Notitie Aan Van Onderwerp Datum
1.1. 1.1.1.
Oranjewoud: Marijke Visser-Poldervaart RBOI: Matthijs van der Meulen en Wouter Verweij MER Flevokust – bijdrage externe veiligheid 28 juni 2013
Externe veiligheid Toetsingscriteria en onderzoeksmethodiek
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. De beoordelingscriteria zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Een overzicht van het wettelijke toetsingskader voor de verschillende risicobronnen is opgenomen in bijlage 1. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Met behulp van de beschikbare informatiebronnen zoals de professionele risicokaart en het Basisnet Weg zijn de risicobronnen in de omgeving van het plangebied geïnventariseerd:
-
vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg; vervoer van gevaarlijke stoffen door hogedruk aardgasleidingen; risicovolle inrichtingen.
Onderzocht wordt of de ontwikkeling van Flevokust leidt tot een overschrijding van de grenswaarde voor het PR, de oriënterende waarde van het GR of een toename van het GR. Tabel 1 Beoordelingscriteria externe veiligheid Aspect
Criteria
Wijze effectbepaling
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
PR GR
beoordeling op basis van kwalitatieve en kwantitatieve benadering
Risicovolle inrichtingen
PR GR
beoordeling op basis van kwalitatieve en kwantitatieve benadering
1
Notitie
1.1.2.
Referentiesituatie
Vervoer gevaarlijke stoffen In en langs het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Figuur 1 geeft een overzicht van de transportroutes en leidingen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan.
Figuur 1 Uitsnede risicokaart: transportroutes en leidingen Rijksweg A6 Over de A6 vindt in de huidige situatie vervoer van gevaarlijke stoffen plaats met een relatief beperkte omvang. Het vervoer van brandbare gassen zoals LPG en propaan (stofcategorie GF3) is maatgevend voor de externe veiligheidsrisico’s en de effecten in geval en een incident. In het Basisnet weg zijn vervoerscijfers opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de huidige situatie. Tevens is een ‘vervoersplafond’ opgenomen dat is gekoppeld aan een risicoplafond. Dit plafond geeft de maximale gebruiksruime en is opgenomen om te voorkomen dat door toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen ongewenste situaties ontstaan ten aanzien van het groepsrisico. In de Circulaire RnVGS is de vervoershoeveelheid weergegeven die moet worden gehanteerd bij het berekenen van het groepsrisico.
2
Notitie
Uit de Circulaire blijkt dat over de A6 rekening moet worden gehouden met 4.000 vervoersbewegingen voor het vervoer van GF-3 stoffen plaatsvindt. Tabel 2 toont de gehanteerde vervoershoeveelheid brandbaar gas (LPG stofcategorie GF3) voor het wegvak op de A6 ter hoogte van het plangebied. Dit betreft de in de Circulaire RnVGS voorgeschreven aantallen voor groepsrisicoberekening. Tabel 2 Vervoershoeveelheid brandbaar gas (GF3) Wegvak
Vervoershoeveelheid GF3
Code
omschrijving
F36
A6: afrit 11 (Lelystad Noord) – afrit 13 (Urk)
4000
In bijlage 5 van de Circulaire RnVGS is voor het wegvak F36 een veiligheidszone van 0 m vermeld. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen vanaf 0 m van het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. De veiligheidszone overlapt dus niet met bestemmingen buiten de weg. Bij de huidige personendichtheid binnen het invloedsgebied van de weg ligt het groepsrisico beneden de grens van 0,1 maal de oriënterende waarde. Het invloedsgebied voor het groepsrisico wordt bepaald door de 1% letaliteiteffectafstand die behoort bij het maatgevend ongevalscenario voor vervoer van brandbare gassen. Dit scenario bestaat uit een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion). Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu volgt dat het invloedsgebied voor het groepsrisico voor GF3 stoffen 355 m bedraagt, gemeten vanaf de as van de weg. N302 Over de N302 vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg maakt deel uit van de provinciale en gemeente routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en is niet opgenomen in het Basisnet. Uit externe veiligheidsonderzoek1 dat door Tauw is uitgevoerd voor het bestemmingsplan Stadsrandgebied en waarin voor de vervoersaantallen wordt verwezen naar het eindrapport ‘inzicht in transport gevaarlijke stoffen’ (2008) blijkt dat de omvang van het vervoer beperkt is, de PR 10-6 contour is niet buiten de weg gelegen. Uit deze aantallen en de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse transport blijkt dat het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Dit is het gevolg van de lage personendichtheid in de directe omgeving van het spoor. Spoorverbinding Lelystad-Zwolle Ten zuiden van het plangebied is de spoorlijn Weesp-Hattem gelegen, ook wel de Hanzelijn genoemd. Het tracé nabij het plangebied betreft de nieuw aangelegde verbinding tussen Lelystad en Zwolle. De Hanzelijn vormt hiermee een alternatieve route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen naar het noordelijke deel van het land. De bestaande Veluwelijn (Amersfoort-Zwolle) kan 1
Tauw, Onderzoek externe veiligheid Lelystadbestemmingsplan Stadsrandgebied, N001-1207060RUD-ege-V01-NL, 25 april 2012
3
Notitie hiermee worden ontlast. Ook voor de het spoor geldt dat een vervoersplafond is vastgelegd in het Basisnet. Als gevolg van dit plafond geldt voor het spoortracé ter hoogte van het plangebied een veiligheidszone van 1 tot 6 m, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Het Basisnet geeft geen hoogte voor het groepsrisico weer. Uit het externe veiligheidsonderzoek dat door Tauw is uitgevoerd voor het bestemmingsplan Stadsranden blijkt dat het groepsrisico tussen de 0,1 en de 0,5 maal de oriënterende waarde bedraagt. De oriënterende waarde wordt niet overschreden. In verband met het vervoer van brandbare vloeistoffen geldt voor het spoor een zogeheten plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m, gemeten vanaf de rand van het spoor. Binnen deze zone moet terughoudend worden omgegaan met de ontwikkeling van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en kunnen op grond van het Bouwbesluit (treedt op korte termijn in werking) aanvullende maatregelen worden gevraagd. Aardgastransportleidingen In en om het plangebied zijn enkele aardgastransportleidingen gelegen die worden beheerd door Gasunie. In tabel 3 zijn de kenmerken van deze leidingen weergegeven. De ligging van de leiding is weergegeven in figuur 1. Er zijn geen andere leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig. Tabel 3 Kenmerken leidingen type leiding A-570-09-KR
diameter
druk
PR 10-6
invloedsgebied
Afstand tot
(inch)
(bar)
(m)
GR(m)
plangebied
4 inch
66,2 bar
PM
60 m
ligt in plangebied
18 inch
66,2 bar
PM
250 m
noorden/oosten
Gasunie NV A-570-KR
van het plangebied A-655-KR
24 inch
80 bar
PM
340 m
noorden/oosten van het plangebied
Voor de leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 4 tot 5 m aan weerszijden van de leiding. In de referentiesituatie zijn de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de leidingen verwaarloosbaar klein. Er is dan ook geen sprake van een relevant GR. Risicovolle inrichtingen Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicovolle inrichting aanwezig zijn. Figuur 1 geeft een uitsnede van de risicokaart (versie professionele gebruikers, d.d. 28 maart 2013) met de locatie van de verschillende inrichtingen en de bijbehorende risicocontouren en effectafstanden. Op het industrieterrein Oostervaart ten zuiden van het plangebied is een tweetal risicorelevante inrichtingen gevestigd. Het betreft: MC Cain Foods Holland BV, Staalstraat 20: ammoniakinstallatie; De Visser, Nikkelstraat 19: LPG-reservoir.
4
Notitie
De PR 10-6–contouren en effectafstanden (1% letaliteit) van beide inrichtingen liggen niet over het plangebied. Verder zijn ten oosten en ten zuiden van het plangebied verschillende propaantanks gelegen bij agrarische bedrijven. Ook voor deze tanks geldt dat de risicocontouren en effectafstanden niet tot over het plangebied reiken.
Figuur 2 Uitsnede risicokaart: risicovolle inrichtingen De overige inrichtingen die in de huidige situatie in de directe omgeving zijn gelegen (waaronder Orgaworld), zijn niet risicorelevant. De leidingen die aansluiten op de Flevocentrale zijn behandeld bij de beschrijving van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De centrale zelf is als risicovolle inrichting niet relevant. De inrichting is ook niet als risicobron opgenomen op de provinciale risicokaart. Ter plaatse vinden (met uitzondering van de aansluitende leidingen) geen risicovolle
5
Notitie activiteiten plaats die leiden tot ruimtelijke beperkingen in de omgeving. Wel dient de Flevocentrale op grond van het Bevi te worden beschouwd als een object van hoge infrastructurele waarde (en daarmee als een beperkt kwetsbaar object).
1.1.3. Effectbeschrijving Vervoer gevaarlijke stoffen Rijksweg A6 Voor de A6 geldt ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6 contour buiten de weg. Dat betekent dat er vanuit het oogpunt van het plaatsgebonden risico geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van objecten in het plangebied. Het effect van de ontwikkeling van Flevokust wordt neutraal (0) beoordeeld. Voor het groepsrisico geldt dat het GR in de huidige situatie beneden de grens van 0,1 maal de oriënterende waarde is gelegen. Gelet op de zeer lage personendichtheid binnen het invloedsgebied van de weg leidt de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten in het plangebied niet tot een toename van het groepsrisico. De oriënterende waarde zal in geen geval worden overschreden. Het effect van de ontwikkeling van Flevokust op het groepsrisico langs de A6 wordt beperkt negatief (-) beoordeeld. De ligging van de 1% en 100% letaliteiteffectafstand zijn van belang voor de beoordeling van ontwikkeling van nieuwe bebouwing in de omgeving van de A6. De 1% letaliteiteffectafstand is gelegen op een afstand van maximaal 350 m van de weg, de 100% letaliteiteffectafstand ligt op circa 80 m. De afstand van de wegas tot de bedrijfsbestemming bedraagt circa 215 m. Tussen het plangebied en de A6 is immers een groenstrook aanwezig. Het plangebied zelf voorziet eveneens in een groenstrook waarmee de bedrijvigheid landschappelijk wordt ingepast. Hiermee wordt bereikt dat een ruime afstand tot de weg wordt aangehouden. De beoogde bedrijfsbebouwing is buiten de 100% letaliteiteffectafstand gelegen. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen bouwkundige maatregelen nodig om aanwezige personen in gebouwen extra te beschermen tegen brand. Bij de verkaveling wordt rekening gehouden met het uitgangspunt dat de aanwezige personen het gebied van de bron af moeten kunnen vluchten. Door een goed patroon van vluchtwegen kan de zelfredzaamheid worden verhoogd. Over de bestrijdbaarheid van incidenten moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer. N302 Houtribweg Het plaatsgebonden risico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Houtribweg is niet van invloed op de ontwikkelingen in het plangebied, er is immers geen sprake van een PR 10-6 contour buiten de weg. De ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten zorgt wel voor een toename van de aanwezigheid van personen binnen het invloedsgebied van de weg. Vanwege de ruime afstand tot de weg is deze toename echter nauwelijks van invloed op de hoogte van het groepsrisico, op grond van de vuistregels uit de Handleiding blijft het groepsrisico gelegen onder de waarde van 0,1 maal de oriënterende waarde. Het effect van de ontwikkeling van Flevokust op het groepsrisico langs de N302 wordt neutraal (0) beoordeeld.
6
Notitie Spoorverbinding Lelystad-Zwolle De veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied reiken niet tot het plangebied zodat er geen rekening hoeft te worden gehouden met aanvullende bouwkundige maatregelen. Voor het spoor geldt dat er in geen geval sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs de Hanzelijn alleen genaderd of overschreden op locaties waar sprake is van een hoge personendichtheid zoals stationsgebieden. Gezien de personendichtheden op het toekomstige bedrijventerrein zal het GR weliswaar toenemen, maar zal in geen geval sprake zijn van een overschrijding van de oriënterende waarde. Het effect van de ontwikkeling van Flevokust op het groepsrisico langs de spoorlijn wordt beperkt negatief (-) beoordeeld. Aardgastransportleidingen De ontwikkeling van het bedrijventerrein kan gevolgen hebben voor de risicosituatie langs de hogedruk aardgasleidingen in en rond het plangebied. In verband met de realisatie van de insteekhaven zal een deel van de bestaande gasleiding langs de IJsselmeerdijk worden verlegd. De betreffende leiding loopt in de beoogde situatie vanaf de Flevocentrale eerst langs de oostzijde en vervolgens de zuidzijde van het bedrijventerrein en sluit vervolgens aan op het bestaande tracé langs de IJsselmeerdijk. Voor de drie hogedruk aardgasleiding in en rond het plangebied is een QRA uitgevoerd waarmee het PR en het GR worden berekend. De berekeningsuitgangspunten en resultaten zijn opgenomen in de bijlage. Uit de berekeningen blijkt dat voor geen van de gasleidingen sprake is van een PR 106 –contour buiten de leiding. Er ontstaan dan ook geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust. Het effect van de voorgenomen activiteit wordt om deze reden voor het PR als neutraal (0) beoordeeld. De realisatie van het bedrijventerrein leidt tot een toename van de personendichtheden in het gebied en heeft daarmee gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico langs de leidingen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat na de realisatie van het bedrijventerrein ruimschoots wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het effect van de voorgenomen activiteit wordt voor het GR als beperkt negatief (-) beoordeeld. Risicovolle inrichtingen Bestaande inrichtingen buiten het plangebied Zoals beschreven in paragraaf 1.1.2 zijn in de omgeving van het plangebied verschillende risicovolle inrichtingen gelegen. De PR 10-6–contouren en effectafstanden (1% letaliteit) reiken echter niet tot over het toekomstige bedrijventerrein. De ontwikkeling van het terrein heeft geen gevolgen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico. Het effect van de voorgenomen activiteit wordt om deze reden zowel voor het PR als voor het GR als neutraal (0) beoordeeld. Toekomstige inrichtingen binnen het plangebied Het bedrijventerrein biedt plaats aan risicovolle inrichtingen. Daarbij wordt in het bestemmingsplan echter wel als voorwaarde opgenomen dat de PR 10-6–contour niet buiten de grens van de inrichting is gelegen. Het effect van de voorgenomen activiteit wordt om deze reden voor het PR als neutraal (0) beoordeeld. Aangezien de PR 10-6–contour niet buiten de grens van de inrichting
7
Notitie mag zijn gelegen, leiden de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein daarmee ook niet tot onaanvaardbare risico’s ter plaatse van de Flevocentrale (die op grond van het Bevi dient te worden beschouwd als een object van grote infrastructurele waarde en daarmee als een beperkt kwetsbaar object). Het invloedsgebied voor het GR kan wel tot buiten de inrichtingsgrens reiken. De omvang van het invloedsgebied is sterk afhankelijk van de bedrijfsspecifieke situatie. Gezien de visie op het bedrijventerrein zullen de personendichtheden op het terrein zelf relatief laag zijn. In de directe omgeving van het plangebied zijn nauwelijks functies aanwezig die leiden tot een relevant GR. Het is daardoor uitgesloten dat er situaties ontstaan waarbij het GR van toekomstige inrichtingen boven de oriëntatiewaarde is gelegen. Het effect van de voorgenomen activiteit wordt voor het GR als beperkt negatief (-) beoordeeld.
1.1.4. Conclusie en aanvullende maatregelen MMA Tabel 4 geeft een samenvattende effectbeoordeling voor het thema externe veiligheid. Er is geen sprake van knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Als het gaat om het groepsrisico leidt de ontwikkeling van Flevokust voor een aantal risicobronnen tot een beperkt negatief effect voor de criteria. Tabel 4 Beoordeling externe veiligheid Waardering effecten
Aspect
Criterium
Transport over de A6
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 -
Transport over de N302
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 0
Transport over het spoor
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 -
Transport door gasleidingen
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 -
Risicovolle inrichtingen buiten het plangebied
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 0
Toekomstige risicovolle inrichtingen binnen het plangebied
-
Plaatsgebonden risico Groepsrisico
0 -
Gezien de risicosituatie en de te verwachten effecten is er geen aanleiding voor het treffen van ingrijpende aanvullende maatregelen. Gezien de veiligheidszones en de hoogte van het groepsrisico is er geen reden om de personendichtheden in (delen van) het plangebied te beperken. In het bestemmingsplan zal een verantwoording van het GR plaatsvinden. In dat kader dient advies te worden gevraagd aan de regionale brandweer. Hieruit kunnen maatregelen naar voren komen om de zelfredzaamheid en beheersbaarheid te vergroten.
8
Notitie
Bijlage Wet- en regelgeving externe veiligheid Risicovolle inrichtingen Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
2
Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 3 De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
9
Notitie
Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) In het (concept)Btev worden plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. Op basis van het conceptBtevt dient bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes met een plasbrandaandachtsgebied een motivering te worden opgenomen, gelet op de mogelijke effecten van een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw). Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Met de AMvB is aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand uit de oude Circulaire vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Het Bevb heeft vooralsnog betrekking op aardgasleidingen (drooggas, natgas en zuurgas) en K1,K2, en K3 leidingen (brandbare vloeistoffen). In de toekomst zal het Bevb ook gaan gelden voor leidingen met andere gevaarlijke stoffen, zoals etheenoxide, chloor, ammoniak, waterstof, CO. Binnen de belemmeringenstrook langs leidingen zijn in beginsel geen bebouwing en andere grondroerende activiteiten toegestaan. De belemmeringenstrook vormt het uitgangspunt voor de bestemmingslegging. De belemmeringenstrook geldt aan weerszijden van de leiding vanaf de hartlijn van de leiding.
10