RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 20 april 2010 (21.04) (OR. en)
8771/10
MIGR 40 SOC 271
NOTA van: aan: Betreft:
het voorzitterschap de delegaties Europese ministeriële conferentie over integratie (Zaragoza, 15-16 april 2010) - Verklaring
Voor de delegaties gaat hierbij de verklaring zoals die is goedgekeurd door de Vierde Europese Ministeriële Conferentie over integratie als aanjager voor ontwikkeling en sociale samenhang van 15 en 16 april 2010 te Zaragoza.
8771/10
ier/RTS/sd DG H 1B
1
NL
BIJLAGE
EUROPESE MINISTERIËLE CONFERENTIE OVER INTEGRATIE (ZARAGOZA, 15 en 16 APRIL 2010)
VERKLARING
Herinnerend aan de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 en de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 4 en 5 november 2004 over het Haags programma, waarin het belang van integratie als component van een integraal Europees migratiebeleid wordt benadrukt,
Herinnerend aan de conclusies van de Raad van 14 oktober 2002 over de integratie van derdelanders, waarin de Raad de lidstaten aanmoedigt nationale aanspreekpunten inzake integratie (NCPI) in te stellen,
Herinnerend aan de gemeenschappelijke basisbeginselen (GBB) voor het beleid inzake de integratie van immigranten in de Europese Unie, die op 19 november 2004 door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten zijn vastgesteld,
Herinnerend aan de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van 1 december 2005 over een gemeenschappelijke agenda voor integratie,
Herinnerend aan het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013, dat bij Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" is opgericht,
Herinnerend aan de conclusies van 12 juni 2007 over de versterking van het integratiebeleid in de Europese Unie door het bevorderen van eenheid in verscheidenheid, die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten zijn aangenomen naar aanleiding van de gedachtewisseling tijdens de informele bijeenkomst van de EU-ministers van Integratie van 10 en 11 mei 2007 te Potsdam,
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
2
NL
Herinnerend aan de conclusies over integratiebeleid in de Europese Unie die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten zijn aangenomen naar aanleiding van de gedachtewisseling tijdens de informele bijeenkomst van de EU-ministers van Integratie van 3 en 4 november 2008 te Vichy, Herinnerend aan het Europees pact inzake immigratie en asiel, dat op 15 en 16 oktober 2008 door de Europese Raad is aangenomen,
Herinnerend aan de conclusies van de Raad van 26 november 2009 over het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond,
Herinnerend aan het programma van Stockholm, goedgekeurd door de Europese Raad op 10 en 11 december 2009, waarin wordt gesteld dat de succesvolle integratie van legaal verblijvende onderdanen van derde landen cruciaal blijft om de voordelen van immigratie te optimaliseren, en waarin op dit gebied strategische richtsnoeren worden vastgesteld,
Eraan herinnerend dat de Europese samenwerking op het gebied van integratie de afgelopen jaren een dynamische ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat een nieuwe fase van samenwerking werd ingeluid met de opneming in het Verdrag van Lissabon van een specifieke rechtsgrondslag voor integratie, waardoor de lidstaten op dit gebied verdere vooruitgang kunnen boeken,
Eraan herinnerend dat het streven naar gelijke rechten, verantwoordelijkheden en kansen voor allen centraal staat in de Europese samenwerking op integratiegebied, en dat integratie een dynamisch wisselwerkingsproces is dat niet alleen inspanningen van de nationale, regionale en lokale autoriteiten vereist, maar ook een grotere betrokkenheid van de ontvangende samenleving en de immigranten zelf,
Rekening houdend met het feit dat in het bijzonder lidstaten met een hoog percentage immigranten zich geconfronteerd zien met allerlei integratieproblemen.
Gelet op de economische en financiële crisis, het daaropvolgende herstelproces, en de EU 2020strategie, die beoogt duurzame groei mogelijk te maken door mensen autonomer te maken in inclusieve samenlevingen,
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
3
NL
Gelet op de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 "EUROPA 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei", die wijst op de noodzaak van een nieuwe agenda voor de integratie van immigranten die hen in staat moet stellen hun mogelijkheden volledig te benutten,
Gelet op de Europese sociale en gelijkheidsagenda voor 2011-2015, waarin bijzondere nadruk wordt gelegd op gendergelijkheid en het terugdringen van ongelijkheid op het werk,
Besluiten de ministers zich te richten op en onderzoek te doen naar de belangrijkste aspecten van integratie als aanjager voor ontwikkeling en sociale samenhang, door integratievraagstukken integraal op te nemen in alle relevante beleidsterreinen, en door bijzondere aandacht te schenken aan onderstaande gebieden: I.
Werkgelegenheid en onderwijs
Gemeenschappelijk basisbeginsel (GBB) nr. 3 luidt als volgt: "Werkgelegenheid is een cruciaal onderdeel van het integratieproces en is van essentieel belang voor de participatie van immigranten in de samenleving van het gastland." In haar mededeling van 17 juni 2008, getiteld "Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten", wijst de Commissie erop dat immigranten de kans moeten krijgen om deel te nemen aan de maatschappij en zich volledig te ontplooien. Dat wordt vergemakkelijkt door passende mechanismen voor de erkenning van beroepskwalificaties die immigranten buiten de EU hebben verworven. De integratie van immigranten moet worden verbeterd door een verdere mainstreaming van integratiebeleid, zoals burgerparticipatie, integratie op de arbeidsmarkt, sociale insluiting, non-discriminatie, en kansengelijkheid. Daarnaast wordt in de mededeling van 1 september 2005 over "Een gemeenschappelijke agenda voor integratie" voorgesteld dat de lidstaten integratiebeleid ontwikkelen dat is afgestemd op de arbeidsmarkt; uitvoering geven aan wetgevingsinstrumenten betreffende het recht van toegang tot arbeid en de rechtspositie van onderdanen van derde landen en langdurig ingezetenen; nieuwe manieren vinden om kwalificaties, opleidingen, beroepsvaardigheden en werkervaring van immigranten op basis van de bestaande wetgeving te erkennen; en passende maatregelen overwegen om te meten in hoeverre nationale hervormingsprogramma's voor de integratie van immigranten op de arbeidsmarkt doeltreffend zijn.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
4
NL
Immigratie heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de Lissabonstrategie van de EU voor groei en werkgelegenheid, waarin wordt onderkend dat een goed beheer van economische immigratie essentieel is voor de vergroting van het concurrentievermogen van de EU. Dat wordt tevens erkend in de conclusies van de Europese Raad van maart 2008, die benadrukken dat "het toelaten tot de arbeidsmarkt en het maatschappelijke effect van migratie van onderdanen van derde landen aan de orde moeten komen bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk immigratiebeleid"1. Diezelfde Europese Raad heeft gewezen op de rol die economische migratie kan spelen bij het voldoen aan de arbeidsmarktbehoeften, en bij het wegwerken van tekorten aan vaardigheden. Hij heeft de Commissie eveneens verzocht om "een algehele beoordeling van de vaardigheden die Europa tot 2020 nodig heeft, rekening houdend met de invloed van technologische veranderingen en vergrijzing, alsmede om voorstellen die anticiperen op toekomstige behoeften". De Commissie heeft in haar mededeling van 19 december 2008, "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen: anticipatie op en onderlinge afstemming van de arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften", beklemtoond dat, gezien de economische en financiële crisis die de Europese arbeidsmarkten treft, het menselijk kapitaal moet worden versterkt door het op alle niveaus te verbeteren en door te anticiperen op en te voldoen aan de arbeidsmarktbehoeften, met bijzondere aandacht voor gendergelijkheid, onderwijs en opleiding.
Uit allerlei onderzoek blijkt dat de nettoarbeidsparticipatie laag is voor migrantenvrouwen, in het bijzonder gedurende de eerste drie jaar in het gastland. Daarom moet de kloof nauwlettend in het oog worden gehouden en moet in een vroeg stadium bijstand worden verleend aan migranten, met name vrouwen.
Het zou dan ook zinvol zijn dieper in te gaan op het sleutelbegrip "menselijk kapitaal", opgevat als een verzameling van immateriële activa, zoals kennis, vermogens en (formele en informele) vaardigheden die mensen door onderwijs en opleiding hebben verworven. Ook het begrip "menselijk talent", begrepen als "economisch middel dat de creatie van nieuwe goederen, diensten, ideeën, inzichten en technologieën, cultuur en rijkdom mogelijk maakt", zou kunnen worden gebruikt als fundamenteel perspectief voor integratie, omdat aldus sectoroverschrijdend beleid kan worden geformuleerd dat werkgelegenheid, onderwijs en opleiding met elkaar verbindt.
1
Punt 14 van de conclusies van het voorzitterschap, Brussel, 13 en 14 maart 2008.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
5
NL
Onderwijs is ongetwijfeld een essentieel element van de bestrijding door de EU van sociale uitsluiting en discriminatie. Door onderwijs opgedane ervaringen en kennis kunnen en moeten worden gebruikt om te komen tot een verrijkte coëxistentie, op basis van solidariteit, verdraagzaamheid, en respect tussen alle leden van de samenleving.
De Europese Unie heeft erop gewezen dat de kwaliteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels dringend moet worden verbeterd om sociale stabiliteit en cohesie te waarborgen. Dit niet alleen om bij te dragen tot een geslaagde vorming van kinderen, jongeren en volwassenen, maar ook om de leerkrachten en opleiders van leerkrachten toe te rusten met de vaardigheden die nodig zijn om te werken met kinderen en volwassenen met een migrantenachtergrond. Het centrale belang van onderwijs wordt tevens erkend in CBB nr. 5, dat als volgt luidt: "Inspanningen op onderwijsgebied zijn van essentieel belang om immigranten, en met name hun nakomelingen, voor te bereiden om succesvollere en actievere deelnemers aan de samenleving te worden".
Ook in de derde uitgave van het "Handboek integratie voor beleidsmakers en mensen uit de praktijk" wordt erop gewezen dat de onderwijsstelsels moeten worden verbeterd, dat er in leerlingen moet worden geïnvesteerd, en dat de overgang naar hoger onderwijs en de arbeidsmarkt moet worden vergemakkelijkt.
Desondanks leveren nationale indicatoren en internationale studies het duidelijke en consistente bewijs dat veel migrantenkinderen minder goede schoolresultaten hebben dan hun medeleerlingen. Om alle kinderen de mogelijkheid te geven zich ten volle te ontplooien, en om zo veel mogelijk vruchten te plukken van de culturele diversiteit in onze samenlevingen, moeten de onderwijsstelsels inclusief en alomvattend beleid ontwikkelen, rekening houdend met het feit dat ook inspanningen van immigranten zelf van groot belang zijn. In dat verband moet bijzondere aandacht worden geschonken aan het leren van talen. Daarnaast is actieve betrokkenheid van ouders bij de scholing van hun kinderen van cruciaal belang, en wel vanaf de vroege kinderjaren en het basisonderwijs.
Ook moet men zich beraden op de voordelen van de ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese modules die als referentie kunnen worden gebruikt voor introductie- en taalcursussen, de inschakeling van de samenleving van het gastland, de deelname van immigranten aan het plaatselijke leven, en diverse andere aspecten van het integratieproces.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
6
NL
In de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 wordt een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding voor de periode 2010-2020 ("ET 2020") onderschreven. De strategische doelstellingen zijn onder meer: een leven lang leren en mobiliteit tot realiteit te maken; de kwaliteit en de efficiëntie van onderwijs en opleiding verbeteren; kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap bevorderen, en innovatie en creativiteit (inclusief ondernemerschap) op alle onderwijs- en opleidingsniveaus bevorderen.
In de conclusies van de Raad van november 2009 over het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond wordt de lidstaten verzocht mechanismen ter bestrijding van discriminatie te creëren dan wel te versterken, de kwaliteit van het in de scholen geboden onderwijs te verbeteren en verschillen tussen scholen te verminderen, onder meer door de beste leraren aan te trekken en vast te houden in ondermaats presterende scholen, de toegang tot kwalitatief hoogstaande vroege en voorschoolse educatie en opvang te vergroten, en passende beleidslijnen te ontwikkelen om de taal van het gastland te onderwijzen. De lidstaten hebben de Commissie onder meer verzocht ervoor te zorgen dat vraagstukken in verband met het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond in het proces van sociale bescherming en sociale integratie voldoende aandacht krijgen.
De onderwijs- en opleidingsstelsels moeten ernaar streven te garanderen dat "alle lerenden, ook die uit kansarme groepen, lerenden met bijzondere behoeften, alsmede migranten, hun onderwijs voltooien". Immigranten en hun nakomelingen mogen niet vanwege die hoedanigheid in hun beroepsloopbaan of sociale mobiliteit worden gehinderd.
Aangezien diversiteit een structureel kenmerk van onze samenlevingen is, is het beheer van diversiteit zowel in het onderwijs als op de arbeidsmarkt van essentieel belang. Er moeten alomvattende maatregelen worden genomen om duurzaam integratiebeleid te bevorderen.
II.
Alomvattende participatie: Gevarieerde wijken
Tijdens de ministeriële conferentie in Potsdam in mei 2007 hebben de EU-ministers van Integratie het belang bevestigd van de interculturele dialoog als middel om de integratie van burgers van uiteenlopende origine, cultuur en religie te bevorderen. Bij de aanneming van de daaropvolgende conclusies van de Raad van 12 en 13 juni 2007 besloten de lidstaten op dit gebied op gezette tijden ervaringen uit te wisselen.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
7
NL
Voorts wordt in de conclusies van de ministeriële conferentie van Vichy van 3 en 4 november 2008 gewezen op de rol die de lokale overheden en de steden spelen bij het aanpakken van interculturele probleemsituaties en bij de ontwikkeling en uitvoering van integratieprogramma's.
Aangezien steden en hun wijken bij uitstek gebieden zijn die in aanmerking komen voor intensivering van de interculturele dialoog en bevordering van de culturele diversiteit en sociale samenhang, moeten de lokale overheden vermogens ontwikkelen en ter beschikking krijgen om diversiteit beter te beheren en racisme, vreemdelingenhaat en elke vorm van discriminatie te bestrijden. Daartoe moeten zij instrumenten ontwikkelen waarmee zij gestalte kunnen geven aan overheidsbeleid dat aan de diverse behoeften van de bevolking tegemoet komt. In dat verband moet rekening worden gehouden met de ruimtelijke dimensies van integratievraagstukken, zoals segregatie. Om ongelijkheid tegen te gaan, moet er worden geïnvesteerd in wijken met een grote concentratie immigranten.
Diversiteit kan naar behoren worden beheerd, indien dat beheer is gebaseerd op een basismethode die de efficiëntie van de diensten garandeert. Dat wordt ook herhaald in CBB nr. 6, dat als volgt luidt: "Niet-discriminerende toegang van immigranten tot de instellingen, alsook tot openbare en particuliere goederen en diensten, op voet van gelijkheid met nationale onderdanen, is een essentiële grondslag voor een betere integratie.". Bovendien wordt in de CBB nrs. 7 en 9 gewezen op het belang van het bestaan van participatiemechanismen die op immigranten én burgers van de lidstaten betrekking hebben. Het begrip "maatschappelijk middenveld" moet breed worden opgevat, en de rol van migrantenverenigingen moet worden belicht. Het integratieproces kan worden bevorderd door de gezamenlijke deelname van immigranten en aan organisaties van het maatschappelijk middenveld en door de ontwikkeling van partnerschappen met de ontvangende gemeenschap als mogelijke bijdrage tot een klimaat van wederzijds begrip, vertrouwen en samenwerking.
Om integratievraagstukken op te nemen in alle relevante beleidsterreinen, is passende samenwerking en coördinatie tussen verschillende overheids- en bestuursniveaus (Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau) essentieel. Mainstreaming van integratie is belangrijk voor de ontwikkeling van inclusief beleid dat in specifieke maatregelen voorziet, telkens wanneer dat nodig en haalbaar is.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
8
NL
III.
Evaluatie van het integratiebeleid
Sedert de aanneming van het Haags programma (2004) wordt het belang van het evalueren van het integratiebeleid benadrukt. CBB nr. 11 stelt dat "het ontwikkelen van duidelijke doelstellingen, indicatoren en evaluatiemechanismen noodzakelijk is voor bijstelling van het beleid en evaluatie van de vorderingen bij de integratie".
In de conclusies van de Raad naar aanleiding van de ministeriële conferentie van Potsdam van mei 2007 wordt de lidstaten verzocht de ontwikkeling te bevorderen van gemeenschappelijke indicatoren die de lidstaten op vrijwillige basis kunnen gebruiken om de resultaten van het integratiebeleid te evalueren. In aansluiting hierop wordt in de conclusies van de Raad naar aanleiding van de ministeriële conferentie van Vichy van november 2008 de evaluatie van het integratiebeleid als een prioriteit op Europees niveau aangemerkt, en wordt een regelmatige bespreking van zowel de methoden als de resultaten aanbevolen met het oog op de ontwikkeling van indicatoren. Tijdens de ministeriële conferentie van Vichy hebben de lidstaten toegezegd steun te verlenen aan het initiatief van Duitsland om in 2009 een conferentie te organiseren over de evaluatie van het integratiebeleid en de formele vaststelling van de indicatoren. Die conferentie heeft inmiddels plaatsgevonden in Berlijn, en vijf lidstaten hebben daar overeenstemming bereikt over een document.
Het programma van Stockholm (2009) voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de periode 2010-2014 roept op tot de "ontwikkeling van kernindicatoren in een beperkt aantal betrokken beleidstakken (bijvoorbeeld werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie) om de resultaten van het integratiebeleid te monitoren en aldus de vergelijkbaarheid van nationale ervaringen te vergroten en het Europese leerproces te versterken".
In de conclusies van de door het Zweedse voorzitterschap belegde deskundigenbijeenkomst van Malmö van 14 en 16 december 2009 (zie bijlage) wordt nader ingegaan op de resultaten van een proces voor de vaststelling van Europese kernindicatoren.
Op basis van de in die verklaring genoemde beginselen komen de ministers overeen:
1.
de kerngedachte dat integratie een aanjager is voor ontwikkeling en sociale samenhang, verder te ontwikkelen. Daartoe is het essentieel op korte en lange termijn beleid te blijven ontwikkelen dat een alomvattende en transversale aanpak voor integratie omvat,
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
9
NL
2.
te benadrukken dat een nieuwe agenda inzake migratie moet worden ontwikkeld, met een coördinatiemechanisme als voorgesteld in het programma van Stockholm, hetgeen de structuren en instrumenten voor de uitwisseling van kennis binnen Europa zou verbeteren en de opname van integratieprioriteiten in alle betrokken beleidssectoren zou vergemakkelijken,
3.
integratievraagstukken op te nemen in alle betrokken beleidssectoren, om aldus dialoog, institutionele coördinatie en mainstreaming te waarborgen en ervoor te zorgen dat de verschillende bestuurlijke niveaus (Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau) bij het integratieproces worden betrokken. Voorts dient op EU-niveau samenwerking en synergie tussen de ministers die bevoegd zijn voor de betrokken beleidssectoren, te worden aangemoedigd, met inachtneming van de specifieke institutionele en operationele context van elke lidstaat,
4.
opnieuw te wijzen op het belang van de nationale aanspreekpunten voor integratie om de integratie van migranten zowel op het niveau van de Europese Unie als op dat van de lidstaten te bevorderen, en hun een grotere rol te geven bij de verdere ontwikkeling van structuren en instrumenten, bij de bevordering van een open uitwisseling van ideeën betreffende alle integratieproblemen waarmee de lidstaten zich geconfronteerd zien, en bij de coördinatie met andere betrokken beleidssectoren,
5.
de kansen te verwelkomen die het Verdrag van Lissabon biedt om de Europese samenwerking op integratiegebied verder te ontwikkelen, met de volledige medewerking van het Europees Parlement,
6.
het Commissieverslag voor de ministeriële conferentie, "The Consolidation of the EU framework on integration" (De consolidatie van het EU-integratiekader), te verwelkomen als een belangrijke bijdrage tot het debat,
7.
de derde editie van het Handboek over integratie voor beleidsmakers en uitvoerders te verwelkomen als een bijdrage tot de ontwikkeling van goede praktijken op belangrijke integratiegebieden, zoals de massamedia, bevordering van bewustwording en mondigheid van migranten, dialoogplatforms, burgerschap, jeugd, onderwijs en de arbeidsmarkt, en voort te bouwen op dit geslaagde leerproces, en bij de ontwikkeling van toekomstige integratie-initiatieven ten volle gebruik te maken van de informatie op de Europese website over integratie, en actief bij te dragen tot de uitwisseling van informatie en onderwijservaringen,
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
10
NL
8.
erop te wijzen dat de resultaten die zijn bereikt in het kader van de ontwikkeling van het Europees fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen, moeten worden geanalyseerd,
9.
culturele diversiteit te bezien als een kans voor sociale en economische ontwikkeling in Europa en als een instrument voor het bestrijden van discriminatie, en een integrale aanpak vast te stellen waarbij de belangrijkste belanghebbenden worden betrokken, om diversiteitsmanagement en de uitwisseling van ervaringen alsmede acties van ondernemers aan te moedigen,
10.
het begrip "menselijk kapitaal" te ontwikkelen door te zorgen voor een sectoroverschrijdende aanpak, die onder meer onderwijs, werkgelegenheid en programma's voor levenslang leren bestrijkt. Met hulp van deze aanpak zou het effect kunnen worden gemeten van nationale hervormingsprogramma's die de toegang tot hoogwaardig onderwijs, met inbegrip van taalonderricht, garanderen, die gericht zijn op gelijkheid van man en vrouw, die nieuwe manieren behelzen om kwalificaties, opleidingen, beroepsvaardigheden en werkervaring van immigranten te erkennen, en die kansengelijkheid op de arbeidsmarkt bevorderen om segmentatie te vermijden,
11.
te wijzen op het belang van de ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese modules die kunnen worden gebruikt bij de opstelling van nationaal of lokaal integratiebeleid, met inbegrip van cruciale onderdelen zoals introductiecursussen en taalopleidingen, een vastberaden inzet van de ontvangende gemeenschap en de actieve deelname van de immigranten aan alle aspecten van het openbare leven,
12.
de positieve aspecten van migratie te erkennen, in het bijzonder tegen de achtergrond van de economische en financiële recessie in Europa, en methoden te blijven ondersteunen die bijdragen tot het bestrijden van racisme en vreemdelingenhaat en elke vorm van discriminatie in onze samenlevingen. Duidelijke bewijzen, feiten en vernieuwende ervaringen in verband met creativiteit, solidariteit en attitudes inzake het samenleven moeten worden benadrukt als tegenwicht tegen de problemen in verband met migratie,
13.
het maatschappelijk middenveld te betrekken, door diens actieve rol binnen het tweerichtingsproces van wederzijdse beïnvloeding waarbij alle immigranten en burgers van de lidstaten betrokken zijn, te onderkennen. Het opzetten van netwerken en het op gang brengen van een dialoog en een uitwisseling met deelname door organisaties van het maatschappelijk middenveld, moeten worden gestimuleerd, rekening houdend met de werkzaamheden van het Europees integratieforum, dat in november 2009 een bespreking heeft gewijd aan de "gemeenschappelijke EU-prioriteiten voor een sectordoorsnijdend integratiebeleid", die met name betrekking hebben op onderwijs en werkgelegenheid. Dat platform moet verder worden betrokken bij het leveren van bijdragen voor toekomstige initiatieven op integratiegebied op EU-niveau,
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
11
NL
14.
lokale initiatieven en burgerparticipatie te versterken, en daarbij te investeren in wijken met een grote concentratie immigranten, teneinde een besef van "erbij te horen" te creëren, omdat het van vitaal belang is dat immigranten deelnemen aan alle aspecten van het sociaal, economisch en cultureel leven,
15.
de start te bevorderen van een proefproject met het oog op de evaluatie van het integratiebeleid, met inbegrip van de bestudering van de indicatoren in de bijlage, en de betekenis van de vastgestelde indicatoren te analyseren, rekening houdend met de nationale context, de achtergronden van de verschillende migrantengroepen en het verschillende migratie- en integratiebeleid van de lidstaten, en verslag uit te brengen over de beschikbaarheid en de kwaliteit van gegevens uit erkende geharmoniseerde bronnen die noodzakelijk zijn voor de berekening van deze indicatoren. Ook is het zaak de evaluatiemechanismen op lokaal en regionaal niveau te bevorderen.
8771/10 BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
12
NL
BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
Conclusies van de door het Zweedse voorzitterschap georganiseerde conferentie over indicatoren en het monitoren van de resultaten van het integratiebeleid
Algemeen De indicatoren verwijzen naar een beperkt aantal eenvoudige, kwantitatieve elementen die belangrijke ontwikkelingen op essentiële gebieden van het integratiebeleid aangeven. Een indicator is bedoeld om een overzicht te geven van de situatie, de mogelijkheid te geven om de situatie te monitoren, en aan te geven of er iets belangrijks gebeurt, aangezien integratie een permanent proces is, ongeacht de interventies. Voor het monitoren van de resultaten van het integratiebeleid zullen resultaatindicatoren worden gebruikt.
De Europese kernindicatoren inzake integratie zullen in de eerste plaats worden gebaseerd op de beschikbare officiële statistieken en op kwantitatieve gegevens, die kunnen worden verkregen uit peilingen of uit bestuurlijke gegevensbronnen. Die kunnen worden aangevuld met kwalitatieve of subjectieve gegevens, zoals resultaten van perceptieonderzoek. De lidstaten kunnen het eens worden over ontwikkelingsopties op belangrijk geachte gebieden waar het wenselijk is in de toekomst vergelijkbare gegevens te ontwikkelen.
Op sommige gebieden zijn de gegevensbronnen al geharmoniseerd, en beschikbaar voor de meeste landen. Op gebieden die van belang zijn voor integratie, waar reeds gemeenschappelijke indicatoren zijn vastgesteld, zullen die indicatoren in de eerste plaats worden gebruikt.
Integratiebeleid beoogt gelijke rechten, verplichtingen en kansen voor iedereen te waarborgen. Dat beleid is gericht op een dynamisch tweerichtingsproces van wederzijdse aanpassing door alle immigranten en ingezetenen van de lidstaten. Gegevens betreffende de gehele bevolking en betreffende het migrantenaandeel in de bevolking zijn daarom nodig voor een contextuele analyse. Gegevens moeten waar mogelijk gender- en leeftijdspecifiek zijn. Gegevens betreffende de sociaaleconomische situatie moeten waar mogelijk worden gebruikt. De gehele bevolking wordt gebruikt als referentiepunt voor alle indicatoren. Het migrantenaandeel in de gehele bevolking wordt voor analysedoeleinden gebruikt.
8771/10 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
13
NL
Om de meerwaarde van de indicatoren te optimaliseren, zullen er, rekening houdend met verschillen in de doelgroepen van het integratiebeleid van de lidstaten, gegevens worden verstrekt voor vreemdelingen die in een ander land zijn geboren2, onderdanen van derde landen3, en voor beide, indien mogelijk4. De EU-samenwerking op het gebied van integratie is gericht op onderdanen van derde landen. Ook gegevens betreffende de nakomelingen5 van onderdanen die in het buitenland zijn geboren, moeten, indien beschikbaar, worden verstrekt. Doel op de langere termijn is volledige vergelijkbaarheid tussen alle lidstaten.
Beleidsterreinen en indicatoren Een beperkt aantal beleidsterreinen die van belang zijn voor integratie, is aangewezen als terreinen die momenteel prioritair zijn, op basis van de nationale ervaringen en de kerngebieden voor de gemeenschappelijke basisbeginselen. Werkgelegenheid is een essentieel onderdeel van het integratieproces, en inspanningen op onderwijsgebied zijn essentieel om immigranten te helpen succesvolle en actievere deelnemers aan de samenleving te worden. Niet alleen toegang tot de arbeidsmarkt is van belang, maar ook toegang tot de samenleving meer in het algemeen, waardoor sociale insluiting een belangrijke factor is. De deelname van immigranten aan het democratisch proces als actieve burgers ondersteunt hun integratie en draagt ertoe bij dat zij zich thuis voelen. Onderstaande terreinen zijn dus de belangrijkste beleidsterreinen waar de resultaten van het integratiebeleid moeten worden gemonitord: −
werkgelegenheid;
−
onderwijs;
−
sociale insluiting; en
−
actief burgerschap.
2
Deze groep omvat personen die in de EU of in een derde land zijn geboren. Zij kunnen onderdaan zijn van: 1) het gastland, 2) een ander EU-land of 3) een derde land. Deze groep bestaat uit: 1) in het land geboren personen die de nationaliteit daarvan niet bezitten, 2) personen die in een ander EU-land zijn geboren, 3) personen die in een derde land zijn geboren. Deze groepen mogen niet met elkaar worden vergeleken. "Burger van een derde land" is niet verwisselbaar met "geboren in het buitenland". Dit zijn heterogene categorieën, die - wil men waardevolle informatie verkrijgen - verder moeten worden opgesplitst. "Nakomelingen" verwijst naar personen met een of twee ouders die in het buitenland zijn geboren. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen personen wier beide ouders in het buitenland geboren zijn, en die vaak de "tweede generatie" worden genoemd, en personen waarvan een ouder in het buitenland is geboren, personen met een "gemengde achtergrond".
3
4
5
8771/10 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
14
NL
Om het Europees leerproces te versterken, zullen kernindicatoren een basis verschaffen voor het monitoren van de situatie van immigranten en van de resultaten van het integratiebeleid. De kernindicatoren zullen een aanvulling vormen op de nationale indicatoren, en de basis voor evaluaties op nationaal niveau versterken.
Die indicatoren moeten op een brede politieke consensus berusten om de onafhankelijkheid van tijdelijke beleidsmaatregelen en lange en stabiele tijdreeksen in termen van gegevensverzameling te waarborgen.
De indicatoren in de bijlage zijn:
−
gebaseerd op bestaande en vergelijkbare gegevens voor de meeste lidstaten;
−
beperkt in aantal;
−
vergelijkbaar in de tijd;
−
productief en kostenefficiënt;
−
gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken; en
−
resultaatgericht.
Ontwikkeling Om een grotere vergelijkbaarheid te bewerkstelligen, moeten de lidstaten streven naar het gebruik van samenhangende en gecoördineerde definities. Wat de analysekwaliteit betreft, moeten gegevens genderen leeftijdspecifiek zijn, en moeten er gegevens over de sociaaleconomische situatie worden opgenomen. Indicatoren die gebaseerd zijn op kwalitatieve of subjectieve gegevens, moeten verder worden ontwikkeld. Bestaande EU-peilingen moeten verder worden ontwikkeld om de nauwkeurigheid en de vergelijkbaarheid van de gegevens betreffende immigranten te vergroten.
Een aantal vraagstukken is als gebied voor ontwikkeling aangemerkt. De lidstaten moeten nagaan in hoeverre ervaringen kunnen worden vergeleken en gegevens verzamelen in verband met deze vraagstukken en over de relevantie ervan voor het integratiebeleid.
Om doeltreffend te zijn moet het gebruik van de indicatoren worden aangevuld met contextuele analyse op nationaal en EU-niveau. Analyse van nationale contexten (bijvoorbeeld geschiedenis, sociaaleconomische situatie, immigratietype, sociaal vangnet) zal nodig zijn om de resultaten te kunnen interpreteren, bij de monitoring op EU-niveau. De indicatoren moeten bestaan uit elementen die algemeen als belangrijk worden aangemerkt en waarvoor een zeker resultaat wordt gewenst.
8771/10 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
15
NL
Beleidsterrein Werkgelegenheid
Onderwijs
Sociale insluiting
Actief burgerschap17
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Indicatoren Kernindicatoren: • nettoarbeidsparticipatie6 • werkloosheidspercentage7 • brutoarbeidsparticipatie8 Kernindicatoren: • hoogste opleidingsniveau (bevolkingsaandeel met tertiair, secundair en primair onderwijsniveau, of minder dan primair onderwijs)9 • aandeel 15-jarigen dat slecht scoort op leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen10 • aandeel 30-34-jarigen met tertiair opleidingsniveau11 • aandeel voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding12 Kernindicatoren: • mediaan netto-inkomen - mediaan netto-inkomen van de immigrantenbevolking als aandeel van het mediaan netto-inkomen van de gehele bevolking13 • armoederisico - bevolkingsaandeel met een netto beschikbaar inkomen van minder dan 60 procent van de nationale mediaan14 • bevolkingsaandeel dat oordeelt over een goede/slechte gezondheid te beschikken15 • verhouding tussen onroerendgoedbezitters en nietonroerendgoedbezitters onder de immigranten en de gehele bevolking16 Kernindicatoren: • migrantenaandeel dat burgerschap heeft verworven • migrantenaandeel met een permanente verblijfsvergunning of een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen • migrantenaandeel in gekozen vertegenwoordigers
Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: OESO/PISA. Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Bron: EU-SILC. Bron: EU-SILC. Bron: EU-SILC. Bron: EU-SILC. De opvattingen van de lidstaten over indicatoren op het gebied van actief burgerschap lopen thans uiteen. De standpunten van de lidstaten lopen uiteen, omdat de visie, de doelstellingen en de regelgeving betreffende het integratiebeleid in de respectieve lidstaten verschillen. Actief burgerschap is evenwel een belangrijk gebied voor ontwikkeling, aangezien de deelname van immigranten als actieve burgers aan het democratisch proces hun integratie ondersteunt en ertoe bijdraagt dat zij zich thuis voelen.
8771/10 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
16
NL
Ontwikkelingsgebieden en -indicatoren die volgens de meeste of alle lidstaten moeten worden gemonitord (hoewel vergelijkbare gegevens momenteel ontbreken) zijn onder meer:
-
het aandeel werknemers die te hoog opgeleid zijn voor hun baan18;
-
werkzaamheid anders dan in loondienst19;
-
taalvaardigheden20;
-
feitelijke discriminatie;21
-
vertrouwen in publieke instellingen22;
-
opkomst van de stemgerechtigde bevolking23;
-
het gevoel er thuis te zijn24.
Indicatoren die gebaseerd zijn op kwalitatieve of subjectieve gegevens moeten verder worden ontwikkeld.
Voorbeelden van bestaande gegevensbronnen die moeten worden benut en verder moeten worden onderzocht, zijn: de arbeidskrachtenenquête (LFS), de EU-enquête naar inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), de volkstelling, het Programme for International Study Assessment (PISA), de European Social Survey (ESS), de European Value Survey (EVS), en de Eurobarometer. In sommige gevallen zijn Europese indicatoren vastgesteld. De mogelijkheid om daarvan gebruik te maken, wordt nader bestudeerd. De indicatoren betreffende sociale insluiting van het EU-Comité voor sociale bescherming zijn daar een voorbeeld van.
___________________
18
19 20 21 22 23 24
Bron: Eurostat/arbeidskrachtenenquête, indicator kan alleen worden berekend voor grote kwalificatiegroepen. Bron: (Eurostat/arbeidskrachtenenquête). Geen gegevens beschikbaar in Eurostat. Geen gegevens beschikbaar in Eurostat. Geen gegevens beschikbaar in Eurostat. Geen gegevens beschikbaar in Eurostat. Geen gegevens beschikbaar in Eurostat.
8771/10 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
ier/JEL/dm DG H 1B
17
NL