Nota investerings,waarderingsen afschrijvingsbeleid 2013
Versie november 2013
Inhoudsopgave
Pagina
1. 1.1 1.2 1.3
Algemeen Inleiding Doel van de Nota Leeswijzer
3 3 3 3
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Wettelijk kader Algemeen Investeringen met economisch nut (art. 59, lid 1 BBV Investeringen met maatschappelijk nut (art. 59, lid 4 BBV Kosten van onderzoek en ontwikkeling (art. 60 BBV) Bijdragen aan activa in eigendom van derden (art. 61 BBV Ongedekte tekorten
4 4 4 5 5 5 5
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Beleidsregels aanmelden en uitvoeren investeringen Nieuwe investeringen Vervangingsinvesteringen Afzonderlijke besluitvorming over investeringen Voorbereiding kredieten Termijn beschikbaarheid kredieten
6 6 6 6 6 7
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Waardering Waarderingsgrondslag Bruto – en netto activeren Activeren investeringen economisch nut Activeren investeringen maatschappelijk nut BTW Minimum eisen activeren
8 8 8 8 8 8
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
Afschrijving van activa Algemeen Onderhoud versus activeren Afschrijvingsmethode Afschrijvingstermijnen Componentenbenadering Startmoment van afschrijven Restwaarde en inruilwaarde Afschrijven op grond Sloopkosten Kunstvoorwerpen Extra afschrijvingen
9 9 9 9 9 9 10 10 10 10 10 10
6. 6.1 6.2
Rentetoerekening Algemeen Toerekening rentelasten
11 11 11
7. 7.1 7.2. 7.3 7.4 7.5 7.6
Toepassen waarderings- en afschrijvingsbeleid Bestuurlijke samenvatting Citeertitel Ingangsdatum Budgettaire consequenties Actualisatie Slotbepaling
12 12 12 12 12 12 12
Bijlage 1: Bijlage 2:
Afschrijvingstermijnen Schema type investeringen en mogelijkheden tot activeren
13 15
2
1.
Algemeen
1.1 Inleiding Deze nota betreft een actualisatie van de nota afschrijvingsbeleid uit 2006. In de gemeentewet is opgenomen dat de raad het financiële beleid vaststelt. Het investerings- waarderings- en afschrijvingsbeleid heeft een grote invloed op de exploitatie en de vermogenspositie van de gemeente. Een transparant beleid vormt één van de kaders voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. Ten opzichte van de vorige nota uit 2006 is nieuw dat in deze nota ook beleidsregels zijn opgenomen met betrekking tot het aanvragen van kredieten. De afschrijvingstermijnen uit de nota van 2006 zijn geëvalueerd en daar waar nodig aangevuld c.q. aangepast. 1.2 Doel van de nota Voor het realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen zijn ook investeringen noodzakelijk. Van een investering is sprake als het gaat om een, meestal qua omvang wat grotere, uitgave waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, de zogenoemde vaste activa. Om ook in financieel opzicht tot uitdrukking te brengen over welke termijn de investering nut met zich meebrengt, wordt de investering over deze termijn afgeschreven. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bevat een aantal dwingend voorgeschreven regels, maar laat ook enkele keuzemogelijkheden open. Doel van deze nota is vast te leggen hoe Hof van Twente met de gemeentelijke investeringen omgaat. De nota geeft beleidskaders over investeren, activeren, waarderen en afschrijven. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze beleidsnota wordt het wettelijk kader op grond van de relevante artikelen uit het BBV weergegeven. Hoofdstuk 3 betreft de regels voor het aanmelden en uitvoeren van investeringen. Hoofdstuk 4 beschrijft de waarderingsgrondslag. De verschillende aspecten die een rol spelen bij afschrijving worden in hoofdstuk 5 benoemd. Hoofdstuk 6 gaat in op de methode van toerekenen van rentekosten aan investeringen. Tot slot is in hoofdstuk 7 een bestuurlijke samenvatting en conclusie opgenomen; de voorstellen tot wijziging van het beleid en de budgettaire consequenties. Bijlage 1 geeft de verschillende afschrijvingstermijnen weer; een schematische weergave van de verschillende investeringen en de mogelijkheden tot activeren is als bijlage 2 bij deze notitie gevoegd.
3
2.
Wettelijk kader
2.1 Algemeen Het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies (BBV) schrijft voor dat bij gemeenten het stelsel van baten en lasten wordt gehanteerd. Ten laste van de exploitatie van een bepaald boekjaar mogen dus slechts uitgaven gebracht worden, die op dat specifieke jaar betrekking hebben. Daarnaast investeert de gemeente jaarlijks grote bedragen in kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen (bezittingen) worden ook wel vaste activa genoemd. Kapitaallasten zijn de rente- en afschrijvingslasten van investeringen. De vaste activa worden op basis van het BBV (art. 33) onderverdeeld in: Immateriële vaste activa
Disagio (rentekosten die bij aanvang van de lening ineens moeten worden voldaan), kosten van het sluiten van geldleningen en kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald activum zijn posten die op dit onderdeel kunnen worden geactiveerd.
Materiële vaste activa
Bij dit onderdeel is het onderscheid van belang tussen activa met economisch nut en activa met uitsluitend maatschappelijk nut.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa bestaat uit een aantal onderdelen: Aandelenbezit (uitsluitend ten behoeve van de publieke taak) Kapitaalverstrekkingen aan Gemeenschappelijke Regelingen Kapitaalverstrekkingen aan andere verbonden partijen (bijvoorbeeld startkapitaal stichting) Leningen u/g (uitgezet geld) Geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden Overige uitzettingen >= 1 jaar (b.v. obligatie)
Economisch nut
Investeringen met een economisch nut moeten worden geactiveerd. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen., bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen. Uitzonderingen hierop vormen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde. Deze worden niet geactiveerd.
Maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut mogen worden geactiveerd. Investeringen hebben een maatschappelijk nut indien er geen baten in bedrijfseconomische zin uit deze investeringen worden gegenereerd. Deze investeringen leveren gedurende een aantal jaren een bijdrage aan het maatschappelijke nut (bijvoorbeeld brug, wegen) In het BBV wordt een voorkeur gegeven om investeringen met maatschappelijk nut niet of gedurende een zo kort mogelijke periode te activeren.
Conform de artikelen 56 t/m 65 uit het BBV zijn er meerdere mogelijkheden tot activeren. 2.2 Investeringen met economisch nut (art. 59, lid 1 BBV) Volgens het 1e lid van artikel 59 van het BBV worden investeringen met economisch nut altijd geactiveerd. Dit gebeurt voor het bruto bedrag van de investering. Dit betekent dat beschikkingen over reserves niet in mindering op het actief mogen worden gebracht. Wel mogen volgens artikel 62 2e lid financiële bijdragen van derden in mindering gebracht worden op de waardering van het actief, mits zij een directe relatie hebben met het actief.
4
2.3 Investeringen met maatschappelijk nut (art. 59, lid 4 BBV) De wetgever is van mening dat het de voorkeur verdient om investeringen met maatschappelijk nut niet te activeren. Aangezien dit ertoe zou kunnen leiden dat gemeenten belangrijke investeringen niet meer zouden kunnen doen, mogen deze investeringen eventueel wel worden geactiveerd. 2.4 Kosten van onderzoek en ontwikkeling (art. 60 BBV) Deze kosten kunnen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: - De gemeente is voornemens het actief waarvoor de kosten worden gemaakt te gebruiken of te verkopen; - De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast; - Het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut opleveren; - De uitgaven die gemaakt worden en aan het actief toegerekend worden zijn betrouwbaar. 2.5 Bijdragen aan activa in eigendom van derden (art. 61 BBV) Deze bijdragen kunnen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: - Er is sprake van een investering door een derde; - De investering draagt bij aan de publieke taak; - De derde verplicht zich tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen; - De bijdrage kan worden teruggevorderd als de derde in gebreke blijft, of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. 2.6 Ongedekte tekorten Volgens het BBV mogen ongedekte tekorten (negatief exploitatieresultaat) niet worden geactiveerd. Deze dienen rechtstreeks ten laste van de (algemene) reserve te worden gebracht.
5
3. Beleidsregels aanmelden en uitvoeren investeringen Investeringen hebben een grote invloed op de gemeentelijke exploitatie en vermogenspositie. Een volledig en tijdig inzicht in de komende investeringen is daarom van groot belang. Om dit te bereiken worden nadere regels ingesteld voor het aanvragen en uitvoeren van investeringen. Investeringen worden bij de kadernota geïnventariseerd. Immers bij de kadernota vindt ook de integrale afweging plaats ten behoeve van de op te stellen programmabegroting. De investeringsaanvraag dient voorzien te zijn van een goede motivering en onderbouwing, een realistische planning van de uitvoering en de verwachte oplevering c.q. ingebruikname. Deze informatie is van belang voor een goede planning voor het opnemen van de kapitaallasten in de begroting en de financieringsbehoefte. De investeringen worden opgenomen in een MeerjarenInvesteringsProgramma (MIP). Bij de aanmelding van investeringen dient te worden aangegeven welke prioriteit de investering heeft. Daarbij zijn de volgende prioriteiten te onderscheiden: onontkoombaar en onuitstelbaar (code I); (bijv. externe factoren of hogere regelgeving) onontkoombaar echter uitstelbaar (code II); idem, maar geen vaststaande termijn) wenselijk (code III) ; (vrije beleidskeuze) Bij de behandeling van de kadernota geeft de raad aan welke investeringen en voorbereidingskredieten worden opgenomen in de op te stellen programmabegroting. De raad kan binnen het MIP aangeven dat ze voor bepaalde investeringen eerst een afzonderlijk voorstel wil ontvangen. Deze investeringen blijven wel op het MIP staan, maar worden pas geautoriseerd na afzonderlijke behandeling van het voorstel. De overige investeringen worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd. Afwijkingen (zowel financieel als in de planning) tijdens de uitvoering van de investering worden door de e e betreffende budgethouder gemeld bij de 1 of 2 bestuurdersrapportage. 3.1 Nieuwe investeringen Nieuwe investeringen zijn investeringen die een verandering, aanvulling of uitbreiding betekenen van een bestaande situatie of omgeving (bijvoorbeeld een rotonde, de herinrichting van een gebied of een nieuwe school). 3.2 Vervangingsinvesteringen Vervangingsinvesteringen zijn bedoeld ter vervanging van bestaande investeringen zonder de oorspronkelijke hoedanigheid van de voorziening wezenlijk te veranderen. Het nut van deze investering strekt zich uit over meer dan één jaar. 3.3 Afzonderlijke besluitvorming over investeringen Indien aanmelding en vaststelling van een investering bij de kadernota niet mogelijk is kan de aanvraag via een afzonderlijk college- en raadsvoorstel worden voorgelegd. In dat geval gaat het om investeringen die onontkoombaar en onuitstelbaar zijn. In het voorstel worden de noodzaak en de financiële consequenties duidelijk gemaakt. 3.4 Voorbereiding kredieten In geval van (complexe) investeringsvraagstukken kan vooraf sprake zijn van kosten van onderzoek en ontwikkeling. Hierbij kan sprake zijn van een tweetal situaties: Nog geen zekerheid of de investering zal worden gerealiseerd. In die situatie worden de kosten van onderzoek en ontwikkeling verantwoord in de exploitatie; Wel zekerheid dat de investering zal worden gerealiseerd. In dat geval kunnen de kosten van onderzoek en ontwikkeling aan de toekomstige investering worden toegerekend en ook worden geactiveerd. Hiervoor wordt vooraf een voorbereidingskrediet gevraagd.
6
3.5 Termijn beschikbaarheid kredieten Een investeringskrediet is niet gebonden aan een kalenderjaar zoals de exploitatiebudgetten in de begroting. In principe loopt het krediet zolang de uitvoering loopt + 1 jaar. Het toekennen van een maximale periode aan het beschikbare krediet voorkomt een stuwmeer aan lopende kapitaalwerken en de oneigenlijke inzet van deze middelen. Beschikbaar gestelde kredieten dienen zo snel mogelijk afgesloten te worden. Indien een beschikbaar krediet na looptijd + 1 jaar niet (volledig) is ingezet wordt het krediet afgesloten en valt het restantkrediet vrij. Een krediet kan alleen langer beschikbaar blijven indien de noodzaak daartoe voldoende wordt onderbouwd en tijdig wordt aangeduid. 3.6 Verantwoording kredieten Na afronding van het krediet wordt verantwoording afgelegd aan het college over het projectresultaat en de besteding van de middelen.
7
4. Waardering In het BBV is voorgeschreven dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. (art 63 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Overige kosten zijn kosten zoals specifieke opleidingskosten, implementatiekosten e.d. die verband houden met de investering. 4.1 Waarderingsgrondslag Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. Wanneer de bestemming van een actief verandert, wordt het actief gewaardeerd tegen de actuele waarde. Een uitzondering wordt gemaakt voor bestemmingswijzigingen van gronden in erfpacht. Voor in erfpacht uitgegeven grond geldt de uitgifteprijs als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde (symbolisch bedrag) 4.2 Bruto- en netto activeren De netto methode bij investeringen met een economisch nut houdt in dat de ontvangen bijdragen van derden in één keer in mindering komen op de kostprijs. De netto methode bij investeringen met een maatschappelijk nut houdt in dat de ontvangen bijdragen van derden en/of daarvoor ingestelde bestemmingsreserves in één keer in mindering komen op de kostprijs. Bij de bruto methode vallen deze in delen vrij gedurende de gehele afschrijvingstermijn, ter compensatie van de hogere bedragen voor rente en afschrijving. De gemeente Hof van Twente past de netto methode toe voor nieuwe investeringen na 1 januari 2013.. . 4.3 Activeren investeringen economisch nut (netto methode) Alle activa met een economisch nut worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. Onttrekking van reserves en bijdragen derden Bijdragen van derden, die in directe relatie staan tot het economisch actief worden op de waardering in mindering gebracht. Bestemmingsreserves mogen niet ineens in mindering op de te activeren investering worden gebracht, het is wel mogelijk (en toegestaan) om de afschrijving/ kapitaallasten van een investering te dekken uit een specifiek daarvoor gevormde bestemmingsreserve. (afschrijvingsreserve). Dit kan slechts nadat de raad hiertoe heeft besloten. 4.4 Activeren investeringen maatschappelijk nut (netto methode) Alle activa met een maatschappelijk nut mogen worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In principe kiest de gemeente Hof van Twente voor activeren maar zal zodra de mogelijkheid zich voordoet de aanbevelingen van het BBV volgen.. Bijdragen van derden, die in directe relatie staan tot het maatschappelijk actief en de daarvoor ingestelde bestemmingsreserves worden op de investering in mindering gebracht. 4.5 BTW Met de invoering van het BTW compensatiefonds (1 januari 2003) wordt in principe geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel is (als het een overheidstaak betreft). Voorbeelden zijn o.a.: investeringen in wegen, riolering en reiniging. Het investeringsbedrag waarover zal worden afgeschreven is exclusief BTW. 4.6 Minimumeisen activeren Er gelden twee minimumeisen voor het activeren. De eerste vloeit voort uit het BBV en de andere wordt om praktische redenen voorgesteld. 1. er dient sprake te zijn van een meerjarig nut; 2. de aanschafwaarde/verkrijgingsprijs is groter dan of gelijk aan € 10.000.(uitgezonderd gronden en terreinen, omdat deze op grond van het BBV altijd geactiveerd moeten worden)
8
5. Afschrijving van activa 5.1 Algemeen Als een investering is geactiveerd, dient op grond van art. 64, lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Afschrijving is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een goed, dat als investering is geactiveerd. 5.2 Onderhoud versus activeren Volgens het BBV is het niet toegestaan onderhoudskosten te activeren. Bij klein onderhoud is sprake van periodieke kosten, die nodig zijn om het object in goede staat te houden. Kosten van klein onderhoud keren in principe jaarlijks terug en worden om die reden in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie gebracht. Groot onderhoud betreft veelal maatregelen van ingrijpende aard die op een groot deel van het object worden uitgevoerd en na een langere gebruiksperiode worden verricht. Bij groot onderhoud kan gedacht worden aan het vernieuwen van de bituumlaag van het dak van een gebouw of het periodiek vervangen van asfaltlagen van een weg. De kosten van groot onderhoud worden niet geactiveerd en kunnen op twee manieren worden gedekt: 1. kosten in het jaar van uitvoering direct ten laste van de exploitatie brengen; 2. kosten in het jaar van uitvoering ten laste brengen van een vooraf gevormde voorziening brengen. *****Levensduur verlengende investeringen: zie voetnoot 5.3 Afschrijvingsmethode Bij de gemeentelijke overheid worden hoofdzakelijk twee afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair. Lineaire methode Lineair afschrijven is afschrijven op basis van een vast percentage van de historische kostprijs. De afschrijving blijft gedurende de afschrijvingstermijn constant. De jaarlijkse kapitaallasten dalen door de afname van de rentecomponent, aangezien de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde. Annuïtaire methode Bij afschrijven op basis van annuïteit blijven de jaarlijkse kapitaallasten constant. Omdat de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde, nemen de rentekosten per jaar af en de afschrijvingskosten per jaar toe. In principe wordt lineair afgeschreven. Doordat de totale kapitaallasten dalen in de loop van de gebruiksperiode ontstaat er ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten . Ook kan het verschil in kapitaallasten worden gebruikt voor nieuwe investeringen Lineair afschrijven is over de totale looptijd van de afschrijvingsperiode goedkoper dan de annuïtaire methode. Slechts in incidentele gevallen kan van deze methode worden afgeweken omdat bijvoorbeeld wet- of regelgeving dit voorschrijft. 5.4 Afschrijvingstermijnen Volgens art. 64, lid 3 van het BBV dient op vaste activa jaarlijks te worden afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Zie hiervoor bijlage 1. Deze tabel dient als basis voor de te hanteren afschrijvingstermijnen. Indien van deze termijnen wordt afgeweken of het activum met bijbehorende termijnen ontbreekt in de tabel, dient bij besluitvorming over de kredietaanvraag de voorgestelde afschrijvingstermijn te worden gemotiveerd. ***** voetnoot: Levensduur verlengende investeringen zijn investeringen ten behoeve van een bestaand actief die expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffende actief. Uitsluitend in die gevallen mag geactiveerd worden. Voorbeelden zijn: het renoveren van een gebouw, het restaureren van een kademuur, enzovoorts. Het gaat hier dus niet om (groot) onderhoud. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.
9
5.5 Componentenbenadering De componentenbenadering houdt in dat voor de verschillende onderdelen van een investering afzonderlijk afschrijvingen termijnen gelden. Bij de raming van het krediet dienen deze componenten dan te worden onderscheiden en uiteraard geldt dat ook voor de verantwoording van de kosten. De verschillende componenten kunnen bijv. zijn technische installaties als CV met een levensduur van 15 jaar, binnen een gebouw dat in 40 jaar wordt afgeschreven. Het BBV staat toe om de componentenbenadering te hanteren. De gemeente Hof van Twente past de componentenbenadering voor materiële vaste activa toe daar waar het nuttig en noodzakelijk wordt geacht. 5.6 Startmoment van afschrijven Afschrijven hangt samen met de ingebruikname van het actief. Er zijn meerdere keuzes mogelijk. Het BBV laat gemeenten vrij in het maken van een keuze. In de gemeente Hof van Twente wordt afgeschreven van investeringen ingaande 1 januari volgend op het jaar van gereedmelding van de investering. 5.7 Restwaarde en inruilwaarde De inruilwaarde (boekwinst) die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt. De opbrengst mag niet met de boekwaarde (aanschaffingsprijs) van het vervangende kapitaalgoed worden verrekend. Het is bij gemeenten niet gebruikelijk om bij het bepalen van de afschrijving rekening te houden met een restwaarde aan het eind van de gebruiksduur van het actief. Heeft een actief wel een restwaarde als deze wordt vervangen, bijvoorbeeld bij vervoersmiddelen, dan wordt de restantboekwaarde extra afgeschreven ten laste van de exploitatie (als lasten). 5.8 Afschrijven op grond Onder de duurzame productiemiddelen wordt in de bedrijfseconomie aan grond een bijzondere plaats toegekend. Grond is normaliter niet aan slijtage onderhevig en ondergaat derhalve geen waardevermindering. Er bestaat geen noodzaak tot afschrijving. Uitzondering zijn gronden waaruit delfstoffen e.d. worden gewonnen of indien grond vervuild is. Het bestaande beleid wordt gehandhaafd. Er wordt niet afgeschreven op grond. 5.9 Kunstvoorwerpen Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde nemen een bijzondere positie in. Dergelijke kunstvoorwerpen mogen op grond van het BBV niet geactiveerd worden. Dat geldt onverkort ook indien het om goed verhandelbare stukken zou gaan. Voor kunst zonder cultuurhistorische waarde heeft het BBV geen uitzondering geschapen. Die moet op grond van de reguliere bepalingen worden geactiveerd. 5.10 Extra afschrijvingen In het BBV is onderscheid gemaakt tussen materiële vaste activa met een economisch nut en materiële activa met een maatschappelijk nut. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden bij voorkeur niet geactiveerd. De gemeente Hof van Twente kiest ervoor dergelijke investeringen wel te activeren ( zie par. 4.4 / par. 2.3) , in dat geval mag er eventueel extra resultaat gericht worden afgeschreven.(via de reserves) (artikel 64). Investeringen met een economische nut mogen niet resultaatafhankelijk worden afgeschreven (artikel 64). 5.11 Afwijkende afschrijvingstermijnen activa met economisch nut. Op de volgende investeringen met een economisch nut wordt extra afgeschreven.. Relatief kleine investeringen, waarbij we nu de grens stellen op € 10.000.(zie Par. 4.6) Op investeringen met betrekking tot de aanschaf van tractiemateriaal voor Openbare Werken schrijven we niet af. De (vervangings) investeringen worden uit een vast budget binnen de exploitatie gedekt. Als op andere terreinen een dergelijk “ideaalcomplex” kan worden bereikt, staan we een dergelijke werkwijze eveneens toe . Tenietgaan van een actief. Als een actief teniet gaat en dus geen nut meer heeft, wordt de resterende boekwaarde in één keer afgeschreven ten laste van de exploitatie. Op investeringen m.b.t. ICT wordt niet afgeschreven. Deze investeringen lopen conform het I&A plan en worden gedekt door de Reserve Automatisering.
10
6.
Rentetoerekening
6.1 Algemeen De gemeente heeft rentelasten doordat geld is geleend en rentebaten door (tijdelijke) overtollige liquide middelen waarvoor rente wordt ontvangen. Het is gebruikelijk dat de rentekosten administratief aan de investeringen worden toegerekend. Totaalfinanciering Bij gemeenten geldt het systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen directe relatie is tussen een investering en de daarvoor benodigde financieringsmiddelen. De gemeente voorziet met (eigen) reserves en/of vreemd (aangetrokken geldlening) vermogen in de totale behoefte aan financiering en er wordt dus niet per afzonderlijke investering een geldlening afgesloten. Het aantrekken van financieringsmiddelen brengt rentekosten met zich mee. Het systeem van totaalfinanciering zorgt ervoor dat gemeenten op een efficiënte wijze externe financiering kunnen aantrekken en de rentelasten zo laag mogelijk kunnen worden gehouden. kapitaallasten Kapitaallasten zijn de som van de rentekosten en de afschrijvingslasten van investeringen. Voor het toerekenen van de rentekosten kunnen de volgende methoden worden gehanteerd.: 1. een vooraf bepaald vast rentepercentage; 2. een omslagrente (het zogenaamde renteomslag percentage). 6.2 Toerekening rentelasten Vast rentepercentage Het hanteren van een vast rentepercentage bij de toerekening houdt in dat: 1. aan het begin van de afschrijvingstermijn een rentepercentage wordt vastgesteld dat voor de hele afschrijvingstermijn wordt gehanteerd; 2. jaarlijks bij het vaststellen van de uitgangspunten voor de begroting een rentepercentage voor de investeringen wordt vastgesteld. Omslagrente Het hanteren van een renteomslagpercentage houdt in dat: 1. de totale rentelasten worden gedeeld door totale aanwezige boekwaarde van de investeringen; 2. op basis hiervan wordt een gemiddeld rentepercentage berekend; 3. het renteomslagpercentage wordt jaarlijks berekend en bij de begroting vastgesteld. Aanvullend bouwrente In geval een investering over meerdere jaren loopt, kan vanaf het moment dat een uitgave geactiveerd is, tevens bouwrente berekend worden. Dat wil zeggen dat de rente over de boekwaarde aan het actief wordt toegevoegd zolang deze rente nog niet ten laste van de exploitatie wordt gebracht. Bouwrente wordt dus bijgeschreven op de boekwaarde. Dit kan alleen zo lang het betreffende actief nog niet operationeel is c.q. in gebruik is genomen. Het toerekenen van bouwrente wordt beperkt tot de grondexploitatie. Toepassen renteomslagpercentage In Hof van Twente wordt en blijft het systeem van een jaarlijks vast te stellen renteomslagpercentage toegepast. Ingangsmoment berekenen omslagpercentage Het renteomslagpercentage wordt berekend over de boekwaarde van de investering per 1 januari. Binnen de bouwgrondexploitatie wordt het renteomslagpercentage elke keer over de boekwaarde per de e 1 van de maand berekend.
11
7
Toepassen waarderings – en afschrijvingsbeleid
7.1 Bestuurlijke samenvatting In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de kaders die in deze nota zijn beschreven. In de achterliggende hoofdstukken worden de begrippen, achtergronden en spelregels verder toegelicht. Met deze nota worden de uitgangspunten voor het waarderings- en afschrijvingsbeleid vastgelegd. Voor het overgrote deel worden deze uitgangspunten al toegepast. De nota leidt tot op de volgende uitgangspunten tot aanpassing: kredietaanvragen worden tijdig aangemeld voor de kadernota en opgenomen in het MeerjarenInvesteringsProgramma (MIP) Kredietaanvragen worden voorzien van - een prioritering; - (budgettaire) onderbouwing - planning - consequenties voor exploitatie Door de raad beschikbaar gestelde kredieten worden zo snel mogelijk afgesloten. Indien een beschikbaar krediet na looptijd + 1 jaar niet (volledig) is benut, valt het restantkrediet vrij. Een krediet kan alleen langer beschikbaar blijven indien de noodzaak daartoe voldoende onderbouwd en tijdig wordt aangeduid. Alle kredieten worden gescreend bij het opmaken van de jaarrekening. Bij de jaarrekening wordt een bijlage (kredietenverslag) opgenomen van de lopende grote investeringen ( > € 0,5 mln). Afwijkingen in budgettaire zin of ten opzichte van de planning worden gemeld bij de tussentijdse rapportages. Het activeren van een investering met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs wordt verhoogd naar € 10.000 De afschrijvingstermijnen uit de nota van 2006 zijn geëvalueerd en op enkele onderdelen aangepast c.q. aangevuld. De afschrijvingen worden in de begroting en jaarrekening verwerkt ingaande 1 januari volgend op het geraamde c.q. werkelijke jaar van oplevering / ingebruikname van de investering. 7.2 Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als „Nota investerings-, waarderings- en afschrijvingsbeleid 2013‟. 7.3 Ingangsdatum De ingangsdatum voor het beleid uit deze nota is de datum van vaststelling in de gemeenteraad. Het beleid werkt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. 7.4 Budgettaire consequenties In de nieuwe tabel zijn de verschillende investeringen en afschrijvingstermijnen meer gedifferentieerd. Hierdoor wijken de afschrijvingstermijnen op enkele onderdelen af van de huidige termijnen. Aanpassen van de al gerealiseerde investeringen zou leiden tot budgettaire consequenties. Om deze reden gelden de afschrijvingstermijnen in bijlage 1 van deze nota alleen voor de investeringen die na 1 januari 2013 beschikbaar zijn/worden gesteld. Voor de gerealiseerde investeringen blijven de huidige afschrijvingstermijnen gehandhaafd. Belangrijke overweging daarbij is dat er geen ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht en op termijn de investeringen met de oude afschrijvingstermijnen zullen verdwijnen. Ook in praktische zin is het aanpassen van de afschrijvingstermijnen van de al gerealiseerde investeringen niet efficiënt. 7.5 Actualisatie Het is van belang dat het waarderings- en afschrijvingsbeleid actueel blijft en de uitgangspunten met enige regelmaat worden getoetst op actualiteit. Een actualisatie en eventueel herziening vinden, indien nodig, plaats. 7.6. Slotbepaling Het college kan indien er een gegronde reden voor is in bijzondere gevallen afwijken van de nota en legt hierover achteraf verantwoording af aan de raad.
12
Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de mogelijkheden die het BBV en overige relevante wetgeving bieden.
13
Bijlage 1:
Afschrijvingstermijnen
Ingedeeld naar de hoofdgroepen (art 52 BBV)
Omschrijving Gronden en terreinen Grond
Aantal jaren
Geen
Woonruimten, bedrijfsgebouwen Nieuwbouw permanente gebouwen Nieuwbouw semipermanente gebouwen Renovatie en uitbreiding permanente gebouwen Renovatie semipermanente gebouwen Nieuwbouw overdekt zwembad Renovatie en uitbreiding overdekt zwembad Openluchtzwembad - aanleg Openluchtzwembad - renovatie
40 20 20 10 30 15 25 20
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken Riolering (leidingen) Riolering elektromechanische rioolobjecten (drukrioolunits en rioolgemalen) Aanleg / renovatie sportvelden / tennisbanen Aanleg Kunstgras sportvelden onderbouw
40 25 20 30
Aanleg Kunstgras sportvelden toplaag Speeltuinen / speelplaatsen (aanleg) Begraafplaatsen - aanleg Begraafplaatsen - uitbreiding Bruggen – beton (aanleg) Bruggen – beton (reconstructie) Bruggen – hout (aanleg / reconstructie) Wegen, straten en pleinen (aanleg / reconstructie) Wegen, straten en pleinen (herstraten klinkerwegen) Wegen, straten en pleinen (maatregelen asfaltwegen) Fietspaden / voetpaden (aanleg / reconstructie) Parkeervoorzieningen Openbare verlichting lichtmasten (aanleg) Openbare verlichting armaturen (aanleg) Openbare verlichting (energiezuinige maatregelen) Openbaar groen (aanleg) Havens: beschoeiingen / damwanden Havens: aanleg / verruimen watergangen Havens: reconstructie
15 15 50 10 50 25 15 25 20 10 25 25 50 25 25 25 20 40 25
Vervoermiddelen Voertuigen (algemene dienst. t.l.v. exploitatie)
-
14
Machines, apparaten en installaties Technische installaties en energiezuinige maatregelen Telefooninstallaties
15 10
Kantoor-en huishoudelijke apparatuur (foto, repro, koeling etc.)
7
Verkeersregelinstallaties
15
Overige materiële vaste activa Hekwerken, terreinafrastering/-afscheiding Hekwerken / ballenvangers – sportaccommodaties Meubels en overige inventaris Buiteninventaris (speeltoestellen) e Onderwijs: 1 inrichting onderwijsleerpakket / meubilair Onderwijs: Rijwielstalling/berging Bewegwijzering Automatisering; hardware
15 10 10 10 20 15 10 5
Voor zover een investering niet past in een van de categorieën zoals die in de bijlage is opgenomen aan te sluiten bij de algemeen gehanteerde afschrijvingstermijnen zoals die in den lande bekend zijn.
15
Activering
Bijlage 2: Wanneer en hoe activeren
Investering economisch nut (art.59, lid 1
Investering maatschappelijk nut (art.59, lid 4
Kosten van onderzoek en ontwikkeling (art 60)
Bijdrage aan activa in eigendom van derden (art 61)
Indien verhandelbaar of wanneer er opbrengsten mee kunnen worden gegenereerd (art.59,lid 2)
Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimte (wegen, pleinen etc.) (art.59, lid 4
Worden alleen geactiveerd als wordt voldaan aan:
Worden alleen geactiveerd als wordt voldaan aan:
Activeren (art 59, lid 1)
Keuze ja/nee activeren (art 59,lid 4)
Het voornemen is het actief te gebruiken of te verkopen
Indien sprake is van een investering door een derde
Bruto opnemen (art 62, lid 1)
Wel reserves (via functie 980) en bijdragen derden in mindering brengen (art 62, lid 3)
De technische uitvoerbaarheid om het actief te realiseren is bekend
De investering draagt bij aan een publieke taak
Resultaat afhankelijk afschrijven is toegestaan (art 62, lid 4)
Het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut opleveren
De derde verplicht zich tot het daadwerkelijk investeren zoals overeengekomen
De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen zijn duidelijk en betrouwbaar
De bijdrage kan worden teruggevorderd als de derde in gebreke blijft of de gemeente ander recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering
Wel bijdragen van derden in mindering, niet eigen reserves (art.62, lid 2) * Kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde niet activeren tenzij in bezit voor verkoop ( art 59, lid 3) Niet resultaatafhankelijk afschrijven (art 64, lid 1)
*Reserve mag wel worden ingezet om jaarlijks afschrijvingslasten te dekken.
16