Werkwijze advisering externe veiligheid Veiligheidsregio Fryslân
4-2012 (definitief)
Inhoudsopgave 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 3 1.1 Algemeen ................................................................................................................................... 3 1.2 Doelstelling “Werkwijze advisering externe veiligheid” .............................................................. 3 1.3 Externe veiligheid....................................................................................................................... 3 1.4 Leeswijzer .................................................................................................................................. 4 2. Beleidskader advisering externe veiligheid ................................................................................... 5 2.1 Wettelijke grondslag advisering ................................................................................................. 5 2.2 Niet wettelijk, wel kader voor de EV advisering ......................................................................... 5 3. Externe veiligheidsbeeld Fryslân .................................................................................................... 6 3.1 Algemeen ................................................................................................................................... 6 3.2 Risicobronnen en kwetsbaarheden............................................................................................ 6 4. Werkwijze EV advisering Veiligheidsregio Fryslân ....................................................................... 8 4.1 Algemeen ................................................................................................................................... 8 4.2 De adviseur ................................................................................................................................ 8 4.3 Op welke plannen adviseert de veiligheidsregio in het kader van EV? ..................................... 8 4.4 De risicodragers ......................................................................................................................... 8 4.5 Keuze scenario’s ...................................................................................................................... 10 4.6 De risico-ontvangers ................................................................................................................ 11 4.7 Zelfredzaamheid....................................................................................................................... 13 4.8 Bestrijdbaarheid ....................................................................................................................... 13 4.9 Prioritering aanbevolen maatregelen ....................................................................................... 14 4.10 Nieuwe en bestaande situaties .............................................................................................. 14 4.11 Procesafspraken .................................................................................................................... 15 Bronnen ................................................................................................................................................ 17 Begrippenlijst....................................................................................................................................... 18 Bijlagen................................................................................................................................................. 21
1. Inleiding 1.1 Algemeen In het kader van het Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (FUEV) zijn gemeenten en de provincie eind 2009 gestart met het opstellen van eigen beleidsvisies of werkwijzen voor externe veiligheid. Deze visies dienen voor gemeenten en de provincie onder andere als een leidraad voor ruimtelijke ontwikkelingen en vestiging van industriële activiteiten. Deze beleidsvisie externe veiligheid is wettelijk niet verplicht, maar kan wel helpen te komen tot een uniforme wijze van het beoordelen van externe veiligheidsaspecten. De gemeenten en de provincie kunnen onder andere eenduidige uitspraken doen over hoe zij omgaan met de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. De veiligheidsregio is wettelijk adviseur in het kader van externe veiligheid en speelt een rol bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Veiligheidsregio Fryslân (Brandweer Fryslân) adviseert aan het bevoegd gezag (Wro, WABO) over de te nemen maatregelen om de veiligheidssituatie te optimaliseren. In dit document wordt uitgebreid stilgestaan bij de wijze waarop de veiligheidsregio invulling geeft aan deze rol en waar voor de veiligheidsregio de zwaartepunten liggen. Deze werkwijze is geschreven vanuit de eigen wettelijke rol bij advisering rondom externe veiligheid en coördinerende rol bij de rampenbestrijding. Deze werkwijze legt geen beslag op de bestuurlijke vrijheid van het bevoegde gezag betreffende het verantwoordingsproces van het groepsrisico. 1.2 Doelstelling “Werkwijze advisering externe veiligheid” Met deze werkwijze wil Veiligheidsregio Fryslân het volgende bereiken: Eenduidige advisering in het kader van externe veiligheid + een uniforme wijze van advisering (zowel extern als intern tussen de adviseurs onderling). Duidelijkheid verschaffen over de speerpunten van de veiligheidsregio in het kader van de advisering. Duidelijkheid verschaffen over de rol van de veiligheidsregio in het kader van externe veiligheid. Met deze werkwijze is het voor de opstellers van plannen met bepaalde veiligheidsrisico’s op voorhand bekend welke criteria de veiligheidsregio toepast en deze opstellers kunnen daar in een vroeg stadium kennis van nemen en rekening mee houden. Het voorkomen van een versnipperde aanpak. Tijdige afstemming met alle betrokkenen. 1.3 Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Sommige functies in onze regio zijn moeilijk te combineren. Zo zou een chemische fabriek niet langs een woonwijk neergezet moeten worden. In de praktijk zien we echter steeds meer bebouwing rondom locaties waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. De bebouwing groeit in de loop der tijd om de bedrijven heen. In het kader van externe veiligheid moet rekening worden gehouden met een tweetal risico’s. Dit gaat om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden -6 niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10 ). Dat betekent dat een omwonende van bijvoorbeeld een gevaarlijke fabriek maximaal maar ééns per 1 miljoen jaar mag overlijden door een ongeluk in die fabriek. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
3
of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Voor het groepsrisico geldt een oriëntatiewaarde. Dit is geen norm, maar een ijkpunt. Overheden moeten iedere verandering boven of onder deze waarde verantwoorden. Deze verantwoordingsplicht moet overheden aanzetten tot discussie over de omvang van het groepsrisico en de verhouding tot de oriëntatiewaarde. Maar ook over de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. In het kader van deze verantwoording heeft de veiligheidsregio een belangrijke wettelijke adviesbevoegdheid. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit document wordt ingegaan op het beleidskader dat van toepassing is op de adviezen van de veiligheidsregio. In het daarop volgende hoofdstuk wordt een kort beeld geschetst van de relevante objecten in de regio in het kader van externe veiligheid. In het laatste hoofdstuk wordt aangegeven hoe een advies van de veiligheidsregio is opgebouwd, welke onderdelen er in worden behandeld en hoe de veiligheidsregio deze onderdelen beoordeeld. In dit hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven hoe er in het kader van de advisering mee om wordt gegaan.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
4
2. Beleidskader advisering externe veiligheid
2.1 Wettelijke grondslag advisering Wet veiligheidsregio’s Conform de Wet veiligheidsregio’s bestaat de adviestaak van de veiligheidsregio uit een drietal componenten. Eén van de adviestaken zijn de gevallen waarin in bijzondere wet- en regelgeving advisering voorschrijft (artikel 10, onderdeel b, begin). Het gaat hier bijvoorbeeld om advisering op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit. Relevante AMvB’s De veiligheidsregio heeft middels het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev)) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)) wettelijk de bevoegdheid gekregen om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over: de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of de infrastructuur. 2.2 Niet wettelijk, wel kader voor de EV advisering In het hierboven beschreven wettelijke kader is weergegeven waarbinnen het advies van de veiligheidsregio zich moet bewegen. Dit is voor een correcte en volledige advisering echter vaak niet genoeg. De Veiligheidsregio Fryslân houdt ook rekening met enkele niet-wettelijke kaders. De belangrijkste niet wettelijke kaders zijn: Handreiking verantwoorde brandweeradvisering (IPO, 2010) Deze landelijke handreiking voorziet in een protocol voor de uitvoering van het brandweeradvies. Deze handreiking heeft onder meer als doel om tot een weloverwogen brandweeradvies te komen en geeft handvatten voor goed gebruik van het brandweeradvies in de verantwoording groepsrisico. De advisering van de Veiligheidsregio Fryslân sluit zoveel mogelijk aan op dit landelijke protocol. Handreiking Proactie (Brandweer Fryslân, 2011) Deze Friese handreiking geeft een aantal concrete handvatten waar (ruimtelijke) plannen aan moeten voldoen om een aanvaardbaar bestrijdingsniveau te kunnen garanderen. Bij de advisering van maatregelen voor bestrijdbaarheid wordt gebruik gemaakt van deze handreiking. Regionaal risicoprofiel en Regionaal beleidsplan Het risicoprofiel en het beleidsplan is onder andere een instrument voor het inventariseren van risico’s, waaraan de veiligheidsregio en gemeenten extra aandacht willen besteden. Vanzelfsprekend behoren risico’s als gevolg van externe veiligheid ook onder deze noemer. Het risicoprofiel onderscheidt verschillende crisistypen. Incidenten met gevaarlijke stoffen zijn ondergebracht onder de crisistypen 3.1 ‘Incidenten met brandbare / explosieve stoffen in de open lucht’ en 3.2 ‘Incidenten met giftige stoffen in de open lucht’ onder het maatschappelijke thema ‘Technologische omgeving’. Het regionaal risicoprofiel is derhalve een instrument om alle mogelijke risico’s, waaronder die als gevolg van externe veiligheid te inventariseren, te prioriteren en aan te pakken door middel van het treffen van maatregelen. Deze maatregelen zullen worden vastgelegd in het beleidsplan van de veiligheidsregio.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
5
3. Externe veiligheidsbeeld Fryslân 3.1 Algemeen In de volgende paragraaf wordt een kort beeld geschetst van de relevante objecten in de regio in het kader van externe veiligheid. Dit beeld is relevant, omdat dit het terrein is waarop de veiligheidsregio zich begeeft in het kader van advisering externe veiligheid. 3.2 Risicobronnen en kwetsbaarheden Relevant voor de externe veiligheid zijn de risicobronnen en hun ligging binnen de provincie. In deze risicobronnen is een onderscheid te maken in een aantal categorieën: Risicovolle inrichtingen Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg/ water en spoor Buisleidingen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen Risicobronnen met invloedsgebieden Op de onderstaande kaart zijn de risicobronnen weergegeven. Als bronbestand wordt de professionele risicokaart gebruikt.
Daarnaast is het, in relatie tot bovenstaande bronnen, van belang waar zogenaamde kwetsbare objecten liggen ten opzichte van de risicobronnen.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
6
Kwetsbare objecten Op de onderstaande kaart zijn de kwetsbare objecten (niet alle kwetsbare objecten in het kader van externe veiligheid staan hier weergegeven) en bronnen weergegeven. Als bronbestand wordt de professionele risicokaart gebruikt.
Kenmerken van de regio Fryslân in het kort (2011) Risicovolle inrichtingen
376
Kwetsbare objecten
2.196
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
A6, A7, A31, A32, N31, N32 + plaatselijke bevoorrading
Vervoer gevaarlijke stoffen over water
Prinses Margriet kanaal en Van Harinxmakanaal
Kilometers buisleidingen
752
Specifiek
Luchtmachtbasis, opslag munitie en brandstof, kerosineleiding
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
7
4. Werkwijze EV advisering Veiligheidsregio Fryslân 4.1 Algemeen In het Bevi en de CRnvgs/ Btev en het Bevb is/ wordt vastgesteld dat gemeenten en provincies zich moeten kunnen verantwoorden voor hun externe veiligheidsbeleid (de verantwoordingsplicht). Zij moeten in het kader van deze verantwoording verplicht advies vragen aan de veiligheidsregio over het risico dat burgers lopen bij rampen en zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. De veiligheidsregio brengt in verband met het groepsrisico advies uit over: de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of de infrastructuur. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe een dergelijk advies is opgebouwd, welke onderdelen er in worden behandeld en hoe de Veiligheidsregio deze onderdelen beoordeeld. In dit hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven hoe er in het kader van de advisering mee om wordt gegaan. In de bijlage 1 is een schematisch overzicht weergegeven welke stappen er gezet worden in het kader van de advisering. 4.2 De adviseur Een advies in het kader van externe veiligheid wordt gegeven door één van de adviseurs op het gebied van risicobeheersing werkzaam bij de veiligheidsregio. Een adviseur van de veiligheidsregio werkt met als belangrijkste handelingsperspectief: het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen, onder andere door een veilige inrichting van een gebied en de bescherming van de burger dienende. De adviseur hanteert hierbij een effectbenadering. De adviseur beschouwt de situatie vanuit het uitgangspunt dat de ramp of het zware ongeval heeft plaatsgevonden. Hoe er om wordt gegaan met het bepalen van de scenario’s wordt in de paragraaf “bepalen scenario’s” verder besproken. 4.3 Op welke plannen adviseert de veiligheidsregio in het kader van EV? Op de wettelijke taken, zoals aangegeven in het Bevi de CRnvgs/ Btev en Bevb adviseert de veiligheidsregio in principe altijd. In de bijlage is een overzicht opgenomen van deze bepalingen en plannen. Op de niet specifiek wettelijke aangewezen plannen kan de veiligheidsregio ook gevraagd of ongevraagd adviseren. Voorbeelden van plannen waar de veiligheidsregio ook bij betrokken wil worden in het kader van externe veiligheid, zijn: Structuurvisie MER (voor inrichtingen, in het kader van vervoersbesluiten is dit nog wel opgenomen in de CRnvgs) Omgevingsvergunningen voor Bevi bedrijven, waarbij er geen nadelige gevolgen zijn voor het plaatsgebonden risico. Hierover wordt in principe niet geadviseerd in het kader van externe veiligheid. De veiligheidsregio wil echter wel vooraf geïnformeerd worden over deze vergunningen. 4.4 De risicodragers In het taakveld van externe veiligheid zijn een aantal risicobronnen of risicodragers relevant voor de adviezen van de veiligheidsregio. In de advisering zal in principe alleen worden ingegaan op onderstaande risicobronnen. De risicodragers die relevant zijn voor de advisering zijn grofweg te onderscheiden in drie hoofdgroepen:
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
8
Risicovolle inrichtingen - Bevi inrichtingen (Deze inrichtingen zijn opgesomd in artikel 2 van het Bevi) - Overige risicovolle inrichtingen (Dit zijn de overige RRGS inrichtingen. Deze inrichtingen worden alleen bij RO plannen meegenomen om zorg te dragen voor een integraal advies. Hierbij wordt in eerste instantie alleen getoetst aan de geldende risicoafstanden en bepalingen. Transport van gevaarlijke stoffen - Over de openbare weg - Over waterwegen - Over spoorlijnen Buisleidingen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen - Hogedruk aardgastransportleidingen met een werkdruk van 16 bar of hoger - Transportleidingen voor brandbare vloeistoffen (olie en olieproducten) - Transportleidingen voor overige gevaarlijke stoffen, zoals CO2, ethyleen, chloor De bovengenoemde risicodragers hebben allemaal hun eigen scenario’s en effecten. De relevante scenario’s en effecten zullen in de adviezen worden weergegeven. Adviezen van de veiligheidsregio zien er nooit hetzelfde uit, omdat de scenario’s (afhankelijk van de risicobron) en de effecten (ook afhankelijk van de bebouwing van het gebied) verschillen. De achterliggende gedachtegang van de adviezen is wel altijd dezelfde: de veiligheidsregio richt zich op het optimaliseren van de (externe) veiligheidssituatie. De veiligheidsregio kijkt in het kader van de bovengenoemde risicobronnen naar de plaatsgebonden risicocontouren, plasbrandaandachtsgebieden, het invloedsgebied en het totale effectgebied. Voorgestelde maatregelen aan het bevoegd gezag zullen zich echter beperken tot aan de grens van het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens, uitgezonderd LPG tankstations1). Eventuele maatregelen buiten het invloedsgebied zullen meer in de sfeer liggen van de voorbereiding op de rampbestrijding. De noodzaak voor maatregelen buiten het invloedsgebied zullen worden afgewogen in het kader van het regionaal risicoprofiel en het regionaal beleidsplan. Niet alleen de veiligheidscontouren zijn van belang voor het advies van de veiligheidsregio. De veiligheidsregio kijkt in haar adviezen ook naar de hoogte van het groepsrisico en naar mogelijkheden om de bestaande/ nieuwe situatie zo veilig mogelijk te maken. Hierbij valt te denken aan maatregelen bij de bron en maatregelen in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Misvatting Vaak wordt gedacht dat de hoogte van het groepsrisico leidend is voor de verantwoording van het groepsrisico en het advies van de veiligheidsregio. Dit is echter een misverstand. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico, zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók als de groepsrisicocurve de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Belangrijk punt is dat de fN-curve ‘blind’ is voor aspecten zoals de hoogte van gebouwen, vluchtwegen en bestrijdbaarheid van het incident. Vandaar dat een goede afweging van de verschillende kwalitatieve aspecten in de verantwoordingsplicht van even groot belang is. Het gaat dus om de combinatie van kansen op een grootschalig ongeval en het effect in de vorm van de aantallen personen die aan de gevolgen van dat voorval zouden kunnen overlijden.
1
Voor LPG tankstations is conform het Bevi het invloedsgebied de 100% letaliteitsgrens
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
9
Een voorbeeld, twee situaties. In situatie A wordt het GR overschreden, in situatie B niet. Toch zal in situatie B een zwaarder advies worden afgegeven ten opzichte van externe veiligheid dat in situatie A. Situatie A In de nabijheid van een bedrijf met ammoniakkoelinstallaties wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Op het terrein was eerder sprake van een aantal opslagloodsen. In de nieuwe situatie wordt hier echter de bouw van 100 woningen mogelijk gemaakt. Een gemaakte groepsrisicoberekening wijst uit dat de oriënterende waarde van het GR wordt overschreden. In de nabijheid van het plangebied is een kanaal aanwezig en in de nieuwe wijk wordt voorzien in voldoende brandkranen. Daarnaast wordt de nieuwe wijk van twee zijden ontsloten. Situatie B In de directe nabijheid van een LPG tankstation wordt een nieuw appartementencomplex gepland. In dit geval gaat het om het realiseren van een opvangcentrum voor personen (voornamelijk kinderen) met een ernstige verstandelijke beperking. De groepsrisicoberekening wijst uit dat er geen sprake is van een overschrijding van het GR. Wel blijkt de omgeving verstoken te zijn van open water. De capaciteit van de aanwezige brandkranen is niet optimaal te noemen en door ruimtegebrek is het complex slechts van één zijde benaderbaar en te ontvluchten.
Situatie B wordt onwenselijker geacht. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt weliswaar niet overschreden, maar het handelt zich hier om niet-zelfredzame personen, de bereikbaarheid is slecht en de bluswatervoorziening voldoet maar net aan de minimale eisen. Schematisch ziet de afweging er als volgt uit:
Vergelijking
Situatie A Situatie B
Groepsrisico
Zelfredzaamheid
Bestrijdbaarheid
In het bovenstaande voorbeeld stelt de rode lijn de oriëntatiewaarde van het GR voor, maar dient de lijn tevens als minimum eis voor de andere twee aspecten. De afbeelding laat in dat opzicht zien dat situatie A een overschrijding laat zien van de oriënterende waarde van het GR maar dat de overige aspecten ruim boven de minimum eis scoren. Situatie B laat duidelijk zien dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde van het GR, maar dat de overige aspecten niet optimaal scoren. 4.5 Keuze scenario’s Conform het Bevi de CRnvgs/ Btev en de Bevb zal de veiligheidsregio adviseren over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van een ramp of zwaar ongeval. De veiligheidsregio richt zich vooral op de effectbenadering. In aansluiting op het advies van de Adviesraad gevaarlijk Stoffen zal in het advies ook rekening worden gehouden met de kans dat een ongeval zich voordoet. In het advies wordt de kans op de gekozen scenario’s weergegeven. Voor de keuze van de scenario’s zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de methodiek van de “Handreiking verantwoorde brandweeradvisering”. Conform de handreiking wordt niet alleen Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
10
uitgegaan van het worst case scenario, maar worden ook most credibale scenario’s beschouwd. Indien mogelijk/ noodzakelijk wordt gebruik gemaakt van de bijgeleverde risicoberekeningen (inclusief PSU-files) om de keuze van de scenario’s te kunnen bepalen. 4.6 De risico-ontvangers In het kader van de adviezen is het voor de veiligheidsregio relevant welke objecten (risicoontvangers) zich bevinden binnen de invloedsgebieden en effectafstanden van de risicobronnen. Hierbij wordt ook gekeken naar geprojecteerde objecten (de ruimte binnen het bestemmingsplan of andere bouwvoornemens). Een belangrijk aspect hierbij is de mate van zelfredzaamheid. De Veiligheidsregio maakt onderscheid in objecten om de wenselijk van functies te kunnen bepalen binnen effectgebieden van risicobronnen. De veiligheidsregio maakt voor de advisering in beginsel onderscheid in de volgende risicoontvangers: 1. Niet-zelfredzame objecten/ verminderd zelfredzame objecten Functies die onder deze groep vallen, ziet de veiligheidsregio als zeer kwetsbare objecten. Deze groep verdient extra aandacht, omdat deze groep personen niet of verminderd zelfredzaam zijn. De veiligheidsregio zet zich in om deze functies zo ver mogelijk van risicobronnen te situeren. De veiligheidsregio zal dan ook altijd adviseren om deze functies in ieder geval buiten de invloedsgebieden te situeren. Voorbeelden: - Zorginstellingen (zoals ziekenhuis, psychiatrische instelling, bejaardencentrum); - Kinderdagverblijven en basisscholen; - Gevangenissen. 2. Publieksfuncties Functies die onder deze groep vallen, ziet de veiligheidsregio als extra kwetsbare objecten. Deze groep verdient ook meer aandacht dan de functies die onder groep 3 vallen. Het gaat hierbij vaak om grote groepen mensen, die niet bekend zijn in het gebouw of de omgeving. Dit vermindert de zelfredzaamheid. Voorbeelden: - Overdekte winkelcentra - Theater - Discotheek 3. Overige kwetsbare objecten Dit zijn objecten die niet onder groep 1 en 2 vallen, maar in het kader van het Bevi zijn aangewezen als kwetsbaar object. De Veiligheidsregio ziet daarnaast hulpverleningsposten ook als kwetsbaar object die in principe niet binnen invloedsgebieden van risicobronnen moeten worden gesitueerd. Bij een incident bij een desbetreffende risicobron kan er in principe niet meer gebruik worden gemaakt van deze hulpverleningspost. Voorbeelden: - Grote kantoorgebouwen - Woonwijk - Brandweerkazerne 4. Beperkt kwetsbare objecten Dit zijn objecten die in het kader van het Bevi zijn aangewezen als beperkt kwetsbaar object. In deze objecten bevinden zich doorgaans weinig mensen. Bij deze functies gaat het om zelfredzame personen.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
11
Voorbeelden: - Bedrijven m.u.v. arbeidsintensieve bedrijvigheid - Kleine kantoorgebouwen 5. Vitale infrastructuur De veiligheidsregio kijkt naast de effecten op de objecten waar mensen verblijven ook naar effecten op vitale infrastructuur. Deze effecten kunnen zorgen voor ongewenste neveneffecten die voor een behoorlijke impact kunnen zorgen. Voorbeelden: - energiecentrale - rioolzuivering - belangrijk knooppunt van wegen Overzicht functies binnen het invloedsgebied van een niet gespecificeerde risicobron met de gradatie in wenselijkheid en inzet op maatregelen in de advisering: Soort functie Niet of verminderd zelfredzame objecten Publieksfuncties 2 Vitale infrastructuur Overige kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare objecten Risicovolle bedrijven
Wenselijkheid
Maatregelen
Kleuren wenselijkheid in het kader van veiligheid: Rood: zeer onwenselijk Oranje: onwenselijk Geel: weinig belemmeringen Groen: in principe geen belemmeringen Kleuren inzet op maatregelen: Rood: zware maatregelen Oranje: medium maatregelen Geel: lichte maatregelen Groen: basisniveau Let op: bovenstaande lijst is geen limitatieve lijst. Daarnaast kan het advies er in de praktijk anders uit zien dan hierboven aangeduid. Dit heeft te maken met het feit dat ieder advies onderhevig is aan specifieke, locatiegebonden, situaties. Daarnaast is de wenselijkheid en de mate van maatregelen ook afhankelijk van het aantal personen in een desbetreffend object. Ook de zwaarte van de maatregelen hangt af van het huidige niveau van de maatregelen. Slachtofferberekeningen Het kan voorkomen dat de veiligheidsregio een uitgebreide slachtofferberekening uitvoert om een goede inschatting te krijgen van de doden en gewonden. Er wordt een (uitgebreide) slachtofferberekening overwogen in de gevallen dat: - de oriëntatiewaarde van het groepsrisico (bijna) wordt overschreden; - in het verleden is gebleken dat grens van de hulpverleningscapaciteit (bijna) is bereikt; - de aanvrager een expliciet verzoek indient; - er een rampbestrijdingsplan moet worden opgesteld; - de Veiligheidsregio zelf beslist. Er wordt niet altijd een uitgebreide slachtofferberekening gemaakt, omdat het: - arbeidsintensief is (zowel aan de kant dan de aanvrager als de veiligheidsregio); - niet in alle situaties bijdraagt aan een beter beeld van de veiligheid; - niet in alle situaties nodig is om een goed veiligheidsadvies te kunnen geven. 2
Wenselijkheid en eventuele voorgestelde maatregelen sterk afhankelijk van het scenario.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
12
In groepsrisicoberekeningen worden verkeersdeelnemers, zoals wachtenden op een station, niet meegenomen. In het kader het advies van de veiligheidsregio worden deze personen wel meegenomen, omdat zij ook slachtoffer kunnen worden als gevolg van een ramp of zwaar ongeval. 4.7 Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het vermogen om gevaar waar te nemen, gevaar te interpreteren, een beslissing te nemen en deze beslissing uit te voeren, gericht op overleven. De zelfredzaamheid moet in het kader van de verantwoordingsplicht worden beoordeeld. In de adviezen wordt de zelfredzaamheid beoordeeld en worden er eventueel maatregelen voorgesteld om de zelfredzaamheid te verbeteren. Afhankelijk van het rampscenario zijn er twee zelfredzame strategieën: 1. Schuilen (als er een giftige wolk vrijkomt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen is schuilen de beste zelfredzame strategie); 2. Vluchten (bij een grote hittebelasting of naderende explosie is de beste strategie om te vluchten). Het optimaliseren van de mogelijkheden voor schuilen stelt eisen aan de ligging en bouw van gebouwen. Voor het vluchten uit het plangebied is de inrichting van de (openbare) ruimte van groot belang voor het faciliteren van de zelfredzaamheid. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid
Het beoordelen van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid is complex, omdat er nog geen generiek beoordelingskader beschikbaar is. Het niveau van zelfredzaamheid wordt door verschillende kenmerken bepaald: Functiegerelateerde kenmerken Op basis van de functie van een gebiedstype kan een inschatting gemaakt worden van de zelfredzaamheid van personen in dat gebied. Met name de organisatiegraad en mobiliteit van personen spelen hierin een belangrijke rol. Object- en gebouwgerelateerde kenmerken De vlucht- en schuilmogelijkheden zijn in belangrijke mate afhankelijk van de gebouwen waarin mensen verblijven. Denk hierbij aan brandwerende gevels, centrale afsluitmogelijkheid van het ventilatiesysteem en situering (nood)uitgangen. Locatiegerelateerde kenmerken De snelheid waarmee personen een gebied kunnen ontvluchten wordt met name bepaald door de beschikbaarheid van vluchtroutes. Deze drie niveau’s van kenmerken zullen worden beoordeeld in het kader van de advisering en indien nodig zullen er maatregelen worden voorgesteld om de zelfredzaamheid te verbeteren. Aanvullend hierop kan er worden voorgesteld om in te zetten op risicocommunicatie. Hierbij kan de veiligheidsregio een faciliterende rol vervullen. 4.8 Bestrijdbaarheid Hoe beter de bestrijdbaarheid, hoe lager het restrisico, hoe minder omvangrijk de bestuurlijk te accepteren onveiligheid. Het is hierbij een gegeven dat 100% veiligheid nooit geboden zal kunnen worden. Ondanks alle veiligheidsvoorzieningen blijft altijd een kans bestaan dat een ongewenst voorval met gevaarlijke stoffen zich voordoet. Indien onverhoopt toch een incident met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, kunnen de nadelige gevolgen worden beperkt door de inzet van de hulpdiensten. Onder bestrijdbaarheid vallen alle maatregelen die invloed hebben op de bestrijdbaarheid van een calamiteit ten gevolge van een risicovolle activiteit. Hiervoor zijn een aantal aspecten van belang: • Bereikbaarheid van calamiteit/inrichting in relatie tot aanrijdroutes. • Opstelplaatsen. • Bluswater: primair, secundair en tertiair. Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
13
• •
Opkomsttijd en slagkracht/ capaciteit hulpdiensten. Bereikbaarheidskaart, aanvalsplan en rampbestrijdingsplan.
Een overschrijding van de beschikbare hulpverleningscapaciteit valt overigens te verdedigen, mits ook hier de kans maar klein genoeg is. Een overschrijding van de regionale hulpverleningscapaciteit kan wel dienen als onderbouwing voor het bevoegd gezag om een risicovolle activiteit of ontwikkeling te verbieden of uit te sluiten. De bovengenoemde aspecten zullen worden beoordeeld in het kader van de advisering en indien nodig zullen er maatregelen worden voorgesteld om de bestrijdbaarheid te verbeteren. 4.9 Prioritering aanbevolen maatregelen De Veiligheidsregio maakt bij de behandeling van adviesaanvragen en de keuze van aan te bevelen maatregelen onder andere gebruik van het instrument RCSM van de provincie Zuid-Holland. Dit wordt aangeduid als de veiligheidsladder. RCSM staat voor: Reduceren risico’s bij de bron, Clusteren van risicovolle activiteiten, Scheiden van risicovolle activiteiten van kwetsbare objecten, Maatregelen bij ontvanger. - De eerste trede van de ladder is het reduceren van risico’s bij de bron. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verminderen van de hoeveelheid of de aard van de gevaarlijke stoffen, verbeterde opslagvoorzieningen of het aanbrengen van veiligheidssystemen. - Als de eerste trede is genomen en alle redelijkerwijs te treffen maatregelen aan de bron zijn getroffen is de volgende trede van de veiligheidsladder het clusteren van risicovolle activiteiten. Hierdoor worden de risico’s beperkt tot een bepaald gebied, waardoor er elders ruimte ontstaat voor ruimtelijke ontwikkelingen. - De derde trede op de ladder gaat over het scheiden van risicovolle activiteiten van de ontvangers. Denk hierbij aan (beperkt) kwetsbare objecten. Door afstand te creëren wordt bewerkstelligd dat de effecten van een eventuele calamiteit bij een risicovol object geen of weinig invloed hebben op deze kwetsbare objecten. - De laatste trede van de ladder wordt gebruikt, als het niet mogelijk is om met de andere maatregelen tot een acceptabele situatie te komen. Hier gaat het om maatregelen te treffen bij de ontvanger van het risico om zo de gevolgen van een eventuele calamiteit zoveel mogelijk te beperken. Denk hierbij aan het bevorderen van de zelfredzaamheid (vluchtwegen), signaleringssystemen, de capaciteit van de hulpverlening of voorzieningen aan gebouwen. 4.10 Nieuwe en bestaande situaties De Veiligheidsregio maakt op het gebied van externe veiligheid onderscheid tussen nieuwe en bestaande situaties. In nieuwe situaties (nieuw te ontwikkelen gebied of nieuwe risicovolle activiteit) zijn de mogelijkheden om veilig te ontwerpen groter dan in bestaande situaties, omdat er nog geen sprake is van een risicovolle situatie of dat de omgeving van een risicovolle activiteit nog niet ontwikkeld is. Bij nieuwe situaties zal altijd worden getoetst aan de meeste recente regelgeving en zullen die nieuwste inzichten op gebied van fysieke veiligheid worden toegepast. Dit kan resulteren in ongelijkheid in behandeling tussen adviesaanvragen. Als ongelijkheid voor meer veiligheid zorgt, verkiest de veiligheidsregio de ongelijkheid boven onveiligheid. Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om alle gewenste maatregelen toe te passen. Het is dan vooral zaak om een optimaal niveau van veiligheid te bereiken. Is de bestaande veiligheidssituatie voor de Veiligheidsregio niet acceptabel, dan zal ze adviseren om op het moment dat de mogelijkheid er is, de risicovolle activiteit te staken (omgevingsvergunning aan te passen of intrekken en uit te bestemmen in het bestemmingsplan).
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
14
4.11 Procesafspraken Het is voor de veiligheidsregio van essentieel belang dat zij bij de voorbereidingsfase actief betrokken wordt. In deze fase kan de veiligheidsregio haar wensen verduidelijken en kunnen eventuele maatregelen eenvoudiger worden doorgevoerd. Ten aanzien van de advisering in het kader van het externe veiligheid gelden de volgende procesafspraken: 1. Betrokkenheid/ contactmomenten Ruimtelijke ordening 1. Vooroverleg
Milieu 1. Vooroverleg
2. Officiële adviesaanvraag (i.i.g. bij voorontwerpbestemmingsplan) 3. Nazorg (uitleg advies + terugkoppeling)
2. Officiële adviesaanvraag (i.i.g. bij het ontwerpbesluit) 3. Nazorg (extra uitleg advies + terugkoppeling)
Bij de bovenstaande contactmomenten behoort een aantal specifieke ‘producten’. Aan de hand van het vooroverleg wordt door de veiligheidsregio (cluster Brandweer Fryslân) voorzien in een korte memo waarin de inhoud en de afspraken naar aanleiding van het gesprek worden opgesomd. Bij het officiële adviesmoment voorziet de veiligheidsregio (cluster Brandweer Fryslân) in een bondige adviesbrief waarin kort de conclusies en adviezen worden gegeven. Voordat het definitieve advies wordt verzonden zal eerst het concept worden voorgelegd aan de ontvanger van het advies om eventuele onduidelijkheden vroegtijdig aan te passen. Aanvullend op de adviesbrief kan de veiligheidsregio ervoor kiezen een toelichting bij deze brief te schrijven. In deze toelichting worden de risico’s, effecten en scenario’s uitgebreider beschreven en onderbouwd. In het zogenaamde ‘nazorg’ traject wordt het bevoegd gezag indien relevant bezocht (bij onduidelijkheden of bij belangrijk advies voor veiligheidsregio) en wordt in een overleg uitleg gegeven bij het advies. Hierin wordt het bevoegd gezag in staat gesteld vragen te stellen over de inhoud van het advies en het verder te volgen proces. Bij deze laatste fase hoort ook het beoordelen van het plan in de volgende fase van de planvorming. 2. Termijn behandeling adviesaanvraag Voor de adviezen (officiële adviesaanvraag) geldt in principe een behandeltermijn van niet meer dan 28 dagen, gerekend vanaf het moment van het binnenkomen van de adviesaanvraag. Indien dit niet gehaald wordt, zal de aanvrager hierover worden geïnformeerd. 3. Beschikbare informatie Om een advies op te kunnen stellen dient de veiligheidsregio te beschikken over minimaal de volgende informatie voor de omgevingsvergunningprocedure en de ruimtelijke procedure: Omgevingsvergunningprocedure - Een (volledige) omgevingsvergunning aanvraag, waarbij (indien aanwezig/ noodzakelijk) inbegrepen: Een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor niet-categoriale inrichtingen Een kwalitatieve risicobeschouwing voor categoriale inrichtingen De PSU-files van de risicoberekeningen om de keuze voor de scenario’s te kunnen maken. Ruimtelijke procedure - Het ruimtelijk plan (bijvoorbeeld concept bestemmingsplan) - Groepsrisicoberekeningen of QRA’s van de risicobronnen (indien noodzakelijk) - De PSU-files van de risicoberekeningen om de keuze voor de scenario’s te kunnen maken (indien noodzakelijk).
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
15
4. Inhoud van het advies van de veiligheidsregio Het advies wordt zorgvuldig samengesteld en zal in ieder geval bestaan uit: - Een adviesbrief gericht aan het bevoegd gezag - Zo nodig een toelichting op de inhoud van bovengenoemde brief Opbouw van de toelichting: - Inleiding - Een beschrijving van de scenario’s - De behandeling van de relevante risicobronnen en risico-ontvangers waarbij gekeken wordt naar de relevante scenario’s, de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid - Conclusies + advies over de te nemen maatregelen Bij het opstellen van dit advies worden waar mogelijk/ noodzakelijk lokale brandweer, politie, GHOR en de ambtenaar openbare veiligheid betrokken. Daarnaast wordt door de behandeld ambtenaar van het bevoegd gezag zorg gedragen voor het betrekken van de juiste personen binnen de gemeentelijke/ provinciale organisaties (milieu, RO, etc.). Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de multi-advisering. Het opstellen van de adviezen gebeurt conform de procedure, zoals opgenomen in bijlage 3. 5. Digitale veiligheidstoets In deze werkwijze is al gesproken over het belang van de vroegtijdige betrokkenheid van de veiligheidsregio in de plannen van lokale en regionale organisaties. In het kader van deze vroegtijdige betrokkenheid is onder andere de digitale veiligheidstoets ontwikkeld. Met deze toets kunnen gemeenten, provincie en brandweerkorpsen snel en eenvoudig (online) informatie inwinnen omtrent de vraag of externe veiligheid van toepassing is op hun plan of vergunning. De digitale veiligheidtoets is vergelijkbaar met de watertoets en leidt de gebruiker via een aantal vragen naar een voorlopig advies aan de hand waarvan de gebruiker kan bepalen wat de (al dan niet) verplichte vervolgstappen zijn in het proces. Aanvragers kunnen middels deze toets direct advies aanvragen bij de veiligheidsregio (www.veiligheidstoets.nl).
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
16
Bronnen Wet veiligheidsregio’s Besluit externe veiligheid inrichtingen Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen Besluit externe veiligheid buisleidingen AGS (2008). Brandweeradvisering; IPO (2010). Handreiking verantwoorde brandweeradvisering Brandweer Fryslân (2009). Handreiking Proactie Hulpverleningsdienst Fryslân (2010). Regionaal risicoprofiel Fryslân Professionele risicokaart
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
17
Begrippenlijst Beperkt kwetsbare objecten
1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare; 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; 3. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbare objecten vallen; 4. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbare objecten vallen; 5. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbare objecten vallen; 6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; 7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbare objecten vallen; 8. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbare objecten vallen; 9. objecten die met de onder 1 tot en met 6 en 8 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; 10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Bestrijdbaarheid
De mogelijkheden om een calamiteit te bestrijden.
Bestrijdingscapaciteit
De capaciteit van de rampbestrijdingsorganisaties om een calamiteit te bestrijden.
Effectbenadering
Benadering waarbij risico’s beschouwd worden vanuit het effect van een mogelijke calamiteit, ongeacht de kans dat deze calamiteit daadwerkelijk plaatsvindt.
Effectgebied
Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen optreden wanneer een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt.
fN-curve
Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
18
y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de xas het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden. Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen overlijdt door een incident bij een risicovolle activiteit. Het groepsrisico houdt rekening met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.
Invloedsgebied
Gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
Kwetsbare objecten
1. woningen, woonschepen en woonwagens; 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1º. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2º. scholen, of 3º. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: 1º. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of 2º. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd blijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt: de kans dat een ramp plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan.
Provinciale risicokaart
Op een risicokaart is aangegeven waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en om andere relevante risico’s, zoals overstromingen. Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
19
Risicobron
De plaatsen waar risico’s vandaan (kunnen) komen, zoals: bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; routes en pijpleidingen waar gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Risicoprofiel
Het risicoprofiel is een inventarisatie en analyse van de in een veiligheidsregio aanwezige risico’s, inclusief relevante risico’s uit aangrenzende gebieden.
Scenario
Als er een ernstig ongeval plaatsvindt, hangt de afloop vaak af van wisselende omstandigheden. Dus een ongeval kan volgens verschillende scenario’s verlopen. Bij het onderzoek naar de risico’s (PR en GR) worden daarom diverse scenario’s verwerkt. In de scenario’s wordt ook rekening gehouden met weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn.
Veiligheidsregio
Regionaal samenwerkingsverband van o.a. gemeenten, brandweer en geneeskundige hulpverlening.
Worst case scenario
Maximaal effect scenario
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het vermogen van burgers om zichzelf in veiligheid te brengen zonder tussenkomst van professionele hulpverleners bij de dreiging van, of het optreden van gevaarlijke situatie.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
20
Bijlagen
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
21
Bijlage 1: De stappen van het advies van de veiligheidsregio in het kort
Bron: Handreiking verantwoorde brandweeradvisering
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
22
Bijlage 2: Overzicht plannen ter advisering Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) - Milieu De volgende besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vallen onder het toepassingsgebied van het Bevi. Bij deze besluiten dient de regionale brandweer/ veiligheidsregio om advies gevraagd te worden: oprichtingsvergunning (artikel 2.1 eerste lid onder e onder 1 van de WABO); veranderingsvergunning (artikel 2.1 eerste lid onder e onder 2 WABO) Voor deze soort vergunning geldt dat het Bevi alleen van toepassing is indien de gevraagde vergunning nadelige gevolgen heeft voor het plaatsgebonden risico. revisievergunning (artikel 2.6 eerste lid van de WABO) Voor deze soort vergunning geldt dat het Bevi alleen van toepassing is indien de gevraagde vergunning nadelige gevolgen heeft voor het plaatsgebonden risico. Wet ruimtelijke ordening (Wro)/ Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) - RO In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient bij de volgende besluiten op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten wordt toegelaten de regionale brandweer/ veiligheidsregio om advies gevraagd te worden: De vaststelling van een bestemmingsplan Inpassingsplan van een project van provinciaal belang Inpassingsplan van een project van nationaal belang Het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Het afwijken van de bouwverordening zoals bedoeld in artikel 11 van de Woningwet. Onderstaande opsomming bevat de besluiten, waarvoor het plaatsgebonden risico getoetst moet worden, maar waarop de verantwoordingsplicht niet van toepassing is. Het bevoegd gezag hoeft de regionale brandweer niet in de gelegenheid te stellen om hieromtrent te adviseren. Dit laat onverlet dat in het kader van een zorgvuldige afweging (‘een goede ruimtelijke ordening’) het verstandig is de regionale brandweer toch te betrekken. Niet primair het juridisch kader, maar de veiligheidssituatie dient aan het al dan niet betrekken van de regionale brandweer ten grondslag te liggen. Wijzigingsbevoegdheid/ uitwerkingsplicht Het vaststellen van een beheersverordening Het buiten toepassing verklaren van een beheersverordening Bij een toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in het kader van vervoer van gevaarlijke stoffen (zo lang de circulaire van kracht is) dient de veiligheidsregio om advies te worden gevraagd bij besluiten op grond van: hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 in verband met de aanleg van bepaalde infrastructuur of buisleidingen; een besluit op grond van de Tracéwet; de vaststelling van een tracé anders dan op grond van de Tracéwet, zoals op grond van verordeningen vanwege een provincie, gemeente of waterschap; de vaststelling van een wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet wegverbreding; de vaststelling van een besluit tot verandering of aanpassing van een weg anders dan op grond van de Tracéwet, bijvoorbeeld op grond van een verordening vanwege een provincie, gemeente of waterschap; de wet beheer rijkswaterstaatswerken en artikel 6.5, onderdeel c, van de Waterwet in verband met het daarover brengen van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten; de Spoorwegwet in verband met het naast of boven de hoofdspoorweg oprichten of aanbrengen van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten zijnde bouwwerken, andere opstallen of werken; de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in het kader van de vaststelling van een bepaalde routeringsregeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen; artikel 95 van het Mijnbouwbesluit in verband met een, al dan niet in overeenstemming met de minister van Defensie of de minister van VenW door de minister van Economische Zaken te verlenen vergunning voor het aanleggen van een pijpleiding dan wel artikel10. 1 of 10.2 van de
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
23
Mijnbouwregeling juncto 6.3 van NEN 3650 in verband met de te stellen eisen aan de eigenschappen, aanleg, ligging en het onderhoud van een pijpleiding; een op voordracht van de Minister van VROM door de Kroon te verlenen concessie op grond van artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht of Belemmeringenwet Verordeningen ter zake van de vaststelling van een tracé voor de aanleg of in gebruik name van een buisleiding dan wel een te verlenen beschikking op grond van een provinciale of andersoortige verordening voor de aanleg of in gebruik name of het gebruik van een buisleiding; titel 8.1 van de Wet milieubeheer, in verband met de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van goederen van en naar de inrichting (in de onmiddellijke omgeving van de inrichting).
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
24
Bijlage 3: Procedure advisering Externe Veiligheid van de Veiligheidsregio Fryslân, uitgevoerd door Brandweer Fryslân. Voorwerk:
Voordat Brandweer Fryslân een officiële adviesaanvraag binnenkrijgt zal zij proberen bij het bevoegd gezag aan tafel te komen nog voor het plan of vergunning het officiële traject ingaat. Dit vooroverleg is van belang voor beide partijen om elkaars standpunten te begrijpen en in een vroeg stadium informatie uit te wisselen, om het vervolgtraject zo soepel en snel mogelijk te laten verlopen.
Stap 1:
Brandweer Fryslân ontvangt een schriftelijke adviesaanvraag (per post of per mail op
[email protected]). Brandweer Fryslân bepaalt of externe veiligheid relevant is in het plan of vergunning. Indien externe veiligheid niet relevant is, wordt het bevoegd gezag hier schriftelijk van op de hoogte gesteld. Wanneer het gaat om een nieuwe (ruimtelijke) ontwikkeling ontvangt het bevoegd gezag een kopie van de handreiking proactie bij de adviesbrief. Inventariseren van de aard van het plan/ de vergunning en het in beeld brengen van de aanwezige of mogelijke risicobronnen in of in de nabijheid van het plangebied. Brandweer Fryslân plant een afspraak met de relevante lokale diensten om aspecten als zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en overige lokale belangen/ inzichten in het advies te verwerken. Brandweer Fryslân stelt het conceptadvies, met bijbehorende toelichting, op. Brandweer Fryslân legt het conceptadvies bij de ontvanger van het advies neer. Brandweer Fryslân stelt het definitieve advies, met bijbehorende toelichting, op. De adviesbrief wordt voorzien van een ondertekening en wordt aan het bevoegd gezag gezonden. Dit alles gebeurt binnen 28 dagen na binnenkomst van de adviesbrief. Een afschrift van het advies wordt ter kennisname aan de commandant van het lokale brandweerkorps gezonden. Indien gewenst vanuit bevoegd gezag, of indien nodig geacht vanuit het perspectief van Brandweer Fryslân, zal laatst genoemde het uitgebrachte advies mondeling komen toelichten. In dit gesprek kunnen enkele nuances worden (uit)gelegd en wordt het bevoegd gezag in staat gesteld eventuele onduidelijkheden uit of naar aanleiding van het advies weg te laten nemen.
Stap 2: Stap 3:
Stap 4: Stap 5:
Stap 6: Stap 7: Stap 8: Stap 9:
Stap 10:
Een adviesbrief van Brandweer Fryslân bestaat uit twee componenten. De eerste component is een conclusie waarin een opsomming wordt gegeven van de aanwezige en mogelijke risicobronnen. In dit gedeelte wordt ook aandacht besteed aan overige opvallende zaken die in het plan of de vergunning aan de orde komen. De tweede component is een bondig opgesomd advies van wat de plichten en mogelijkheden van het bevoegd gezag zijn. Bij adviezen waarbij externe veiligheid relevant is, kan Brandweer Fryslân besluiten een toelichting op het advies te schrijven. In deze toelichting wordt uitgebreid aandacht besteed aan het plangebied/ de vergunning en de (mogelijke) risicobronnen. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de relevante scenario’s en de gevolgen daarvan voor de omgeving. In het verlengde hiervan wordt ingegaan op mogelijke maatregelen die het bevoegd gezag aan de bron of in de omgeving zou kunnen treffen om het veiligheidsniveau te verbeteren. Er wordt aan het einde van de toelichting een eindadvies gegeven, wat gelijk staat aan het advies in de adviesbrief. Tot slot wordt er ook stilgestaan bij het restrisico.
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
25
Advisering Ruimtelijke ordening in het kader van externe veiligheid
1 Aanvraag komt binnen
3 Brief “geen advies” conform sjabloon
Nee
2 Groepsrisico van toepassing?
Ja
4 Aanvraag compleet?
Nee
4a Verzoek bevoegd gezag om aanvullende informatie
Ja
5 Algemeen beeld vormen, concept advies
6 Afspraak maken Brandweer/ gemeente
7 Advies afmaken
8 Concept opsturen/ bespreken met aanvrager
9a Verzenden kopie advies aan commandant brandweer
9 Verzenden definitief advies + Archivering
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
10 Indien noodzakelijk, nazorg
26
Advisering Omgevingsvergunningverlening binnen Externe Veiligheid
1 Aanvraag komt binnen
3 Brief “geen advies” conform sjabloon
Nee
2 Groepsrisico van toepassing?
Ja
4 Aanvraag compleet?
Nee
4a Verzoek bevoegd gezag om aanvullende informatie
Ja
5 Algemeen beeld vormen, concept advies
6 Afspraak maken Brandweer/ gemeente
7 Advies afmaken
8 Concept opsturen/ bespreken met aanvrager
9a Verzenden kopie advies aan commandant brandweer
9 Verzenden definitief advies + Archivering
Werkwijze advisering externe veiligheid – 2012
10 Indien noodzakelijk, nazorg
27