Nota activabeleid 2014
Inhoudsopgave
1
Samenvatting
4
2
Inleiding
6
2.1
Leeswijzer
7
3
Activering van activa
8
3.1
Materiële vaste activa
8
3.1.1
Investeringen met een economisch nut
8
3.1.2
Investeringen met een maatschappelijk nut
9
3.1.3
Minimumeisen activeren
9
3.1.4
Onderhoudskosten
10
3.2
Immateriële vaste activa
11
3.3
Financiële vaste activa
12
4
Waardering van activa
12
4.1
Waarderingsgrondslagen
13
4.1.1
Materiële vaste activa
13
4.1.2
Immateriële activa
13
4.1.3
Financiële vaste activa
14
5
Afschijven van activa (inclusief renteberekening)
15
5.1
Regels met betrekking tot afschrijven
15
5.1.1
Afschrijvingsmethode
15
5.1.2
Componentenbenadering
15
5.1.3
Afwaardering, buitengebruikstelling en desinvestering (artikel 65 BBV)
5.2
17
5.1.4
Startmoment van afschrijven en renteberekening (m.i.v. 2015)
17
5.1.5
Afschrijven op gronden
17
Afschrijvingstermijnen
18
5.2.1
Afschrijvingstermijnen immateriële vaste activa
18
5.2.2
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa
19
5.2.3
Specificatie verzameltermen vaste activa
21
6
Investeringsbevoegdheid
23
6.1
Investeringscategorieën
23
6.1.1
6.1.1. Nieuwe- of uitbreidingsinvesteringen
23
6.1.2
6.1.2. Vervangingsinvesteringen
24
6.2
Looptijd investeringsbudgetten
24
7
Bijlagen
25
7.1
Bijlage I - Wettelijk kader
25
7.1.1
Gemeentewet
25
7.1.2
Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
7.1.3
Stellige uitspraken Commissie BBV (opgenomen in de richtlijnen februari 2013)
7.1.4
30
Financiële verordening VRU (vastgesteld door het algemeen bestuur 13-12-2013)
7.2
29
Gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht 2013
7.1.5
25
Bijlage II – Begripsbepaling
30 30
1 Samenvatting Recapitulatie van uitgangspunten Algemeen
Wijzigingen gaan in per 1 januari 2014.
Wijziging methodiek berekening rente en afschrijving gaat in per 2015.
Activeren en waarderen
Er dient sprake te zijn van meerjarig nut.
Activa (investeringen) met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan
€ 10.000 worden niet geactiveerd.
Activa (investeringen) met een levensduur van 3 jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
Kleding/persoonlijke uitrusting worden niet geactiveerd (betreft een beleidswijziging).
Onderhoudskosten worden niet geactiveerd.
Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief worden op de waardering in mindering gebracht.
Uren eigen personeel worden nooit geactiveerd.
Reserves mogen niet in mindering worden gebracht op de investering.
Afschrijven van activa
De veiligheidsregio werkt met lineaire afschrijvingsmethode.
De restwaarde wordt bij de bepaling van de afschrijvingsbedragen op nihil gesteld.
De VRU past de componentenbenadering toe bij het activeren met de daarbij behorende afschrijvingstermijnen (betreft beleidswijziging in de afschrijvingstermijnen).
De afschrijvingstermijnen van de tankautospuiten en personenauto’s worden gesteld op respectievelijk 15 jaar en 8 jaar (betreft een beleidswijziging).
De afschrijvingstermijn bepakking tankautospuit wordt gewijzigd in 8 jaar (was tussen de 10 en 15 jaar; betreft dus een beleidswijziging).
Er wordt afgeschreven gedurende de economische gebruiksduur. Een aantal veel voorkomende investeringen met bijbehorende afschrijvingstermijn zijn opgenomen in staat van paragraaf 5.2.
Bij begroting(swijziging) kunnen gemotiveerd wijzigingen in de hiervoor genoemde staat worden aangebracht.
Duurzame waardevermindering wordt op het moment van constatering onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar ten laste van het resultaat gebracht.
Pagina
4
Boekwinst bij afstoten activa wordt te gunste van de exploitatie gebracht.
Berekening afschrijving en rente (wijziging gaat in m.i.v. 2015)
De afschrijving en berekening rente start op 1 januari van het jaar ná ingebruikname van het actief.
De rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari en jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht.
De afschrijving wordt jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht.
Investeringsbevoegdheid (betreft nieuw beleidsonderdeel)
Autorisatie van investeringen vindt plaats door vaststelling van de programmabegroting.
Het meerjarig investeringsplan maakt onderdeel uit van de betreffende programma’s.
Buiten genoemd investeringsplan bestaat geen bevoegdheid voor de ambtelijke organisatie tot het doen van investeringen. Dit uitgangspunt gaat in bij de vaststelling van het eerste investeringsplan.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vervangings- en nieuwe- c.q. uitbreidings-investeringen.
Het investeringsbudget wordt gedurende 2 jaar ter beschikking gesteld. Daarna zal dit budget, indien noodzakelijk, opnieuw aangevraagd moeten worden.
Indien het investeringsbudget ontoereikend blijkt, dan kan tot maximaal 10% overschrijding vooraf aparte besluitvorming plaats in het dagelijks bestuur. Uiteraard kan dit alleen bij voldoende alternatieve dekkingsmiddelen binnen de bestaande begroting.
Wijzigingen in omvang groter dan 10% dienen altijd vooraf aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd in de vorm van een begrotingswijziging. Dit geldt eveneens voor verschuivingen tussen investeringsbudgetten en programma’s.
Pagina
5
2 Inleiding In deze nota worden nadere regels gegeven ten aanzien van het investeren, waarderen en afschrijven van activa zoals bedoeld in de financiële verordening VRU. De wettelijke basis is zoals hierna beschreven. In de gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht 2013 zijn ten aanzien van het financiële beleid de artikelen 212 tot en met 214 Gemeentewet van toepassing verklaard (artikel 9.1 lid 1). In de Gemeentewet is opgenomen dat de raad (met de raad wordt in ons geval het algemeen bestuur bedoeld) het financiële beleid vaststelt. Artikel 212 lid 2 letter a. van de Gemeentewet bepaalt dat in de door het algemeen bestuur vast te stellen financiële verordening in ieder geval de regels voor waardering en afschrijving van activa zijn opgenomen. In de financiële verordening van Veiligheidsregio Utrecht (13 december 2013) is in artikel 6 (Waardering & afschrijving vaste activa) het volgende bepaald: 1.
De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincie en gemeente (BBV), worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met ontvangsten van derden en de afschrijvingen. De afschrijvingen vinden plaats op basis van de lineaire, gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur van de activa.
2.
Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot waardering en afschrijving.
In deze Nota worden dus de in lid 2 genoemde nadere regels gesteld. Deze Nota activabeleid bakent dus de formele kaders af, waarbinnen het dagelijks bestuur alsmede de ambtelijke organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen. De uitgangspunten van deze nota worden onder andere zichtbaar in de jaarrekening, de kadernota en de begroting. Met betrekking tot de te hanteren afschrijvingstermijnen zoals in deze nota genoemd, kan in de toekomst ook bij begroting(swijziging) wijziging van deze termijnen worden voorgesteld. Aanleiding voor de voorliggende Nota activabeleid is gelegen in het feit dat tot op heden formeel nog geen beleid is vastgesteld zoals gevraagd in artikel 6 lid 2 van de financiële verordening. Wel is het zo dat de afgelopen jaren volgens een ambtelijke werkinstructie (nota activabeleid VRU in 2011 vastgesteld door het directieteam) een bestendige lijn van activeren en afschrijven is gevolgd,
Pagina
6
die nu middels deze beleidsnota feitelijk wordt geformaliseerd en op onderdelen geactualiseerd. De wijzigingen gaan in met ingang van 1 januari 2014. Het beleid op het terrein van de vaste activa wordt overigens sterk ingekaderd door de voorschriften uit het BBV. Toch kan de Veiligheidsregio op een aantal onderdelen beperkt eigen keuzes bepalen. Dit zijn keuzes op het gebied van o.a. investeringsbevoegdheden, waarderingsgrondslagen, afschrijvingsmethodieken, afschrijvingstermijnen en dergelijke. Het activabeleid heeft een grote invloed op de exploitatie en de vermogenspositie van de Veiligheidsregio. Een transparant activabeleid vormt één van de kaders voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de Veiligheidsregio. Deze nota is om die reden niet alleen van bedrijfseconomisch belang, maar ook zeker bestuurlijk van belang. In de begroting bijvoorbeeld zien we de uitwerkingen van de Nota activabeleid terug in de vorm van kapitaallasten (rente en afschrijving) van investeringen. Kapitaallasten van investeringen maken een substantieel onderdeel uit van de begroting.
2.1 Leeswijzer Hoofdstuk 3 beschrijft de soorten activa en wanneer deze moeten worden geactiveerd. Hoofdstuk 4 geeft aan hoe ze moeten worden gewaardeerd en hoofdstuk 5 geeft vervolgens aan hoe moet worden afgeschreven en rente moeten worden berekend. Hoofdstuk 6 beschrijft de investeringsbevoegdheid. En tot slot wordt in de bijlagen het wettelijk kader weergeven en worden de gebruikte begrippen beschreven.
Pagina
7
3 Activering van activa In onderstaande tabel is zichtbaar hoe de activa zijn opgebouwd. In de balans is deze onderverdeling terug te vinden aan de debetzijde. Indeling vaste activa: Activapost
Vaste activa
Omschrijving Materiële vaste activa
Immateriële vaste activa
-
Investeringen met economisch nut
-
Investeringen met maatschappelijk nut (komt bij de VRU niet voor) Kosten sluiten geldleningen en saldo agio en disagio Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen Leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen Overige verstrekte langlopende leningen
-
Financiële vaste activa
-
-
Overige uitzettingen met een looptijd langer dan één jaar Bijdragen aan activa in eigendom van derden
3.1 Materiële vaste activa Binnen deze categorie wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut (artikel 35 BBV). Beide categorieën worden tevens apart vermeld in de balans. Zoals vermeld in het begrippenkader is het concrete verschil tussen deze investeringen dat investeringen met een economisch nut de mogelijkheid bieden middelen te genereren en/of verhandelbaar zijn, investeringen met een maatschappelijk nut hebben die mogelijkheid niet.
3.1.1 Investeringen met een economisch nut Volgens het eerste lid van artikel 59 van het BBV worden de investeringen met een economisch nut altijd geactiveerd. Dit geschiedt voor het volledige bedrag van de investering. Dit betekent dat reserves niet in mindering op het actief mogen worden gebracht. Volgens artikel 62 lid 2 mogen financiële bijdragen van derden wél in mindering gebracht worden op de waardering van het actief, indien zij een directe relatie hebben met het actief. Binnen de Veiligheidsregio is de
Pagina
8
teruggaaf BPM een te noemen post die in mindering gebracht wordt op het actief.
3.1.2 Investeringen met een maatschappelijk nut De wetgever is van mening dat het de voorkeur verdient om investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren. Echter, aangezien dit ertoe zou kunnen leiden dat gemeenten belangrijke investeringen niet meer zouden kunnen doen, mogen deze investeringen toch geactiveerd worden (artikel 59 lid 4 BBV). Binnen onze Veiligheidsregio komen dergelijke investeringen (nog) niet voor. Concreet:
investeringen met een economisch nut: deze moeten worden geactiveerd.
investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut: deze mogen worden geactiveerd.
3.1.3 Minimumeisen activeren Vanwege praktisch uitvoerbare redenen heeft het niet de voorkeur om de bovenstaande categorieën activa in alle gevallen te activeren. Daarom gelden binnen de Veiligheids-regio de volgende 4 minimumeisen, waarbij de eerste eis voortvloeit uit het BBV en de andere drie om praktische redenen worden voorgesteld:
er dient sprake te zijn van een meerjarig nut.
activa met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd (alleen het rollend materieel uitgezonderd; deze worden altijd geactiveerd). Deze activa worden in het jaar van aanschaf om efficiencyredenen ten laste van de exploitatie gebracht. De redenen zijn: o
de extra administratieve werkzaamheden die activeren met zich meebrengt;
o
geringe bedragen hebben een geringe invloed op het exploitatiesaldo.
activa met een levensduur van 3 jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, tenzij anders wettelijk voorgeschreven.
Kleding/persoonlijke uitrusting (waaronder ook pagers en mobiele telefoons) anders dan brandweerhelmen wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht. De redenen hiervan zijn: o
dit extra administratieve lasten met zich meebrengt omdat bij activering ieder artikel gevolgd moet worden;
Pagina
9
o
omdat (bij kleding) hergebruik veelal niet mogelijk is, moet bij uitgifte de waarde al op nul gesteld worden.
o
Verder vindt vervanging van deze artikelen op VRU-niveau redelijk gelijkmatig over de jaren plaats en zijn daarmee ook de lasten gelijkmatig over de jaren verdeeld.
Bij het hanteren van de € 10.000 activeringsgrens wordt een eventuele bijdrage van een derden betrokken. Komt het investeringsbedrag minus genoemde bijdrage onder de gestelde grens, dan vindt geen activering plaats.
3.1.4 Onderhoudskosten Volgens de Notitie verkrijging/vervaardiging van onderhoud van kapitaalgoederen mei 2007 van de Commissie BBV zijn “de kosten van klein en groot onderhoud niet levensduur verlengend en mogen niet worden geactiveerd”. Het periodiek terugkerende onderhoud, zoals van vervoermiddelen en schilderwerk, mag volgens het BBV dus niet worden geactiveerd. Deze kosten zullen ten laste van de exploitatie dan wel een, ten laste van de exploitatie, te vormen voorziening worden gebracht. Bij beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt:
klein onderhoud; keert jaarlijks terug. Dit is de reden dat deze uit de jaarlijkse budgetten bekostigd moeten wordt en dat activering van de kosten niet mogelijk is;
groot onderhoud; het gaat om zaken die in eens in de zoveel jaar moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het (buiten) schilderwerk van een gebouw. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat hierbij uit dekking van de kosten via exploitatie dan wel de vorming van een voorziening;
levensduur verlengend onderhoud; het onderscheid tussen groot onderhoud en levensduur verlengend onderhoud is vaak niet te onderscheiden. Ook is de termijn waarmee de levensduur eventueel wordt verlengd arbitrair. Daarom worden deze kosten niet geactiveerd;
renovatie en verbouwingen van bedrijfsgebouwen; renovatie en verbouwingen van bedrijfsgebouwen worden wel apart geactiveerd.
Pagina
10
3.2 Immateriële vaste activa In artikel 34 van het BBV is opgenomen dat in de balans de immateriële vaste activa afzonderlijk worden opgenomen:
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
Het (dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het (lagere) bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. In artikel 63 van het BBV is bepaald dat alle passiva waaronder dus schulden – tegen nominale waarde moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat een lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld in de balans moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan evenals in het bedrijfsleven, naar keuze al dan niet worden geactiveerd. Om het voorzichtigheidsprincipe en het verlies te nemen in het jaar waarin het verlies zich voordoet, worden deze kosten en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen direct ten laste van de exploitatie gebracht. Agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. Kosten van onderzoek en ontwikkeling (voorbereidingskosten) mogen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden (artikel 60 BBV):
het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;
het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Als niet aan de hiervoor genoemde verplicht gestelde voorwaarden wordt voldaan, mogen de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor plannen niet worden geactiveerd maar moeten deze in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze voorwaarden betekent dat dergelijke kosten alleen dan mogen worden geactiveerd als de plannen betreffende het actief waarvoor de kosten gemaakt worden al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten in te schatten zijn. Ook is het van belang dat het daadwerkelijk om kosten ter voorbereiding van een investering gaat. Dat betekent dat deze voorbereidingskosten in de betreffende investeringsbegroting worden meegenomen. Deze kosten worden uiteindelijk apart geactiveerd (onder de immateriële activa) en afgeschreven op basis van de afschrijvingstermijn van
Pagina
11
het actief ten behoeve waarvan de voorbereidingskosten zijn gemaakt; met een maximum van 10 jaar.
3.3 Financiële vaste activa Ook de financiële vaste activa moeten zichtbaar gemaakt worden op de balans. Onder financiële vaste activa vallen kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen en bijdragen aan activa in eigendom van derden. Deze bijdragen aan derden mogen worden geactiveerd als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
er moet sprake zijn van een investering door een derde;
de investering moet bijdragen aan de aan de Veiligheidsregio opgedragen publieke taak;
de derde moet zich verplicht hebben tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;
de bijdrage moet kunnen worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de Veiligheidsregio de mogelijkheid heeft recht te doen gelden op de activa die samenhangen met de investering (bijv. middels pandrecht of hypotheekrecht).
Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de Veiligheidsregio de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de Veiligheidsregio.
4 Waardering van activa In het BBV is voorgeschreven dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 63 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. De inzet van uren van eigen personeel in verband met de aankoop of vervaardiging van een investeringsgoed of het toekennen van bijdragen aan derden worden niet geactiveerd maar rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht. Evenwel kunnen de door derden in rekening gebrachte personele kosten die een directe relatie hebben met de vervaardiging van het actief (bijvoorbeeld ontwikkeling van software) wel worden geactiveerd.
Pagina
12
Uitgangspunt is dat materiële vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering (art. 62 lid 1 BBV). Eventuele compensabele / verrekenbare BTW wordt hierop in mindering gebracht. In het kader van de Wet veiligheidsregio’s is met ingang van boekjaar 2014 de BTW op alle taken van de VRU niet meer compensabel. De BTW wordt vanaf die datum gedekt uit de BDUR. De dekking uit de BDUR vindt niet plaats op declaratiebasis, daardoor dienen de activa met ingang van 2014 inclusief BTW te worden geactiveerd. Bijdragen van derden (bijvoorbeeld subsidie van het Rijk of Provincie of de ontvangen BPM op voertuigen) worden in mindering gebracht op het te activeren bedrag. Het BBV stelt dat er wel sprake moet zijn van een directe relatie met de investering (art. 62 lid 2 BBV). Eventuele reserves mogen alleen bij investeringen met maatschappelijk nut direct in mindering worden gebracht op het te activeren bedrag (art. 62 lid 3 BBV). Bij investeringen met economisch nut mag dit niet. Bij investeringen met economisch nut kunnen eventuele daarvoor bestemde reserves wél worden aangewend ter (gedeeltelijke) dekking van de jaarlijkse kapitaallasten. De Veiligheidsregio heeft momenteel alleen activa met economisch nut.
4.1 Waarderingsgrondslagen 4.1.1 Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Alhoewel de veiligheidsregio geen investering met maatschappelijk nut bezit wordt hierna volledigheidshalve wel de wettelijke regels m.b.t. de waardering gegeven. Investeringen met maatschappelijk nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:
de afschrijvingen;
de onttrekkingen aan reserves in verband met dit actief;
eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.
Investeringen met een economisch nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:
de afschrijvingen;
eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.
4.1.2 Immateriële activa De eventuele kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa worden
Pagina
13
gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen.
4.1.3 Financiële vaste activa Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen worden - voor zover de Veiligheidsregio de bevoegdheid heeft tot het verstrekken ervan - gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De bijdragen aan activa in eigendom derden worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Deze bijdragen worden lineair afgeschreven. Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Pagina
14
5 Afschijven van activa (inclusief renteberekening) Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Uitzondering hierop is een geactiveerde investering in grond; op grond mag niet worden afgeschreven.
5.1 Regels met betrekking tot afschrijven Afschrijven is het op methodische wijze – volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige economische gebruiksduur – ten laste van de exploitatie brengen van de kosten van het kapitaalgoed.
5.1.1 Afschrijvingsmethode In de gemeentelijke overheid - en dus ook binnen de Veiligheidsregio worden hoofdzakelijk 2 afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair (voor het onderscheid tussen deze 2 afschrijvingsmethodes zie bijlage Begripsbepaling). De Veiligheidsregio Utrecht werkt met de lineaire afschrijvingsmethode. Zie ook artikel 6 lid 1 van de financiële verordening VRU. Verder wordt er op grond van het voorzichtigheidsprincipe vanuit gegaan dat aan het eind van de afschrijvingstermijn de restwaarde nihil zal zijn.
5.1.2 Componentenbenadering De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd. Aangezien investeringen met maatschappelijk nut niet verplicht zijn te activeren, en in beginsel het actief zo snel mogelijk wordt afgeschreven, geldt de componenten-benadering (opsplitsing van een investering in componenten) alleen voor investeringen met economisch nut. De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:
grond; hier wordt niet op afgeschreven;
gebouw; afschrijving in 40 jaar;
installaties (bijvoorbeeld verwarming); afschrijving in 15 jaar;
inventaris; afschrijving in 10 jaar.
Pagina
15
Een voor ons als Veiligheidsregio nog sprekender voorbeeld is de componentbenadering van onze tankautospuiten met daarbij behorend inventaris/bepakking. Was het in de gemeentelijke omgeving zo dat het inventaris van de tankautospuit als één investering werd gezien met een afschrijvingstermijn van (maximaal) 15 jaar; in VRU omgeving is een componentbenadering met daarbij horizontale aanbesteding (= een aanbesteding voor meerdere voertuigen) en bepaling van de afschrijvingstermijn, meer voor de hand liggend. De volgende componenten zijn dan te onderscheiden (in paragraaf 5.2.2 en 5.2.3 worden deze componenten nog verder beschreven en eventueel wordt de afschrijvingstermijn nog verder verfijnd):
tankautospuit; afschrijven in 15 jaar;
adembeschermende middelen en helmen (ABM); afschrijven in 10 jaar;
chemiepakken en toebehoren (OGS); afschrijven in 8 jaar;
klein motorgereedschap (KMG); afschrijven in 10 jaar;
meters; afschrijven in 5 jaar;
redgereedschap (RG); afschrijven in 10 jaar;
slangen en watervoerende armaturen (SWA); afschrijven in 15 jaar;
verbindingsmiddelen (VBM); afschrijven in 5 jaar;
warmtebeeldcamera (WBC); afschrijven in 5 jaar;
mobiele dataterminal (MDT); afschrijven in 10 jaar;
kleine blusmiddelen (KBM); afschrijven in 15 jaar
De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdeling afzonderlijk verwerkt en afgeschreven. In het voorbeeld kan na 10 jaar de adembeschermende middelen van meerdere voertuigen worden vervangen en opnieuw worden geactiveerd. Het voordeel van deze benadering is dat de waardevermindering van elke afzonderlijke component in de afschrijvingslasten tot uitdrukking wordt gebracht en dat voorkomen wordt dat aan het einde van de gebruiksduur van het component, een boekwaarde resteert die ineens als verlies moet worden genomen. In bovenstaand voorbeeld dienen de verbindingsmiddelen na 5 jaar te worden vervangen. Bij het toepassen van de componentenbenadering is de boekwaarde van de verbindingsmiddelen na 5 jaar nihil, bij het niet toepassen resteert een restant-boekwaarde overeenkomende met 10/15e deel van de aanschafwaarde van de inventaris. Dit deel dient als verlies in zijn geheel in één keer ten laste van de exploitatie te worden gebracht.
Pagina
16
De VRU past de componentenbenadering toe bij het activeren. Als soepele overgang van de oude (gemeentelijke) methode naar de nieuwe VRU methode wordt voorgesteld om de afschrijvingstermijn van de bepakking tankautospuiten te wijzigen in 8 jaar (zie verder tabel 5.2.2).
5.1.3 Afwaardering, buitengebruikstelling en desinvestering (artikel 65 BBV) Naar verwachting duurzame waardevermindering van vaste activa wordt op het moment van constatering onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar ten laste van het resultaat gebracht. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Indien een object met een bepaalde restwaarde wordt afgestoten, dient afboeking van de restwaarde plaats te vinden. Indien bij het afstoten een boekwinst wordt gerealiseerd, dient deze boekwinst na overdracht te worden verwerkt als incidentele bate in de jaarrekening. De opbrengst (bijv. inruilprijs) mag niet met de aanschafwaarde van het eventuele vervangingsactief worden verrekend.
5.1.4 Startmoment van afschrijven en renteberekening (m.i.v. 2015) De afschrijving en de berekening van de rentelasten start op 1 januari van het jaar ná ingebruikname van een actief. Dit betekent dat er niet wordt afgeschreven en dat er geen rentelasten worden berekend in het jaar van afronding c.q. ingebruikname van een investering. De rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari en jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht. De hoogte van de interne rekenrente wordt bij begroting (swijziging) vastgesteld. De afschrijving wordt berekend door het investeringsbedrag (in het jaar nadat het actief gereed is gemeld) te delen door het aantal jaren conform de hierna weergegeven tabel. De afschrijving start zoals hiervoor aangegeven en wordt jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht.
5.1.5 Afschrijven op gronden Ten aanzien van grond met economisch nut gelden de volgende regels. De gronden dienen als aparte component van de betreffende investering te worden geactiveerd. Uitgangspunt hierbij is dat dergelijke grond niet aan slijtage onderhevig is en geen waardevermindering ondergaat. Er bestaat dus
Pagina
17
ook geen noodzaak tot afschrijving. Op gronden die zijn verbonden aan investeringen met een economisch nut wordt niet afgeschreven.
5.2 Afschrijvingstermijnen Om te komen tot een uniform afschrijvingsbeleid is in onderstaande tabel een overzicht opgenomen waarin per activasoort de economische levensuur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven. De afschrijvingstabel is van toepassing op investeringen na 1 januari 2014. De onderstaande opsomming is niet uitputtend. Voorts blijft het in incidentele gevallen, bijvoorbeeld indien de werkelijke levensduur sterk afwijkt, mogelijk af te wijken van de genoemde afschrijvingstermijnen. Ook bij jaarlijkse begroting(swijziging) kunnen wijzigingen c.q aanvullingen op deze tabel worden aangebracht. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op eigen ervaringscijfers en ervaringen van de vroegere gemeentelijke brandweer.
5.2.1 Afschrijvingstermijnen immateriële vaste activa Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvings-
Toelichting
termijn
Onderzoek en
Onderzoek en ontwikkeling
ontwikkeling
van een actief
Niet benoemd maar niet langer dan de levensduur van het actief
Kosten ter voorbereiding van een investering worden in de betreffende investeringsbegroting meegenomen maar uiteindelijk apart van de investering geactiveerd. Afschrijving vindt plaats op basis van de afschrijvingstermijn van het actief ten behoeve waarvan de voorbereidingskosten worden gemaakt.
Pagina
18
5.2.2 Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvings-
Toelichting
termijn
Gronden en terreinen
Gronden en terreinen
Geen
Op gronden wordt niet afgeschreven. Zie hoofdstuk 8
Bedrijfsgebouwen
Nieuwbouw
40 jaar
Renovatie en verbouwing
25 jaar
(inclusief reconstructie en verbetering) Investeringen in panden van
15 jaar
derden Inventaris en
Meubilair
10 jaar
Inventaris (gebouwen)
10 jaar
Installatie
15 jaar
installaties
Automatisering
Hardware Software
5 jaar Afhankelijk van de verwachte
m.i.v. begroting 2014 gewijzigd voorheen 5 jaar
gebruiksduur (maximaal 10 jaar) Vervoersmiddelen
Personenauto
8 jaar
m.i.v. begroting 2014 gewijzigd van 6 naar 8 jaar
Vervoersmiddel
Personeel- materieelvoertuig
8 jaar
Scooter
6 jaar
Tankautospuit
15 jaar
(vervolg)
Nieuw m.i.v. begroting 2014 gewijzigd in 15 jaar (voorheen afhankelijk van aantal inwoners gemeente 10, 12 of 15 jaar)
Haakarmvoertuig
15 jaar
Boot + trailer
15 jaar
Motorspuitaanhanger
15 jaar
Schuimblusvoertuig
15 jaar
Verbindingscommando
16 jaar
voertuig Vrachtauto
15 jaar
Waterongevallen-
10 jaar
voertuig Haakarmvoertuigen
15 jaar
Haakarmbak
20 jaar
Pagina
19
Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvings-
Toelichting
termijn
Autoladder
15 jaar
Hoogwerker
15 jaar
Autoladder knikarm
15 jaar
Commandohaakarmbak en
20 jaar
overige bakken Dompelpompaanhanger
20 jaar
Dompelpomphaakarmbak
15 jaar
Vervalt t.z.t.
NBB Hulpverleningsvoertuig en
15 jaar
overige specialistische voertuigen Materieel brandweer
Overige inventaris
8 jaar
voertuigen
Vervalt t.z.t. Betreft veelal van gemeenten overgenomen activa afschrijvingstermijn was gelijk aan het voertuig (10, 12 of 15 jaar) m.i.v. 2014 gewijzigd in 8 jaar.
Adembeschermende
10 jaar
Betreft gemiddelde
middelen en helmen (ABM)
afschrijvingstermijn.
(zie tabel hierna)
Mogelijk dat in de toekomst deze zaken verder gespecificeerd worden met gedifferentieerde afschrijvingstermijnen.
Chemiepakken en
8 jaar
Zie hiervoor bij ABM
10 jaar
Zie hiervoor bij ABM
5 jaar
Zie hiervoor bij ABM
10 jaar
Zie hiervoor bij ABM
15 jaar
Zie hiervoor bij ABM
5 jaar
Zie hiervoor bij ABM
toebehoren (OGS) (zie tabel hierna) Klein motorgereedschap (KMG) (zie tabel hierna) Meters (zie tabel hierna) Redgereedschap (RG) (zie tabel hierna) Slangen en watervoerende armaturen (SWA) (zie tabel hierna) Verbindingsmiddelen (VBM) (zie tabel hierna)
Pagina
20
Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvings-
Toelichting
termijn
Warmtebeeldcamera (WBC)
5 jaar
Zie hiervoor bij ABM
10 jaar
Zie hiervoor bij ABM
15 jaar
Zie hiervoor bij ABM
7 jaar
Zie hiervoor bij ABM
10 jaar
Zie hiervoor bij ABM
(zie tabel hierna) Mobiele dataterminal (MDT) (zie tabel hierna) Kleine blusmiddelen (KBM) (zie tabel hierna) Duiktoestellen en uitrusting duiker Apparatuur werkplaats t.b.v. duik-, ademlucht- en gaspakuitrusting Kleding en persoonlijke
Kleding en persoonlijke
uitrusting
uitrusting
Geen
m.i.v. 2014 wordt kleding en persoonlijke uitrusting (waaronder de pager) niet meer geactiveerd maar verwerkt in de exploitatie.
5.2.3 Specificatie verzameltermen vaste activa In de voorgaande lijst zijn een aantal verzameltermen gebruikt die hieronder nader uitgewerkt worden. Deze lijst is bedoeld als handreiking en is nog niet compleet. Soort actief (sub
Toelichting
indeling) Adembeschermende
Ademluchttoestel, ademluchtcilinder op ademluchttoestel, volgelaatsmasker en
middelen (ABM)
vluchtmasker
Chemie- en gaspakken en
Chemiecaliën pak, chemiecaliën laarzen, chemiecaliën werkhandschoenen, set
toebehoren (OGS)
t.b.v. aankleden chemiecaliën pak (overal, slippers, zeil, e.d.), chemiepakmeeruren aansluitset.
Klein motorgereedschap
Overdrukventilator (min. 30.000 m3 per uur), motorkettingzaag, reciprozaag
(KMG)
(multizaag met accu) en onderwaterpomp (dompel)
Meters
Explosiegevaarmeter (4gas-combi), CO-meter, oppervlaktetemperatuurmeter, en persoonlijke dosismeter
Redgereedschap (RG)
Schaar hydraulisch, spreider hydraulisch, ram hydraulisch, ram steun, pedaalknipper of minischaar, pomp hydraulisch en slangen hydraulisch
Pagina
21
Soort actief (sub
Toelichting
indeling) Slangen en
Zuigslangen (totale lengte 10m), zuigkorf, drijver, opzetstuk, verzamelstuk, slang
watervoerende armaturen
75 mm (3"), Slang 52 mm (2") of 38 mm (1,5"), verloopkoppelling (nok 81 - nok
(SWA)
51), verdeelstuk, straalpijp (met flashoverstand), waterkanon (oscillerend), verloopkoppelling 150-110 mm, schuimblusser (Hosemaster), vulslang (totaal 10 meter), schuimsysteem t.b.v. het werken met schuim, koelwatertapkraan/Stortz, Fognail-set /rietenkapbestrijding en smallpack t.b.v. droge stijgleidingen
Verbindingsmiddelen
Portofoon C2000, portofoon (object), mobilofoon en ingebouwde autotelefoon.
(VBM) Warmtebeeldcamera
Warmtebeeldcamera, mobilink t.b.v. WBC
(WBC)
Mobiele dataterminal
Systeemkast inclusief inbouw en tablet
(MDT)
Kleine blusmiddelen
Sproeischuimblusser, poederblusser en CO2-blusser
(KBM)
Pagina
22
6 Investeringsbevoegdheid Autorisatie van investeringen vindt plaats door vaststelling van de programmabegroting; het meerjarig investeringsplan maakt onderdeel uit van de betreffende programma’s. Buiten dit investeringsplan voor het eerste begrotingsjaar krijgt – behoudens calamiteiten – de ambtelijke organisatie geen bevoegdheid tot het doen van investeringen. Het bestuur stelt dus alleen voor het eerste begrotingsjaar de investeringskredieten vast. De voor latere jaren benoemde investeringen zijn louter informatief. Deze maatregel gaat in m.i.v. het begrotingsjaar waarin het eerste investeringsplan is opgenomen. In het meerjarig investeringsplan worden de nieuwe- en uitbreidingsinvesteringen expliciet benoemd. Wat betreft nieuwe en uitbreidingsinvesteringen maakt het algemeen bestuur een nieuwe afweging voor beschikbaarstelling, bij vervangingsinvesteringen kan hiervan alleen sprake zijn als het betreffende beleid wordt heroverwogen; Indien met de investering extra of nieuwe exploitatielasten gemoeid zijn moeten deze worden opgenomen in de meerjarenbegroting vanaf het jaar van realisatie van het actief. Ook de bevoegdheid om het aan het einde van het jaar exploitatiebestedingen (alsnog) te activeren komt hiermee te vervallen. Ook hiervoor geldt dat deze maatregel ingaat m.i.v. het begrotingsjaar waarin het eerste investeringsplan is opgenomen. Indien het investeringsbudget ontoereikend blijkt, dan kan tot maximaal 10% overschrijding vooraf aparte besluitvorming plaats in het dagelijks bestuur. Uiteraard kan dit alleen bij voldoende alternatieve dekkingsmiddelen binnen de bestaande begroting. Wijzigingen in omvang groter dan 10% dienen altijd vooraf aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd in de vorm van een begrotingswijziging. Dit geldt eveneens voor verschuivingen tussen investeringsbudgetten en programma’s.
6.1 Investeringscategorieën De investeringen worden in het meerjaren investeringsplan onderverdeeld in twee categorieën.
6.1.1 6.1.1. Nieuwe- of uitbreidingsinvesteringen Dit zijn investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van de huidige activiteiten. Bijvoorbeeld een voertuig voor een
Pagina
23
nieuw specialisme. Deze investeringen worden expliciet benoemd in het door het algemeen bestuur vast te stellen (meerjarig) investeringsplan.
6.1.2 6.1.2. Vervangingsinvesteringen Dit zijn investeringen ten behoeve van de vervanging van een oud (bestaand) actief als gevolg van economische veroudering of slijtage. Deze investeringen zijn noodzakelijk om de bestaande bedrijfsvoering op hetzelfde kwaliteitsniveau uit te voeren of voorzieningen in stand te houden. Bijvoorbeeld het vervangen van een 5 tal tankautospuiten.
6.2 Looptijd investeringsbudgetten Investeringsbudgetten worden niet altijd aangewend in het jaar waarin ze zijn geautoriseerd. Om een reële planning en uitvoering te bevorderen en stuwmeren van investeringen te voorkomen, wordt een maximale looptijd van investeringsbudgetten op 2 jaren gesteld. Indien overschrijding van de maximale looptijd noodzakelijk is wordt dit bij de jaarrekening gemotiveerd aangeven en wordt bij de eerstvolgende begrotingswijziging bestuurlijk toestemming gevraagd het restantkrediet over te brengen naar het volgende dienstjaar.
Pagina
24
7 Bijlagen 7.1 Bijlage I - Wettelijk kader In de inleiding is aangegeven hoe het wettelijk kader op hoofdlijnen is geregeld. Het grootste gedeelte van het wettelijk kader rondom activa is opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Het BBV geeft dwingende richtlijnen aan onze veiligheidsregio hoe de financiële huishouding moet worden opgezet en ingericht, waaronder richtlijnen met betrekking tot de investeringen en vaste activa. De eigen beleidsruimte voor een Veiligheidsregio is aanwezig op een aantal onderdelen. Daarnaast doet de (landelijke) commissie BBV een aantal stellige uitspraken. Deze zijn dwingend, en dienen te worden opgevolgd. In de onderstaande tabel worden de relevante wetsartikelen en stellige uitspraken van de commissie weergegeven. De peildatum voor deze regelgeving is 1 juli 2014. Ook wordt onze eigen regelgeving weergegeven.
7.1.1 Gemeentewet Artikel 212 (gedeeltelijk) 1. De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. 2. De verordening bevat in ieder geval: a.
regels voor waardering en afschrijving van activa;
7.1.2 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) Artikel 20 1. De uiteenzetting van de financiële positie bevat een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen. 2. Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan: a.
de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;
b.
de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;
c.
de financiering;
d.
de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;
Pagina
25
e.
de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.
Artikel 22 1. De meerjarenraming bevat een raming van de financiële gevolgen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar, waaronder de baten en de lasten van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen. 2. Artikel 20, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 33 Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa. Artikel 34 In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a.
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
b.
kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
Artikel 35 1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a.
investeringen met een economisch nut;
b.
investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
c.
investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven. Artikel 51 In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn. Artikel 52 1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a.
gronden en terreinen;
b.
woonruimten;
c.
bedrijfsgebouwen;
d.
grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
Pagina
26
e.
vervoermiddelen;
f.
machines, apparaten en installaties;
g.
overige materiële vaste activa.
2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing: a.
de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
b.
de investeringen of desinvesteringen;
c.
de afschrijvingen;
d.
bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;
e.
afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;
f.
de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.
Artikel 59 1. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. 2. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. 3. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd. 4. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Artikel 60 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: a.
het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
b.
de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
c.
het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
d.
de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Artikel 61 Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien: a.
er sprake is van een investering door een derde;
b.
de investering bijdraagt aan de publieke taak;
c.
de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;
d.
de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
Pagina
27
Artikel 62 1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht. 3. In afwijking van het eerste lid kunnen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid. 4. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b. Artikel 63 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd. 4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. 5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. 6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer. 7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. 8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend. Artikel 64 1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor
Pagina
28
de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. 3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur, waaronder begrepen de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 36, onderdeel g, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. 4. In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven. 5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. 6. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. Artikel 65 1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. 2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. 4.
7.1.3 Stellige uitspraken Commissie BBV (opgenomen in de richtlijnen februari 2013) 1.1
Software (als afzonderlijk actief) valt onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35, 1a (investeringen met een economisch nut).
2.1
De boekwinst die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt.
2.2
De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduur verlengend en mogen dus niet worden geactiveerd.
4.1
Een stelselwijziging betreft een wijziging van de „vrij te kiezen‟ waarderings-grondslagen. Bij een stelselwijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksperiode afgeschreven.
Pagina
29
4.2.
Een schattingswijziging betreft een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de “naar verwachting” duurzaam lagere gebruikswaarde. De bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.
7.1.4 Gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht 2013 Artikel 9.1 - Organisatie financiële functie en financieel beleid. 1. Ten aanzien van de financiële functie en het financiële beleid zijn de artikelen 212 tot
en met 214 Gemeentewet zoals deze luidt vanaf 7 maart 2002 van
toepassing. 2. De regeling als bedoeld in artikel 212 Gemeentewet voorziet in een administratie die
zodanig is opgezet dat de inkomsten en uitgaven per
organisatieonderdeel kunnen
worden geregistreerd en gepresenteerd en dat het hoofd van elk
organisatieonderdeel
tijdig, juist en volledig wordt geïnformeerd over de financiële
resultaten van de
bedrijfsvoering van het organisatieonderdeel.
7.1.5 Financiële verordening VRU (vastgesteld door het algemeen bestuur 13-12-2013) Artikel 6 – Waardering & afschrijving vaste activa. 1. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met ontvangsten van derden en de afschrijvingen. De afschrijvingen vinden plaats op basis van de lineaire methode, gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur van de activa. 2. Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot waardering en afschrijving.
7.2 Bijlage II – Begripsbepaling Onderstaand wordt een aantal begrippen nader gedefinieerd: Activeren Het opnemen van investeringen op de balans. Het activeren van uitgaven houdt in dat in de toekomst jaarlijks kosten ten laste van de exploitatie
Pagina
30
worden geboekt. Dit zijn de rente- en afschrijvingskosten (ook wel kapitaallasten genoemd). Afschrijven Jaarlijks vermindert de waarde van een investering. Deze vermindering wordt afschrijving genoemd. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (technische levensduur) en/of economische veroudering (economische levensduur). Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. Deze gebruiksduur bepaalt dan ook de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. Afschrijvingsmethode Bij de overheid worden hoofdzakelijk 2 verschillende afschrijvingsmethoden gebruikt, te weten lineair en annuïtair. De Veiligheidsregio hanteert de lineaire afschrijvingsmethode.
De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven volgens een vast percentage van de aanschafprijs. Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is gelijk, terwijl de rentelasten jaarlijks afnemen. Dit laatste betekent dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks een dalend verloop laten zien.
De annuïtaire afschrijvingsmethode is erop gericht dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks gelijk zijn. Daarbij neemt, in meerjarig perspectief, de afschrijvingscomponent toe en de rentecomponent af. Deze methode wordt vooral toegepast bij kostprijs-en tariefberekeningen om een gelijkmatig verloop daarvan te bevorderen.
Afschrijvingstermijn De periode waarover een investering wordt afgewaardeerd. Componentenbenadering De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd. (Dis)agio (Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.
Pagina
31
Financiële vaste activa Financiële vaste activa is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen). Immateriële vaste activa Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen. Investering Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed, vanaf het moment dat de gemeente het economisch risico loopt en dat een meerjarig nut heeft. Een andere benaming hiervoor die vaak gebruikt wordt, is kapitaaluitgave of actief. Investeringen zijn uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
Investeringen met economisch nut: Investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en / of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden van investeringen met economisch nut zijn rioleringen (verwerving middelen d.m.v. rioolheffing) en gebouwen (verwervingmiddelen d.m.v. verhuur en/of verkoop).
Investeringen met maatschappelijk nut: Dit betreft investeringen die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren maar wel duidelijk een publieke taak vervullen. Voorbeelden van investeringen met maatschappelijk nut zijn investeringen in wegen en groenvoorzieningen.
Kapitaallasten Het totaal van de afschrijvingskosten en de rentekosten. Materiële vaste activa Materiële vaste activa zijn investeringsuitgaven waar tegenover bezittingen staan, waarvan de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast. Nominale waarde Waarde zoals die staat aangegeven op een waardepapier. Rente Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de veiligheidsregio.
Pagina
32
Restwaarde De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.
Pagina
33