Notities over de Canon van Nederland in het Onderwijs (2005-2016) Inhoudsopgave
Advies over de Canon van de Onderwijsraad Enkele suggesties voor een projectplan voor de totstandkoming van de Nederlandse canon Instellingsbesluit Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 16 oktober 2006 Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 3 juli 2007 Gezamenlijk persbericht ministerie van OCW en de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon Canon van Nederland – presentaties maandag 16 oktober 2006 entoen.nu (deel C) : Rapport van de commissie ontwikkeling Nederlandse Canon 2007 Advies Raad van State 16 december 2008 Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting. Nader rapport (reactie bewindslieden op het advies Raad van State) van 24 april 2009 Twee brieven De canon en het leerplan De canon en de musea te Arnhem en Amsterdam
Notities over de Canon van Nederland
1
Advies over de Canon van de Onderwijsraad Het volgende is gebaseerd op het advies De stand van educatief Nederland en geeft op onderdelen een nadere uitwerking van een mogelijke procedure. In de samenvatting van het advies is het canon-advies als volgt weergegeven: ‘Het is noodzakelijk meer aandacht te besteden aan de socialisatietaak van het onderwijs; daarbij hoort ook aandacht voor onze culturele identiteit. Twee belangrijke componenten daarvan zijn de bijdrage van het onderwijs aan een moderne invulling van burgerschap en de bijdrage aan de overdracht en verdere ontwikkeling van het cultureel erfgoed. De raad wil de relevantie van het onderwijs voor de samenleving versterken door te komen tot een nieuwe canon voor het onderwijs. Hierbij gaat het om die waardevolle onderdelen van onze cultuur en geschiedenis die we nieuwe generaties via het onderwijs willen meegeven. De canon is van belang voor de gehele samenleving, dus niet alleen voor een elitaire groep. Ook is de canon zowel conserverend als vernieuwend van aard. De raad ziet de canon als bestaande uit drie nauw verbonden onderdelen: een geheel van inhouden, een argumentatie bij deze inhouden en een methode om tot periodieke bijstelling van de inhouden en de argumentatie te komen. De raad stelt voor de canon uit te drukken in leerinhouden. Daaraan zullen die leergebieden, vakken en disciplines die in eerste instantie met de canon geassocieerd worden, een bijdrage moeten leveren. Het gaat om taalonderwijs, geschiedenis, wereldoriëntatie, maatschappijleer, cultuur en kunstzinnige vorming, en wetenschapsontwikkeling. Maar ook leerinhouden in de sfeer van geografie en techniek kunnen tot de canon gaan behoren. Een formulering van de canon in leerinhouden wil overigens niet zeggen dat al deze leerinhouden ook moeten zijn voorgeschreven in het onderwijs. Voor een deel zal de canon tot uitdrukking komen in kerndoelen en examenprogramma’s. De canon omvat echter meer – zowel inhoudelijk als qua betrokken onderwijssoorten. De canon bestaat uit meerdere lagen: een laag van inhouden die in kerndoelen en examenprogramma’s naar voren komt; een laag van inhouden die een leidraad biedt voor het onderwijs buiten het kerncurriculum; en een laag die verder strekt dan het onderwijs. In de visie van de raad stelt de Minister die onderdelen van de canon vast die in kerndoelen en examenprogramma’s naar voren komen. Wat betreft de andere twee lagen van de canon heeft de Minister geen wettelijke bevoegdheid; wel kan de Minister het geheel als een belangrijke nationale streefrichting en een belangrijk richtsnoer aan het onderwijsveld ter beschikking stellen.’ In het advies (hoofdstuk 1) zelf zijn de volgende passages over de canon opgenomen. ‘Actueel debat over onze culturele identiteit Mede naar aanleiding van de eerdergenoemde twijfel over de allesbepalende waarde van individualisme en van recente schokkende gebeurtenissen, is het debat over de culturele identiteit van ons land opgelaaid. Daarbij gaat het ten eerste om de relatie tussen en vermenging van de traditionele Nederlandse cultuur en culturen van nieuwkomers. In het Notities over de Canon van Nederland
2
onderwijs komt dit aspect onder meer tot uiting in de zoektocht naar manieren om om te gaan met zeer verschillende (etnische) groeperingen van kinderen en jongeren, en in toenemende aandacht voor zaken als sociale vaardigheden, burgerschap en het samen leven en samen werken van leerlingen met uiteenlopende achtergronden. Zo zal ook het onderwijs naar een balans moeten zoeken tussen klassieke waarden (plichten), individualisme, en waarden als gemeenschapszin en burgerschap. Onderwijs (onder meer geschiedenisonderwijs, levensbeschouwing) biedt leerlingen de mogelijkheid om een visie te ontwikkelen op hun eigen bestaan en hun relatie tot anderen. Ten tweede gaat het om de discussie over de culturele geschiedenis van Nederland. Volgens Von der Dunk (1998) is het verleden van cruciaal belang voor de huidige cultuur: “Bij de voorstellingen die mensen hebben bij het heden en de toekomst is het verleden als een constitutieve kracht aanwezig. Cultuur is identiek met het besef van haar verleden, zoals het menselijk bewustzijn niet zonder geheugen functioneert.” Het cultureel verleden zoals we dat nu kennen en waard vinden om te behouden, wordt cultureel erfgoed genoemd. Voor een omschrijving hiervan sluiten we ons aan bij de Werelderfgoedconventie van de Unesco (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) uit 1972, in 1992 door Nederland geratificeerd. Dit verdrag is gericht op het behoud van cultureel en natuurlijk erfgoed (monumenten, gebouwen, landschappen) met een unieke en universele waarde. Daarnaast heeft de Unesco in 2003 een conventie aangenomen die oproept om ook immaterieel erfgoed te beschermen en behouden. Hieronder vallen gebruiken, voorstellingen, expressies, kennis en vaardigheden (en de bijbehorende voorwerpen) die gemeenschappen erkennen als onderdeel van hun cultureel erfgoed. De conventie onderkent vijf onderdelen: orale tradities en uitingen; podiumkunsten; sociale praktijken, rituelen en feestelijke gebeurtenissen; kennis van en praktijken rond de natuur en het heelal; en traditionele ambachten. Ook houdt de Unesco zich sinds enkele jaren bezig met het behoud van het zogenoemde digitaal erfgoed en is een conventie over de bescherming van culturele diversiteit in voorbereiding. Het onderwijs kan leerlingen historisch besef bijbrengen en bijdragen aan de socialisatie van jongeren op basis van een gedeeld geheel aan relevante leerinhouden. In dit verband is er vernieuwde aandacht voor de vraag of het onderwijs het (immateriële) cultureel erfgoed nog voldoende overdraagt aan nieuwe generaties. In dit debat wordt ook wel gesproken van de zogenoemde canon: “een verzameling van (…) werken die in een samenleving als waardevol erkend worden en dienen als referentiepunt in de (…) beschouwing en in het onderwijs”. Of anders en wat beperkter geformuleerd: “het geheel van teksten, beelden, kunstwerken en historische gebeurtenissen dat het referentiekader is van een gedeelde cultuur.” Doorman (2004) bespreekt vier bezwaren tegen de gedachte van een canon: de canon is conserverend door de nadruk op het onaantastbare ervan; is onveranderlijk; ‘canoniseert’; en is elitair (de canon is een ander woord voor ‘high culture’). Deze vier bezwaren kunnen volgens Doorman allemaal worden gerelativeerd. Uiteraard is de canon conserverend, maar hij is ook de context waarbinnen vernieuwing kan plaatsvinden, wanneer individuen zich afzetten tegen het bestaande. De canon is niet onveranderlijk of statisch, maar continu in beweging. De canon is inderdaad een selectie, maar dat wil niet zeggen dat we enkel oog moeten hebben voor het gebruik door machthebbers of gevestigde elite. Doorman spreekt van een onaantrekkelijk perspectief waarin geletterdheid verdacht wordt en waarin bewondering voor eruditie omslaat in bitterheid en haat. “Dit
Notities over de Canon van Nederland
3
perspectief trekt een ander soort docent, en dat soort is steeds rijker vertegenwoordigd aan middelbare scholen, hogescholen en universiteiten.” Dat de canon ook cultuuruitingen kan omvatten die getuigen van achterhaalde opvattingen (zoals over de positie van vrouwen) is geen reden om de canon te verwerpen. De discussie over de canon speelt onder meer rondom het literatuuronderwijs, het godsdienstonderwijs, de ontwikkeling van de wetenschap en het geschiedenisonderwijs (zie tekstkader). De canon wordt gevormd door de verbinding tussen debatten op deelterreinen, onder meer over: • het literatuuronderwijs: welke teksten wil het onderwijs leerlingen en studenten in ieder geval meegeven; • andere klassieke teksten: welke overige teksten geven we mee, zoals het plakkaat van Verlatinghe (1581); Johan Nieuhofs beelden van een Chinareis 16551657; Iovrnael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe: de wonderlijke avonturen van een schipper in de Oost 1618-1625; enkele brieven van Thorbecke; • het geschiedenisonderwijs: welk verhaal wil het onderwijs vertellen, wat is de chronologie, wat zijn de brokstukken van dat verhaal; • het godsdienstonderwijs: wat zijn de maatschappelijke en culturele implicaties van het Christendom, wat zijn vrijheden van godsdienstonderwijs, aan welke beperkingen is het onderhevig; • de ontwikkeling van kennis en wetenschap in en vanuit Nederland (denk bijvoorbeeld aan Hendrik Antoon Lorentz, Christiaan Huygens en Luitzen Brouwer); en • de Nederlands identiteit: hoe leren we leerlingen en studenten uitnodigend te zijn naar andere groepen om een bijdrage te leveren aan de voortgang van het Nederlandse verhaal, hoe willen bepaalde groepen en individuen straks in de Nederlandse geschiedenis worden vermeld. De canon is in de opvatting van de raad zowel conserverend als vernieuwend. Zo is er in de canon bijvoorbeeld ruimte voor bijdragen vanuit de islam. Op drie manieren kan men zich een dergelijke bijdrage voorstellen: vanuit de wetenschap heeft Nederland historisch veel gedaan aan de studie van de islam (bijvoorbeeld Snouck Hurgronje); voorts heeft Nederland vier eeuwen ervaring met Indonesië, een grotendeels islamitisch land; en tot slot is de canon ook een uitnodiging en kunnen de huidige islamitische Nederlanders hun bijdrage aan de canon toevoegen. De canon zoals de raad die ziet is geformuleerd in leerinhouden en draagt bij aan het verhaal dat Nederland over zichzelf wil vertellen aan nieuwe generaties. De canon doet dit door een selectie te maken waar leraren, docenten, leerlingen en studenten zich aan kunnen spiegelen. Tegelijkertijd worden zij uitgenodigd om aan de verdere ontwikkeling van de canon bij te dragen. De canon kan meer lagen omvatten: een laag van inhouden die behoort tot het verplichte onderwijsaanbod, een laag die een leidraad biedt voor het onderwijs buiten het kerncurriculum en een laag die verder strekt dan het onderwijs.’ Drie lagen in de canon/ drie doelgroepen van de canon 1. Leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs De eerste laag van de leerinhouden is bestemd voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Het gaat hier om een traditionele bevoegdheid van de minister, nieuw is dat zij die nu gaat uitoefenen in het perspectief van de canon.
Notities over de Canon van Nederland
4
2. Leerinhouden voor leraren, docenten en studenten De canon kan leraren en docenten een ruggensteun geven die ze nu ontberen. Ze worden nu vooral aangesproken op vakkennis en pedagogisch-didactische, begeleidende en organisatorische bekwaamheden (zie de AMvB bij de BIO wet). De rol die leraren en docenten eigenlijk altijd hebben gehad in het kader van de ontwikkeling van het land in educatief-culturele zin is de laatste tijd ondergesneeuwd, maar kan heel goed worden geactiveerd met behulp van de canon. De canon kan voor leraren en docenten ook een stimulans betekenen in hun beroepsuitoefening. Zoals leraren en docenten gestimuleerd kunnen worden kennis te nemen van de canon geldt dit eveneens voor studenten in hogescholen en universiteiten, ook zij kunnen zich gestimuleerd weten om kennis te nemen van wat Nederland aan interessants heeft voortgebracht en brengt. Voor hen is de canon uiteraard niet verplicht, zoals studenten ook niet verplicht zijn alles van de canon voor hun persoonlijke rekening te kunnen nemen. De canon betreft kennisdomeinen en vraagt om een eigen oordeelsvorming. 3. Leerinhouden voor levenslang lerenden Deze laag van de canon is gericht op levenslang lerenden, ze is een sociaal-culturele invulling van het begrip Leven Lang Leren die aansluit op de invulling langs de sociaal-economische invalshoek. Ook hier gaat het om leerinhouden in de context van onderwijs, onder meer tot uitdrukking komend in de mogelijkheid leerinhouden tussen de lagen van de canon te verplaatsen. In het advies (hoofdstuk 4) zelf zijn de volgende passages over de canon opgenomen. ‘Het tweede punt waarop de raad in zijn advisering wijst, is de noodzaak meer aandacht te besteden aan de socialisatietaak van het onderwijs, waaronder met name ook aandacht voor onze culturele identiteit. Twee belangrijke componenten daarvan zijn de bijdrage van het onderwijs aan een moderne invulling van burgerschap en de bijdrage aan de overdracht en verdere ontwikkeling van het cultureel erfgoed. Eerder heeft de raad al een verkenning en twee adviezen over burgerschap uitgebracht. De daarin aangegeven richting wil de raad doortrekken naar een meer inhoudelijke invulling. De raad wil namelijk de relevantie van het onderwijs voor de samenleving versterken door te komen tot een nieuwe ‘canon’ voor het onderwijs. Hierbij gaat het om die waardevolle onderdelen van onze cultuur en geschiedenis die we via het onderwijs nieuwe generaties willen meegeven. De canon is van belang voor de gehele samenleving, dus niet alleen voor een elitaire groep. Ook is de canon zowel conserverend als vernieuwend van aard. De canon is een keuze uit wat we de moeite waard vinden en waaraan we ons willen spiegelen, en biedt ook ruimte voor vernieuwing. De raad kan zich dan ook in hoofdlijnen vinden in de volgende opvatting van Doorman: “De vraag blijft dus, of je de canon als leidend beginsel in het onderwijs op moet geven, en daarmee de identiteit van onze gedeelde cultuur, dan wel dat je het gesprek, zo niet het gevecht met die canon aangaat, zonder echter het principe van de canon te loochenen en onze kinderen niets meer te leren over de monumenten en hoogtepunten uit het verleden. Niet het principe van de canon, maar haar inhoud dient ter discussie te staan. En dat met die inhoud ook de waarden van de eigen cultuur ter discussie staan, is winst: het onderstreept dat de canon de context biedt voor het onvermijdelijke debat over culturele identiteit en diversiteit.” De raad ziet de canon als bestaande uit drie nauw verbonden onderdelen: een geheel van inhouden, een argumentatie bij deze inhouden en een methode om tot periodieke
Notities over de Canon van Nederland
5
bijstelling van de inhouden en de argumentatie te komen. Het gaat dus niet alleen om de inhouden, van belang zijn evenzeer de argumentatie en de periodieke veranderingen van de canon. De canon is geen permanent gegeven, ze is eerder een permanent en goed gestructureerd debat. De raad stelt voor de canon uit te drukken in leerinhouden, die aangeven wat de samenleving de moeite waard vindt om door te geven aan en verder op te bouwen met volgende generaties. De totstandkoming van de canon omvat een aantal stappen. In eerste instantie worden de verschillende georganiseerde leer- en kennisdomeinen onderscheiden, vervolgens worden binnen deze domeinen deskundigen benaderd om het belang aan te geven van mogelijke bijdragen aan de canon. Dat belang wordt omschreven in termen van inhoud (wat?) en argumentatie (waarom?). De verschillende bijdragen worden op elkaar afgestemd en geharmoniseerd. Daarna vindt een (her)formulering plaats in termen van leerinhouden. Vervolgens vindt een indeling plaats in drie lagen. De eerste laag betreft dat deel van de canon dat direct in het onderwijs aan bod komt. De tweede laag kan door leraren en docenten en door leerlingen en studenten op eigen initiatief aan de orde worden gesteld in het onderwijs. De derde laag omvat dat deel van de canon dat nationaal van belang wordt geacht, maar niet of nog niet in het onderwijs opgenomen kan worden; daarbij dient bedacht te worden dat onderwijsinstellingen niet de enige plek zijn waar mensen iets leren. Deze aanpak zal van tijd tot tijd herhaald moeten worden om de canon bij te stellen. Om de canon in leerinhouden uit te drukken zullen die leergebieden, vakken en disciplines die in eerste instantie met de canon geassocieerd worden, daaraan een bijdrage moeten leveren. Het is duidelijk dat de leerinhouden van de canon naar voren komen in onderdelen van het taalonderwijs (waaronder literatuur), geschiedenis, wereldoriëntatie, maatschappijleer, cultuur en kunstzinnige vorming, en wetenschapsontwikkeling. Maar ook leerinhouden in de sfeer van geografie en techniek kunnen tot de canon gaan behoren. Het kwetsbare en gevoelige landschap van de Beemster is een combinatie van techniek, geografie en cultuur en is in ieder geval al door de Unesco erkend als behorend tot de canon. Een formulering van de canon in leerinhouden wil overigens niet zeggen dat al deze leerinhouden ook moeten zijn voorgeschreven in het onderwijs. Voor een deel zal de canon tot uitdrukking komen in kerndoelen en examenprogramma’s. De canon is echter breder – zowel inhoudelijk als qua betrokken onderwijssoorten – dan deze expressie. De canon omvat zoals gezegd meerdere lagen: een laag van inhouden die in kerndoelen en examenprogramma’s naar voren komt, een laag van inhouden die een leidraad biedt voor het onderwijs buiten het kerncurriculum en een laag die verder strekt dan het onderwijs. Dit geeft tevens aan hoe de raad de canon ziet in relatie tot de bevoegdheden van de Minister. De Minister stelt die onderdelen van de canon vast die in kerndoelen en examenprogramma’s naar voren komen. Wat betreft de andere twee lagen van de canon heeft de Minister geen wettelijke bevoegdheid; wel kan de Minister – ook vanwege de onderlinge verbondenheid van de lagen van de canon – het geheel als een belangrijke nationale streefrichting en richtsnoer aan het onderwijsveld ter beschikking stellen.’
Notities over de Canon van Nederland
6
Notities over de Canon van Nederland
7
Enkele suggesties voor een projectplan voor de totstandkoming van de Nederlandse canon (de minister heeft voor een andere aanpak gekozen: aanvankelijk een commissie bestaande uit de voorzitters van vijf vaste adviesraden en later voor een commissie onder voorzitterschap van de hoogleraar Frits van Oostrom. Deze commissie stelde de canon op met de 50 vensters). Kennisdomeinen De canon richt zich op een behoorlijke breedte aan georganiseerde kennisdomeinen. Om de gedachten bepalen kan aan een 20-tal domeinen worden gedacht, te weten1 1) Beeldende kunst en vormgeving incl. mode 2) Architectuur en stedenbouw (inclusief huisvesting/wonen) 3) Film en fotografie 4) Muziek, Dans en Theater 5) Literatuur 6) Taal, teksten (anders dan literatuur) 7) Jeugdcultuur 8) Godsdienst en levensbeschouwing 9) Opvoeding en onderwijs 10) Wetenschap en kennis 11) Techniek vooral civiele techniek en waterbeheersing 12) Zorg en welzijn 13) Sport en recreatie (inclusief feesten en tradities) 14) Verkeer en vervoer 15) Landbouw en visserij (inclusief culinair erfgoed) 16) Natuur en landschap 17) Politiek en bestuur (inclusief koningshuis) 18) Rechtsbescherming, veiligheid en defensie 19) Economie en handel 20) Geschiedenis (inclusief migratie en wisselwerking met buurlanden en relevante landen overzee bv. koloniale en moderne wisselwerkingen) Georganiseerde domeinen bevragen Op deze 20 kennisdomeinen worden beroepsverenigingen en verenigingen van degenen die zich er als liefhebber, amateur mee bezig houden aangeschreven met de volgende vragen: - wat zou volgens uw verband in de canon moeten worden opgenomen - kunt u een nadere indeling maken in drie categorieën van inhouden: voor leerlingen in het funderend onderwijs, voor leraren, docenten en studenten en voor levenslange lerenden - welke argumenten zijn daarvoor te leveren - hoe ziet u de periodieke bijstelling van de inhouden en argumentaties op uw kennisdomein De beantwoording vindt plaats via aan vooraf aangegeven format dat uitgaat van een formulering in termen van leerinhouden. Hoewel de canon geformuleerd wordt in leerinhouden is de canon uiteraard geen onderwijsmethode, de canon is eerder een kader en vergt veel vertalingen naar het feitelijke onderwijs.
1
@Andere benamingen, aanvullingen en clusteringen zijn denkbaar. Bij het samenstellen van deze lijst is onder andere gekeken naar de thema’s zoals die worden onderscheiden door het Centraal Bureau voor de Statistiek, de KNAW, de Crebo en Croho opleidingenregisters en de indeling van culturele sectoren zoals die wordt gehanteerd door de Raad voor Cultuur. Notities over de Canon van Nederland
8
Dwarsverbanden en ordening van de antwoorden De antwoorden per kennisdomeinen (tenminste 2 per kennisdomein i.e. minimaal 40 inzendingen; de verbanden/ verenigingen worden aangeraden contact met elkaar op te nemen en tot onderlinge afstemming te komen) worden bezien op dwarsverbanden in het geheel en op dwarsverbanden per laag c.q. doelgroep (leerlingen in het funderend onderwijs, voor leraren, docenten en studenten en voor levenslange lerenenden). Dat zal leiden tot herformuleringen gericht op consistentie. In deze Stap zal technische ondersteuning nodig zijn vanuit instanties als Cito, Slo en Cinop. Er is uiteraard beweging mogelijk tussen de lagen: bepaalde leerinhouden kunnen van de ene laag naar de andere verhuizen op basis van het aan hen toegekende belang. Vergelijking van de leerinhouden voor leerlingen met de huidige kerndoelen en examenprogramma’s De eerste laag van de leerinhouden is bestemd voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. De herformuleerde leerinhouden worden vergeleken met de formuleringen voor de kerndoelen in basisonderwijs en (cie Meijerink) basisvorming en met de komende examenprogramma’s. Ook wordt gekeken naar de kwalificatiestructuur in het beroepsonderwijs in relatie tot de canon. Van hieruit wordt een voorstel ontwikkeld om de kerndoelen, de examenprogramma’s en de kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs blijvend meer te doen aansluiten bij de canon en zijn periodieke wijzigingen. Het gaat hier om een traditionele bevoegdheid van de minister, nieuw is dat zij die nu gaat uitoefenen in het perspectief van de canon. Zo nieuw is dat ook weer niet omdat de minister zich nu eveneens laat adviseren bij het uitoefenen van deze bevoegdheid. Uiteraard zal de minister zich bij de feitelijke veranderingen van uitvoeringsbesluiten als gevolg van de formulering van de canon laten adviseren door en overleg voeren met de verenigingen van leraren op bepaalde vakgebieden. Leerinhouden voor leraren, docenten en studenten De canon kan leraren en docenten een ruggensteun geven die ze nu ontberen. Ze worden nu vooral aangesproken op vakkennis en pedagogisch-didactische, begeleidende en organisatorische bekwaamheden (zie de AMvB bij de BIO wet). De rol die leraren en docenten eigenlijk altijd hebben gehad in het kader van de ontwikkeling van het land in educatief-culturele zin is de laatste tijd ondergesneeuwd, maar kan heel goed worden geactiveerd met behulp van de canon. De canon kan voor leraren en docenten ook een stimulans betekenen in hun beroepsuitoefening. Naast deze stimulans heeft de minister een partiële bevoegdheid die afgeleid is van de scholing en nascholing van onderwijspersoneel die de canon een toepassing kan geven in de opleiding en nascholing van leraren en docenten. Zoals leraren en docenten gestimuleerd kunnen worden kennis te nemen van de canon geldt dit eveneens voor studenten in hogescholen en universiteiten, ook zij kunnen zich gestimuleerd weten om kennis te nemen van wat Nederland aan interessants heeft voortgebracht en brengt. Voor hen is de canon uiteraard niet verplicht, zoals studenten ook niet verplicht zijn alles van de canon voor hun persoonlijke rekening te kunnen nemen. De canon betreft kennisdomeinen en vraagt om een eigen oordeelsvorming. Leerinhouden voor levenslang lerenden Dit deel van de canon is een invulling van het begrip Leven Lang Leren die aansluit op de invulling langs de sociaal-economische invalshoek. Deze invalshoek komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het actieplan LLL van de staatssecretaris en de daaraan voorafgaande adviezen van SER en Onderwijsraad. Deze invulling raakt uiteraard ook aan de cultuurdimensie van het departement en kan de interne brug tussen onderwijs en cultuur versterken. Maar het gaat nog steeds om leerinhouden in de context van onderwijs onder meer tot uitdrukking komend in de mogelijkheid leerinhouden tussen de lagen van de canon te verplaatsen.
Notities over de Canon van Nederland
9
De taak van de minister resp. de staatssecretaris is op dit onderdeel van de canon aanmoedigend in het kader van het levenslang leren, oog hebbend voor de canon als geheel waar dit een onderdeel van is.
Commissie en projectgroep Instellingsbeschikking: De commissie Nederlandse canon bestaat uit de voorzitters van vijf adviesraden en kan ingesteld worden door de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen per 1-4-2005 tot 31-32006. Tijdsplanning: De tijdsplanning ziet er als volgt uit Stap 1 Aanschrijven professionele en amateurverbanden op kennisdomeinen en debatten binnen deze verbanden; Stap 2 Presentaties opbrengsten per kennisdomein door verbanden; Stap 3 Structurering en herformulering opbrengsten in drie lagen van de canon; Stap 4 Terugkoppeling canonopbouw en canonleerinhouden naar professionele en amateurverbanden; inbreng in een serie van enkele (bv regionale) meervoudig samengestelde debatpanels; speciaal jongerendebat; reflectie vanuit de 5 adviesraden; Stap 5 Bijstelling (incl technische ondersteuning) en vaststelling structuur en leerinhouden canon voor de drie doelgroepen (leerlingen in po, vo en bve; leraren & docenten en studenten hoger onderwijs; levenslang lerenden); Stap 6 Aanbieden en presentatie canon; Stap 7 uitwerken opzet voor periodieke herziening canon. De stappen 1 en 2 vinden plaats in de periode april-september 2005. Ondersteuning: De commissie zal een projectgroep als ondersteuning nodig hebben om de verschillende verbanden uit te nodigen hun bijdragen te leveren en de canononderdelen te (her)formuleren. Het project zal enige tijd kosten en menskracht kosten: bij een looptijd van 1 jaar zal het een ondersteuning van stafmedewerkers/ secretarissen vragen. De projectgroep kan het beste bij de Onderwijsraad worden ondergebracht. Technische ondersteuning: In de fase van herformuleringen en dwarsverbanden aangeven zal extern technische ondersteuning vanuit Cito, Slo en Cinop nodig zijn. Mediabegeleiding: Het opstellen van de canon zal heel wat debat nodig hebben en veroorzaken. Toch is het verstandiger uit te gaan van een redelijk sobere opzet en geen groot en onbeheersbaar mediacircus te organiseren. We kunnen uitgaan van een sobere projectopzet met zaken als nieuwsbrieven, Internetdiscussieplaatsen, enkele regionale debatten, enkele doelgroepdebatten en presentaties van de voorgang door de verbanden van professionals en liefhebbers/ amateurs via vooral Teleac, regionale omroepen c.a. Productie: Het product van de commissie zal op verschillende manieren worden geproduceerd in ieder geval via het Internet en via een dvd. Budget: Een specifiek additioneel budget (voorlopig in de orde van grootte van zo’n 250.000 euro, excl technische ondersteuning: zie hierna) zal nodig zijn voor de verschillende kostencategorieën zoals stafmedewerkers/ secretarissen, organisatiekosten, communicatie, honoraria, inhuren technische ondersteuning (eigen middelen instanties en SLOA gelden inzet), productie.
Notities over de Canon van Nederland
10
Bijlage 1. Domeinen met voorbeelden van mogelijke beroeps- en amateur/publieksverenigingen2. Domeinen 1) Beeldende kunst en vormgeving incl. mode 2) Architectuur en stedenbouw (inclusief huisvesting/wonen) 3) Film en fotografie
4) Muziek, dans en theater 5) Literatuur 6) Taal, teksten (anders dan literatuur) 7) Jeugdculturen
8) Godsdienst en levensbeschouwing
9) Opvoeding en onderwijs 10) Wetenschap en kennis
11) Techniek m.n. civiele techniek 12) Zorg en welzijn 13) Sport en recreatie (inclusief feesten en tradities) 14) Verkeer en vervoer 15) Landbouw en visserij (inclusief culinair erfgoed) 16) Natuur en landschap
Beroepsverenigingen
Amateur/publieksverenigingen
BBK (beeldend kunstenaars) NVM (modejournalisten) BNA (architecten)
NVKKMS (kostuum, kant, mode en streekdracht) VEH (huizenbezitters)
Filmbelangen Fotografenfederatie ~Filmcanon Dld3 NBDK (dans) NTB (toonkunstenaars) Maatschappij Nederlandse Letterkunde Onze Taal IVN (docenten Nederlands) Linschoten Ver LSVB ISO LAKS (vo-scholieren) JOB (mbo-studenten) PKN RK-kerk CJO (jodendom) CMO (islam) Humanistisch verbond NVO (pedagogiek) NNV (natuurkunde) KNCV (scheikunde) Wiskundig genootschap VVS (statistiek) Ver. wetenschapsjournalisten KIVI Unesco Hydr Inst Delft FMWV (medische wetenschap) NOC-NSF
BNAFV (amateur-fotografen)
Unisono (amateur-musici)
Maats Nut van Algemeen
KLV (landbouwkunde)
Fietsersbond, ANWB, Rover Slow Food
KNAG (aardrijkskunde)
Vereniging
2
De commissie Nederlandse canon kan bv ook aanvullend op deze verbanden en verenigingen alle wettelijke adviescolleges om hun specifieke inbreng vragen. 3 In Duitsland heeft een commissie van experts een lijst van 35 films opgesteld die dienen als basis van het filmcurriculum voor het Duitse onderwijs (Bron: F. Haanstra, “Over profielen, kolommen en canons in de cultuureducatie”, lezing tijdens symposium over Kunst in het Onderwijs op de Hogeschool voor de Kunsten Artez op 9 december 2004 in Arnhem). Notities over de Canon van Nederland
11
17) Politiek, bestuur en organisatie (inclusief koningshuis) 18) Rechtsbescherming en veiligheid 19) Economie en handel 20) Geschiedenis (inclusief migratie en historische en moderne wisselwerking met landen als Indonesië, Suriname en Zuid Afrika)
Notities over de Canon van Nederland
VWK (klimatologie) KNGMG (geologie) Vereniging Bestuurskunde
Natuurmonumenten
NJV (juristen) KVS (economie) ~ Commissie Teulings KNHG (historici) NVA (archeologie) ~Canon Bank & de Rooy
Ned Maats bevord Nijverh en Handel Ned Genealog Ver. CBG
12
Instellingsbesluit Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon 29 augustus 2005 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Overwegende – dat er te weinig sprake is van gedeelde kennis over geschiedenis, cultuur en samenleving, – dat het daarom wenselijk is een canon te laten ontwikkelen, – dat daarvoor de inbreng van het onderwijs, de cultuur en de wetenschap nodig is; Besluit: Artikel 1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, b. canon: geheel van elementen uit geschiedenis, cultuur en samenleving waarvan zo breed mogelijke kennis maatschappelijk van waarde wordt geacht, en c. commissie: commissie als bedoeld in artikel 2. Artikel 2. Instelling en taak 1 Er is een Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. 2 De commissie heeft tot taak voorstellen te doen voor: a. een Nederlandse canon in relatie tot kerndoelen en examenprogramma’s b. de verantwoordelijkheden binnen en buiten het onderwijs met betrekking tot de canon, en c. frequentie van evaluatie en herijking van de canon. Artikel 3. Instellingsduur De commissie wordt ingesteld met ingang van de datum van publicatie van dit besluit en wordt opgeheven met ingang van 1 september 2006. Artikel 4. Informatieplicht De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Artikel 5. Leden 1 Tot leden van de commissie worden benoemd: – de heer prof. dr. F.P. van Oostrom, tevens voorzitter, – de heer drs. P.H. van Meenen, – de heer dr. H.M. Beliën, – mevrouw dr. E.M. Kloek, – de heer dr. F.A. Groot, – de heer prof. dr. R.J.F.M. van der Vaart, – mevrouw prof. dr. S. Legêne, – mevrouw dr. mr. drs. M. Drenth von Februar. 2 De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, de heer dr. H.G. Slings. De secretaris is geen lid van de commissie. 3 De benoeming geschiedt voor de periode als genoemd in artikel 3. Artikel 6. Werkwijze 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast. 2 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder – op persoonlijke titel – ambtelijke deskundigen. Artikel 7. Rapportage De commissie brengt vóór 15 januari 2006 een tussenrapport en vóór 1 september 2006 een eindrapport uit aan de minister. Artikel 8. Vergoeding 1 De commissie wordt als een zware commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 aangemerkt.
Notities over de Canon van Nederland
13
2 De voorzitter en de secretaris van de commissie ontvangen een vaste vergoeding op grond van artikel 3 van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen. 3 De andere leden van de commissie ontvangen per vergadering een vergoeding van € 200 op grond van artikel 1 van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen. Artikel 9. Kosten deskundigen Indien de commissie ten behoeve van haar werk deskundigen raadpleegt waaraan kosten zijn verbonden, dient voor vergoeding van deze kosten vooraf door de minister goedkeuring te zijn verleend. Artikel 10. Kosten van de commissie 1 De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan: a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en c. de kosten voor publicatie van rapportages. 2 De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan. Artikel 11. Openbaarmaking Rapporten, notities, verslagen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht. Artikel 12. Archiefbescheiden De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Artikel 13. Inwerkingtreding 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst. 2 Dit besluit vervalt met ingang van 1 september 2006. Artikel 14. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven
Toelichting Inleiding De maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren zijn aanleiding om opnieuw na te denken over de identiteit van Nederland en de wijze waarop deze tot uitdrukking komt in het onderwijs. Het begin van de 21ste eeuw lijkt een stroomversnelling in het proces van ontwikkeling van deze identiteit teweeg te brengen. Er lijkt in brede kringen behoefte te zijn aan een nieuw ‘verhaal Nederland’. Tegen deze achtergrond heeft de Onderwijsraad in zijn advies ‘De stand van educatief Nederland’ (januari 2005) mij geadviseerd de relevantie van het onderwijs voor de samenleving te versterken door te komen tot een canon voor het onderwijs. Het gaat de Onderwijsraad vooral om die waardevolle onderdelen van onze geschiedenis die we via het onderwijs nieuwe generaties willen meegeven. Ik heb dit advies overgenomen, de inzet ervan verbreed tot meer dan alleen geschiedenis en gekozen voor een externe commissie om een en ander te realiseren. Doel van een canon Notities over de Canon van Nederland
14
Ik beoog met de ontwikkeling van een canon gedeelde culturele, historische en maatschappelijke kennis over Nederland in een internationale, vooral Europese context te bewerkstelligen. ‘Waardevolle onderdelen van de Nederlandse geschiedenis’ kunnen zowel betrekking hebben op positieve als op negatieve aspecten daarin, aangezien beide hebben bijgedragen aan de vorming van de Nederlandse cultuur. Ook vind ik het van belang dat er aandacht wordt besteed aan de wijze waarop de Nederlandse cultuur is en wordt beïnvloed door niet-Nederlandse culturen en omgekeerd. Taken van de commissie De taakstelling van de commissie is drieledig. In de eerste plaats vraag ik de commissie een canon zoals hierboven omschreven, te ontwikkelen. Ik stel mij een canon voor die uit drie concentrische cirkels bestaat. De elementen die de kern ervan vormen, betrek ik bij kerndoelen en examenprogramma’s. De tweede cirkel biedt elementen die scholen daarnaast ook nog in hun programma kunnen opnemen. De derde cirkel reikt verder dan het onderwijs en kan andere instellingen (musea, media e.d.) inspireren bij hun activiteiten en daardoor de impact van een canon versterken. Het rapport van de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming uit 2001, vormt een uitstekend inhoudelijk uitgangspunt voor de (verdere) ontwikkeling van een canon. De voorstellen van deze commissie o.l.v. de heer prof. dr. P. de Rooy zullen op het niveau van de regelgeving worden ingevoerd in 2005 (nieuwe kerndoelen primair onderwijs), 2006 (nieuwe kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs) en 2007 (nieuwe examenprogramma’s havo/vwo). De commissie kan deze kerndoelen toetsen aan de doelstelling van de canon. In de tweede plaats vraag ik de commissie de verantwoordelijkheden binnen en buiten het onderwijs met betrekking tot de canon helder in kaart brengen. Ook andere partijen dan scholen moeten in positie worden gebracht om bij te dragen aan versterking van het historisch, cultureel en maatschappelijk besef van (jonge) burgers. In de derde plaats vraag ik de commissie zich te buigen over de vraag over frequentie van evaluatie en herijking van een canon. De commissie zal, na een tussenrapportage begin 2006, haar eindrapport vóór 1 september 2006 aan mij uitbrengen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven
Notities over de Canon van Nederland
15
Notities over de Canon van Nederland
16
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 16 oktober 2006 MT/OCW 2006/39745 De commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon heeft met haar advies “entoen.nu, de canon van Nederland” uitvoering gegeven aan een verzoek van de minister van OCW om, zoals de Onderwijsraad heeft geadviseerd, de cultureel-pedagogische functie van het onderwijs te versterken door een canon ter beschikking te stellen. De commissie heeft een advies in twee delen opgeleverd: een algemene beschouwing over het fenomeen canon met een aantal aanbevelingen voor het benutten ervan, en een canon van Nederland die vijftig concrete ‘vensters’ omvat. De onderdelen van de canon zijn in illustraties verbeeld en van pedagogisch-didactische suggesties voorzien. De commissie stelt onder meer voor de canon vijfjaarlijks te laten herijken. Het kabinet kan zich vinden in de analyse van de waarde van een canon voor het onderwijs en voor de samenleving als geheel. Het kabinet geeft geen oordeel over het voorstel voor de vijftig vensters. Dat is de verantwoordelijkheid van de commissie en nadrukkelijk niet de taak of verantwoordelijkheid van het kabinet. Het voorstel voor de canon wordt nu aangeboden aan scholen en culturele instellingen en ook breder beschikbaar gesteld, met als doel respons uit de samenleving te verkrijgen. Het kabinet neemt de uitnodiging van de commissie aan om, na een responsperiode van zes maanden, een reactie op hoofdlijnen te ontvangen. Daarin zal de commissie ingaan op de respons op haar canonvoorstel en op de beleidsreactie. Het volgende kabinet kan daar bij het geven van een definitieve reactie zijn voordeel mee doen. Dan kan ook een standpunt bepaald worden over de termijn voor herijking. Het vervolg van deze reactie bestaat uit drie paragrafen: 1. samenvatting van het advies 2. reactie op enkele algemene aspecten 3. enkele aanbevelingen en de reactie erop 1. Samenvatting van het advies (alle citaten van de commissie) In een uitvoerige analyse van nut en nadeel van een canon, wordt gekozen voor een ontkoppeling van de begrippen canon en nationale identiteit. “De canon kan wellicht het collectief geheugen van een land weerspiegelen, maar nooit de identiteit ervan.” De canon kan wel bijdragen tot burgerschap, van Nederlanders evenzeer als van nieuwkomers. Maar het gaat de commissie vooral om de waarde van de canon in zichzelf als “de goudgerande basiskennis omtrent de cultuurgeschiedenis van Nederland” en niet als de vermeende oplossing van een bepaald probleem. De canon brengt niet alleen kennis aan, maar ook schoonheid; in die zin is er een verband tussen canon en kwaliteit. Uit de overvloedige discussies voelt de commissie zich meer aangesproken door positief getoonzette pleidooien voor de canon dan door de roep om “culturele dijkbewaking of knorrige kennisrestauratie”. Het onderwijs was en is veruit het voornaamste vehikel: “canon en school zijn broer en zus”. De canon moet een inspirerend fundament zijn. Inspirerend betekent dat de didactische vorm er zéér toe doet; fundament betekent dat de omvang beperkt moet zijn. En, voor de commissie misschien het belangrijkst: het gaat om een inclusieve canon voor álle Nederlanders. Het concrete canonvoorstel concentreert zich op de leerjaren die voor elke leerling ongeveer dezelfde opbouw kennen: (bovenbouw) basisonderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs. Het onderwijs kan het best concreet, beeldend en verhalend beginnen met daarbij ook een zekere ordening in de tijd (de tijdvakken à la De Rooy, ook in de kerndoelen opgenomen). In het voortgezet onderwijs volgen dan andere accenten: verbreding (ook internationaal) en verdieping. Differentiatie naar de belangstelling van leerlingen in verschillende schooltypen zal daar ook een rol bij spelen. De canon van de commissie omvat vijftig items, die - paradoxaal genoeg - alle in de gangbare schoolboeken voorkomen, zij het nooit bij elkaar. Het probleem lijkt daarom eerder te zijn de vraag hóe ze moeten worden behandeld, dan óf ze worden behandeld. De commissie doet daarom een reeks voorstellen om de canon beter te laten beklijven, voorstellen die grotendeels kunnen worden uitgevoerd binnen de gewone taken van scholen en culturele instellingen. Culturele instellingen als musea, bibliotheken en de media kunnen veel betekenen voor de school. De commissie noemt een aantal lopende initiatieven die kunnen worden benut, en doet een aantal nieuwe voorstellen. Het gaat daarbij zowel om het bieden van mogelijkheden voor jongeren in schoolverband als voor het bredere publiek. De commissie geeft zelf in het tweede deel van haar advies, bij ieder venster zicht op wat culturele instellingen nu al te bieden hebben. Tot slot toont de commissie zich gelukkig met het verzoek om een procedurevoorstel te bedenken voor eventuele toekomstige herziening van de canon want het eigen voorstel, hoe robuust ook, “is geen in beton gegoten canon”. Het vijfjarig ‘groot onderhoud’ (zijn dit nog wel de juiste items?) kan het best Notities over de Canon van Nederland
17
worden gedaan door een soortgelijk gezelschap. Het ‘klein onderhoud’ (verdieping en verrijking van de items) kan worden gedaan door een website met o.a. een wikifunctie, waarvoor vooral leraren worden uitgenodigd. De website illustreert daarmee dat de canon niet is bedoeld als dictaat maar als gesprek. De commissie stelt voor dat zij in het voorjaar van 2007 naar aanleiding van de respons uit de samenleving op haar rapport, de minister een reactie op hoofdlijnen aanbiedt. 2. Reactie op enkele algemene aspecten Het kabinet kan zich, zoals gezegd, vinden in de analyse van de waarde van een canon voor het onderwijs en voor de samenleving als geheel. Zoals in de opdracht aan de commissie al gesteld: het gaat om de intrinsieke waarde van gedeelde kennis en soms ook schoonheid. Dat daarbij positieve neveneffecten op het gebied van inburgering van immigranten kunnen optreden, is grote winst. Maar, zoals de commissie zegt: de broze kennis van de geschiedenis en cultuur is een probleem van álle Nederlanders, niet speciaal van immigranten. Daarom wordt het voorstel voor de canon nu aangeboden aan scholen en culturele instellingen en ook breder beschikbaar gesteld. Het kabinet neemt het pleidooi voor een versterking van het (vak)kennisaspect van het onderwijs serieus. Dit pleidooi wordt overigens van meerdere kanten gehoord, reden waarom het thema kennisherwaardering in het werkprogramma 2006 van de Onderwijsraad is opgenomen. Het aanbieden van de canon aan het onderwijs, inclusief de lerarenopleidingen, draagt in elk geval bij aan een beter evenwicht tussen (vak)kennis en vaardigheden van leerlingen en leraren. Het nu aanbieden van de canon aan het onderwijs betekent niet het toevoegen van nieuwe voorschriften voor het onderwijs. De commissie constateert dat alle vijftig items binnen de huidige kerndoelen passen en in de huidige schoolboeken voorkomen en dat het vooral gaat om de manier waarop ze worden aangeboden. Het is dus niet nodig meer kerndoelen te stellen of wettelijke regelingen anderszins aan te passen. Het gaat om een inspirerende wijze van implementatie. Scholen kunnen het voorstel herkennen als passend bij recente ontwikkelingen in het geschiedenisonderwijs (m.n. de periodisering van prof. dr. P.de Rooy) en hun activiteiten in het kader van het project Cultuur en School. Leraren moeten over aansprekende middelen kunnen beschikken om hun leerlingen zich de canon eigen te laten maken. Deze middelen moeten deels binnen de school beschikbaar zijn, deels in culturele instellingen rondom de school te vinden zijn. De commissie richt zich niet alleen tot scholen en leraren, maar ook tot andere partijen. Naast het ministerie van OCW zijn dat lerarenverenigingen en –opleidingen, schooltelevisie, provincies en gemeenten, culturele instellingen, de (uitgevers)markt. Het advies wordt nu dus onder alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs en culturele instellingen verspreid samen met deze beleidsreactie. Daarnaast kan iedereen er op eigen initiatief kennis van nemen via de boekhandel en op de website entoen.nu. Het kabinet neemt de uitnodiging aan om in het voorjaar van 2007 een reactie op hoofdlijnen van de commissie te ontvangen waarin zij ingaat op commentaren op haar canonvoorstel en de kabinetsreactie. Het volgende kabinet kan daar bij het geven van een definitieve reactie zijn voordeel mee doen. 3. Enkele aanbevelingen en de reactie erop Dit kabinet zal slechts op enkele aanbevelingen ingaan en een definitieve en complete reactie aan het volgende kabinet laten nadat er gelegenheid voor respons is geweest. 3.1 De commissie beveelt aan de website entoen.nu te laten beheren en uit te bouwen. Het kabinet heeft een voorziening getroffen om het voortbestaan van de website van de canon te verzekeren. Het is enerzijds een direct hulpmiddel voor leraren en leerlingen bij het vormgeven van elementen van de canon in het onderwijsprogramma; anderzijds is het een prima middel om van begin af aan de canon een organisch karakter te geven. Men kan via deze website zijn commentaar geven op de gemaakte keuzes en door de wiki-aanpak (d.w.z. iedereen kan zijn of haar kennis bijdragen, die wordt beoordeeld door een redactie) kunnen geïnteresseerden meedoen aan de verdere uitbouw van de canon. 3.2 De commissie beveelt aan om de schooltelevisie een serie programma’s te laten maken. Het kabinet wil deze aanbeveling koppelen aan het initiatief “De geschiedenis van Nederland in acht vertellingen”, een initiatief van IDTV, dat tevens interessant materiaal voor leerlingen kan opleveren. Dat kan deels worden benut via de schooltelevisie, deels door materiaal direct aan scholen ter beschikking te stellen. De timing van dit initiatief brengt met zich mee dat het kabinet nú een besluit moet nemen over een eventueel af te nemen nevenproduct. Dat besluit is genomen, de financiële middelen worden daarvoor beschikbaar gesteld. Notities over de Canon van Nederland
18
3.3 De commissie beveelt aan een wandkaart te laten maken De commissie heeft een kaart laten ontwerpen die de vijftig items op een tijdslijn afbeeldt. De functie ervan is didactisch: het inprenten van de beelden en hun tijdsorde bij de leerlingen, het prikkelen van hun nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht. De canonkaart is bedoeld om in klaslokalen van de basisschool permanent aan de muur te hangen. De kaart kan zo als referentiepunt gaan fungeren bij alle lessen waarin iets van de canon ter sprake komt, een collectieve checklist zoals de commissie de kaart noemt. Het kabinet laat een beslissing over dit voorstel over aan het volgende kabinet. Dit besluit kan dan in de context worden geplaatst van de definitieve reactie op het canonvoorstel. Met deze reactie op de canon en enkele van de aanbevelingen acht het kabinet in de gegeven omstandigheden zijn werk gedaan. Het volgende kabinet geeft een volledige reactie naar aanleiding van de reactie van de commissie op de respons uit het onderwijs en de samenleving als geheel. Bij deze gelegenheid zal de relatie tussen de canon en het Nationaal Historisch Museum zeker ook aan de orde komen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Maria J.A. van der Hoeven
Notities over de Canon van Nederland
19
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 3 juli 2007 BOA/ADV/2007/27731 Inleiding Het kabinet heeft van de adviezen voor een canon van Nederland kennis genomen. De verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke keuzes laten we aan de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon; we hebben niet voor niets dit gezelschap deskundigen, onder leiding van professor Frits van Oostrom, met deze taak belast. De commissie heeft met deel C van haar adviezen de totstandkoming van een canon afgerond. In oktober 2006 zijn deel A (verantwoording en aanbevelingen) en deel B (de eigenlijke canon, bestaande uit 50 zogenaamde ‘vensters’) verschenen. Het vorige kabinet heeft toen een voorlopige reactie gegeven en besloten tot een responsperiode van zes maanden. Het huidige kabinet heeft tot zijn genoegen gezien dat velen binnen en buiten onderwijs en cultuur aan het gesprek over deze canon hebben deelgenomen. De commissie komt dan ook waardering toe voor de wijze waarop zij te werk is gegaan. Zij heeft met haar ‘venster’-model en de voorgestelde inhoud velen weten te inspireren tot een bijdrage aan het debat én tot een begin van de introductie van de canon in de klas. In deze brief schetst het kabinet wat naar zijn inzicht nu zou moeten gebeuren. Dat betreft het onderwijs (paragraaf 1), de cultuur (paragraaf 2) en de inburgering (paragraaf 3). Tot slot worden de vervolgstappen beschreven (paragraaf 4). De samenvatting van het advies is aan deze brief toegevoegd. 1. De canon en het onderwijs De canon van Nederland en het motto van dit kabinet: Samen leven, samen werken passen bij elkaar. Gedeelde kennis over belangrijke gebeurtenissen en personen uit de Nederlandse geschiedenis bevordert het samen leven. De canon maakt de kennismaking met deze geschiedenis eenvoudiger, zowel voor burgers die al lang in Nederland wonen, als voor nieuwe inwoners. De canon biedt ook aanknopingspunten om democratische gezindheid en actief burgerschap te bevorderen. Veel van de vensters geven uitzicht op de basiswaarden van onze democratie. En deze kennismaking met geschiedenis en democratie begint op school. 1.1 De canon in de kerndoelen Het Coalitieakkoord stelt: “De kwaliteit van ons onderwijs moet worden gegarandeerd. Wat leerlingen en studenten moeten kennen en kunnen aan het einde van hun leerloopbaan, wordt duidelijk vastgelegd, evenals de maatschappelijke doelen van het onderwijs. Scholen krijgen meer ruimte voor de invulling daarvan. Ze leggen over resultaten verantwoording af aan ouders, studenten en minister.” Daarom willen wij het advies van de commissie volgen om de canon op te nemen in de kerndoelen van het primair (bovenbouw) en voortgezet onderwijs (onderbouw). De canon is immers primair bedoeld voor leerlingen van acht tot veertien jaar. Op die manier worden de tien perioden van de Commissie De Rooy (die al in de kerndoelen zijn opgenomen) en de vijftig vensters van de canon geïntegreerd. Dat betekent dat in de totaal zes jaar van de bovenbouw primair onderwijs en de onderbouw voortgezet onderwijs álle kinderen zich kennis moeten verwerven van de vijftig vensters. Scholen en leraren zijn verantwoordelijk voor de manier waaróp zij dat doen. Wanneer precies de canon aan de kerndoelen wordt toegevoegd, willen we in overleg met het onderwijsveld besluiten. In theorie zou dat vanaf schooljaar 2008-2009 kunnen omdat de commissie constateert dat de meeste leerinhouden van de canon ook nu al in de schoolboeken voorkomen. Bovendien is bij het ingaan van dat schooljaar al veel nieuw lesmateriaal beschikbaar dat direct aansluit op de canon, en staan veel culturele instellingen klaar om leraren daarbij te ondersteunen (zie ook de paragraaf 2.4 over Cultuur en School). De aanbeveling om de canon na vijf jaar te herijken, nemen we in principe over. Samen met scholen bekijken we hoe canon en kerndoelen zoveel mogelijk in elkaars verlengde periodiek te herijken. 1.2 Geen prioriteit voor een internationale canon De aanbeveling om een internationale canon te laten ontwikkelen naar het voorbeeld van de canon van Nederland, is wenselijk, maar op dit moment minder urgent. In de eerste plaats omdat de commissie – terecht – stelt dat veel van de vensters al uitzicht geven op gebeurtenissen in de wereld buiten Nederland. In de tweede plaats zou verbreding naar het internationale vooral aan de orde zijn in het voortgezet onderwijs. Maar noch voor het vmbo, noch voor het vwo/havo heeft dat op dit moment voldoende toegevoegde waarde, zoals we hieronder uiteenzetten. Voor het vwo/havo voegt een internationale canon weinig toe aan het bestaande, ook in internationaal opzicht vrij uitvoerige examenprogramma voor geschiedenis. Verreweg de meeste leerlingen volgen Notities over de Canon van Nederland
20
het vak geschiedenis als examenvak omdat dat verplicht deel uitmaakt van het zgn. profiel dat ze hebben gekozen. De leerlingen die geen eindexamen doen in geschiedenis (vooral leerlingen met een natuurprofiel) hebben het vak drie jaar lang in de onderbouw gehad. In deze periode is het geschiedenisonderwijs al gericht op de eisen van het examenprogramma, inclusief internationale aspecten. Elementen van een internationale canon komen daarnaast aan de orde bij moderne vreemde talen, de kunstvakken en aardrijkskunde. Voor het vmbo ligt het anders. Vooral in de vbo-leerwegen krijgen veel leerlingen twee jaar geschiedenis, vaak in thematische vorm, in een breder leergebied ‘mens en maatschappij’. Het zijn niet altijd geschiedenisleraren die dit vak verzorgen. Het aanvangsniveau van het vak is een laag tot middelbaar basisschoolniveau. Wat niveau en beschikbare tijd betreft, kunnen deze vmbo-leerlingen de kerndoelen halen (kennis van de tien perioden van De Rooy en de vijftig vensters van de canon), maar meer niet. Zij kunnen niet ook nog een (naar zijn aard) uitgebreide internationale canon leren. 1.3 De centrale rol van leraren De commissie heeft een warm pleidooi gehouden voor de centrale rol van leraren, dat veel bijval heeft gekregen. Ze pleit voor een herwaardering van vakinhoudelijke kennis en een bijbehorende aanpassing van het curriculum van lerarenopleidingen. Dit wordt onderstreept door het appèl van de commissie voor een gedegen en goed inpasbaar nascholingsonderwijs. Als leraren goed worden toegerust, zullen zij de canon eerder als inspiratiebron voor hun lessen ervaren dan als extra werk. We delen de mening dat nieuwe leraren in hun opleiding goede vakkennis over onder meer de canon moeten verwerven. Zij moeten bij elk venster inspirerende lessen kunnen geven. De groepsleraren van het primair onderwijs net zo goed als de vakleraren van het voortgezet onderwijs. Door de canon in de kerndoelen van deze twee onderwijssectoren op te nemen, wordt deze direct gekoppeld aan de bekwaamheidseisen van leraren. De eis ‘vakinhoudelijke en didactische competentie’ stelt namelijk dat de leraar de leerinhoud van de vak- en vormingsgebieden beheerst zoals beschreven in de kerndoelen. De commissie stelt terecht dat de huidige leraren het allerbelangrijkst zijn voor een geslaagde invoering van de canon in het onderwijs. Zij hebben de commissie gevraagd zich sterk te maken voor nascholing over de canon. Er blijkt behoefte te zijn aan een combinatie van vakinhoudelijke en vakdidactische scholing, verzorgd vanuit het hoger onderwijs en gestimuleerd door schooldirecties. De commissie legt daarvoor de regie bij OCW. Wij nemen dit pleidooi zeer serieus. Ons idee is dat organisaties als het Instituut voor Geschiedenisdidactiek en de Vereniging van docenten Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland met financiële steun van OCW en samen met de lerarenopleidingen zelf een ‘canoncursus’ ontwikkelen. Dat zou het best in samenspraak met de ‘canonstichting’ (zie de paragraaf 1.4.) kunnen gebeuren om een goede aansluiting bij de canon te garanderen. De canon is immers meer dan het schoolvak geschiedenis. We vragen deze organisaties en instellingen daarbij een zo groot mogelijke groep leraren te bereiken en zullen met hen overleggen om dit te bevorderen. Deze actie past bij het convenant dat OCW in 2006 met werkgevers- en werknemersorganisaties heeft gesloten over professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in primair en voortgezet onderwijs. Voor de uitvoering van dit convenant is jaarlijks 100 miljoen euro beschikbaar. Deelname aan de ‘canoncursus’ kan uit dit budget betaald worden. 1.4 De invoering van de canon Voor een succesvolle introductie van de canon in het onderwijs is het niet genoeg om de canon op te nemen in de kerndoelen. De commissie geeft in haar adviezen aanbevelingen aan verschillende partijen die bij de invoering zijn betrokken. Daarnaast heeft de commissie een stichting zonder winstoogmerk opgericht voor de regie over en het beheer van het canonontwerp met toebehoren. Voor de duidelijkheid: het betreft een kleine organisatie die o.a. de auteursrechten regelt rond de canon en de website interactief onderhoudt. Immers, het ligt niet in de rede de commissie te vragen deze verantwoordelijkheden en de auteursrechten aan het ministerie van OCW over te dragen. Op haar verzoek willen we de ‘canonstichting’ een subsidie van 200.000,- euro per jaar gedurende de komende vijf schooljaar verlenen. Deze subsidie is vooral bedoeld om het voortbestaan en samen met leraren uitbouwen van de website te garanderen. De commissie heeft deze website in oktober 2006 opgezet: entoen.nu. Deze site heeft al heel wat bekendheid verworven en wordt ook kwalitatief goed beoordeeld. Er is gekozen voor een wiki-achtige aanpak om leraren en andere geïnteresseerden uit te nodigen niet alleen van de site te ‘halen’, maar ook te ‘brengen’. Leraren kunnen hun zelf ontwikkelde lessen bij de vensters beschikbaar stellen; andere betrokkenen kunnen de site verrijken door bijvoorbeeld illustratiemateriaal aan de vensters toe te voegen. Wij willen voor leraren en leerlingen deze site laten voortbestaan. Het voorgenomen samenwerkingsverband van de ‘canonstichting’ met de stichtingen Kennisnet en Anno staat borg voor Notities over de Canon van Nederland
21
een goede aansluiting met respectievelijk de doelgroep en de inhoud. Andere aanbevelingen als een wandkaart, een schatkist en dergelijke laten we over aan de ‘canonstichting’. Als daar vraag naar is, kan zij dit type leermiddelen tegen kostprijs aan scholen beschikbaar stellen. Het is mooi om te zien dat de manier waarop de commissie de afgelopen jaren bezig is geweest, anderen heeft geïnspireerd om materiaal bij de vensters te maken. De commissie meldt onder meer dat Klokhuis, jeugdprogramma van de publieke omroep, bij elk van de vensters een filmpje gaat maken. Het project Het Verleden van Nederland, een campagne om Nederland de eigen geschiedenis beter te laten kennen, maakt met financiële steun van het kabinet speciaal lesmateriaal dat aansluit bij de canon. De website entoen.nu kan fungeren als verzamelplek zodat leraren en leerlingen deze en andere materialen gemakkelijk kunnen vinden. 2. De canon en de cultuur 2.1 Cultuur brengt de canon tot leven De commissie kent culturele instellingen een belangrijke rol toe bij het tot leven brengen van de canon in onderwijs en samenleving. Leerlingen zijn gebaat bij levendige lessen met concrete voorbeelden uit blad 5/9 de (cultuur)geschiedenis. Vensters als Rembrandt, Van Gogh en De Stijl worden zichtbaar in musea. Met een uitstapje naar een archief komt de VOC tot leven. In de bibliotheek is alles over Annie M.G. Schmidt en Multatuli’s Max Havelaar te vinden en na een bezoek aan het Cruquius-gemaal is helder hoe polders en bemaling werken. Een toneelstuk over de crisisjaren of een verhaal door een getuige over de Tweede Wereldoorlog kunnen meer impact geven aan het leren op school. In haar rapport doet de commissie dan ook verschillende aanbevelingen aan de culturele sector. 2.2 Weerklank in het erfgoed We zijn, met de commissie, verheugd dat ook in de culturele wereld de canon positief is ontvangen. Vooral veel instellingen voor cultureel erfgoed ontwikkelen initiatieven om de canon tot leven te wekken. Voor sommige instellingen, als het Muiderslot en het Anne Frankhuis, spreekt dat vanzelf. Maar ook minder voor de hand liggende instellingen als het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Zeeuws Archief hebben de canon omarmd. Er worden aanvullende thematische of lokale canons ontwikkeld. Zo heeft het Letterkundig Museum een ‘Pantheon van de Nederlandstalige literatuur’ (selectie van 100 Nederlandstalige schrijvers) ontwikkeld. Het neemt dit als uitgangspunt voor de nieuwe inrichting van het museum. Tijdens een recente bijeenkomst van erfgoedinstellingen bleek dat sommige een aanbod op maat willen ontwikkelen voor het onderwijs, terwijl andere de eigen collectie in het licht van de canon willen plaatsen voor een breder publiek. Een consortium van tien erfgoedinstellingen (waaronder de Koninklijke Bibliotheek, het Rijksmuseum en het Nationaal Archief) hanteert de canon als richtsnoer bij het ontwikkelen van een plan voor grootschalige digitalisering van erfgoedcollecties. En in het digitaliseringsproject Beelden voor de Toekomst zoekt men eveneens aansluiting bij de canon. 2.3 Samenhang in de culturele wereld De canoncommissie pleit voor een brede discussie over het canonontwerp in de cultuur- en erfgoedsector. Ook adviseert zij de archieven, de Museumvereniging, Erfgoed Nederland, de Vereniging van Openbare Bibliotheken en de Publieke Omroep om aan te haken bij het canonontwerp. Belangrijk voor de culturele sector zijn verder de aanbevelingen over het excursiewezen, de lokale canon en verhalen over de canonvensters in de klas. We kunnen ons vinden in veel van deze aanbevelingen. Daarom ondersteunen we het plan van de commissie om met extra geld van OCW de website uit te bouwen. Excursiemogelijkheden naar historische plaatsen, relevante museale collecties en verhalenvertellers voor de klas worden aan de website verbonden zodat deze informatie voor iedereen beschikbaar is. Erfgoed Nederland, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren en Anno kunnen hiervoor inhoudelijke expertise verlenen (zie de paragraaf 1.4. voor de tekst over de website). 2.4 Dag van de Canon De commissie pleit voor enige regie door OCW op samenwerking tussen overheden, onderwijs- en cultuurinstellingen om de nationale canon verder te verspreiden. We nemen deze uitdaging aan. Het plan is om in het najaar van 2007 een Dag van de Canon te organiseren in alle provincies en de vier grote steden om onderwijs en cultuur bij elkaar te brengen bij de invoering van de canon. Docenten van po- en vo-scholen, docenten en studenten van po- en vo– lerarenopleidingen, medewerkers van culturele instellingen (bibliotheken, musea, archieven, Notities over de Canon van Nederland
22
erfgoedhuizen enz.) en vertegenwoordigers van gemeenten en provincies komen in conferenties bij elkaar om voor hun eigen regionale of lokale situatie plannen te ontwikkelen over de aanbevelingen van de commissie. Ze kunnen kennis en ervaring uitwisselen met een programma van ‘good practices’, workshops, discussierondes e.d. Aan de oproep van de commissie om regionale en lokale canons te ontwikkelen voor de scholen is al op veel plaatsen met enthousiasme gehoor gegeven. Ook dit kan tijdens de Dag van de Canon onderwerp van gesprek zijn. Erfgoed Nederland, het nieuwe sectorinstituut voor het erfgoed, kan samen met de Vereniging van Openbare Bibliotheken als landelijk coördinator optreden voor de ontwikkeling van lokale en regionale canons. De provinciale erfgoedhuizen en het netwerk van bibliotheken voeren dat dan uit. Daar heeft het kabinet geld voor uitgetrokken. Als de eerste ronde conferenties in 2007 succesvol blijkt te zijn, bekijken we of de Dag van de Canon jaarlijks herhaald zou moeten worden, al dan niet verbonden aan de Week van de Geschiedenis, een initiatief van de stichting Anno. 2.5 Impuls voor 'Cultuur en School De canon geeft het project Cultuur en School een nieuwe impuls. Dit project heeft ten doel cultuureducatie in het onderwijs te versterken. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het primair onderwijs door middel van de regeling “versterking cultuureducatie in het po”. Dat is ook in het voortgezet onderwijs gebeurd door middel van o.a. de experimenten met de cultuurkaart als opvolger van de vouchers, en door kwaliteitsverankering in de cultuurprofielscholen. Cultuur en School heeft daarbij veel ervaring opgedaan met de verbetering van de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen en van de overheden onderling. Deze ervaring is nuttig bij de invoering van de canon en sluit aan bij de prioriteiten in het huidige regeerakkoord, waarin aan cultuureducatie onverkort een belangrijke plaats wordt toegekend. 2.6 Makkelijker en goedkoper op excursie De commissie beveelt aan onderzoek te doen naar het excursiewezen in het primair en voortgezet onderwijs. We nemen deze aanbeveling over. Vervoer tussen school en de culturele instelling blijkt in de praktijk vaak een struikelblok. Daarom is er op dit moment overleg gaande met verschillende vervoersmaatschappijen om een pilot te starten om het vervoer van leerlingen te vereenvoudigen. Excursies worden ook goedkoper omdat het kabinet de rijksmusea gratis toegankelijk maakt voor kinderen tot en met twaalf jaar. Bovendien willen we bevorderen dat alle andere geregistreerde musea (ongeveer 440) voor deze leeftijdscategorie ook gratis toegankelijk worden. Dat zou voor leerlingen in het primair onderwijs museumbezoek in het hele land aantrekkelijk maken. 2.7 Actieprogramma cultuurparticipatie We hebben een breed actieprogramma cultuurparticipatie opgezet om jongeren onder de achttien jaar en het brede publiek tot meer culturele activiteit te stimuleren. De invoering van de canon hoort daarbij. De aanbeveling van de commissie om voor deze initiatieven rond de canon een nieuw en afzonderlijk ‘Willem van Oranjefonds’ op te richten, lijkt ons niet voor de hand te liggen. Wij geven er de voorkeur aan om nieuwe initiatieven op het gebied van de canon en cultuurparticipatie te laten honoreren via het programmafonds cultuurparticipatie. Daarmee voorkomen we de oprichting van weer een nieuw loket en versnippering van financiële middelen. 2.8 Televisie als bondgenoot De commissie constateert in haar slotadvies dat de canon veel weerklank heeft gevonden en tot initiatieven van anderen heeft geleid. Ze noemt de omroep een machtige bondgenoot voor het verspreiden van de canonkennis en de daarmee verbonden doelen. Vanuit zijn onafhankelijke positie heeft de publieke omroep al een aantal concrete initiatieven genomen. De commissie noemt het jeugdprogramma Klokhuis met een serie van vijftig uitzendingen en Teleac/Teleblik met een serie van vijftig clips specifiek voor het onderwijs. Bijzondere aandacht verdient het multimediale project “Het Verleden van Nederland”, een initiatief van o.a. Geert Mak. Centraal in dit project staat een documentaire televisieserie, uit te zenden door de publieke omroep. In de paragraaf 1.4. van deze brief hebben we al vermeld dat het kabinet het lesmateriaal financiert binnen dit project en aansluitend bij de vensters van de canon. Themakanalen als GeschiedenisTV en Holland Doc vergroten de bruikbaarheid van documentaires en andere omroepproducties voor educatieve doeleinden. 2.9 De canon en het Nationaal Historisch Museum Het kabinet wil dat er een Nationaal Historisch Museum komt waar mensen de Nederlandse geschiedenis kunnen zien en beleven. De canon zal een belangrijk uitgangspunt vormen voor de Notities over de Canon van Nederland
23
inrichting van dit museum. Het Nationaal Historisch Museum heeft als doel de historische kennis te versterken bij een breed publiek, en vooral bij scholieren en studenten. Het ligt voor de hand dat dit museum nauw samenwerkt met andere historische musea, archieven, bibliotheken en cultuurhistorische instellingen, maar ook met onderwijs- en wetenschapsinstellingen. In de nota Kunst van leven, hoofdlijnennotitie cultuurbeleid die recent aan uw Kamer is voorgelegd, wordt uitgebreider op de functie van dit museum ingegaan. Inmiddels is de vestigingsplaats voor dit nieuwe rijksmuseum gekozen: het wordt Arnhem, waar een verbinding wordt gelegd met het Openluchtmuseum voor het bereiken van scholieren en gezinnen. 3. De canon en inburgering De commissie heeft bij het verwerken van de respons uit de samenleving ook aandacht gegeven aan het thema ‘identiteit en binding’. Was zij aanvankelijk bewust terughoudend om averechtse effecten te voorkomen, ze toont zich nu aangenaam getroffen door de reacties van nieuwe Nederlanders die prijs bleken te stellen op haar ontwerp. De commissie zegt daarom achteraf dat ze de bindende werking van de canon meer aandacht had mogen geven, niet als eerste doel maar wel als aantrekkelijke bijwerking. Het kabinet is blij met deze opstelling. De canon geeft inderdaad een gemeenschappelijk referentiekader waarover men graag in gesprek gaat. Net als in het jeugdonderwijs, zijn er ook bij inburgeringscursussen leraren die de canon (boek en website) al op eigen initiatief in hun lessen gebruiken. Om het gesprek over binding aan de Nederlandse samenleving onder nieuwe Nederlanders, hun kinderen en de overige burgers blijvend te bevorderen, zouden we graag zien dat hen bij de uitreiking van het inburgeringsdiploma of bij naturalisatie een exemplaar van de canon wordt uitgereikt. Over de manier waarop dit in de praktijk het best kan worden uitgevoerd, zal de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mw. drs. C.P. Vogelaar, met de betrokken partijen overleggen. 4. Tot slot, vervolgstappen Met deze brief heeft het kabinet zich uitgesproken over de hoofdlijnen van de adviezen van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. Daarmee is niet het laatste woord gezegd. Een aantal onderdelen van deze brief wordt verder uitgewerkt in meer specifieke beleidstrajecten. De belangrijkste daarvan zijn: 1. Het verankeren van de canon in het onderwijs Wij nemen de canon in de kerndoelen op om ervoor te zorgen dat leerlingen aan het eind van de onderbouw voortgezet onderwijs de canon echt kennen. Het tijdstip waarop deze verplichting via de kerndoelen het best kan ingaan, wordt in overleg met het onderwijsveld bepaald. 2. Het periodiek herijken van de canon Wij nemen het advies voor een vijfjaarlijkse herijking over. In samenhang met het vorige punt zal worden bekeken of dat in één procedure met de herijking van alle kerndoelen kan gebeuren. 3. Het ontwikkelen van een cursus voor leraren Wij willen nascholing van leraren over de canon stimuleren. Daartoe wordt met de relevante lerarenorganisaties en –opleidingen overlegd over het ontwikkelen van een ‘canoncursus’ voor de huidige leraren. 4. Makkelijker op excursie Scholieren moeten de kans krijgen de canon in culturele instellingen ook echt te kunnen ervaren. Excursies zijn daar een goed middel voor. Omdat vervoer tussen school en de culturele instelling vaak een probleem is gebleken, wordt met vervoersmaatschappijen gesproken over eenvoudiger oplossingen. 5. Dag van de canon Onderwijs- en cultuurinstellingen en overheden moeten samenwerken om de canon in te voeren. Om deze samenwerking op gang te brengen, organiseert OCW een Dag van de canon in het najaar van 2007 in alle provincies en de vier grote gemeenten. In december 2007 informeren wij u over de uitkomst van deze vijf acties. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt – Vliegenthart en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma dr. Ronald H.A. Plasterk Notities over de Canon van Nederland
24
Bijlage: samenvatting van het advies zoals opgenomen in deel C Samenvatting • De canon is verwelkomd als een inspirerend fundament. • Vervolgrapportage biedt gelegenheid tot bezinning en waar nodig herziening. • Inhoud canon: nog steeds 50 vensters, maar Boekdrukkunst vervangen door Christiaan Huygens. • Functie canon: scherpere erkenning van bindende werking, zowel op kennis- als op ideëel niveau. • De canon van Nederland is voor de basisschool voldoende open naar het buitenland; internationale canon blijft intussen desideratum. • Exempelwaarde canon – dat wil zeggen aandacht voor: o inhoud van het onderwijs, o cruciale rol van de docent, o algemene ontwikkeling als leerdoel, o wieden in overladen en versnipperd aanbod. • Bij alle enthousiasme oppassen voor een typisch Nederlandse kwaal: sterk in plannen, zwak in uitvoering. • Benutting in de markt: alle vertrouwen. • Benutting in de culturele sector: veel goede signalen. • Benutting in het onderwijs: doorpakken vereist . • Betere instrumenten, met name voor basisonderwijs: o website verrijkt, o wandkaart-met-toebehoren, o extra lesmateriaal. • Voortgezet onderwijs: canon als tegenwicht tegen verkokering en versnippering. • Nascholing docenten als topprioriteit. Wordt vervolgd: stichting entoen.nu.
Notities over de Canon van Nederland
25
Gezamenlijk persbericht ministerie van OCW en de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon De canon van Nederland: vijftig vensters op toen en nu De kern van de canon van Nederland bestaat uit vijftig onderwerpen (vensters) uit de Nederlandse cultuur en geschiedenis. De onderwerpen variëren van de hunebedden en Willem van Oranje tot de grondwet en de gasbel. De canon moet leiden tot meer kader en verdieping van de kennis over ons verleden. Het wordt geen nieuw schoolvak en past binnen de bestaande kerndoelen, datgene wat leerlingen moeten kennen en kunnen. En vooral moet de canon fungeren als inspirerend fundament. De docent is de sleutel voor een succesvolle aanpak: daarom moet er meer aandacht voor vakinhoud komen op de lerarenopleidingen en is het van belang nascholing te organiseren voor docenten. Dat zijn enkele van de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport van de canoncommissie onder voorzitterschap van Frits van Oostrom. Hij heeft het eindrapport vanmiddag overhandigd aan minister Maria van der Hoeven, die een jaar geleden de opdracht gaf voor het opstellen van dit advies. Reactie kabinet De minister spreekt haar waardering uit voor het werk van de commissie. Het kabinet geeft geen oordeel over het voorstel van de vijftig vensters. Dat is de verantwoordelijkheid van de commissie en nadrukkelijk niet de taak of verantwoordelijkheid van het kabinet. Het kabinet kan zich vinden in de analyse van de waarde van een canon voor de samenleving. Daarom wordt het voorstel nu aangeboden aan het onderwijs en de culturele instellingen en ook breder beschikbaar gesteld, met als doel respons uit de samenleving te krijgen. Daarvoor wil het kabinet zes maanden uittrekken. Het kabinet neemt de uitnodiging van de commissie aan om daarna een reactie op hoofdlijnen te ontvangen, zowel op alle commentaren uit de samenleving als op de beleidsreactie van het kabinet. Dan kan ook een standpunt bepaald worden over de termijn van de herijking van de canon. Het kabinet neemt enkele praktische aanbevelingen (website en schooltelevisie) direct over, maar laat een beslissing over de andere aanbevelingen over aan een volgend kabinet dat bij zijn definitieve reactie zijn voordeel kan doen met de respons uit de samenleving. Analyse commissie In haar analyse concludeert de commissie dat klachten over een gebrek aan historische kennis van alle tijden is. Maar zij stelt ook dat de lestijd voor geschiedenis en cultuur, zowel in het onderwijs als in de opleiding van onderwijzers, lijkt afgenomen. Dat de programma’s en schoolboeken uitpuilen van stof en taken. En dat het evenwicht tussen kennis en vaardigheden soms uit het oog wordt verloren. Met als gevolg dat leerlingen veel van weinig weten, diffuse kennis hebben. Het werken met de voorgestelde canon en de daarbij behorende aanbevelingen kunnen deze ontwikkeling keren, aldus de commissie. De canon moet overigens niet versmald worden tot nationale identiteit, beklemtoont de commissie in haar advies. Wel kan de canon bijdragen aan burgerschap, aangezien het een canon is van alle Nederlanders, ‘het verhaal van het land dat wij gezamenlijk bewonen’. De basis voor een goede kennis over de Nederlandse geschiedenis en cultuur ligt in het onderwijs. De commissie heeft doelbewust gekozen voor een open, geïntegreerde, levende canon die qua onderwerpen beperkt van omvang is en die zich uitstrekt over diverse vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, Nederlands, kunstvakken en Mens en Samenleving. Zij ziet de canon liever op termijn uitgebreid dan dat zij ‘het risico zou lopen het onderwijs te overvoeren’. Het fundament voor de canon moet gelegd worden in zes of zeven jaar tijd, in de hogere groepen van het basisonderwijs en de eerste klassen van het voortgezet onderwijs. Zo passeert de canon twee keer de revue, waarbij in het voortgezet onderwijs verbreding en verdieping centraal staan. Entoen.nu Voor de vorm en de presentatie van de canon komt de commissie met een aantal aanbevelingen. Zij bepleit het ontwerpen van een grote wandkaart voor alle scholen waarin de vijftig vensters op een tijdslijn staat afgebeeld. Daarnaast wordt er vanaf vandaag een website opengesteld (www.entoen.nu) , met legio vertakkingen en verwijzingen vanuit de canon. De commissie ziet de canon als een voortdurend gesprek, hetgeen inhoudt dat bezoekers zelf bijdragen kunnen plaatsen, zodat de site een levendig geheel wordt. Verder is de commissie groot voorstander van meer excursies, die aansluiten bij de onderwerpen van de canon. Zij ziet ook mogelijkheden voor meer ‘gasten in de klas’: mensen die in de klas verhalen over hun ervaringen, bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog of de rolvan de haven van Rotterdam. De commissie pleit mede in dat licht ook voor een lokale canon, om het erfgoed om de hoek van de school niet uit het oog te verliezen. De commissie is het afgelopen jaar zeer regelmatig benaderd door mensen met uiteenlopende initiatieven om (aspecten van) de canon over het voetlicht te brengen. Zij stelt daarom voor een nieuw fonds, overeenkomstig het Fonds voor de Letteren en het Nederlands Fonds voor de Film, in het leven te roepen om deze initiatieven een kans te geven. Het fonds zou Willem van Oranjefonds moeten gaan heten. Verder zou de commissie graag zien dat de ANWB zich buigt ‘over een aansprekende, en niet al te benauwde, Nederlandse pendant’ van de bewegwijzering in ons omringende landen, die verwijzen naar belangrijke gebeurtenissen, figuren of monumenten in de regio. Notities over de Canon van Nederland
26
Canon van Nederland – presentaties maandag 16 oktober 2006, Voorburg De Canon van Nederland is een lijst van vijftig thema's die chronologisch een samenvatting geeft van de geschiedenis van Nederland. De Canon werd opgesteld door de commissie-Van Oostrom; het tweedelige commissierapport entoen.nu – de canon van Nederland werd op 16 oktober 2006 door de commissie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Maria van der Hoeven, aangeboden. De feestelijke plechtigheid vond plaats op Gymnasium Novum in Voorburg. Leerlingen van de Voorburgse basisschool De Dijsselbloem ontvingen minister Van der Hoeven met Canon-thema's op grote borden. Commissievoorzitter Frits van Oostrom hield een toespraak en onthulde de vijftig 'vensters' van de Canon. De bijbehorende website www.entoen.nu werd gepresenteerd door commissiesecretaris Hubert Slings. De scholieren stelden in de daaropvolgende 'persconferentie' vragen aan de Minister en de voorzitter. Tenslotte speelden de scholieren een spannend Canon-spel. Het vervolgrapport van de Commissie – entoen.nu en verder – werd op 3 juli 2007 in de Ridderzaal gepresenteerd. Dit rapport behelsde een hoofdlijnenreactie naar aanleiding van de respons op het eerdere rapport. Het werd aangeboden aan minister Plasterk van OCW (de opvolger van Van der Hoeven), in aanwezigheid van de staatssecretarissen Dijksma en Bijsterveld. Bij deze gelegenheid werd ook educatief materiaal over de Canon gepresenteerd: puzzels, posters en de vernieuwde website. http://verstegenstigter.nl/projecten/archief/item/canon-van-nederland-presentaties
Titel entoen.nu (deel C) : Rapport van de commissie ontwikkeling Nederlandse Canon Editors F.P. van Oostrom, Hubert Slings Uitgever Amsterdam University Press Plaats Amsterdam Imprint Amsterdam University Press Jaar 2007 Pagina's 92 ISBN 9789053561393 Trefwoord Popular science; Wetenschap algemeen Samenvatting De inmiddels veelbesproken Canon van Nederland bevat 50 vensters met personen en gebeurtenissen die, volgens de canoncommissie onder leiding van Frits van Oostrom, elke Nederlander zou moeten weten. Dit deel bevat een hooflijnenreactie naar aanleiding van de respons die haar ontwerp heeft opgeroepen. In opdracht van de minister van OCW heeft de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon, van 1 september 2005 tot 1 september 2006 gewerkt aan (een advies over) de historische en culturele canon van Nederland. In dat jaar heeft de commissie heel veel belangstelling ervaren voor haar werkzaamheden. Klaarblijkelijk is velen er veel aan gelegen hoe Nederland omgaat met zijn cultuur en zijn geschiedenis. Hieruit is het rapport van de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon ontstaan. De canon van Nederland is geen klaagmuur en ook geen corvee. Hij is een positieve factor, niet tegen de moderniteit gericht, maar juist een waardevolle kracht daarachter. In het uurwerk van de cultuurgeschiedenis representeert de canon in zekere zin het grote rad, dat op het oog minder dynamisch draait dan het kwieke wieltje achter de kleine wijzer, maar intussen wel het grondtempo aangeeft. Door zijn permanente werking helpt het al het momentane te bewegen. De canon is wat kabinetten en commissies ruimschoots overleeft. Ruim een half jaar na het verschijnen van het tweedelige rapport entoen.nu - de canon van nederland, presenteert de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon in deel C een hooflijnenreactie naar aanleiding van de respons die haar ontwerp heeft opgeroepen. Hierin: - de gewijzigde iconen (Beemster en grachtengordel) - het nieuwe venster (Christiaan Huygens) - herziene wandkaart - herziene hoofdlijnen - een Lijst met errata deel A en B. Popular science http://dare.uva.nl/aup/nl/record/332248
Notities over de Canon van Nederland
27
Advies Raad van State 16 december 2008 Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting.
Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2008, no.08.002991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit neemt de "Canon van Nederland" op in de kerndoelen voor het primair onderwijs en in de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Daarnaast is bij de Raad een ontwerpbesluit ter advisering ingediend met betrekking tot de kerndoelen in het speciaal onderwijs, waarvan deze canon ook deel uitmaakt.(zie noot 1) De Raad van State schetst eerst beknopt de wording en inhoud van de canon. Vervolgens beziet hij het ontwerpbesluit vanuit het perspectief van het huidige stelsel van kerndoelen, van de vrijheid van onderwijs en van de door de regering gegeven motivering. De Raad komt in het licht daarvan tot de conclusie dat het ontwerpbesluit nader dient te worden overwogen. 1. Totstandkoming en inhoud van de canon In 2005 heeft de Onderwijsraad geadviseerd een canon op te stellen met de belangrijkste onderwerpen uit de (cultuur)geschiedenis van Nederland. Deze canon zou de waardevolle onderdelen van onze cultuur en geschiedenis moeten bevatten die nieuwe generaties via het onderwijs worden meegegeven. Een deel van de canon zou in de kerndoelen en examenprogramma's moeten worden opgenomen. De overige delen zouden een leidraad kunnen bieden voor het onderwijs buiten het kerncurriculum en voor culturele instellingen buiten het onderwijs.(zie noot 2) Bij brief van 26 mei 2005 heeft de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) de Commissie ontwikkeling Nederlandse canon, onder voorzitterschap van prof. dr. F.P. van Oostrom (hierna: Commissie Van Oostrom) opdracht gegeven een canon voor het primair en voortgezet onderwijs te ontwikkelen volgens de uitgangspunten die de Onderwijsraad heeft geschetst. De canon is in oktober 2006 gepubliceerd.(zie noot 3) De canon bevat vijftig chronologisch geordende onderwerpen uit de Nederlandse geschiedenis, vensters genaamd. Een venster kan betrekking hebben op een specifieke historische persoon (bijvoorbeeld Willem van Oranje of Spinoza), maar kan ook betrekking hebben op een abstracter thema (bijvoorbeeld de slavernij of de verzorgingsstaat), een bepaalde periode (de Tweede Wereldoorlog) of een concrete gebeurtenis (Srebrenica). Het overgrote deel van de vensters bestaat uit "zuiver" historische onderwerpen, maar er zijn ook vensters die meer raakvlakken hebben met bijvoorbeeld kunstgeschiedenis, aardrijkskunde of Nederlands (Rembrandt, de haven van Rotterdam of Annie M.G. Schmidt). Op 6 februari 2008 heeft een algemeen overleg plaats gevonden tussen de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de bewindslieden van OCW.(zie noot 4) De bewindslieden hebben daarbij medegedeeld dat de canon zal worden opgenomen in de kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het ontwerpbesluit beoogt de volledige canon in de kerndoelen op te nemen.(zie noot 5) Daarnaast blijven de huidige kerndoelen voor geschiedenis gehandhaafd. Deze zien op de vereiste ‘historische vaardigheden’, alsmede op inzicht in de indeling van de geschiedenis in tien perioden zoals deze in 2001 is opgesteld door de Commissie historische en maatschappelijke vorming, onder voorzitterschap van prof. dr. P. de Rooy (hierna: Commissie De Rooy).(zie noot 6) 2. Verhouding tot de opzet van de huidige kerndoelen De kerndoelen voor het primair en voortgezet onderwijs zijn in 1993 voor het eerst vastgesteld. Die kerndoelen waren zeer omvangrijk en gedetailleerd uitgeschreven.(zie noot 7) In 1997 en 1998 zijn de kerndoelen voor de eerste keer bijgesteld.(zie noot 8) De bedoeling was de kerndoelen globaler te maken en daarmee meer ruimte te creëren voor scholen. Op deze kerndoelen kwam niettemin de kritiek dat ze nog immer overladen en onwerkbaar waren, en eerder demotiverend zouden werken.(zie noot 9) Zelfs in de Notities over de Canon van Nederland
28
nota van toelichting werd al gerept van de vrees dat het curriculum nog steeds "overladen" zou kunnen zijn.(zie noot 10) Naderhand zijn de kerndoelen opnieuw aangepast en sterker uitgedund, aan de hand van voorstellen van een commissie onder voorzitterschap van prof. dr. W.H.F.W. Wijnen. Dit heeft in 2005 geleid tot het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, waarin aanzienlijk minder en veel globaler geformuleerde kerndoelen werden vastgelegd.(zie noot 11) Het besluit bevat drie kerndoelen voor geschiedenis, namelijk basale historische vaardigheden (kerndoel 51), de tien tijdvakken van de Commissie De Rooy (kerndoel 52) en de eis dat leerlingen over de belangrijkste historische personen en feiten uit de Nederlandse geschiedenis leren (kerndoel 53). De kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn in 2006 opgeschoond, waarbij de voorstellen van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming als uitgangspunt hebben gediend. Het karakter van de kerndoelen is hierbij gewijzigd in globale, algemeen geformuleerde doelen die "een kader [bieden] waarbinnen scholen echte aanbodkeuzes kunnen maken".(zie noot 12) Daarbij is doelbewust beoogd aan de scholen veel ruimte te geven, onder andere door de formulering in het nieuwe artikel 11b, eerste lid, van de WVO, dat aandacht moet worden besteed aan "aspecten van" onder meer geschiedenis. De huidige vier kerndoelen, opgenomen in het Besluit kerndoelen onderbouw VO, zien op historische vaardigheden (kerndoelen 38 tot en met 40) en de tien tijdvakken van de Commissie De Rooy (kerndoel 37).(zie noot 13) De opname van de vijftig vensters van de canon in de kerndoelen staat haaks op deze ontwikkeling naar meer autonomie voor scholen en minder gedetailleerde onderwijsinhoudelijke voorschriften. Invoering van de canon leidt er toe dat de doelen voor met name het vak geschiedenis tot op het niveau van te kennen concrete feiten en personen wordt voorgeschreven. Daarmee wordt geschiedenis het enige vak waarvoor zulke specifieke en uitgebreide normen gelden.(zie noot 14) Zelfs in verhouding tot de eerdere generaties kerndoelen is de canon gedetailleerder, omdat hierin ook de verplichte kennisneming van concrete feiten en personen is opgenomen.(zie noot 15) Deze mate van detaillering valt niet goed te verenigen met de rol die de kerndoelen moeten spelen in de vernieuwde opzet van de onderbouw van het voortgezet onderwijs, zoals deze bij de wijziging van de WVO in 2006 is geformuleerd: "de omvang en de formulering van de kerndoelen moet dusdanig zijn dat alle scholen in staat worden gesteld om maatwerk te leveren voor leerlingen van verschillende schoolsoorten. De richtinggevende kerndoelen moeten vertaald kunnen worden in concrete onderwijsprogramma's op verschillende niveaus en op scholen van alle signaturen."(zie noot 16) Naar het oordeel van de Raad passen de vensters van de canon door hun gedetailleerdheid, specificiteit en aantal niet in deze vernieuwde opzet. De canon kan uiteraard wel een inspiratiebron vormen bij de concrete invulling van het onderwijsprogramma door de scholen. Zo werd hij ook gezien in het kader van vorengenoemde wijziging van de WVO welke aan de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs ten grondslag ligt: "de kerndoelen bieden de wettelijke basis, die onder meer met behulp van de canon, uitgewerkt en verdiept kunnen worden in concrete onderwijsprogramma's. De canon heeft met andere woorden - anders dan de kerndoelen - geen wettelijke status."(zie noot 17) Met de voorgenomen incorporatie van de canon in de kerndoelen wordt ingegaan tegen de geschetste ontwikkeling naar meer autonomie voor scholen en de daarmee samenhangende, meer algemene en globale omschrijving van de kerndoelen. Een dergelijke mate van detaillering spoort niet met genoemde wetswijziging. 3. Verhouding tot de vrijheid van onderwijs Door opname van de canon in de kerndoelen worden alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs verplicht dezelfde vijftig historische onderwerpen te behandelen. Dit roept de vraag op hoe een zo gedetailleerd omschreven, verplicht curriculum ten aanzien van historische kennis en inzicht zich verhoudt tot de in artikel 23 van de Grondwet vastgelegde vrijheid van onderwijs (de vrijheid van richting en inrichting). Ingevolge artikel 23, vijfde lid, van de Grondwet, worden de eisen van deugdelijkheid aan het geheel of ten dele uit de openbare kas bekostigde onderwijs te stellen, bij de wet geregeld, met inachtneming voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. Ingevolge het zesde lid van dit artikel worden de eisen van deugdelijkheid voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs even afdoende gewaarborgd wordt. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd. De vrijheid van inrichting kan omschreven worden als het recht om de bijzondere school en het daarin gegeven onderwijs naar eigen inzicht in te richten, onder meer voor wat betreft de inhoud en de methode van het onderwijs. Voor zover de inrichting samenhangt met de richting van de school kunnen aan deze vrijheid door de wetgever maar zeer beperkt grenzen worden gesteld. Voor zover de inrichting niet met de richting samenhangt kan zij aan verdergaande beperkingen worden onderworpen. Niettemin heeft de vrijheid van inrichting ook los van richtingsaspecten zelfstandige betekenis, en dient bij het stellen van beperkingen de maat van het noodzakelijke te gelden. Daarenboven komt ook het openbaar onderwijs pedagogisch-organisatorische autonomie toe om het Notities over de Canon van Nederland
29
onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven. Uit deze vrijheid en autonomie vloeit voort, dat terughoudendheid moet worden betracht bij het opleggen van onderwijsinhoudelijke deugdelijkheidseisen. Voor het daardoor beperken van deze eigen ruimte van scholen dienen zwaarwegende gronden te zijn, en moet voldaan worden aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Naarmate onderwijsinhoudelijke deugdelijkheidseisen in meer gedetailleerde voorschriften vervat zijn zullen de beperkingen op de vrijheid van inrichting ingrijpender zijn en wordt ook, voor zover het om identiteitsgevoelige onderwerpen gaat, de kans op aantasting van de vrijheid van richting groter. Bij invoering van nieuwe, meer specifieke kerndoelen dient derhalve te worden afgewogen of het belang van meer precieze richtsnoeren wel opweegt tegen de daaruit voortvloeiende verdere beperking van de vrijheid van inrichting: in elk geval zouden die beperkingen niet zover mogen gaan dat scholen vrijwel geen keuze meer hebben met betrekking tot de inhoud van hun onderwijs. Gelet op de vergaande detaillering die het voorschrijven van de canon voor met name het geschiedenisonderwijs zal hebben en gezien de identiteitsgevoelige aard van dit vak had de toelichting bovendien een toetsing in het licht van de vrijheid van richting moeten bevatten. Een dergelijke toetsing ontbreekt echter geheel. De wetgever heeft met de vrijheid van richting rekening gehouden door in de WPO de mogelijkheid op te nemen om eigen, qua niveau gelijkwaardige kerndoelen vast te stellen voor scholen die dringende bedenkingen tegen de bestaande kerndoelen hebben, de zogenaamde substitutiemogelijkheid.(zie noot 18) Ten aanzien van de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs is deze substitutiemogelijkheid in 2006 evenwel vervallen, omdat de nieuwe sindsdien geldende kerndoelen dusdanig globaal zijn geformuleerd dat aangenomen mag worden dat elke signatuur (richting) voldoende vrijheid heeft om daaraan de gewenste eigen invulling te geven.(zie noot 19) De canon beoogt meer te zijn dan de vaststelling van een minimum aan historisch-culturele feitenkennis. Bij de samenstelling ervan is ook rekening gehouden met de betekenis van deze feiten voor burgerschapsvorming en integratie. De leerlingen moeten de inhoud van de canon kunnen gebruiken om hun eigen standpunt in en ten opzichte van de maatschappij te bepalen. De Onderwijsraad noemt in dit verband geschiedenis en levensbeschouwing in één adem.(zie noot 20) Burgerschapsvorming en integratie zijn sinds enige jaren opgenomen als uitgangspunten van het onderwijs. De Raad van State heeft er bij de opname van deze doelen als uitgangspunten van het onderwijs echter op gewezen dat het voorschrijven van de inhoud van burgerschapsvorming begrensd wordt door de kaders die artikel 23 van de Grondwet stelt. Dat betekent dat in het openbaar onderwijs burgerschapsvorming moet plaatsvinden met inachtneming van eenieders godsdienst en levensovertuiging, en dat ten aanzien van het bijzonder onderwijs de vrijheid van richting moet worden geëerbiedigd.(zie noot 21) Vermoedelijk zal het overgrote deel van de scholen ten aanzien van de canon geen richtingsbezwaren koesteren. De Raad acht het niettemin een reële mogelijkheid dat sommige richtingen zich toch onvoldoende in het geheel aan vensters of specifieke onderdelen van de canon zullen herkennen.(zie noot 22) Niet uit te sluiten valt dat deze richtingen op goede gronden bij invoering van de canon gebruik zullen willen maken van een mogelijkheid tot substitutie van kerndoelen. Die mogelijkheid bestaat weliswaar voor het primair onderwijs, maar is, zoals de Raad hiervoor reeds memoreerde, in het voortgezet onderwijs enkele jaren geleden afgeschaft. Die afschaffing kan niet los worden gezien van de veel globaler formulering van de kerndoelen voor de onderbouw voortgezet onderwijs sinds 2006, waardoor aan substitutie geen behoefte meer zou bestaan.(zie noot 23) Een terugkeer naar gedetailleerde kerndoelen zoals met de invoering van de canon zal geschieden zal de behoefte in het voortgezet onderwijs aan substitutie van kerndoelen weer doen toenemen. De toelichting zou aandacht moeten besteden aan de verhouding van de canon tot de vrijheid van richting en in het bijzonder aan de behoefte in het voortgezet onderwijs aan een substitutiemogelijkheid ter zake. De canon bevat vijftig onderwerpen, vensters, die in het onderwijs - vooral in het vak geschiedenis - in elk geval aan de orde moeten komen. Scholen zijn op zichzelf weliswaar vrij in de nadere uitwerking van deze onderwerpen. De onderwijstijd voor geschiedenis is echter beperkt, en de canon is omvangrijk en specifiek. Invoering van de canon zal met zich brengen dat er vele verplichte aspecten zijn die bij de vormgeving van met name in het vak geschiedenis in acht genomen moeten worden. Hiermee is de onderwijstijd en -stof al voor een groot deel tot in detail ingevuld, en blijft er nog maar beperkte tijd en ruimte over voor eigen accenten die scholen in het geschiedenisonderwijs willen leggen. Bij die eigen invulling kan gedacht worden aan - plausibele - alternatieve accenten, zoals onderwerpen die van belang zijn voor de richting van de school, aan regionale of juist meer Europees of internationaal georiënteerde thema’s, of aan de historische aspecten van belangrijke actuele onderwerpen. Het gevaar bestaat dan ook dat de in de canon gedetailleerd voorgeschreven aspecten scholen te weinig ruimte gunnen om een eigen invulling aan het geschiedeniscurriculum te geven. Dat valt niet zonder meer te verenigen met het uitgangspunt van het Nederlandse onderwijsbestel dat het bijzonder en het openbaar onderwijs een grote vrijheid hebben om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten.
Notities over de Canon van Nederland
30
Naar het oordeel van de Raad vormt de verplichtstelling van de vijftig vensters uit de canon een vergaande beperking van de vrijheid van inrichting. De Raad ziet vooralsnog geen zwaarwegende redenen die een dergelijke beperking kunnen dragen. 4. Motivering De argumentatie bij het ontwerpbesluit waarom de canon in de kerndoelen opgenomen moet worden is uiterst summier. Niet duidelijk is welk probleem met de verplichtstelling van de canon moet worden opgelost en of een verplichtstelling een effectief middel is om dat probleem op te lossen. De toelichting volstaat met te stellen dat deze canon het minimum aan feitelijke historisch-culturele kennis bevat dat van elke Nederlander verwacht mag worden, en dat opname in de canon garandeert dat elke leerling hiermee in aanraking komt. Deze stellingen worden in de toelichting verder niet onderbouwd. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat het ontbreken van historische feitenkennis het op te lossen probleem is. In kerndoel 53 van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO is echter voor het primair onderwijs al de eis opgenomen dat de leerlingen de belangrijkste historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis leren. En in kerndoel 37 van het Besluit kerndoelen onderbouw VO is voorgeschreven dat de leerlingen over de kenmerkende aspecten van de tien daar genoemde tijdvakken leren. Volgens de Commissie Van Oostrom is de canon met groot enthousiasme in het onderwijs en in de samenleving ontvangen. De canon is in enkele jaren een bekend fenomeen geworden en heeft inmiddels navolging gevonden door het opstellen van een groot aantal regionale, lokale en thematische canons. Het rapport van de Commissie Van Oostrom spreekt in dit verband zelfs van een "canonexplosie".(zie noot 24) Gelet op dit enthousiasme valt te verwachten dat scholen en uitgeverijen een belangrijk deel van de canon ook zonder de voorgenomen verplichtstelling tot onderdeel van hun onderwijs en hun lesmethoden zullen nemen. De toelichting bij het ontwerpbesluit merkt op dat voor de meeste scholen geldt dat veel van de vensters ook nu al aan de orde komen. Nu de meeste scholen uit eigen beweging al veelvuldig gebruik zullen maken van de canon lijkt opname in de kerndoelen niet noodzakelijk. Uit de eerder genoemde geschriften over de invoering van de canon blijkt dat deze niet alleen beoogt de historischculturele basiskennis te verbeteren, maar ook burgerschapsvorming ten doel heeft. De Onderwijsraad verwees in zijn advies naar het opgelaaide debat over de nationale identiteit. Daarbij gaat het ten eerste om de relatie tussen en de vermenging van de traditionele Nederlandse cultuur en culturen van nieuwkomers. Het onderwijs zal een balans moeten zoeken tussen klassieke waarden en individualisme en waarden als gemeenschapszin en burgerschap. Onderwijs in onder meer geschiedenis en levensbeschouwing moet leerlingen de mogelijkheid bieden om ter zake een eigen visie te ontwikkelen.(zie noot 25) De toenmalige minister sprak in haar opdracht dan ook de overtuiging uit dat als jongeren in Nederland de kennis van tenminste de kern van de canon delen, dit burgerschapsvorming en integratie ten goede zal komen.(zie noot 26) Ook de huidige minister heeft in het algemeen overleg opgemerkt dat gedeelde kennis van de hoogte- en dieptepunten in het geschiedenisverhaal van Nederland stellig gewenst is, en bijdraagt tot verantwoord burgerschap.(zie noot 27) De Raad komt tot de conclusie dat bij de samenstelling van en de discussie over de canon de bruikbaarheid ervan voor burgerschapsvorming en integratie steeds een belangrijke rol heeft gespeeld. Omdat de toelichting zich niet over dit andere doel uitlaat, wordt ook onvoldoende duidelijk wat de relatie is tussen de canon als kerndoel en de uitgangspunten inzake burgerschapsvorming en integratie in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs.(zie noot 28) In het overleg met de vaste commissie voor OCW onderschreef de minister van OCW het standpunt van de Commissie Van Oostrom dat er niets tegen een canon is die een beschaafde vorm van Nederlanderschap en zelfbewustzijn schraagt, mits dat gevoel gelijke tred houdt met een doorleefd beeld van de betrekkelijkheid daarvan plus kennis van de zwarte bladzijden in het geschiedenisverhaal van Nederland.(zie noot 29) De Raad wijst er echter op dat de Nederlandse overheid met de invoering van de canon voor gaat schrijven welke (vijftig) onderwerpen uit de vaderlandse geschiedenis in het funderend onderwijs in elk geval moeten worden behandeld. Door de mate van gedetailleerdheid van de canon kan de verplichtstelling ervan hetzelfde effect hebben als de vaststelling van een nationale geschiedenis. De genuanceerdheid, veelzijdigheid en rijkdom van de canon doen aan dit gegeven niet af. Naar het oordeel van de Raad past een dergelijke gedetailleerde, van overheidswege opgelegde geschiedschrijving niet goed in het van oudsher pluralistische karakter van de Nederlandse samenleving en het Nederlandse onderwijsbestel. De Raad adviseert het verplicht stellen van de aldus vormgegeven canon in de kerndoelen om de hiervoor uiteengezette redenen te heroverwegen. Hij geeft in overweging om - in lijn met de eerder aangehaalde toelichting bij het wetsvoorstel dat leidde tot de nieuwe grondslag voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs(zie noot 30) er mee te volstaan in de inleidende passages die aan de opsomming van de kerndoelen geschiedenis vooraf gaan de canon uitdrukkelijk te noemen als een inspiratiebron en uitgangspunt.(zie noot 31) Notities over de Canon van Nederland
31
De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Notities over de Canon van Nederland
32
Nader rapport (reactie bewindslieden op het advies) van 24 april 2009 In dit nader rapport wordt de indeling van het advies van de Raad gevolgd, met dien verstande dat vanwege de inhoudelijke samenhang tussen onderdelen 2 en 3 van het advies, deze onderdelen tezamen worden behandeld. 1. Dit onderdeel van het advies heeft een beschrijvend karakter en geeft geen aanleiding tot opmerkingen. 2 en 3. De canon van Nederland bevat 50 "vensters": personen, gebeurtenissen of ontwikkelingen die een bijzondere rol in de geschiedenis en cultuur van Nederland hebben gespeeld. De Raad is van oordeel dat de vensters van de canon door hun gedetailleerdheid, specificiteit en aantal niet in de vernieuwde opzet van de kerndoelen passen. De regering merkt hier het volgende over op. De huidige kerndoelen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs schrijven de tien tijdvakken voor die zijn ontwikkeld door de Commissie historische en maatschappelijke vorming, onder leiding van prof. dr. P. de Rooy. Hierbij is bepaald dat leerlingen leren over kenmerkende aspecten (karakteristieken) van deze tijdvakken. Bij ieder tijdvak kunnen verschillende kenmerkende aspecten onderscheiden worden. De regering is dan ook van oordeel dat, als het gaat om de gedetailleerdheid van voorschriften, de 50 onderwerpen van de canon op zichzelf beschouwd niet principieel afwijken van de al bestaande voorschriften voor het geschiedenisonderwijs. Relevant hierbij is dat het ontwerpbesluit zich beperkte tot het voorschrijven van de onderwerpen als zodanig. Het ontwerpbesluit regelde niet welke en hoeveel informatie over de vensters zou moeten worden aangeboden, noch hoeveel onderwijstijd daarvoor zou moeten worden uitgetrokken. Het liet het aan de scholen om dit te bepalen. De regering neemt desalniettemin in aanmerking dat het voorschrijven van de 50 canononderwerpen onder handhaving van de bestaande voorschriften over de tijdvakken er - door cumulatie van voorschriften - toe zou leiden dat de kerndoelen voor geschiedenis een relatief gedetailleerd karakter zouden krijgen, in vergelijking tot de kerndoelen voor andere leergebieden. Met de mate van detaillering van kerndoelen hangt samen de verhouding tot de vrijheid van inrichting en inrichting, waar de Raad in zijn advies uitvoerig aandacht aan besteedt. De Raad geeft in overweging om de canon in de kerndoelenbesluiten te benoemen als een inspiratiebron. De regering heeft in deze suggestie van de Raad aanleiding gezien om een andere invulling te geven aan de opname van de canon in de kerndoelen. Aan de kerndoelen wordt toegevoegd dat de vensters van de canon dienen als inspiratiebron voor de behandeling van de tien tijdvakken. De canononderwerpen kunnen in het onderwijs gebruikt worden om de tien tijdvakken en de kenmerkende aspecten daarvan, uit te werken en te illustreren. Met de benoeming van de canon in de kerndoelen als inspiratiebron wordt onderstreept dat de canon, die tot stand is gebracht door een onafhankelijke en deskundige commissie, een waardevol instrument is, waar scholen bij de inrichting van het onderwijsprogramma niet aan voorbij zouden mogen gaan. De bepaling brengt tot uitdrukking dat de canon van Nederland, als weergave van de kernmomenten van de ontwikkeling van Nederland, van bijzondere betekenis is voor het onderwijs. Ten aanzien van de vrijheid van inrichting en richting merkt de regering op dat, zoals hiervoor al aan de orde kwam, het ontwerpbesluit de wijze van invulling van de vensters aan de scholen liet. Scholen zouden bij de invulling van de vensters ook de eigen richting (identiteit) tot uitdrukking kunnen brengen. De thans gekozen oplossing, waarbij de vensters van de canon worden benoemd als inspiratiebron, sluit hoe dan ook iedere twijfel over de verenigbaarheid met de vrijheid van inrichting en richting uit. Daarmee is ook de noodzaak ontvallen aan het opnemen van een beschouwing over deze vrijheden in de nota van toelichting. 4 De regering kent grote waarde toe aan de canon, op grond van de volgende overwegingen: - In 2005 heeft de Onderwijsraad in haar rapport De Stand van educatief Nederland geconstateerd dat er een tekort is aan aandacht voor "die waardevolle onderdelen van onze cultuur en geschiedenis die we via het onderwijs aan nieuwe generaties willen meegeven." De canon is een blijvende stimulans om aan deze onderdelen aandacht te besteden in het onderwijs. - In de analyse van de commissie Van Oostrom wordt gewezen op diverse ontwikkelingen in het onderwijs die ertoe hebben geleid dat algemene ontwikkeling en historische kennis minder prominent in het curriculum staan. De canon is een belangrijk instrument om historische kennis weer een prominentere plaats te geven in het curriculum. - De regering wil sociale cohesie en burgerschapsvorming stimuleren. Een gezamenlijk verhaal van de geschiedenis van ons land is hier een wezenlijk onderdeel van. Vanwege deze positieve effecten acht de regering het passend en nodig om de canon een plaats te geven in de kerndoelenbesluiten. In navolging van de Raad heeft de regering de canon in de kerndoelenbesluiten niet als een verplichting opgenomen, maar als inspiratiebron. Daarbij heeft de regering ervoor gekozen om de verwijzing naar de canon niet in de inleidende teksten die voorafgaan aan de kerndoelen op te nemen, zoals de Raad heeft voorgesteld, maar in de kerndoelen zelf. Bepaald wordt dat de vensters van de canon dienen als inspiratiebron voor de behandeling van de tien tijdvakken. Met deze formulering wordt enerzijds recht gedaan aan het pleidooi van de Notities over de Canon van Nederland
33
Raad om het verplicht stellen van de canon te heroverwegen, maar wordt anderzijds beoogd te stimuleren dat de canon een nadrukkelijke rol zal spelen bij de invulling van het (geschiedenis)onderwijs. In verband met de verplichtstelling was in het oorspronkelijke ontwerpbesluit overgangsrecht opgenomen. Dit is komen te vervallen. Wij mogen U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het hierbij gevoegde gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma, De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
(1) Ontwerpbesluit kerndoelen WEC, W05.08.0382 (nog geen advies uitgebracht). (2) Onderwijsraad, "De stand van educatief Nederland", januari 2005, blz. 13 en 21-23. (3) "Entoen.nu. De canon van Nederland" (deel A en deel B). (4) Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VIII, nr. 158. (5) Respectievelijk in kerndoel 53 van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en in kerndoel 37 van het Besluit kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs. (6) Kerndoel 52 van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en kerndoel 37 van het Besluit kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs. (7) Stb. 1993, 208. (8) Stb. 1997, 484, en Stb. 1998, 354. (9) Advies van 24 april 1998, Bijvoegstel Stcrt. 14 juli 1998, nr. 130 (W05.98.0017). (10) Stb. 1998, 354, blz. 7. (11) Stb. 2005, 551. (12) Stb. 2006, 316, p. 9. (13) Stb. 2006, 316. (14) Bijvoorbeeld de kerndoelen 40 en 41 (Natuur en techniek) en 47 en 49 (Ruimte) in het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO. (15) Zie de kerndoelen 1993 in Stb. 1993, 208, blz. 31-34 en de kerndoelen 1998 in Stb. 1997, 484, blz. 31 en Stb. 1998, 354, blz. 7. (16) Kamerstukken II 2005/06, 30 323, nr. 3, blz. 4. (17) Kamerstukken II 2005/06, 30 323, nr. 3, blz. 11. (18) WPO, artikel 9, vijfde en zevende lid. (19) Kamerstukken II 2005/06, 30 323, nr. 3, blz. 4 en 12; Staatsblad 2006, 316, blz. 9. (20) "De stand van educatief Nederland", 2005, blz. 18. (21) Advies van 3 augustus 2004, Kamerstukken II 2004/05, 29 666 nr. 4. (22) Zie de "Canon van het Christelijk Onderwijs", gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 15 februari 2007. (23) Zie onder andere het advies van de Onderwijsraad, 8 juli 2005, blz. 7. (24) "En toen.nu. De canon van Nederland. Rapport van de Commissie ontwikkeling Nederlandse canon", deel C, blz. 11-16. (25) Onderwijsraad "De stand van educatief Nederland", januari 2005, blz. 13 en 21-23. (26) "Entoen.nu", deel A, blz. 95-98. (27) Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VIII, nr. 158, blz. 6. (28) Artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de WPO, en artikel 17, derde lid, aanhef en onder a, van de WVO. (29) Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VIII, nr. 158, blz. 6. (30) Kamerstukken II 2005/06, 30 323, nr. 3, blz. 11: "de kerndoelen bieden de wettelijke basis, die onder meer met behulp van de canon, uitgewerkt en verdiept kunnen worden in concrete onderwijsprogramma's." (31) Bijvoorbeeld in de paragraaf karakteristiek in "Oriëntatie op jezelf en de wereld" in de bijlage bij het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en in "Onderdeel E: Mens en maatschappij" van het Besluit kerndoelen onderbouw PO.
Notities over de Canon van Nederland
34
Twee brieven Beste L., Ik las het weekend je column in de NRC.Ik kreeg de indruk dat je ons advies niet had gelezen. Om het je gemakkelijk te maken heb ik de passages over de canon uit het advies in een apart document gezet. Gaat hierbij. Verder nog even je aandacht voor de volgende overwegingen: - de canon zoals voorgesteld gaat veel verder dan het literair-historische zoals je blijkbaar veronderstelt; - een leerzame exercitie is bijvoorbeeld het domein van fotografie en film: wat zou je op dat domein tot de Nederlandse canon rekenen? Daarbij komt dan onvermijdelijk als criterium naar voren de vraag wat het voorstelt in vooral een Europees perspectief; - in Unesco verband doet Nederland al lang mee aan het materieel werelderfgoed. We hebben dat verdrag zelfs geratificeerd. Vanuit de arme landen is gewezen op het feit dat de rijke landen wel veel materieel erfgoed en de ontwikkelingslanden niet, maar dat de ontwikkelingslanden wel beschikken over immaterieel erfgoed (verhalen, gebruiken, festivals, dansen). Recent heeft dat geleid tot een Unesco conventie immaterieel erfgoed waaraan ook Nederland meedoet; - op verschillende deelterreinen is een canon reeds lang aanwezig, bv monumentenzorg, civiele techniek, 17de en 19de eeuwse schilderkunst, natuurwetenschappers, medici, reisverslagen, egodocumenten het is vooral zaak om dwarsverbanden te leggen tussen deze canonaanzetten; - de canon is minder 'romantisch' dan je blijkbaar denkt: in de Nederlandse canon zitten ook bittere en onaangename onderdelen. De slavenhandel behoort tot de canon, onvermijdelijk en ook onverbiddelijk; - we zien de canon als opgebouwd in drie lagen: voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs; voor leraren en docenten en voor levenslang lerenden. Misschien is de canon voor leraren wel een (broodnodige?) steun in de rug? Tenslotte zoals een land een canon heeft kan ook een persoon een canon hebben. Heb je al eens nagedacht over de vraag wat behoort tot jouw persoonlijke canon? Met vriendelijke groet, Fons van Wieringen
Beste B., Zoals je weet is de canon is begin 2005 door de raad voorgesteld in zijn advies De Stand van Educatief Nederland 2004. Voor de uitwerking had de raad overigens een meer disciplinaire optiek voor ogen met aandacht voor cultuurdisciplines maar ook voor techniekdisciplines en met gemengde bijdragen van vak- en publiekjury's. De canon zoals die uiteindelijk geworden is anders dan toen door ons gedacht maar een voor onderwijs waardevol middel. In het advies van vier jaren later De Stand van Educatief Nederland 2009 zijn we nog ingegaan op de canon en gewezen op de canonmethode die overal gebruikt wordt en een prachtige methode blijkt om erfgoed in de brede zin van het woord en onderwijs bij elkaar te brengen. De winst hiervan kan nauwelijks overschat worden. Ik ga in op een aantal punten dat in aan de orde is gesteld: - vormt opname in de kerndoelen een breuk met de ingezette lijn naar een globalere omschrijving van de kerndoelen, worden de kerndoelen op dit punt te gedetailleerd en niet meer in lijn met de overige kerndoelen? Ten aanzien van de kerndoelen bestonden/bestaan twee opvattingen op dit punt. In de eerste opvatting wordt een verdeling gemaakt en gezegd dat (bijvoorbeeld) 70% van de kerndoelen voorgeschreven zijn en (in dit voorbeeld) 30% niet en vrij zijn voor de scholen, in de tweede opvatting is de mate van opleggen resp. schoolvrijheid Notities over de Canon van Nederland
35
afhankelijk gemaakt van de wijze van formulering van enkele kerndoelen: een meer abstract geformuleerd kerndoel geeft meer invulmogelijkheden dan een heel concreet geformuleerd kerndoel. In beide opvattingen kan een cultuurhistorische canon een plaats krijgen zonder dat sprake is van een teveel aan detail. - de vraag naar de mate van detaillering voor het onderwerp geschiedenis is ook een relatieve. Nadat de vakhistorici via externe druk eindelijk weer een periodisering in de leerstof wilden aanbrengen hebben we de tien tijdvakken van de Cie. Piet de Rooy, elk tijdvak aangeduid met twee termen, zeg maar twee vensters (ontdekkers & hervormers; burgers & stoommachines enz.). Is een verschil tussen 20 en 50 vensters een gradueel of een principieel verschil in mate van detaillering? - de vraag is vervolgens wat de 50 vensters inhouden, wat wil dat eigenlijk zeggen dat een bepaald venster aan bod komt? Als je een venster bekijkt zie je achter elk venster een scala aan inhouden, een school kan daar een keuze uitmaken die past bij zijn positie. Elk venster biedt vertakkingen en uitbreidingsmogelijkheden voor het onderwijs, suggesties voor verwante onderwerpen, suggesties voor vergelijkingen tussen verleden en vandaag, suggesties voor tastbare vormen, verwijzingen, mogelijkheden tot excursie, relevante jeugdliteratuur, achtergrondliteratuur enz. Het is dus niet zo dat met enkel de 50 vensters een teveel aan detail op de scholen af komt. De canon laat scholen ruimte om er op eigen wijze invulling aan te geven. - voor de basisschool is belangrijk de eindtoets en het eindrapport. In de CITO eindtoets zullen de 50 vensters noch de 20 tijdvaktermen worden afgetoetst. - een punt in dit verband zou wel kunnen zijn of de canon in zijn geheel in het basisonderwijs aan de orde moet komen, een deel kan ook in de onderbouw van het voortgezet onderwijs aan de orde komen. Dat zou een nader reflectie vragen over waar welke zaken in welke kerndoelen zijn op te nemen. - als het gaat om richtingen die een inhoudelijk richtingbezwaar kunnen maken tegen de inhoud van de canon dan kan ik aan weinig anders denken dan de richtingen die juist bij uitstek staan voor de Nederlandse geschiedenis, dat juist zij bezwaar zouden maken is niet goed voorstelbaar. Het gaat hier om specifieke richtingen die vanouds de Nederlandse geschiedenis incorporeerden. - bovendien bestaan substitutiemogelijkheden in het basisonderwijs zodat ook langs die lijn een verdeling kan worden gemaakt tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. - de canon is onderdeel van twee bewegingen die elkaar op dit moment snijden en de canon bevindt zich op dat snijpunt: een beweging die naar een herwaardering wil van de kenniscomponent in het onderwijs (en als raad hebben wij daar in enkele adviezen in de afgelopen periode veel aandacht aan gegeven) en een beweging die probeert vorm te geven aan Nederland als immigratieland. Aan dat laatste heeft de raad eveneens veel aandacht besteed (bv in adviezen over burgerschap en schoolcultuur). Hier gaat het om drie aspecten: kennis, gedragingen (omgangsvormen) en waarden & normen. Daar waar de derde dimensie (waarden & normen) lastig in te vullen is juist vanwege de door de RvS opgemerkte pluralistische inslag van onze samenleving verschuift het accent naar de twee andere componenten. Hoe vindt inburgering plaats: via kennis van het land en zijn geschiedenis of via het aanleren van omgangsvormen? Als de canonkennis niet meer aan de orde is (of enkel als een inspiratiebron) dan moeten we het hebben van omgangsvormen. Dat is geen eenvoudige weg voor het onderwijs dat eerder op kennis kan kapitaliseren en ook wel een erg magere weg en vooral niet de route die immigratielanden als de Verenigde Staten bewandelen. Dit alles ter overweging. Met vriendelijke groet, Fons van Wieringen
Notities over de Canon van Nederland
36
De canon en het leerplan SLO De canon in het primair onderwijs De toenmalige minister van OCW Van der Hoeven stelde in 2005 de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon in met de opdracht een historische en culturele canon van Nederland te ontwerpen. De commissie gaat ook wel door het leven als de Commissie Van Oostrom, genoemd naar de voorzitter Frits van Oostrom. Na een jaar werken kwam de commissie in het najaar van 2006 met het rapport Entoen.nu. de canon van Nederland (deel A en B). Daarin werd een voorstel voor een canon van Nederland gedaan in de vorm van vijftig onderwerpen, door de commissie ‘vensters’ genoemd. Het rapport heeft een toepasselijk openingscitaat uit Spreuken: Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk. De inhoud van de canon wordt gepresenteerd als ‘vanzelfsprekende bagage’ en als een ‘inspirerend fundament’, waaraan vanaf het basisonderwijs gewerkt moet worden. Nadrukkelijk stelt de commissie dat het niet gaat om een nieuw schoolvak, curriculum of methode. Een ieder werd uitgenodigd om op het canonvoorstel te reageren en die reacties zijn verwerkt in het rapport Entoen.nu en verder. De canon van Nederland (deel C). De commissie heeft maar één fundamentele wijziging aangebracht in de rij van vijftig vensters: het canonvenster Boekdrukkunst, revolutie in reproductie is ingeruild voor het canonvenster Christiaan Huygens. Wetenschap in de Gouden Eeuw. Het eindresultaat, de canon van Nederland, werd in de zomer van 2007 aangeboden aan minister Plasterk. De canon valt in vruchtbare aarde en vindt navolging in de vorm van lokale en regionale historische canons, zoals de Haagse canon, de Leidse canon, de Tielse canon en de Canon van Noord-Nederland. Voor de ontwikkeling van historisch besef - door het leren ontdekken van het verleden in het heden - kan de lokale en regionale (school)omgeving een positieve bijdrage leveren. Via een lokale of regionale canon kunnen die onderwerpen benadrukt worden die de beleving van de geschiedenis in de eigen omgeving mogelijk maken. Vanzelfsprekend is de inhoud van dergelijke canons niet in dit product uitgewerkt. Van groot belang is wel dat, in de schoolpraktijk, steeds de samenhang tussen de Canon van Nederland en de lokale en regionale canons tot uitdrukking komt. Aan de canon wordt aandacht besteed in de kerndoelen voor het domein oriëntatie op jezelf en de wereld (basisonderwijs) en het leergebied mens en maatschappij (voortgezet onderwijs). Aan de bestaande kerndoelen 52 basisonderwijs en 37 voortgezet onderwijs, waarin de tien tijdvakken staan opgesomd, zal de volgende volzin worden toegevoegd: "De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken ". De keuze voor het domein oriëntatie op jezelf en de wereld en het leergebied mens en maatschappij is een logische, het gaat tenslotte om een cultuurhistorische canon. Veel canonvensters kennen naast een historische dimensie ook andere dimensies. In het rapport Entoen.nu en verder. De canon van Nederland (deel C) zegt de commissie ook expliciet dat de canon een deel van de leerstof is dat aan de orde zou moeten komen bij schoolvakken als geschiedenis, aardrijkskunde, Nederlands, kunstvakken, maatschappijleer en levensbeschouwelijke vakken. Sterker nog, dat de canon meerdere vakken bedient is volgens de commissie wezenlijk voor het vakoverstijgend concept. Zo ligt het bijvoorbeeld voor de hand om een aantal vensters vanuit een hedendaags geografisch perspectief aan de orde te stellen bij het vak aardrijkskunde, zoals de Limes, de Hanze, de Beemster, de grachtengordel, de Atlas major van Blaeu, de buitenhuizen, de eerste spoorlijn, de watersnood, de haven van Rotterdam en de gasbel. Bij Nederlands kunnen onderwerpen als Karel de Grote, hebban olla vogala, Floris V, Willem van Oranje, de Statenbijbel, Max Havelaar, de Tweede Wereldoorlog, Anne Frank, De Stijl, de televisie, Annie M.G. Schmidt. en Suriname en de Nederlandse Antillen vanuit een taal- of letterkundig perspectief aan de orde gesteld worden. Canonvensters als Rembrandt, Vincent van Gogh en De Stijl vragen om aandacht bij de kunstvakken. Bij levensbeschouwing kunnen vensters als hunebedden, Willibrord, Erasmus, de Beeldenstorm, de Statenbijbel en veelkleurig Nederland aan de orde komen. Het vak economie kan aandacht besteden aan Willem I, de televisie, de haven van Rotterdam en de gasbel. En ligt het niet voor de hand dat natuurkunde aandacht besteedt aan Christiaan Huygens en Eise Eisinga? Notities over de Canon van Nederland
37
Bij een aantal vensters ligt het voor de hand daaraan bij verschillende vakken aandacht te besteden. In het eerder genoemde rapport pleit de Commissie Van Oostrom ervoor om zichtbaar te maken hoe de vijftig vensters van de canon in de tien tijdvakken passen. Zij geeft daartoe zelf al een voorzet door te stellen dat de vensters dienst kunnen doen als concretisering van een belangrijk aantal van de kenmerkende aspecten. Het voorliggende leerplankundige instrument maakt inzichtelijk waar de canon een plaats kan krijgen bij verschillende vakken in primair onderwijs en onderbouw VO. Voor de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, Nederlands en cultuureducatie wordt de relatie van de canon met het betreffende vak beschreven. Daarmee wordt ook duidelijk dat veel van de canonvensters nu al een plaats hebben in het onderwijs. Denk bijvoorbeeld aan de slavernij, de crisisjaren, en de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Maar ook wordt duidelijk dat een aantal vensters redelijk nieuw is voor het onderwijs, zoals Eise Eisinga, Spinoza, Erasmus en hebban olla vogala. Dit leerplankundige instrument is in de eerste plaats bedoeld voor degenen die een beeld willen krijgen van de verschillende canonvensters en bovenal hoe de canonvensters zich verhouden tot de diverse vakken (en leerplannen) in primair onderwijs en onderbouw VO. Daarbij wordt op de eerste plaats gedacht aan intermediairen als auteurs en uitgevers, toetsontwikkelaars, leerplanontwikkelaars en opleiders. Zij kunnen het instrument gebruiken om concretere uitwerkingen, materialen, toetsen, en cursussen bij de canon te maken en/of te geven. Maar daarnaast kan dit instrument door leraren worden gebruikt, bijvoorbeeld als checklist voor de gebruikte methode.
Notities over de Canon van Nederland
38
De canon en de musea In 2006 ontstond in de Tweede Kamer het plan om een museum op te richten waarin een overzicht van de Nederlandse geschiedenis getoond zou worden. De canon moest daarvoor de leidraad worden, maar de directeuren van het Nationaal Historisch Museum konden zich er niet in vinden. Ook over de locatie was onenigheid, waarna het project in 2010 werd afgeblazen. http://www.erfgoedbijdeles.nl/openluchtmuseum-brengt-canon-van-nederland-in-beeld/ Nadat de komst van het Nationaal Historisch Museum werd afgeblazen, komt er nu alsnog een tentoonstelling waarin de ‘Canon van Nederland’ in beeld wordt gebracht. Het Openluchtmuseum in Arnhem heeft hiervoor ruimte gemaakt en zal deze ruimte in samenwerking met het Rijksmuseum Amsterdam in gaan richten. Naar verwachting gaat de tentoonstelling in de zomer van 2017 open. De twee musea hadden van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de opdracht gekregen om toch nog niets te doen met het plan om een canon van Nederland te maken. De Canon van Nederland neemt de bezoekers in een beknopt en interactief overzicht mee door de Nederlandse geschiedenis: van hunebed naar de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig. ‘Waar geschiedenis beleefd wordt in het hoofd, zullen wij verleden ook laten voelen en beleven met behulp van moderne en interactieve elementen. Dus ook met het hart en met de handen ’, aldus directeur Willem Bijleveld. Het belang van de Canon van Nederland in het Openluchtmuseum werd door hem benadrukt. ‘Ruim twee derde van onze kinderen en kleinkinderen zijn al bekend met de Canon van Nederland, omdat het al in hun onderwijsprogramma is opgenomen. En terecht, ervarend leren is het onderwijs van de toekomst en met de Canon van Nederland sluiten we daar volledig op aan. Sterker nog, als de kinderen in het Openluchtmuseum lopen, kunnen ze zelfs hun (groot-)ouders wat bijleren.’ Paul Schnabel reageerde enthousiast tijdens de presentatie. ‘ Als leren weer leuk wordt, neem je spelenderwijs alle informatie veel makkelijker op.’ Ook Generatie Z en de vierde industriële revolutie kwamen aan bod tijdens de bijeenkomst. ‘Door de overdaad aan informatie waarin gezocht wordt naar de waarheid, biedt het Openluchtmuseum met de Canon van Nederland daadwerkelijk duiding aan deze generatie Z. Die enorme hang naar leren, is kenmerkend voor hen,’ benadrukte Jos Ahlers, auteur van het boek Generatie Z, the next level. En zeker nu het Rijksmuseum in de Canon van Nederland een partner is geworden voor het Nederlands Openluchtmuseum, wordt die behoefte vervuld. ‘De bijdrage van het Rijksmuseum is bijzonder, omdat twee musea in Nederland gezamenlijk de geschiedenis van Nederland gaan vertellen. Sterker nog, geschiedenis wordt hierdoor toegankelijker voor iedereen,’ aldus Martine Gosselink, hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum. Met de uitspraak ‘Bij ons komt de geschiedenis dichterbij dan ooit’ sloot Willem Bijleveld de presentatie op treffende wijze af. http://www.openluchtmuseum.nl/over-ons/nieuws/het-nederlands-openluchtmuseum-neemt-nieuwe-vormen-aan/ Het Openluchtmuseum en het Rijksmuseum hebben de plannen die ze erfden van het Nationaal Historisch Museum niet gebruikt. „We zijn weer teruggegaan naar de canon en hebben van daaruit een tentoonstellingsconcept ontwikkeld”, zegt Willem Bijleveld, directeur van het Openluchtmuseum. Hij probeert een beeld te schetsen van wat er straks te zien zal zijn: „Je loopt eerst door een ondergrondse tunnel van heden naar verleden, tot je aankomt in de prehistorie”, vertelt hij. „Uiteindelijk beland je in een kathedraalachtige zaal. Met een soort minitentoonstellingen, waarin we telkens een paar canonvensters laten zien. De Gouden Eeuw bijvoorbeeld verbeelden we met de drukkerij van Blaeu. Daar zie je de Atlas Maior die Blaeu in 1662 uitgaf, en daar pakken we meteen ook nog twee andere canonvensters mee, de VOC en Michiel de Ruyter.” Bij elk tijdvak wordt ook een dier geïntroduceerd. „Bij Jagers en Boeren is dat de hond”, zegt Bijleveld, „die werd in die tijd gedomesticeerd. En bij Grieken en Romeinen de kip, want die namen de Romeinen naar deze streken mee.” De meeste objecten komen uit het Rijksmuseum Amsterdam, maar ook het Rijksmuseum van Oudheden heeft bruiklenen gegeven. Bijleveld: „Daar lenen we bijvoorbeeld een wastablet uit de Karolingische tijd, een soort leitje met een schrijfstift. Naast die vitrine komt een interactieve opstelling waar je zelf de Karolingische minuskel kunt leren schrijven, het handschrift uit de tijd van Karel de Grote.” Zo wordt de geschiedenis op een persoonlijke manier belicht, met veel aandacht voor het dagelijks leven. En overal wordt de bezoeker uitgenodigd om zelf iets te doen. Bij een kist met zilver uit het wrak van een VOC-schip kun je bijvoorbeeld schatgraven of virtueel duiken. http://www.nrc.nl/handelsblad/2016/04/07/tijdvakken-ingericht-als-filmsets-1606865 http://www.openluchtmuseum.nl/plan-je-bezoek/veelgestelde-vragen/verbouwing-entreepaviljoen/ Notities over de Canon van Nederland
39
de Volkskrant 8-4-2016
Notities over de Canon van Nederland
40