SCENARIOBOEK EXTERNE VEILIGHEID INTERREGIONALE SAMENWERKING VEILIGHEIDSREGIO’S Amsterdam-Amstelland, Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland
Toxische/Vaste stof Toxische vloeistof
Stationair Inrichtingen BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) Fakkelbrand aardgas (GF0) Toxische wolk bij brand (PGS 15) ----
Gecomprimeerd toxisch gas Toxisch gas
Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Brandbaar gas
Transport Weg BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) ----
Spoor BLEVE met LPG (A) Plasbrand benzine (C3) ----
Water Gaswolk met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) ----
----
----
----
Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Toxische wolk HFoplossing (D4) Toxische wolk ammoniak (B2) ----
Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Buistransport Buisleidingen ---Plasbrand olieproduct (K1,K2,K3) Fakkelbrand aardgas (GF0) ---------Toxische wolk CO2 (GT0)
Opdrachtgever Brandweer Amsterdam-Amstelland De heer IJ. Stelstra Postbus 92171 1090 AA Amsterdam Telefoon : Fax : Opdrachtnemer Falck AVD Postbus 142 5680 AC Best Telefoon : 0499 - 328 400 Fax : 0499 - 328 401
[email protected] Rapportagedata Kenmerk Versie/datum Status Opgesteld door
: 10.00310 : 1.0 / 7 april 2011 : definitief - eindconcept : D. van Roosmalen
Concept Gecontroleerd door Datum
: J. Steenaert : 7 april 2011
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING.................................................................................................... 4
2
OPBOUW EN SAMENSTELLING SCENARIOBOEK ...................................................... 5
3
ADVIES EXTERNE VEILIGHEID ............................................................................. 7
4
GEBRUIK VAN DE SCENARIOKAARTEN.................................................................. 9
5
INRICHTINGEN .............................................................................................12 LPG-TANKSTATION MET GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS .................................................... 13 TANKSTATION MET BRANDBARE VLOEISTOF ................................................................................ 16 INRICHTING AAN AARDGASTRANSPORTSYSTEEM ........................................................................ 19 PGS 15 OPSLAG MET GEVAARLIJKE STOFFEN................................................................................ 22 KOEL- OF VRIESINSTALLATIE MET AMMONIAK ............................................................................. 25
6
WEGTRANSPORT ..........................................................................................28 WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS ....................................................... 29 WEGTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF ........................................................................... 32 WEGTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF................................................................................ 35 WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS .............................................................. 38
7
SPOORTRANSPORT........................................................................................41 SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS .................................................... 42 SPOORTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF ........................................................................ 45 SPOORTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF ............................................................................ 48 SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS........................................................... 51
8
WATERTRANSPORT .......................................................................................54 WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS.................................................... 55 WATERTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF ....................................................................... 58 WATERTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF ............................................................................ 61 WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS .......................................................... 64
9
BUISLEIDINGEN ............................................................................................67 BUISLEIDING MET BRANDBARE VLOEISTOF .................................................................................. 68 HOGEDRUK AARDGASTRANSPORTLEIDING .................................................................................. 71 BUISLEIDING MET TOXISCH GAS ................................................................................................... 74
Falck AVD / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
2
BIJLAGEN .........................................................................................................77 Bijlage 1: Gehanteerde systeemgroottes en stoffen ..................................................................... 78 Bijlage 2: Slachtofferaantallen in perspectief van afstand en omgeving ...................................... 80 Bijlage 3: Schade aan objecten ...................................................................................................... 83 Bijlage 4: Overzicht van illustraties en voorbeelden ..................................................................... 84 Bijlage 5: Lijst van begrippen en afkortingen ................................................................................ 93 Bijlage 6: Bronnen en geraadpleegde literatuur ........................................................................... 98 Bijlage 7: Samenstelling projectgroep ........................................................................................... 99 CD/DVD met bijbehorende bestanden
Falck AVD / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
3
1
INLEIDING
Externe veiligheid en de adviestaak die de veiligheidsregio daarbij vervult, hebben sinds de invoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in 2004 een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Het bevoegde gezag heeft de plicht om het bestuur van de veiligheidsregio in de daartoe aangewezen situaties in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen. Gemeenten, provincies en veiligheidsregio’s hebben sinds 2004 ervaring opgedaan en kennis verworven in de externe veiligheidsvraag bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen. Gebleken is dat effecten en afstanden, mogelijkheden tot optreden en de hiertoe benodigde capaciteit en slagkracht of maatregelen ter beperking niet geheel uniform worden gehanteerd in vergelijkbare omstandigheden. Het Scenarioboek Externe Veiligheid heeft tot doel om de beoordeling van gelijke situaties op uniforme scenario’s te baseren. Zo wordt bijgedragen aan een eenduidige, kwalitatief goede beoordeling en daarop gebaseerde heldere adviezen, die goed inpasbaar zijn in het besluitvormingsproces. De Veiligheidsregio’s Amsterdam-Amstelland, Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Kennemerland, Noord-Holland Noord, Zaanstreek-Waterland en de Provincie Noord-Holland, hebben het initiatief genomen om samen te investeren in de kwaliteit van de externe veiligheidsadvisering. De Provincie Noord-Holland heeft dit initiatief ondersteund, met het toekennen van budget uit de middelen van het Programma uitvoering externe veiligheid. Falck AVD heeft als extern adviseur invulling gegeven aan de scenarioanalyse en scenariobeschrijvingen in dit Scenarioboek Externe Veiligheid. Het Scenarioboek richt zich op de adviestaak ten aanzien van externe veiligheid bij categoriale inrichtingen en transport (weg, spoor, water of buisleiding). Luchtvaartscenario’s en scenario’s bij windmolens of kernenergie zijn geen onderdeel van (deze versie van) het Scenarioboek. De opslag van gevaarlijke stoffen zoals gereguleerd met het Besluit risico’s zware ongevallen en het Vuurwerkbesluit valt tevens buiten het kader van dit boek. Het Scenarioboek bevat een uitwerking van scenario’s voor stoffen die bij opslag of transport tot externe veiligheidsrisico’s kunnen leiden. Het boek heeft een dynamisch karakter, waardoor bij ontwikkelingen in gebruik van stoffen, bij transport van stoffen of bij veranderingen in het wettelijk kader, verbreding van de te beschrijven scenario’s eenvoudig mogelijk is. Naast een handvat bij de beoordeling en invulling van de inhoudelijke kant van de adviestaak, biedt de scenario-uitwerking ook mogelijkheden tot toelichting en het bieden van inzicht in effecten bij de ontvangers van de adviezen. Per scenario en in de bijgevoegde CD/DVD is een beeldend voorbeeld van de effecten opgenomen.
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
4
2
OPBOUW EN SAMENSTELLING SCENARIOBOEK
Het Scenarioboek is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 1. Algemeen deel; 2. Scenariokaarten; 3. Bijlagen. 1. Algemeen deel Het algemene deel van het scenarioboek bevat naast de inleiding en dit toelichtende hoofdstuk informatie over de positie van het externe veiligheidsadvies in het besluitvormingsproces en de bestuurlijke afweging en een toelichting op het gebruik. 2. Scenariokaarten Om te bepalen wat de relevante scenario’s zijn en hoe die op te bouwen, is gewerkt langs de lijnen stofkenmerken en risicobronnen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de categorie (primair) brandbaar, of (primair) toxisch effect en er is een beschrijving opgenomen van de aard van de stof (gas, gecomprimeerd gas, vloeistof of vaste stof). De opgenomen risicobronnen zijn inrichtingen, transport (weg, spoor en water) en buisleidingen. Deze invalshoek is gespiegeld aan de in NoordHolland en Flevoland voorkomende vormen van opslag en transport. Dit heeft geleid tot selectie van de volgende scenario’s, die in onderstaande tabel zijn weergegeven.
Toxische/vaste stof Toxische vloeistof
Stationair Inrichtingen BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) Fakkelbrand aardgas (GF0) Toxische wolk bij brand (PGS 15) ----
Gecomprimeerd toxisch gas Toxisch gas
Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Brandbaar gas
----
Transport Weg BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) ----
Spoor BLEVE met LPG (A) Plasbrand benzine (C3) ----
Water Gaswolk met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) ----
----
----
----
Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Toxische wolk HFoplossing (D4) Toxische wolk ammoniak (B2) ----
Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3) ----
Buistransport Buisleidingen ---Plasbrand olieproduct (K1,K2,K3) Fakkelbrand aardgas (GF0) ---------Toxische wolk CO2 (GT0)
Combinatie niet mogelijk
Iedere Scenariokaart is gelijkvormig opgebouwd, waarbij de relevante aspecten van het betreffende scenario zo specifiek mogelijk zijn benoemd. De wijze van opbouw van de Scenariokaarten is nader toegelicht in hoofdstuk 4. De Scenariokaarten zijn opgenomen in hoofdstuk 5 tot en met 9: • Inrichtingen (titels grijs gemarkeerd); • Wegtransport (titels rood gemarkeerd); • Spoortransport (titels groen gemarkeerd); • Watertransport (titels blauw gemarkeerd); • Buisleidingen (titels oranje gemarkeerd).
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
5
3. Bijlagen De bijlagen bieden als achtergrond inzicht in: • Gehanteerde systeemgroottes en stoffen; • Slachtofferaantallen in perspectief van afstand en omgeving; • Schade aan objecten; • Overzicht van illustraties en voorbeelden; • Bronnen en geraadpleegde literatuur. In de tekst wordt naar de bronnen verwezen met de hoofdletters [A] tot en met [M], weergegeven tussen vierkante haken. Tevens zijn opgenomen een lijst van begrippen en afkortingen, en de samenstelling van de projectgroep.
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
6
3
ADVIES EXTERNE VEILIGHEID
De aanleiding voor en aard van het advies externe veiligheid dat het bestuur van de veiligheidsregio geeft aan het bevoegd gezag, is gebaseerd op de artikelen 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen (artikel 12)1 en het Ontwerpbesluit transportroutes externe veiligheid (artikel 10). Bevi, artikel 12 (en 13), Lid 3 Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid [o.a. 3.1; 3.26; 3.28 Wro en 2.1; 2.12 Wabo] stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de veiligheidsregio waarin de inrichting [13: het gebied] ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. Bevb, artikel 12, Lid 2 Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het voor dat besluit bevoegde gezag het bestuur van de regionale brandweer in wiens regio het gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding. Ontwerp-Btev (november 2008) Het ontwerp-Btev beschrijft in artikel 6 en 7 het belang van een beoordeling van de bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid en verantwoording van het groepsrisico. Artikel 10 geeft aan dat de veiligheidsregio voorafgaand aan de vaststelling van ruimtelijk relevante besluiten in de gelegenheid gesteld wordt advies uit te brengen. Dat advies betreft de onderwerpen die genoemd zijn in de artikelen 6 en 7 en richt zich concreet op: • De mogelijkheden van het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen, mede tegen de achtergrond van de getroffen of te treffen bouwkundige voorzieningen; • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en; • De zelfredzaamheid van personen in het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, voor zover dat besluit de bouw, vestiging of aanleg van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt. Een advies externe veiligheid is onderdeel van een besluitvormingsproces ten aanzien van ruimtelijke relevante ontwikkelingen en de verantwoording (van de toename) van het groepsrisico. Het heeft betrekking op de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van het risico en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied. Doel van het advies externe veiligheid is: • Bijdragen aan verantwoorde besluitvorming over externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling en transport; • Het bieden van heldere verwachtingen over de risico’s en mogelijkheden van de hulpdiensten bij realistische scenario’s.
1
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is op 1 januari 2011 in werking getreden.
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
7
De adviesrol is geen toets op het voldoen aan wettelijke kaders, maar het bieden van deskundigheidsinzicht in de mogelijkheden en beperkingen die bij de voorgenomen ontwikkeling en voorstelbare scenario’s ontstaan voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Onderstaande figuur illustreert de plaats van het advies en de doelstelling van de scenario’s in het besluitvormingsproces. Ontwerp EVrelevant
Voorgenomen besluit
De gebruiker zal bij ontvangst van een adviesverzoek steeds de volgende stappen (op hoofdlijnen2) doorlopen [E]: 1. Inventariseren van de gegevens: • Is het adviesverzoek compleet en wordt voldaan aan voorwaarden; 2. Identificeren van de risico’s en effecten: • Wat voor type activiteiten betreft het: inrichting, transport, buisleiding. Dit is bepalend voor het toetsingskader, type scenario’s en systeemgrootte; • Welke stof of stoffen zijn in het perspectief van deze aanvraag van belang en wat zijn de belangrijkste stofkenmerken: gas of vloeistof, brandbaar of toxisch; • De antwoorden bepalen welk scenario of scenario’s van belang zijn. Uit de scenario’s volgen effecten en effectafstanden; 3. Beschouwen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid: • In hoeverre effecten invloed hebben op de zelfredzaamheid en welke mogelijkheden voor de hulpdiensten beschikbaar zijn is afhankelijk van de omgeving; 4. Selecteren maatregelen: • In het perspectief van de omgeving weegt de adviseur de benodigdheden en mogelijke maatregelen; 5. Conclusie advies ten behoeve van het restrisico: • Voorzienbare effecten en mogelijkheden om het risico in de betreffende omgeving te beperken en beheersen vormen de basis voor het advies. Voorliggend Scenarioboek beoogt een concrete, uniforme handreiking te geven voor met name de stappen 2, 3 en 4. Het selecteren van de relevante (of haalbare) maatregelen en het opstellen van het advies zijn zeer sterk afhankelijk van de betreffende omgeving en de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Het advies stelt het bevoegde gezag in staat om haar besluit ten aanzien van de externe veiligheidsrisico’s te motiveren. Naast de verantwoording en motivatie van de externe veiligheidsaspecten, zal het bevoegde gezag in haar besluit ook elementen met betrekking tot groei, ruimtegebruik, economie, imago en andere milieuaspecten meewegen.
2
Het werkproces kan in de verschillende regio’s op onderdelen afwijken.
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
8
4
GEBRUIK VAN DE SCENARIOKAARTEN
De Scenariokaarten Externe Veiligheid zijn een hulpmiddel bij het zo eenduidig en reproduceerbaar mogelijk invullen van de adviestaak ten aanzien van externe veiligheid bij inrichtingen (categoriaal), transport (weg, spoor en water) en buisleidingen. Iedere Scenariokaart kent een gelijkvormige opbouw en structuur, waarbij de relevante aspecten van het betreffende scenario zo specifiek mogelijk zijn benoemd. De opbouw en aard van iedere Scenariokaart zijn hieronder toegelicht. Tevens is een toelichting opgenomen voor enkele specifieke kaarten. Titel en toepassing Een scenariokaart is van toepassing op een risicobron en stofcategorie. Onder het kopje toepassing is dit weergegeven, samen met een voorbeeldstof. Tevens is aangegeven welk effect wordt beschouwd, bijvoorbeeld toxisch, hittebelasting, een (aanstaande) BLEVE, overdrukbelasting, et cetera. Een algemene beschrijving geeft op hoofdlijnen het autonome verloop van het scenario weer. De uitgangspunten zijn kort, puntsgewijs weergegeven. Het gaat dan bijvoorbeeld om: • Systeemgrootte (netto en bruto, in m3 en ton); • Continue uitstroom of instantaan falen; • Directe, vertraagde of geen ontsteking; • Aard van de ondergrond en plasoppervlak (met straal); • Afbrand- of verdampingssnelheid; • Opbouwtijd en afbrand- of incidentduur; • Weerstabiliteitsklasse; • Blootstellingsduur. De uitgangspunten sluiten aan bij regulier vergunde of te vergunnen situaties. De diverse systeemgroottes en gebruikte voorbeeldstoffen zijn als overzicht opgenomen in bijlage 1. Bij instantaan falen geldt formeel een uitstroomduur van 1 minuut conform de Handleiding risicoberekeningen Bevi [B]. Daar waar de grote benodigde uitstroomsnelheid ongeloofwaardig lijkt, mag de adviseur tevens (tot) 3 minuten lezen. De omgevingstemperatuur is steeds 9,8°C, tevens conform [B]. Kans van optreden De kans van optreden is benoemd. Voor inrichtingen is deze gebaseerd op de Handleiding risicoberekeningen Bevi [B] of Revi [D], voor weg-, spoor- en watertransport vormt het Achtergronddocument RBM II [A] de basis, voor buisleidingen is dat de Handleiding risicoberekeningen Bevi [B] in combinatie met de Handleiding risicoberekeningen hogedruk aardgastransportleidingen CAROLA [F]. Kansen worden weergegeven per verladingsuur, per brandcompartiment per jaar, per meter leiding per jaar en per wagen-, wagon- of vaartuigkilometer per jaar. In het convenant van 2005 zijn tussen VROM en de LPG-sector afspraken gemaakt over het toepassen van een verbeterde vulslang op de LPG-tankwagens (kleinere kans op lekkage en breuk) en het aanbrengen van hittewerende coating op de LPG-tankwagens (tijdswinst voor ontruimingsmaatregelen en brandweerinzet).
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
9
Effecten De scenario’s leiden, afhankelijk van de bron en systeemomvang tot een beeld van de effecten. De aard van de effecten en effectafstanden zijn gebaseerd op de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid (bijlage 7 van [E]). Een bijzondere positie hebben de categoriale inrichtingen PGS 15 en koel- en vriesinstallaties met ammoniak. Voor deze inrichtingen heeft de wetgever in het Revi het invloedsgebied vastgelegd (bijlage 2 van het Revi [D])3. In de scenariokaarten is daarom gewerkt met “relatieve effectafstanden”. De afstand tot het invloedsgebied is gebruikt als basis voor deze relatieve effectafstanden. De gebruiker van de Scenariokaart bepaalt aan de hand van het Revi [D] zelf welke effectafstand voor de betreffende inrichting van toepassing is. De gevolgen voor mensen zijn gebaseerd op de voorgestelde methodiek in de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid (bijlage 3 van [E]). Deze methodiek voor slachtofferschatting sluit tevens aan bij PGS 1 [J] en de Interventiewaarden gevaarlijke stoffen 2007 [M]. In bijlage 2 van dit Scenarioboek is de methodiek nader toegelicht. Bovendien is er een overzicht opgenomen van te verwachten adresdichtheden en aantallen personen die zich bij een lage, matige en hoge dichtheid van bebouwing in verschillende stralen om de incidentlocatie bevinden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de effecten voor mensen buiten en voor mensen binnen. Dit is weergegeven in tabellen als percentages van het aantal aanwezigen per ring. Voor de buitenste contour van het invloedsgebied geldt per definitie dat 1% van de aanwezigen (buiten) kan overlijden. Aangezien de tabellen in de Scenariokaart werken met het gemiddeld aantal aanwezigen in een ring, is hier opgenomen dat 2% van de aanwezigen in de betreffende ring (buiten) zal overlijden. Bijzondere aandacht is nodig voor de blootstellingsduur. Voor continue hittestralingseffecten is deze 20 seconden, voor BLEVE’s 12 tot 16 seconden (afhankelijk van de systeemgrootte). Bij toxische effecten is de blootstellingsduur afhankelijk van de incidentduur en varieert van 30 minuten tot 4 uur. De van toepassing zijnde blootstellingsduur is in elke Scenariokaart opgenomen. Bij BLEVE geldt dat de effecten van hittestraling dominant zijn, de effecten van overdruk kennen (veel) kleinere effectafstanden. De gevolgen voor objecten zijn gebaseerd op PGS 1 [J]. Een toelichting en overzicht zijn opgenomen in bijlage 3 van dit Scenarioboek. De effecten en effectafstanden worden weergegeven in 3 tot 5 ringen, afhankelijk van het scenario. Voor hittestralingseffecten gelden deze ringen rondom. Voor toxische effecten zijn ze van toepassing in een benedenwinds gebied binnen een hoek van 30 graden. In elke Scenariokaart is dit opgenomen in een schematische weergave. De effectafstanden in dit Scenarioboek variëren met een factor 25 van circa 100 meter (bijvoorbeeld bij plasbranden) tot circa 2.500 meter (bijvoorbeeld toxische vloeistoffen bij spoorvervoer). De schematische weergaven kunnen daarom niet allemaal op dezelfde schaal worden weergegeven. De effectafstanden zijn per Scenariokaart in de juiste verhouding opgenomen. Voor enkele Scenariokaarten geldt dat in een volgende versie van het boek de weergave van effecten mogelijk nog meer methodisch congruent kan worden gemaakt. Zo wordt bij buisleidingen met brandbaar gas gewerkt met 3 ringen, in tegenstelling tot andere hittestralingseffecten waar de effecten in 4 ringen worden weergegeven. Bij effecten van gecomprimeerd toxisch gas (ammoniak) treedt flash-verdamping op, waardoor de grootste toxische effectafstanden van korte duur zijn. Hier wordt gewerkt met 3 ringen, in tegenstelling tot andere toxische scenario’s waar de effecten in 5 ringen worden weergegeven.
3
De wetgever heeft tevens risicoafstanden bepaald, deze zijn opgenomen in bijlage 1 van het Revi [D].
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
10
Bestrijdbaarheid, hulpverlening en zelfredzaamheid Gebaseerd op het scenario is in kaart gebracht welke mogelijkheden er zijn en welke zaken daartoe benodigd zijn. Onder het kopje bestrijdbaarheid gaat het om de mogelijkheden die het scenario biedt en de benodigdheden specifiek voor de brandweer bij dit scenario. De adviseur dient daarbij in gedachten te houden dat opbouw van grootschalige brandbestrijding minimaal 1 à 2 uur kost [C]. Onder het kopje hulpverlening zijn de mogelijkheden en benodigdheden voor GHOR, politie en gemeente opgenomen. Onder zelfredzaamheid zijn de relevante mogelijkheden en benodigdheden uitgewerkt. In de Scenariokaarten is onderscheid gemaakt per ring. Als brandoverslag bijvoorbeeld kan plaatsvinden in de 1e, 2e en 3e ring, dan is daar ontvluchting nodig. In de 4e en 5e ring kan in dat geval geschuild worden. Als de mogelijkheden kleiner zijn dan de benodigdheden tot bestrijdbaarheid, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, dan worden de effecten groter. De adviseur dient dit in zijn advies te laten meewegen. Het gaat dan bijvoorbeeld om T1/T2 slachtoffers die niet uit hittestralingscontouren (kunnen) worden gered. Zij zijn niet langer zelfredzaam en zullen daardoor uiteindelijk dodelijk slachtoffer worden, als er niet snel kan worden opgetreden. Er wordt vanuit gegaan dat daar waar relevant, conform de wettelijke bepalingen, risicobronnen en kwetsbare objecten zijn opgenomen in het risicoregister (de risicokaart). De omgeving bepaalt voor een belangrijk deel welke impact een scenario heeft en welke omvang de benodigde inzet heeft. Een plasbrand in een weiland leidt bijvoorbeeld niet tot brandoverslag, simpelweg omdat er geen objecten worden aangestraald. Een (aanstaande) BLEVE in verstedelijkt gebied daarentegen, leidt tot een grote capaciteitsvraag voor alle betrokken hulpdiensten. In bijlage 2 van dit Scenarioboek is een overzicht opgenomen van te verwachten aantallen personen nabij een incidentlocatie. Hierbij is onderscheid gemaakt naar aanwezigen in een lage, matige en hoge dichtheid van bebouwing. Maatregelen Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). In elke Scenariokaart is een opsomming opgenomen van mogelijk van toepassing zijnde maatregelen, specifiek voor het betreffende scenario. Afhankelijk van de bestaande situatie, lopende procedure en omgeving selecteert de adviseur uit deze opsomming de relevante maatregelen. De adviseur treft in de Scenariokaarten termen tussen [haken]. Het gaat dan bijvoorbeeld om [object], [gebied], [inrichting] of [transportroute]. Bij het opstellen van het advies kunnen deze termen specifiek gemaakt worden. [Gebied] wordt dan bijvoorbeeld “Plangebied Het Centrum” en [object] wordt bijvoorbeeld “Kinderdagopvang De Peuter”. Tenslotte voeren enkele regio’s het beleid om in een gesprek en proces met de initiatiefnemer een veiligheidsambitie vast te leggen in een publiek-privaat convenant. Deze maatregel is niet steeds genoemd in elke Scenariokaart, maar is universeel van toepassing indien een regio hiermee werkt. Voorbeelden Elke Scenariokaart is voorzien van een voorbeeld, als grafische illustratie van het beschreven scenario. Daarbij is kort weergegeven (voor zover beschikbaar) wat het incident was, waar en waneer het zich heeft voorgedaan, een indruk van doden, gewonden en financiële schade en de bron van het bestand. In veel gevallen is de illustratie een foto en korte video. In een enkel geval, met name bij toxische effecten, gaat het om een illustratie of rapportage, aangezien deze effecten nauwelijks op beeldmateriaal vast te leggen zijn. Deze en andere illustraties zijn verzameld in bijlage 4 en opgenomen op de bijgevoegde CD/DVD.
Inleiding / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
11
5
INRICHTINGEN
In dit hoofdstuk zijn de volgende scenariokaarten opgenomen: Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Brandbaar gas Toxische/Vaste stof Gecomprimeerd toxisch gas
Stationair Inrichtingen BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) Fakkelbrand aardgas (GF0) Toxische wolk bij brand (PGS 15) Toxische wolk ammoniak (GT3)
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
12
LPG-TANKSTATION MET GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij een LPG-tankstation, tankwagen gecomprimeerd brandbaar gas (LPG) Een effectgebied ontstaat of is aanstaande bij een warme BLEVE
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [B] [E]
Door een incident bij een LPG-tankstation ontstaat een brand waarbij een tankwagen met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tank toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot overdrukeffecten en een grote vuurbal, [4] een BLEVE . De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
Stofcategorie GF3 3 3 Netto systeemgrootte 25 ton (48m =80%x60m ) [A] [E] Warme BLEVE Opbouwtijd 20 minuten [E] Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur 12 seconden
• • • • • •
KANS VAN OPTREDEN [B] De kans op een BLEVE als gevolg van een incident met een tankwagen op een LPG-tankstation is klein. Op een LPG-10 tankstation is de kans 5,8 x 10 per (verladings)uur. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal verladingen, het voorschrijven en handhaven van de standaard voorschriften in de milieuvergunning zoals aanrijbeveiliging van de lossende tankauto en het niet toestaan van gelijktijdig verladen van LPG en brandbare vloeistoffen. In het convenant van 2005 zijn tussen VROM en de LPG-sector afspraken gemaakt over het toepassen van een verbeterde vulslang op de tankwagens (kleinere kans op lekkage en breuk) en het aanbrengen van hittewerende coating op de tankwagens (tijdswinst voor ontruimingsmaatregelen en brandweerinzet).
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (12 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De optredende drukeffecten zijn secundair. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tankwagen.
1e ring e
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
≤90 meter
≥46 kW/m2 2
Mensen buiten † T1 T2 T3
Mensen binnen † T1 T2 T3
100%
0%
0%
0%
10%
2 ring
≤140 meter ≥34 kW/m
20%
24%
56%
0%
1%
3e ring
≤230 meter ≥19 kW/m2
2%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
e
4 ring
2
≤400 meter ≥7,5 kW/m
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
14%
70%
De effecten van hittestraling zijn dominant, de effecten van overdruk kennen kleinere effectafstanden.
1e ring
Afstand (meter)
2e ring
≤30 meter ≤70 meter
Overdruk (bar)
Objecten
≥0,3 bar
Zware schade
≥0,1 bar
Gemiddelde schade Lichte schade: glasbreuk
3e ring 4e ring
≤180 meter ≥0,03 bar De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
4
BLEVE: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
13
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Mogelijkheden bij bronbestrijding aanstaande BLEVE: • Bronbestrijding in 1e instantie: Kleine brand binnen 10 à 20 minuten blussen en koelen tank • Bronbestrijding in 2e instantie: o Koelen aangestraalde tankwagen (circa 150 m2) met 10 liter/m2/minuut • Hulpverleners trekken zich terug tot buiten het te verwachten effectgebied: o Indien (tijdig) veilig optreden niet mogelijk is, of o Zodra koelen van de tankwagen is ingezet, tot de dreiging geweken is Brandweer processen en taken na plaatsvinden van de BLEVE is primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen e 1 ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt e 2 ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd uitbranden 3e ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen 4e ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
Benodigdheden bronbestrijding aanstaande BLEVE: o Tijdige aankomst brandweer o Tijdige bereikbaarheid tankwagen o Geschikte opstelplaats(en) o Tijdige beschikbaarheid bluswater Inzet waterkanonnen voor tweezijdige koeling tankwagen.
Benodigdheden na plaatsvinden van de BLEVE: • [Gebied] en [object] tweezijdig toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden buiten de 4e ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied tot en met 4e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Een beginnende brand is zichtbaar voor de aanwezigen. Desondanks zullen zij een aanstaande ontploffing met e effectafstanden tot 400 meter (de 4 ring) niet voorzien, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden en het aanstaande scenario ontvluchten.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien een BLEVE aanstaande is, moeten de aanwezigen de instructie krijgen om [object tot en met de 3e ring] en het effectgebied te ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
14
MAATREGELEN [5] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve locaties LPG-tankstation onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Bedrijfsveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand LPG-tankstation en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen bij e (aanstaande) BLEVE tot en met de 3 ring Effecten en gewonden beperken: drukbestendige gevel (met name beperken glasoppervlak) tot 180 meter [L] Brandoverslag naar object voorkomen: Brandwerende e materialen en gevel tot en met de 3 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object/LPG-tankstation] borgen Bluswatervoorzieningen voor en opstelplaats(en) bij [object/LPG-tankstation] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van LPG-tankstation af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met (aanstaand) BLEVE scenario Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario met (aanstaand) BLEVE scenario
VOORBEELDEN LPG tankstation met meerdere tanks LPG Locatie: Noord Korea Bron: http://www.metacafe.com/watch/320775/propan_explosion / Type bestand: video
5
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
15
TANKSTATION MET BRANDBARE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij een tankstation, tankwagen brandbare vloeistof (benzine) Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [B] [E]
Door een incident bij een tankstation met een tankwagen benzine scheurt de tankwand bij het lossen. Een groot deel van de benzine stroomt in korte tijd uit. De brandbare vloeistof vormt een plas en ontsteekt direct. De brand is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• • • • • • • • •
Stofcategorie LF2 (niet-routeplichtig) Systeemgrootte 23 ton (33 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond bestrating Plasoppervlak 1.500 m2 (straal 22 m)[A][E] 2 Afbrandsnelheid 3 kg/m /minuut Directe ontsteking brandduur < 5 minuten Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
KANS VAN OPTREDEN [B] De kans op een plasbrand als gevolg van een incident met een tankwagen benzine op een tankstation is klein. Op een -9 tankstation is de kans 5,8 x 10 per (verladings)uur. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal verladingen, het voorschrijven en handhaven van de standaard voorschriften in de milieuvergunning zoals aanrijbeveiliging van de lossende tankauto.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf het midden van de plas.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
≤60 meter
≥35 kW/m2
2 ring
≤70 meter
3e ring
≤85 meter
4e ring
≤105 meter ≥5 kW/m2
1e ring e
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
100%
0%
0%
0%
10%
≥23 kW/m
20%
24%
56%
0%
1%
≥12,5 kW/m2
2%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
2
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade
De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
6%
14%
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
16
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Mogelijkheden bij bronbestrijding plasbrand: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de plasbrand ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op de e 3 ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt 2e ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd laten uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen e 4 ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN [Gebied] en [object] tweezijdig toegankelijk Geschikte opstelplaats(en) Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
• • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 4 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat: zij moeten de 1e, 2e en 3e ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de vloeistofplas (22 meter) hebben geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Aanwezigen binnen de 1e ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) plaatsvindt (tot en met de 3e ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
17
MAATREGELEN [6] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen (LF2 is niet-routeplichtig): • Alternatieve locaties tankstation onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Bedrijfsveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand tankstation en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang plas beperken e • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 3 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object/tankstation] borgen Bluswatervoorzieningen voor en opstelplaats(en) bij [object/tankstation] borgen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van tankstation af richten tot e en met de 3 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario plasbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario plasbrand
VOORBEELDEN Brand bij een tankstation met een tankwagen Locatie: Maddington petrol station (Australië) Bron: http://www.youtube.com/watch?v=5m-VgWwfh0c Type bestand: video
6
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
18
INRICHTING AAN AARDGASTRANSPORTSYSTEEM TOEPASSING • •
Incidenten bij een inrichting aan het aardgastransportsysteem ([G]: zoals een gasontvangststation, meet- en regelstation, mengstation, exportstation of compressorstation) met een hogedruk aardgastransportleiding Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [E] [F]
Door een incident bij een [inrichting [G]] aan het aardgastransportsysteem ontstaat een breuk in de leiding met de grootste effectafstand. Het aardgas stroomt onder hoge druk continue uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt die duurt totdat na inblokken van de leiding de druk afneemt. Deze fakkel kan voor de grootste leidingen tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. De fakkelbrand is hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
Stofcategorie GF0 Leidingbreuk continue uitstroom [E][F] Vlakke ondergrond verticale uitstroom [E][F] Directe ontsteking [E] [F] Diameter en druk van de leiding (> 16 bar) Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
• • • • • • •
KANS VAN OPTREDEN [F] De kans op leidingbreuk is afhankelijk van diameter, wanddikte, druk, staalsoort en kerfslagwaarde. De kans op ontsteking is afhankelijk van (en neemt toe met) de diameter en de druk [F]. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn voornamelijk regelgeving en beheermaatregelen, afdekking met beschermend materiaal, fysieke barrières op maaiveld en maatregelen door de leidingeigenaar tegen corrosie [F].
EFFECTEN [E] [H] [I] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). Groepsrisicoberekeningen worden door Gasunie uitgevoerd [H].
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
Mensen buiten † T1 T2 T3
Mensen binnen † T1 T2 T3
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zie onderSecundaire branden e 2 2 ring ≥12,5 kW/m 2% 6% 14% 30% 0% 0,6% 1,4% 5% staande treden op tabel Geen of lichte e 2 3 ring ≥1 kW/m 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% schade De effectafstanden aangegeven in meters vanaf het midden van de buisleiding, zijn afhankelijk van diameter en druk. 1e ring
≥35 kW/m2
inches
Diameter [F] mm nominaal
2 4* 6 8* 10 12 * 14 16 * 18 20 24 * 30 36 * 42 48 *
60,3 114,3 168,3 219,1 273,1 323,9 355,6 406,4 457,0 508,0 610,0 762,0 914,0 1067 1219
DN50 DN100 DN150 DN200 DN250 DN300 DN350 DN400 DN450 DN500 DN600 DN750 DN900 DN1050 DN1200
100%
0%
0%
0%
10%
6%
14%
70%
Afstand bij 40 bar Afstand bij 66,2 bar Afstand bij 80 bar 1e ring 2e ring 3e ring 1e ring 2e ring 3e ring 1e ring 2e ring 3e ring 20 30 50 50 60 70 80 80 100 100 120 140 150 160 180
20 45 70 95 120 140 150 170 200 220 260 310 360 400 440
40 80 120 160 200 240 280 320 360 400 480 600 720 840 960
20 30 60 60 70 80 90 100 110 120 140 160 180 190 210
25 60 90 120 150 170 190 210 240 270 310 380 430 490 540
45 90 135 180 225 270 315 360 405 450 540 675 810 945 1080
40 70 70 80 90 90 100 120 130 150 170 190 200 220
65 95 130 160 180 200 230 260 290 330 400 470 520 580
100 150 200 250 300 350 400 450 500 600 750 900 1050 1200
* zijn vaak voorkomende leidingdiameters
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
19
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Mogelijkheden bij bronbestrijding fakkelbrand: • De beheerder van de buisleiding dient de toevoer af te sluiten. Er zijn geen mogelijkheden voor de brandweer tot effectieve bronbestrijding. o De inbloklengte bedraagt over het algemeen meer dan 10 kilometer. o Automatisch inblokken gebeurt direct, bij handmatig optreden kan dit tot enkele uren duren Brandweer processen en taken primair gericht op uitbreiding voorkomen van de 2e ring: Redden Uitbreiding voorkomen e 1 ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet e 2 ring: Nauwelijks mogelijkheden, inzet gericht op redden e 3 ring: Inzet gericht op uitbreiding voorkomen Na afloop van de fakkelbrand brandweer processen en taken gericht op blussen van de 1e en 2e ring
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN • [Gebied] en [inrichting] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Operator en procedure van de leidingbeheerder voor het stoppen van de toevoer van aardgas • Geschikte opstelplaats(en) • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 3 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied tot en met 3e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De fakkelbrand is zichtbaar, hoorbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat. Zij moeten de 1e en 2e ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de 1e ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling. e Bij afstanden tot de 2 ring > 200 meter: e o Aanwezigen in de 1 ring hebben geen tot nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote vluchtafstanden.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) e plaatsvindt (tot en met de 2 ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
20
MAATREGELEN [7] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen: • Alternatieve locaties [inrichting] (met bijbehorende leidingen) onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron, bedrijfsveiligheid, kans op ongeval verlagen door [F]: • WION (grondroerdersregeling), casuïstiek en aanvullende maatregelen per leidingeigenaar • Ondergrondse afdekking met waarschuwings-lint, betonplaten of beide • Beperkingen graafwerkzaamheden grondeigenaar: vergaande restricties, verbod of beheermaatregelen • Fysieke barrières op maaiveld: hek, zandlichaam of andere barrière • Overige maatregelen zoals strenge supervisie of camerabewaking • Maatregelen tegen corrosie door leidingeigenaar Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand inrichting en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang fakkelbrand beperken e • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 2 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object/inrichting] borgen Bluswatervoorzieningen voor en opstelplaats(en) bij [object/inrichting] borgen Inblokmechanisme versnellen en/of automatiseren Inbloklengte verkleinen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot en met de 2e ring (Nood)uitgang en vluchtroute van [inrichting] (met bijbehorende leidingen) af richten tot en met de 2e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen op optreden fakkelbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario fakkelbrand
VOORBEELDEN Incident met buisleiding aardgas in Ghislenghien Datum: juli 2004 Locatie: Ghislenghien België Doden: 24 Gewonden: 132 Bron: http://www.dailymotion.com/video/x2o06d_catastropheghislenghien_people Type bestand: video Video heeft betrekking op een buisleiding
7
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
21
PGS 15 OPSLAG MET GEVAARLIJKE STOFFEN TOEPASSING • •
Incidenten in een opslag met gevaarlijke stoffen (PGS 15) Een toxisch effectgebied ontstaat als gevolg van brand
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [D]
Door een incident bij een inrichting met een PGS 15 opslag voor gevaarlijke stoffen ontstaat een brand. Door de brand komen toxische dampen vrij [van toepassing bij opslag van stoffen in ADR klasse 6.1] en wordt (tevens) onverbrand (zeer) toxisch product meegevoerd in de rookgassen. De (zeer) toxische stoffen worden meegevoerd door de wind.
• • • • • • •
Stofcategorie Vloeroppervlak opslag [D]
PGS 15 0-300; 300-600; 600-2.500 m2 Brandbestrijdingssysteem/beschermingsniveau volgens PGS-15 en stikstofcategorie [D]: 1, 2 of 3 Verpakkingswijze en stikstofcategorie Maximale brandduur 30 minuten [B] Reële verwachting 2-4 uur Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) <30 minuten
KANS VAN OPTREDEN [B] De kans op brand en het vrijkomen van toxische dampen [van toepassing bij opslag van stoffen in ADR klasse 6.1] en (tevens) onverbrande (zeer) toxische producten als gevolg van een incident in een PGS 15 opslag is afhankelijk van het beschermingsniveau. -4 • Bij beschermingsniveau 1 en 2 is de kans 8,8 x 10 per jaar per brandcompartiment -4 • Bij beschermingsniveau 3 is de kans 1,8 x 10 per jaar per brandcompartiment [B] Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het voorschrijven en handhaven van de standaardvoorschriften in de milieuvergunning, de omvang van een compartiment en de aard van de opgeslagen stoffen.
EFFECTEN [D] [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (<30 minuten), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de PGS 15 opslag.
Afstand EA: Relatieve (meter)[D] effectafstand
†
Mensen buiten T1 T2 T3
0-115 EA / 8 100% 0% 0% 0% meter 0-230 2e ring EA / 4 70% 9% 21% 0% meter 0-465 e 3 ring EA / 2 20% 9% 21% 50% meter 0-930 4e ring EA 1% 3% 7% 40% meter [D] 0-1.400 e 5 ring EA x 1,5 0% 0% 0% 10% meter De effectafstanden zijn afhankelijk van vloeroppervlak en beschermingsniveau. Voorbeelden van effectafstanden (EA) uit het Revi [D] zijn hieronder weergegeven: 2 2 2 Effectafstand (EA) 0-300 m 300-600 m 600-2.500 m Beschermingsniv. 1 0 90 300 Beschermingsniv. 2 300 380 930 Beschermingsniv. 3 275 520 930 1e ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
1%
3%
7%
40%
0%
0%
1%
10%
0%
0%
0%
5%
0%
0%
0%
0%
LBW = EA
0%
0%
0%
0%
AGW = 1,5 x EA
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring 5e ring
De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. De hittestralingscontouren van de brand kennen kleinere effectafstanden.
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
22
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 4 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Brandweer processen en taken primair gericht op bronbestrijding: Voorkomen uitbreiding Gecontroleerd laten uitbranden Blussen Mogelijkheden bij bronbestrijding: Bron: Bovenwinds, binnen de 1e ring, inzet gericht op ondersteunen WBDBO en uitbreiding voorkomen, gecontroleerd laten uitbranden en blussen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien: o In het beginstadium van een brand de relatief koude rookgassen laag bij de grond blijven hangen en de brandweer nog niet ter plaatse is [B] o Bij een meer ontwikkelde brand de hitte zorgt voor pluimstijging en een aanzienlijke verdunning van toxische concentraties op leefniveau [B]
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN [Gebied] en [PGS 15 opslag] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk Geschikte opstelplaats(en) Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter ontsmetting [M] en mogelijke inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemiepak) o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de aard en omvang van de PGS 15 opslag en de omgeving
• • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 4e ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met 2 x effectafstand (2 x EA) • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de aard en omvang van de PGS 15 opslag en de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare (dikke en zwarte) rookwolken van de brand. Aanwezigen moeten adequaat geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en e objecten tot en met de 4 ring] kunnen snel gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 4 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
23
MAATREGELEN [8] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve locaties PGS 15 opslag onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron [D]: • Bedrijfsveiligheid: kans op ongeval verlagen Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand PGS 15 opslag en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [PGS 15 opslag] borgen Bluswatervoorzieningen voor en opstelplaats(en) bij [PGS 15 opslag] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 4e ring Mogelijkheden tot snel schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied e tot en met de 4 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Brand bij een staalconstructiebedrijf Datum: mei 2010 Locatie: Haulerwijk Friesland Doden of gewonden: 0 Bron: www.nufoto.nl/fotos/145786/bedrijsbrandhaulerwijk.html Type bestand: foto
8
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
24
KOEL- OF VRIESINSTALLATIE MET AMMONIAK TOEPASSING • •
Incidenten bij de vloeistofleiding van koel- of vriesinstallatie met ammoniak (gecomprimeerd toxisch gas) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [D]
Door een incident bij een inrichting met een koel- of vriesinstallatie ontstaat een breuk in de vloeistofleiding met gecomprimeerd toxisch gas. Een deel van het gecomprimeerd toxisch gas stroomt in korte tijd uit. De toxische stof verdampt deels direct en wordt meegevoerd door de wind. De resterende vloeistof vormt een plas.
• • • • • • • • • •
Stofcategorie GT3 Werktemperatuur [D] <-25°C; -25 -5°C; >-5°C Systeemgrootte [D] (kg) 1.500-3.500; 3.500-6.000; 6.000-8.000; 8.000-10.000 Opstellingsuitvoering [D] 1, 2 of 3 Diameter vloeistofleiding [D]
KANS VAN OPTREDEN [B] [D] De kans op een breuk van de vloeistofleiding als gevolg van een incident met een koel- of vriesinstallatie met gecomprimeerd toxische gas is klein. Bij een diameter van de vloeistofleiding tot DN80 is de kans per meter leiding 1,0 x 10-6 per jaar [B]. De kans van optreden is opgebouwd uit vier componenten [D]: de werktemperatuur, de hoeveelheid ammoniak, de opstellingsuitvoering en de diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral de keuze voor het koelmiddel ammoniak en het voorschrijven en handhaven van de standaardvoorschriften in de milieuvergunning.
EFFECTEN [D] [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (<30 minuten), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de vloeistofleiding naar de verdamper.
Afstand EA: Relatieve (meter)[D] effectafstand
†
Mensen buiten T1 T2 T3
0 of 15-50 EA / 8 100% 0% meter 0 of 30-100 e 2 ring EA / 4 70% 9% meter 0 of 60-200 3e ring EA / 2 20% 9% meter 0 of 120-400 e 4 ring EA 1% 3% meter [D] 0 of180-600 5e ring EA x 1,5 0% 0% meter De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. 1e ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
0%
0%
1%
3%
7%
40%
21%
0%
0%
0%
1%
10%
21%
50%
0%
0%
0%
5%
7%
40%
0%
0%
0%
0%
LBW = EA
0%
10%
0%
0%
0%
0%
AGW = EA x 1,5
Als gevolg van de flash-verdamping is er geen sprake van een continue uitstroom. De omvang van de flash-ammoniakwolk is kleiner dan het totale effectgebied en verplaatst zich éénmalig vanaf de bron.
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring 5e ring
De effecten van de flash-verdamping zijn dominant, de resterende koudgekookte ammoniakplas kent kleinere effectafstanden. Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
25
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 4 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom en uitdamping ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op beperken resteffecten: Neerslaan restdampen Vrijkomen restdampen voorkomen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Neerslaan van ammoniak restdampen
[Gebied] en [koel- of vriesinstallatie] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Geschikte opstelplaats(en) • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor neerslaan ammoniak. •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 4e ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met 2 x effectafstand (2 x EA) • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare geur van ammoniak. Aanwezigen moeten snel en adequaat geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en objecten tot en met de 4e ring] kunnen snel gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 4 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
26
MAATREGELEN [9] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen: • Gebruik alternatief koelmiddel onderzoeken • Alternatieve locaties koel- of vriesinstallatie onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron [D]: • Bedrijfsveiligheid: kans op ongeval verlagen Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand koel- of vriesinstallatie en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [koel- of vriesinstallatie] borgen Bluswatervoorzieningen voor en opstelplaats(en) bij [koel- of vriesinstallatie] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 4e ring Mogelijkheden tot snel schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied e tot en met de 4 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslân Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur
9
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Inrichtingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
27
6
WEGTRANSPORT
In dit hoofdstuk zijn de volgende scenariokaarten opgenomen: Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Toxische vloeistof Gecomprimeerd toxisch gas
Transport Weg BLEVE met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3)
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
28
WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij wegtransport, tankwagen gecomprimeerd brandbaar gas (LPG) Een effectgebied ontstaat of is aanstaande bij een warme BLEVE
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op de weg ontstaat een brand waarbij een tankwagen met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tank toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot overdrukeffecten en een grote vuurbal, een BLEVE [10] . De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• •
Stofcategorie Netto systeemgrootte
• • • •
Warme BLEVE Opbouwtijd Weerstabiliteitsklasse Blootstellingsduur
GF3 25 ton (48m3=80%x60m3) [A] [E] 20 minuten [E] D5 (beperkte invloed) 12 seconden
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een warme BLEVE als gevolg van een incident met een tankwagen LPG is klein. Op een gemiddelde route -10 van 1 km is de kans per tankwagen 5,4 x 10 per jaar. Van invloed zijn de wegligging, het type rijbaanscheiding en de toegestane rijsnelheid. De kans van optreden is opgebouwd uit twee componenten die afhankelijk zijn van het type weg (de ongevalsfrequentie per voertuigkilometer en de kans op uitstroming > 100 kg) en twee onafhankelijke componenten (kans op uitstroming gehele tankinhoud en kans op BLEVE). -10 -10 -10 • Kansen: binnen bebouwde kom 3,0 x 10 / buiten bebouwde kom: 10 x 10 / autosnelweg: 3,6 x 10 . Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de weginrichting. De kans op incidenten neemt toe door bochten, kruisingen of wegversmalling, in- en uitvoegstroken, wegwerkzaamheden, wegdelen zonder vluchtstrook, etc. In het convenant van 2005 zijn tussen VROM en de LPGsector afspraken gemaakt over het aanbrengen van hittewerende coating op de tankwagens (tijdswinst voor ontruimingsmaatregelen en brandweerinzet).
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (12 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De optredende drukeffecten zijn secundair. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tankwagen.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
1 ring
≤90 meter
≥46 kW/m
2e ring
≤140 meter ≥34 kW/m2
e
e
2
2
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
100%
0%
0%
0%
10%
20%
24%
56%
0%
1%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
3 ring
≤230 meter ≥19 kW/m
2%
4e ring
≤400 meter ≥7,5 kW/m2
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
14%
70%
De effecten van hittestraling zijn dominant, de effecten van overdruk kennen kleinere effectafstanden.
1e ring
Afstand (meter)
2e ring
≤30 meter ≤70 meter
Overdruk (bar)
Objecten
≥0,3 bar ≥0,1 bar
Zware schade
3e ring 4e ring
Gemiddelde schade Lichte schade: glasbreuk
≤180 meter ≥0,03 bar De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
10
BLEVE: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
29
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Mogelijkheden bij bronbestrijding aanstaande BLEVE: • Bronbestrijding in 1e instantie: Kleine brand binnen 10 à 20 minuten blussen en koelen tank e • Bronbestrijding in 2 instantie: o Koelen aangestraalde tankwagen 2 (circa 150 m ) met 10 2 liter/m /minuut • Hulpverleners trekken zich terug tot buiten het te verwachten effectgebied: o Indien (tijdig) veilig optreden niet mogelijk is, of o Zodra koelen van de tankwagen is ingezet, tot de dreiging geweken is Brandweer processen en taken na plaatsvinden van de BLEVE is primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt 2e ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen e 4 ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
Benodigdheden bronbestrijding aanstaande BLEVE: o Tijdige aankomst brandweer o Tijdige bereikbaarheid tankwagen o Tijdige beschikbaarheid bluswater Inzet waterkanonnen voor tweezijdige koeling tankwagen.
Benodigdheden na plaatsvinden van de BLEVE: • [Gebied] en [object] tweezijdig toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 4 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Een beginnende brand is zichtbaar voor de aanwezigen. Desondanks zullen zij een aanstaande ontploffing met effectafstanden tot 400 meter (de 4e ring) niet voorzien, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden en het aanstaande scenario ontvluchten.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien een BLEVE aanstaande is, moeten de aanwezigen de instructie krijgen om [object tot en met de 3e ring] en het effectgebied te ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
30
MAATREGELEN [11] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Verkeersveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen bij e (aanstaande) BLEVE tot en met de 3 ring Effecten en gewonden beperken: drukbestendige gevel (met name beperken glasoppervlak) tot 180 meter [L] Brandoverslag naar object voorkomen: brandwerende materialen en gevel tot en met de 3e ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van transportroute af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met (aanstaand) BLEVE scenario Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario met (aanstaand) BLEVE scenario
VOORBEELDEN Incident met een tankwagen met propaan op de snelweg Datum: oktober 2009 Locatie: Indianapolis, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=BnUEQhcXTeg&feature=r elated Type bestand: video
11
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
31
WEGTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij wegtransport, tankwagen brandbare vloeistof (benzine) Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op de weg met een tankwagen benzine scheurt de tankwand. Een groot deel van de benzine stroomt in korte tijd uit. De brandbare vloeistof vormt een plas en ontsteekt direct. De brand is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• • • • • • • • •
Stofcategorie LF2 (niet-routeplichtig) Netto systeemgrootte 23 ton (33 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond bestrating Plasoppervlak 1.500 m2 (straal 22 m)[A][E] 2 Afbrandsnelheid 3 kg/m /minuut Directe ontsteking brandduur < 5 minuten Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een plasbrand als gevolg van een incident met een tankwagen benzine is klein. Op een gemiddelde route -10 van 1 km is de kans per tankwagen 2,7 x 10 per jaar. Van invloed zijn de wegligging, het type rijbaanscheiding en de toegestane rijsnelheid. De kans van optreden is opgebouwd uit twee componenten die afhankelijk zijn van het type weg (de ongevalsfrequentie per voertuigkilometer en de kans op uitstroming > 100 kg) en twee onafhankelijke componenten (kans op uitstroming gehele tankinhoud en kans op plasbrand). -10 -10 -10 • Kansen: binnen bebouwde kom 2,4 x 10 / buiten bebouwde kom: 5,4 x 10 / autosnelweg: 1,6 x 10 . Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de weginrichting. De kans op incidenten neemt toe door bochten, kruisingen of wegversmalling, in- en uitvoegstroken, wegwerkzaamheden, wegdelen zonder vluchtstrook, etc.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf het midden van de plas.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
≤60 meter
≥35 kW/m2
2 ring
≤70 meter
3e ring
≤85 meter
1e ring e
e
4 ring
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
100%
0%
0%
0%
10%
≥23 kW/m
20%
24%
56%
0%
1%
≥12,5 kW/m2
2%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
2
2
≤105 meter ≥5 kW/m
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
14%
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
32
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Mogelijkheden bij bronbestrijding plasbrand: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de plasbrand ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt 2e ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd laten uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen e 4 ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN [Gebied] en [object] tweezijdig toegankelijk Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
• • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 4 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat: zij moeten de 1e, 2e en 3e ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de vloeistofplas (22 meter) hebben geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Aanwezigen binnen de 1e ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) plaatsvindt (tot en met de 3e ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
33
MAATREGELEN [12] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen (LF2 is niet-routeplichtig): • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Verkeersveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang plas beperken e • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 3 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van transportroute af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario plasbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario plasbrand
VOORBEELDEN Een tankwagen geladen met brandbare vloeistof staat in brand op de snelweg Datum: januari 2009 Locatie: Needham, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=4GLL7OEuDA8 Type bestand: video
12
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
34
WEGTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij wegtransport, tankwagen toxische vloeistof (acrylnitril) Een toxisch effectgebied ontstaat (mogelijke brand- of explosie-effecten zijn hier niet uitgewerkt)
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op de weg met een tankwagen met toxische vloeistof scheurt de tankwand. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische vloeistof vormt een plas. De toxische damp wordt meegevoerd door de wind.
• • • • • • • • •
Stofcategorie Systeemgrootte Instantaan falen Vlakke ondergrond Plasoppervlak Verdampingssnelheid
LT1 3 23 ton (29 m ) [A] [E]
bestrating 2 1.500m [E] (straal 20m) [A] 1,8 kg/s [E] damp zwaarder dan lucht Incidentduur 2-4 uur Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 30 min
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een tankwagen met toxische vloeistof is klein. Op een -9 gemiddelde route van 1 km is de kans per tankwagen 2,1 x 10 per jaar. Van invloed zijn de wegligging, het type rijbaanscheiding en de toegestane rijsnelheid. De kans van optreden is opgebouwd uit twee componenten die afhankelijk zijn van het type weg (de ongevalsfrequentie per voertuigkilometer en de kans op uitstroming > 100 kg) en een onafhankelijke component (de kans op uitstroming gehele tankinhoud). • Kansen: binnen bebouwde kom: 1,9 x 10-9 / buiten de bebouwde kom: 4,2 x10-9 / autosnelweg: 1,3 x 10-9 Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de weginrichting. De kans op incidenten neemt toe door bochten, kruisingen of wegversmalling, in- en uitvoegstroken, wegwerkzaamheden, wegdelen zonder vluchtstrook, etc.
EFFECTEN [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (2-4 uur) is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tankwagen.
Afstand (meter)
Concentratie (mg/m3)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
≥11.000 ≤ 30 100% 0% 3 meter mg/m ≤ 130 70% 9% 2e ring ≥960 mg/m3 meter ≤ 200 e 20% 9% 3 ring ≥430 mg/m3 meter ≤ 350 e 3 4 ring 1% 3% ≥200 mg/m meter ≤ 800 5e ring 0% 0% ≥50 mg/m3 meter De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. 1e ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
0%
0%
50%
15%
35%
0%
21%
0%
20%
9%
21%
50%
21%
50%
1%
3%
7%
40%
7%
40%
0%
0%
1%
10% LBW: 200 mg/m
0%
10%
0%
0%
0%
0%
3
AGW: 50 mg/m3
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring 5e ring
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
35
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 5 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op beperken effecten: Verdunnen Vrijkomen voorkomen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Effectbestrijding in 1e instantie verdunnen van toxische dampen e • Effectbestrijding in 2 instantie inzet (acrylnitril-bestendig) schuim om vorming toxische dampen te voorkomen
[Gebied] en [weg] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Overweeg inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Overweeg inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor verdunnen toxische dampen. Inzet (acrylnitril-bestendig) schuimvormend middel om plas af te dekken. •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 5e ring kan tijdens het incident niet betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met 5e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied moeilijk worden ingeschat, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden. Aanwezigen moeten geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en e objecten tot en met de 5 ring] kunnen gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moeten de instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 5 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
36
MAATREGELEN [13] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Verkeersveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [transportroute] borgen Bluswatervoorzieningen [transportroute] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 5e ring Mogelijkheden tot schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied tot en met e de 5 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
13
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
37
WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij wegtransport, tankwagen gecomprimeerd toxisch gas (ammoniak) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [E]
Door een incident op de weg scheurt de wand van een tankwagen met gecomprimeerd toxisch gas. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische stof verdampt deels direct en wordt gedurende korte tijd meegevoerd door de wind. De resterende vloeistof vormt een plas.
• • • • • • • • •
Stofcategorie GT3 Netto systeemgrootte 16 ton (29 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond bestrating Plasoppervlak < 500 m2 (straal < 10 m) [A] Verdampingssnelheid 57% (9,1 ton) flasht af Incidentduur 200 seconden (<4minuten) Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 200 sec
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een tankwagen met gecomprimeerd toxisch gas is klein. Op -10 een gemiddelde route van 1 km is de kans per tankwagen 6,8 x 10 per jaar. Van invloed zijn de wegligging, het type rijbaanscheiding en de toegestane rijsnelheid. De kans van optreden is opgebouwd uit twee componenten die afhankelijk zijn van het type weg (de ongevalsfrequentie per voertuigkilometer en de kans op uitstroming > 100 kg) en een onafhankelijke component (kans op uitstroming gehele tankinhoud). -10 -9 -10 • Kansen: binnen bebouwde kom 3,7 x 10 / buiten bebouwde kom: 1,3 x 10 / autosnelweg: 4,5 x 10 . Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de weginrichting. De kans op incidenten neemt toe door bochten, kruisingen of wegversmalling, in- en uitvoegstroken, wegwerkzaamheden, wegdelen zonder vluchtstrook, etc.
EFFECTEN [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (200 seconden), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tankwagen.
Afstand (meter)
Concentratie (mg/m3)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
≥17.000 ≤ 250 100% 0% 3 meter mg/m ≥2.900 ≤ 600 e 2 ring 70% 9% meter mg/m3 ≥1.700 ≤ 750 e 3 ring 20% 9% meter mg/m3 De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. e
1 ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
0%
0%
1%
3%
7%
40%
21%
0%
0%
0%
1%
10%
21%
50%
0%
0%
0%
5%
Hulpverlening [M]
3
Als gevolg van de flash-verdamping is er geen sprake van een continue uitstroom. De omvang van de flash-ammoniakwolk is kleiner dan het totale effectgebied en verplaatst zich éénmalig vanaf de bron.
LBW: 1.000 mg/m 3 AGW: 100 mg/m 1e ring
2e ring 3e ring
De effecten van de flash-verdamping zijn dominant, de resterende koudgekookte ammoniakplas kent kleinere effectafstanden.
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
38
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 3e ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom en uitdamping ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op beperken resteffecten: Neerslaan restdampen Vrijkomen restdampen voorkomen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Neerslaan van toxische restdampen
[Gebied] en [weg] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor neerslaan ammoniak. •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 3 ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met de 3e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare geur van ammoniak. Aanwezigen moeten snel en adequaat geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en e objecten tot en met de 3 ring] kunnen snel gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het benedenwindse gebied in objecten tot en met de 3e ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
39
MAATREGELEN (14) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Verkeersveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [weg] borgen Bluswatervoorzieningen [weg] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 3e ring Mogelijkheden tot snel schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied e tot en met de 3 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Een tankwagen met ammoniak belandt naast de weg en lekt ammoniak. De omgeving wordt ontruimd Datum: juli 2005 Locatie: Ohio, VS Doden: 1 (de chauffeur, onduidelijk is overigens of dit was ten gevolge van beknelling of gevaarlijke stof) Bron: http://blog.cleveland.com/metro/2010/07/truck_accident_le aks_fertilize.html Type bestand: foto
14
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Wegtransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
40
7
SPOORTRANSPORT
In dit hoofdstuk zijn de volgende scenariokaarten opgenomen: Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Toxische vloeistof Gecomprimeerd toxisch gas
Transport Spoor BLEVE met LPG (A) Plasbrand benzine (C3) Toxische wolk HFoplossing (D4) Toxische wolk ammoniak (B2)
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
41
SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij spoortransport, spoorketelwagon gecomprimeerd brandbaar gas (LPG) Een effectgebied ontstaat of is aanstaande bij een warme BLEVE
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het spoor ontstaat een brand waarbij een spoorketelwagon met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tank toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot overdrukeffecten en een grote vuurbal, een BLEVE [15] . De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• •
Stofcategorie Netto systeemgrootte
• • • •
Warme BLEVE Opbouwtijd Weerstabiliteitsklasse Blootstellingsduur
A 48 ton (96m3=80%x120m3)[A] [E] 20 minuten [E] D5 (beperkte invloed) 16 seconden
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een warme BLEVE als gevolg van een incident met een spoorketelwagon LPG is klein. Op de vrije baan met hoge snelheid, zonder overwegen en met standaard wissels is de kans per wagenkilometer 3.2 x 10-11 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit drie componenten die afhankelijk zijn van het type spoor: -8 • Overwegtoeslag 0,8 x 10 per wagenkilometer • Wisseltoeslag (ja/standaard/nee): 3,3 x 10-8/ 0,266x3,3 x 10-8 / 0 x 10-8 per wagenkilometer -4 -3 • Vrijkomen gehele inhoud (<40 km/uur / > 40 km/uur): 3,2 x 10 / 1,1 x 10 per wagenkilometer Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten, het aantal spoorketelwagons met brandbare vloeistof, overwegen, wissels en snelheidsbeperking. De kans op incidenten kan toenemen door specifieke spoorconstructies zoals tunnelingangen, verdiepte ligging, overkappingen en geluidsbeschermende voorzieningen, etc.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (16 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De optredende drukeffecten zijn secundair. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de spoorketelwagon.
Afstand (meter) e
Hittestraling (kW/m2) 2
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
1 ring
≤140 meter ≥43 kW/m
100%
0%
0%
0%
10%
2e ring
≤220 meter ≥30 kW/m2
20%
24%
56%
0%
1%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
e
2
3 ring
≤330 meter ≥17 kW/m
2%
4e ring
≤600 meter ≥7 kW/m2
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
14%
70%
De effecten van hittestraling zijn dominant, de effecten van overdruk kennen kleinere effectafstanden.
1e ring
Afstand (meter)
2e ring
≤40 meter ≤85 meter
Overdruk (bar)
Objecten
≥0,3 bar ≥0,1 bar
Zware schade
3e ring 4e ring
Gemiddelde schade Lichte schade: glasbreuk ≤250 meter ≥0,03 bar De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
15
BLEVE: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
42
BESTRIJDBAARHEID BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
Mogelijkheden bij bronbestrijding aanstaande BLEVE: • Bronbestrijding in 1e instantie: Kleine brand binnen 10 à 20 minuten blussen en koelen tank e • Bronbestrijding in 2 instantie: o Koelen aangestraalde 2 spoorketelwagon (circa 250 m ) met 2 10 liter/m /minuut • Hulpverleners trekken zich terug tot buiten het te verwachten effectgebied: o Indien (tijdig) veilig optreden niet mogelijk is, of o Zodra koelen van de spoorketelwagon is ingezet, tot de dreiging geweken is Brandweer processen en taken na plaatsvinden van de BLEVE is primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt e 2 ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen e 4 ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
Benodigdheden bronbestrijding aanstaande BLEVE: o Tijdige aankomst brandweer o Stilleggen treinverkeer en spanningsloos maken van bovenleiding o Tijdige bereikbaarheid spoorketelwagon o Tijdige beschikbaarheid bluswater Inzet waterkanonnen voor tweezijdige koeling spoorketelwagon.
Benodigdheden na plaatsvinden van de BLEVE: • [Gebied] en [object] tweezijdig toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN VOOR OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 4 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN TOT OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID •
Een beginnende brand is zichtbaar voor de aanwezigen. Desondanks zullen zij een aanstaande ontploffing met effectafstanden tot 600 meter (de 4e ring) niet voorzien, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden en het aanstaande scenario ontvluchten.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien een BLEVE aanstaande is, moeten de aanwezigen de instructie krijgen om [object tot en e met de 3 ring] en het effectgebied te ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
43
MAATREGELEN [16] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Spoorveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen van nieuwe of rekening houden met de huidige venstertijden voor transporten ([A]: 33% overdag, 67% ’s-nachts) Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen bij e (aanstaande) BLEVE tot en met de 3 ring Effecten en gewonden beperken: drukbestendige gevel (met name beperken glasoppervlak) tot 250 meter [L] Brandoverslag naar object voorkomen: brandwerende materialen en gevel tot en met de 3e ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [spoor] borgen Bluswatervoorzieningen [spoor] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot en met de 3e ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van het spoor af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met (aanstaand) BLEVE scenario Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario met (aanstaand) BLEVE scenario
VOORBEELDEN Een trein ontspoort en ontbrandt in een woonwijk in Italië Datum: juni 2010 Locatie: Viareggio, Italië Doden: 16 Gewonden: 50 Bron: http://www.youtube.com/watch?v=51t4dY7Oi1s Type bestand: video
16
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
44
SPOORTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij spoortransport, spoorketelwagon brandbare vloeistof (benzine) Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het spoor met een spoorketelwagon benzine scheurt de tankwand. Een groot deel van de benzine stroomt in korte tijd uit. De brandbare vloeistof vormt een plas en ontsteekt direct. De brand is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• • • • • • • • •
Stofcategorie C3 Netto systeemgrootte 48 ton (<70 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond ballastbed Plasoppervlak 750 m2 (straal 14 m) [A] [E] 2 Afbrandsnelheid 4 kg/m /minuut Directe ontsteking brandduur < 15 minuten Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een plasbrand als gevolg van een incident met een spoorketelwagon met brandbare vloeistof is klein. Op de vrije baan met hoge snelheid, zonder overwegen en met standaard wissels is de kans per wagenkilometer 9 2.0 x 10- per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit drie componenten die afhankelijk zijn van het type spoor: • Overwegtoeslag 0,8 x 10-8 per wagenkilometer -8 -8 -8 • Wisseltoeslag (ja/standaard/nee): 3,3 x 10 / 0,266x3,3 x 10 / 0 x 10 per wagenkilometer -2 • Vrijkomen gehele inhoud (<40 km/uur / > 40 km/uur): 3,2 x 10 / 2,2 x 10-1 per wagenkilometer Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten, overwegen, wissels en snelheidsbeperking. De kans op incidenten kan toenemen door specifieke spoorconstructies zoals tunnelingangen, verdiepte ligging, overkappingen en geluidsbeschermende voorzieningen, etc.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf het midden van de plas.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
1 ring
≤40 meter
≥35 kW/m
100%
0%
0%
0%
10%
2e ring
≤50 meter
≥23 kW/m2
20%
24%
56%
0%
1%
3 ring
≤60 meter
≥12,5 kW/m
2%
6%
14%
30%
0%
4e ring
≤75 meter
≥5 kW/m2
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
e
e
2
2
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
14%
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
45
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Mogelijkheden bij bronbestrijding plasbrand: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de plasbrand ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt e 2 ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd laten uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen 4e ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN [Gebied] en [spoor] tweezijdig toegankelijk Stilleggen treinverkeer en spanningsloos maken van bovenleiding Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
• • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden buiten de 4e ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied tot en met 4e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden e e e ingeschat: zij moeten de 1 , 2 en 3 ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de vloeistofplas (14 meter) hebben geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid. e Aanwezigen binnen de 1 ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) e plaatsvindt (tot en met de 3 ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
46
MAATREGELEN [17] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Spoorveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen van nieuwe of rekening houden met de huidige venstertijden voor transporten ([A]: 33% overdag, 67% ’s-nachts) Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang plas beperken e • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 3 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van transportroute af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario plasbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario plasbrand
VOORBEELDEN Trein in Schotland gevuld met brandstof staat als gevolg van een incident in brand. Een brug stort in Datum: januari 2009 Locatie: Schotland, Verenigd Koninkrijk Bron: http://www.youtube.com/watch?v=itoAc4Q_1B0 Type bestand: video
17
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
47
SPOORTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij spoortransport, spoorketelwagon toxische vloeistof (fluorwaterstof HF oplossing 75%) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het spoor scheurt de wand van een spoorketelwagon met toxische vloeistof. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische vloeistof vormt een plas. De toxische damp wordt meegevoerd door de wind.
• • • • • • • • •
Stofcategorie D4 Systeemgrootte 48 ton (42 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond ballastbed Plasoppervlak 750 m2 (straal 14 m) [A] [E] Verdampingssnelheid 4 kg/s Incidentduur < 2 uur Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 30 min
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een spoorketelwagon met toxische vloeistof is klein. Op de -10 vrije baan met hoge snelheid, zonder overwegen en met standaard wissels is de kans per wagenkilometer 8.1 x 10 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit drie componenten die afhankelijk zijn van het type spoor: • Overwegtoeslag 0,8 x 10-8 per wagenkilometer -8 -8 -8 • Wisseltoeslag (ja/standaard/nee): 3,3 x 10 / 0,266x3,3 x 10 / 0 x 10 per wagenkilometer -3 • Vrijkomen gehele inhoud (<40 km/uur / > 40 km/uur): 3,2 x 10 / 2,2 x 10-2 per wagenkilometer Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten, overwegen, wissels en snelheidsbeperking. De kans op incidenten kan toenemen door specifieke spoorconstructies zoals tunnelingangen, verdiepte ligging, overkappingen en geluidsbeschermende voorzieningen, etc.
EFFECTEN [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (1-2 uur) is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de spoorketelwagon.
Afstand (meter)
Concentratie (mg/m3)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
≤ 100 3 ≥4.000 mg/m 100% 0% meter ≤ 450 2e ring 70% 9% ≥325 mg/m3 meter ≤ 650 3e ring 20% 9% ≥170 mg/m3 meter ≤1.400 e 4 ring 1% 3% ≥50mg/m3 meter ≤2.500 5e ring 0% 0% ≥20mg/m3 meter De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. e
1 ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
0%
0%
10%
12%
28%
50%
21%
0%
1%
3%
7%
40%
21%
50%
0%
0%
1%
10%
7%
40%
0%
0%
0%
5%
LBW: 50 mg/m
0%
10%
0%
0%
0%
0%
AGW: 20 mg/m3
3
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring 5e ring
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
48
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 5 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op beperken effecten: Neerslaan Vrijkomen voorkomen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Effectbestrijding in 1e instantie neerslaan van toxische dampen e • Effectbestrijding in 2 instantie inzet schuim om vorming toxische dampen te voorkomen
[Gebied] en [spoor] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Stilleggen treinverkeer en spanningsloos maken van bovenleiding • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor neerslaan toxische dampen. Inzet schuimvormend middel om plas af te dekken. •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 5e ring kan tijdens het incident niet betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met 5e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied moeilijk worden ingeschat, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden. Aanwezigen moeten geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en e objecten tot en met de 5 ring] kunnen gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 5 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
49
MAATREGELEN [18] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Spoorveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen van nieuwe of rekening houden met de huidige venstertijden voor transporten ([A]: 33% overdag, 67% ’s-nachts) Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [spoor] borgen Bluswatervoorzieningen [spoor] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 5e ring Mogelijkheden tot schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied tot en met e de 5 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
18
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
50
SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij spoortransport, spoorketelwagon gecomprimeerd toxisch gas (ammoniak) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het spoor scheurt de wand van een spoorketelwagon met gecomprimeerd toxisch gas. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische stof verdampt deels direct en wordt gedurende korte tijd meegevoerd door de wind. De resterende vloeistof vormt een plas.
• • • • • • • • •
Stofcategorie B2 Systeemgrootte 48 ton (80 m3) [A] [E] Instantaan falen Vlakke ondergrond ballastbed Plasoppervlak 750 m2 (straal 14 m) [A] [E] Verdampingssnelheid 57% (27,4 ton) flasht af Incidentduur 200 seconden (<4minuten) Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 200 sec
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een spoorketelwagon met gecomprimeerd toxisch gas is klein. Op de vrije baan met hoge snelheid, zonder overwegen en met standaard wissels is de kans per -11 wagenkilometer 4.0 x 10 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit drie componenten die afhankelijk zijn van het type spoor: • Overwegtoeslag 0,8 x 10-8 per wagenkilometer -8 -8 -8 • Wisseltoeslag (ja/standaard/nee): 3,3 x 10 / 0,266x3,3 x 10 / 0 x 10 per wagenkilometer -4 • Vrijkomen gehele inhoud (<40 km/uur / > 40 km/uur): 3,2 x 10 / 1,1 x 10-3 per wagenkilometer Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten, overwegen, wissels en snelheidsbeperking. De kans op incidenten kan toenemen door specifieke spoorconstructies zoals tunnelingangen, verdiepte ligging, overkappingen en geluidsbeschermende voorzieningen, etc.
EFFECTEN [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (200 seconden), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de spoorketelwagon.
Afstand (meter)
Concentratie (mg/m3)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
≥17.000 ≤ 400 100% 0% meter mg/m3 ≥2.900 ≤ 950 2e ring 70% 9% meter mg/m3 ≥1.700 ≤ 1.250 3e ring 20% 9% meter mg/m3 De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven. 1e ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
0%
0%
1%
3%
7%
40%
21%
0%
0%
0%
1%
10%
21%
50%
0%
0%
0%
5%
Als gevolg van de flash-verdamping is er geen sprake van een continue uitstroom. De omvang van de flash-ammoniakwolk is kleiner dan het totale effectgebied en verplaatst zich éénmalig vanaf de bron.
Hulpverlening [M]
LBW: 1.000 mg/m3 AGW: 100 mg/m3 1e ring
2e ring 3e ring
De effecten van de flash-verdamping zijn dominant, de resterende koudgekookte ammoniakplas kent kleinere effectafstanden.
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
51
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 3 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom en uitdamping ter plaatse komt Brandweer processen en taken primair gericht op beperken resteffecten: Neerslaan restdampen Vrijkomen restdampen voorkomen Mogelijkheden bij effectbestrijding: • Neerslaan van toxische restdampen
[Gebied] en [spoor] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Stilleggen treinverkeer en spanningsloos maken van bovenleiding • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor neerslaan ammoniak. •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 3e ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot e en met de 3 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare geur van ammoniak. Aanwezigen moeten snel en adequaat geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en objecten tot en met de 3e ring] kunnen snel gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 3 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
52
MAATREGELEN [19] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Spoorveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen van nieuwe of rekening houden met de huidige venstertijden voor transporten ([A]: 33% overdag, 67% ’s-nachts) Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [spoor] borgen Bluswatervoorzieningen [spoor] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 3e ring Mogelijkheden tot snel schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied e tot en met de 3 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Er ontstaat een ammoniaklekkage bij het ontladen van een treinwagon Datum: december 1994 Locatie: Mazingarbe, Frankrijk Bron: http://www.aria.developpementdurable.gouv.fr/ressources/aria_6135_eng.pdf Type bestand: afbeelding (inclusief rapportage)
19
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Spoortransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
53
8
WATERTRANSPORT
In dit hoofdstuk zijn de volgende scenariokaarten opgenomen: Categorie Aard van de stof Gecomprimeerd brandbaar gas Brandbare vloeistof Toxische vloeistof Gecomprimeerd toxisch gas
Transport Water Gaswolk met LPG (GF3) Plasbrand benzine (LF2) Toxische wolk acrylnitril (LT1) Toxische wolk ammoniak (GT3)
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
54
WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij watertransport, breuk grootste toevoerleiding van tankschip gecomprimeerd brandbaar gas (LPG) Als gevolg van wolkbrand ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het water ontstaat een breuk in de grootste toevoerleiding boven de waterlijn van een gastanker met LPG. Een deel van het gecomprimeerde brandbaar gas stroomt gedurende een half uur uit. De stof verdampt en ontsteking leidt tot een gaswolkontbranding. De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken. De gaswolkontbranding wordt gevolgd door een gas(fakkel)brand op het schip.
• • • • • • • •
Stofcategorie GF3 Systeemgrootte 180 ton (250 m3) [A] [E] Breuk grootste toevoerleiding 6 inch (15 cm) [A][E] Uitstroom 250 kg/s gedurende 300 s Uitstroomhoeveelheid 75 ton Gaswolkontbranding directe ontsteking [A] [E] Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur 20 seconden
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een gaswolkontbranding als gevolg van een incident met een gastanker met gecomprimeerd brandbaar -11 gas is zeer klein. Op een vaarweg van bevaarbaarheidsklasse 6 is de kans per vaartuigkilometer circa 1,74 x 10 per -5 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit de uitstroomkans (6 x 10 ), de kans op directe ontsteking (0,7) en twee componenten die afhankelijk zijn van de bevaarbaarheidsklasse: • Ongevalsfrequentie (klasse 4/5/6): 0,867 / 1,320 / 4,140 x 10-7 per vaartuigkilometer • Vervolgkans op zeer zware schade (klasse 4/5/6): 0,44 / 0,59 / 1 Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de bevaarbaarheidsklasse. De kans op een incident kan toenemen door specifieke vaarwegconstructies zoals bochten, kruisende vaarwegen, versmallingen, bruggen, sluizen, inhammen, havens, etc.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de gastanker.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
Mensen buiten † T1 T2 T3
≤250 ≥ 35 kW/m2 100% 0% meter <300 e 2 2 ring ≥ 23 kW/m 20% 24% meter * <350 3e ring ≥ 12,5 kW/m2 2% 6% meter * <400 e 2 4 ring ≥ 5 kW/m 0% 1% meter * De hittestralingscontouren, schade aan objecten in de 1e ring **, de vaarweg (300 meter breed, zoals het Noordzeekanaal) en indicatie van bebouwingsvrije zone (40 meter) zijn hiernaast schematisch weergegeven. 1e ring
Mensen binnen † T1 T2 T3
0%
0%
10%
6%
14%
56%
0%
1%
3%
7%
14%
30%
0%
1%
1%
1%
15%
0%
0%
0%
Bij een gaswolkbrand treden geen overdrukeffecten op [J].
Objecten [J]
Zeer zware schade en brandoverslag Zware schade en 20% brandoverslag ** Secundaire branden 5% treden op ** Lichte 1% schade**
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
* Effectafstanden van de 2e, 3e en 4e ring zijn een conservatieve benadering. ** De materiële schade buiten de gaswolkbrand is vrijwel zeker verwaarloosbaar [J].
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
55
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Mogelijkheden bronbestrijding gaswolkontbranding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de gaswolkontbranding ter plaatse komt Brandweer processen en taken na plaatsvinden van de gaswolkontbranding is primair gericht op de 3e ring: Redden Uitbreiding voorkomen Blussen 1e ring: Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt e 2 ring: Beperkte mogelijkheden tot redden en gecontroleerd laten uitbranden e 3 ring: Inzet gericht op redden, uitbreiding voorkomen en blussen e 4 ring: Lichte schade: Geen directe inzet nodig Mogelijkheden bronbestrijding gas(fakkel)brand op het schip, na plaatsvinden van de gaswolkontbrandig: • Mogelijkheden tot effectief optreden worden ernstig beperkt, aangezien de brandweer beperkte middelen heeft om aan boord van de gastanker te komen en daar op te treden
[Gebied] en [water] tweezijdig toegankelijk Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Voor assistentie bij bestrijding van een gas(fakkel)brand op/rond het schip moet de [gastanker] toegankelijk zijn en moet er bestrijdingsmateriaal (aan boord van de [gastanker] of in brandweer/blusboot) beschikbaar zijn • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 4 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Aanwezigen kunnen een plotseling optredende gaswolkontbrandig niet voorzien.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] mogelijk e e plaatsvindt (in de 1 ring tot en met maximaal de 3 ring **), moeten aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
56
MAATREGELEN [20] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes of locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Transportveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand transportroute en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: brandwerende e materialen en gevel in de 1 ring tot en met e maximaal de 3 ring ** [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen Indien mogelijk: Bereikbaarheid [gastanker] en beschikbaarheid [incidentbestrijdingsmateriaal gastanker] borgen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot e en met de 3 ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van transportroute af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario gaswolkontbranding Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario met scenario gaswolkontbranding
VOORBEELDEN Bron: visualrian.com/images/item/156228 Type bestand: foto
20
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
57
WATERTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij watertransport, enkelwandige binnenvaarttanker met brandbare vloeistof (benzine) Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A] [E]
Door een incident op het water met een binnenvaarttanker met benzine scheurt de tankwand boven de waterlijn. Een deel van de brandbare vloeistof stroomt gedurende een half uur uit. De brandbare vloeistof vormt een plas op het water en ontsteekt direct. De brand is langdurig en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• •
Stofcategorie Systeemgrootte Uitstroom Gedurende 30 minuten Plasoppervlak Afbrandsnelheid
• • • •
Directe ontsteking Brandduur 30 minuten [A] [E] Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
• • •
LF2 150 m3 (110 ton) [A] 3 75 m [A] [E] 1.800 kg/minuut 500 m2 (straal 13 m) 3-4 kg/m2/minuut 1.800 kg/minuut
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een plasbrand op het water als gevolg van een incident met een enkelwandige binnenvaarttanker met brandbare vloeistof is klein. Op een vaarweg van bevaarbaarheidsklasse 6 is de kans per vaartuigkilometer circa 1,18 x 10-8 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit de uitstroomkans voor een groot lek (0,22), de kans op directe ontsteking (0,13) en twee componenten die afhankelijk zijn van de bevaarbaarheidsklasse: -7 • Ongevalsfrequentie (klasse 4/5/6): 0,867 / 1,320 / 4,140 x 10 per vaartuigkilometer • Vervolgkans op zeer zware schade (klasse 4/5/6): 0,44 / 0,59 / 1 Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de vaarweginrichting. De kans op een incident kan toenemen door specifieke vaarwegconstructies zoals bochten, kruisende vaarwegen, versmallingen, bruggen, sluizen, inhammen, havens, etc.
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tanker.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
1 ring
≤40 meter
≥ 35 kW/m
100%
0%
0%
0%
10%
2e ring
≤50 meter
≥ 23 kW/m2
20%
24%
56%
0%
1%
3 ring
≤60 meter
≥ 12,5 kW/m
2%
6%
14%
30%
0%
4e ring
≤75 meter
≥ 5 kW/m2
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
e
e
2
2
Mensen buiten † T1 T2 T3
Mensen binnen † T1 T2 T3
Objecten [J]
Zeer zware schade en brandoverslag Zware schade en 3% 7% 20% brandoverslag Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
14%
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
58
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Mogelijkheden bij bronbestrijding plasbrand: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de plasbrand ter plaatse komt op het water Brandweer processen en taken primair gericht op e uitbreiding voorkomen van de 3 ring: Redden Uitbreiding voorkomen e 1 ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet 2e ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet 3e ring: Nauwelijks mogelijkheden, inzet gericht op redden 4e ring: Inzet gericht op uitbreiding voorkomen Na afloop van de plasbrand brandweer processen en e e e taken gericht op blussen van de 1 , 2 en 3 ring
[Gebied] en [water] tweezijdig toegankelijk Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Voor assistentie bij bestrijding op/rond het schip moet de [tanker] toegankelijk zijn en moet er bestrijdingsmateriaal (aan boord van de [tanker] of in brandweer/blusboot) beschikbaar zijn, bijvoorbeeld oilbooms en schuimvormend middel • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 4 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied tot en met 4e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal • Milieuzorg
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling • Inzet waterwegbeheerder: opruimwerkzaamheden Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat: zij moeten de 1e, 2e en 3e ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de vloeistofplas (13 meter) hebben geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid. e Aanwezigen binnen de 1 ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) plaatsvindt (tot en met de 3e ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
59
MAATREGELEN (21) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes of locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Transportveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand waterweg en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Mogelijke plas weg houden van de kade e • Brandwerende materialen en gevel tot en met 3 ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object] borgen Bluswatervoorzieningen [object] borgen Indien mogelijk: Bereikbaarheid [tanker] en beschikbaarheid [incidentbestrijdingsmateriaal [tanker] borgen Inzet waterwegbeheerder (opruimwerkzaamheden) voorbereiden (milieuzorg)
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot en met de 3e ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van waterweg af richten tot en met de 3e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario plasbrand op het water Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario plasbrand
VOORBEELDEN Als gevolg van een incident met een schip ontstaat een plasbrand met brandbare vloeistoffen Locatie: Dubai Datum: februari 2009 Bron: www.sea-way.org/blog/Kashmir1.JPG Type bestand: foto
21
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
60
WATERTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij watertransport, dubbelwandige binnenvaarttanker met toxische vloeistof (acrylnitril) Een toxisch effectgebied ontstaat (mogelijke brand- of explosie-effecten zijn hier niet uitgewerkt)
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A]
Door een incident op het water met een binnenvaarttanker met acrylnitril scheurt de tankwand boven de waterlijn. Een deel van de toxische vloeistof stroomt gedurende een half uur uit. De toxische damp wordt meegevoerd door de wind. De vloeistof vormt een toxische plas die langzaam oplost in het water.
• • • • • • • •
Stofcategorie LT1 Systeemgrootte 150 m3 (110 ton) [A] 3 Uitstroom 75 m (55 ton) [A] Gedurende 30 minuten 2.000 kg/minuut Plasoppervlak ~3.000 m2 (straal ~30 m) * De plas verspreidt zich en breidt zich uit Verdampingssnelheid ~2 kg/s (~120 kg/minuut) * damp zwaarder dan lucht Incidentduur 2 uur * 25% verdampt, 75% lost op Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 30 min
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage op het water als gevolg van een incident met een dubbelwandige binnenvaarttanker met toxische vloeistof is klein. Op een vaarweg van bevaarbaarheidsklasse 6 is de kans per vaartuigkilometer circa -9 2,07 x 10 per jaar. De kans van optreden is opgebouwd uit de uitstroomkans voor een groot lek (0,005) en twee componenten die afhankelijk zijn van de bevaarbaarheidsklasse: • Ongevalsfrequentie (klasse 4/5/6): 0,867 / 1,320 / 4,140 x 10-7 per vaartuigkilometer • Vervolgkans op zeer zware schade (klasse 4/5/6): 0,44 / 0,59 / 1 Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de vaarweginrichting. De kans op een incident kan toenemen door specifieke vaarwegconstructies zoals bochten, kruisende vaarwegen, versmallingen, bruggen, sluizen, inhammen, havens, etc.
EFFECTEN [A] [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (1-2 uur), is bepalend voor gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf de tanker.
Afstand (meter) *
Concentratie (mg/m3)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
≥11.000 ≤ 50 100% 0% meter * mg/m3 ≤ 150 e 3 2 ring 70% 9% ≥960 mg/m meter * ≤ 250 e 3 3 ring 20% 9% ≥430 mg/m meter * ≤ 400 4e ring 1% 3% ≥200 mg/m3 meter * ≤ 1.000 e 3 5 ring 0% 0% ≥50 mg/m meter * * De effecten en effectafstanden kunnen met beperkte nauwkeurigheid berekend worden, vanwege het (langzaam) oplossen van de toxische vloeistof in water De toxische contouren per ring, benedenwinds effectgebied, de vaarweg (300 meter breed, zoals het Noordzeekanaal) en indicatie van bebouwingsvrijezone (40 meter) zijn hiernaast schematisch weergegeven. e
1 ring
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
0%
0%
10%
12%
28%
50%
21%
0%
1%
3%
7%
40%
21%
50%
0%
0%
1%
100%
7%
40%
0%
0%
0%
5%
LBW: 200 mg/m3
0%
10%
0%
0%
0%
0%
AGW: 50 mg/m
3
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring 5e ring
De resterende acrylnitrilplas verspreidt zich en lost (langzaam) op in het water.
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
61
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 5 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom ter plaatse komt (op het water) Brandweer processen en taken primair gericht op beperken effecten: Verdunnen • Verdunnen van toxische dampen
[Gebied] en [water] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Overweeg inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Overweeg inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor verdunnen toxische dampen. Voor assistentie bij bestrijding op/rond het schip moet de [tanker] toegankelijk zijn en moet er bestrijdingsmateriaal (aan boord van de [tanker] of in brandweer/blusboot) beschikbaar zijn, bijvoorbeeld oilbooms en schuimvormend middel •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het benedenwindse effectgebied tot en met de 5e ring kan tijdens het incident niet betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot en met 5e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal • Milieuzorg
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling • Inzet waterwegbeheerder: opruimwerkzaamheden Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied moeilijk worden ingeschat, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden. Aanwezigen moeten geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en objecten tot en met de 5e ring] kunnen gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moeten de instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 5 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
62
MAATREGELEN (22) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes of locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Transportveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand waterweg en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [transportroute] borgen Bluswatervoorzieningen [transportroute] borgen Indien mogelijk: Bereikbaarheid [tanker] en beschikbaarheid [incidentbestrijdingsmateriaal tanker] borgen Inzet waterwegbeheerder (opruimwerkzaamheden) voorbereiden (milieuzorg)
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 5e ring Mogelijkheden tot schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied tot en met e de 5 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
22
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
63
WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij watertransport, , breuk grootste toevoerleiding van gastanker met gecomprimeerd toxisch gas (ammoniak) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [A]
Door een incident op het water ontstaat een breuk in de grootste toevoerleiding boven de waterlijn van een gastanker met ammoniak. Een deel van de toxische vloeistof stroomt gedurende een half uur uit. De toxische stof verdampt deels direct en wordt meegevoerd door de wind. De resterende vloeistof vormt een toxische plas die direct oplost in het water.
• • • • • • • •
Stofcategorie GT3 Systeemgrootte 180 m3 (100 ton) [A] Breuk grootste toevoerleiding 6 inch (15cm) [A] Uitstroom 62 m3 (42 ton) [A] gedurende 30 minuten 1.700 kg/minuut (28 kg/s) Verdampingssnelheid 57% (24 ton) flasht af * 800 kg/minuut (13 kg/s) Incidentduur 30 minuten [A] Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur 30 minuten
KANS VAN OPTREDEN [A] De kans op een lekkage op het water als gevolg van een incident met een gastanker met gecomprimeerd toxisch gas -11 is zeer klein. Op een vaarweg van bevaarbaarheidsklasse 6 is de kans per vaartuigkilometer circa 2,48 x 10 per jaar. -5 De kans van optreden is opgebouwd uit de uitstroomkans voor een groot lek (6 x 10 ) en twee componenten die afhankelijk zijn van de bevaarbaarheidsklasse: • Ongevalsfrequentie (klasse 4/5/6): 0,867 / 1,320 / 4,140 x 10-7 per vaartuigkilometer • Vervolgkans op zeer zware schade (klasse 4/5/6): 0,44 / 0,59 / 1 Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral het aantal transporten en de vaarweginrichting. De kans op een incident kan toenemen door specifieke vaarwegconstructies zoals bochten, kruisende vaarwegen, versmallingen, bruggen, sluizen, inhammen, havens, etc.
EFFECTEN [E] De toxische damp, in combinatie met de blootstellingsduur (30 minuten), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf het tankschip.
1e ring e
2 ring 3e ring 4e ring
Afstand (meter)
Concentratie (mg/m3)
≤ 400 meter ≤ 950 meter ≤ 1.250 meter
≥17.000 3 mg/m ≥2.900
≤ 1.500 meter
≥1.000
mg/m3 ≥1.700
mg/m3 mg/m3
Mensen buiten † T1 T2 T3
Hulpverlening [M]
100%
0%
0%
0%
1%
3%
7%
40%
70%
9%
21%
0%
0%
0%
1%
10%
20%
9%
21%
50%
0%
0%
0%
5%
1%
3%
7%
40%
0%
0%
0%
0%
LBW: 1.000 mg/m3
0%
0%
10%
0%
0%
0%
0%
AGW: 100 mg/m
≥100 ≤ 2.000 0% meter mg/m3 * De verdampingssnelheid kan met beperkte nauwkeurigheid bepaald worden, vanwege het oplossen van het toxische gas in water e
5 ring
Mensen binnen † T1 T2 T3
3
1e ring 2e ring
De toxische contouren per ring, benedenwinds effectgebied, de vaarweg (300 meter breed, zoals het Noordzeekanaal) en indicatie van bebouwingsvrijezone (40 meter) zijn hiernaast schematisch weergegeven.
3e ring 4e ring 5e ring
De effecten van de flash-verdamping zijn dominant, de resterende koudgekookte ammoniakplas lost vervolgens direct op in het water.
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
64
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 5 ring kan tijdens het incident slechts op kleine schaal betreden worden door de brandweer. Mogelijkheden bij bronbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom en uitdamping ter plaatse komt (op het water) Brandweer processen en taken primair gericht op beperken effecten: Neerslaan • Neerslaan van toxische dampen
[Gebied] en [water] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Inzet middelen ter persoonlijke bescherming (chemie- of gaspak) en ter ontsmetting [M] o Inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet waterkanonnen voor neerslaan ammoniak. Voor assistentie bij bestrijding op/rond het schip moet de [gastanker] toegankelijk zijn en moet er bestrijdingsmateriaal (aan boord van de [gastanker] of in brandweer/blusboot) beschikbaar zijn •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 5 ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten benedenwinds incidentgebied tot e en met 5 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal • Milieuzorg
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig o Mogelijk [X] GNK-C’s zijn nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling • Inzet waterwegbeheerder: opruimwerkzaamheden Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare geur van ammoniak. Aanwezigen moeten snel en adequaat geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en objecten tot en met de 5e ring] kunnen gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het e benedenwindse gebied in objecten tot en met de 5 ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
65
MAATREGELEN (23) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen of aantal transporten verminderen: • Alternatieve transportroutes of locaties gebruikers aan transportroute onderzoeken (ketenstudie en/of sanering) Voorzieningen treffen aan de bron: • Transportveiligheid: kans op ongeval verlagen • Toepassen venstertijden laden en lossen bij aanliggende inrichtingen, en daarmee transporttijden beïnvloeden Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand waterweg en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [waterweg] borgen Bluswatervoorzieningen [waterweg] borgen Indien mogelijk: Bereikbaarheid [tanker] en beschikbaarheid [incidentbestrijdingsmateriaal [tanker] borgen Inzet waterwegbeheerder (opruimwerkzaamheden) voorbereiden (milieuzorg)
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse e gebied tot en met 5 ring Mogelijkheden tot schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied tot en met de 5e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Er ontstaat een ammoniaklekkage bij het ontladen van een treinwagon Datum: december 1994 Locatie: Mazingarbe, Frankrijk Bron: http://www.aria.developpementdurable.gouv.fr/ressources/aria_6135_eng.pdf Type bestand: afbeelding (inclusief rapportage) Afbeelding heeft betrekking op spoortransport
23
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Watertransport / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
66
9
BUISLEIDINGEN
In dit hoofdstuk zijn de volgende scenariokaarten opgenomen: Categorie Aard van de stof Brandbare vloeistof Brandbaar gas Toxisch gas
Buistransport Buisleidingen Plasbrand olieproduct (K1,K2,K3) Fakkelbrand aardgas (GF0) Toxische wolk CO2 (GT0)
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
67
BUISLEIDING MET BRANDBARE VLOEISTOF TOEPASSING • •
Incidenten bij een ondergrondse buisleiding met brandbare vloeistof (aardolie) Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [E]
Bijvoorbeeld bij (graaf)werkzaamheden door derden ontstaat een breuk in een buisleiding met brandbare vloeistof. De aardolie stroomt continue uit. De brandbare vloeistof vormt een plas en ontsteekt direct, waardoor een plasbrand optreedt. De hittestraling is hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
• • • • • • • • •
Stofcategorie K1, K2, K3 aardolie(product) (LF) Leidingbreuk continue uitstroom [B] [E] Vlakke ondergrond uitstroom naar maaiveld Plasoppervlak 3.000 m2 (straal 31 m) 2 Afbrandsnelheid 3 kg/m /minuut Diameter en druk > 12 inch en > 10 bar [E] Directe ontsteking brandduur < 15 minuten na inblokken Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
KANS VAN OPTREDEN [B] [F] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een buisleiding met brandbare vloeistof is klein en wordt voornamelijk bepaald door beschadiging aan de leiding door derden. De kans van optreden bedraagt per buisleiding meter in een ondergrondse leidingstraat 7 x 10-9 per jaar en per buisleiding meter die voldoet aan NEN 3650 1.525 x 10-7 per jaar [B]. De kans op directe ontsteking is 0,065 voor K1, 0,01 voor K2 en 0 voor K3 [B]. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral regelgeving en beheermaatregelen, afdekking met beschermend materiaal, fysieke barrières op maaiveld en maatregelen door de leidingeigenaar tegen corrosie [F].
EFFECTEN [E] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). De effectafstanden zijn berekend vanaf de leiding.
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
≤50 meter
≥35 kW/m2
2 ring
≤65 meter
3e ring
≤80 meter
1e ring e
e
4 ring
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
100%
0%
0%
0%
10%
≥23 kW/m
20%
24%
56%
0%
1%
≥12,5 kW/m2
2%
6%
14%
30%
0%
0,6% 1,4% 15%
0%
2
2
≤110 meter ≥5 kW/m
0%
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zware schade en 3% 7% 20% secundaire branden Secundaire branden 0,6% 1,4% 5% treden op Lichte 0% 0% 1% schade 6%
De hittestralingscontouren en schade aan objecten per ring zijn hiernaast schematisch weergegeven.
14%
70%
1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
68
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Mogelijkheden bij bronbestrijding plasbrand: • De beheerder van de buisleiding dient de toevoer af te sluiten. Er zijn nauwelijks mogelijkheden voor de brandweer tot effectieve bronbestrijding. o De inbloklengte bedraagt over het algemeen meer dan 10 kilometer. o Automatisch inblokken gebeurt direct, bij handmatig optreden kan dit tot enkele uren duren • Bronbestrijding in 2e instantie inzet schuim om plasbrand te blussen en herontsteking te voorkomen Brandweer processen en taken primair gericht op e uitbreiding voorkomen van de 3 ring: Redden Uitbreiding voorkomen e 1 ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet e 2 ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet e 3 ring: Nauwelijks mogelijkheden, inzet gericht op redden 4e ring: Inzet gericht op uitbreiding voorkomen Na afloop van de plasbrand brandweer processen en taken gericht op blussen van de 1e, 2e en 3e ring
• [Gebied] en [buisleiding] tweezijdig toegankelijk • Operator en voorzieningen/procedure van de leidingbeheerder voor het automatisch stoppen van de toevoer van aardolie bij leidingbreuk • Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving Inzet schuimvormend middel om plasbrand te blussen en herontsteking te voorkomen
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden buiten de 4e ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied tot en met 4e ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden e e e ingeschat: zij moeten de 1 , 2 en 3 ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. Aanwezigen binnen de vloeistofplas (31 meter) hebben geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid. e Aanwezigen binnen de 1 ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) e plaatsvindt (tot en met de 3 ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
69
MAATREGELEN (24) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen: • Alternatieve leidingtracés onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan buisleiding onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron, kans op ongeval verlagen door [F]: • WION (grondroerdersregeling), casuïstiek en aanvullende maatregelen per leidingeigenaar • Ondergrondse afdekking met waarschuwings-lint, betonplaten of beide • Beperkingen graafwerkzaamheden grondeigenaar: vergaande restricties, verbod of beheermaatregelen • Fysieke barrières op maaiveld: hek, zandlichaam of andere barrière • Overige maatregelen zoals strenge supervisie of camerabewaking • Maatregelen tegen corrosie door leidingeigenaar Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand buisleiding en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang plasbrand beperken • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 3e ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object/buisleiding] borgen Bluswatervoorzieningen [object/buisleiding] borgen Inblokmechanisme versnellen en/of automatiseren Inbloklengte verkleinen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot en met de 3e ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van buisleiding af richten tot e en met de 3 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario fakkelbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario fakkelbrand
VOORBEELDEN Bij het repareren van een buisleiding met olie ontstaat een brand Datum: november 2007 Locatie: Clearbrooke, Minnesota, VS Doden: 2 (de monteurs) Bron: http://www.clipsyndicate.com/video/play/457585 Type bestand: video
24
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
70
HOGEDRUK AARDGASTRANSPORTLEIDING TOEPASSING • •
Incidenten bij hogedruk aardgastransportleiding Als gevolg van hittestraling ontstaat een effectgebied
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [E] [F]
Bijvoorbeeld bij (graaf)werkzaamheden door derden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgastransportleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk continue uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt die duurt totdat na inblokken van de leiding de druk afneemt. Deze fakkel kan voor de grootste leidingen tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. De fakkelbrand is hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.
Stofcategorie GF0 Leidingbreuk continue uitstroom [E] [F] Vlakke ondergrond verticale uitstroom [E] [F] Directe ontsteking [E] [F] Diameter en druk van de leiding (> 16 bar) Weerstabiliteitsklasse D5 Blootstellingsduur (mensen) 20 seconden
• • • • • • •
KANS VAN OPTREDEN [F] [G] In de periode 1977-2005 werd driekwart van de leidingbeschadigingen veroorzaakt door derden [G]. Van het aantal incidenten als gevolg van graafschade, leidt 2,3% tot een leidingbreuk (in de periode 1995-2005 was dit 0). De kans is -8 afhankelijk van diameter, wanddikte, druk, staalsoort en kerfslagwaarde [F] en gemiddeld per meter leiding 3,6 x 10 per jaar [K]. De kans op ontsteking is afhankelijk van (en neemt toe met) de diameter en de druk [F]. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn voornamelijk regelgeving en beheermaatregelen, afdekking met beschermend materiaal, fysieke barrières op maaiveld en maatregelen door de leidingeigenaar tegen corrosie [F].
EFFECTEN [E] [H] [I] Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur (20 seconden), bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden (†), gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden). Groepsrisicoberekeningen worden door Gasunie uitgevoerd [H].
Afstand (meter)
Hittestraling (kW/m2)
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
Objecten [J]
Onherstelbare schade en branden Zie onderSecundaire branden e 2 2 ring ≥12,5 kW/m 2% 6% 14% 30% 0% 0,6% 1,4% 5% staande treden op tabel Geen of lichte e 2 3 ring ≥1 kW/m 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% schade De effectafstanden aangegeven in meters vanaf het midden van de buisleiding, zijn afhankelijk van diameter en druk. 1e ring
≥35 kW/m2
inches
Diameter [F] mm nominaal
2 4* 6 8* 10 12 * 14 16 * 18 20 24 * 30 36 * 42 48 *
60,3 114,3 168,3 219,1 273,1 323,9 355,6 406,4 457,0 508,0 610,0 762,0 914,0 1067 1219
100%
0%
0%
0%
10%
6%
14%
70%
Afstand bij 40 bar Afstand bij 66,2 bar Afstand bij 80 bar 1e ring 2e ring 3e ring 1e ring 2e ring 3e ring 1e ring 2e ring 3e ring
DN50 DN100 DN150 DN200 DN250 DN300 DN350 DN400 DN450 DN500 DN600 DN750 DN900 DN1050 DN1200
20 30 50 50 60 70 80 80 100 100 120 140 150 160 180
20 45 70 95 120 140 150 170 200 220 260 310 360 400 440
40 80 120 160 200 240 280 320 360 400 480 600 720 840 960
20 30 60 60 70 80 90 100 110 120 140 160 180 190 210
25 60 90 120 150 170 190 210 240 270 310 380 430 490 540
45 90 135 180 225 270 315 360 405 450 540 675 810 945 1080
40 70 70 80 90 90 100 120 130 150 170 190 200 220
65 95 130 160 180 200 230 260 290 330 400 470 520 580
100 150 200 250 300 350 400 450 500 600 750 900 1050 1200
* zijn de vaakst voorkomende leidingdiameters
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
71
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Mogelijkheden bij bronbestrijding fakkelbrand: • De beheerder van de buisleiding dient de toevoer af te sluiten. Er zijn geen mogelijkheden voor de brandweer tot effectieve bronbestrijding. o De inbloklengte bedraagt over het algemeen meer dan 10 kilometer. o Automatisch inblokken gebeurt direct, bij handmatig optreden kan dit tot enkele uren duren Brandweer processen en taken primair gericht op e uitbreiding voorkomen van de 2 ring: Redden Uitbreiding voorkomen 1e ring: Geen mogelijkheden tot effectieve inzet 2e ring: Nauwelijks mogelijkheden, inzet gericht op redden 3e ring: Inzet gericht op uitbreiding voorkomen Na afloop van de fakkelbrand brandweer processen e e en taken gericht op blussen van de 1 en 2 ring
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN [Gebied] en [buisleiding] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk Operator en procedure van de leidingbeheerder voor het stoppen van de toevoer van aardgas Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
• • • •
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN e
Er wordt opgetreden buiten de 3 ring. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: e • Afzetten incidentgebied tot en met 3 ring • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Gebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
•
•
De fakkelbrand is zichtbaar, hoorbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat: zij moeten de 1e en 2e ring (afgeschermd van hittestraling) ontvluchten. e Aanwezigen binnen de 1 ring hebben nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling. Bij afstanden tot de 2e ring > 200 meter: o Aanwezigen in de 1e ring hebben geen tot nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid, vanwege de grote vluchtafstanden.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [object] zijn zelfredzaam Indien brandoverslag naar [object] (mogelijk) plaatsvindt (tot en met de 2e ring), moeten de aanwezigen dit object ontvluchten: o [Object] heeft (nood)uitgangen die van de bron af gericht zijn o [Gebied] heeft infrastructuur die van de bron af gericht is o Omgeving schermt infrastructuur af tegen hittestraling gedurende ontvluchting Veilige verzamelplaats is beschikbaar
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
72
MAATREGELEN [25] BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen: • Alternatieve leidingtracés onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan buisleiding onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron, kans op ongeval verlagen door [F]: • WION (grondroerdersregeling), casuïstiek en aanvullende maatregelen per leidingeigenaar • Ondergrondse afdekking met waarschuwings-lint, betonplaten of beide • Beperkingen graafwerkzaamheden grondeigenaar: vergaande restricties, verbod of beheermaatregelen • Fysieke barrières op maaiveld: hek, zandlichaam of andere barrière • Overige maatregelen zoals strenge supervisie of camerabewaking • Maatregelen tegen corrosie door leidingeigenaar Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand buisleiding en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Brandoverslag naar object voorkomen: • Maximale omvang fakkelbrand beperken • Brandwerende materialen en gevel tot en met de 2e ring [L] Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [object/buisleiding] borgen Bluswatervoorzieningen [object/buisleiding] borgen Inblokmechanisme versnellen en/of automatiseren Inbloklengte verkleinen
ZELFREDZAAMHEID Rekening houden met verminderd zelfredzame personen tot en met de 2e ring (Nood)Uitgang en vluchtroute van buisleiding af richten tot en met de 2e ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met scenario fakkelbrand Verzamelplaats kiezen en inrichten op scenario fakkelbrand
VOORBEELDEN Fakkel als gevolg van een aanslag op een buisleiding met aardgas in Egypte Datum: februari 2011 Locatie: Egypte Bron: http://www.youtube.com/watch?v=ocGU96m_l0w Type bestand: video
25
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
73
BUISLEIDING MET TOXISCH GAS TOEPASSING • •
Incidenten bij een ondergrondse buisleiding met toxisch gas (kooldioxide, CO2) Een toxisch effectgebied ontstaat
ALGEMENE BESCHRIJVING
UITGANGSPUNTEN [E]
Bijvoorbeeld bij (graaf)werkzaamheden door derden ontstaat een breuk in een buisleiding met toxisch gas. Het kooldioxide (CO2) stroomt in korte tijd en onder hoge druk uit, de toevoer wordt automatisch afgesloten. Het toxische gas wordt gedurende korte tijd meegevoerd door de wind, waarbij snel verdunning optreedt.
• • • • • • •
Stofcategorie Leidingbreuk Vlakke ondergrond Bronsterkte
GT0 instantane uitstroom [E] [B] verticale uitstroom 100.000 kg [E] inbloklengte 5-10 km Diameter en druk 26 inch en 20 bar [E] Weerstabiliteitsklasse D5 (beperkte invloed) Blootstellingsduur (mensen) 120 seconden
KANS VAN OPTREDEN [B] [F] De kans op een lekkage als gevolg van een incident met een buisleiding met toxisch gas is klein en wordt voornamelijk bepaald door beschadiging aan de leiding door derden. De kans van optreden bedraagt per buisleiding -9 meter in een ondergrondse leidingstraat 7 x 10 per jaar en per buisleiding meter die voldoet aan NEN 3650 -7 1.525 x 10 per jaar [B]. Factoren die de kans op dit incident beïnvloeden zijn vooral regelgeving en beheermaatregelen, afdekking met beschermend materiaal, fysieke barrières op maaiveld en maatregelen door de leidingeigenaar tegen corrosie [F].
EFFECTEN [E] Het toxische gas, in combinatie met de blootstellingsduur (120 seconden), is bepalend voor de gevolgen voor mensen. LBW en AGW gelden per definitie bij een blootstellingsduur van 60 minuten. De effecten zijn doden (†) en gewonden (zeer zwaargewond T1 tot lichtgewond T3). De effectafstanden zijn berekend vanaf het midden van de buisleiding.
e
1 ring 2e ring 3e ring
Afstand (meter)
Concentratie (g/m3)
<< 10 meter ≤ 20 meter
>>900 g/m3
100%
0%
0%
0%
1%
3%
7%
40%
≥900 g/m3
70%
9%
21%
0%
0%
0%
1%
10%
≤ 25 meter
≥550 g/m3
20%
9%
21%
50%
0%
0%
0%
5%
†
Mensen buiten T1 T2 T3
†
Mensen binnen T1 T2 T3
De toxische contouren per ring en benedenwinds effectgebied zijn hiernaast schematisch weergegeven.
Hulpverlening [M]
LBW: 100 g/m3 AGW: 50 g/m3
1e ring 2e ring 3e ring
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
74
BESTRIJDBAARHEID MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Mogelijkheden bij bron- of effectbestrijding: • Niet van toepassing, aangezien de brandweer na afloop van de uitstroom en verdunnen van het gas door de wind ter plaatse komt o De inbloklengte bedraagt over het algemeen meer dan 10 kilometer. o Automatisch inblokken gebeurt direct, bij handmatig optreden kan dit tot enkele uren duren Brandweer processen en taken primair gericht op vaststellen veilig gebied: • Verrichten van metingen om vast te stellen dat er veilig kan worden opgetreden in het gebied
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN • [Gebied] en [buisleiding] tweezijdig (bovenwinds) toegankelijk • Operator en voorzieningen/procedure van de leidingbeheerder voor het automatisch stoppen van de toevoer van CO2 bij leidingbreuk • Passende (grootschalige) slagkracht brandweer: o Overweeg inzet meetplanleider en meetploegen [M] o Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
HULPVERLENING MOGELIJKHEDEN TOT OPTREDEN
BENODIGDHEDEN VOOR OPTREDEN
Er wordt opgetreden vanaf bovenwinds gebied. Het e benedenwindse effectgebied tot en met de 3 ring kan (pas) na afloop van het incident betreden worden door de hulpverleners. GHOR processen en taken: • Gewonden verzorgen en transporteren Politie processen en taken: • Afzetten incidentgebied • Verkeer omleiden • Gidsen hulpverleningsdiensten Gemeente (crisisbeheersing) processen en taken: • Communicatie • Opvang en verzorging • Afzetmateriaal
Benodigdheden GHOR: • Capaciteit voor triage, stabilisatie, transport en opvang voor [X] slachtoffers ≤1 uur nodig Benodigdheden politie: • [Incidentgebied] moet eenvoudig afsluitbaar zijn • [X] eenheden zijn nodig Benodigdheden gemeente: • Inzet op basis van GRIP-regeling Benodigde omvang van de inzet is afhankelijk van de omgeving
ZELFREDZAAMHEID MOGELIJKHEDEN TOT ZELFREDZAAMHEID •
Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied moeilijk worden ingeschat, tenzij ze snel en adequaat gealarmeerd worden. Aanwezigen moeten geïnstrueerd worden binnen te schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
BENODIGDHEDEN VOOR ZELFREDZAAMHEID • •
•
Aanwezigen in [gebied] zijn zich bewust van risico’s en handelingsperspectief bij incidenten Aanwezigen in [het benedenwindse gebied en objecten tot en met de 3e ring] kunnen snel gealarmeerd en geïnstrueerd worden Aanwezigen moetende instructie krijgen om [in het benedenwindse gebied in objecten tot en met de 3e ring] binnen te schuilen: o [Object] heeft ventilatie die uitschakelbaar is
Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
75
MAATREGELEN (26) BRON
EFFECT
Risicobron verwijderen: • Alternatieve leidingtracés onderzoeken • Alternatieve locaties gebruikers aan buisleiding onderzoeken (sanering) Voorzieningen treffen aan de bron, kans op ongeval verlagen door [F]: • WION (grondroerdersregeling), casuïstiek en aanvullende maatregelen per leidingeigenaar • Ondergrondse afdekking met waarschuwings-lint, betonplaten of beide • Beperkingen graafwerkzaamheden grondeigenaar: vergaande restricties, verbod of beheermaatregelen • Fysieke barrières op maaiveld: hek, zandlichaam of andere barrière • Overige maatregelen zoals strenge supervisie of camerabewaking • Maatregelen tegen corrosie door leidingeigenaar Planologische mogelijkheden verkennen: • Alternatieve locaties object onderzoeken • Alternatieve indeling gebied onderzoeken • Vergroten afstand buisleiding en object • Alternatieve indeling object onderzoeken • Personendichtheden verminderen
Bereikbaarheid [gebied] borgen Bereikbaarheid [buisleidingtracé] borgen Inbloklengte verkleinen
ZELFREDZAAMHEID Risicocommunicatie om risicobewustzijn te vergroten Mogelijkheden tot snel en juist waarschuwen en instrueren bij vrijkomen toxische dampen in het benedenwindse gebied tot en met de 3e ring Mogelijkheden tot snel schuilen bij vrijkomen toxische dampen door eenvoudig/centraal uitschakelen van ventilatie in objecten in het benedenwindse gebied e tot en met de 3 ring Bedrijfsnoodplan en BHV inrichten en oefenen met toxisch scenario
VOORBEELDEN Incident met een buisleiding met ammoniak Datum: oktober 2004 Locatie: Kansas, VS Doden of gewonden: 0 Schade: $680.715 Bron: http://www.ntsb.gov/publictn/2007/PAB0702.pdf Type bestand: foto (inclusief rapportage) Foto heeft betrekking op ammoniak
26
Maatregelen kunnen mogelijk getroffen worden richting bron, effect, hulpverlening en/of zelfredzaamheid, afhankelijk van de lopende procedure (Wro, Wm of transportroute). Buisleidingen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
76
BIJLAGEN Nr. 1 2 3 4 5 6 7
Titel Gehanteerde systeemgroottes en stoffen Slachtofferaantallen in perspectief van afstand en omgeving Schade aan objecten Overzicht van illustraties en voorbeelden Lijst van begrippen en afkortingen Bronnen en geraadpleegde literatuur Samenstelling projectgroep
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
77
BIJLAGE 1: GEHANTEERDE SYSTEEMGROOTTES EN STOFFEN Bij het transport van gevaarlijke stoffen en de indeling in risicoklassen maakt men gebruik van een categorie-indeling op basis van letters en cijfers. Deze bijlage geeft een korte toelichting op de systematiek en laat de gebruikte geldigheidscombinaties zien. Voor inrichtingen en bij weg-, water- en buisleiding-transport geldt een combinatie van G (gas) of L (liquid) met F (flammable) of T (toxic) combineerd met oplopende cijfers voor hogere brandbaarheid of giftigheid.
GF GT LF LT
Gas
Flammable Toxic Flammable Toxic
Liquid
Volgnummer 1 Brandbaar
2 (Z) brandbaar
3 Zeer brandb
4
5
Zeer giftig
Zeer giftig
Zeer brandb Giftig
Zeer giftig
Voor spoortransport geldt de volgende combinatie: Volgnummer 2 A B C D
Gas, brandbaar Gas, toxisch Vloeistof, brandbaar Vloeistof, toxisch
Giftig
3
4
Zeer giftig Zeer brandb Giftig
Zeer giftig
Conform de Interventiewaarden gevaarlijke stoffen 2007 [M] zijn de volgende gegevens beschikbaar voor de gebruikte voorbeeldstoffen: Stof [M]
VN nr 1093
VRW mg/m3 10
AGW mg/m3 50
LBW mg/m3 200
A/B stof A
Kritisch effect VRW uiengeur
Acrylnitril Ammoniak
1005
20
100
1.000
B
Fluorwaterstof
1052
0,5
20
50
B
Lichte neusirritatie Stekende geur
Kooldioxide
1013
Nvt
50.000
100.000
A
Geen
Klasse [M] (A/B stof) -
Effectgebied bij middelgrote lekkage Lokaal gering effectgebied
A
Lokaal effectgebied
B
Mogelijk lokaal gebied waar LBW wordt overschreden
Effectgebied bij (zeer) grote lekkage Mogelijk (beperkt) effectgebied: < 500 meter Effectgebied mogelijk: > 500 meter Effectgebied mogelijk: >> 500 meter
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
AGW Irritatie, reprotoxiteit Irritatie slijmvliezen
LBW Sterfte dieren
Irritatie
Sterfte dieren, geen sterfte mensen Geen sterfte mensen
Waarschuwing neurotoxiciteit
Longbloeding
Maatregelen meetplanorganisatie • Informeren meetplanleider • Voorlichting bevolking • Alarmeren meetplanleider • Overwegen meetploegen opstarten • Volledige meetplanorganisatie opstarten • Maatregelen bevolking
78
Bij de risicoberekeningen voor weg-, spoor- en watertransport zijn de volgende systeemgroottes en stofeigenschappen gedefinieerd:
Gas, brandbaar
Gas, toxisch
Vloeistof, brandbaar
Vloeistof toxisch
LPG Ammoniak Benzine Acrylnitril HF-oplossing
Wegtransport 3 25 ton, 48 m 3 Bruto 60 m GF3: LPG 16 ton, 27 m3 3 Bruto ~33 m GT3: Ammoniak 3 23 ton, 33 m 3 Bruto ~33 m LF2: Benzine 3 23 ton, 33 m 3 Bruto ~33 m LT1: Acrylnitril
Spoortransport 3 48 ton, 96 m 3 Bruto 120 m A: LPG 48 ton, 80 m3 3 Bruto ~100 m B2: Ammoniak 3 48 ton, 70 m 3 Bruto ~70 m C3: Benzine 3 48 ton, 42 m 3 Bruto ~42 m D4: HF-oplossing
Dichtheid (vloeistof) 3 (kg/m ) 0,5 0,6 0,7 0,7 1,15
Vulgraad (Bruto/netto) 80% 80% ≤100% ≤100% ≤100%
Watertransport 3 180 ton, 250 m 3 Bruto ~300 m GF3: LPG 150 m3, 100 ton 3 Bruto ~150 m GT3: Ammoniak 3 150 m , 110 ton 3 Bruto ~150 m LF2: Benzine 3 150 m , 110 ton 3 Bruto ~150 m LT1: Acrylnitril
Van bovengenoemde systeemgroottes en voorbeeldstoffen is in de scenarioanalyses gebruik gemaakt.
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
79
BIJLAGE 2: SLACHTOFFERAANTALLEN IN PERSPECTIEF VAN AFSTAND EN OMGEVING Een maatstaf voor de concentratie van menselijke activiteiten is gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (OAD, conform CBS). Hierbij zijn vijf categorieën onderscheiden: • Zeer sterk stedelijk: gemiddelde OAD van 2500 of meer adressen per km2; • Sterk stedelijk: gemiddelde OAD van 1500 tot 2500 adressen per km2; • Matig stedelijk: gemiddelde OAD van 1000 tot 1500 adressen per km2; • Weinig stedelijk: gemiddelde OAD van 500 tot 1000 adressen per km2; • Niet stedelijk: gemiddelde OAD van minder dan 500 adressen per km2. Om de lezer een indruk te geven van de betekenis van deze adressendichtheden, volgt hieronder een voorbeeldenreeks bij de Scenariokaart wegtransport van gecomprimeerd brandbaar gas, een (aanstaande) warme BLEVE van een LPG-tankwagen: • In een zeer sterk stedelijke omgeving: o Bij een effectafstand voor de 1e ring van 90 meter worden 40 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 2e ring van 140 meter worden 80 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 3e ring van 230 meter worden 280 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 4e ring van 400 meter worden 640 adressen getroffen; • In een matig stedelijke omgeving: o Bij een effectafstand voor de 1e ring van 90 meter worden 24 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 2e ring van 140 meter worden 48 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 3e ring van 230 meter worden 168 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 4e ring van 400 meter worden 384 adressen getroffen; • In een niet stedelijke omgeving: o Bij een effectafstand voor de 1e ring van 90 meter worden 8 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 2e ring van 140 meter worden 16 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 3e ring van 230 meter worden 56 adressen getroffen; o Bij een effectafstand voor de 4e ring van 400 meter worden 128 adressen getroffen; Indien uitgegaan wordt van 2,4 personen per adres, dan leidt dit tot het volgende aantal aanwezigen per ring, uitgesplitst in zeer sterk, matig en niet stedelijk gebied: Aanwezigen 1e ring 2e ring 3e ring 4e ring
Zeer sterk stedelijk 96 192 672 1536
Matig stedelijk 57,6 115,2 403,2 921,6
Niet stedelijk 19,2 38,4 134,4 307,2
De slachtofferverdeling per ring van de aanwezigen buiten en binnen is als volgt (conform de effecten uit de Scenariokaart wegtransport van gecomprimeerd brandbaar gas):
1e ring e 2 ring 3e ring 4e ring
Mensen buiten † T1 T2 T3
Mensen binnen † T1 T2 T3
100% 0% 0% 0% 20% 24% 56% 0% 2% 6% 14% 30% 0% 0,6% 1,4% 15%
10% 6% 14% 70% 1% 3% 7% 20% 0% 0,6% 1,4% 5% 0% 0% 0% 1%
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
80
Voor een slachtofferschatting wordt uitgegaan van 50% aanwezigen overdag en 100% ’s-nachts. Overdag wordt verondersteld dat 93% van de aanwezigen binnen is en 7% buiten. ’s-Nachts geldt dat 99% binnen is en 1% buiten. We gaan voor dit voorbeeld uit van een woonwijk, voor bedrijven gebruik je de best beschikbare aanwezigheidsgegevens. Standaard (als er geen aanvullende of betere gegevens beschikbaar zijn) kun je uitgaan voor bedrijven dat overdag 100% aanwezig is en 0% ’s-nachts (dit geldt uiteraard niet voor een 24-uurs bedrijf). Voor bedrijven geldt over het algemeen dat overdag 70% binnen is en 30% van de aanwezigen buiten (dit geldt overigens niet zondermeer voor een kantorenpark). Met de Excel-tool op bijgevoegde CD/DVD zijn de volgende uitkomsten bepaald voor de zeer sterk stedelijke omgeving: Slachtofferaantal: Personen Binnen 1e ring Binnen 2e ring Binnen 3e ring Binnen 4e ring Subtotaal slachtoffers T4 + T1 + T2:
overdag T4 8 2 0 0 11 46
T1 3 4 3 0 11
T2 6 10 8 1 25
T3 31 18 23 15 87 T4 + T1 + T2:
Aantal aanwezigen
's-nachts T4 10 2 0 0 13 67
1248 2496 overdag T4 T1 T2 T3 T4 Subtotaal slachtoffers 11 11 25 87 13 T4 + T1 + T2: 46 T4 + T1 + T2: 67 Grootte III overdag Grootte III LMR type 4. Ongevallen met brandbare/explosieve stoffen in open lucht:
T1 6 6 4 0 16
T2 13 14 10 0 38
T3 67 38 35 18 157
's-nachts T1 16
T2 38
T3 157
's-nachts
In de eerste tabel krijgt de adviseur gedetailleerd inzicht per ring in het aantal slachtoffers en de ernst van hun verwondingen, waarbij links de dagsituatie en rechts de nachtsituatie is weergegeven. In de tweede tabel is een samenvatting gegeven van het totale aantal aanwezigen, het totaal aantal slachtoffers en de ernst van de verwondingen (met wederom links de dagsituatie en rechts de nachtsituatie). Tevens is een indicatie gegeven van de omvang en beheersbaarheid van het incident, door middel van een verwijzing naar de Leidraad Maatramp. Enkele regio’s voeren het beleid hun operationele prestatie formeel vast te leggen, in die regio’s heeft de adviseur hier stevig houvast. In verschillende regio’s zijn de operationele prestaties niet (of niet recent) vastgelegd. Daarbij kan houvast gevonden worden in de aanname dat de groottes I en II over het algemeen goed tot redelijk beheersbare incidenten betreffen. Vanaf maatrampgrootte III (meer dan 30 of 50 slachtoffers) blijken incidenten over het algemeen moeilijker beheersbaar, vanwege de grote omvang. De grootteindeling is als volgt: Maatrampklasse I II III IV V
Brand, BLEVE of overdruk 10 30 100 300 700
Toxisch 10 50 100 500 1.000
Voor deze slachtofferschatting wordt voor de genoemde aantallen uitgegaan van het aantal dodelijke slachtoffers († ofwel T4) en het aantal (zwaar) gewonden (T1 en T2). Het aantal lichtgewonden (T3) wordt niet meegeteld. Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
81
Met de Excel-tool op bijgevoegde CD/DVD zijn de volgende uitkomsten bepaald voor de niet stedelijke omgeving: Slachtofferaantal: Personen Binnen 1e ring Binnen 2e ring Binnen 3e ring Binnen 4e ring Subtotaal slachtoffers T4 + T1 + T2:
overdag T4 2 0 0 0 2 9
T1 1 1 1 0 2
T2 1 2 2 0 5
T3 6 4 5 3 17 T4 + T1 + T2:
Aantal aanwezigen
's-nachts T4 2 0 0 0 3 13
250 499 overdag T4 T1 T2 T3 T4 Subtotaal slachtoffers 2 2 5 17 3 T4 + T1 + T2: 9 T4 + T1 + T2: 13 Grootte II Grootte I overdag LMR type 4. Ongevallen met brandbare/explosieve stoffen in open lucht:
T1 1 1 1 0 3
T2 3 3 2 0 8
T3 13 8 7 4 31
's-nachts T1 3
T2 8
T3 31
's-nachts
Met de Excel-tool op bijgevoegde CD/DVD is het mogelijk vergelijkbare slachtofferschattingen uit te voeren voor hittestralingsscenario’s (plasbrand en BLEVE), toxische scenario’s en overdrukscenario’s. Daarbij is het van belang te beseffen dat bij een brand-, BLEVE- of overdruk-scenario de ringen rondom gelden. Voor toxische effecten zijn ze van toepassing in een benedenwinds gebied binnen een hoek van 30 graden (een twaalfde deel van de cirkel).
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
82
BIJLAGE 3: SCHADE AAN OBJECTEN Voor een gedetailleerde beschrijving van schade aan objecten wordt verwezen naar PGS 1 [J]. Onderstaand is een weergave op hoofdlijnen, uitgesplitst naar effecten veroorzaakt door hittestraling en veroorzaakt door overdrukeffecten. De toxische effecten op mensen van de voorbeeldstoffen zijn opgenomen in bijlage 1, de methodiek voor slachtofferschattingen is opgenomen in bijlage 2. Bij het berekenen van materiële schade door warmtestraling wordt onderscheid gemaakt tussen twee niveaus: • Schadeniveau 1: het in brand geraken van aan de warmtestraling blootgestelde oppervlakken, dan wel het breken of anderszins bezwijken van constructieonderdelen. • Schadeniveau 2: het optreden van schade zoals ernstige verkleuring van het materiaaloppervlak, afbladderen van de verf en/of het belangrijk vervormen van constructieonderdelen. Materiaal Hout Kunststoffen Glas Staal Piekoverdruk (bar) 2 1,0 0,5 0,4 0,3 0,2 0,17
0,1 0,045
0,03 0,02 0,01
2
Kritische temperatuur (°C) Schadeniveau 1 Schadeniveau 2 410 100 100 120 500 200
Kritische stralingsintensiteit (kW/m ) Schadeniveau 1 Schadeniveau 2 15 2 15 2 4 100 25
Materiële schade
Gezondheidsschade Dodelijk Longschade
Omvallen volle ketelwagens Ernstige beschadiging aan lage bebouwing Instortingen: 50-75% muren vernield of verzwakt Apparatuur beschadigd Atmosferische opslagtanks beschadigd Matige tot ernstige schade aan gebouwen Instorten muren, draagconstructies kunnen bezwijken Beperkte schade aan gebouwen Muren ontzet, scheuren in gevels, daken beschadigd Zeker ruitbreuk
Instorten gebouwen met zeker kans op doden Scheuren trommelvliezen
Instorten muren, vallend puin met beperkte kans op doden, zeker gewonden Omvallen, botsen tegen obstakels
Ruitbreuk met kans op dodelijke scherfwerking Tijdelijke gehoorschade
Incidentele ruitbreuk
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
83
BIJLAGE 4: OVERZICHT VAN ILLUSTRATIES EN VOORBEELDEN Inrichtingen LPG-TANKSTATION MET GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS LPG tankstation met meerdere tanks LPG Locatie: Noord Korea Bron: http://www.metacafe.com/watch/320775/propan_explosi on/ Type bestand: video
TANKSTATION MET BRANDBARE VLOEISTOF Brand bij een tankstation met een tankwagen Locatie: Maddington petrol station (Australië) Bron: http://www.youtube.com/watch?v=5m-VgWwfh0c Type bestand: video
INRICHTING AAN AARDGASTRANSPORTSYSTEEM Incident met buisleiding aardgas in Ghislenghien Datum: juli 2004 Locatie: Ghislenghien België Doden: 24 Gewonden: 132 Bron: http://www.dailymotion.com/video/x2o06d_catastropheghislenghien_people Type bestand: video Video heeft betrekking op een buisleiding
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
84
PGS 15 OPSLAG MET GEVAARLIJKE STOFFEN Brand bij een staalconstructiebedrijf Datum: mei 2010 Locatie: Haulerwijk Friesland Doden of gewonden: 0 Bron: www.nufoto.nl/fotos/145786/bedrijsbrandhaulerwijk.html Type bestand: foto
KOEL- OF VRIESINSTALLATIE MET AMMONIAK Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslân Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur
Wegtransport WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS Incident met een tankwagen met propaan op de snelweg Datum: oktober 2009 Locatie: Indianapolis, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=BnUEQhcXTeg&featu re=related Type bestand: video
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
85
WEGTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF Een tankwagen geladen met brandbare vloeistof staat in brand op de snelweg Datum: januari 2009 Locatie: Needham, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=4GLL7OEuDA8 Type bestand: video
WEGTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
WEGTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS Een tankwagen met ammoniak belandt naast de weg en lekt ammoniak. De omgeving wordt ontruimd Datum: juli 2005 Locatie: Ohio, VS Doden: 1 (de chauffeur, onduidelijk is overigens of dit was ten gevolge van beknelling of gevaarlijke stof) Bron: http://blog.cleveland.com/metro/2010/07/truck_accident_ leaks_fertilize.html Type bestand: foto
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
86
Spoortransport SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS Een trein ontspoort en ontbrandt in een woonwijk in Italië Datum: juni 2010 Locatie: Viareggio, Italië Doden: 16 Gewonden: 50 Bron: http://www.youtube.com/watch?v=51t4dY7Oi1s Type bestand: video
SPOORTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF Trein in Schotland gevuld met brandstof staat als gevolg van een incident in brand. Een brug stort in Datum: januari 2009 Locatie: Schotland, Verenigd Koninkrijk Bron: http://www.youtube.com/watch?v=itoAc4Q_1B0 Type bestand: video
SPOORTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
SPOORTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS Er ontstaat een ammoniaklekkage bij het ontladen van een treinwagon Datum: december 1994 Locatie: Mazingarbe, Frankrijk Bron: http://www.aria.developpementdurable.gouv.fr/ressources/aria_6135_eng.pdf Type bestand: afbeelding (inclusief rapportage)
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
87
Watertransport WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD BRANDBAAR GAS Bron: visualrian.com/images/item/156228 Type bestand: foto
WATERTRANSPORT VAN BRANDBARE VLOEISTOF Als gevolg van een incident met een schip ontstaat een plasbrand met brandbare vloeistoffen Locatie: Dubai Datum: februari 2009 Bron: www.sea-way.org/blog/Kashmir1.JPG Type bestand: foto
WATERTRANSPORT VAN TOXISCHE VLOEISTOF Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslan Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur bij een inrichting
WATERTRANSPORT VAN GECOMPRIMEERD TOXISCH GAS Er ontstaat een ammoniaklekkage bij het ontladen van een treinwagon Datum: december 1994 Locatie: Mazingarbe, Frankrijk Bron: http://www.aria.developpementdurable.gouv.fr/ressources/aria_6135_eng.pdf Type bestand: afbeelding (inclusief rapportage) Afbeelding heeft betrekking op spoortransport
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
88
Buisleidingen BUISLEIDING MET BRANDBARE VLOEISTOF Bij het repareren van een buisleiding met olie ontstaat een brand Datum: november 2007 Locatie: Clearbrooke, Minnesota, VS Doden: 2 (de monteurs) Bron: http://www.clipsyndicate.com/video/play/457585 Type bestand: video
HOGEDRUK AARDGASTRANSPORTLEIDING Fakkel als gevolg van een aanslag op een buisleiding met aardgas in Egypte Datum: februari 2011 Locatie: Egypte Bron: http://www.youtube.com/watch?v=ocGU96m_l0w Type bestand: video
BUISLEIDING MET TOXISCH GAS Incident met een buisleiding met ammoniak Datum: oktober 2004 Locatie: Kansas, VS Doden of gewonden: 0 Schade: $680.715 Bron: http://www.ntsb.gov/publictn/2007/PAB0702.pdf Type bestand: foto (inclusief rapportage) Foto heeft betrekking op ammoniak
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
89
BLEVE’s BLEVE’s Nabootsing van een BLEVE, inclusief toelichting Bron: http://www.youtube.com/watch?v=S3o5qvNgdFw Type bestand: video
LPG tankstation met meerdere tanks LPG Locatie: Noord Korea Bron: http://www.metacafe.com/watch/320775/propan_explosi on/ Type bestand: video
Incident met een tankwagen met propaan op de snelweg Datum: oktober 2009 Locatie: Indianapolis, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=BnUEQhcXTeg&featu re=related Type bestand: video
Een trein ontspoort en ontbrandt in een woonwijk in Italië Datum: juni 2010 Locatie: Viareggio, Italië Doden: 16 Gewonden: 50 Bron: http://www.youtube.com/watch?v=51t4dY7Oi1s Type bestand: video
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
90
Door een incident met een trein ontstaat er een BLEVE Datum: 1983 Locatie: Ilinois, VS Bron: http://www.youtube.com/watch?v=Xf3WKTwHpIU&NR= 1 Type bestand: video
Locatie: Seattle, VS Bron: www.seattletimes.nwsource.com Type bestand: foto
Toxische effecten Toxische effecten Brand bij een staalconstructiebedrijf Datum: mei 2010 Locatie: Haulerwijk Friesland Doden of gewonden: 0 Bron: www.nufoto.nl/fotos/145786/bedrijsbrandhaulerwijk.html Type bestand: foto
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
91
Incident met een buisleiding met ammoniak Datum: oktober 2004 Locatie: Kansas, VS Doden of gewonden: 0 Schade: $680.715 Bron: http://www.ntsb.gov/publictn/2007/PAB0702.pdf Type bestand: foto (inclusief rapportage) Foto heeft betrekking op een buisleiding
Lekkage salpeterzuur bij een inrichting Datum: november 2009 Locatie: Noordwest Fryslân Bron: http://felkers.punt.nl/?a=2009-11 Type bestand: foto Foto heeft betrekking op salpeterzuur
Een tankwagen met ammoniak belandt naast de weg en lekt ammoniak. De omgeving wordt ontruimd Datum: juli 2005 Locatie: Ohio, VS Doden: 1 (de chauffeur, onduidelijk is overigens of dit was ten gevolge van beknelling of gevaarlijke stof) Bron: http://blog.cleveland.com/metro/2010/07/truck_accident_ leaks_fertilize.html Type bestand: foto Foto heeft betrekking op wegtransport Er ontstaat een ammoniaklekkage bij het ontladen van een treinwagon Datum: december 1994 Locatie: Mazingarbe, Frankrijk Bron: http://www.aria.developpementdurable.gouv.fr/ressources/aria_6135_eng.pdf Type bestand: afbeelding (inclusief rapportage)
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
92
BIJLAGE 5: LIJST VAN BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN [A] tot en met [M]
Verwijzing naar bronnen en geraadpleegde literatuur, zie bijlage 6
A
Brandbaar gas bij spoortransport, voorbeeldstof LPG (bij weg-, water- en buisleidingtransport en inrichtingen aangeduid met GF3)
AGW
AlarmeringsGrensWaarde Toxisch effect, veroorzaakt door toxische stof
B2
Toxisch gas bij spoortransport, voorbeeldstof ammoniak (bij weg-, water- en buisleidingtransport en inrichtingen aangeduid met GT3)
Bevb
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen
BHV
BedrijfsHulpVerlening
Btev
Besluit transportroutes externe veiligheid (ontwerp november 2008)
BLEVE
Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Door een incident ontstaat een brand waarbij een tankwagen met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tank toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot een grote vuurbal van brandend gas, een BLEVE. De hittestraling is kort en hevig. Ook wel warme BLEVE genoemd
BRZO’99
Besluit risico’s zware ongevallen 1999
C3
Brandbare vloeistof bij spoortransport, voorbeeldstof benzine (bij weg-, water- en buisleidingtransport en inrichtingen aangeduid met LF2)
CAROLA
Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas Software programma voor het uitvoeren van QRA-berekeningen voor hogedruk aardgastransportleidingen in Nederland.
D4
Toxische vloeistof bij spoortransport, voorbeeldstof fluorwaterstof (bij weg-, water- en buisleidingtransport en inrichtingen aangeduid met LT3)
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
93
D5
Combinatie van Pasquill-klasse, classificatie voor de stabiliteit van een atmosfeer, en de windsnelheid Aangeduid met de letters A tot en met F, waarbij A staat voor zeer instabiel en F voor zeer stabiel. Aangeduid met cijfers, waarbij 5 staat voor een windsnelheid van 5 meter per seconde. Bij weersomstandigheid D5 worden, door relatief snelle opwerveling en verdunning, kleinere effectafstanden bereikt dan bij scenario’s bij F1,5. Zie ook F1,5
DN
Nominale diameter Bijvoorbeeld DN50, DN80, DN100, et cetera Van toepassing bij de scenariokaarten voor buisleidingen, Scenariokaart inrichting aan aardgastransportsysteem en Scenariokaart koel-of vriesinstallatie met ammoniak
EA
Relatieve effectafstand Gebruikt bij Scenariokaart PGS15 opslag met gevaarlijke stoffen en Scenariokaart koel- of vriesinstallatie met ammoniak. De afstand tot het invloedsgebied uit het Revi is gebruikt als basis voor deze relatieve effectafstanden. De gebruiker bepaalt aan de hand van het Revi zelf welke effectafstand voor de betreffende inrichting van toepassing is.
EV
Externe veiligheid
Externe veiligheid
Kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (Bron: Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)).
F1,5
Combinatie van Pasquill-klasse, classificatie voor de stabiliteit van een atmosfeer, en de windsnelheid Aangeduid met de letters A tot en met F, waarbij A staat voor zeer instabiel en F voor zeer stabiel. Aangeduid met cijfers, waarbij 1,5 staat voor een windsnelheid van 1,5 meter per seconde. Bij weersomstandigheid F1,5 worden, door relatief langzame opwerveling en verdunning, grotere effectafstanden bereikt dan scenario’s bij D5. Zie ook D5
Flash verdamping
Een plotselinge en gedeeltelijke verdamping van tot vloeistof gecomprimeerd gas (bijvoorbeeld ammoniak). Dit gebeurt bij het vrijkomen van de vloeistof die onder druk en bij omgevingstemperatuur wordt opgeslagen of getransporteerd. Een tot vloeistof gecomprimeerd gas “flasht af” bij plotseling vrijkomen, dat wil zeggen dat een deel van de stof direct verdampt. Het overige deel vormt een vloeistofplas die is “koud gekookt”. Zie ook Koud koken en Omgevingstemperatuur
GF
Brandbaar gas (Gas, flammable), waarbij oplopende nummers oplopende brandbaarheid aanduiden GF0: Voorbeeldstof aardgas GF3: Voorbeeldstof LPG (bij spoortransport aangeduid met A)
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
94
GHOR
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GNK-C
Geneeskundige Combinatie
GRIP
Gecoordineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure
Grondroerdersregeling
Zie WION
GT
Toxisch gas (Gas, toxic), waarbij oplopende nummers oplopende giftigheid aanduiden GT0: Voorbeeldstof kooldioxide GT3: Voorbeeldstof ammoniak
K0
Vloeibare stoffen en preparaten met een vlampunt lager dan 0 °C en een kookpunt (of begin van een kooktraject) gelijk aan of lager dan 35 °C.
K1
Vloeibare stoffen en preparaten met een vlampunt beneden 21 °C, die echter niet zeer licht ontvlambaar zijn.
K2
Vloeibare stoffen en preparaten met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 21 °C en lager dan of gelijk aan 55 °C.
K3
Vloeibare stoffen en preparaten met een vlampunt hoger dan 55 °C en lager dan of gelijk aan 100 °C.
K4
Vloeibare stoffen en preparaten met een vlampunt hoger dan 100 °C.
Koude BLEVE
Een BLEVE die optreedt zonder of voordat de LPG-tankwagen (maximaal) is opgewarmd door een externe (plas-)brand. Het scheuren van de tank wordt veroorzaakt door een plaatselijke verzwakking van de tankwand, de maximale druk en temperatuur worden niet bereikt. Zie ook Warme BLEVE en BLEVE
Koud koken
Na het afflashen bij omgevingstemperatuur van een tot vloeistof gecomprimeerd gas (bijvoorbeeld ammoniak) blijft een vloeistofplas over. Deze vloeistofplas is “koud gekookt”, het verdampen van een deel van de stof heeft alle energie onttrokken aan de resterende vloeistof, deze is nu afgekoeld tot haar kookpunt (voor ammoniak is dat -33 °C). Zie ook Flash verdamping en Omgevingstemperatuur
kW/m2
kiloWatt per vierkante meter Hittestraling, veroorzaakt door brand of BLEVE
LBW
LevensBedreigende Waarde Toxisch effect, veroorzaakt door toxische stof
LC01 LC10 LC100
1% letaliteitcontour 10% letaliteitcontour 100% letaliteitcontour
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
95
LF
Brandbare vloeistof (Liquid, flammable), waarbij oplopende nummers oplopende brandbaarheid aanduiden LF2: Voorbeeldstof benzine
LPG
Liquified Propane Gas (tot vloeistof gecomprimeerd brandbaar propaan-gas)
LT
Toxische vloeistof (Liquid, toxic), waarbij oplopende nummers oplopende giftigheid aanduiden LT1: Voorbeeldstof acrylnitril
OAD
Omgevingsadressendichtheid, conform Centraal Bureau voor de Statistiek
Omgevingstermperatuur
Conform de rekenmethodiek voor QRA’s 9,8 °C
PGS
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
PGS 15
Categoriale opslag voor gevaarlijke stoffen, conform PGS 15
QRA
Quantitative Risk Assessment Kwantitatieve risicoanalyse, uitgevoerd met een rekenprogramma zoals SAFETI-NL, RBM II of CAROLA. Een cijfermatige evaluatie van de kansen, effecten en gevolgen van ongevallen en de combinatie hiervan in risicomaten.
RBM II
RisicoBerekeningsMethodiek II Software programma dat op eenvoudige wijze de risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen berekent.
Revi
Regeling externe veiligheid inrichtingen
SAFETI-NL
Software Assessed Flammable Effects and Toxic Impact Software programma voor het uitvoeren van QRA-berekeningen voor nietcategoriale inrichtingen in Nederland. Het programma is een specifiek voor Nederland gemaakte versie van het programma SAFETI van DNV
T1
Slachtoffer, levensbedreigend gewond, binnen 2 uur definitief stabiliseren in ziekenhuis Slachtoffer, levensbedreigend tot zwaar gewond, binnen 6 uur stabiliseren in ziekenhuis Slachtoffer, licht gewond, geen standaardtijd voor behandeling beschikbaar Slachtoffer, dodelijk gewond (letaal) of overleden
T2 T3 † (T4) VROM
(Voormalige) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (huidige ministerie’s van Infrastructuur en Milieu en BZK)
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
96
Warme BLEVE
Een BLEVE die pas optreedt nadat de LPG-tankwagen (maximaal) is opgewarmd door een externe (plas-)brand. Het scheuren van de tank wordt veroorzaakt door het bereiken van de maximale druk en temperatuur. Zie ook Koude BLEVE en BLEVE
WBDBO
Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
WION
Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten Ook wel Grondroerdersregeling genoemd
Wm
Wet milieubeheer
Wro
Wet ruimtelijke ordening
Wvr
Wet veiligheidsregio’s
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
97
BIJLAGE 6: BRONNEN EN GERAADPLEEGDE LITERATUUR [A] Achtergronddocument RBM II, versie 1.2, AVIV, maart 2008 [B] Handleiding risicoberekeningen Bevi, versie 3.2, RIVM, juli 2009 [C] Leidraad grootschalig brandweeroptreden, NVBR, september 2009 [D] Regeling externe veiligheid inrichtingen [E] Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid, NVBR, VNG en IPO, maart 2010 [F] Handleiding risicoberekeningen hogedruk aardgastransportleidingen, voor toepassing in combinatie met CAROLA (Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas), versie 1.1, RIVM, augustus 2010 [G] Risicoanalyse aardgastransportleidingen, DEI 2008.R.0939, Nederlandse Gasunie, december 2008 [H] Eisen omgevingsdata in het kader van groepsberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4, Nederlandse Gasunie [I] Actiekaart 1: aardgas, Interventies bij HD (> 14,7 bar) ondergrondse aardgaspijpleidingen, versie 2.2, (Fluxys, België), juni 2009 [J] PGS 1 (“Groene boek”) Methoden voor het bepalen van mogelijke schade, Aan mensen en goederen door het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, Publicatiereeks gevaarlijke stoffen, 2005 [K] Achtergronden bij vervanging van de zoneringsafstanden hoge druk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie, RIVM Rapport 620121001/2008, 2008 [L] Bouwkundige maatregelen externe veiligheid. Een eerste aanzet voor een catalogus, IPO/’Brabant Veiliger’, januari 2010 [M] Interventiewaarden gevaarlijke stoffen 2007, VROM, mei 2008
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
98
BIJLAGE 7: SAMENSTELLING PROJECTGROEP Namens de Veiligheidsregio’s: Amsterdam-Amstelland: F. El-Aaïdi C. Mars Flevoland: R. Mensink Gooi en Vechtstreek: R. van Miltenburg Kennemerland: H. Wilken J. de Vries Noord-Holland Noord: N. Malkoc Zaanstreek-Waterland: M. Fan Namens de Provincie Noord-Holland: G. Busweiler Namens Falck AVD: J. Steenaert D. van Roosmalen
Bijlagen / Scenarioboek Externe Veiligheid / versie 1.0 / april 2011
99