N o t i t i e s bij enkele Figures tascives, van Jean Jacques Lequeu (1757-1825), architect
J.J. Lequeu,
zelfportret
Pieter-Jan G i j s b e r t s
Een snedig oog / folie(s) du voir Vind je mijn voeten mooi? vroeg ze. [Merk op dat gedurende de hele scène ze zich nauwlettend bekijkt in een spiegel, hetgeen niet zonder betekenis is; ze ontleent haar zelfbeeld aan haar spiegelbeeld, w a a r m e e ze zichzelf dus als ruimtelijk discontinu begrijpt.]
Ja, ik vind ze mooi. Vind je mijn benen mooi? Ja. En mijn dijen? Ja, ik vind ze mooi.
Welbeschouwd, is in feite niemand zich ervan bewust dat dit onvermogen om de aandacht te richten op iets anders dan op zaken die ons direct raken en makkelijk te bevatten zijn, er de oorzaak van is dat het leven van een ieder van een weerzinwekkende armoede is. Georges Bataille, Dossier de l'oeil pinéal
[En zo verder, van top tot teen.]
Dus je houd helemaal van me. Ja, ik hou helemaal van je. Ik ook, Paul. Jean-Luc Godard, Le Mépris Jean Baudrillard, Le système des objets (voice over)
Onverhuld, op het eerste gezicht lijken de Figures lascives van Lequeu niets meer en niets minder dan een minutieuze v e r s l a g l e g g i n g van een persoonlijke o b s e s s i e voor het vrouwelijke g e s l a c h t en een curieuze enscenering van voyeurisme en exhibitionisme. Maar deze tekeningen o n t h u l l e n meer dan de naakte, t a x o n o m i s c h e classificerende a f b e e l d i n g lijkt te zijn. Ze zijn de ultieme c o n s e q u e n t i e van een streven a r c h i t e c t u u r te laten spreken. W a n t voordat een architecture pariante als metafoor gerealiseerd kan worden moet het lichaam van het wezen dat spreekt, de mens, in een a r c h i t e c t o n i s c h e metafoor g e t r a n s f o r m e e r d worden om ingezet te kunnen worden in het licht scabreuze spel van de a r c h i t e c t o n i s c h e v e r m o m m i n g : Lequeus draperieën bijvoorbeeld rond de i n g a n g s p a r t i j e n van zijn o n t w e r p e n uit de Architecture civile en zijn letterlijk en figuurlijk g r o t e s k - v a g i n a l e snedes door de opstand van zijn gebouwen. De b e s c h r i j v i n g van deze ontwerpen, de titels, de in het beeld ingelaten woorden blijven een adequate t r a n s c r i p t i e van het o n t w e r p dat vet knipogend elke obsceniteit o p h e f t in een eigenzinnig geënsceneerde l o g i c a van de evidentie. De s c o p i s c h e vivisectie die Lequeu u i t v o e r t in zijn Figures lascives echter is een spel op het scherp van de snede dat niet gespeeld wordt op het tableau van de a f b e e l d i n g maar dat lispelend gesouffleerd wordt door de tekst. De tekeningen imiteren de koele en tegelijkertijd geruststellende precisie van een a n a t o m i s c h e a t l a s . Deze objectieve mimicry w o r d t echter o n t m a s k e r d door de geschreven commentaren die direct o n t h u l l e n dat een zuiver a n a t o m i s c h e representatie niet is beoogd. De b i j s c h r i f t e n zijn geen v e r d u b b e l i n g van het beeld, geen titel: de p a n o p t i c a l e blik van het w e t e n s c h a p p e l i j k vertoog wordt door het c o m m e n t a a r niet geënsceneerd, maar
J.J. Lequeu, De damessalon op de begane grond, genaamd de tempel van de aardse Venus
'ge-obsceneerd', het is de voice over die de a f b e e l d i n g l o s w o e l t van haar geveinsde n e u t r a l i t e i t en een a c t i v i t e i t b e s c h r i j f t die de afbeelding niet laat zien. De tekst o n t h u l t w a t de tekening in haar s c h i j n baar ultieme naaktheid verbergt: 'De venusheuvel; een stuk vlees dat vanaf de navel tot aan de anus bedekt moet zijn met lange z w a r t e haren, goed in de schaduw... en dat door w u l p s gestreeld te worden en door stevig met de w i j s v i n g e r bewerkt te worden, de vrouw doet klaarkomen net als wij', of: 'De d u b b e l e lippen van een krater w a a r v a n de seksuele delen actief zijn: enkele dagen na de bevalling heeft ze weer een opgewonden kutje.' De tekst o n t r e g e l t de orde van de representatie door het g e s l a c h t te personifiëren en te identificeren naar vermoede, te verwachten en g e b e u r d e handelingen. En de blik wordt medeplichtig door de lectuur van de legenda, die immers een andere afstand, een nabijer focus verlangt: een scopofiel objectief.
Het alibi van de a n a t o m i s c h e zoom, van de wil tot weten, nestelt zich zo tevens in de tekst, in de woorden die de blik veranderen in een staar die gefixeerd wordt op het tot spreken gedwongen g e s l a c h t . Maar: als de blik van de Medusa hebben deze tekeningen de f r i v o l i t e i t van de a r c h i t e c t u r e p a r i a n t e in een nietszeggend zwijgen versteend. Dat is hun apotropaeïsch a n t w o o r d op een teveel aan gedwongen zichtbaarheid. De tekeningen kijken t e r u g en versplinteren de 'netvliesgevel' van een oog dat d a c h t te kunnen weergeven w a t het weerspiegelde. Het is de wraak van Eurydike.
Over Jean Jacques Lequeu: Jean Jacques Marty-L'Herne ( = J a c q u e s Guillerme), 'Les cas de Jean Jacques Lequeu', Macula nr. 5/6, z.j., pp. 138-149. Philippe rivista di Philippe Londen,
Duboy, 'Lo sguardo di Orfeo', II piccolo Hans, analisi materialistica nr. 10, 1976, pp. 113-127. Duboy, Lequeu, an architectural enigma, 1986.
Johannes Odenthal, Imaginare Architektur,
Frankfurt,
1986. Anthony Vidler, The writing of the walls, Princeton, 1987, pp. 103-124.
J.J. Lequeu, Het souterrain
van het gotische
huis