Nota opkomsttijd basisbrandweerzorg Brandweer Drenthe
Vincent van de Griendt, Regionale Brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Nota opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Inhoudsopgave
Adviezen ........................................................................................................................................... 2 Samenvatting .................................................................................................................................... 3 1 Inleiding .................................................................................................................................... 5 1.1 Richtlijnen en normen voor de opkomsttijd.......................................................................... 5 1.2 Visie brandweercommandanten in Drenthe ........................................................................ 5 1.3 Doel van deze nota.............................................................................................................. 6 1.4 Brandbeveiligingsconcepten (1994) .................................................................................... 6 2 Argumenten voor een opkomsttijd van 15 minuten ................................................................. 8 2.1 Inleiding................................................................................................................................ 8 2.2 Een snellere brandweer zal nauwelijks meer mensen kunnen redden ............................... 8 2.3 Vergelijking met verkeersongevallen en de ambulancedienst ............................................ 9 2.4 15 minuten is in de praktijk een voortzetting van de huidige situatie ................................ 10 2.5 De methode die leidt tot de landelijke richtlijnen, is nogal subjectief................................. 10 2.6 In de praktijk is het onmogelijk om aan de scherpe normen te voldoen ........................... 13 2.7 Rookmelders leveren meer (tijds)winst op tegen lage kosten........................................... 14 2.8 Ondersteunen van eigenaren en gebruikers in brandveilig gebruik .................................. 15 3 De opkomsttijd voor de officier van dienst ............................................................................. 16 3.1 Inleiding.............................................................................................................................. 16 3.2 Convenanten Regionaal Officier van Dienst (1999) .......................................................... 16 3.3 Relevante regionale multidisciplinaire opkomsttijden........................................................ 16 3.4 Ontwikkelingen .................................................................................................................. 16 3.5 Conclusie ........................................................................................................................... 17 3.6 Advies ................................................................................................................................ 17 4 Aanpak en uitvoering van de adviezen .................................................................................. 19 4.1 Communicatie naar aanleiding van een raadsbesluit........................................................ 19 4.2 Acties gericht op specifieke doelgroepen .......................................................................... 19 4.3 Kosten en baten................................................................................................................. 20
Nota opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Adviezen
Op basis van de inhoud van deze nota wordt aan de Colleges van Burgemeesters & Wethouders en aan de raden van de gemeenten in Drenthe geadviseerd om 1. De basisbrandweerzorg als volgt in te richten a. voor de eerste eenheid een opkomsttijd conform de norm die al geldt bij verkeersongevallen: in 80% van de prioriteit 1 alarmeringen is de eerste brandweereenheid zo spoedig mogelijk doch binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig; b. voor de officier van dienst een opkomsttijd van 30 minuten. Hierbij gelden de volgende aanvullende adviezen: 2. Het uitgangspunt te bevestigen dat eigenaren en gebruikers van gebouwen, bewoners, respectievelijk de organisaties die groepen mensen huisvesten, zelf hoofdverantwoordelijk zijn voor de brandveiligheidssituatie en de mogelijkheden voor ontvluchting bij brand; 3. Voor “kwetsbare objecten” (met verminderd zelfredzame personen) en voor woningen met zelfstandig wonende gehandicapten of ouderen te bepalen of er aanvulling of verbetering in de brandveiligheidssituatie nodig is; in overleg met de eigenaar / beheerder van het gebouw bepalen welke (aanvullende) maatregelen mogelijk zijn om de brandveiligheidssituatie, indien nodig, te verbeteren; 4. Het ingezette beleid omtrent rookmelders in woningen voort te zetten met als doel om een rookmelderdichtheid van minimaal 80 % te bereiken; 5. De uitvoering van de 15 minuten norm te ondersteunen met een goede voorlichting en communicatie over de eigen verantwoordelijkheid en de toepassing van rookmelders aan de bovengenoemde doelgroepen en aan bedrijven; 6. De rapportages vanuit het regiobureau omtrent de repressieve prestaties jaarlijks te behandelen in de gemeenteraad.
2/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Samenvatting De brandweerkorpsen in Drenthe kunnen niet voldoen aan de landelijke normen voor de opkomsttijd bij brand. Het ministerie van BZK heeft 16 jaar geleden afzonderlijke normen opgesteld voor 70 typen gebouwen voor één of meer tankautospuiten en een redvoertuig. Voor de meeste soorten woningen geldt een opkomsttijd van 8 minuten voor één tankautospuit. Voor de meeste soorten kwetsbare objecten gelden vaak nog scherpere normtijden voor twee tankautospuiten en een normtijd voor een redvoertuig. Mits een gemeente(raad) een andere norm vaststelt, gelden in een gemeente de opkomsttijden van de landelijke richtlijn. De repressieve brandweer is in Drenthe zeer efficiënt gedimensioneerd en ingericht met een aantal uitruklocaties en bemensing die voor het grootste deel bestaat uit ‘vrijwilligers’ en in de plaats Emmen uit beroepsmedewerkers. Onderzoek wijst uit dat een opkomsttijd van 15 minuten voor de eerste brandweereenheid in elke gemeente in Drenthe een afspiegeling is van de maximale mogelijkheden van de huidige situatie. De gemeenteraden van Hoogeveen en Meppel hebben voor alle gebouwen reeds een opkomsttijd van 15 minuten vastgesteld. Dit is gelijk aan de landelijke norm voor de opkomsttijd van de brandweer bij verkeersongevallen. Voor de politie en de ambulancedienst geldt een landelijke norm van 15 minuten voor alle soorten spoedmeldingen. Het advies is om de huidige situatie van de brandweer te formaliseren door de gemeenteraden (waar nog niet gebeurd) te laten besluiten tot het vaststellen van een opkomsttijd van 15 minuten. Het is niet juist dat het hiermee Drenthe minder brandveilig wordt. Er kunnen relativerende opmerkingen worden geplaatst bij de landelijke richtlijnen. Om te beginnen zijn de uitgangspunten subjectief. Het ministerie van BZK hanteert een ‘normatief brandverloop’ met tijdsnormen voor onder andere de ontdekkingstijd. De werkelijkheid laat zich echter moeilijk modelmatig vastleggen. Een brand kent vele vormen en wijzen van ontwikkeling/uitbreiding. In veel gevallen wordt een brand (veel) eerder ontdekt dan de norm en in een (lager) aantal gevallen ook later. Ten tweede zijn de landelijke richtlijnen geënt op de situatie in de grote steden in de Randstad. De geografie en de geografische ontwikkeling van een uitgestrekte plattelandsregio met een lagere bevolkingsdichtheid maakt het voldoen aan de scherpe landelijke opkomsttijden vrijwel onuitvoerbaar. Ook is er een tendens dat de vrijwilligers op steeds grotere afstand van de uitruklocatie gaan wonen en werken. Hierdoor neemt de tijd toe om na het alarm de uitruklocatie te bereiken en anderzijds neemt het (doordeweeks overdag) aantal beschikbare personen af. Op de derde plaats zijn de uitgangspunten van het normatief brandverloop door ontwikkelingen gedeeltelijk achterhaald. Met name het gebruik van rookmelders in woningen is gemeengoed aan het worden. Hierdoor wordt een beginnende brand eerder ontdekt en hebben aanwezigen meer kans om tijdig naar een veilige plaats te vluchten. De tijdwinst is zo groot dat bij een normatief brandverloop de opkomsttijd van de brandweer met wellicht 8 minuten zou kunnen toenemen. De scherpe normen zijn voortgekomen vanuit de gedachte (wens) dat de brandweer eventuele door vuur en/of rook ingesloten personen nog zou kunnen redden. Voor schadebeperking zouden hogere normen kunnen volstaan. Redden is echter lang niet altijd mogelijk; er overlijden ook personen kort na het ontstaan van een brand. Daarnaast is er een eigen verantwoordelijkheid van gebruikers en eigenaren van gebouwen. Reeds genoemd is het toepassen van rookmelders in woningen. In kwetsbare objecten is de aanwezigheid van de juiste aantallen goed geoefende bedrijfshulpverleners essentieel. Uit recent onderzoek blijkt echter dat veel BHV-organisaties niet 3/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
op orde zijn. Het advies is om per (kwetsbaar) object alle aspecten van de brandveiligheidssituatie, waaronder de opkomsttijd en de preventieve situatie, in kaart te brengen en het totaal te beoordelen. Vervolgens kan in overleg met de eigenaar/beheerder worden afgesproken of verbeteringen aangebracht zullen (moeten) worden. Met name de situatie in de “bestaande bouw” verdient extra aandacht. Tot slot wordt aanbevolen dat de brandweer (nog) meer investeert in voorlichting. Momenteel geldt in de gemeenten in Drenthe een opkomsttijd de officier van dienst van 15 minuten voor stedelijke gebieden en 30 minuten voor landelijke gebieden. De opkomsttijd voor de officier van dienst is zodanig dat de snelheid van opschaling van de leiding gelijke treden houdt met die van de operationele eenheden. De landelijke richtlijnen gaan voor de officier van dienst uit van 15 minuten, maar deze tijd is gekoppeld aan de scherpe richtlijn voor de opkomsttijden van de eerste en tweede tankautospuiten. Bij vaststelling van een zorgnorm van 15 minuten voor de eerste tankautospuit kan derhalve de opkomsttijd van de OvD worden vastgesteld op 30 minuten.
4/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
1
Inleiding
1.1 Richtlijnen en normen voor de opkomsttijd De opkomsttijd is de tijd tussen alarmering van de brandweer en het ter plaatse komen van de uitgerukte brandweereenheden. In de Handleiding Brandweerzorg (1992) van het ministerie van BZK zijn richtlijnen voor de opkomsttijden (normen) genoemd voor voertuigen van de brandweer voor 70 typen gebouwen. Er is 100% dekking als de brandweer in alle voorkomende gevallen van brand(melding) voldoet aan de opkomsttijden. 100% dekking kan echter in geen enkele gemeente geborgd worden. Daarom is door het ministerie geformuleerd dat: 1. in ten minste 80 % van de incidenten het betreffende object binnen de normtijd met het vereiste personeel en materieel wordt bereikt; 2. voor de overige 20 % van de incidenten geldt dat deze niet per sé binnen de gestelde opkomsttijd bereikt worden. Dit laat dus ruimte voor de brandweer om incidenteel later dan de vastgestelde zorgnorm te arriveren. Tenzij de gemeenteraad anders heeft besloten, gelden in een gemeente deze landelijke richtlijnen voor de opkomsttijden; ook een rechter zal deze hanteren bij het beoordelen van eventuele schadeclaims. Dat betekent dat in onze gemeente de opkomsttijd van repressieve brandweereenheden voor brand wordt bepaald door de scherpe richtlijnen van het ministerie van BZK. Voor brand zijn die richtlijnen beschreven in de reeds genoemde ‘Handleiding Brandweerzorg’ van 1992. De norm bedraagt voor veel soorten gebouwen 8 minuten. Voor technische hulpverlening is de norm voor de opkomsttijd 15 minuten, zoals vermeld in de ‘Aanvulling Technische Hulpverlening’ van 1996. De in de eerstgenoemde handleiding beschreven opkomsttijden van eenheden bij brand zijn als zorgnorm feitelijk maatgevend voor de dimensionering (personeelsterkte en middelen) van de gemeentelijke brandweren. De opkomsttijd voor technische hulpverlening (vooral bij verkeersongevallen) is niet maatgevend, omdat de norm hoger is dan de norm voor brand.
1.2 Visie brandweercommandanten in Drenthe In regionaal verband hebben de brandweercommandanten in 2006 een opkomsttijd van 15 minuten bij brand geadviseerd, zoals is opgenomen in het eindrapport van het project Brandweer in Drenthe vernieuwt (‘Rood vernieuwt’). In de ‘Beleidsvisie Regionale Brandweer Drenthe 20072010’ ( juli 2007) is ook aandacht gevraagd voor een (mogelijke) invoering van een opkomsttijd van 15 minuten bij brand, ondersteund door een goede voorlichting, het belang van goede preventieve maatregelen (met name rookmelders) en een goede balans tussen de verschillende schakels van de veiligheidsketen. Hiermee wordt volgens de commandanten een afdoende niveau van brandveiligheid bereikt.
5/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
1.3 Doel van deze nota De voorliggende notitie werkt deze aspecten nader uit en beoogt om inzicht te geven in deze complexe materie, zodat leden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders en van de raden van de gemeenten in Drenthe een gefundeerd standpunt kunt innemen over het brandveiligheidniveau in onze gemeente. Dit standpunt is vervolgens bepalend voor de dimensionering van de gemeentelijke brandweerzorg in termen van organisatiewijze/bestel, personele sterke en middelen. De vraag die uiteindelijk beantwoord moet worden, luidt: Waarop wordt de opkomsttijd voor basisbrandweereenheden bij brand in de gemeente gebaseerd? Dit onderwerp moet intergemeentelijk worden beschouwd, omdat in sommige gebieden (basis)brandweerzorg kan worden ontvangen vanuit naastliggende gemeenten (in en buiten Drenthe) dan wel kan worden geboden aan bepaalde gebieden in aangrenzende gemeenten. De nota kan worden gebruikt om beslissers in het gemeentebestuur en eventueel andere belangstellenden en betrokkenen inzicht te geven in de complexe materie van brandveiligheid gerelateerd aan de vast te stellen opkomsttijden.
1.4 Brandbeveiligingsconcepten (1994) De Handleiding Brandweerzorg uit 1992 is direct gerelateerd aan de Brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van BZK (ook al zijn zij twee jaar na de Handleiding Brandweerzorg gepubliceerd). De Brandbeveiligingsconcepten geven een kader voor brandveiligheid en gaan in op de samenhang (balans) van de vele aspecten die bijdragen aan brandveiligheid (planologie, bouwkunde, installatietechniek, inventaris, interne organisatie en gebruik en repressieve inzet van de brandweer). De brandveiligheid van een gebouw is in hoge mate afhankelijk van factoren bouwkunde, installatietechniek, inventaris, interne organisatie en gebruik. De stand van zaken in deze fasen zijn voornamelijk bepalend voor doden en gewonden bij een eventuele brand. De repressieve inzet van de brandweer is in veel mindere mate bepalend voor de kans op doden of gewonden. De Brandbeveiligingsconcepten vermelden voor de diverse gebouwsoorten een aantal (samenhangende) uitgangspunten van brandveiligheid waarop de landelijke richtlijn voor de opkomsttijden bij brand zijn gebaseerd: A. De kans dat gebruikers van een bouwwerk, brandweerpersoneel en andere hulpverleners, slachtoffer worden van een brand moet aanvaarbaar klein zijn. Een bewoner moet een goede kans hebben om zonder noemenswaardig letsel uit de woning te komen (dit wordt een ‘algemeen aanvaarde maatschappelijke waarde’ genoemd). Voor niet zelfredzame personen in een gezondheidszorggebouw geldt dat patiënten bij verblijf in hun verpleegkamer geen gevaar mogen lopen door een brand die buiten hun schuld is ontstaan in die kamer. B. Mensen mogen geen onaanvaardbaar risico op letsel of schade lopen ondanks eventueel minder veilig gedrag van degenen die naast (of onder/boven) hen wonen. Dit is van invloed op het beperken van de uitbreiding van de brand door met name bouwkundige maatregelen 6/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
C.
en het repressieve optreden van de brandweer. Dit betekent dat doorgaans tussen dit gebied en de naast-, boven- of ondergelegen woning een constructie aanwezig is, waardoor gedurende 60 minuten een in dit gebied begonnen brand niet naar die andere woning doorof overslaat. In een celgebouw mag een ingeslotene (gevangene) bij verblijf in een cel geen gevaar lopen ten gevolge van brand in een andere cel of een andere ruimte van het gebouw. De kosten van de brandbeveiligingsmaatregelen en –voorzieningen (onder andere de dimensionering van de brandweer) zullen in een redelijke verhouding staan tot de kosten die een brand met zich meebrengt en de kans dat er brand uitbreekt.
7/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
2
Argumenten voor een opkomsttijd van 15 minuten
2.1 Inleiding Er zijn vele argumenten in de discussie over de opkomsttijden die pleiten voor een hogere opkomsttijd van de brandweer in Drenthe en vergelijkbare (landelijke) regio’s. De volgende argumenten kunnen worden genoemd: 1. Een snellere brandweer zal niet tot nauwelijks meer mensen kunnen redden. 2. Er is geen goed argument waarom moet de brandweer bij brand sneller ter plaatse moet zijn dan bij verkeersongevallen én ook nog eens sneller dan de ambulancedienst die veel meer levens redt. 3. Een opkomsttijd van 15 minuten is in de praktijk een voortzetting van de huidige situatie. 4. De methode die leidt tot de landelijke richtlijnen, is nogal subjectief. 5. In de praktijk is het onmogelijk om aan de scherpe normen te voldoen. 6. Rookmelders leveren meer (tijds)winst op tegen lage kosten. 7. Het ondersteunen van gebruikers en eigenaren bij het brandveilig gebruiken van gebouwen zet meer zoden aan de dijk dan een snellere brandweer. In dit hoofdstuk worden deze argumenten toegelicht.
2.2 Een snellere brandweer zal nauwelijks meer mensen kunnen redden De scherpe normen voor de opkomsttijd van de brandweer bij brand zijn voortgekomen vanuit de nobele gedachte (wens) dat de brandweer eventuele door vuur en/of rook ingesloten personen nog zou kunnen redden. Voor schadebeperking zouden hogere normen kunnen volstaan. Helaas moeten we onder ogen zien dat redden (door omstanders of door de brandweer) echter lang niet altijd mogelijk is; er overlijden ook personen kort na het ontstaan van een brand (voordat de melding gedaan is). Het is simpelweg niet te voorkomen dat er zo nu en dan doden vallen door brand, ook niet als de brandweer snel ter plaatse is. Een illustratie hiervan geeft een onderzoek uit 1989 waarbij honderden woningbranden in Nederland zijn onderzocht. Hierbij leidden 44 branden samen tot 61 dodelijk gewonde slachtoffers. Onderzocht is hoe snel na het begin van brand de dodelijke verwonding (ook bedwelming en dergelijke) ontstaan kan zijn. De analyse heeft onder andere aangetoond dat ongeveer tweederde van de slachtoffers in de gegeven omstandigheden níet door de brandweer had kunnen worden gered, als de brandweer binnen de norm ter plaatse was geweest. Het onderzoek heeft geleid tot het in de onderstaande figuur getoonde gemiddelde beeld. In deze figuur is dus het van geval tot geval verschillende tijdsverloop ' uitgemiddeld' .
8/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Figuur 1: Gemiddeld tijdsverloop van de sterftekans bij branden in woningen waar doden vielen (tijd in minuten na ontstaan). De Handleiding Brandweerzorg brengt binnen de gebouwsoorten van de Brandbeveiligingsconcepten een verdere opsplitsing aan. Deze typen worden op hun beurt nog verder onderscheiden naar de bouwkundige situatie en de preventieve maatregelen. De Handleiding definieert voor elk van deze in totaal 70 objecttypen een ‘klus’ (taak) voor de brandweer. Bij ongeveer 20 objecttypen met een matig tot laag brandveiligheidniveau dan wel een hoog veiligheidsrisico dicht de Handleiding de brandweer in de klus onder andere de taak van redden (en soms ook wegvoeren) toe. Dit leidt tot zeer scherpe normen voor opkomsttijden voor een of twee blusvoertuigen én een redvoertuig (autoladder en hoogwerker). NB: deze normen zijn gebaseerd op het normatief brandverloop. De praktijk zal in veel gevallen anders (erger of minder erg) zijn. De kans dat de brandweer iemand kan redden, neemt uiteraard af naarmate de brandweer (met het juiste materieel) later na het ontstaan van een brand ter plaatse is. Het is echter niet zo dat er nooit meer iemand meer gered zal worden als de brandweer niet binnen de scherpe normtijd ter plaatse is.
2.3 Vergelijking met verkeersongevallen en de ambulancedienst Er is geen goed argument waarom moet de brandweer bij brand sneller ter plaatse moet zijn dan bij verkeersongevallen én ook nog eens sneller dan de ambulancedienst die veel meer levens redt. Hoe rationeel willen we omgaan met de vraag hoeveel doden (en gewonden) bij brand “acceptabel” zijn? Bedenk hierbij dat er in Nederland relatief weinig mensen omkomen bij brand en dat de ambulancedienst veel meer levens redt dan de brandweer. Ter illustratie zijn in de onderstaande tabel enkele indicatieve jaarcijfers opgenomen over van soorten ongevallen (afgeleid van cijfers van de Stichting Consument en Veiligheid over de periode 2000-2005). 9/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
Soort ongeval
Ziekenhuisopnamen
doden
Ongevallen in de privé sfeer Verkeersongevallen
46.000 21.000
2.500 900
Brand
1.100
70
Een argument om te kiezen voor de norm van 15 minuten bij brand, is dat deze norm ook geldt voor technische hulpverlening door de brandweer en voor de hulpverleningsactiviteiten van de ambulancedienst en de politie. Voor technische hulpverlening is de landelijk aanbevolen opkomsttijd (15 minuten) voor de brandweer in onze gemeente (en in heel Drenthe) momenteel net haalbaar. Bij verkeersongevallen moet de brandweer niet later ter plaatse zijn dan de ambulancedienst. De ambulancedienst kan veelal slachtoffers pas (goed behandelen en) transporteren nadat de brandweer voor bevrijding en een veilige werkomgeving heeft gezorgd.
2.4 15 minuten is in de praktijk een voortzetting van de huidige situatie Uit onderzoek blijkt dat de opkomsttijd van 15 minuten een redelijke afspiegeling is van de huidige opkomstprestaties van de brandweerkorpsen in Drenthe. Het dekkingsplan voor de eerst uitrukkende basiseenheid (tankautospuit) is hiermee een bevestiging van de huidige dimensionering (inrichting en organisatie) van de brandweerzorg. Dit kan per gemeente enigszins variëren. De huidige opkomstprestaties zijn impliciet dan wel expliciet geaccepteerd: er zijn geen plannen tot het veranderen van het huidige bestel met voornamelijk vrijwillige brandweermensen
2.5 De methode die leidt tot de landelijke richtlijnen, is nogal subjectief De methode voor het bepalen van de landelijke richtlijnen is beschreven in de Brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van BZK (± 1994). Hierbij zijn een aantal theoretische aannamen gedaan voor het verloop van de brand, die vervolgens tot norm zijn verheven. De werkelijkheid laat zich echter moeilijk modelmatig vastleggen. Een brand kent vele vormen en wijzen van ontwikkeling / uitbreiding. Daarnaast wekt de methode de indruk van grondigheid en wetenschappelijkheid. Er zijn voor 70 typen gebouwen minutieus van elkaar verschillende opkomsttijden (5, 6, 7, 8, 10 en 12 minuten) berekend voor ook nog eens diverse soorten voertuigen (eerste tankautospuit, tweede tankautospuit en redvoertuig). De subjectiviteit van de hele methode met alle minutieuze verschillen in opkomsttijd wordt hieronder toegelicht. Op basis van onderzoek van branden (inmiddels 20 jaar geleden) heeft het ministerie per gebouwsoort een indicatie (norm) opgesteld die het uitgangspunt (maatgevend scenario) is voor het verloop van een brand en de daarmee samenhangende acties van de betrokkenen en de brandweer. Per gebouwsoort onderscheiden de Brandbeveiligingsconcepten een normatief brandverloop. Dit is een doelstellend tijdschema met een onderverdeling in tijdstippen vanaf het moment van ontstaan van een brand tot en met het tijdstip dat de brand onder controle is. Belangrijke tijdstippen zijn die van het ontdekken, het melden aan de brandweer, het inzetten van de brandweer (redden en/of blussen) en het onder controle hebben van een brand door de brandweer (geen uitbreiding meer mogelijk). Hierin wordt bij voorkeur (kennelijk vanwege het gemak) gewerkt met kwartiersmaten c.q. markante momenten in opvolgende perioden van 15 of 30 minuten. Een voorbeeld waaruit de subjectiviteit van deze methodiek blijkt: uit onderzoek is gebleken dat 50 % van de branden in woningen binnen 5 minuten is ontdekt, 67 % binnen 15 10/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
minuten (inclusief melding aan de brandweer) en 80 % binnen 30 minuten. Tussen de 5 en 15 minuten wordt dus maar 17 % meer branden ontdekt. Onduidelijk is waarom het ministerie 15 minuten als de norm (maat) neemt voor de tijd waarin een brand in een woning is ontdekt en gemeld aan de brandweer. De onderstaande grafiek maakt inzichtelijk hoe snel branden in woningen worden ontdekt (Bron: Brandbeveiligingsconcept Woningen en Woongebouwen,1994, Ministerie van BZK). Dit onderzoek is uitgevoerd in 1989 toen er nog niet of nauwelijks rookmelders in woningen werden gebruikt (vanaf 2003 is het wettelijk verplicht om in woningen rookmelders te installeren die zijn aangesloten op het electriciteitsnetwerk).
Figuur 2: de snelheid waarin branden worden ontdekt (ontdekkingstijd)
Een ander voorbeeld waaruit de subjectiviteit van de methodiek blijkt: uitgangspunt van de bouwregelgeving is dat een brand zich niet mag uitbreiden door/langs een brandwerende scheiding van 60 minuten; als maat wordt genomen dat de brandweer een brand 60 minuten na het ontstaan onder controle heeft (‘brand meester’). In de praktijk is dit niet altijd het geval. Het is belangrijk dat personen in gebouwen de gelegenheid krijgen zich te realiseren dat er brand is en ze nog de tijd hebben het pand veilig te ontvluchten. Het is daarom belangrijk dat een brand een zekere tijd beperkt blijft tot de ruimte/zone waar hij is ontstaan. Om dat te bereiken verlangt de regelgeving dat (grotere) gebouwen (kunnen) worden opgedeeld in brandcompartimenten. De 11/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
bouwregelgeving (c.q. vergunningverlening) eist bij onder andere woon- en industriegebouwen dat rookwerende scheidingen en het trappenhuis minimaal 30 minuten de rook van een brand moeten kunnen tegenhouden. Het uitgangspunt is van de Brandbeveiligingsconcepten is daarom dat tot 30 minuten na het ontstaan van een brand iedere aanwezige zonder hulp van de brandweer veilig het gebouw kan verlaten. In dezelfde redenering moet de brandweer bij dergelijke gebouwen binnen 30 minuten na aanvang van een brand ter plaatse gereed is om met de juiste middelen een inzet (blussing en eventueel redding) te plegen. Vanuit deze 30 minuten wordt in de Brandbeveiligingsconcepten teruggerekend en berekend hoeveel aanrijtijd er resteert voor de brandweer. Hierbij wordt bij afwezigheid van rookmelders, zoals gezegd, uitgegaan van de ontdekkings- en meldtijd van 15 minuten, met als uitgangspunt de áfwezigheid van rookmelders of een brandmeldinstallatie. Bij grotere gebouwen heeft de brandweer meer tijd nodig om een inzet voor te bereiden (als norm geldt 7 minuten), waardoor de brandweer hier sneller ter plaatse moet zijn. Voor een woongebouw zonder brandmeldinstallatie gaat het normatief brandverloop eveneens uit van ontdekking en melding binnen 15 minuten. Een verschil met éénsgezinswoningen is dat door rookwerende voorzieningen alle bewoners binnen 30 minuten na het ontstaan van een brand zonder hulp van de brandweer het gebouw veilig moeten kunnen verlaten. Voor een gezondheidszorggebouw (zoals een ziekenhuis) wordt uitgegaan van de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking, zodat ontdekking en alarmering van bedrijfshulpverleners en melding aan de brandweeralarmcentrale plaatsvindt binnen 1 minuut na het ontstaan van een brand. Binnen 5 minuten na het ontstaan van de brand zijn de patiënten vanuit de brandende kamer naar een veilige plaats gebracht. Voor het tijdig verplaatsen van de aanwezigen is onder andere de opleiding en geoefendheid van de bedrijfshulpverleners van groot belang. De kans dat de brandweer, die geacht wordt binnen 9 minuten na melding aanwezig te zijn, toch nog reddend moet optreden, is niettemin groter dan in andere typen gebouwen. Deze gebouwen vragen dus bijzondere aandacht. De situatie in een celgebouw is dermate specifiek dat hierin op deze plaats volstaan wordt met de volgende opmerkingen uit het betreffende Brandbeveiligingsconcept. Naast de verantwoordelijkheid van de overheid voor de veiligheid van ingeslotenen, hebben zij ook een eigen verantwoordelijkheid (in mindere mate bij psychiatrische inrichtingen). De brandweer houdt zich in beginsel niet bezig met de redding van ingeslotenen om te voorkomen dat zij tijdens de uitoefening van haar taak wordt overvallen door ingeslotenen. De langdurig ingeslotene heeft, net zoals in de eigen woning het geval is, de mogelijkheid zichzelf te beschermen door het plaatsen van een rookmelder in de cel, waardoor hij/zij in geval van brand in de cel op tijd wordt gewaarschuwd. Voor woningen geldt dat de ‘slapende toestand’ van bewoners maatgevend is voor de brandveiligheid. Uit de statistiek blijkt dat zelfs in relatief brandveilige woningen slachtoffers kunnen vallen wanneer daar brand uitbreekt. Dit is grotendeels te verklaren doordat branden niet altijd tijdig worden ontdekt. Het normatieve brandverloop gaat, zoals al gezegd, uit van ontdekking na 15 minuten. Echter ook bij de relatief snel ontdekte (dat wil zeggen binnen 5 minuten) branden blijken slachtoffers te kunnen vallen. Dit hangt samen met de mogelijkheid van een snelle brandontwikkeling en rookverspreiding. Het normatieve verloop bij een brand in een eengezinswoning zonder rookmelder gaat uit van melding aan de brandweeralarmcentrale binnen 15 minuten na het ontstaan van een brand. Vervolgens is de norm dat aanwezigen de woning binnen 16 minuten na het ontstaan van de brand zónder hulp van de brandweer kunnen ontvluchten. Het volgende markante moment is 25 minuten na het ontstaan van de brand: vanaf 12/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
25 minuten na het ontstaan van de brand zal de brandweer eventuele bedreigde bewoners binnen de komende 5 minuten moeten kunnen redden. Maar onderzoek van branden in 1989 heeft uitgewezen dat de kans op overlijden van personen die op dat moment nog niet naar een veilige plaats zijn gevlucht, al is opgelopen tot 70 % (zie figuur 1).
2.6 In de praktijk is het onmogelijk om aan de scherpe normen te voldoen De praktijk laat zien dat in 2006 bij 70 % van de branden in Nederland een opkomsttijd van meer dan 8 minuten wordt gerealiseerd. In 2000 was dit bij 46 % van de branden het geval (Brandweerstatistiek 2006 CBS, pag. 20). De opkomsttijd neemt landelijk gestaag toe en overschrijdt in veel gevallen de normen van de Handleiding Brandweerzorg. Het aantal doden en gewonden door brand neemt echter niet toe. Een van de oorzaken van deze toename zijn de verkeersbelemmerende maatregelen sinds het verschijnen van de Handleiding 20 jaar geleden toegenomen en zijn vrijwilligers verder van de uitruklocatie gaan wonen en werken. Dit is uiteraard van invloed om de mogelijkheden om nog (tegen gelijkblijvende kosten) te kunnen voldoen aan de scherpe normen van de Handleiding. Voor de brandweer in onze gemeente is het evenals voor de meeste brandweerkorpsen in Nederland onmogelijk om ook maar enigszins te voldoen aan de normen van de Handleiding Brandweerzorg. Zelfs met het fors uitbreiden van het aantal redvoertuigen en brandweerposten of het aanpassen van het huidige bestel (met voornamelijk vrijwillige brandweermensen) kunnen de normen in onvoldoende mate worden gehaald. Deze praktische onuitvoerbaarheid heeft vooral te maken met de geografie van een plattelandsregio. De bevolkingsdichtheid c.q. woningdichtheid is relatief laag en het gebied tussen woonkernen uitgestrekt. Alleen in zeer grote steden met diverse beroepsposten zijn de landelijke richtlijnen voor brand wellicht haalbaar. Dit beeld wordt bevestigd door de Brandweerstatistiek 2006 van het CBS. De Handleiding Brandweerzorg lijkt ontworpen te zijn vanuit en voor de situatie in de grote steden in de Randstad met een beroepsbrandweer. Het is onuitvoerbaar om in een gebied als Drenthe de huidige brandweerposten met vrijwilligers om te bouwen tot kazernes met beroepskrachten om wellicht aan de landelijke normen voor de opkomsttijden te voldoen. Daarnaast is de vraag of de baten van het dichter benaderen van de landelijke richtlijnen voor de opkomsttijden opwegen tegen de kosten van de rigoureuze maatregelen die hiervoor nodig zouden zijn. Ter illustratie: de kosten van een beroepsbezetting van een brandweerpost bedragen ten minste het vijfvoudige van de kosten van een vrijwillige bezetting. Met de vastgestelde prestatie-eis voor de basisbrandweerzorg kunnen in geval van nieuwbouwplannen berekeningen uitgevoerd worden wat de beste locaties zijn voor brandweerposten. Hierbij kan rekening gehouden worden met zowel de locaties van wonen en werken van de brandweermedewerkers. In een recent rapport van de inspectie Openbare Orde en Veiligheid (‘Operationele Prestaties Brandweer Opkomsttijden’, december 2007) worden een aantal aanbevelingen gedaan om de opkomsttijd te verlagen. Sommige aanbevelingen zijn niet realistisch, terwijl andere aanbevelingen slechts marginaal zullen helpen. Deze maatregelen zullen hooguit helpen om de tendens van steeds hogere opkomsttijden tot staan te brengen. Het gaat te ver om hier op deze plaats uitbereid op in te gaan. De Inspectie gaat er impliciet van uit dat de landelijke
13/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
opkomsttijden in het verleden wèl gehaald werden. Het is niet waarschijnlijk dat dit ooit het geval geweest. Onderzoeksgegevens hierover ontbreken.
2.7 Rookmelders leveren meer (tijds)winst op tegen lage kosten Een zorgnorm van 15 minuten voor alle soorten objecten wijkt af van de landelijke richtlijnen. De scherpe landelijke richtlijnen door de tijd zijn achterhaald en passen niet bij een meer landelijke regio als Drenthe. In de geest van de tijd kan een medeverantwoordelijkheid van de inwoners voor hun veiligheid (zelfredzaamheid) worden benadrukt. Door te investeren in andere schakels van de veiligheidsketen, met name pro-actie, preventie en preparatie door bijvoorbeeld rookmelders en goede preventieve voorzieningen, kunnen de (meeste) mensen tegenwoordig zelf vrij eenvoudig sterk bijdragen aan hun eigen veiligheid. Branden in woningen en woongebouwen vormen bijna de helft van alle binnenbranden en zijn eveneens verantwoordelijk voor ruim de helft van doden bij brand in woningen (zie ook Brandweerstatistiek 2006, CBS, pag. 20 en 41). Door het toepassen van rookmelders in de eigen woning wordt de tijdsduur waarin een brand wordt ontdekt verkort. In gebouwen met een brandmeldinstallatie wordt voor de ontdekkingstijd normatief 5 minuten aangehouden. In woningen is de verkorting van de ontdekkingstijd afhankelijk van de mate waarin en de kwaliteit waarmee hij zijn huis van rookmelders heeft voorzien. Als dat goed is gebeurd, zal ook de ontdekkingstijd in woningen zo’n 5 minuten bedragen. Daarmee hebben de bewoners na melding 8 minuten meer tijd om te vluchten naar een veilige plaats. Dit leidt tot een acceptabele zorgnorm/opkomsttijd van zo’n 15 minuten, waarmee nog steeds recht wordt gedaan aan de bovengenoemde uitgangspunten van de Brandbeveiligingsconcepten. Het effect van rookmelders in eensgezinswoningen kan in de onderstaande schema’s, die zijn gebaseerd op het - subjectieve - normatief brandverloop, worden getoond. Het eerste schema toont het normatieve brandverloop zónder rookmelders: Minuten 0
15
Ontdekkings- en meldtijd Zonder rookmelder
23 Opkomsttijd
25 Inzet tijd
30 Redtijd/ Blustijd
-----
60
Blustijd
De normatieve fasen in het brandverloop in eensgezinswoningen zien er als volgt uit mét toepassing van rookmelders in combinatie met een opkomsttijd van 15 minuten: Minuten 0 Ontdekkingsen meldtijd mét rookmelder
7
22 Opkomsttijd
Inzet tijd
24 Redtijd/ Blustijd
30
-----
60
Blustijd
Zoals al vermeld zijn rookmelders in nieuwbouw vanaf 2003 verplicht. De mogelijkheden voor tijdige ontvluchting bij brand en het tijdig kunnen waarschuwen van de brandweer worden op deze manier aanmerkelijk vergroot. Hier wordt tevens het belang aangetoond van een blijvende aandacht en voorlichting. 14/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
2.8 Ondersteunen van eigenaren en gebruikers in brandveilig gebruik Het ondersteunen van gebruikers en eigenaren bij het brandveilig gebruiken van gebouwen zet meer zoden aan de dijk dan een snellere brandweer. Gebruikers en beheerders van gebouwen hebben een eigen verantwoordelijkheid om hun gebouw brandveilig te gebruiken. Niet altijd is de kennis en de drive aanwezig om deze verantwoordelijkheid afdoende in te vullen. In het project ‘Brandweer in Drenthe vernieuwt’ is daarom geadviseerd om speciaal te kijken naar alle zogeheten kwetsbare objecten. Voor de veiligheid van zorgcentra en gezondheidszorggebouwen hebben de bedrijfshulpverleners (BHV) een belangrijke rol bij het in veiligheid brengen (redden) van niet zelfredzame personen. Uit een in 2007 door de RBD verrichte quickscan naar de brandveiligheid in 13 bejaardenoorden en verpleegtehuizen blijkt dat op dit punt nog (veel) winst geboekt kan worden. Enkele van de – niet geruststellende – conclusies zijn: • De bezetting van de BHV-organisatie van een verpleeghuis verschilt erg met die van een zorginstelling. In de dag- en nachtsituatie verschilt de BHV bezetting tevens. De personeelsbezetting is gebaseerd op de zorgvraag, niet op de veiligheid. • In een zorgcentrum zijn ’s nachts minimaal 2 en maximaal 3 personeelsleden aanwezig, deze zijn niet in alle gevallen opgeleid tot BHV-er. • In een verpleeghuis zijn ’s nachts minimaal 3 en maximaal 8 personeelsleden aanwezig, deze zijn voor een groot deel opgeleid tot BHV-er. • De taken die een BHV-organisatie behoort uit te voeren, zijn bekend bij de instellingen. Deze taken zijn, gezien de bezetting, praktisch niet uit te voeren tijdens een calamiteit in de avondof nachtsituatie. • 8 van de 13 BHV organisaties oefenen niet of nauwelijks (1 x per jaar) buiten de reguliere herhalingscursus om. • Het veiligheidsbewustzijn is bij de geïnterviewde BHV-ers duidelijk aanwezig, maar op de werkvloer verschilt dit bewustzijn. De brandweer kan helpen om de brandveiligheidssituatie in kaart te brengen en in overleg met de gebruikers en eigenaren bespreken welke (aanvullende) maatregelen getroffen moeten worden om de veiligheid van de gebruikers te bevorderen. Feitelijk moet de brandveiligheidssituatie, wellicht nog grondiger dan in deze quickscan is gebeurd, voor alle kwetsbare gebouw/objecten tegen het licht worden gehouden. Waar de (berekende) opkomsttijd van de brandweer hoog is in relatie tot de veiligheid van de gebruikers, kunnen aanvullende maatregelen getroffen moeten worden om de veiligheid van de gebruikers te bevorderen. Hierbij gaat het om maatwerk met speciale aandacht voor ‘bestaande bouw’. Deze aandacht zou ook moeten uitgaan naar verminderd zelfredzame personen in woningen en woongebouwen. De brandweer kan een uitgebreide inventarisatie doen en onderzoek verrichten. Dit zou kunnen leiden tot het advies om in de bestemmingsplannen voor nieuwbouw rekening te houden met de aanrijtijd van de brandweer.
15/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
3
De opkomsttijd voor de officier van dienst
3.1 Inleiding De primaire taak van de functie officier van dienst (OvDB) is het invullen van de eenhoofdige leiding op de plaats van het incident, wanneer meer dan één basiseenheid wordt ingezet. De OvDB wordt opgeroepen vanaf de meldingsclassificatie ‘middelincident’. Hij/zij wordt dus gelijktijdig gealarmeerd met de tweede basiseenheid. Hiermee wordt invulling gegeven aan het landelijke uitgangspunt dat de OvDB kort voor of kort na de tweede eenheid ter plaatse is.
3.2 Convenanten Regionaal Officier van Dienst (1999) In het vigerende Drentse Convenant Regionaal Officier van Dienst (1999) is vastgelegd dat de opkomsttijd van een OvD in ‘stedelijk gebied’ 15 minuten bedraagt en dat in ‘landelijk gebied’ een opkomsttijd van 30 minuten aanvaardbaar wordt geacht. Deze tijden zijn ingegeven door de toenmalige haalbaarheid en de toenmalige (vermeende) opkomsttijden van de tweede basiseenheid.
3.3 Relevante regionale multidisciplinaire opkomsttijden Multidisciplinair heeft een OvDB zitting in het CoPI. Voor het CoPI in Drenthe is door het Algemeen Bestuur van de RBD op 18 april 2007 een opkomsttijd van 30 minuten vastgesteld. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen ‘stedelijk’ en ‘landelijk’ gebied. De opkomsttijd van het CoPI geldt uiteraard niet alleen voor de OvDBrandweer, maar ook voor de opkomsttijd van de overige leden van het CoPI, waaronder de officieren van dienst van de politie (OvDP) en GHOR (OvDG), en van de faciliteiten (met name de Commando-haakarmbak). De Drentse norm van 30 minuten komt overeen met landelijke documenten (zoals de Leidraad Operationele Prestaties en het concept Basisvereisten Crisismanagement). Bij een CoPI (GRIP1, 2, 3 of 4) wordt ook altijd meteen de OvDB van het aangrenzende OvDBpiketgebied gealarmeerd. Deze kan de functie Leider CoPI gaan invullen of de andere OvDB ondersteunen. De tweede OvDB kan veelal in 30 minuten ter plaatse zijn. Deze haalt dus een opkomsttijd van 30 minuten.
3.4 Ontwikkelingen In de afgelopen jaren zijn er drie ontwikkelingen te signaleren die aanleiding vormen om de huidige norm voor de opkomsttijd de OvDB in Drenthe te heroverwegen: − De opkomsttijd van de eerste basiseenheid is hoger geworden of blijkt bij recent onderzoek hoger te liggen dan in het verleden gedacht. De commandanten en het Algemeen Bestuur van de RBD denken dat voor de eerste tankautospuit ook bij brand een opkomsttijd van 15 minuten realistisch en aanvaardbaar is in plaats van 5 tot 8 minuten. De opkomsttijd voor de tweede basiseenheid is altijd hoger dan de opkomsttijd van de eerste basiseenheid en ook hoger dan in het verleden (gedacht) omdat 16/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
-
− −
de tweede eenheid meestal afkomstig is uit een andere post die per definitie op grotere (rij)afstand is gelegen van het incident; - in het geval dat de betreffende post wel over een tweede eenheid beschikt, het opkomen van (meer) personeel voor een tweede eenheid vaak langer duurt. De aanrijtijd van de hulpverleningsdiensten naar een incident neemt toe door toegenomen verkeersbelemmerende maatregelen en verkeersdrukte. De indeling van de piketgebieden is veranderd. De OvDB-clusters zijn efficiënter en flexibeler ingericht waardoor de verzorgingsgebieden zijn vergroot. De tendens is dat de invulling van de piketten steeds flexibeler wordt. Er zijn meer vormen van intergemeentelijke samenwerking waardoor gemeenten meer/vaker gebruik maken van elkaars officieren. Hiermee verband houdend is in diverse gebieden de personele samenstelling van de officierspiketten (gedeeltelijk) gewijzigd en zijn soms de regels/afspraken omtrent de grenzen van de woongebieden verruimd. Hierdoor kan de opkomsttijd van de OvDB ook in stedelijk gebied op sommige momenten hoger zijn dan 15 minuten, afhankelijk van de woon- en werkplaatsen van de deelnemers aan het piket. De huidige praktijk wijst uit dat in de grotere plaatsen als Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel, waarschijnlijk niet meer in 80% van de gevallen de huidige norm van 15 minuten opkomsttijd wordt gerealiseerd.
3.5 Conclusie Op basis van bovenstaande ontwikkelingen kan worden gesteld dat een scherpe norm voor de opkomsttijd voor de OvDB van 15 minuten in stedelijk gebied in Drenthe niet meer geheel logisch is. Hiervoor gelden kortweg twee redenen: − Een opkomsttijd voor de OvD van 15 minuten is relatief scherp geworden gezien de opkomsttijd van 15 minuten voor de eerste tankautospuit en van naar schatting 20 tot 25 minuten voor de tweede tankautospuit. − Een opkomsttijd voor de OvD van 15 minuten belemmert een efficiënte(re) en flexibele inrichting en organisatie van de OvD-piketten (in de toekomst). Waar in stedelijk gebied voor de eerste eenheid een opkomsttijd van 15 minuten is/wordt vastgesteld (door de gemeenteraad) kan ook de opkomsttijd van de OvD worden verhoogd. De opkomsttijd voor de OvD kan echter maximaal worden vastgesteld op 30 minuten vanwege − het tijdig kunnen maken van een inzetplan en het tijdig kunnen coördineren van de acties van de eerste en tweede basiseenheid; − de opkomsttijd die geldt voor het CoPI. Als de opkomsttijd kan worden verhoogd, is voor de eenduidigheid een opkomsttijd van 30 minuten te verkiezen. Benadrukt wordt dat deze verhoging waar gewenst ruimte biedt voor flexibiliteit (in de toekomst), maar dat altijd blijft gelden: zo spoedig mogelijk.
3.6 Advies Geadviseerd wordt 1. om de opkomsttijd voor de functie officier van dienst voor stedelijk gebied regionaal op 30 minuten te stellen, gelijk aan de opkomsttijd die al geldt voor landelijk gebied en voor de multidisciplinaire opschaling;
17/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
2.
3. 4.
om de verhoging van de opkomsttijd voor de OvD in elke gemeente mee te nemen in een voorstel over de opkomsttijd van de eerste bluseenheid aan het College van Burgemeester en Wethouders en vervolgens aan de gemeenteraad; hierbij te benadrukken dat altijd blijft gelden: zo spoedig mogelijk; deze mutatie technisch te verwerken bij een eerstvolgende actualisatie van het Convenant ROVD c.q. bij het overeenkomen van de voorgenomen Regionale Regeling Operationele Leiding.
Voorwaarde van het advies is dat de gemeenteraden tegelijkertijd ook de opkomsttijd van de eerste eenheid op 15 minuten inderdaad vaststellen.
18/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
4
Aanpak en uitvoering van de adviezen
4.1 Communicatie naar aanleiding van een raadsbesluit Indien de gemeenteraad instemt met de voorstellen, zullen over het besluit de volgende acties op gebied van communicatie plaatsvinden: Doelgroepen: a. Pers (lokaal en regionaal) → via lokale media Periode: binnen 24 uur na raadsbesluit b.
Inwoners → via publicatie in lokale krant Periode: binnen 2 weken na raadsbesluit
c.
Aangrenzende gemeenten (in Nederland) → via brief Periode: binnen vier weken na raadsbesluit
d.
Kwetsbare objecten (opgenomen in risicokaart) − Eigenaren en huurders → via brief − Bewoners → via brief Periode: binnen 2 maanden na raadbesluit e.
Bedrijven → via brief Periode: binnen 2 maanden na raadsbesluit
4.2 Acties gericht op specifieke doelgroepen Zoals geadviseerd in deze nota zullen binnen de gemeente door de brandweer de volgende acties worden ontplooid die zijn gericht op een aantal specifieke doelgroepen. Hieronder staat een raamwerk, dat in de gemeente nader en planmatig uitgewerkt kan worden. De districtveiligheidsadviseurs van de Regionale Brandweer Drenthe kunnen de gemeentelijke brandweer hierbij ondersteunen en faciliteren. A.
De kwetsbare objecten (woongebouwen voor de niet of minder zelfredzamen, zoals gehandicapten en ouderen): − Inventariseren van de relevante locaties; − Bepalen wat de (theoretische) opkomsttijden zijn; − De afwijking, c.q. mate van veiligheid duidelijk zichtbaar maken voor de eigenaren en gebruikers van gebouwen en de gemeenteraad; − (per kwetsbaar object) besluiten/afsluiten dat aanvullende maatregelen nodig zijn, dan wel dat de afwijkingen geaccepteerd worden; − Beschrijven van mogelijk oplossingsrichtingen voor deze gevallen. Hiervoor loopt een pilot in de gemeenten Emmen, Coevorden en Borger-Odoorn. Het is raadzaam om de uitkomsten hiervan af te wachten. Deze worden medio 2007 verwacht.
19/20
Nota Opkomsttijd basisbrandweerzorg, brandweer Drenthe, 24 januari 2008
B.
De zelfstandig wonende gehandicapte of oudere inwoner: − Rookmelders beschikbaar stellen
; − Adviseren met betrekking tot het gebruik van blussystemen en ontvluchtingsystemen (wellicht kunnen hier maatregelen getroffen worden die vallen onder de WMO of de WVG).
C.
De (overige) inwoners: − Het gebruik van rookmelders en blussystemen stimuleren tot een rookmelderdichtheid van minimaal 80% .
D.
De bedrijven: − Communiceren wat de prestatienorm van de brandweer is; − Maatregelen ter beveiliging adviseren.
4.3 Kosten en baten Er zijn geen kosten gemoeid met het vaststellen van de zorgnorm voor de repressieve basisbrandweerzorg op 15 minuten voor de eerste brandweereenheid en een norm voor de opkomsttijd van de officier van dienst op 30 minuten. De baten bestaan er uit dat er geen (dure) maatregelen nodig zijn om aan de landelijke richtlijn te gaan voldoen. Het verstrekken van rokmelders zal geld kosten afhankelijk van aantallen en de mate waarin men bewoner slaat meebetalen. Meebetaling wordt geadviseerd omdat dit een betere garantie geeft voor het op termijn in stand houden van de rookmelders (hoofdzakelijk vervangen batterijen en regelmatig testen). Met de algemene voorlichting en ondersteuning van gebruikers en eigenaren van gebouwen met verminderd zelfredzame personen kunnen kosten gemoeid zijn. Deze activiteiten zullen door de Regionale Brandweer Drenthe met personeel (medewerker publiekseducatie) worden ondersteund.
20/20