van 1880 tot 1906 heeft Gerrit elk jaar weer een brief gestuurd, dat hij niet wenste deel te nemen aan de beraadslagingen van een vergadering die niet rust op den grondslag der Algemeene Christelijke Kerk: het geloof in Jezus Christus als den ééngeboren Zoon Gods, gestorven voor onze zonden naar de Schriften en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking naar de Schriften. In het begin waren de anderen geërgerd, later liet men hem begaan in zijn kleine dorp. Opvallend is wel, dat Van der Pot toch zeer geliefd was. Hij was zeker niet de meest orthodoxe daar. Toen hem een aantal exemplaren van een relatief moderne liedbundel werd aangeboden, weigerde hij beleefd. Daar was de gemeente niet aan toe. Als hij dat zou invoeren, zouden ze overstappen naar de Gereformeerden waar alleen psalmen werden gezongen! In zijn tijd floreerde de gemeente. Na zijn overlijden – naar de mondelinge overleving wil, zou hij zijn gemeenteleden hebben geadviseerd daarna hervormd te worden –, daalde het ledental sterk. Gerrit van der Pot was zeer geliefd, zoals blijkt uit de steen op zijn graf die door leden en vrienden van de gemeente is verzorgd. Hij was de laatste remonstrantse predikant van deze gematigd orthodoxe richting.
•
Tjaard Barnard Predikant in de remonstrantse gemeente in Rotterdam
zonen
historie
Vader en zoon van der Pot
‘Strooi vandaag een enkle bloem Op des naasten pad; Strijk hem van ’t bezorgd gelaat Enkle rimpels glad. Lenig smart of droog een traan, Breng een enkle zegen aan. Doe één woord van liefde hooren, En Uw dag is niet verloren.’ C.W. van der Pot ‘ Treurt niet al te zeer, als ik van u ben heengegaan, want bij u blijft Eén, die veel meer en beter voor u is, dan ik. Daar is een Vaderhuis, oneindig heerlijker dan het aardsche, en dáár bereidt Christus plaats voor allen, die Hem hebben liefgehad. Geeft Gods genade mij daar eens den toegang, dan hoop ik daar Uwe onvergetelijke Moeder weêr te vinden, en al de dierbaren, die mij zijn vooruitgegaan. Dan wachten wij er ook u, nadat gij hier den raad van God zult hebben uitgediend en uw strijd zult hebben volstreden. O, moge ons dan de zaligheid worden bereid, dat wij malkander wederzien, waar geen scheiding meer wezen zal, en dat daar dan niet één van ons allen worde gemist. Dat geve Gods eeuwige, ontfermende liefde! Vaarwel! Afscheidsbrief C.W. van der Pot aan zijn kinderen.
Gerrit van der Pot, hieronder zijn graf.
Combertus Willem van der Pot.
Voor nadere informatie zie: T. Barnard, Van verstoten kind tot belijdende kerk. De Remonstrantse Broederschap tussen 1850 en 1940 en E.H. Cossee, ‘Combertus Willem van der Pot (1813-1891), herder, leraar en letterkundige’, in: Rotterdams Jaarboekje 2006, 183-200. jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 11
De onderteke
De eerste 16 ondertekenaars van de Remonstrantie
De remonstranten ontlenen hun naam aan het verzoekschrift dat in het voorjaar van 1610 bij de Heren Staten van Holland en West Friesland werd ingediend door volgelingen van de Leidse hoogleraar theologie, Jacobus Arminius, die op 19 oktober 1609 was overleden. Arminius was in een heftig dispuut verwikkeld geraakt met zijn ambtsgenoot Gomarus over de leer van de uitverkiezing, de predestinatie. Dit conflict werd in de loop de jaren steeds scherper en raakte ook aan andere vraagstukken, zoals de mogelijkheid om de geloofsbelijdenis te herzien, de ruimte voor verschillende geloofsopvattingen en de verhouding tussen kerk en staat.
In hun verzoekschrift aan de Staten voerden de volgelingen van Arminius een pleidooi voor het recht op herziening van de belijdenisgeschriften, voor hun visie op de predestinatieleer en deden zij een oproep aan de Staten om de religieuze verdraagzaamheid te bewaken. Het ontwerp voor dit verzoekschrift was in januari 1610 al opgesteld, waarschijnlijk door Johannes Wtenbogaert, en door 44 medestanders van hun handtekening voorzien. De ondertekenaars konden toen niet voorzien welke de gevolgen van dit verzoekschrift zouden zijn. In de loop der jaren verhardde de strijd en dat resulteerde uiteindelijk in een veroordeling van de remonstranten op de Synode van Dordrecht in 1619 en de oprichting van een eigen kerkgenootschap, de Remonstrantse Broederschap. De ondertekenaars hadden destijds in 1610 geenszins de intentie om een eigen kerkgenootschap op te richten. 12 adrem remonstrants maandblad
Bekende namen Onder de ondertekenaars bevond zich een groot aantal bekende namen uit de remonstrantse geschiedenis, zoals bijvoorbeeld Johannes Wtenbogaert. Hij was een goede vriend van Arminius en was de initiatiefnemer van de Remonstrantie. Hij was de grote organisator van de Remonstranten en stond, als hof- en legerpredikant van Maurits én goede vriend van Johan van Oldenbarnevelt, middenin de godsdienstige en politieke conflicten van zijn tijd. Naast hem treffen we Simon Episcopius: in januari 1610 nog een jonge predikant van 26 jaar. Hij groeide snel uit tot de theologische voorman van de remonstranten, opsteller van de belijdenis in 1621 en in 1634 de eerste hoogleraar van het Remonstrants Seminarium. Naast deze twee remonstrantse kopstukken was bijna de hele harde kern van de latere Remonstrantse Broederschap vertegenwoordigd, waaronder de directeuren van het
historie
n aars van
de Remonstrantie eerste uur, zoals Nicolaus Grevinchoven, Eduardus Poppius, Adriaan van den Borre, Isaac Frederici Luijt, Petrus Cupus en tot slot Joannes Arnoldus Corvinus. Deze laatste was een fascinerende figuur. Hij behoorde ten tijde van de ondertekening bij de grote groep van jonge honden, pas afgestudeerde leerlingen van Arminius, die vol vuur de standpunten van hun leermeester wilden verdedigen. Met zijn scherpe verstand en zijn scherpe pen was Corvinus in de volgende jaren van grote waarde voor de remonstranten, maar in de loop van de tijd verschoof zijn religieuze belangstelling en gaandeweg dreef hij steeds meer van de remonstranten weg. Op zijn sterfbed in 1650 ging hij over tot het rooms-katholicisme.
Afvalligen Maar niet alle ondertekenaars van de Remonstrantie werden later trouwe aanhangers van de Remonstrantse Broederschap, hoewel men dat in remonstrantse kring vaak wel voetstoots heeft aangenomen. Van zeker 13 ondertekenaars, meer dan een kwart, weten we dat ze zich uiteindelijk niet bij de remonstranten hebben aangesloten en soms zelfs een heel andere richting zijn ingeslagen. Na afloop van de Synode van Dordrecht, werd aan alle remonstrants gezinde predikanten de Acte van Stilstand voorgelegd. Met het ondertekenen van deze acte verklaarde de predikant dat hij zich voortaan van alle predikantswerk zou onthouden. Weigerde de predikant te ondertekenen, dan werd hij verbannen. Van de toenmalige ondertekenaars hebben zeven predikanten de Acte van Stilstand ondertekend en hun predikantsschap neergelegd. Een aantal van hen deed dat, omdat zij te oud waren geworden om nog mee te kunnen doen, zoals bijvoorbeeld Jan Jansz. Bors, predikant in Leiderdorp, die zeventig was. Zijn predikantschap werd van het begin af aan gekenmerkt door een open en verdraagzame houding. Bors had altijd geweigerd om de belijdenisgeschriften te ondertekenen. Zijn medebroeders beklaagden hem, dat juist hij, die al zo lang het ‘rekkelijke’ standpunt hooghield, tot ondertekening werd gedwongen. Andere predikanten, zoals de verlamde Cornelis Maertensz. uit Zwammerdam, ondertekenden de Acte van Stilstand wegens gezondheidsredenen. Wanneer zij zich van hun predikantswerk onthielden, konden zij in aanmerking komen voor een kleine tegemoetkoming in hun levensonderhoud.
Ook Theodorus Herberts, zoon van de bekende ‘rekkelijke’ Goudse predikant Herman Herberts, tekende de Acte van Stilstand. Hij had meegewerkt aan de opstelling van de geruchtmakende Goudse Catechismus. Aanvankelijk weigerde hij om de Acte te onderteken, maar zwichtte in 1621 alsnog en verdiende daarna zijn brood als zijdelakenkoopman en medicus.
Nooit lid Anderen sloten zich nooit openlijk aan bij de remonstranten, zoals Caspar Barleus, één van de meest talentvolle leerlingen van Arminius. Hoewel hij in 1619 werd afgezet als hoogleraar logica aan de Leidse universiteit, wegens zijn remonstrantse banden, ging hij nooit over tot de remonstranten. De banden zijn echter wel gebleven, want het feit dat hij aan het hoofd stond van het Athenaeum Illustre in Amsterdam, droeg er mede toe bij dat de directie van de Broederschap in 1634 besloot het Seminarium in Amsterdam te vestigen. Ook Petrus Bertius, vooraanstaand Leids wetenschapper is nooit tot de remonstranten overgegaan. Deze wiskundige, theoloog, cartograaf en historiograaf vertrok in 1617 naar het Franse hof en ging uiteindelijk over tot het rooms-katholicisme.
Contra-remonstranten Tot slot waren er vier ondertekenaars die zich na de Synode van Dordrecht aansloten bij de contra-remonstranten. De predikant van Monster, IJsbrand Willems de Laet, hield vanaf het begin een slag om de arm. Direct na de ondertekening van de Remonstrantie liet hij samen met Joannes Cornelius Cuylemans een acte opstellen, waarin hij verklaarde dat zijn instemming strikt was beperkt tot de vijf artikelen van de Remonstrantie. Zijn aarzelingen bleven en hij was één van de eersten, die in 1619 een schuldbelijdenis ondertekende en daarmee overging naar de contraremonstranten. Het is Nicolaus Bodecherus die de grootste omkeer doormaakte. Hij werd uiteindelijk een felle contra-remonstrant, die met een vilein boekje over het veronderstelde socinianisme van de remonstranten zijn vroegere geloofsgenoten in diskrediet probeerde te brengen.
•
Marthe de Vries Voorganger bij de NPB Wassenaar jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 13
Remonstranten stuwende kracht achter Een opmerkelijke omgang van remonstranten met het bedrijfsleven is te vinden in de zakencursussen die bij de Woodbrookers in het Gelderse Barchem werden gehouden in de eerste helft van de twintigste eeuw. Geloven op maandag De geest waarin dat gebeurde gaat terug op achttiende-eeuwse wortels toen de remonstranten vervlochten waren met de Verlichting. Zij waren als vrijzinnige protestanten bijvoorbeeld de geestelijke vaders van de toen ontstane Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Een theoloog als Jan Konijnenburg publiceerde ook sociaal-economische beschouwingen over toenmalige industrialisatie, handelsbevordering en wat we nu innovatie noemen. De Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel, ook vrucht van die geest, dateert uit 1777. De remonstranten in Rotterdam hadden in economische kwesties het voortouw. Niet alleen was de remonstrantse gemeente in Rotterdam vanaf het ontstaan van de Broederschap de grootste en meest prominente, daarbij kwam het karakter van Rotterdam als haven- en handelsstad waarin de remonstranten een sterk ondernemend aandeel hadden. Dat weerspiegelt zich in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen Rotterdamse directeuren en groot-aandeelhouders van bedrijven als leden van de Vereniging van Woodbrookers de stuwende kracht waren achter vertrouwelijk beraad over ‘de moraal in het zakendoen’. Daar ging het namelijk om in de wat schools aangeduide ‘zakencursus’. De wereldcrisis was in 1929 uitgebroken en confronteerde ondernemers met de vraag hoe hun bedrijven-in-teruggang te leiden met het oog op de werknemers, toeleveranciers en klanten. De remonstranten/Woodbrookers wilden dat 14 adrem remonstrants maandblad
onder ogen zien als verantwoordelijke mensen die het geloven op zondag - voor hen in Rotterdam in de kerk aan de Singel - niet los wilden zien van het bedrijfsbeleid op maandag. Een stimulans ging uit van het proefschrift van de remonstrantse theoloog, tevens voortrekker in Barchem, dr. J.A. de Koning over de Duitse industrieel en schrijver Walther Rathenau, de man van de Allgemeine Elektrizitäts-Gesellschaft (AEG). Deze publiceerde nietaflatend over de humane kanten waarop bij productie en handel moest worden gelet.
Mantelorganisatie? Waren de Woodbrookers nu een ‘mantelorganisatie’ van de remonstranten? In het opzicht van de zakencursus zou je het bijna gaan denken. In werkelijkheid waren de Woodbrookers, verenigd in de Barchembeweging, een onafhankelijke club, los zowel van de quakers in Birmingham met hun bezinnings- en studiecentrum Woodbrooke (anno 1903) als van enig kerkgenootschap in Nederland. Dat neemt niet weg dat het percentage remonstrantse leden altijd groot is geweest, een gevolg van de verweving van de Woodbrookers met de op ‘reform’ gerichte welgestelde en ontwikkelde burgerij van om en nabij 1900. De Barchembeweging wilde als overwegend vrijzinnigprotestantse tak van de verlichte burgerij veranderingen in de samenleving op niet-revolutionaire wijze doorvoeren. De reformsfeer uitte zich in een hang naar sober-
historie
brookers foto links: De kapel waar de zakencursussen veelal gehouden werden.
en -president, en ir. W. Schermerhorn, Delfts professor, pionier van de luchtkartering en -fotografie, na de oorlog Nederlands eerste minister-president. Zij hadden gemeen een sterke betrokkenheid bij stedenbouw en volkshuisvesting, tot uitdrukking komend in de planning van tuindorpen en later in de bezinning op de wederopbouw. Ze waren sociaal en cultureel zeer breed geörienteerd en particuliere initiatiefnemers in de publieke sfeer.
zakencursussen heid: niet roken, niet drinken, eenvoudige kleding en maaltijden. Daarmee verloochende de beweging zijn quaker-afstamming ook niet, evenmin als met stilteperioden in vergaderingen en tijdens cursussen. Politiek waren de remonstranten doorgaans vrijzinnig-democraat (een links-liberale partij die als een voorloper van D66 kan worden beschouwd), terwijl vrijzinnige hervormden en doopsgezinden meer neigden naar (religieus) socialisme. De Woodbrookersvereniging werd in 1908 opgericht door studenten als de remonstrant K.H. Roessingh. Daarmee werd ook het eerste conferentieoord in Nederland gesticht. Het doel was om tegenstellingen in de samenleving te overbruggen – tussen geloof en ongeloof, tussen vrijzinnig en gematigd orthodox protestant, maar ook tussen burgerij en arbeidersklasse. In 1919 werd de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers gevormd, die in religieus-socialistische gezindheid opereerde onder leiding van dr. W. Banning, later vooral in Bentveld. Ruim tien jaar later kreeg de links-liberale lijn in Barchem de wind in de zeilen door de organisatie van de zakencursussen, die – elf in getal – tussen 1930 en 1939 werden gehouden. Prominente deelnemers waren de genoemde dr. J.A. de Koning, de Rotterdamse assuradeur mr. R. Mees, firmant van het bankiers- en verzekeringsbedrijf R. Mees en Zoonen (anno 1720) en dr. J.Ph. Backx van Thomsen’s Havenbedrijf en naoorlogse voorzitter van de Scheepvaartvereniging Zuid (SVZ), de Rotterdamse redersorganisatie. Daarnaast ook ir. A. Plate, zoon van de oprichter van de Holland-Amerika Lijn en voor de oorlog voorzitter van de SVZ, ir. A.H. Ingen Housz, jarenlang Hoogovendirecteur
Vrijplaats-beraad Vanuit hun ondernemingen hielden zij zich bezig met ethische vragen over hun beroepsuit oefening met informeel beraad over: ‘Hoe doet u dat in uw bedrijf?’ De verslagen in de Barchem-jaarboekjes maken bijvoorbeeld melding van het bespreken van het fenomeen corruptie. Maar ook een praktisch onderwerp als het opzetten van een personeelsblad (toen nog iets nieuws) kwam aan de orde. ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen’ werd avant la lettre behandeld wanneer bijvoorbeeld ‘productie om de productie’ als dwaalweg werd afgewezen. Een theoloog leidde het algemene thema van zo’n cursus in, meestal in het lezingenzaaltje op de Kalenberg, toen en nu behorend tot het Woodbrookers-landgoed, waarna het beraad volgde, boven en beneden. Voor de deelnemers aan dit ‘vrijplaats’-overleg was aantrekkelijk, behalve de mooie en rustige omgeving, dat ze veel minder kans hadden in de kijker te lopen dan in Rotterdam. Wie zou deze ‘captains of industry’ aanwezig vermoeden in een achteraf-dorpje in de Achterhoek? Banning heeft er later van getuigd dat deze contacten met ondernemers er bij hem sterk aan hebben bijgedragen om het socialisme een bredere bedding te geven. Hij leerde via de zakencursus de vrijzinnig-democraat Schermerhorn kennen, ontmoette deze later in het gijzelaarskamp Sint Michielsgestel, waar ze samen plannen smeedden voor de Nederlandse Volksbeweging, die op zijn beurt onmisbaar is gebleken voor de vorming van de Partij van de Arbeid en de Nederlandse overlegeconomie. Het is de bedoeling om volgend jaar te publiceren over enkele doorlopende lijnen vanuit Barchem-voor-de-oorlog naar het Nederland van vlak na de oorlog.
•
Wouter Lookman Het Woodbrookers Cahier 1 over de zakencursus, uitgave van het Woodbrookershuis van mei 2009, beleefde drie drukken en is nu uitverkocht. Belangstellenden kunnen de digitale tekst (PDF-bestand) opvragen bij: Inschrijvingen @Woodbrookershuis.nl jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 15
James Kennedy:
‘Wij zijn allemaal Hij is een van de meest spraakmakende historici van het moment. Bijna dagelijks wordt hij in de krant geciteerd. Prof. dr. James Kennedy is hoogleraar Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, gespecialiseerd in de culturele omwentelingen in Nederland sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw. Hij is verbonden aan de vrijgemaakt gereformeerde kerk, maar zijn verre voorouders waren remonstrant. Zijn kerkelijke betrokkenheid steekt hij, soms tot ontsteltenis van collega-wetenschappers, niet onder stoelen of banken. Michel Peters sprak met hem in Amsterdam. Moordaanslag U had dus zomaar remonstrant kunnen zijn? ‘Nee hoor, dat ben ik nooit geweest. Mijn remonstrantse voorouders waren in de tijd van Episcopius en Wittenbogaert actief in Zevenhuizen, een deel van Holland dat in die tijd een remonstrants bolwerk was. De families Olshoorn en Van Alphen waren misschien een beetje te ijverig of bevlogen: in 1623 waren ze betrokken bij een complot om Prins Maurits om het leven te brengen. Zij deden de geldinzameling voor deze onderneming. Niks nieuws onder de zon dus tegenwoordig. Elke gelovige – en niet alleen moslims en fundamentalisten – moet ervoor waken dat diepgewortelde geloofsovertuigingen hem of haar verleiden om geweld te gebruiken of intolerant te zijn. Persoonlijk ben ik opgegroeid in een calvinistisch milieu in de States, doorspekt met evangelische, voluntaristische denkbeelden. Daarin lag de nadruk op de eigen keuze voor God, dat was toch wel een eind verwijderd van ‘Dordt’. ’ Geen secte De Remonstrantse Broederschap is altijd piepklein geweest – op het hoogtepunt van hun bestaan hadden ze 40.000 leden –, maar hun invloed op de omringende samen leving was groter dan het ledental zou doen vermoeden. Hoe zou u de historische verdiensten van de remonstranten omschrijven? Kennedy: ‘Er zijn drie terreinen waar de remonstranten invloed hebben gehad. In de eerste plaats heeft de Arminiaanse theologie een enorme reikwijdte gekregen, ook buiten de landsgrenzen. Dat valt remonstranten misschien niet eens zo op, omdat ze zo nadrukkelijk niet-dogmatisch wensen te zijn. Het debat over de 16 adrem remonstrants maandblad
invloed van de vrije wil van de mens op zijn geestelijke toekomst ging nog eeuwen door. Het bleef met name in de Engelstalige wereld de gemoederen bezig houden. De Arminiaanse theologie werd in de VS de expliciete grondslag van veel kerken, van Methodisten en Free-Will Baptisten tot Pentecostal- en Holiness- groeperingen.’
Moderne identiteit ‘In de tweede plaats hebben de remonstranten een grote rol gespeeld in het vrijzinnige christendom. Zij zijn in de loop der eeuwen een belangrijk onderdeel geweest van een bredere Hollandse variant van godsdienst die niet doctrinair is, een soort Coornhertiaanse traditie die de bijbel serieus neemt, maar een sterke inkadering schuwt. In de verre historie hebben ze een positie ingenomen tussen het klassieke heterodoxe christendom en de radicalere orthodoxe elementen in, zoals de Collegianten uit de 17e eeuw. Uit die tijd stamt ook hun invloed op de denkbeelden van Van Limborch, hoogleraar op het Seminarium vanaf 1668, en van de Engelse wijsgeer Locke. Later in de negentiende en twintigste eeuw vormden de remonstranten een schakel in de totstandkoming van het vrijzinnig protestantisme, dat weer aan de basis stond van het moderne liberalisme. Grote staatslieden hebben de remonstranten voortgebracht zoals bijvoorbeeld Cort van der Linden, de premier van Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Maar het past bij hen dat ze daar nooit mee te koop liepen. Remonstranten waren geen voortrekkers, niet erg profetisch, geen hemelbestormers zoals de Quakers. Ze waren eerder een expressie of een reflectie van een be-
historie
Een ‘beetje lid’ zijn heeft blijkbaar onvoldoende wervingskracht.
vrijzinnigen’ paald burgerlijk milieu en de expliciet niet-dogmatische, vrijzinnige en ‘moderne’ identiteit die daarbij hoorde. De derde bijdrage is minder theologisch van aard. De remonstranten hebben zich door de geschiedenis heen altijd nauw verbonden geweten met de tolerante tradities van Nederland (of preciezer: van de Hollandse steden). Ze voelden zelf ook dat hun theologische oriën tatie het meest verwant was met de beste bestuurlijke tradities. Dus: geven en nemen, streven naar harmonie, vrijheid, zeg maar het poldermodel, heeft diepe wortels. De nuchterheid, redelijkheid en pragmatisme van de remonstranten paste naadloos bij de beste kenmerken van Holland. Het verhaal van Nederland als land van vrijheid en tolerantie kan niet verteld worden zonder die remonstrantse invloed te noemen.’
Zwakte Waarom is de Remonstrantse Broederschap dan toch altijd marginaal qua aantal gebleven? Kennedy: ‘Sta mij toe om dan ook te spreken over wat ik als de zwakke kanten van de kerk zie. De doorsnee remonstrant is kunstzinnig, verfijnd en weldenkend. Dat is meer een soort levenshouding, dan een kerkelijk programma. Een dergelijke levenshouding is zonder kerkelijke structuur ook individueel te beleven. Bovendien werd het vrijzinnige denken in de 19e eeuw ook door andere kerken en door organisaties buiten de kerk overgenomen en verloren de remonstranten hun uniciteit en herkenbaarheid. Ik vind dat communio essentieel is voor het kerk-zijn. Maar de notie dat die gemeenschap onontbeerlijk is, dat het zieleheil van de leden daarvan af hangt, dat er buiten de kerk geen heil is, ontbreekt bij remonstranten. Kerken die een sterk gemeenschapsleven hebben groeien op het moment. Een ‘beetje lid’ zijn heeft blijkbaar onvoldoende wervingskracht.’
de kerk dat zijn? Kennedy: ‘Ik bedoel niet zozeer dat de kerk een tegencultuur moet zijn, maar dat ze een ander ritme moet hebben, een andere oriëntatie, een andere boodschap. De kerk moet niet een machteloze kerk op zondag zijn en ook niet het maatschappelijke leven om haar heen zomaar sanctioneren, maar als gelovigen moeten we een alternatief vorm geven, de christelijke praktijk samen beleven en betrokken zijn op onze medereizigers. Dit interne kerkleven moet een externe expressie krijgen door bijvoorbeeld diaconale activiteiten. Belangrijk is dan wel dat de hele gemeenschap hier achter staat. Of de kerk ook tegen de PVV moet ageren? Ik zou zeggen: Ieder moet dat voor zichzelf weten, maar het kerkelijk spreken moet geworteld zijn in de kerkelijke praktijk. Doen de remonstranten iets in oude wijken waar moslims wonen? Andersom: als de remonstranten contacten hebben met Roma in Roemenië, dan ligt het voor de hand dat ze opkomen voor de rechten van die bevolkingsgroep in Europese landen bijvoorbeeld. Een contrasterende gemeenschap is het model voor een kerk in de marge, die plek past ons anno 2010 goed. Een alwetende, machtige kerk wordt niet meer geaccepteerd, maar met de opkomst van het burgerschapsideaal wordt de kerk nog wel gezien als nuttig instituut om de samenleving beter te maken. Dat moeten we dan ook doen.’
Vrijzinnigheid Heeft de vrijzinnigheid toekomst? Kennedy: ‘Hoezo toekomst, de vrijzinnigheid heeft het heden, een beetje tot mijn leedwezen. Wij zijn allemaal vrijzinnigen, dat gaat in de toekomst niet verdwijnen. Het vrijzinnige gedachtegoed zit stevig verankerd in onze liberaal - democratische samenleving.
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten
Contrasterende gemeenschap In uw recente boek ‘Stad op de berg’ houdt u een pleidooi voor de kerk als ‘contrasterende gemeenschap’. Wat is dat? Waarom moet jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 17
Gerard Brandt dominee en schrijver (1626-1685) Wat trekt een remonstrants maritiem historicus naar een remonstrants predikant in de Gouden Eeuw? Het antwoord is eenvoudig. Deze dominee schreef de klassieke biografie van admiraal De Ruyter. Hoe Gerard Brandt daartoe kwam, levert een interessant verhaal op. Zeker als we constateren dat Brandt aanvankelijk horlogemaker en dichter van hekelverzen was. Leven Brandts gelijknamige vader was aan het Rokin in Amsterdam horlogemaker en maakte ook zonnewijzers. Daarnaast was hij in de jaren veertig één van de bestuurders van de nieuwe schouwburg. Zijn enige in leven gebleven kind Gerard deed aanvankelijk hetzelfde werk en kwam door zijn vader in contact met de intellectuele en kunstzinnige wereld. Hij schreef gedichten, een toneelstuk en de lijkrede bij de dood van P.C. Hooft in 1647, die in de schouwburg werd voorgedragen. Zo kwam hij thuis bij de remonstrantse geleerde en vroegere predikant Caspar van Baerle. Gerard werd verliefd op dochter Suzanna (1622-1674). Dit resulteerde eerst in een predikantenopleiding. Het verhaal gaat namelijk dat Van Baerle een beter opgeleide man voor zijn begaafde en knappe dochter wenste. Brandt liet zich inschrijven aan het remonstrants Seminarium, dat sinds 1634 in Amsterdam was gevestigd. In 1652 legde hij het proponentsexamen af. Hij trouwde en werd in Nieuwkoop beroepen. Drie zonen kreeg het echtpaar in deze gemeente: Caspar (1653-96), Gerard (1657-83) en Johannes (1660-1708). Alle drie werden remonstrants predikant. In 1660 werd Brandt in Hoorn beroepen, waarna in 1667 Amsterdam zijn laatste gemeente werd. Hij hertrouwde na de dood van Suzanna.
Geschiedschrijving Brandt was niet zomaar een dominee. Hij kon welsprekend preken, net als later al zijn zonen. Hij ging altijd door met dichten en het maken van epigrammen en bijschriften bij portretten en grafschriften. Hij publiceerde enkele pennenvruchten van zijn schoonvader. En de geschiedenis van zijn eigen tijd interesseerde hem hogelijk. Al in 1657 kreeg hij van het bestuur van de Remonstrantse Broederschap de opdracht om de geschiedschrijving van haar ontstaan, waaraan Johannes Uytenbogaart was begonnen, voort te zetten. Gemeenten en leden werden verzocht om hem ‘alle stoffen toe te brengen, die onder yder in ’t particulier zouden mogen berusten’. De kosten gemaakt bij het verzamelen vergoedde de Broederschap. De beoogde geschiedschrijving is er gekomen, maar het heeft wel bijna vijftig jaar geduurd. De aanpak was consciëntieus en grondig. Het eerste deel van de Historie der Reformatie, in 1671 verschenen, behandelt de tijd tot 1600. Brandt toont daarin aan, dat het remonstrantisme zijn wortels in Thomas à Kempis en Erasmus heeft. Deel 2 (1674) beschreef de gebeurtenissen tot de Synode van Dordrecht in 1619. Het was duidelijk een verdediging van zijn geloofsgenoten. Het boek veroorzaakte veel opschudding onder predikan18 adrem remonstrants maandblad
ten van de publieke kerk. Felle pamfletten verschenen: Brandt zou de geschiedenis vervalst hebben. Deze reacties benamen de auteur de lust tot verder schrijven. Het was uiteindelijk zoon Johannes die in 1704 de delen 3 en 4 deed verschijnen. Het materiaal ervoor had zijn vader nog zelf bijeengebracht. Over deel 3 ontstond trouwens weer een controverse. De Historie der Reformatie wordt nog steeds als een betrouwbaar handboek beschouwd, gebaseerd op veel authentiek bronnenmateriaal.
Veelschrijver Er was meer dan de kerkgeschiedenis, wat Brandt bezig hield. Hij schreef maar door. In 1666 verscheen zijn geschiedenis van de stad Enkhuizen. Er volgde meer, waaronder in 1677 een biografie van P.C. Hooft en in 1682 nog een biografie van Joost van den Vondel, met wie hij bevriend was geweest. Het was voor zijn gemeenteleden in Hoorn en Amsterdam wel gelukkig dat hij steeds twee collega’s had! Zijn Amsterdamse kerkenraad nam in 1675 de studiekosten van Johannes, ‘een jongman van zeer goede hope’ aan het Seminarium op zich. Het was een teken van tevredenheid in remonstrantse kring met zijn kerkgeschiedenis. Brandt was geen aanhanger van Willem III, evenmin als zijn plaatsgenoot Hans Bontemantel, koopman, regent en remonstrant. Zij wisselden historisch materiaal met elkaar uit. Michiel de Ruiter Voor een maritiem historicus is Brandts Het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter zijn belangrijkste nalatenschap. Admiraal De Ruyter was in 1676 gesneuveld; hij bewaarde thuis een enorme hoeveelheid brieven, orders, journalen, victualieboeken en dergelijke. In 1681 vroeg zijn zoon Engel aan Brandt om op basis van onder meer deze paperassen en mondelinge informatie een biografie te schrijven. Eerst moest het Vondelboek af en enkele andere zaken. In feite begon hij pas in 1684 voortvarend met onderzoek en schrijven. Zijn gezondheid ging ondertussen achteruit. Vóór zijn overlijden op 12 oktober 1685 werkte hij meer dan drie maanden achtereen vaak meer dan veertien uur per dag aan het manuscript. Het werd een boek van meer dan duizend bladzijden. Wijdlopigheid was meer Brandts kenmerk dan bondigheid. De helft van de drukproeven heeft hij zelf nog gecorrigeerd. In 1687 kwam het boek uit en het kreeg Engelse, Franse en Duitse vertalingen. Eeuwenlang is het boek herdrukt, ook nog in 2007! Het werd een boek voor menigeen, het las goed. Het leven en bedrijf is een belangrijk boek gebleven. De voornaamste zeeheld
Tolerant Eén vraag prangt nog. Hoe kon de calvinistische familie De Ruyter bij een remonstrants predikant
terechtkomen? Op die vraag is nooit een bevredigend antwoord gekomen. De Ruyter en Brandt moeten elkaar gekend hebben. Omstreeks 1674 maakte Brandt een bekend geworden vers bij een schilderij van De Ruyter. Bij de voorbereiding van de begrafenis van De Ruyter was Brandt betrokken. En hij was natuurlijk een vermaard auteur. Speelde misschien ook mee dat de admiraal geen godsdienstige scherpslijper was en als tolerant gold? Wie weet had zijn jarenlange vriendschap met de remonstrantse admiraal Aart van Nes hem mild gestemd ten aanzien van het remonstrantisme. Een zilveren schotel, gebruikt in de Rotterdamse gemeente, stamt van zijn familie en is hiervan nog een tastbaar bewijs.
historie
tijdens de drie Engelse oorlogen (1652-74) is hier in beeld gebracht, nauwgezet en doorgaans heel betrouwbaar, net als Brandts overige werk. Alles wat we nu nog weten over De Ruyter danken wij aan de dominee, met name de diverse anekdotes over zijn jeugd in Vlissingen en zijn jaren als walvisvaarder en koopvaardijschipper. Van geen andere zeeheld bestaat zo’n boek. De stijl van schrijven herinnert aan die van Hooft. De hoofdpersoon is als een klassieke held met (niet controleerbare) toespraken en al. Mythes over De Ruyters optreden konden erdoor ontstaan. Daarnaast precieze lijsten van oorlogsschepen, hun bemanningen en hoeveelheid kanonnen of de tekst van orders van de Staten-Generaal. Een heerlijk boek om te bezitten als men zich in de zeventiende eeuw verdiept.
•
Jaap R. Bruijn Lid van de CoZa en lid van de remonstrantse gemeente Leiden
Literatuur • J . Tideman, De Remonstrantsche Broederschap. Biographische Naamlijst van haar professoren, predikanten en proponenten, Amsterdam 1905 • Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VI, Leiden 1924 • G.J. Hoenderdaal en P.M. Luca (red.), Staat in de vrijheid. De geschiedenis van de remonstranten, Zutphen 1982 • R. Prud’homme van Reine, Rechterhand van Nederland. Biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, Amsterdam/ Antwerpen 1996 • Tj. Barnaard en E. Cossee (red.), Arminianen in de Maasstad. 375 jaar Remonstrantse Gemeente Rotterdam, Amsterdam 2007
oktober/november 2010 19
Smalende gods Artikel 147 Moet het verbod op smalende godslastering, artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht, worden aangescherpt of afgeschaft? Daarover is al een tijd discussie gaande. Minister Hirsch Ballin pleitte in 2008 voor aanscherping, met name door duidelijker te laten uitkomen dat het in dat artikel niet enkel om bespotting van de christelijke god gaat. Maar intussen tekende zich in de Tweede Kamer een meerderheid af die juist voor het schrappen van het artikel was, en die meerderheid lijkt er nóg te zijn. Men voert verschillende argumenten aan: 1. Dat ‘godslastering’ een moeilijk hanteerbaar begrip is: wat de één laster vindt, is volgens de ander terechte kritiek. 2. Een verbod om lelijke dingen over godsdienst(en) te zeggen brengt de vrijheid van meningsuiting in gevaar. 3. Voor zover er paal en perk gesteld moet worden, gebeurt dat al afdoende in artikel 137, waarin staat dat men groepen mensen niet opzettelijk in het openbaar mag
20 adrem remonstrants maandblad
beledigen (bijvoorbeeld wegens hun godsdienst), en dat men niet mag aanzetten tot haat of discriminatie. Moet artikel 147 worden aangescherpt of afgeschaft? Het ligt gevoelig. De discussie zal nog wel even voortduren. De remonstranten mengen zich daar niet zo openlijk in, maar ze hebben met dat artikel een bijzondere geschiedenis, die het waard is opgehaald te worden. Ook van godsdienstige zijde moest protest klinken! Het wetsartikel tegen smalende godslastering werd in 1931 opgesteld op initiatief van minister van Justitie, Jan Donner (de grootvader van Piet Hein Donner). Deze ergerde zich aan antigodsdienstige propaganda, zoals kort daarvoor in het communistische blad De Tribune: een oproep om kerstmis af te schaffen, een prent die arbeiders toonde die met bijlen het Kruis omhakten... Zulke beledigende uitingen moesten worden verboden, vond
Donner, en veel christenen waren dat met hem eens. Maar de remonstranten voegden zich niet in het koor. De Rotterdamse predikant P. Eldering, die, zoals zijn biograaf Noordegraaf schrijft, in remonstrantse kring ‘met regelmaat de trom roerde’ als het ging om maatschappelijke en politieke kwesties, nam ook nu het voortouw. Hij stelde aan de Algemene Vergadering van de Broederschap (1 juni 1931) voor om in een adres aan regering en Tweede Kamer bezwaar te maken tegen het wetsontwerp. Vrijzinnigen, zo lichtte Eldering zijn voorstel toe, nemen deze dingen wat rustiger op dan katholieken of orthodoxprotestanten. In plaats van naar de rechter te stappen, vragen ze zich eerder af hoe mensen tot dat soort uitingen van spot en hoon komen. Wat schuilt daarachter? Door het domweg verbieden van dat alles, komt, meende Eldering, ‘de vrije ontwikkeling van het godsdienstig leven’ in gevaar. Bovendien: wanneer gelovigen de critici
De remonstranten protesteerden al in
1931 tegen de wet die dat moest verbieden van de godsdienst via het strafrecht bestrijden, zal ‘godsdienst’ steeds meer geassocieerd raken met ‘reactie’ – wat alleen maar aanleiding geeft tot meer kritiek en spot. Als voorbeeld van welke kant het niet op moest, gaf Eldering nog het voorbeeld van Duitsland, waar de tekenaar Georg Grosz al enkele malen voor de rechter was gedaagd vanwege spotprenten waarmee hij militaristische ‘Stahlhelmpastoren’ op de hak nam, terwijl die ergerlijke lieden zélf steeds vrijuit gingen. Nee, met dit soort wetgeving ging men een verkeerde weg op. ‘Wat kan uit een dergelijk wetsontwerp in de toekomst ook niet groeien!’ Het was goed dat niet alleen van anti-godsdienstige, maar ook van godsdienstige zijde protest klonk!
Strafrecht: niet het juiste middel De Commissie tot de Zaken (CoZa) schaarde zich achter Elderings appèl. Zij stelde voor het stuk naar Den Haag te sturen, te beginnen met de constatering dat ook de remonstranten alle godslastering ten sterkste veroordeelden. Maar tegen dit kwaad was het voorliggende wetsontwerp niet het juiste middel. Immers, de definitie van ‘godslastering’ was zo vaag dat nauwkeurige uitvoering van de wet
historie
l astering vrijwel onmogelijk was: hier dreigde willekeur. Bovendien bracht zo’n verbod op hoon en spot de geestelijke vrijheid in gevaar. Nee, van het strafrecht, de staat moest men de beteugeling van het bedoelde kwaad niet verwachten. Die was uiteindelijk slechts te verwachten van ‘de levende kracht van den godsdienst zelf’. Aldus het concept dat de CoZa aan de vergadering voorhield. Het leidde tot enige discussie. Voor ds. Fetter ging de algemene veroordeling van godslastering, waarmee de CoZa het adres wilde openen, te ver. Soms kunnen we ons, zei hij, met mensen die godslasterlijke taal spreken meer verwant voelen dan met ‘geijkt stichtelijke uitingen’. En Eldering wees er nog op dat ‘godslastering’ eigenlijk het goede woord niet was. God is immers te hoog om door mensen te kunnen worden belasterd. Eldering stelde voor te zeggen dat men elke smalende krenking van de godsdienst veroordeelde. Ook over de bemoeienis van de overheid ontspon zich discussie. Zo juichte ds. I. Hooijkaas het juist toe dat de staat de godsdienst tegen bestrijders in bescherming nam en tegen het smalend omlaag halen van de godsdienst een wet uitvaardigde, net zoals er wetsbepalingen waren tegen pornografie. Maar in deze positieve benadering van Donners ontwerp kreeg hij de vergadering niet mee. De Algemene Vergadering machtigde de CoZa een protest te laten horen. In juli 1931 werd het betreffende adres naar Den Haag verzonden. De Remonstrantse Broederschap ontried het de Tweede Kamer dringend het wetsontwerp te aanvaarden. De redenen? 1. Zij achtte een juiste uitvoering van de wetsbepalingen vrijwel onmogelijk (wie bepaalt wat godslasterlijk is?). 2. Zij vond dat het ontwerp totaal geen rekening hield met ‘de zielkundige oorzaken’ die tot de zgn. godslastering kunnen leiden (Zegt de bespotting van God niet meestal meer over de spotter dan over God zelf?). 3. Dit bezwaar woog, aldus de CoZa, ‘voor adressante het zwaarst’ – zij vreesde dat het wetsontwerp ‘de vrijheid van overtuiging en van hare uiting op eene bedenkelijke wijze’ bedreigde. Die argumenten, zeker het eerste en derde, lijken veel op die welke anno 2010 worden gebruikt om te pleiten voor het schrappen van art. 147 uit het wetboek, waar het sinds 1932 in staat. De remonstranten vonden al in 1931 dat dat artikel helemaal niet in het wetboek moest komen.
•
Marius van Leeuwen Hoogleraar aan het Remonstrants Seminarium
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 21
een verdraagzame dwingeland
Hugo de Groot Van jongs af werd Hugo de Groot als een wonderkind gefêteerd en opgehemeld. Het zal voor hem moeilijk zijn geweest gevoelens van superioriteit te bedwingen en zijn leeftijdgenoten als gelijken te beschouwen. Toen hij de advocatuur inging, gaf hij af op zijn collega’s, die naar zijn idee niet voldoende kennis en vaardigheden bezaten om een rechter met een goed in elkaar gestoken betoog te vermurwen.
Een wonderkind Grotius – zo luidde zijn verlatiniseerde naam – had het weliswaar hoog in zijn bol, maar aan de andere kant was hij zich scherp bewust van een missie: hij moest zijn intellect voor de jonge Nederlandse staat inzetten. Die staat verkeerde in oorlog met Spanje. Samen met andere geleerden, geschiedschrijvers, literatoren en beeldende kunstenaars probeerde Grotius de status van de Nederlandse Republiek van een rebellennest tot een volwaardige soevereine staat op te vijzelen. In deze ‘pressiegroep’ ter bevordering van de nationale identiteit onderscheidde Grotius zich door middel van virtuoze Latijnse poëzie (vooral over de heldendaden van legeraanvoerder Maurits), een in de stijl van Tacitus gecomponeerd geschiedverhaal over de Opstand tegen Spanje, een traktaat dat de traditionele zelfstandigheid van het gewest Holland moest bewijzen, erudiete juridische geschriften ter verdediging van de handelsbelangen van de Oost-Indische Compagnie (oorlogsinstrument en pijler van de opbloeiende economie) en talrijke pleidooien in brieven aan invloedrijke buitenlandse geleerden en politici. Tolerantie In 1609 waren Spanje en de Nederlanden door financiële nood gedwongen de oorlogshandelingen op te schorten: zij kwamen een Twaalfjarig Bestand overeen. Zo ontdeden de Nederlandse gewesten zich voor enkele jaren van de dreiging van een oppermachtige buitenlandse vijand. Dat had meteen tot gevolg dat een 22 adrem remonstrants maandblad
al lang smeulende binnenlandse strijd tussen twee geloofsrichtingen – weldra aangeduid als remonstranten en contra-remonstranten – nu in volle hevigheid ontbrandde. De meeste predikanten verbonden hun lot aan een van beide partijen. Omdat de preek bij uitstek het middel was om volksmassa’s te mobiliseren, duurde het niet lang of de controverse verlamde het maatschappelijk leven en verpestte de sfeer in kerk, werkplaats en herberg. In de loop van het Bestand kozen ook de meeste regenten, kooplieden en ondernemers partij. Het land werd een stuurloos schip op een steeds woeliger zee. Hugo de Groot koos positie door tolerantie te preken. Hij vond dat het remonstrantisme in de Gereformeerde Kerk thuishoorde, ondanks de veelgehoorde beschuldiging dat de patroon van het remonstrantisme, Jacobus Arminius, zich met zijn rekkelijke leer buiten de bedding van de Reformatie had geplaatst. Door te beklemtonen dat God zijn voorkennis van de menselijke geloofsaanvaarding meewoog in de beslissing over heil of verdoemenis, kreeg de persoonlijke verantwoordelijkheid van de gelovige in het heilspan een eigen rol toebedeeld. Volgens zijn tegenstanders behelsde Arminius’ leer echter een ondermijning van de goddelijke majesteit en wekte de theoloog de illusie dat de mens op eigen kracht tot zijn redding kon bijdragen. Grotius ontkende deze ketterse implicaties en probeerde tolerantie af te dwingen. Hij wierp zich op als een vredesmakelaar die beide partijen een gelijkwaardige plaats in de vaderlandse kerk gunde, maar hij werd natuurlijk meteen uitgemaakt voor een advocaat van kwade zaken in dienst van de remonstrantse partij. Omdat de contra-remonstranten van mening waren dat toelating van een ketterse leer op zichzelf een ketterij vormde, was een compromis onhaalbaar. Voor de opstelling van de tegenpartij had Grotius geen oog, laat staan begrip. In samenwerking met zijn patroons Johan van Oldenbarnevelt en Johannes Wtenbogaert heeft hij tot op het laatst zijn eenheidsideaal aan een onwillige massa tegenstanders, in feite een meerderheid binnen de Gereformeerde kerk, willen opdringen. Hij meende dat het felle verzet dat dit beleid opwekte, door hard overheidsingrijpen wel gebroken kon worden. Uiteindelijk greep legerleider Maurits in. Hij pleegde een coup die hij rechtvaardigde met het argument dat de onbestuurbaar geworden staat een makkelijke prooi voor de Spaanse legers zou zijn, als het Bestand eenmaal was afgelopen.
Een Europees perspectief Grotius werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, die hij op slot
historie
(1543 – 1645) vroomheid die zich moesten uiten in naastenliefde, ingetogenheid en zelfopoffering. Grotius schreef De iure belli ac pacis (1625), een boek over het oorlogsrecht waarin hij zich keerde tegen oorlogen die omwille van de godsdienst werden gevoerd. Ook verdedigde hij een ondogmatische vorm van het christelijke geloof in een andere bestseller, De veritate (1627). Intussen had hij zich met zijn gezin in Parijs gevestigd. In zijn nieuwe omgeving kwam hij er steeds meer toe de katholieken in zijn vredesvoorstellen te betrekken.
Loevestein moest uitzitten. Hij ontsnapte echter in 1621. Die ontsnapping was een zware slag voor zijn tegenstanders, want in ballingschap gebruikte de erudiete en vlot schrijvende staatsman nu zijn pen als een machtig wapen tegen het nieuwe regiem. Tegelijkertijd verstelde hij zijn vizier. Niet langer beperkte hij zich tot de strijd om vrede op nationaal niveau. Hij overzag nu het Europese strijdtoneel met zijn talrijke verwoestende oorlogen die vaak door godsdienstige onenigheid verwekt en in stand gehouden werden. Opnieuw preekte hij tolerantie, maar nu richtte hij zich tot de gehele christenheid: niet om eigenbelang, machtsuitbreiding en dogmatische haarkloverijen was het te doen, maar om rechtvaardigheid en praktische
Hoon Grotius’ toekomstvisioen was weids, maar naar zijn vaste overtuiging ging het zeker niet om een onhaalbare droom, àls tenminste de adviezen in De iure belli ac pacis en De veritate werden opgevolgd: nadat de Europese staten de (onrechtvaardige) oorlog hadden uitgebannen en een definitieve politieke vrede waren overeengekomen, hadden de bestuurders hun handen vrij en konden zij zich richten op de verwezenlijking van de kerkelijke vrede, dat wil zeggen, op de samenvoeging van alle christelijke confessies in één geloofsgemeenschap. Voor een goede orde moesten alleen de essentiële dogma’s precies worden vastgelegd. De minder belangrijke leerstellingen stonden open voor een vrije, ingetogen discussie onder deskundigen. Met dit eenheidsstreven distantieerde Grotius zich van de remonstranten, die als Broederschap vasthielden aan hun streven naar een positie binnen de Gereformeerde Kerk. Grotius onderging het lot van alle zestiende- en zeven tiende-eeuwse verzoeners. In een wereld waarin de grenzen tussen de elkaar bestrijdende confessies steeds scherper werden afgebakend, werden vredesapostelen van alle kanten onder hoon bedolven en als zonderlingen en ketters uitgespuugd. Grotius stierf in augustus 1645, op terugreis vanuit Zweden, in het besef dat zijn pleidooien voor politieke en kerkelijke vrede geen enkel resultaat hadden opgeleverd. Uit de mislukking van zijn levensmissie valt wel een les te trekken. Bestuurders die tolerantie willen afdwingen, moeten zich aan intolerant beleid bezondigen om hun doel te bereiken. Zelfs indien zij volledig in hun opzet slagen, gaat dat beleid gepaard met sociale onrust, geweld en uit frustratie geboren misstanden, die de vraag wettigen of dat beleid wel uitgevoerd had mogen worden.
•
Henk Nellen Senior wetenschappelijk medewerker van het Huygens Instituut jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 23
Rijden in een wagentje, maar wie rijden er mee?
Spotprenten
in de zeventiende
Op de voorgrond zien we een boerenwagen waarin een merkwaardige groep mensen zit en staat. Links bevinden zich zes personen die aan hun kleding herkenbaar zijn als rooms-katholieken: onder andere een paus, een kardinaal en een monnik. Rechts van hen zitten vijf figuren in donkere kostuums met witte kragen. Midden onder de wagen kijkt nog een kop door de spijlen naar buiten. Opvallend is dat aan beide zijden van de wagen ingespannen paarden staan: de wagen kan daardoor twee kanten op. Maar een ding is duidelijk: in welke richting de wagen de reis zal vervolgen, het boek dat daar daaronder ligt, – een bijbel – zal door de wielen worden verpletterd.
Arminiaensche dreckwagen Het schilderij is een variant op de zogenoemde ‘Arminiaensche dreckwagen’, een motief uit pamfletten en spotprenten die tijdens de bestandstwisten in 1618/1619 op de remonstranten werden gemaakt. Op deze prent zien we een groep remonstranten, die gezeten op een kar, de weg naar Rome inslaan, daarbij geholpen door twee Jezuïeten. Remonstranten waren, vanwege hun opvattingen over de vrije wil, in de ogen van hun tegenstanders halve roomskatholieken. Dat hun standpunt tot ‘on eenich heyt’ zal leiden, verbeelden op deze prent de paarden die elk een eigen kant uit willen. Ook op het schilderij lijkt de weg vooral naar Rome te voeren: de man met de rode muts rechts wijst naar een stad op een heuvel waar halverwege mensen staan, onder wie ook weer enkele katholieken herkenbaar zijn. Wie rijden er mee? In dit verband wil ik me echter vooral richten op de arminianen die zich op de kar bevinden: wie worden hier eigenlijk voorgesteld? Dat we Jacobus Arminius, voorman van de remonstranten, in dit gezelschap mogen verwachten zal duidelijk zijn. Hij staat prominent in het midden, direct naast de katholieken, voorzien van een ringkraag en een kort baardje. We kunnen zijn portret vergelijken met de vele afbeeldingen van Arminius die bekend zijn en die teruggaan op de gravure door Willem van Swanenburg, met 24 adrem remonstrants maandblad
Omgeving Esais van de Velde (Amsterdam 1587-1630) Landschap met allegorie op religieuze tegenstellingen Olie op doek, zonder lijst, 58,9 x 102,8 cm
eeuw
D’Arminaensche dreckwagen, Onbekende maker, 1618, Gravure, 27,1 x 41,3 cm
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 25
historie
Sinds een aantal jaren hangt in de kloostergang van Museum Catharijneconvent in Utrecht een intrigerend schilderij. Deze ‘allegorie op religieuze verdeeldheid’ kon in 2004 dankzij steun van de Vrienden van het museum worden aangekocht op een veiling bij Christie’s als aanvulling op de bijzondere verzameling spotschilderijen die het museum herbergt.
Jacobus Arminius Naar Willem van Swanenburg Gravure, 21,5 x 16 cm Conradus Vorstius Onbekende maker Gravure, 14,5 x 10,1 cm
dat verschil dat hij hier voorzien is van een hoed. Rechts naast Arminius staat iemand die er eveneens direct uitspringt: van onder een breed gerande hoed, kijkt hij ons frontaal aan. Dit moet wel Dirck Volkertsz. Coornhert (1522-1590) zijn, de veelzijdige humanist die als wegbereider van de remonstranten wordt beschouwd. Of zoals een pamflet over hem zegt: ‘... 't is eender Volkert-zoon, der Staten Secretaris, Hem die wel roemen mach oft menich niet en waent, Die voor Armini leer de weghen heeft gebaent. En g'lijck men de Poeets mach noemen Homeristen So mach men D'Arminijaens recht noemen Coornhertisten, En g'lyck een sogh-kint suyght zijn voedsel uit de mem So is hy hun de borst, sy hebbent al uyt hem...’ De figuur die naast Coornhert staat, vraagt de aandacht door zijn enorme hoofddeksel, dat doet denken aan een hoge bonnet van een Jezuïet. Vermoedelijk wordt hier de spot gedreven met de remonstrantse, Leidse hoogleraar Petrus Bertius die in 1620 overging tot het rooms-katholieke geloof. Strikt genomen sloot Bertius zich weliswaar niet aan bij de Jezuïeten, maar in de spotcultuur waren de gehate Jezuïeten en katholieken zo ongeveer synoniemen. ‘Een afghevallen Sankt…’, die zich maar koest moet houden, wordt hij in een spottende tekst wel genoemd. Daarmee blijven er nog drie figuren over op het schilderij die op het eerste gezicht minder makkelijk te herkennen zijn. Daarom gaan wij hen vergelijken met de namen die genoemd worden op de prent. Op de gravure zitten achter voerman Johannes Wtenbogaert: Jacobus Arminius, Jacobus Bertius, Conradus Vorstius, Jacobus Taurinus, David Joris, Adolphus Venator en Dirck Volkertsz. Coornhert. Arminius, Coornhert en Bertius hebben inderdaad een plek gekregen op het schilderij. 26 adrem remonstrants maandblad
Dirk Volkertsz. Coornhert Chr. Van Sichem Houtsnede, 10,2 x 8,5 cm
Dat geldt niet voor David Joris, die herkenbaar zou moeten zijn geweest aan zijn platte pet en zijn lange puntbaard. Dat Wtenbogaert niet mag ontbreken op het schilderij, spreekt vanzelf. De figuur naast Bertius, met het kleine puntbaardje, zou gezien kunnen worden als een afbeelding van Wtenbogaert, hoewel ik me er van bewust ben dat hij doorgaans met een andere kraag wordt afgebeeld. De voerman heeft een wat vierkante baard die wellicht afkomstig is van het portret van Conradus Vorstius, de omstreden opvolger van Arminius. De man die zijn hoofd tussen de spijlen toont zou dan of Taurinus of Venator kunnen voorstellen, maar aangezien van hen geen betrouwbare portretten bestaan, blijft dat giswerk.
Spot Het gepuzzel rond de personen zou ons bijna afleiden van de boodschap waar het in dit schilderij om draait. De opdrachtgever voor dit schilderij – helaas kennen we hem niet – wilde de remonstranten en hun geestverwanten bespottelijk maken door ze op een drekwagen te plaatsen. Dat thema was als het ware een ‘omkering’ van het motief van de praalwagen met vorsten uit de Renaissance: in plaats van eer en lof vielen de remonstranten blaam en spot ten deel. Maar door de scène in een aantrekkelijk landschap te plaatsen, vindt er voor de bezoeker van vandaag weer een ‘omkering’ plaats. In de kloostergang vraagt dit fraaie schilderij namelijk aandacht voor de bijzondere groep die remonstranten en hun geestverwanten in de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme vormen.
•
Tanja Kootte Conservator Museum Catharijneconvent Tot 6 januari 2011 is in het Catharijneconvent de tentoon stelling ‘Goud’ te bezichtigen. www.catharijneconvent.nl
Op 13 mei 1619 wordt Van Oldenbarnevelt onthoofd en een paar weken later wordt de Nationale Synode te Dordrecht feestelijk afgesloten. Hiermee is het religieuze jachtseizoen geopend. In het hele land worden de remonstrantse predikanten afgezet en vervangen door aanhangers van de ‘ware christelijke religie’. In Nieuwkoop leidt dat tot een curieuze reactie van de bevolking. Een provocerende prediking De Staten van Holland vaardigen op 15 juli 1619 een nieuw plakkaat uit, ruim een week nadat de remonstrantse leiders uit Dordrecht naar Waalwijk zijn gedeporteerd. Voortaan is het iedereen verboden om vergaderingen te beleggen waarin de remonstrantse leer wordt verkondigd, op straffe van tweehonderd gulden boete. Een draconische maatregel, want dit bedrag komt overeen met acht maanden domineestraktement; in hedendaagse termen dus ettelijke tienduizenden euro’s. Gelovigen die zo’n kerkdienst bijwonen verbeuren vijfentwintig gulden als ze worden betrapt. Nadat hun predikant is geschorst krijgen de zeer talrijke Nieuwkoopse remonstranten al snel met dit nieuwe plakkaat te maken. Het handjevol plaatselijke contraremonstranten weet bij voorrang een eigen predikant benoemd te krijgen, uyt consideratie van den grooten noot van de kercke tot Nieuwcoop. De remonstranten piekeren er vanzelfsprekend niet over om diens kerkdiensten bij te wonen. Sinds 30 juni staat de nieuwe dominee zodoende voor bijna lege banken te preken in hún oude vertrouwde kerk, die plaats biedt aan wel zevenhonderd kerkgangers. Zij negeren de hele gang van zaken en besluiten zelf een opvolger te zoeken voor hun afgezette voorganger Wouter Cornelisz, die de remonstrantie nog had ondertekend. Op 28 juli nodigen zij een andere predikant uit om een proefpreek te houden. Probleem is echter dat dat niet in hun eigen kerk kan gebeuren, want die zijn ze immers zojuist kwijtgeraakt. Gezien het nog geen veertien dagen oude plakkaat zou een geheime locatie op een nachtelijk uur het meest voor de hand hebben gelegen als men niet door de baljuw betrapt zou willen worden. Maar men lapt het plakkaat aan de laars, de kerkdienst wordt in de volle openbaarheid gehouden, in de open lucht op het dorpsplein. Een curieuze locatiekeuze, want dat is pal in het zicht van het rechthuis, waar de baljuw zetelt. Ook de pas aangestelde contraremonstrantse dominee Vollenhovius moet kennelijk van het schouwspel meegenieten. De preek vindt vlak voor zijn deur plaats, zodat het psalmgezang goed tot in zijn woning zal doordringen. Als de preek op hetzelfde tijdstip is gehouden als de kerkdienst van Vollenhovius, hebben diens kerkgangers zich een
De kerk van Nieuwkoop die de remonstranten in 1619 noodgedwongen moesten prijsgeven. Fragment van een schilderij van Beerstraten, 1663.
weg moeten banen dwars door de samengestroomde remonstrantse menigte. Het is een bewuste provocatie, maatregelen kunnen niet uitblijven.
Het rechtsgeding Het gebeurde trekt zoveel aandacht dat de Staten van Holland meteen een paar dagen later besluiten de baljuw van Nieuwkoop naar Den Haag te ontbieden om daar verslag uit te brengen. Deze meldt de Hoogmogende Heren hoe daer is gepredict ende watter tegens is gedaen. Hoewel de Staten formeel niets over de baljuw te vertellen hebben, bevelen zij hem de overtreders te berechten en de dominee in kwestie te arresteren. Thuisgekomen stelt de baljuw een onderzoek in, waarna hij niet minder dan tachtig kerkgangers voor de vierschaar daagt. Het massale rechtsgeding is een ongehoord schouwspel. Men kan zich afvragen wie de baljuw al die tachtig namen heeft ingefluisterd. Hebben zich enkele contraremonstrantse ijveraars als verklikkers onder het gehoor van de remonstrantse predikant gemengd? Of heeft de baljuw er tijdens de dienst zelf rondgelopen om alles op te schrijven? In werkelijkheid zal het aantal jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 27
historie
Kerkvolk in opstand
van de redactie De dorpskern van Nieuwkoop op een kaartfragment van 1743. De remonstrantse kerk van 1649 mocht vanaf de straat niet zichtbaar zijn en staat dus achter de huizen. De openluchtpreek is gehouden op het langwerpige pleintje tussen de grote kerk en het toenmalige rechthuis, het gebouw met de later aangebouwde toren. Beide afgebeelde kerken zijn begin 19e eeuw vervangen door nieuwbouw.
overtreders veel groter zijn geweest dan tachtig; inclusief vrouwen en eventuele kinderen moeten er op die bewuste zondag enkele honderden gelovigen naar de openluchtpreek hebben geluisterd. Het protocol beschrijft de gang van zaken bij de rechtszitting nauwkeurig. Nadat de namen van alle gedaagden zijn voorgelezen verklaart de baljuw als eiser dat de kerkgangers in strijd met het plakkaat van de Staten-Generaal hebben gehandeld. Conform dat plakkaat eist hij voor alle tachtig een boete van vijfentwintig gulden, terwijl zij gezamenlijk de kosten van het geding moeten betalen. Nu krijgen alle verdachten de gelegenheid zich te verweren, waarvan meer dan de helft gebruik maakt. Een paar voorbeelden maken duidelijk hoe zij dat doen. Pieter Aarts bekent openlijk schuldig te zijn en Adriaan Cornelis Schipper legt een soortgelijke verklaring af, maar zij zijn dan ook de enige twee die zich zo opstellen. Alle anderen proberen er onderuit te komen, in de wetenschap dat een bekentenis hen zo’n zes weeklonen zal kosten. De meest originele verklaring komt van Jacob Cornelisz. Hij zegt dat hij daar wel iemand heeft horen praten, maar dat hij niet door had dat dat een preek was. Jan Pieter Jan Klaasz uit zich in dezelfde geest. Hij had daar wel iemand zien staan, maar wist niet dat dat een dominee was. Anderen 28 adrem remonstrants maandblad
pakken het weer anders aan. De meesten beweren bij toeval aanwezig te zijn geweest en niet te weten wat daar voor kwaads in zou kunnen steken, velen zeggen nooit gehoord te hebben van het plakkaat. In Nieuwkoop fungeert het college van welgeboren mannen als schepenbank. Zij bepalen de strafmaat en hebben het daar in dit geval moeilijk mee. Zij zijn alle negen ingezetenen en de meesten van hen zullen ook wel remonstrantsgezind zijn geweest. Moeten zij hun geloofsgenoten dan veroordelen voor de overtreding van een plakkaat dat zij verafschuwen? Als ze op 7 augustus tot een uitspraak komen blijkt dat ze een formele uitweg uit het dilemma hebben gevonden. Ze verklaren zich niet bevoegd te oordelen over kwesties die uit het plakkaat voortvloeien en verwijzen de strijdende partijen naar de instantie die daarvoor is aangewezen. Vermoedelijk is het daarmee met een sisser afgelopen, want in de archieven van het Hof van Holland is hierover niets te vinden.
Regie in Den Haag Na de tachtig toehoorders worden de vijf mannen berecht die worden verdacht van het beroepen van de predikant en het organiseren van de kerkdienst. Hen wacht een bijzonder zware straf: een boete van tweehonderd gulden, verbanning uit Holland en West Friesland voor de tijd van tien jaar en verbeurdverklaring van al hun goederen. Maar de baljuw biedt hen ook een uitweg. Als ze onder ede verklaren de dienst niet georganiseerd te hebben zijn ze van alles af. Eén verdachte wil eerst via een rechterlijke uitspraak vernemen of hij wel of niet verplicht is zo’n verklaring af te leggen, de andere vier zwichten voor het verleidelijke aanbod er met een (valse?) eed vanaf te komen. Maar nu komt de baljuw met een nieuwe eis: de verdachten zullen niet alleen veroordeeld worden de verklaring onder ede af te leggen, ze moeten ook de namen van de predikant en zijn toehoorders noemen. De welgeboren mannen komen er niet meer aan te pas, ze hadden zich in deze zaak immers onbevoegd verklaard. De vijf zwichten niet voor de verleiding om namen te noemen en worden veroordeeld tot een boete van elk ‘slechts’ vijfentwintig gulden. Uit de gang van zaken blijkt dat de plaatselijke gebeurtenissen volledig vanuit Den Haag worden geregisseerd, de baljuw is een marionet bij wie de Staten aan de touwtjes trekken. Later zal het overwegend remonstrantsgezinde dorpsbestuur vanuit Den Haag worden vervangen door contraremonstranten, als een laat effect van de staatsgreep van prins Maurits. Maar de remonstrantse gelovigen trekken zich van dit alles niets aan en blijven gewoon doorgaan met hun clandestiene kerkdiensten, terwijl hun predikant nog jaren in vermomming door het land zal blijven trekken om zijn missie te vervullen. Zo bezien komen deze verliezers per saldo toch als winnaars uit de bus. De remonstrantse gemeente Nieuwkoop bestaat nog steeds.
•
Hendrik Battjes Bovenstaande is een bewerking van een artikel in nummer 2010-3 van het kwartaalschrift ‘Rondom Nieuwecoop’ van de historische vereniging te Nieuwkoop.
historie
ReÜnie van de Syrisch Orthodoxe Christenen in de Remonstrantse Kerk in Lochem Toen ik de Adrem van augustus opsloeg, las ik dat 20 jaar geleden Inlia zich inzette voor vluchtelingen. Met de wetenschap van de reunie die aanstaande was (op 12 september 2010), wilde ik u iets vertellen over Lochem en haar kerkasiel in 1980. De Raad van Kerken Lochem en omstreken was dertig jaar geleden in vergadering bijeen. Er was een vraag of er een kerk kon worden opengesteld om vluchtelingen uit Oost Turkije, de z.g. Syrisch Orthodoxe Christenen, onderdak te verlenen in Lochem. Er werd hevig over gediscussieerd. In de Gereformeerde kerk kon het niet. De Hervormde kerk was niet geschikt. Ik liet me ontvallen, het kan misschien wel in de remonstrantse kerk. Ik schrok van mezelf! Gelukkig was Marius van Leeuwen er ook, toen onze predikant. We hebben het mee naar huis genomen en de volgende dag zaten we met enkele kerkenraadsleden bij elkaar. Om een lang verhaal kort te maken, het ging door en de Raad van Kerken benoemde een stuurgroep die alles voorbereidde. In de predikantskamer werd geslapen door vrijwilligers van verschillende kerken, want de deur was op slot en er was 24 uur per
dag bewaking. De kinderen speelden in de kerk en op de preekstoel en in de Arminiuskamer werd een baby geboren, Christiaan. Toen het bericht kwam dat ze niet bang meer hoefden te zijn voor arrestatie, gingen sommigen al de kerk uit. Anderen bleven tot ze in Enschede een woonruimte hadden gevonden. Hun leven hebben ze opgepakt en het gaat hun goed. Ze waren in de nacht van Koninginnedag gekomen in 1980 en ze gingen er met de zon van juli 1980 weer als vrije mensen uit. Op verzoek van één van hun kinderen zijn we na 30 jaar in de Remonstrantse kerk nu bij elkaar gekomen. Het was een warm weerzien.
•
Hanneke Rappel-van de Waal Toen voorzitter van de kerkenraad
De kinderen speelden in de kerk en op de preekstoel. in de Arminiuskamer werd een baby geboren!
Ferida Genç rechts op de achtergrond haar man Suleiman. De andere familie heet Koç. jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 29
De Remonstranten
Schatplichtig In 1936 werd in Nederland en daarbuiten de vierhonderdste sterfdag herdacht van Erasmus van Rotterdam (1466-1536). Naar aanleiding daarvan hield de Leidse seminariehoogleraar G.J. Heering in de Algemene Vergadering van de Remonstrantse Broederschap een rede over de volgende vraag: ‘Waren en zijn de remonstranten geesteskinderen van Erasmus of van de reformatie?’ Zijn conclusie luidde dat de remonstranten zowel schatplichtig waren aan Erasmus’ bijbels humanisme als aan de reformatie; het was dus geen kwestie van ‘of’ maar van ‘en’. Beide elementen waren echter niet gelijkwaardig: de reformatie was naar zijn mening de belangrijkste factor. Voor Heering was dit meer dan de constatering van een historisch feit. De reformatie met haar nadruk op zonde, genade, geloof en verlossing was voor hem levende traditie, die door de Verlichting en het negentiende-eeuwse theologisch modernisme ten onrechte naar de achtergrond gedrongen was. Remonstranten moesten niet vergeten dat zij voortgekomen waren uit de Gereformeerde Kerk. De invloed van Erasmus op de remonstranten bespeurde Heering in hun belangstelling voor wetenschap en beschaving, hun sterk ethischgeoriënteerde godsdienstigheid, afkeer van theologische speculaties en zin voor vrijheid en verdraagzaamheid. Deze aspecten waardeerde hij positief, zij het met enige reserve. Want de ‘diepte’ van het christelijk geloof heeft Erasmus niet gepeild, aldus Heering; hij was meer een zuiveraar van de kerk dan een ‘geloofshervormer in den dieperen zin’. 30 adrem remonstrants maandblad
Erasmus
Invloed van Erasmus? Al tijdens zijn leven werd Erasmus in geheel Europa gelezen, in het Latijn en in vertaling. Traditionele katholieke theologen bestreden hem, wat er uiteindelijk toe leidde dat zijn werk terechtkwam op de index van verboden boeken (1559). In protestantse landen bleef hij populair; ook doorgewinterde calvinisten hadden werk van hem in de kast staan. Dat betekent niet automatisch dat zij iets voelden voor zijn opvattingen over de vrije wil, die doen denken aan het latere remonstrantse standpunt. Toch beriepen de vroege remonstranten zich wat dit betreft niet op Erasmus. In de discussie tussen Arminius en Gomarus speelde hij geen rol; in Uytenbogaerts apologetische Kerkelicke Historie evenmin. Anders dan men misschien zou verwachten werd Erasmus’ geschrift over de vrije wil (De libero arbitrio) niet als wapen ingezet; de eerste Nederlandse vertaling verscheen pas in 1612 bij de remonstrantsgezinde drukker Mathijs Bastiaenz te Rotterdam. Wel beriepen remonstranten zich graag op de ‘late’ Melanchthon, wiens oorspronkelijk strenge standpunt over de vrije wil zich in erasmiaanse richting ontwikkeld had. Een van Heerings opvolgers, G.J. Hoenderdaal, meende in 1969 van enige invloed van Erasmus op Arminius te kunnen spreken. Deze betrof exegetische kwesties en de opvatting over de eenheid van de kerk. Evenals Erasmus legt Arminius de nadruk op het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en pleit hij voor liefdevolle verdraagzaamheid. Voorvechter van vrijheid De gedachte dat Erasmus tot de geestelijke voorouders van de remonstranten behoort is in omloop gebracht door Hugo de Groot en later sterk gepropageerd door Gerard Brandt. In het eerste deel van Brandts nog steeds lezenswaardige Historie der Reformatie (Amsterdam, 1671) wordt Erasmus, hoewel hij altijd katholiek is gebleven, getekend als een groot hervormer, bewonderenswaardiger nog dan Luther. In Brandts ogen wijst Erasmus zelfs de weg naar de ‘ware’ reformatie, omdat hij zich niet bezighield met discussies over nietnoodzakelijke geloofspunten en extreme posities wist te vermijden. Bij Erasmus’ portret in de Historie heeft Brandt het volgende gedicht gemaakt: Deez’ heeft de vrijheit in de Christen’ kerk geleidt. Deez’ zocht de waarheit; maar, door geen oproerigheit. Wat was hij vyandt van dat preêken met den deegen! Hoe stondt hem het geloof, dat bloedt derft plengen, tegen! Wie sedert reed’lijk, zacht, en vreedzaam is geweest, Geeft deezen Meester d’eer van zulk een’ Christen geest. ’T rechtmaatig onderscheidt der zaaken kon hy leeren, Een Rotterdammer leerdt de werelt Reformeren. Hiermee zijn alle kwaliteiten genoemd die Erasmus in remonstrantse kring sindsdien worden toegeschreven. Voortaan geldt hij als een van de voorvechters van de
historie
en...
‘vrijheid en verdraagzaamheid’ die in de remonstrantse beginselverklaring genoemd worden.
Verbreiding werken In de verbreiding van Erasmus’ werken hebben remonstranten een opvallende rol gespeeld. De Leidse drukker Johannes Maire publiceerde van 1641-1652 een serie van 23 deeltjes in handzaam formaat. De stuwende kracht achter dit project was Wilhelmus Henricus Vorstius, remonstrants predikant te Warmond. Het fraaiste monument dat voor Erasmus werd opgericht is de grote editie van zijn Opera Omnia in tien foliodelen (Leiden 1703-1706). Zij werd bezorgd door Jean le Clerc (Clericus), hoogleraar aan het Remonstrants Seminarie te Amsterdam. Maar ook wie geen Latijn kende werd bediend. De al genoemde Rotterdamse drukker Mathijs Bastiaensz bracht in 1616 een dozijn Nederlandse vertalingen op de markt, meest herdrukken. Wie biografisch geïnteresseerd was, was aangewezen op Erasmus’ omvangrijke correspondentie. Brieven werden echter nauwelijks vertaald. Pas in 1896 werd dat anders, toen de remonstrantse predikant J.H. Maronier, een zeer productief auteur, een Nederlandse vertaling publiceerde van James Anthony Froude, Life and Letters of Erasmus (1894). In deze biografie werd uitvoerig uit de correspondentie geciteerd; soms zijn complete brieven opgenomen. Maronier heeft aantekeningen bijgevoegd, waarin hij op grond van nieuwere literatuur correcties aanbrengt, en laat merken dat hij iets kritischer tegenover Erasmus staat dan Froude.
Lof der zotheid Waar blijft nu de Lof der Zotheid? Als remonstrants bewonderaar van wat in de loop der eeuwen Erasmus’ beroemdste boek werd, noem ik de in 1982 overleden Leidse hoogleraar L.J. van Holk. In 1936 schreef hij een luchtige beschouwing – dat was hem wel toevertrouwd – onder de titel: ‘Ook wij loven de zotheid’. Van Holk had een voorliefde voor het slot van de Lof, want daarin predikt Erasmus in de stijl van de zotheid ‘over de grootste wijsheid: die van God, die zich het dwaze dezer wereld verkoos, die in de Groote Liefhebbenden en Razenden woont, die de menschen tot de eenige ware zaligheid brengt: dat men zich wegschenkt om een schoonen droom aan de nietige wereld’. Hoe esthetiserend en gedateerd dit misschien ook klinkt, interessant is toch dat Van Holk juist het slot van de Lof accentueert. Dit gedeelte wordt doorgaans verwaarloosd, maar geldt tegenwoordig onder specialisten als de climax en de essentie van het boek. Of dit terecht is, is een andere vraag.
•
Hans Trapman Hoogleraar aan het Erasmus Center for Early Modern Studies in Rotterdam, waar hij de dr. Elie van Rijckevorsel Leerstoel voor Culturele Geschiedenis (ca. 1500-ca. 1700) bekleedt. jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 31
Een lichtje hier voor een lichtje daar! U een ster, ’n kind in Tanzania een solar huiswerklampje. Samen voor e 39,50
Bestellen? www.zzg.nl of bel (030) 692 71 80
miniatuur
Kop of kont Wat klinkt serieuzer dan de Proceedings of the National American Academy of Sciences (PNAC)? De onderzoeker die in de Proceedings mag publiceren is verzekerd van een glansrijke internationale carrière. Toch ontstond er een barst in deze academische vaas toen in 2008 in het eerbiedwaardige tijdschrift te lezen stond: vee graast opvallend vaak in de richting van Noord naar Zuid (of andersom). Waarschijnlijk hebben koeien en herten (schapen kennelijk niet) een magnetisch zintuig dat dit gedrag verklaart.
Ik heb het bij de boer van hiernaast, in Vriescheloo (OostGroningen), gecheckt en hij kwam niet meer bij. Maar goed, wetenschappelijke stedelingen denken het altijd beter te weten, of ze nu uit Amerika of uit de Randstad komen. Daar zijn ze hier aan gewend. Maar ik hield vol, de wetenschap in de aanslag. Wat wil het geval? De onderzoekers bekeken heel nauwkeurig op satellietfoto’s van Google Earth de stand waarin het vee graasde. En wat bleek? Op het Noordelijke halfrond graast het vee naar het Noorden (of naar het Zuiden want van zo hoog is kop van staart niet te onderscheiden). De beesten gehoorzamen dus op één of andere manier aan het magnetisch veld. Natuurlijk, iedereen kan zelf in de wei constateren dat de koeien liever de kop in de wind steken, terwijl de schapen liever met de kont in de regen staan. Maar dat, zeiden de onderzoekers, zijn slechts gelegenheidsgedragingen. Mijn buurman ligt nu dubbel. En ik kijk door het raam naar zijn koeien die kris kras door elkaar aan het grazen zijn, zoals de koeien op de foto. Zijn ze hun magnetische zintuig kwijt? Wat voert hij hen dan? Ik moet toegeven dat ik op dit punt eerder mijn buurman vertrouw dan de Amerikaanse Academie van Wetenschappen. Maar of ik gelijk heb? Deze week werd de verwarring compleet. Sinds de NS nieuwe sprinters op drukke trajecten heeft ingezet, vraag ik me af of de Amerikaanse Academie van Wetenschappen niet gelijk had. Sterker nog: deze eerbiedwaardige Academie blijkt over profetische gaven te beschikken! Want wat zie ik de laatste weken op station Amsterdam, Uitgeest, Leiden of Utrecht? Drommen reizigers die eerst allemaal turen in de richting van waaruit de trein zou moeten komen (maar niet komt). Als de trein eindelijk aankomt, draaien alle reizigers gezamenlijk een kwartslag in de richting van die ene deuropening waar ze allemaal tegelijk in willen stappen, terwijl de uitstappende reizigers allen de andere
kant uitkijken. Ik kijk er gefascineerd naar. Zou het hier om een vorm van evolutionair gedrag gaan, aangespoord door het elektromagnetisch veld van bovenleidingen? Ik raak in verwarring. Het wordt tijd voor een wetenschappelijk onderzoek! Titel van het artikel: De veranderde gewoontes van NS-reizigers na de introductie van de nieuwe sprinters. Een verkenning. De aanvaarding door de PNAS is verzekerd. En de NS-reiziger? Die gooit de kont tegen de kribbe.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Predikant in de remonstrantse gemeenten Rotterdam en Breda
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 33
letterkunde
Op 7 september vond in het Academiegebouw in Utrecht het symposium ‘De wereld als poppenkast’ plaats. Prominente neerlandici en theologen lieten hun licht schijnen op het levensbeschouwelijke karakter van het werk van Arnon Grunberg. Het symposium was georganiseerd bij gelegenheid van de oratie van Johan Goud als hoogleraar ‘Religie en zingeving in literatuur en kunst’ aan de Universiteit Utrecht. Het ‘enfant terrible’ Grunberg hoorde de wijsheden over zijn werk vanuit de zaal aan, Johan Goud voerde daarna een vraaggesprek met hem.
De wereld
als poppenkast Illusieloos Er is geen ontkomen aan en dat is precies de bedoeling. Grunberg laat zijn lezer niet ongeschonden wegkomen. De congresfolder formuleert deze ‘wurggreep’ op treffende wijze: ‘Het mens- en wereldbeeld dat uit Grunbergs boeken naar voren komt is illusieloos en gestempeld door de twintigste-eeuwse realiteit van mensenhaat en genocide. Menige hoofdfiguur in zijn romans wil de liefde en de hoop dood verklaren. Wie mens wil zijn moet, zo schreef hij, erkennen dat ons vertrouwen in de wereld onherstelbaar gebroken is. In het essay De Mensheid zij geprezen. Lof der Zotheid 2001 typeerde hij de wereld als een poppenkast, waarin mensen en goden hun rol spelen en keer op keer van rol verwisselen. ‘Deze wereld is niets dan een poppenkast voor verveelde goden.’ Tegelijkertijd blijven zijn personages ad absurdum op zoek naar een doel en naar anderen, en toont hij in het bijzonder in zijn columns een levendige belangstelling voor maatschappelijke en politieke verhoudingen.’
Ironie Geert Buelens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde in Utrecht, en Jaap Goedegebuure, zijn evenknie in Leiden, spraken over de ironie in het werk van Grunberg. De auteur gebruikt veelvuldig de stijlfiguur van het aforisme, gekenmerkt door absolute uitspraken, grote contrasten, banale onderwerpen en een gebrek aan relativisme. Vooral in zijn werk als columnist komt deze stijl goed tot zijn recht. Zijn woorden zijn als hamers op een aambeeld, ‘frapper toujours’, immers het schaden van de mens ziet de auteur als een soort opdracht van een schrijver. Ironie is bij Grunberg de voorbode van veel erger, het zijn ‘waarschuwingsschoten tijdens het bombardement’. Buelens constateert dat Grunberg in zijn recentere werk minder ironie gebruikt om zijn gevoelens op een afstand te houden. Literatuur wordt minder als vermaak gezien, er valt in zijn boeken minder te lachen. Zijn nieuwere romans hebben een 34 adrem remonstrants maandblad
meer moralistisch karakter dat de aanwezigheid van ‘het monster’ onder ogen ziet. De pijn om het leven wordt niet op een afstand gehouden, maar juist meer toegelaten.
Waarheid Thomas Vaessens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de UvA, legde de nadruk op Grunberg als journalist. Hij constateert een toegenomen belangstelling voor journalistiek graafwerk en voor documentatie in zijn boeken. Tirza en Onze oom zijn daar recente voorbeelden van. Deze insteek komt voort uit het pleidooi van Grunberg voor engagement van een schrijver (zie Vaessens’ De revanche van de roman). Grunberg ontwikkelde een voorkeur voor literatuur die in de realiteit is geworteld en keert zich tegen escapisme. ‘De inzet van de roman moet de waarheid zijn’. Hij schrijft regelmatig over maatschappelijke kwesties en kiest daarbij vaak de metafoor van de ‘embedment’, de participatieve onderdompeling, bijvoorbeeld bij de Nederlandse militairen in Uruzgan, bij de Leidse studentenvereniging Minerva, bij de Mennonieten, in de wijk Leidsche Rijn of als ober in een restaurant. Het tijdperk van de puur esthetische romans is voorbij, aldus de auteur, de grenzen tussen fictie en non-fictie vervagen. Een bewuste keuze: fictionalize to create better effect. Grunberg is het postmodernisme voorbij, aldus Vaessens, ‘de vroegere ironicus Grunberg zoekt een manier om het postmodernistische spiegelpaleis te verlaten’.
Hoop Erik Borgman, hoogleraar Theologie van de religie aan de Universiteit van Tilburg, sprak over tekenen van hoop in het werk van Grunberg, zonder overigens het woord God ook maar één keer in de mond te nemen. Hij constateert dat liefde en hoop bij Grunberg niet dood zijn, maar dat zij in hun aanwezigheid de pijn van het leven juist present stellen. De hoofdpersonen in zijn boeken verlangen naar ordening, naar zin en begrijpe-
Symposium over levenbeschouwelijke aspecten in het werk van Arnon Grunberg lijkheid van het leven, maar vinden deze nergens. Een leven met een doel daarentegen is ook onleefbaar. Hoop is voor de personages eigenlijk helemaal niet prettig, ze willen er van af, zoeken troost en verlossing in geweld en nihilisme, maar het lukt ze niet om die staat te bereiken. Christian Beck, de hoofdpersoon uit De Asielzoeker, bijvoorbeeld ontmaskert alle illusies en wil de betrokkenheid bij zijn medemensen uitbannen. Dat wordt zijn eigen ondergang want er is daarna niemand meer om te vertrouwen. Zo personifieert hij de paradox van het leven: er is geen asiel voor wie geen asiel kan verlenen.
Meer dan ontmaskering De oratie van Johan Goud vormde het besluit van dit symposium. Hij nam ons mee naar de roman Misdaad en Straf van Dostojewski. De slotregel daarvan luidt: ‘maar ons verhaal van nu is uit’, en dat is ook de titel van de oratie geworden. Ook Grunberg refereerde in zijn essay Lof der Zotheid aan deze slotzin van Dostojewski. De Russische schrijver drukt er volgens Goud mee uit ‘dat het noodlottig verlopen oude verhaal geen definitieve visie of laatste oordeel over de mogelijkheden en onmogelijkheden van mensen presenteert. Maar hoe het als optie opengehouden andere verhaal er uit zal zien, bleef onbeslist. De uitleg die Grunberg voorstelde hield in dat de mens zal verdwijnen. Hij is bedrogen door de sprookjes van rechtvaardigheid, mededogen, liefde, werkelijkheid. Dat experiment is nu ten einde. Zijn hoofdstuk wordt afgesloten. Andere dieren mogen zijn rol nu overnemen.’ Een hoogleraar religie en zingeving is hiermee natuurlijk niet tevreden. Goud stelt zich dan ook de vraag of de teksten van Grunberg meer zijn dan alleen ontmaskerend en hij komt tot vier observaties die in die richting wijzen. Zo is er in de eerste plaats de afstand die Grunberg neemt ten opzichte van vormen van extase en enthousiasme die de kritische distantie wegnemen. Ten tweede is er het paradoxale besef
van de waarde van moraal en, daarmee nauw verbonden, van religie. ‘God is de wet. Wie niet over God spreekt als over de wet, heeft het feitelijk over iets anders’. Ten derde is er zijn afkeuring van een gemeenschappelijke cultuur om de kloof tussen mensen te dichten. Hij geeft aan dat de kloof tussen alles en iedereen hem toch verreweg het liefst is. Ten vierde is er de gedachte dat mensen lichamelijk bestaan. Waar dat vergeten wordt dreigt hypocrisie en erger dan dat, aldus Grunberg. In het tweede deel van zijn oratie gaat Goud in op de opdracht van zijn leerstoel. Hij geeft daar een aantal redenen voor ‘levensbeschouwelijk lezen’. Narrativiteit moet, stelt Goud tot slot. ‘Bij christelijke theologen overheerst dikwijls de verknochtheid aan een discursieve en systematische denktraditie. Veel wetenschappelijke atheïsten lijken nauwelijks te twijfelen aan de geldigheid van logische en wetenschappelijke argumentaties in kwesties van geloof, hoop en liefde. Beiden zouden naar mijn vaste overtuiging gebaat zijn bij een oriëntatie in narratief en poëtisch denken. In de literatuur en de kunst, maar ook in de religieuze verhaaltradities wordt het gecultiveerd. De thema’s die er in aan de orde komen onttrekken zich aan het harde onderzoek, maar houden velen van ons uit de slaap: liefde en haat, schuld en boete, zin en zinloosheid. We hebben verhalen nodig om er iets van te begrijpen, oude, nieuwe en steeds weer nieuwe verhalen.’
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten In november 2010 verschijnt de publicatie: J.Goud (red), ‘Het leven volgens Grunberg. De wereld als poppenkast’. ISBN 9789086870684, prijs ca euro 18,95. Hierin zijn de tekst van de oratie en alle inleidingen van het symposium opgenomen.
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 35
international association for religious freedom Greteke de Vries bezocht van 4 tot 8 september namens de Remonstrantse Broederschap het 33ste Wereldcongres van de International Association for Religious Freedom (IARF) in Kochi, Kerala, zuidwest India. Haar trof vooral de oproep om religieus pluralisme te omarmen en de seculiere staat te helpen verstevigen.
Ontmoetingen in India ‘Als alle zeeën zouden veranderen in inkt en alle oerwouden in potloden, dan nog zou dat niet voldoende zijn om Gods grote daden te beschrijven!’ Een spontaan applaus klonk op uit de zaal toen professor B. Sjeik Ali uit India zijn pleidooi hield om je geloof serieus te nemen en tegelijkertijd niet te denken dat alleen je eigen religie alles over God weet te vertellen. Tijdens het 33ste Wereldcongres van de IARF was hij één van de sprekers die me bij is gebleven, ook vanwege de wat komisch aandoende lange uithalen waarmee hij sprak: als een oud-gereformeerde kanseltijger met een zwaar Indisch-Brits accent. De vraag van zijn lezing was: ‘Hindoes, Moslims en Christenen: hoe kunnen zij in India samenleven?’ Ik was ervoor gaan zitten, want de vraag waarmee ik naar India was vertrokken vond hier misschien een begin van een antwoord. De vraag die ik van de Raad voor Samenwerking en Oecumene had meegekregen was: is de relatie tussen de remonstranten en de IARF nog zinvol? Mijn persoonlijke vraag was: hoe kunnen remonstranten zowel met PVV’ers in gesprek gaan als met moslims en mensen die een multiculturele samenleving voorstaan?
Gemeenschap van alle mensen Toch was het niet Sjeik Ali die mij inhoudelijk verder hielp, maar de christen dr. Ninan Koshy, ook uit India. Jarenlang had hij,
36 adrem remonstrants maandblad
mede vanuit zijn functie bij de Wereldraad van Kerken, ervaring opgedaan met het voeren van interreligieuze gesprekken als een alternatief voor zending en missie. Hij stelde dezelfde vraag als de sjeik en stond stil bij de lange traditie in India van religieus pluralisme en vreedzaam samenleven. De meeste mensen in India zijn Hindoes; na Indonesië is dit het land met de meeste moslims, en christenen vormen een kleine minderheid. Daarnaast zijn er nog vele andere religieuze minderheden. Ik had inmiddels kunnen ontdekken hoe waar dat was. Op ongeveer elke hoek van de straat staat wel een tempel, een kerk of een aanbiddingsplekje. Koshy betoogde, dat het van levensbelang is, dat India een seculiere staat is en iedere religieuze groepering erkent. Dat vond de sjeik trouwens ook. Toch zijn er in India problemen door wat Koshy noemde: ‘communalisme’ en ‘religieus extremisme’. Wat die laatste term inhoudt merkte India in deze dagen weer in Kashmir; met de eerste term duidde hij op loyaliteit aan de eigen religie of denominatie, de eigen (sub-)kaste. Een community in wijdere zin slaat echter op de gemeenschap van álle mensen die in de ogen van God gelijk zijn. ‘Met oprecht respect en in dialoog moeten we de ander als gelijke willen beschouwen. In een pluralistische samenleving heb je het niet alleen over de rechten van je eigen godsdienst, maar
je claimt ook het recht van de godsdienst van de ander.’ Juist voor minderheidsgodsdiensten als het christendom in India – dat er bestaat sinds het begin van het christendom! - zag Koshy een belangrijke taak. ‘De rechten die minderheden in dit land krijgen moeten ze aanwenden voor het nut van iedereen, voor het humaniseren van de hele samenleving. Sterker: religieuze minderheden als het christendom moeten de seculiere Indiase staat helpen verstevigen. Alleen dan kan de vrijheid van iedere godsdienstige groepering om te vergaderen, te bewegen en zich uit te drukken op eigen wijze verzekerd blijven.’
met organisaties buiten de eigen directe kring. Ook aan de mogelijkheid van ánderen, om verder te kijken dan de eigen religieuze en culturele grenzen, dragen we bij door onze betrokkenheid. Door dit congres konden bijvoorbeeld jongemannen uit Pakistan, Soedan en Saoedi Arabië in vrijheid spreken met Unitariërs, Bahai-mensen, Joden, etc. En die ene studente uit Afghanistan trof me toen ze zei: ‘Wij hebben alleen maar moslims, heel veel soorten moslims, maar ik ken niemand van een ander geloof.’
Regionalisering Is het daarom zinvol om ondanks Europa Op mijn vraag of de sprekers mij nog wat richting konden geven voor de Nederlandse samenleving, reageerde sjeik Ali met een antwoord dat me iets te makkelijk voorkwam: we moesten vooral zoeken naar harmonie en eenheid. Ninan Koshy kende de controverses in Nederland, als ook in Zwitserland. Hij antwoordde: ‘Religieus pluralisme komt nu pas in Europa echt op gang. Andere religies dan de christelijke zijn er relatief nieuw; de veranderingen zijn ook verbonden met rassenverschillen en met politieke problemen als immigratie. De kerken moeten een oprechte poging doen om hen die in de samenleving erbij gekomen zijn te accepteren; pogingen om kloven te overbruggen en om gelijkheid van mensen van andere religies te accepteren is een belangrijke taak.’
Buiten de eigen context Ik was blij met deze inzichten, zeker toen ik me realiseerde dat het publieke debat in Nederland nauwelijks meer hierover gaat. Hoe makkelijk ook word je meegezogen in de stroom die salonfähig begint te worden, dat de islam hier niet hoort en dat moslims zich te weinig aanpassen. Pluralisme accepteren, dialoog blijven aangaan (ook met de PVV!), opkomen voor de religieuze vrijheid van de ander... kennelijk had ik afstand nodig om weer helder te kunnen zien. Zo werkt het trouwens altijd met ontmoetingen buiten de eigen context. Daarom vind ik het van belang dat de Remonstrantse Broederschap verbindingen blijft aangaan
onze geringe financiën en beperkte menskracht de band tussen IARF en de Remonstrantse Broederschap aan te houden? Het zwaartepunt van de IARF ligt niet meer bij het hoofdkantoor, dat nu in Osaka ligt. Het Algemeen Bestuur, waarin sinds dit congres Annelies Trenning en Wytske Dijkstra als afvaardiging van het Europese ‘chapter’ zitten, heeft niet meer alle touwtjes in handen. Regionalisering is ook in deze organisatie het devies, maar hoe, dat moet veelal nog worden uitgevonden. Het kan goed zijn om juist dan dáár (= hier te lande) van ons te doen horen. Dat we ons in de geest van de IARF juist nu moeten inzetten voor verzoening tussen de godsdiensten staat voor mij na dit congres als een paal boven water. Het steunen van plaatselijke Platforms voor Religies en Levensbeschouwingen kan daarvan een goede uitwerking zijn. Een andere mogelijkheid is wellicht dat we de aanwezigheid van de IARF bij de Verenigde Naties steunen. John Taylor uit Engeland doet dat nu in zijn hoedanigheid als vicevoorzitter van de NGO voor Vrijheid van Religie of Geloof. Hij is op leeftijd en kan wat hulp gebruiken. Voelt iemand zich aangesproken? Zie voor foto’s, lezingen en verslagen de website van de IARF: www.iarf.net
•
Greteke de Vries Predikant remonstrantse gemeente Amersfoort
jaargang 21 nr. 8 oktober/november 2010 37
tentoonstelling
Schoonheid
van een leeg museum Wat is nog heerlijker dan dwalen door museum zalen zonder kunst? Het lijkt een flauwe kermis truc: ‘Komt dat zien! Nog nooit vertoond.’ Je kunt je nieuwsgierigheid niet bedwingen. Je trapt erin. Later doorzie je de trucage. Je voelt je bedrogen als je het ‘fenomeen’ verlaat. ‘Weer getild’, denk je en je zorgt dat je je snel uit de voeten maakt, opdat niemand jouw zwakheid ziet. Met dat gevoel lopen sommige mensen rond in het ‘tijdelijk geopend Stedelijk’ in Amsterdam. Je kunt het zien aan hun schichtige manier van voortbewegen.
‘Getild’ kunnen zij zich toen ik er was niet voelen, want vanwege de Uitmarkt is de entree die dag gratis. Dus alle waar naar zijn geld? Ik vind het wel jammer dat ik mijn museumkaart niet kan verzilveren. Een hele reis en dito kosten gemaakt teneinde dit unicum te kunnen bezoeken. Om dan toch in een gratis attractie terecht te komen, heeft iets van de aankoop van een nepdiamant. Snel raak ik over mijn teleurstelling heen en begint het genieten van het niets, de lege zalen. Dit zouden museumdirecteuren meer moeten doen: minder kunst tonen. Niet omdat het niet mooi is, maar omdat het vaak te veel is. Het heeft dikwijls meer weg van een rommelmarkt, waarbij je op zoek bent naar iets dat je raakt. Door de overvloed van spullen kun je nou net niet dat potje vinden dat jouw dag verlicht. Maar lege zalen bewonderen? Het voelt alsof ik de kamer geheel gewit heb. Nog even de meubels buiten laten staan. Nog even genieten van deze sereniteit. Hoe meer je de bedoening opbouwt, hoe minder er overblijft van deze maagdelijke witheid. Dat voelt als verlies, maar je weet ook: een lege kamer woont niet geriefelijk. Het is een compromis.Toch zijn de zalen niet allemaal geheel leeg. Soms is een kleur van licht die de hele zaal vult, soms een kleine ingreep die nauwelijks opgemerkt wordt. Zo is het dubbel genieten van het onverwachte. Ik stuit 38 adrem remonstrants maandblad
op kleine en grote verrassingen. Eentje daarvan is het werk van Rineke Dijkstra, oorspronkelijk fotografe, die personen op een onconventionele manier vertolkt in haar shots: persoonlijkheden zijn het, niet groots maar kwetsbaar, zoals u en ik. En dan ineens een videopresentatie, dat had ik van haar nog niet gezien. Video’s kunnen iets gemakkelijks hebben, want alles wordt je voorgeschoteld. Je hoeft er weinig voor te doen. Het komt vanzelf op je af. Ik moet echter moeite doen om dit beeld tot mij door te laten dringen. Ik zie een Brits meisje in schoolkostuum minutenlang een schilderij natekenen. In een presentatie ernaast: Britse schoolkinderen, sproetjes, brilletjes, staartjes. Ze hebben iets puurs. Het is een video (in drie scènes) waarbij de kinderen reageren op een schilderij dat niet getoond wordt. De kinderen verplaatsen zich niet, spreken reagerend op elkaar en na elkaar. Het zijn prachtige portretten, fossielen haast. Ik heb mijn diamant gevonden! Met volle teugen zuig ik het elixer op. Dronken verlaat ik het illustere gebouw dat mijn gedachten van die dag kleurt. Het is dus uiteindelijk toch nog goed gekomen!
•
Tot januari 2011 te bezichtigen: ‘Taking Place’ in het Tijdelijk Stedelijk Museum in Amsterdam. Hans van der Waal Lid remonstrantse gemeente Schoonhoven
column
Columbus verdwaald Mijn tweede reis buiten Europa maakte ik in juni als remonstrants afgevaardigde bij het congres van de World Alliance of Reformed Churches (WARC). Dit vond plaats in Grand Rapids, Michigan, een paar uur rijden van Detroit. Hoofdzaak was het wereldcongres op de campus van Calvin College (!) waar ik veel mensen ontmoet heb, bijbelstudies gedaan heb en vieringen heb beleefd met liederen die ook remonstranten hier een nieuwe impuls kunnen geven. Waar we gesproken hebben over mensenrechten en over economische verhoudingen. Over klimaatproblemen, maar ook over de remonstrantse belijdenis van 2006. Als remonstranten passen we wel bij deze - gematigde -, maar rijk geschakeerde nazaten van Calvijn. Alleen onze kleding, oerdegelijk westers, zat ons westerlingen op gezette tijden in de weg. Want wat staken wij bij de openingsceremonie mager af bij de kleurenrijkdom van de Zuid-Amerikanen, Afrikanen en Aziaten! Toch past ‘strak in het pak’ misschien beter bij ons, want wij zijn geen dansers, maar denkers. In 10 dagen Grand Rapids veranderde mijn wereldbeeld behoorlijk. Als Nederlander zag ik Europa toch als het centrum van de westelijke wereld. Eenmaal in Noord-Amerika lag het toch wel ver weg. En cultureel? Een
gevoel van jaloezie kwam wel boven in het Metropolitan Museum: wat doen al die Europese schilderijen hier? Maar binnen de VS is lang niet iedereen gelijk. Bij de eerder genoemde opening van het congres heetten de hoofden van de lokale indianenstammen ons welkom op ‘hun land’. Dat was een echte eyeopener! En een van hen sprak de gevleugelde woorden: ‘Weet u, wij zorgden heel goed voor Columbus toen hij verdwaalde op de kusten van ons land’. Maar deze uitspraak had ook een wrange keerzijde, toen we in de dagen erna meer hoorden over de enorme achterstelling van Native Americans. Tenslotte leerde ik de zelfbewuste mensen van het zuidelijk halfrond kennen. Een onsje meer van dat zelfbewustzijn zou ons Europeanen beslist goed doen: dat we belangrijke waarden te bieden hebben, maar ook dat we de wereld delen met vele anderen.
•
Lense Lijzen Predikant gemeente Groningen
Nieuw bij Uitgeverij Meinema Meerten B. ter Borg
Vrijzinnigen hebben de toekomst Een essay
Meerten ter Borg ziet vrijzinnigheid als een mentaliteit die bepalend is geweest voor de Nederlandse cultuur en dat ook in de toekomst zal zijn. 160 blz., 16,50
Stichting Kantoor Kerkelijke Administraties KKA is de administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen • Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Hoofdkantoor Koningin Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort Telefoon (033) 467 10 10
Regiokantoren • Rosendaalseweg 507 • 6824 KL Arnhem Telefoon (026) 370 86 05 • De Drift 46 • 9203 GH Drachten Telefoon (0512) 53 99 70 • Willem III straat 38A Postbus 53028 • 2505 AA Den Haag Telefoon (070) 397 31 05 • Stationsweg 159 • 9471 GP Zuidlaren Telefoon (050) 402 74 11
Geïnteresseerd? Geef u op voor het minisymposium op vrijdag 19 november in Leiden. Hier debatteren Erik Borgman en Hans Alma, onder leiding van Gerrit de Kruijf, met Meerten ter Borg over de stelling die hij in zijn boek uiteenzet. Opgave via:
[email protected]
Verkrijgbaar in de boekhandel en bij www.uitgeverijmeinema.nl
Salarisbureau / Afd. Verzekeringen Brouwerstraat 14 Postbus 87 • 3770 AB Barneveld Telefoon (0342) 41 57 80
www.kkgkka.nl
het gezicht van...
Bert Dicou Kind? ‘Ik ben geboren in Apeldoorn en opgegroeid in Eerbeek en Brummen. Altijd het kleinste jongetje van de klas die het wist te compenseren door extra kabaal te maken. Ik was een echte bèta en ben begonnen met een studie scheikunde. Na een jaar leek theologie me een mooie veelomvattende studie; bovendien had ik het gevoel dat het geloof draaide om belangrijke waarheden, die ik graag tot op de bodem wilde doordenken.’
Predikant? ‘Ik heb een vrij eenvoudig geloof. Ik geloof dat God ons liefheeft, ons dagelijks ter verantwoording roept en ons dagelijks zijn genade schenkt. Ik geloof dat Hij mens geworden is in Jezus Christus; wanneer we ons op hem richten kan dat ons leven en onze wereld transformeren in de richting van vrede, rechtvaardigheid, verzoening. Ik zie de kracht van het kwaad en de alomtegenwoordigheid van het lijden maar ik geloof in de opstanding. Het is geweldig om predikant te zijn. Vooropgaan in de geloofsverdieping. Samen met anderen zoeken naar wat God ons geeft en wat God van ons vraagt. Daar, als het even wil, handen en voeten aan geven. Bij mensen zijn als het slecht met ze gaat en (vaak) meemaken hoe ‘opstanding’ geen mooi ver geloofswoord is, maar gestalte kan krijgen in de dagelijkse werkelijkheid. Ik heb na verloop van tijd ontdekt dat het inderdaad mijn roeping is. Ik denk wel eens over andere banen na, maar geloof niet dat dat mag.’ 40 adrem remonstrants maandblad
En nu hoofdredacteur van AdRem… ‘Ik wil het in mijn eerste vergadering met mijn mederedactieleden over de invulling van AdRem hebben. In het algemeen vind ik de huidige uitgangspunten prima: fris opgemaakt (ik ben zeer te spreken over de nieuwe stijl) en artikelen die er mogen zijn. Niemand heeft behoefte aan een maandblad dat nergens over gaat. Verder zie ik veel in een dubbel spoor, van ruime aandacht voor remonstrantse en andere vrijzinnige aangelegenheden, naast een open oog voor waar andere christenen mee bezig zijn. We zijn ten slotte maar een minikerkje in die geweldig grote christelijke beweging, waar heel veel interessants gebeurt wat ons ook aangaat. En natuurlijk een open oog voor cultuur en samenleving.’ En naast het werk? ‘Ik woon in een Centraal-Wonenproject, bestaand uit 70 woningen. We wonen er nu 25 jaar. Onze kinderen zijn er geboren en opgegroeid. Onze verbondenheid met dit ‘Woonkollektief Purmerend’ is de reden dat ik nooit verhuisd ben, ook niet toen ik elders werkte. Wat ik verder graag doe: boeken kopen (veel te veel), over het www surfen (veel te lang), door de Noordhollandse polders fietsen. Op vakantie gaan naar oesterstadjes.’
•
Carla Bierlaagh Redactielid van AdRem