Nota Archeologie gemeente Sint Anthonis Nota van Inspraak
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Sint Anthonis Contactpersonen: Dhr. P. van Laarhoven Auteur: drs. A.E.M. Van de Water en drs. F.P. Kortlang Titel: Nota Archeologie gemeente Sint Anthonis: Nota van Inspraak. Rapportnr.: ArchAeO-rapport 1212 Versie 16-10-2012 ArchAeO, Archeologische Advisering en Ondersteuning Rapelenburglaan 9 5654 AP Eindhoven www.archaeo.nl Monumentenhuis Brabant Markt 9 4931 BR Geertruidenberg
© 2012 ArchAeO
1
1. Inleiding Op grond van artikel 150 van de Gemeentewet heeft het gemeentebestuur van de gemeente Sint Anthonis de inwoners van de gemeente betrokken bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het ontwerp van de Nota Archeologie gemeente Sint Anthonis en de bijhorende Archeologische beleidskaart gemeente Sint Anthonis heeft van 13 augustus tot en 24 september 2012 ter inzage gelegen bij het Klantencontactcentrum in het gemeentehuis van Sint Anthonis. De mogelijkheid tot inspraak is kenbaar gemaakt aan de inwoners door een publicatie in het huis aan huisbladen en middels de gemeentelijk website (www.sintanthonis.nl). In het kader van deze inspraak zijn 9 schriftelijke reacties ontvangen: 1. Op 10 september 2012
6. Op 20 september 2012
ZLTO Sint Anthonis
Familie van de Veerdonk/Verstappen
Dhr. J. Verstraten
Broekstraat 5
Zandkant 13b
5841 CS Oploo
5845 EV Sint Anthonis 2. Op 12 september 2012
7. Op 21 september 2012 Dhr./mevr. P. Ermers
Dhr./mevr. v. d. Oever
Steenakker 10
Lactariaweg 20
5841 CB Oploo
5844 AJ Stevensbeek 3. Op 12 september 2012
8. Op 21 september 2012 Dhr. M. Derks
Dhr./mevr. J.M.M.J. v. d. Oever
Papenvoortsesteeg 8
Lactariaweg 22
5447 NH Rijkevoort
5844 AJ Stevensbeek 4. Op 13 september 2012
9. Op 21 september 2012 Baltussen v. o. f.
Van der Velden Graszoden v. o. f.
Allemansweg 1 en 1a
Noordstraat 39
5445 RB Landhorst
5445 RA Landhorst 5. Op 19 september 2012 Sint Anthoniusgilde Dhr. N. Huffels De lange Loop 34 5845 GZ St. Anthonis Deze nota heeft tot doel belangstellenden in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van de inspraakreacties en het standpunt van de gemeente Sint Anthonis hierin. De Nota van Inspraak maakt integraal onderdeel uit van het vast te stellen archeologiebeleid. In deze Nota van Inspraak worden in de volgende hoofdstukken de ingediende inspraakreacties op verzenddatum behandeld. Aangegeven is of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het archeologiebeleid of delen ervan. In de bijlage zijn de volledige inspraakreacties opgenomen.
2
2. Inspraakreactie van ZLTO Sint Anthonis Dhr. Verstraten haalt bij brief van 10 september 2012 namens de ZLTO Sint Anthonis een aantal zaken aan: a. Ingrepen met een geleidelijk effect; b. Oppervlakte-ondergrens voor categorie 4; c.
Richtlijn bij meerdere verwachtingswaarden in 1 plangebied;
d. Historische agrarische verstoringen. De ZLTO Sint Anthonis verzoekt: ten aanzien van a. maatwerk te leveren; ten aanzien van b. de oppervlakte-ondergrens te wijzigen naar 500 m²; ten aanzien van c. de hoogste categorie toe te passen indien 75% (i.p.v. 10%) van het plangebied deze hoogste categorie bevat; ten aanzien van d. een verstoringenkaart te (laten) maken. Ad. a. De archeologische onderzoeksplicht geldt enkel voor nieuwe (vergunningsplichtige) initiatieven. Huidige, vergunde initiatieven kunnen te allen tijde zonder archeologisch vooronderzoek gecontinueerd worden. Bij nieuwe initiatieven dient telkens een afweging gemaakt te worden of het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Indien de aanvrager aannemelijk maakt dat bij afvoer van grond telkens eenzelfde bodemvolume aanvult, kan overwogen worden af te zien van de onderzoeksplicht. Mocht de aanvrager het telkens aanvullen van afgevoerd bodemvolume niet bij de aanvraag aangeven, dan kan tevens overwogen om het aanvullen als vergunningvoorwaarde op te nemen en daarmee een onderzoeksvrijstelling te verlenen. Maatwerk wordt dienaangaande altijd geleverd. Ad. b. Categorieën 1 t/m 3 zijn beleidscategorieën die verwijzen naar terreinen met bekende en vastgestelde archeologische resten. Het betreft de archeologische terreinen van de AMK (Archeologische MonumentenKaart), bekende archeologische vondsten of historische gebouwen met archeologische relevantie. In ieder geval is de archeologische waarde van deze objecten reeds vastgesteld. Categorie 4 en 5 representeren gebieden met een archeologische verwachting. Van deze gebieden is de feitelijke archeologische waarde nog niet vastgesteld. Categorie 3 (de laagste categorie van de vastgestelde archeologische terreinen) en categorie 4 (de hoogste archeologische verwachtingswaarde) zijn qua oppervlaktegrenzen gelijkgesteld op 250 m². De gebieden van beide categorieën bevatten naar verwachting dezelfde soort archeologie waardoor een gelijkstelling qua beleidregime maatschappelijk en archeologisch verantwoord is. Het archeologiebeleid is niet aangepast op dit punt. Ad. c. Deze nadere richtlijn is opgenomen om in bijzondere gevallen maatwerk te kunnen leveren ten aanzien van de onderzoeksverplichting. De omvang van de geplande ingrepen in combinatie met de aard van de te verwachten archeologische resten of de
3
vastgestelde archeologische resten kunnen aanleiding zijn voor het leveren van nog meer maatwerk. Als meerdere categorieën voorkomen binnen eenzelfde plangebied, dient de gemeente een keuze te maken. Keuzes hierbij zijn: 1. de hoogste categorie leidend laten zijn; 2. de op een na hoogste (of in geval van 2 categorieën de laagste) categorie leidend laten zijn; 3. geen onderzoeksverplichting op te leggen (in geval van combinatie met een lage verwachting). Ten behoeve van deze keuzemogelijkheden is in de beleidsnota een 10%-regel opgenomen. Op basis van de inspraakreactie is er geen aanleiding om dit uitgangspunt te wijzigen. Ad. d. Historisch agrarisch landgebruik heeft mogelijk voor bodemroering gezorgd. De vraag is in hoeverre deze bodemroering ook geleid heeft tot verstoring van archeologische resten. Bij het tot stand komen van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau tevens de bekende ‘verstoringen’ zoveel als mogelijk in kaart gebracht. Ontgrondingen en kunstmatige niveauverschillen zijn onder de loep genomen. Deze terreinen zijn meegewogen bij de omvorming van verwachtingen- en waardenkaart naar beleidskaart. Al het redelijke en binnen de kosten mogelijke is dus gedaan in het kader van het opstellen van de verwachtingen- en beleidskaart. Om alle misschien verstoorde gebieden binnen de gemeente te gaan inventariseren, vergt een zeer grote inspanning middels veldwerk, rapportage e.d. Dit gaat gepaard met hoge kosten (denk in termen van vele tienduizenden tot honderdduizenden euro’s). Dit is niet realistisch. Daarvoor is ook het systeem van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden bedoeld. Er vindt dus telkens een afweging plaats op basis van onderzoek / bewijsvoering op een concreet planvoornemen. De initiatiefnemer betaalt evenwel de kosten van dit onderzoek. Het archeologiebeleid is niet aangepast op dit punt.
4
3. Inspraakreacties van
dhr./mevr. M. v. d. Oever; dhr./mevr. J.M.M.J. v.d. Oever; familie van de Veerdonk/Verstappen; dhr. M. Derks.
Dhr./mevr. M. v. d. Oever geeft aan dat het bouwblok aan de Lactariaweg 20 te Stevensbeek dermate is verstoord en omgezet dat er geen archeologische resten meer te verwachten zijn. Dhr./mevr. J.M.M.J. v. d. Oever geeft aan dat het bouwblok aan de Lactariaweg 22 te Stevensbeek dermate is verstoord en omgezet dat er geen archeologische resten meer te verwachten zijn. Familie van de Veerdonk/Verstappen geeft aan dat binnen het bouwblok van Broekstraat 5 te Oploo geen archeologische waarden meer te verwachten zijn vanwege de diverse aanwezige opstallen met diepe kelders en funderingen. Dhr. M. Derks geeft aan dat zijn percelen gelegen aan de Papenvoortesteeg 8 te Rijkevoort vanwege vruchtwisseling reeds dieper verstoord zijn dan 0,5 m en dat archeologische waarden niet meer te verwachten zijn. De betreffende percelen van de insprekers liggen allemaal in categorie 4. Deze categorie-indeling (een hoge archeologische verwachting) is gemaakt op grond van de resultaten van het fijnmazige onderzoek door RAAP in het kader van de gemeentelijke verwachtingenkaarten. Bij deze archeologische categorieën behoren oppervlakte-ondergrenzen van 250 m² (cat. 4). Indien deze ondergrens wordt overschreden is archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk. Wordt deze ondergrens niet overschreden, dan is er vanuit archeologisch oogpunt geen belemmering voor de vergunningverlening. Daarbij geldt dat slechts eenmaal de AMZ-cyclus doorlopen hoeft te worden. De AMZcyclus is een opeenvolging van verschillende archeologische onderzoeken met een toenemende omvang en gedetailleerdheid. Beginnende met een nader bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een booronderzoek, daarna een proefsleuvenonderzoek en indien behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen worden- eindigend met een opgraving. Na iedere stap kan -als het onderzoek daartoe aanleiding geeft- besloten worden de AMZ-cyclus te beëindigen en de archeologische waarde/dubbelbestemming te verwijderen. De eerstvolgende bodemverstorende grondwerkzaamheden die de gestelde ondergrens overschrijden, zullen derhalve leiden tot een eenmalig archeologisch onderzoek voor dat verstoringsgebied. Mochten die resultaten aanleiding geven tot aanpassing van de Archeologische beleidskaart, dan zal die wijziging op dat moment alsnog doorgevoerd worden. De mededeling van de insprekers dat de betreffende bouwblokken en/of percelen aan respectievelijk de Lactariaweg 20 en 22 te Stevensbeek, de Broekstraat 5 te Oploo en de Papenvoorstesteeg 8 te Rijkevoort reeds dieper verstoord zijn, gaat niet vergezeld van verifieerbare bewijsvoering. Hierdoor is aanpassing van de beleidskaart op dit moment niet verantwoord. De archeologische beleidskaart is niet gewijzigd op dit punt.
5
4. Inspraakreactie van Van der Velden Graszoden v. o. f. Inspreker ontplooit een onderneming waarbij onder andere graszoden geteeld worden. Door het indelen van graszodenteelt onder activiteiten met een mogelijk negatief geleidelijk effect kan de bedrijfsvoering ernstig verstoord worden. Daarnaast geeft inspreker aan dat de diepte-ondergrens van 0,5 m te beperkt is. Aangegeven wordt dat meerdere percelen in Sint Anthonis in het kader van het in gebruik nemen als landbouwgrond in het verleden omwille van een goede ontwatering tot een diepte van 0,7 m is gemengploegd. Voor de beantwoording ten aanzien van het eerste punt (geleidelijk effect) wordt verwezen naar de gegeven reactie op punt a van de ZLTO. Zie pagina 3 van deze nota van inspraak. Ten aanzien van de diepte-ondergrens. Op de meeste plaatsen zijn archeologisch relevante woonlagen opgenomen in de (recente) bouwvoor (voor zover geen sprake is van bijvoorbeeld heide- bos-, of stuifzandgebieden). Op basis van diverse onderzoeken is vastgesteld dat de bouwvoor gemiddeld een dikte van 0,3 tot 0,5 m heeft waaronder een eerste archeologisch sporenvlak zichtbaar kan worden. De gemeente Sint Anthonis heeft ervoor gekozen een vrijstellingsdiepte van 0,5 m beneden maaiveld te hanteren en daarmee binnen het gebruikelijke zo ruim mogelijk te zijn. Deze generieke dieptegrens neemt niet weg dat in het verleden plaatselijk percelen reeds dieper verstoord kunnen zijn. Zoals aangegeven in de reactie op punt d van de ZLTO (zie pagina 4 van deze nota van inspraak) is al het redelijke en binnen de kosten mogelijke gedaan in het kader van het opstellen van de verwachtingen- en beleidskaart. Het inventariseren van alle verstoorde gebieden binnen de gemeente, vergt een zeer grote inspanning middels veldwerk, rapportage e.d. Dit is niet realistisch en daarvoor is ook het systeem van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden bedoeld. Er vindt dus telkens een afweging plaats op basis van onderzoek / bewijsvoering op een concreet planvoornemen. Het archeologiebeleid is niet aangepast op dit punt.
6
5. Inspraakreactie van Sint Anthoniusgilde De Sint Anthoniusgilde geeft aan geen opmerkingen te hebben op het archeologiebeleid, maar doet melding van een aantal interessante archeologische vondsten die door de Sint Anthoniusgilde nog verder bestudeerd zullen worden. Bij de eerstvolgende actualisering van de beleidskaart zullen de aangedragen vondsten meegenomen worden. Op dit moment geven de vondsten geen aanleiding tot aanpassing van de beleidskaart of het archeologiebeleid. Het archeologiebeleid is niet aangepast op dit punt.
7
6. Inspraakreactie van dhr./mevr. P. Ermens Inspreker geeft aan dat historische activiteiten ten behoeve van de ruilverkavelingswerkzaamheden de grond reeds dieper verstoord hebben dan een diepte van 0,5 m. Op de meeste plaatsen zijn archeologisch relevante woonlagen opgenomen in de (recente) bouwvoor (voor zover geen sprake is van bijvoorbeeld heide- bos-, of stuifzandgebieden). Op basis van diverse onderzoeken is vastgesteld dat de bouwvoor gemiddeld een dikte van 0,3 tot 0,5 m heeft waaronder een eerste archeologisch sporenvlak zichtbaar kan worden. De gemeente Sint Anthonis heeft ervoor gekozen een vrijstellingsdiepte van 0,5 m beneden maaiveld te hanteren en daarmee binnen het gebruikelijke zo ruim mogelijk te zijn. Deze generieke dieptegrens neemt niet weg dat in het verleden plaatselijk percelen reeds dieper verstoord kunnen zijn. Zoals aangegeven in de reactie op punt d van de ZLTO (zie pagina 4 van deze nota van inspraak) is al het redelijke en binnen de kosten mogelijke gedaan in het kader van het opstellen van de verwachtingen- en beleidskaart. Het inventariseren van alle verstoorde gebieden binnen de gemeente, vergt een zeer grote inspanning middels veldwerk, rapportage e.d. Dit is niet realistisch en daarvoor is ook het systeem van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden bedoeld. Er vindt dus telkens een afweging plaats op basis van onderzoek / bewijsvoering op een concreet planvoornemen. Het archeologiebeleid is niet aangepast op dit punt.
8
7. Inspraakreactie van Baltussen v. o. f. Baltussen v. o. f. heeft een aantal vragen neergelegd: a.
Wat zijn de exacte consequenties voor de agrariërs?;
b.
Welke totale (reeds gemaakt, maar ook te verwachten) kosten brengt het archeologiebeleid met zich mee? Wie is hiervoor verantwoordelijk;
c.
Door de ruilverkaveling is tot ca. 0,8 m gewoeld voor structuurverbetering. Daarnaast wordt ook momenteel nog steeds dieper dan 0,5 m gewoeld.
Ad. a. De consequenties van het archeologiebeleid zijn voor de agrariërs identiek aan de consequenties voor de ‘gewone’ burger. Zodra vergunningsplichtige activiteiten ontplooid worden die de gestelde oppervlakte- en diepteondergrenzen overschrijden, dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden. Activiteiten die niet vergunningsplichtig zijn of waarvoor geen gemeentelijk besluit noodzakelijk is, kunnen zonder archeologisch vooronderzoek gecontinueerd worden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat per locatie archeologisch onderzoek (AMZ-cyclus) slechts eenmaal volledig doorlopen dient te worden. De AMZ-cyclus is een opeenvolging van verschillende archeologische onderzoeken met een toenemende omvang en gedetailleerdheid. Beginnende met een nader bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een booronderzoek, daarna een proefsleuvenonderzoek en -indien behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen worden- eindigend met een opgraving. Na iedere stap kan -als het onderzoek daartoe aanleiding geeft- besloten worden de AMZ-cyclus te beëindigen en de archeologische waarde/dubbelbestemming te verwijderen. Ad. b. Conform hetgeen in paragraaf IV.1 van de Nota archeologie gemeente Sint Anthonis is opgenomen, kunnen de archeologische kosten in 2 delen opgesplitst worden: (1) gemeentelijke apparaatskosten t.b.v. de beoordeling op de archeologische component en de kosten voor het opstellen, ontwikkelen en implementeren van het archeologiebeleid; (2) projectgebonden kosten voor de initiatiefnemer bestaande uit onderzoekskosten en leges. (1) De totale eenmalige kosten voor het opstellen, ontwikkelen en implementeren van het gemeentelijke archeologiebeleid worden geschat op afgerond € 20.000,- ex. BTW. Omdat de gemeente Sint Anthonis hiervoor samenwerkt met de gemeenten Grave, Landerd en Mill en Sint Hubert wordt dit door de provincie Noord-Brabant voor 100% gesubsidieerd met een maximum van € 21.008,-. Daarnaast wordt verwacht dat het uitvoeren van het voorgestelde archeologiebeleid jaarlijkse ongeveer € 12.000,- kost. Deze jaarlijkse uitvoeringskosten komen ten laste van de gemeente, daar waar het de werkzaamheden niet onder de legesverordening vallen. (2) De projectgebonden kosten bestaan uit onderzoekskosten en leges. De kosten van archeologisch onderzoek komen -naar analogie met de landelijke uitgangspunten- voor rekening van de initiatiefnemer/de verstoorder. Diegene die een bodemverstorende en vergunningsplichige activiteit wenst te ontplooien, zal rekening moeten houden met
9
diverse onderzoeken (waaronder ook archeologisch onderzoek). Worden geen bodemverstorende of vergunningsplichtige activiteiten ontplooid, dan dient ook geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor het beoordelen van een archeologisch onderzoek is op dit moment in de legesverordening een bedrag opgenomen van € 200,- per rapport. In de loop van 2013 zal bezien worden of dit bedrag aangepast moet worden. Ad. c. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de inspraakreactie van de ZLTO en van dhr./mevr. P. Ermens.
10
Bijlage: Inspraakreacties Losse bijlagen.
11