NOA Economische potentie van de Noordelijke Ontwikkelings-As voor Noord-Nederland
SER Noord
Royal Haskoning
13 augustus 2008
Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
9T4333
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Status Datum Projectnummer Opdrachtgever Referentie
Auteur(s)
NOA Economische potentie van de Noordelijke Ontwikkelings-As voor Noord-Nederland Tussenrapportage 13 augustus 2008 9T4333 SER Noord 9T4333/R/903090/Nijm
Prof. dr. Jacques van Dinteren, Prof. dr. Piet Pellenbarg, Pepijn Bos MSc
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING
1
2
INTERNATIONALE RELATIEPATRONEN 2.1 Netwerkeconomie 2.2 Het effect van de afstand 2.3 Afzetrelaties in Noord-Nederland 2.4 Het beeld van de ondernemers: huidige relaties
2 2 2 3 4
3
OVER ONTWIKKELINGSASSEN EN CORRIDORS 3.1 Concepten 3.2 Ruimtelijke oriëntatie 3.3 Grenzen aan NOA?
7 7 9 11
4
KIEZEN VOOR KANSRIJKE SECTOREN 4.1 Complement of congruent? 4.2 Sterke sectoren in Noord-Nederland 4.3 Sterke sectoren in NOA 4.4 Kansrijke sectoren volgens de ondernemers
13 13 14 15 17
5
CONCLUSIE
19
LITERATUUR
22
BIJLAGE 1: VERKENNING KANSRIJKE SECTOREN IN NOA-LANDEN Duitsland 23 Polen 24 Denemarken 24 Noorwegen 25 Zweden 26 Finland 27 Estland 27 Letland 28 Litouwen 29 Noordwest Rusland Kennis en innovatie
23
BIJLAGE 2: DEELNEMERS AAN DE EERSTE WERKSESSIE
33
BIJLAGE 3: DEELNEMERS AAN DE TWEEDE WERKSESSIE
34
Economische potentie NOA Eindrapportage
-i-
30 31
9T4333/R/903090/Nijm 13 augustus 2008
1
INLEIDING
In een tijdperk van mondialisering en schaalvergroting ligt het voor de hand om te bezien wat de meerwaarde kan zijn van het stimuleren van een grensoverschrijdende oriëntatie voor de economische ontwikkeling van Noord-Nederland. In dit onderzoek wordt op die mogelijkheden ingegaan. Dit onderzoek is tot stand gekomen aan de hand van een bondig literatuuronderzoek en twee ronde tafel gesprekken met ondernemers (zie bijlagen 2 en 3) waarbij een concept rapportage is bediscussieerd. Gekozen is voor een eerste, snelle analyse. Daarmee heeft deze opdracht het karakter van een quick scan. De aandacht is daarbij primair uitgegaan naar de economische sectoren, in het bijzonder de speerpunten die in Pieken in de Delta voor Noord-Nederland zijn genoemd. Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In het tweede hoofdstuk wordt een korte schets gegeven van belangrijke economische ontwikkelingen in de laatste jaren en wordt er ingegaan op het begrip economische ontwikkelingsas. Hoofdstuk drie gaat in op de keuzes die gemaakt kunnen worden in de economische oriëntatie van de zogenaamde Noordelijke Ontwikkelings-as, de NOA, die centraal staat in dit onderzoek. Het vierde hoofdstuk handelt over de sterke sectoren in Noord-Nederland. Aan het einde van elk hoofdstuk wordt tevens verslag gedaan van twee werksessies met ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen en intermediaire organisaties. De betreffende informatie is afkomstig uit twee werksessies. Deze quick scan wordt afgesloten met een korte conclusie. De bijlage bevat een uitgebreide beschrijving van de economische ontwikkeling in de NOA landen en daar aanwezige kansrijke sectoren.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -1-
13 augustus 2008
2 2.1
INTERNATIONALE RELATIEPATRONEN Netwerkeconomie
De huidige economie wordt wel aangeduid met termen als diensteneconomie en postindustriële maatschappij. Daarmee de suggestie wekkend dat de industrie aan het verdwijnen is. Het is zeer de vraag of dat ooit het geval zal zijn in ons land. Als met één term de huidige economie moet worden beschreven, dekt een begrip als ‘netwerkeconomie’ de lading wellicht het beste. Door allerlei ontwikkelingen in de afgelopen decennia zijn bedrijven en instellingen meer en meer met elkaar vervlochten geraakt. Dat heeft te maken gehad met veranderende bedrijfsconcepten waarbij gekozen werd voor het terugtrekken op de kernactiviteiten, wat leidde tot een toenemend aantal toeleveranties. Maar vooral de opkomst van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft een belangrijke rol gespeeld bij het mogelijk maken van die vervlechtingen. Het heeft ook geleid tot schaalvergroting en daarmee tot internationalisering. Ontwikkelingen in het transport (snellere vliegtuigen, hoge snelheidstreinen) hebben deze processen verder versterkt.
2.2
Het effect van de afstand
De suggestie wordt wel gewekt dat door de beschikbaarheid van nieuwste technologieën afstand steeds minder een rol speelt. Er is echter een verschil tussen afstand die geen rol speelt en schaalvergrotingsprocessen. Afstanden moeten nog steeds overbrugd worden en dat gaat gepaard met kosten en moeite. Dat betekent dat nog steeds keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van de afstand die men met goederen of diensten wenst te overbruggen. Wel is het zo dat in de afgelopen decennia de afstanden waarover dit gebeurt zijn vergroot. Figuur 2.1. Bestemming van totale verkopen voor zes Nederlandse regio’s naar sector (bron: Van Oort c.s. 2006)
Kijken we naar een onderzoek van het Ruimtelijk Planbureau (Van Oort c.s. 2006) naar de regionale vervlechting van bedrijven, dan kan het bovenstaande worden bevestigd aan de hand van concrete cijfers. Dan stellen we vast (figuur 2.1) dat er in het algemeen meer wordt afgezet in eigen land dan internationaal; Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -2-
13 augustus 2008
dat een meer aan personen gebonden bedrijfssector als de zakelijke dienstverlening minder internationaal georiënteerd is dan sectoren die op goederen zijn gericht (er is een wat grotere ‘weerstand’ bij het transporteren van diensten dan bij goederen); dat – in lijn met het vorige punt – kennisintensieve bedrijven een verhoudingsgewijs sterkere regionale oriëntatie hebben dan kennisextensieve.
Het beeld voor inkopen komt hiermee in belangrijke mate overeen.
2.3
Afzetrelaties in Noord-Nederland
Voor geheel Noord-Nederland zijn geen cijfers beschikbaar over de relatiepatronen van bedrijven. Wel voor de regio Groningen – Assen die in het voornoemde onderzoek was opgenomen. Van de naar omzet gewogen bedrijfsrelaties bleek 42% in de eigen regio te blijven en was 46% op overig Nederland gericht waarbij Amsterdam een opvallende positie heeft (zie ook figuur 2.2.). Figuur 2.2. Totaal netwerk (in- en verkoop) van de regio Groningen - Assen (bron: Van Oort c.s. 2006)
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -3-
13 augustus 2008
Met een totale internationale afzet van 12% blijft Groningen – Assen achter bij het totaal gemiddelde van 23%. Anders dan men wellicht zou verwachten is bovendien het aandeel van Duitsland in die afzet (3%) significant lager dan dat van alle zes onderzochte regio’s1 samen (6%). Als deze percentages ook voor de internationale afzet voor geheel Noord-Nederland representatief zijn dan mogen – zeker ook gezien het geringe aandeel van Duitsland – vraagtekens worden geplaatst bij de huidige internationale afzet van Noord-Nederland in het Noord-Europese gebied. Tegelijkertijd kunnen we dan opmerken dat dit op zich al voldoende reden kan zijn om te bekijken hoe de internationale vervlechting van het Noord-Nederlandse bedrijfsleven kan worden versterkt. Het idee van een Noordelijke Ontwikkelings-as, kortweg verder aangeduid als NOA, gaat uit van een toenemende betekenis van Noord-Europese regio’s voor Noord-Nederland en een daaruit voortvloeiend economisch perspectief. We gaan ervan uit dat de NOA primair is bedoeld als een economisch ontwikkelingsconcept. Weliswaar bevatten de nota’s en rapporten die de laatste tijd over de NOA zijn gemaakt ook verwijzingen naar vervoersrelaties (vaak liggen die besloten in herinneringen aan het Hanzeverleden) maar in haar beleidsdocument ‘Naar de Top van Europa’ verwoordt het Samenwerkingsverband Noord-Nederland de NOA missie onmiskenbaar als een streven ”contacten te leggen en samenwerking te bevorderen tussen overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en culturele instellingen” met als primair actiedoel kansen voor het bedrijfsleven te bevorderen. Er zijn weliswaar meer doelen (het versterken van kennisnetwerken, publieke contacten, en culturele relaties) maar die lijken vooral ondersteunend ten aanzien van het primaire doel. Niet voor niets heet het in de Naar de Top nota ‘eerst contacten, dan contracten’ (SNN 2007). Concluderend: - Als de regio Groningen-Assen representatief is voor geheel Noord-Nederland, dan vraagt stimulering van de export in Noord-Nederland beslist de aandacht. - Cijfers die duidelijk maken waar de huidige relaties naartoe gaan en naar welke sectoren, ontbreken echter. Dergelijke informatie is echter van belang om onderbouwd keuzes te maken voor landen en bedrijfssectoren waarop men zich met een stimuleringsbeleid wil richten.
2.4
Het beeld van de ondernemers: huidige relaties
De economische potentie van een NOA is mede afhankelijk van de bestaande economische en kennisrelaties tussen Noord-Nederlandse en Noord-Europese ondernemers en instellingen en de ontwikkelingsmogelijkheden die zij zien. In twee workshops met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen (bijlagen 2 en 3) is geïnventariseerd welke relaties thans bestaan. Het betreft een eerste inventarisatie die met een beperkte vertegenwoordiging van ondernemend NoordNederland is uitgevoerd in het kader van deze quick scan. Daarmee is dus zeker niet gezegd dat de huidige situatie hiermee volledig en in detail is beschreven.
1
Naast Groningen – Assen werden de volgende regio’s onderzocht: Stedendriehoek, Arnhem Nijmegen, Eindhoven, Rotterdam en Amsterdam. Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -4-
13 augustus 2008
Uit de sessies blijkt dat de relaties die het bedrijfsleven thans onderhoudt met Noord-Europese landen individueel van aard zijn. Het gaat om afzonderlijke bedrijven die in het NOA-gebied of delen daarvan al actief zijn, zoals een transportbedrijf dat actief is in Scandinavië, een ingenieursbureau dat vestigingen heeft in Riga en St. Petersburg en een metaalbedrijf dat een vestiging in Noord-Duitsland heeft. De ondernemers die deelnamen aan de werksessies zien duidelijk mogelijkheden om meer zaken te doen met partners in Noord-Europa. Daarbij kan een onderscheid woorden gemaakt tussen de landen die deel uitmaakten van het voormalige Oostblok en een snelle economische groei laten zien en de andere Noord-Europese landen die vooral ook vanwege hun innovatieve economie de belangstelling trekken. Een initiatief waarbij meerdere ondernemingen betrokken zijn is het Fryslan House in Riga. In samenwerking met de Kamer van Koophandel is dit ‘handelshuis’ opgezet door enkele Friese ondernemingen. Door (thema-) bijeenkomsten en bedrijfsbezoeken trachten de Friese bedrijven een positie op de Letse markt te verwerven. De Frisian Yacht Club heeft dezelfde doelstelling als het Fryslan House maar richt zich op heel Noord-Europa waarbij educatie een belangrijke rol speelt. Er wordt samengewerkt met scholen en kenniscentra om Friesland (en Noord-Nederland) in het buitenland op de kaart te zetten. Zeker ook moeten de perspectieven en eerste ontwikkelingen rond het thema energie worden genoemd. De ontwikkeling van het Russische Yamal-veld biedt op termijn grote mogelijkheden vanwege de kennis die in Noord-Nederland is te vinden op het vlak van gaswinning (zie ook de eerdere SER-Noord adviezen 77 en 81 over het energiebeleid). De Noord-Nederlandse kennisinstellingen onderhouden ook contacten met verschillende kenniscentra en studentennetwerken in de NOA-landen. De International Business School (Hanzehogeschool) in Groningen biedt onderwijsprogramma’s in het Duits en Engels aan en trekt daarmee studenten uit het buitenland waarvan een belangrijk deel uit de NOA landen afkomstig is (exacte aantallen konden op korte termijn niet worden achterhaald). De Stenden Hogeschool (o.a. vestigingen in Leeuwarden en Meppel) onderhoudt relaties met kennisinstellingen in Scandinavië en de Baltische Staten. Men richt zich daarbij vooral op kennistransfer die voor bedrijven in Noord-Nederland van waarde kan zijn. De Rijksuniversiteit Groningen heeft contacten met de Universiteiten in Oldenburg, Bremen en Uppsala. Tussen deze universiteiten vinden studentenuitwisselingen plaats. Onder de ingeschreven studenten zijn er ruim 400 uit Duitsland afkomstig. 75 komen uit overige NOA-landen waarbij Polen (23 studenten), Rusland (19 studenten) en de Baltische staten (15 studenten) de lijst aanvoeren. Het Universitair Medisch Centrum onderhoudt relaties met UMC’s in Heidelberg, Mannheim en St. Petersburg. Een organisatie die zich specifiek richt op de samenwerking tussen regio’s in NoordNederland en Noord-Europa is Nordconnect. Zij spreken zelf over de Noordelijke Ontwikkelings-As en de (economische) potentie die deze as biedt voor NoordNederland. Nordconnect houdt zich voornamelijk bezig met het organiseren en opzetten van evenementen en projecten en het stimuleren van kennisuitwisseling. Dit heeft echter nog niet geleid tot vaste samenwerkingsverbanden met andere NOA regio’s en blijft voorlopig beperkt tot organiseren van een autorally door Noord-Europa en het deelnemen aan relevante beurzen. Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -5-
13 augustus 2008
De Eems-Dollard regio is een voorbeeld van Euregionale samenwerking die als doel heeft de relaties tussen Noord-Nederland en Noord Duitsland te versterken. Concluderend: - Er bestaan individuele contacten en (handels-)relaties van Noord-Nederlandse bedrijven met bedrijven in alle landen uit de NOA. NOA of delen daarvan zijn voor een deel van het bedrijfsleven een aantrekkelijk afzetgebied. - Alleen met Noord-Duitsland en de Baltische Staten (vooral Letland) bestaan meer ‘collectievere’ stromen van relaties en wordt intensiever aan het stimuleren van economische ontwikkelingen gewerkt (Fryslan House, Eems-Dollard regio). Dit heeft doorgaans veel minder te maken met initiatieven van bedrijven, maar betreft acties van intermediaire instanties als de Kamer van Koophandel en activiteiten van overheden.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -6-
13 augustus 2008
3 3.1
OVER ONTWIKKELINGSASSEN EN CORRIDORS Concepten
Het is niet onlogisch dat beleidsmakers en economische organisaties belangstelling hebben voor patronen zoals hiervoor geschetst. De aandacht gaat dan vooral uit naar sterke ruimtelijke bundelingen van economische relaties, ook wel aangeduid als (ruimtelijk-)economische ontwikkelingsassen of corridors. De ideeën daarover zijn niet altijd (of misschien beter: vaak niet) gebaseerd op empirisch materiaal, maar op gegronde vermoedens of vermoede potenties. De perspectieven voor Noord-Nederland in Noord-Europa zijn momenteel verwoord in het idee van NOA: de Noordelijke Ontwikkelings-As. Dergelijke economische ontwikkelingsconcepten verwijzen naar de ruimtelijke situering van de bij de ontwikkeling betrokken plaatsen. Dat betekent dat we de oorsprong van het concept moeten zoeken in de theorieën op het snijvlak van de economische en ruimtelijke wetenschappen. En daar vinden we haar ook: in de zogenaamde groeipooltheorie, die in de jaren vijftig werd ontwikkeld door de Franse econoom Perroux. Die theorie betoogt dat economische groei zich (als gevolg van een aantal onderscheiden polarisatieprocessen) ruimtelijk samenbalt in groeikernen of -polen, en dat de groei van die polen de neiging heeft zich te plooien langs de infrastructurele verbindingen met andere groeipolen: de ontwikkelingsassen. De verwijzing naar de theoretische oorsprong van het ontwikkelings-as concept is niet zonder betekenis voor de actuele discussie. In het wetenschappelijk-theoretisch discours over economie en ruimte zien we in de loop der tijd namelijk een nogal wisselende waardering voor het concept. De groeipooltheorie werd de leidende theorie over ruimtelijk-economische ontwikkeling in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ze bepaalde ook de vormgeving van het naoorlogse regionale ontwikkelingsbeleid in Nederland. Dientengevolge werd er toen heel veel gesproken, geschreven en gedebatteerd over ontwikkelingassen en corridors. Maar dat debat is in de jaren zeventig verstomd. De toepasbaarheid bleek minder groot dan was verwacht. Vooral op lagere ruimtelijke schaalniveaus konden de theoretisch voorspelde processen van poolen as-vorming te weinig worden waargenomen. De aandacht bij zowel theoretici als beleidsmakers verschoof vervolgens naar andere thema’s zoals de opkomst van de meervestigingen-onderneming, de globalisering, en de betekenis van instituties voor economische ontwikkeling. Nieuwe ruimtelijk-economische ontwikkelingstheorieën werden rondom deze nieuwe thema’s gebouwd. Eind jaren tachtig zagen we een herleving van de aandacht voor het denken in termen van ruimtelijke assen en corridors, na de publicatie van de zeer bekend geworden DATAR studie door een groep Franse geografen, die de centrale Europese ontwikkelingsas in beeld brachten (de Europese ‘dorsale’, ook wel bekend als de ‘blue banana’). In de jaren negentig werd het corridorconcept vervolgens weer veelvuldig aangehaald, bijvoorbeeld in de beleidsnota’s van de Nederlandse ministeries voor V&W en EZ. Men zag de corridor toen als een vorm om een ruimtelijke inbedding te geven aan de naar buiten gerichte groei van de Randstad. Op het ministerie VROM werd zelfs overwogen ‘corridor’ als dragend concept te kiezen voor de te schrijven Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Minster Pronk wees dit af, en het begrip verdween daarmee opnieuw uit de aandacht van wetenschap en beleid in Nederland.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -7-
13 augustus 2008
Deze korte verkenning van de inhoud en geschiedenis van het concept ontwikkelings-as mag wel tot enig nadenken stemmen. Enerzijds is het duidelijk dat het bij herhaling een enthousiast gebruik heeft weten op te roepen. Anderzijds is het concept in de afgelopen halve eeuw al tweemaal van de agenda van wetenschap en beleid afgevoerd. Waar het dan concreet gaat om NOA kunnen we vervolgens stellen dat het idee van een ‘noordcorridor’ bovendien op verschillende manieren kan worden ingevuld, getuige de cartografische verbeeldingen die we in verschillende recente beleidsstukken en rapportages aantreffen (zie figuur 3.1). Soms duiden de plaatjes meer op een gebied, soms meer op verbindingen door dat gebied. Welke plaatsen en regio’s er precies bijhoren is ook niet helemaal eenduidig. Figuur 3.1. Verschillende invullingen van het NOA-concept
Concluderend: - Het concept ontwikkelings-as heeft een stevige basis in zowel theorie als beleidspraktijk, maar het is op dit moment – ook internationaal – niet echt ‘hot’ meer, zeker niet in het wetenschappelijk denken over economie en ruimte. - Gebruik en toepassing van het concept is zonder meer verantwoord en mogelijk, maar de term zal altijd vatbaar blijven voor discussie en op de concrete lading ervan in de beleidspraktijk moet kritisch worden toegezien, in het bijzonder als het om ontwikkelingen op lokale schaal gaat. - In de praktijk worden, als het om de NOA gaat, zeer uiteenlopende interpretaties van het concept ontwikkelings-as aangetroffen. Dat schept wel verwarring. Vanuit marketing overwegingen beredeneerd is het misschien verstandig de term ontwikkelings-as in de beleidscommunicatie helemaal niet te gebruiken.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -8-
13 augustus 2008
3.2
Ruimtelijke oriëntatie
Als de mogelijkheden voor een versterking van de internationale oriëntatie voor het Noorden worden bezien dan kunnen in theorie landen in alle windrichtingen in beeld komen. Vanuit Noord-Nederland zijn bijvoorbeeld (potentiële) relaties denkbaar die lopen naar het Iberisch Schiereiland of die lopen in een zuidoostelijke richting. Even goed kan worden gekeken naar de mogelijkheden in oostelijke of noordoostelijke richting. Dat laatste is het idee achter NOA. Waarom echter kiezen voor een dergelijke oriëntatie? Een eerste idee is wellicht gelegen in kaartbeelden. Een kaartbeeld als het onderstaande (figuur 3.2) is aantrekkelijk en brengt allerlei ideeën op gang, maar de vraag is wat de concrete mogelijkheden zijn. Figuur 3.2. Het zuidelijke en noordelijke deel van NOA
Bron: het origineel komt uit The Northeast-European agenda for Noord-Nederland. Bewerking: International Business School, Groningen
Die concrete mogelijkheden zullen verder moeten worden onderzocht, maar de volgende argumenten kunnen worden gegeven om in plaats van allerlei denkbare alternatieven juist te kiezen voor die noordoostelijke oriëntatie: Vooral in het zuidelijke gedeelte van het gebied rond de Oost Zee en Finse Golf vinden sterke economische ontwikkelingen plaats. Landen die deel uitmaakten van het voormalige Oostblok laten een sterke economische groei zien. Van de andere kant hebben we er ook rekening mee te houden dat niet alle landen een even grote rol daarin spelen. De Baltische staten worden vaak genoemd, maar ook moet worden bedacht dat het gaat om landen met een Bruto Nationaal Product dat erg klein is in vergelijking met de andere landen (tabel 3.1). De regio rond Sint Petersburg begint voor Noord-Nederland belangrijker te worden door de in dit deel van Rusland aanwezige mogelijkheden voor gas- en oliewinning. De specifieke expertise die op dit vlak in Noord-Nederland aanwezig is, is in dit licht zeker een perspectiefvol exportproduct. Verder zijn in het NOA-gebied, en dat geldt dan weer meer het noordelijke gedeelte van het gebied rond de Oost Zee en Finse Golf, regio’s aanwezig die sterk innovatief zijn als Stockholm en Helsinki. De European Innovation Scoreboard geeft aan dat Finland, Zweden, Denemarken en Duitsland samen met Zwitserland in Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm -9-
13 augustus 2008
Europa aan de leiding zijn. Een aantal andere landen rondom de Oostzee wint snel terrein (figuur 3.3.; NB Noord-Rusland is in de betreffende studie niet meegenomen). Er is ook een historische band in de vorm van het Hanzeverbond. Voor de een zal dat een argument zijn dat wordt meegenomen, maar voor andere potentiële partners is dit wellicht van geen of weinig betekenis. Tegen de achtergrond van wat in het vorige hoofdstuk is gesteld over afstanden (nog steeds van betekenis) is voor een aantal landen rond de Oost Zee NoordNederland relatief dichtbij. Dichter bij dan bijvoorbeeld Zuid-Europa. En als afstand nog steeds een bepalende factor is (zoals hiervoor werd gesteld), dan speelt ook dat een rol.
Concluderend: - Er zijn voldoende argumenten aan te dragen om de afzetmogelijkheden en samenwerkingsmogelijkheden in Noord-Europa nader te bezien. - Tussen de verschillende landen bestaan grote verschillen in hun economisch belang. De betekenis en mogelijkheden van kleinere staten kunnen worden overschat als hier geen rekening mee wordt gehouden.
Tabel 3.1. BNP (absolute cijfers) van een aantal landen in Noord-Europa Land
Bruto nationaal product absoluut in miljarden euro’s
Duitsland -
Nedersaksen Bremen Hamburg Sleeswijk Holstein Mecklenburg-Voorpomeren
177 27 86 70 33
Nederland
483
Zweden
308
Noorwegen
289
Polen
280
Denemarken
220
Finland
167
Letland
17
Litouwen
23
Estland
14
NW Rusland
Onbekend
Bronnen: EVD, CBS
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 10 -
13 augustus 2008
Figuur 3.3. Innovatie performance in Europa
3.3
Grenzen aan NOA?
De NOA kent geen duidelijke geografische afbakening, zo bleek in 3.1. De vraag die gesteld kan worden is of bij een oriëntatie op Noord-Europa vanuit Noord-Nederland er een scherpe afbakening moet zijn van landen en regio’s die wel of niet tot de NOA behoren? Hierbij zal niet alleen gekeken moeten worden naar de andere landen in Noord-Europa maar ook binnen Nederland zelf. Kan bijvoorbeeld de Randstad onderdeel uit maken van de NOA of moet deze regio juist buiten deze ontwikkeling gezien worden? In de al eerder genoemde werksessies met ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen is dit besproken. Volgens de deelnemers aan de werksessies staat in ieder geval vast dat de NoordNederlandse ondernemers zich meer thuis voelen in de Noord-Europese landen dan in Zuid-Europese. Op basis van de Noord-Nederlandse cultuur is de NOA ook het meest logische economische ontwikkelingsgebied. Er wordt door ondernemers geen onderscheid gemaakt tussen Noord-Europese landen die wel of niet tot de NOA zouden behoren. Men zou moeten bekijken in welke regio economische kansen liggen, los van het land waar deze regio onderdeel van uitmaakt. In het verlengde van hetgeen in het vorige hoofdstuk aan de orde is geweest over de relaties die ondernemers onderhouden, kan worden vastgesteld dat Geconstateerd kan worden dat de ondernemers primair naar de economische perspectieven van NoordEconomische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 11 -
13 augustus 2008
Europa kijken en dat – wat hen betreft – dit niet per se in termen van een ontwikkelingsas hoeft te worden vertaald. Over de Randstad als onderdeel van de NOA wordt verschillend gedacht. Er zijn ondernemers die economische ontwikkelingen vanuit Noord-Nederland langs de NOA los van de relaties met de Randstad moeten worden gezien; Noord-Nederland moet zelf het initiatief nemen. Andere ondernemers geven aan dat een internationale economische oriëntatie vanuit Noord-Nederland niet los gezien kan worden van de Randstad. De contacten die NoordNederlandse bedrijven en organisaties hebben met de Randstad zijn voor bedrijven en organisaties in andere landen interessant. Het netwerk van Noord-Nederlandse bedrijven kan daarom een belangrijke rol spelen bij de oriëntatie op de NOA landen. Daarnaast is het vanuit de Mainport gedachte, dat de kern vormt van het Nederlandse economische beleid, vreemd om de Randstand niet mee te nemen in de internationale oriëntatie stellen sommigen. Gaat de Randstad zich meer richten op de NOA landen dan kan het Noorden daar alleen maar van profiteren. Een laatste punt van overweging is de wijze waarop de NOA landen naar NoordNederland kijken. Zien zij het Noorden als een aparte regio of kijkt men voornamelijk naar Nederland als één gebied en maakt men geen onderscheid tussen het Noorden en de Randstad? De ervaring van de meeste ondernemers is het laatste. In Noord Duitsland maakt men dit onderscheid nog wel, maar in de ander landen is dit niet het geval. Concluderend: - Niet alleen op grond van de economische ontwikkelingen in Noord-Europa zou door Noord-Nederlandse ondernemers, kennisinstellingen en intermediaire organisaties naar dit gebied moeten worden gekeken, maar ook om culturele redenen. - Het wel of niet betrekken van de Randstad bij het vorm geven en oppakken van dit ontwikkelingsperspectief levert discussie op tussen voor- en tegenstanders. Naar onze mening moet in eerste instantie gekozen worden voor een Noord-Nederlandse aanpak om de puur pragmatische reden dat dit de organisatie van een dergelijk stimuleringsbeleid niet onnodig complex wordt gemaakt. - Ondernemers en kennisinstellingen zien de ontwikkelingsmogelijkheden in Noord-Europa en de kansen die dit voor Noord-Nederland biedt. Om daar op in te kunnen spelen is het evenwel niet noodzakelijk te praten in termen van assen of corridors. Het gaat vooral om een bepaalde geografische oriëntatie. De NOA als ruimtelijk economisch model spreekt het bedrijfsleven als zodanig niet aan.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 12 -
13 augustus 2008
4 4.1
KIEZEN VOOR KANSRIJKE SECTOREN Complement of congruent?
Uitgaande van een noordoostelijke oriëntatie is vervolgens de vraag aan de orde of internationale samenwerking moet worden gezocht op het terrein waar Noord-Nederland sterk in is of dat juist naar andere sectoren moet worden gekeken. In het laatste geval zou gesproken kunnen worden van complementaire (aanvullende) aangrijpingspunten. Deze zijn echter alleen dan interessant als dit leidt tot een combinatie van sectoren die tot vernieuwingen leidt. Dat kan bijvoorbeeld nieuwe kennis en producten tot resultaat hebben. Een voorbeeld kan zijn de combinatie van semi conductor technologie met medische kennis en producten. Daarnaast kunnen complementaire relaties worden onderscheiden die nodig zijn vanuit een goed kunnen functioneren. Denk daarbij aan bijvoorbeeld distribuerende groothandel of transport. Bij verkenningen van ontwikkelingskansen kan de aandacht ook uitgaan naar samenwerkingsmogelijkheden binnen sectoren. Dat kan worden aangeduid als een congruente aanpak. Naast deze twee invalshoeken (congruent en complement) zou nog een derde kunnen worden onderscheiden. Die gaat niet zozeer uit van relaties tussen bedrijven en instellingen, maar is gericht op het bewerken en bereiken van consumentenmarkten. Te denken valt dan aan de afzet van producten en aan toerisme. In nagenoeg alle gevallen zal bij export echter gebruik worden gemaakt van intermediaire bedrijven, zodat ook in die gevallen het eerst en vooral gaat om bedrijfsrelaties. Wordt gekozen voor een verdere uitwerking van het NOA-concept dan zal duidelijk moeten zijn op welke bedrijfssectoren of activiteiten de focus moet komen te liggen en bovendien zal een keuze moeten worden gemaakt voor het type van actoren (bedrijven, kennisinstellingen, andere instellingen en organisaties) waarop men zich op gaat richten. Als op alles wordt ingezet, wordt een te breed perspectief gekozen en is de kans op resultaten klein dan wel nihil. Waar het de te kiezen activiteiten betreft waarop kan worden ingezet, kan in eerste instantie aan de volgende grove indeling worden gedacht: onderzoek en ontwikkeling (kennis); bedrijven (samenwerking; afzet); toerisme (samenwerking). Voor wat betreft concreet het toerisme zijn naar onze mening de mogelijkheden voor samenwerking nauwelijks aanwezig, gezien de afstanden waarover we hier spreken. Dit onderwerp blijft daarom verder buiten beschouwing. Binnen de twee resterende categorieën kan worden bezien waar accenten kunnen worden gelegd, bijvoorbeeld door te kiezen voor bepaalde technologieën (onderzoek en ontwikkeling) of bepaalde producten of bedrijfssectoren (binnen de bedrijvigheid). Zo kan worden gekomen tot een verdere afbakening. Het mag duidelijk zijn dat daarbij aangehaakt moet worden bij zaken die reeds in ontwikkeling zijn en dus door het bedrijfsleven als kansrijk worden ingeschat, dan wel wordt ingespeeld op bestaande Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 13 -
13 augustus 2008
(mogelijk in ontwikkeling zijnde) relaties tussen bedrijfssectoren en kennisinstellingen in de verschillende landen. Zoals eerder werd vastgesteld kunnen we momenteel niet over dergelijke gedetailleerde informatie beschikken. Wel zijn in verschillende studies kansrijke sectoren benoemd. Daar gaan we nu dieper op in. Dit zal ook worden vergeleken met de kansrijke sectoren in andere landen binnen NOA. De kenmerken van de NOA-landen zelf zijn kort beschreven in bijlage 1. Concluderend: - Informatie over de economische relaties tussen Noord-Europa en NoordNederland ontbreken. In hoofdstuk 2 werd dit ook al geconstateerd. Het verkrijgen van een gedetailleerd beeld hiervan is een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot goede, onderbouwde keuzes, bijvoorbeeld in het kader van een op te zetten (export)stimuleringsprogramma.
4.2
Sterke sectoren in Noord-Nederland
Na meer dan 20 jaren discussie over het ‘regio’s op eigen kracht’ beginsel is de Nederlandse overheid in 2004 definitief overgeschakeld van een ‘klassiek’ naar een ‘modern’ regiostimuleringsbeleid, waarin de nadruk niet meer ligt op het wegnemen van problemen in achterblijvende regio’s, maar het stimuleren van kansen in álle regio’s. In de beleidsnota ‘Pieken in de Delta’ (EZ 2004) krijgt dat beleid gestalte door het aanduiden, voor elke regio, van de meest kansrijke sectoren en projecten. Voor NoordNederland worden energie-, water- en sensortechnologie (in Pieken in de Delta nog aangeduid met de projectnaam Lofar) als zodanig genoemd. Verder noemt de nota de Eemsdelta kansrijk op logistiek gebied. Op de in de nota bijgevoegde kaarten (maar niet in de tekst of de tabellen) worden verder agribusiness en life sciences als kansrijk aangemerkt. Tot slot wordt toerisme nog genoemd, maar alleen in verband met een ‘badplaats-project’ op Ameland, niet in meer algemene zin. In diverse beleidsagenda’s en –notities die als een vertaling van het Piekenbeleid naar Noord-Nederland kunnen worden aangemerkt zien we de zojuist genoemde speerpuntsectoren en –projecten terugkeren, zij het met soms kleine maar soms ook grotere verschillen ( tabel 4.1). Concluderend: - Gesteld kan worden dat er een zekere consensus bestaat over de kracht en kansrijkheid van de volgende sectoren: Energie Water Sensortechnologie Toerisme Agribusiness Life sciences. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen agribusiness en life sciences stellen we voor life sciences hier vooral gericht te laten zijn op gezondheid en op industriële productie (bijvoorbeeld bioplastics). - Daar waar het gaat om toerisme moet de samenwerking tussen bedrijven primair in het Noord-Nederlandse worden gezocht; niet internationaal. Anders ligt dat voor het toerisme als consumentenactiviteit. Vanuit dat perspectief kan Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 14 -
13 augustus 2008
worden bezien of en in hoeverre toeristen vanuit NOA kunnen worden geïnteresseerd voor een verblijf in Noord-Nederland. Tabel 4.1. Speerpuntsectoren en -projecten voor Noord-Nederland Bron Pieken in de Delta
Status Vigerende beleidsnota ministerie Economische Zaken, 2004
Strategische Agenda
Vertaling van Pieken- beleid naar N-Nederland door SNN voor de periode 2007-2013. Opvolger ISP (1975-2000) en Kompas-programma’s (20002006)
Website SNN
Samenwerkingsverband (van de provincies Groningen, Friesland en Drenthe) NoordNederland
Nordconnect
Projectbureau van het SNN voor het uitwerken van het NOA-concept
Top van Europa
NOA actieplan voor de periode 2007-2010 van SNN/Nordconnect; deze sectoren zijn opgenomen in het overzicht van sectorkansen per land (p.11)
4.3
Sectoren Energy Valley Waterzuivering Lofar Eemsdelta (Toerisme) (Agribusiness) (Life sciences) Energy Valley Wateralliantie Astron/Lofar Toerisme Agribusiness Chemie Commerciële zorg Life sciences ICT Scheepsbouw Energie Water Sensortechnologie Toerisme Agribusiness Life sciences Energie Water Sensortechnologie Toerisme Agribusiness Life sciences Energie Water Bio/Agribusiness Wetenschap & Technologie
Sterke sectoren in NOA
De in bijlage 1 opgenomen inventarisatie van kansrijke sectoren in de NOA-landen levert schematisch gezien de in tabel 4.2 weergegeven indeling op. Wanneer we dit combineren met de als kansrijk aangeduide sectoren voor Noord-Nederland ontstaat een beeld zoals weergegeven in tabel 4.3. Daar waar overeenkomsten zijn hoeft dit niet per definitie tot samenwerkings- of marktmogelijkheden te leiden. De sectoren zijn immers nogal ruim omschreven. Een verdere verkenning zal dus noodzakelijk zijn om de concrete mogelijkheden in beeld te brengen en die kunnen van bedrijf tot bedrijf verschillen.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 15 -
13 augustus 2008
Tabel 4.2 Perspectiefvolle sectoren per NOA-land Land Duitsland
Sectoren ICT; biotechnologie; machine-industrie; voedings- en genotmiddelen; duurzame energie; lucht- en ruimtevaartindustrie; dienstensector, auto-industrie; medische sector
Polen Denemarken Noorwegen
Voedings- en genotmiddelen; water; infrastructuur; toerisme, recreatie en horeca Windenergie; ecologische producten, woning- en project inrichting Vervoer en logistiek; doe het zelf markt; maritieme industrie; olie en gas sector (offshore); materialen en gereedschappen; pleziervaartuigen
Zweden Finland Estland Letland
ICT; voedingsmiddelen; doe het zelf markt; meubelindustrie; pleziervaartuigen ICT; biotechnologie; milieu, energie en water; chemie en kunststoffen ICT; metaal en machine-industrie; elektronica industrie ICT; metaal(bewerkings)industrie en macinebouw; vervoer en logistiek; voedings- en genotmiddelen; sierteelt; milieu
Litouwen NW Rusland
ICT; houtbewerkingsindustrie; transport en logistiek Energie; voedings- en genotmiddelenindustrie; vervoer en logistiek; bouw
Tabel 4.3 Combinaties van perspectiefvolle sectoren op hoofdlijnen
Concluderend: - Met de hiervoor gemaakte opmerkingen als voorbehoud, kunnen we vaststellen dat in het NOA gebied vooral aanknopingspunten liggen op het vlak van sensortechnologie; energie; agribusiness. - Waar het gaat om de landen springt Duitsland er uit, met kansrijke ‘matches’ tussen perspectiefvolle sectoren hier en daar. Qua volume (Bruto Nationaal Produkt) is (Noord) Duitsland van betekenis en bovendien is sprake van relatief korte afstanden, die – zoals eerder bleek – toch nog steeds een rol spelen bij economische relaties. Goede tweede (in termen van ‘matches’) is Finland. Daarnaast biedt Noordwest Rusland grote kansen, vooral vanwege de expertise die vanuit de Noordwestelijke regio wordt gevraagd bij omvangrijke olie- en gaswinning. - Uit bijlage 1 valt verder op te maken dat in het NOA-gebied een aantal sectoren regelmatig als kansrijk worden aangemerkt die niet behoren tot de kansrijke Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 16 -
13 augustus 2008
sectoren die voor Noord-Nederland zijn gedetecteerd. Te noemen zijn in het bijzonder vervoer en logistiek en de metaalsector.
4.4
Kansrijke sectoren volgens de ondernemers
Uit paragraaf 5.2 is naar voren gekomen dat de landen en regio’s uit de NOA economische kansen bieden voor afzonderlijke bedrijven in Noord-Nederland. Uit de voorafgaande hoofdstukken is echter ook gebleken dat in termen van omzet het internationale aandeel in Noord-Nederland beperkt is. De vraag die gesteld kan worden of bij een verdere economische oriëntatie op de NOA specifieke kansrijke sectoren benoemd moeten worden waarop de overheden en intermediaire organisaties zich gaan richten om voor ondernemers de voorwaarden te scheppen bij het ontplooien van hun marktmogelijkheden? De ondernemers die aan de werkconferenties deelnamen zien in de eerste plaats mogelijkheden op het vlak van de infrastructuur van gas en energie, vooral die vanuit Rusland naar West-Europa. Bij deze vorm van infrastructuur, maar ook in bredere zin (logistiek), vormt de NOA een onderdeel van de mondiale vervoerstromen vanuit Moskou en China. Procestechnologie wordt als kansrijk gezien, evenals de koppeling van ICT, life sciences en zorg. Dit laatste wordt door de RUG vooral als kansrijk gezien. Het opzetten van een Lifescience Biobank en deze koppelen aan die in de Baltische Staten en IJsland biedt kansen voor het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen in Noord-Nederland. Healthy ageing – een vooral door het Universitair Medisch Centrum Groningen gedragen en gestuwd concept, waarbij wordt samengewerkt met andere medische universitaire centra in Europa, waaronder centra in het NOA gebied – biedt vele perspectieven door de ermee verbonden productie en dienstverlening in de Life Science bedrijfssector. De Hanze Hogeschool stelt dat wat betreft economische potentie er sprake is van twee assen. Eén as die door Scandinavië loopt en die gericht is op innovatie en één as die loopt van Noord Duitsland tot de Baltische Staten en die meer gericht is op productie. Naast deze in potentie kansrijke sectoren in de NOA landen zijn er de sterke sectoren in Noord-Nederland die als ‘pieken’ aangewezen zijn. Deze sectoren vormen volgens beleidsmakers de economische kracht van Noord-Nederland. Maar zijn dit dan ook de aangewezen sectoren om de economische ontwikkeling in de NOA op te richten? Een aantal van de kansrijke sectoren komen voor in de bovengenoemde interessante sectoren, maar uit de werksessies blijkt duidelijk dat de ondernemers een veel bredere insteek voorstaan en niet erg geneigd zijn op dit punt selectief te wezen. Een ruime meerderheid van de ondernemers stelt dat las men zich alleen richt op de Pieken, dat dan 90% van de bedrijvigheid wordt gemist. Zo is de ICT sector niet als piek aangewezen, maar wordt door meerdere ondernemers wel als een zeer kansrijke sector in Noord-Nederland gezien. Ook goede initiatieven van het MKB mogen niet vergeten worden door een eenzijdige aandacht voor de pieken. Kortom: beperk de mogelijkheden voor het bedrijfsleven niet door voor een beperkt aantal sectoren te kiezen maar faciliteer het bedrijfsleven bij het betreden van de markten in de NOA, zo stellen de ondernemers. Hoewel we ons richten op de kansrijke economische sectoren, kwam in de werksessies ook het mogelijke belang van Noord-Europa aan de orde in de zin van daar aanwezig Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 17 -
13 augustus 2008
arbeidspotentieel. In een recente studie is daar door Regioplan (2007) verder op ingegaan. Op dit moment voert van de NOA-landen Polen absoluut de lijst aan van tewerkstellingsvergunningen (83% van alle vergunningen). Rusland (totaal) heeft een aandeel van 1%. De andere NOA-landen tellen niet mee. De meerderheid van de banen wordt gevonden in de tuinbouwsector, op afstand gevolgd door productiewerk en distributie. De onderzoekers stellen dat het nagenoeg onmogelijk is om voorspellingen te doen over de toekomstige arbeidsmigratie naar Nederland. Veel zal ook afhangen van de loonverschillen tussen landen. Concluderend: - De ondernemers zien (nieuwe) economische kansen in Noord-Europa, mede door culturele overeenkomsten, maar daarbij hoeft volgens hen geen keuze gemaakt te worden voor bepaalde sectoren en zelfs niet voor een specifiek NOA-gebied. Wanneer ondernemers kansen zien bepalen zij zelf of zij daarin investeren. De overheid dient volgens de ondernemers vooral faciliterend te werk te gaan en de ondernemers te ondersteunen bij het opzetten van handelsrelaties.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 18 -
13 augustus 2008
5
CONCLUSIE
De huidige economie kan het beste worden omschreven als een ‘netwerkeconomie’; door allerlei ontwikkelingen in de afgelopen decennia zijn bedrijven en instellingen meer en meer met elkaar vervlochten geraakt. Bovendien heeft dit geleid tot contacten over grotere afstanden, ook wel aangeduid als het internationaliseringsproces. In het verlengde daarvan wordt soms wat te gemakkelijk gedacht dat daarmee elke markt op de aardbol open ligt. Afstanden moeten echter nog steeds overbrugd worden en dat gaat gepaard met kosten en moeite. Het is dan ook niet zo verrassend vast te stellen dat er in het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen meer wordt afgezet in eigen land dan internationaal. Specifiek voor de Noord-Nederlandse situatie geldt dat de internationale oriëntatie achter blijft bij het Nederlands gemiddelde (vooropgesteld dat de regio Groningen – Assen als representatief mag gelden voor Nederland). Met een totale internationale afzet van 12% blijft Groningen – Assen achter bij het totaal gemiddelde van 23%. Dat op zich kan al voldoende reden zijn om te bekijken hoe de internationale positie van het NoordNederlandse bedrijfsleven kan worden versterkt. Het idee van een Noordelijke Ontwikkelings-As, kortweg verder aangeduid als NOA, heeft tot doel die internationale oriëntatie van Noord-Nederland te versterken. Uit de naamgeving kan worden opgemaakt dat daarbij is gekozen voor een gerichtheid op Noord-Europa. In deze quick scan is dit concept van een Noordelijke Ontwikkelings-As tegen het licht gehouden en worden de mogelijkheden voor een verdere oriëntatie op Noord-Europa belicht. In de voorgaande hoofdstukken zijn ten aanzien van voornoemde aspecten tussentijds conclusies getrokken. Zetten we deze op een rij, dan ontstaat het volgende beeld. Als we eerst de aandacht richten op het idee van ontwikkelings-assen, dan stellen we vast dat dit concept een stevige basis heeft in zowel theorie als beleidspraktijk Op dit moment is het echter – ook internationaal – niet echt ‘hot’ meer, zeker niet in het wetenschappelijk denken over economie en ruimte. Gebruik en toepassing van het concept is zonder meer verantwoord en mogelijk, maar de term zal altijd vatbaar blijven voor discussie. Op de concrete lading van het begrip in de beleidspraktijk moet kritisch worden toegezien, in het bijzonder als het om ontwikkelingen op lokale schaal gaat. De uiteenlopende interpretaties van het NOA-concept in de praktijk scheppen bovendien verwarring. Belangrijker nog wellicht is de constatering dat ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen met het begrip niet zo veel kunnen en het niet aanspreekt. Men ziet de ontwikkelingsmogelijkheden in Noord-Europa en de kansen die dit voor NoordNederland biedt, maar om daar op in te kunnen spelen is het volgens de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen niet noodzakelijk te praten in termen van assen of corridors. Het gaat vooral om een bepaalde geografische oriëntatie. NOA als ruimtelijk economisch model spreekt het bedrijfsleven als zodanig niet aan. De perspectieven in Noord-Europa worden dus wel degelijk gezien en we hebben in dit rapport laten zien dat voor een dergelijke geografische oriëntatie ook uiteenlopende
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 19 -
13 augustus 2008
argumenten zijn aan te dragen zoals groeiperspectieven, innovatieve kracht en culturele overeenkomsten. Er bestaan al individuele contacten en (handels-)relaties tussen Noord-Nederlandse bedrijven met die in NOA-landen. Daarnaast zijn er meer ‘gebundelde stromen’ met Noord-Duitsland en de Baltische Staten (vooral Letland) en wordt intensiever aan het stimuleren van economische ontwikkelingen gewerkt (Fryslan House, Eems-Dollard regio). Dit betreft doorgaans initiatieven van intermediaire instanties als de Kamer van Koophandel en activiteiten van overheden. Vastgesteld moet ook worden dat de ontwikkelingsperspectieven in de NOA-landen niet gelijk zijn en dat ook in termen van het absolute bruto regionaal product de verschillen groot zijn. In dat licht moeten bijvoorbeeld de samenwerkingsmogelijkheden met de Baltische staten niet worden overschat. Het wel of niet betrekken van de Randstad bij het vormgeven en oppakken van dit ontwikkelingsperspectief levert discussie op tussen voor- en tegenstanders. Naar onze mening moet in eerste instantie gekozen worden voor een Noord-Nederlandse aanpak om de puur pragmatische reden dat de organisatie van een dergelijk stimuleringsbeleid niet onnodig complex moet worden gemaakt. Als wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden met het bedrijfsleven in NoordEuropese landen, dan kan worden overwogen om daarbij te kiezen voor een beperkt aantal sectoren. Bij de ondernemers en kennisinstellingen heeft dat niet direct de voorkeur. Wanneer ondernemers kansen zien bepalen zij zelf of zij daarin investeren. De overheid dient volgens de ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen vooral faciliterend te werk te gaan en hen te ondersteunen bij het opzetten van handels- en samenwerkingsrelaties. Wat dit standpunt van ondernemers en kennisinstellingen betreft lijkt ons sprake van een mogelijk misverstand. Het staat elk bedrijf uiteraard vrij om wel of niet zaken te doen met bedrijven in Noord-Europa, ongeacht de sector. Als het gaat om het daarbij scheppen van de juiste voorwaarden is het echter goed te verdedigen dat de daarvoor verantwoordelijke overheden en intermediaire organisaties een bepaalde focus aanbrengen om de inzet van middelen zo efficiënt mogelijk te laten zijn. Wordt de kansrijkheid van verschillende economische sectoren in Noord-Nederland bezien, dan blijkt er een zekere consensus te bestaan als het gaat om: - Energie - Water - Sensortechnologie - Toerisme - Agribusiness - Life sciences. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen agribusiness en life sciences stellen we voor life sciences hier vooral gericht te laten zijn op gezondheid en op industriële productie (bijvoorbeeld bioplastics). Wanneer we de kansrijke sectoren in de NOA-landen combineren met de als kansrijk aangeduide sectoren voor Noord-Nederland ontstaat een beeld zoals weergegeven in tabel 4.3. In het NOA gebied liggen vooral aanknopingspunten op het vlak van sensortechnologie; energie; Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 20 -
13 augustus 2008
agribusiness.
Kijken we naar de NOA-landen dan springt qua mogelijkheden Duitsland er uit, met kansrijke ‘matches’ tussen perspectiefvolle sectoren hier en daar. Ook qua volume (Bruto Nationaal Product) is (Noord) Duitsland van betekenis en bovendien is sprake van relatief korte afstanden, die – zoals eerder bleek – toch nog steeds een rol spelen bij het aangaan van economische relaties. Goede runners up (in termen van ‘matches’ en economische perspectieven) zijn Finland en Noordwest Rusland. Finland vooral vanwege de sterke innovatiegraad en de aansluitende sectoren, Noordwest Rusland vanwege de expertise die wordt gevraagd bij de omvangrijke en perspectiefvolle olie- en gaswinning. Kortom: een zekere focus op Noord-Europa bij de verdere internationalisering van de NoordNederlandse economie is denkbaar (zonder overigens andere mogelijkheden binnen Europa uit het oog te verliezen) omdat afstanden nog steeds een rol spelen en er sprake is van enige culturele overeenkomsten; het is niet nodig dit uit te dragen onder een specifieke noemer als NOA; gekozen kan worden voor een twee sporen strategie waarbij overheden en intermediaire instanties o een algemeen ondersteunend programma opzetten voor bedrijven die de Noord-Europese markt willen betreden; o en een specifiek en verdergaand programma opzetten voor specifieke sectoren. De wenselijkheid daarvan, de effecten en de efficiënte van een dergelijk programma zouden moeten worden verkend door in te zetten op één of twee speerpunten. Energie en sensortechnologie lijken daar het eerst voor in aanmerking te komen. Dergelijke programma’s kennen bij voorkeur een looptijd van enkele jaren, gevolgd door een evaluatie. Tot slot vloeien uit het onderzoek twee aanbevelingen voort. In de eerste plaats is gebleken dat het ontbreekt aan cijfers die duidelijk maken waar de huidige relaties naartoe gaan en naar welke sectoren. Dergelijke informatie is van belang om onderbouwd keuzes te maken voor landen en bedrijfssectoren waarop men zich met een stimuleringsbeleid wil richten. Op dit punt moet nader onderzoek plaatsvinden. Sensortechnologie, energie en agribusiness blijken kansrijke sectoren te zijn. Bedacht moet worden dat deze sectoren nogal ruim omschreven zijn. Een verdere verkenning zal noodzakelijk zijn om de concrete mogelijkheden binnen de sectoren in beeld te brengen en die kunnen van bedrijf tot bedrijf verschillen.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 21 -
13 augustus 2008
LITERATUUR Baltic Development Forum (2007), State of the region Report; The Baltic Sea Region as a Place to Do Business. Kopenhagen, November. BAW (2005), De Noordoost-Europese Corridor: nieuwe perspectieven voor integrale samenwerking. EVD (2007), Landenpublicaties Duitsland, Polen, Letland, Estland, Litouwen, Zweden, Finland, Denemarken. Den Haag. Europe INNOVA (2007), Innovation Clusters in Europe: A statistical analysis and overview of current policy support. Luxemburg. Nordconnect (2007), De Noordelijke Ontwikkelingsas; Ambities van Noord Nederland. Leeuwarden, oktober. Ministerie van Economische Zaken, (2007), Koers Noord: op weg naar Pieken. Den Haag, oktober. Van Oort c.s. (2006), Ruimtelijk-economische netwerken. Den Haag / Rotterdam: Ruimtelijk Planbureau / NAi Uitgevers. Projectbureau Noordelijke Ontwikkelingsas (2007), Naar de TOP van Europa; Actieplan Noordelijke Ontwikkelingsas 2007 – 2010. Groningen. Rabobank Groep (2007), Nederlands-Duitse grensstreek; Sociaal Economische foto. Regioplan (2007), De Europese grenzen verlegd. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (2007), Zero Measurement Northeast Corridor. Nijmegen, mei. The Baltic development forum (2007), State of the Region report. The Baltic Sea Region as a Place to Do Business.
Geraadpleegde Websites: www.nordconnect.nl www.kvk.nl www.evd.nl www.minez.nl www.rug.nl www.hanze.nl
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 22 -
13 augustus 2008
BIJLAGE 1: VERKENNING KANSRIJKE SECTOREN IN NOA-LANDEN De beschrijving in dit hoofdstuk is gebaseerd op meerdere bronnen, waarbij de volgende drie publicaties de kern vormen: EVD, De landenpublicaties van Duitsland, Polen, Letland, Estland, Litouwen, Zweden, Finland, Denemarken, 2007; BAW, De Noordoost-Europese Corridor: nieuwe perspectieven voor integrale samenwerking, 2005 The Baltic development forum, “State of the Region report”, The Baltic Sea Region as a Place to Do Business, 2007. Voor het in beeld brengen van sterke sectoren in de verschillende landen kan uit worden gegaan van verschillende bronnen. De gehanteerde methodiek kan daarbij verschillend zijn. Met het oog op de vergelijkbaarheid hebben wij de sterke sectoren primair in beeld gebracht aan de hand van gegevens van het European Cluster Observatory (www.clusterobservatory.eu). Deze organisatie een eigen methodiek ontwikkeld om voor alle regio’s binnen Europese landen aan te geven wat de sterke economische clusters zijn.
Duitsland Economie algemeen Duitsland is qua grootte de derde economie ter wereld, na jaren kwakkelen is er vanaf 2006 weer sprake van economische groei van ongeveer 2% van het BBP. Economisch gaat het de ook de Noord Duitse regio’s weer voor de wind; de werkloosheid daalt en door de terughoudende loonpolitiek zagen bedrijven hun winsten stijgen. In Duitsland bestaan grote verschillen tussen de regio’s onderling (voornamelijk oost en west), dit verschil is ook zichtbaar in de oost en west Duitse regio’s in het Noorden.
Sterke sectoren Het westen van Noord Duitsland kenmerkt zich door sterke logistieke centra (met twee hoofddistributie centra voor overzeese vracht; de havens van Bremen en Hamburg), daarnaast zijn sterke sectoren ICT; biotechnologie; machine-industrie; voedings- en genotmiddelen; duurzame energie; lucht en ruimtevaartindustrie; dienstensector, auto-industrie; medische sector. Belangrijkste industriële en vervoerscentra zijn Kiel, Hamburg, Bremen en Hannover. Het gebied tussen Bremen en Bremerhaven behoort tot de deelstaat Niedersachsen en kent met transport, logistiek, scheepvaart en handel haar belangrijkste sectoren, maar ook de automobielindustrie en de voedingsindustrie zijn er goed vertegenwoordigd. Hamburg beschikt over een van de grootste havens ter wereld, handel en dienstverlening zijn de belangrijkste economische sectoren. Vooral verzekeringsmaatschappijen, banken, softwareontwikkelaars, consultants, advocatenkantoren, uitzendbureaus, brancheorganisaties en handelsondernemingen zijn goed vertegenwoordigd.
Kansrijke markten Als kansrijke markten gelden voor Duitsland: Duurzame energie; ICT; Voedings- en genotmiddelen industrie; Biotechnologie; Medische sector; Machine-industrie; Lucht- en ruimtevaart; Autoindustrie; Dienstensector.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 23 -
13 augustus 2008
Polen Economie algemeen De Poolse economie kende de afgelopen jaren een sterke groei van 6 à 7% per jaar, dit groeipercentage zal in de periode 2008 - 2012 waarschijnlijk dalen tot 4 à 5%. In 2006 daalde de inflatie tot 1%. De grote economische groei trekt veel buitenlandse investeerders naar Polen, de toetreding tot de EU wordt als een zeer positieve invloed op het investeringsklimaat gezien.
Sterke sectoren Na de val van de muur heeft er verschuiving plaats gevonden in de economsiche structuur van Polen. Landbouw en (zware) industrie drukken een minder zware stempel op de economie, terwijl de dienstverlenende sector strek gegroeid is. De particuliere sector draagt in belangrijke mate bij aan de economie in Polen. Het aandeel hiervan was in 2005 80 procent. In 1989 was dit slechts 18 procent. De particuliere sector neemt het grootste gedeelte van de buitenlandse handel voor zijn rekening. In 2005 was 87 procent van alle geëxporteerde producten afkomstig uit deze sector en had 88 procent van alle geïmporteerde producten de particuliere sector als bestemming.
Kansrijke markten Op basis van de omvang en ontwikkeling van de sector en de mogelijkheden voor import of investeringen vanuit Nederland heeft de EVD een aantal kansrijke sectoren geselecteerd: Transportinfrastructuur (weg, rail en lucht). Er staat een groet modernisering van de hoofdwegen op het programma. Ook in verbetering van het spoorwegsysteem zal volop worden geïnvesteerd. Onder andere uit de EU structuurfondsen komen middelen beschikbaar; Water. De kwaliteit en omvang van waterbeheer en waterzuivering liggen in Polen achter op West Europa. Er zal de komende jaren fors worden geïnvesteerd in watermanagement. Middelen komen beschikbaar vanuit de Europese cohesiefondsen en ERDF-gelden; Voeding- en genotmiddelen. De voedselverwerkende industrie is een belangrijke industriële sector in Polen. Vooral op het gebied van export van voedingsmiddelen liggen er kansen voor Nederland; Toerisme. De toeristische sector is sterk groeiende. In 2006 gaven toeristen 7 miljard US dollar uit. DE grootste remmende factor is de staat van de infrastructuur. Toerisme wordt gestimuleerd en ondersteund door de overheid in samenwerking met de EU.
Denemarken Economie algemeen Het bruto binnenlands product (BBP) van Denemarken bedroeg in 2006 222miljard euro. De inflatie in 2006 bedroeg 1,9% en de werkgelegenheid neemt de laatste jaren sterk toe. Echter voor 2008 wordt een afzwakking van de economische groei verwacht naar ongeveer 1,8%. De structuur van de Deense economie kan getypeerd worden als een diensteneconomie. Financiële en commerciële activiteiten nemen een kwart van de economische activiteiten voor hun rekening. 23% bestaat uit handel en toerisme en 7% bestaat uit landbouw en visserij.
Sterke sectoren In Denemarken is sprake van een open en gediversifieerde markteconomie, die sterk gericht is op buitenlandse handel. De sterke sectoren in de economie van Denemarken zijn: Industrie; Vlees- en melkproducten vormen nog steeds een belangrijke inkomstenbron voor buitenlandse deviezen. Een groot deel van de Deense industrie is gericht op de verwerking van de overvloedige voedselvoorraden, inclusief de machines voor het vervaardigen van de eindproducten. Een recentere ontwikkeling is de diversificatie van de industrie naar geneesmiddelen. Zo is het land de grootste producent ter wereld van insuline. Windenergie; In Denemarken zijn verschillende vooraanstaande activiteiten op het gebied van windenergie uitgevoerd. ICT; De kracht van de Deense ICT-sector ligt op het gebied van de ontwikkeling van software;
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 24 -
13 augustus 2008
De snelst groeiende onderdelen van de Deense industrie zijn de biotechnologie, de informatietechnologie en softwareontwikkeling, de voedingsmiddelen en dranken en de ontwikkeling van apparatuur voor milieubescherming en energiebesparing.
Kansrijke markten Door de EVD worden de volgende kansrijke markten onderscheiden: Olie en gas. Denemarken is zelfvoorzienend op het gebied van energie; Ecologische producten. In Denemarken is de markt voor ecologische producten sterk groeiende; Woning- en projectinrichting. De Deense meubelindustrie is een van de grootste ter wereld gerekend naar het aantal inwoners. 83% van de productie wordt geëxporteerd.
Noorwegen Economie algemeen Sinds 2003 vertoont de Noorse economie een sterke groei. In het eerste kwartaal van 2007 groeide het BBP van het Noorse vasteland met 4,9 % ten opzichte van dezelfde periode in 2006, terwijl het totale BBP met 2,8 % groeide. Het inflatiecijfer fluctueert nogal, dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de fluctuerende prijzen van benzine en elektriciteit. Noorwegen biedt Nederlandse bedrijven veel aantrekkelijke exportmogelijkheden.
Sterke sectoren De Noorse economie heeft de laatste dertig jaar aanzienlijke structurele veranderingen ondergaan. De aan de economie van sectoren zoals landbouw, bosbouw en visserij en van de industrie (in het bijzonder van de productie) is geleidelijk aan gedaald. De industriële sector (inclusief elektriciteits- en gasvoorziening en bouw) levert nog een bijdrage van 15 procent aan het BBP. Twee andere sterke sectoren in Noorwegen zijn de olie- en gassector (26 procent van het BBP) en de commerciële dienstverlening (21 procent). Wat Noorwegen anders maakt dan de andere West-Europese economieën, is de relatief grote bijdrage die de olie- en gassector levert. Deze bijdrage fluctueert echter sterk, afhankelijk van de prijzen van deze grondstoffen. De offshore-industrie blijft de Noorse economie domineren. Grote sectoren als de visserij en informatietechnologie groeien gestaag, waardoor extra vraag naar buitenlandse goederen ontstaat.
Kansrijke markten De EVD heeft, samen met de Nederlandse ambassade in Noorwegen, een aantal kansrijke sectoren voor het Nederlandse bedrijfsleven geïdentificeerd. Deze zijn: Bouw- en doe-het-zelfmaterialen. In 2006 bedroeg de totale omzet in de bouwsector 28 miljard euro. In 2006 bedroeg de import van bouwmaterialen 2,5 miljard euro. Hoewel in Noorwegen ook gereedschappen worden geproduceerd, zijn de kansen voor buitenlandse leveranciers beter in dit segment. Er is een grote markt voor relatief goedkope gereedschappen en het aantal Noorse gereedschapsfabrikanten is beperkt; Olie en gas industrie. De olie- en gassector is de grootste industrie van Noorwegen en was in 2006 verantwoordelijk voor 17,7 % van het bruto binnenlands product. Er werken bijna 100.000 mensen in de oliesector, met nog eens 200.000 indirecte banen in de toeleverende industrie; Maritieme industrie. Noorwegen heeft in 2007 de op vier na grootste vloot ter wereld, inclusief 23 % van alle cruiseschepen van de wereld, 19 % van alle gastankers en 11 % van alle ruwe olietankers. De maritieme industrie van Noorwegen (zowel scheepsbouw als scheepvaart) heeft een jaaromzet van ongeveer 24 miljard euro, terwijl de scheepvaartmaatschappijen alleen al een omzet van 13 miljard euro behalen. Noorse scheepswerven en scheepvaartmaatschappijen zijn afhankelijk van de invoer, omdat veel onderdelen, zoals de apparatuur aan boord, niet worden vervaardigd in Noorwegen; Pleziervaartuigen. Noorwegen heeft een van de hoogste aantallen pleziervaartuigen per hoofd van de bevolking, een op de zes mensen heeft een boot. Tussen 1997 en 2006 steeg de omzet van geïmporteerde boten met 500 %;
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 25 -
13 augustus 2008
Transport en logistiek. In 2006 werd 347 miljoen ton goederen vervoerd in Noorwegen. De transportsector is verantwoordelijk voor 4,6 % van het BBP en geeft werk aan ongeveer 127.000 mensen ofwel 6,4 % van de Noorse beroepsbevolking.
Zweden Economie algemeen Na een periode van geringe economische groei nam de economische activiteit in Zweden in de jaren 2004 en 2005 krachtig toe. De primaire sector (landbouw, bosbouw en visserij) speelt nog maar een kleine rol in de Zweedse economie, de industrie daarentegen vormt een belangrijke motor. De dienstensector is net als in andere hoogontwikkelde economieën, sterk vertegenwoordigd. Wat Zweden anders maakt dan andere landen is dat de openbare sector is uitgebreid door weloverwogen politieke beslissingen om de overheid verantwoordelijk te maken voor ambitieuze gezondheids-, onderwijs-, en kinderopvangsystemen. De zakelijke sector is daardoor kleiner dan in vergelijkbare landen.
Sterke sectoren De industrie vormt een belangrijke motor van de Zweedse economie. Het land beschikt in de metaalverwerkende en elektrotechnische sector over een modern, exportgeoriënteerd productieapparaat dat hoogwaardige goederen voortbrengt. Tot de voornaamste productgroepen behoren transportmiddelen, machines, elektrische en elektronische apparaten en defensiematerieel. De sterkste groei heeft echter plaatsgevonden binnen de engineeringsector. De telecommunicatie (Ericsson), informatietechnologie en farmaceutische industrie zijn de snelst groeiende industrietakken van dit moment. Binnen de industrie is het aantal Zweedse bedrijven hoofdzakelijk vertegenwoordigd in: de technische (engineering) industrie (meer dan 52 procent van de totale productie); de pulp-, hout- en papierindustrie (bijna 20 procent); de chemische industrie, vooral de farmaceutische industrie (15 procent); Zweedse multinationals behoren tot de meest R&D-intensieve bedrijven ter wereld. Ongeveer 80 procent van deze investeringen betreft de transportmiddelen-, elektrotechnische, farmaceutische en machine-industrie. Zweden huisvest ook een groot aantal internationale bedrijven, zoals Volvo, Scania, Electrolux, SKF en ABB. Daarnaast hebben belangrijke internationale IT-bedrijven, zoals Intel, Microsoft, Hewlett-Packard en Nortel, Zweden uitgekozen als Europese basis. Vanuit Zweden kan de Europese markt bewerkt worden. Ook is Zweden erg aantrekkelijk voor onderzoek en ontwikkeling op IT-gebied. Zweedse consumenten zijn over het algemeen snel in het accepteren van nieuwe producten en trends, en Zweden wordt daarom ook als ideale testmarkt gezien. De sterke economische regio’s in Zweden bevinden zich in het zuiden van Zweden, rond Stockholm en de Oresund regio.
Kansrijke markten Kansrijke markten voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn volgens de EVD: Doe het zelf markt. Deze Zweedse sector is één van de snelst groeiende van Europa, de im- en export van bouwmaterialen naar Nederland is de afgelopen jaren sterk toegenomen; ICT. Deze sector is één van de belangrijkste sectoren van de Zweedse economie. De omzet in ITgerelateerde diensten bedroeg in 2005 36,7 miljard euro; Pleziervaartuigen; de bootdichtheid in Zweden is een van de hoogste ter wereld. In 2005 en 2006 werden er 37.000 boten verkocht in Zweden. Er is een stijgende vraag naar boten, die vooral door import wordt beantwoord; Voedingsmiddelen. De vraag naar hoogwaardige consumentenproducten neemt toe. Vooral de biologische / organische producten, private labelproducten, voorbewerkte producten, internationale gerechten en functionele voedingsmiddelen kunnen kansrijk zijn voor Nederlandse leveranciers; Meubelindustrie. Deze sector is het op vier na grootste segment in de categorie duurzame gebruiksgoederen en toont een van de hoogste groeicijfers.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 26 -
13 augustus 2008
Finland Economie algemeen Het totale BBP voor 2006 was bijna 173 miljard euro. De verwachting is echter dat de groei van het BBP in 2007 en 2008 minder sterk zal zijn met groeicijfers van respectievelijk 2,7 % en 2,5 %. De inflatie in Finland was in 2005 0,8 % en groeide naar 1,2 % in 2006.
Sterke sectoren De industrie biedt vooral werkgelegenheid in het zuiden, het westen, het oosten van Finland en in de regio rond Oulu. De hoofdpijlers van de Finse industrie zijn de elektronische en elektrotechnische industrie, de hout- en papierindustrie en de chemische industrie. In het laatste decennium van de twintigste eeuw zijn de elektronische en elektrotechnische industrie zeer snel gegroeid, dankzij het hoge peil van de Finse kennis op het gebied van geavanceerde technologie (met als belangrijkste voorbeeld Nokia; wereldwijd de grootste producent van mobiele telefonie). De Finse industrie wordt gedomineerd door kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan het merendeel (ongeveer 93 procent) minder dan tien werknemers telt. Grote bedrijven maken slechts 1 procent van het totale aantal ondernemingen uit, maar ze bieden werk aan bijna de helft van de totale beroepsbevolking.
Kansrijke markten De door de EVD en Nederlandse ambassade geselecteerde kansrijke sectoren voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn: Biotechnologie is een sector met hoge verwachtingen. De meeste Finse biotechnologiebedrijven zijn jong. De verwachting is dus dat de biotechnologie in Finland de volgende hoogvlieger wordt en daarmee in de voetsporen treedt van de telecommunicatie-industrie en de informatietechnologie; De ICT-sector valt onder de elektronica-industrie. De ICT-sector is onder te verdelen in verschillende subsectoren, waaronder telecommunicatie en informatica. In 2006 bedroeg de omzet van de Finse elektronica- en elektrotechnische industrie 25 miljard euro. Milieu, energie en water. Het energieverbruik per hoofd van de bevolking in Finland is een van de hoogste ter wereld, bijna tweederde meer dan het EU-gemiddelde. Dit komt voornamelijk door de lange winters, waardoor een grote vraag bestaat naar verwarming, en de energiebehoefte van de papierindustrie. Finland heeft zelf geen aardolie, aardgas of kolen. In tegenstelling tot de buurlanden Zweden en Noorwegen heeft het weinig mogelijkheden voor de benutting van waterkracht. De Finse energiepolitiek en de energieproducenten zijn dan ook gericht op het vinden van de meest efficiënte manier van produceren en gebruiken van energie. De chemische industrie draagt veel bij aan de Finse economie en is een grootgebruiker van geavanceerde technologieën.
Estland Economie algemeen De afgelopen jaren is de economie in Estland in een enorme stroomversnelling geraakt, in 2007 bedroeg de economische groei 7,2%. De inflatie is de afgelopen jaren iets toegenomen en bedroeg over 2007 6,6%.
Sterke sectoren De belangrijkste subsectoren van de Estse industrie zijn de elektronica-industrie, de voedselverwerkende industrie, de kleding- en textielindustrie, houtbewerking- en meubelindustrie, chemie machinebouw en bouwmaterialenindustrie. De kern van de economische activiteiten is geconcentreerd rondom Tallinn. Er zijn verschillende sectoren waarin sprake is van een flinke groei: De elektronica-industrie is een van de snelst groeiende industrieën in Estland en bestaat uit tweehonderd bedrijven, waarvan dertig grote; Naar verwachting zal de Estse ICT-markt in 2007 met 10 % groeien en een marktwaarde van 1 miljard euro passeren. De regering van Estland is de eerste ter wereld geweest, die een volledig Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 27 -
13 augustus 2008
op IT gebaseerde overheid, een 'e-government' heeft. Estland wil zich door middel van ICT een plaats op de wereldmarkt veroveren; De metaal- en machine-industrie in Estland zijn traditioneel belangrijke sectoren. De groei van de industriële verkopen geeft aan dat, ondanks de economische recessie en het effect van de crisis in Rusland, deze industrietak beschikt over een groot groeipotentieel met uitstekende vooruitzichten.
Kansrijke markten Voor Nederlandse bedrijven doen zich op de Estse markt verscheidene mogelijkheden voor, maar vooral de volgende sectoren zijn kansrijk. ICT; Estland zal in de toekomst een nog belangrijkere plaats innemen als competitieve locatie voor IT- en telecomgerelateerde activiteiten, investeringen en outsourcing, omdat de operationele kosten voor ICT-bedrijven aanzienlijk lager zijn dan die in West-Europese landen Elektronica industrie; De elektronica-industrie is een van de snelst groeiende industrieën in Estland en bestaat uit tweehonderd bedrijven, waarvan dertig grote. Door investeringen van buitenlandse elektronicabedrijven zoals het Zweedse Ericsson en Finse Nokia, die beide mobiele telefoons in Estland laten maken, is de Estse elektronica-industrie tot bloei gekomen. De productiefaciliteiten zijn veelal van een uitstekend niveau, evenals de opleiding van het personeel. In de sector zijn inmiddels veel joint ventures opgericht, vooral met Scandinavische bedrijven. De belangrijkste producten zijn computers, elektromotoren, glasvezelkabels, meet- en regelapparatuur, integrated circuits en analyseapparatuur. Machine- en metaal(bewerkings)industrie; De groei van de industriële verkopen geeft aan dat, ondanks de economische recessie en het effect van de crisis in Rusland, deze industrietak beschikt over een groot groeipotentieel met uitstekende vooruitzichten. Het belangrijkste voordeel van Estse producten is de uitstekende prijs-kwaliteitverhouding, waardoor deze industrietak een veelbelovende sector is met een uitstekend toekomstperspectief, die tal van mogelijkheden biedt aan Nederlandse bedrijven op het gebied van toelevering, outsourcing of joint production.
Letland Economie algemeen De Letse economie laat de afgelopen jaren voortdurend hoge consumptiecijfers en economische groei zien. Over 2006 komt de gemiddelde inflatie uit op 7,8 %.
Sterke sectoren De economische structuur van Letland stamt voor een groot deel uit de tijd dat het land tot de SovjetUnie behoorde. De dienstensector neemt sterk toe in economisch belang, waarbij het aandeel van de ‘traditionelere’ landbouw en industrie sector afneemt. Al is de landbouw en visserij sector (en vooral de visserij), nog wel steeds goed voor 14% van de totale Letse werkgelegenheid. Aanverwant aan de landbouw is de bosbouw en houtbewerkingindustrie. Dit is de grootste export industrie in Letland; bijna 30 procent van de export bestaat uit hout of andere producten op houtbasis. De bouwsector kent een jaarlijkse sterke groei va 13 tot 15%. Mede door de vele bouwprojecten in Riga en het Riga district. Van de meer op kennisgerichte sectoren is de biotechnologie (microbiologie, virologie sterk ontwikkeld in Letland. Historisch gezien heeft Letland een sterke wetenschappelijke basis die zich onder ander uit in samenwerking op het gebied van R&D en industrie.
Kansrijke markten Voor Nederlandse bedrijven zijn er op de Letse markt verschillende mogelijkheden. De Letse industrie biedt, naast mogelijkheden voor toelevering, mogelijkheden voor outsourcing door Nederlandse bedrijven door een gunstige prijs-kwaliteit verhouding voor de producten, evenals lage productie- en loonkosten. De meest kansrijke sectoren voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn door de EVD in samenwerking met de Nederlandse ambassade geselecteerd en zijn: Transport en logistiek. De infrastructuur in Letland wordt met behulp van grootschalige investeringen uit EU-fondsen de komende jaren verder ontwikkeld en aangesloten op de Europese vervoersnetwerken. Hiermee zal naar verwachting een bedrag van rond de 2 miljard euro zijn gemoeid, dat grotendeels via open Europese tenderprocedures wordt aanbesteed;
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 28 -
13 augustus 2008
Voedings- en genotmiddelen. De belangrijkste Letse akkerbouwgewassen zijn granen, vlas, suikerbieten en groenten. Voor export bieden voedingsmiddelen en kapitaalgoederen voor de voedingsmiddelenindustrie de beste kansen; De metaalindustrie en machinebouw zijn de belangrijkste sectoren in Letland. Veel hoogstaande productiebedrijven bieden de mogelijkheid voor het uitbesteden van de productie; De Letse tuinbouwsector richt zich vooral op de groente- en fruitteelt en de boomkwekerij. Daarnaast is er een bescheiden sierteelt sector. Hierdoor wordt het overgrote deel van de sierbloemen en –planten uit het buitenland geïmporteerd. In 2006 bedroeg de waarde van de Letse ICT-markt 1 miljard euro, deze markt ontwikkelt zich voortdurend en is inmiddels uitgegroeid tot één van de belangrijkste sectoren binnen de Letse economie.
Litouwen Economie algemeen De Litouwse economie blijft gestaag doorgroeien. De consumentenuitgaven blijven de drijvende kracht achter deze groei. De instroom van Europees geld zorgt ook voor groei van het bnp. In de periode 2007-2013 kan Litouwen aanspraak maken op 10,4 miljard euro aan Europese Structuurfondsen. De inflatiecijfers blijven stijgen door hogere kosten voor energie, wonen en voedingsmiddelen.
Sterke sectoren De voedselverwerkende industrie is een zeer belangrijke industrie in Litouwen. De voedselindustrie wordt in grote mate beïnvloed door de goed ontwikkelde zuivel-, vlees- en visindustrie. Industrietakken als chemie, petrochemie, houtbewerking en textiel floreren weer (net als de Sovjet tijd) omdat zij in het westen nieuwe afzetmarkten hebben gevonden. Deze sectoren nemen 75 procent van de totale export voor hun rekening. In het Sovjettijdperk vond de productie van audiovisuele en laserapparatuur vooral plaats in Litouwen. Na de onafhankelijkheid heeft het land zich sterk georiënteerd op de kennissectoren, elektronica, biotechnologie, nanotechnologie en ICT (de Litouwse markt voor ICT groeide in 2006 met ruim 10% naar 1,4 miljard euro, ofwel ruim 7,5 % van het BBP) In de lichte industrie maakt de meubelindustrie goede tijden door. Deze sector is met 800 productiebedrijven nog gefragmenteerd, maar er vinden veel fusies en (buitenlandse) overnames plaats.
Kansrijke markten Markten die als kansrijk aangewezen kunnen worden binnen de economische ontwikkeling van Litouwen zijn; Houtberwerkingsindustrie; omdat hout als grondstof doorlopend voorradig is en het aanbod aan houtverwerkende bedrijven aanzienlijk, zijn er in de houtbewerkingsindustrie nog steeds mogelijkheden aanwezig voor samenwerking of uitbesteding. Diverse bedrijven in deze sector hebben al samenwerkingsovereenkomsten gesloten met buitenlandse partners. Transport en logistiek; Litouwen speelt traditioneel een strategische rol in de transportstromen tussen de voormalige Sovjetstaten en West-Europa. Daarom is de transportsector van belangrijke waarde voor de economie en stijgt het aandeel van de sector in het BBP sinds het eind van de jaren negentig. Drie belangrijke corridors lopen door het land: in de eerste plaats de oostwestcorridor (9B) van Rusland via Wit-Rusland naar Vilnius en Kaunas en uiteindelijk eindigend in de haven van Klaipeda. Via de Baltische Zee kan vervolgens Scandinavië en het westen van Europa bereikt worden. De tweede corridor loopt ook van oost naar west maar dan over land van Kaunas naar Kaliningrad. Ten slotte voorziet de noord-zuidcorridor (nummer 1) in een route van Finland via Estland en Letland door Kaunas en Sastokai naar Polen en de rest van Centraal Europa. ICT; De ICT-sector kent een sterk groeipotentieel in Litouwen. De snel groeiende ICT-sector lijkt een diversiteit aan mogelijkheden te bieden. Hierbij valt niet alleen te denken aan de verkoop van hardware en software, maar ook aan consultancy. Er bestaat een nog steeds groeiende behoefte bij het Litouwse bedrijfsleven (en de overheid) aan IT-bedrijfsoplossingen en de bescherming van data.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 29 -
13 augustus 2008
Noordwest Rusland Economie algemeen De sterke economische groei van de afgelopen jaren is voor een groot deel te danken aan de inkomsten uit de hoge olieprijzen, aangezien meer dan de helft van de totale export van Rusland uit energieproducten bestaat. De inflatie kwam in 2006 binnen de gestelde limiet van 10 %, namelijk 9,7. De stad Sint-Petersburg heeft een door de federale overheid uitgeschreven wedstrijd gewonnen en mag twee Speciale Economische Zones (SEZ) instellen die speciale belasting- en importheffingvoordelen verlenen aan bedrijven die kantoren of productiefaciliteiten in deze zones vestigen.
Sterke sectoren Sint-Petersburg vormt voor Rusland een economische poort naar west en Noord-Europa. De Haven vormt daarbij een belangrijke logistiek schakel. Verder is Sint-Petersburg samen met Moskou de belangrijkste afzetmarkt voor consumenten artikelen zoals kleding en textiel. De voedings- en genotmiddelen industrie vormt een van de meest dynamische en snelst groeiende sector binnen (Noordwest) Rusland. Supermarkten in Sint-Petersburg en Moskou zijn daarbij belangrijke verkooppunten. Interessant is dat Russische consument bijna 60% van zijn of haar budget uitgeeft aan voedingsproducten. De sector bouw vormt specifiek in Noordwest Rusland een vooraanstaande sector met veel ontwikkelingsmogelijkheden (o.a. door de aanleg en ontwikkeling van zeehaventerminals en een luchthaven bij Sint-Petersburg). De Noordwestregio is een belangrijk transportcentrum voor olie en gas aan het worden dankzij de toegang tot de Baltische Zee. Verscheidene bouwprojecten voor gas- en oliepijpleidingen, met alle bijbehorende infrastructuur, worden momenteel uitgevoerd. De Primorsk-zeehaven is aangelegd voor het exporteren van olie die via de Baltische pijpleiding wordt aangeleverd. Lukoil Company gaat de olieterminal in de haven van Vysotsk uitbreiden van 11 naar 15 miljoen ton per jaar. Er zijn plannen om nog een olieterminal met een capaciteit van 3 miljoen ton aan te leggen in de Izhevsky-zeehaven in de regio Kaliningrad. Verder wordt er een oliepijpleiding van West-Siberië naar Moermansk en een olieterminal in Moermansk aangelegd. De Noord-Europese gaspijpleiding die van Gryazovtsovo via Vyborg door de Baltische Zee naar Duitsland loopt, zal ook de komende jaren worden gerealiseerd.
Kansrijke markten Als meest kansrijk voor het noodwesten van Rusland worden door de EVD de volgende sectoren genoemd: De omvang van de bouwsector in het noordwesten van Rusland is in 2006 verdubbeld in vergelijking met het jaar ervoor en bedroeg in totaal 218,5 miljard roebel (ongeveer 5,8 miljard euro); Vervoer en logistiek. Noordwest-Rusland is een regio die zich snel ontwikkelt vanwege de unieke geografische positie, een sterk lokaal bestuur en nauwe banden met de federale autoriteiten in Moskou. Gezien het bovenstaande kan naar onze mening daar zeker aan worden toegevoegd: voedings- en genotmiddelenindustrie; olie en gas.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 30 -
13 augustus 2008
Kennis en innovatie Uit het rapport State of the Region: The Baltic Sea Region a region to do Business is naar voren gekomen dat er sterke regio’s in de NOA-landen zijn waar het gaat om innovatie (zie volgende figuur). Innovatie capaciteit van de BSR regio’s
Bron: State of the region: The Baltic Sea Region a region to do Business
In het bijzonder de Scandinavische regio gooien hoge ogen en bezetten hoge posities op de European Union’s Regional Innovation Scoreboard (Stockholm eerste, West-Zweden tweede en Zuid-Finland vierde). Een sterke innovatief karakter gaat in veel gevallen samen met een goede ontwikkelde kennisinfrastructuur van onderwijs instellingen onderzoekscentra. Als echter de universiteiten in deze regio’s gerangschikt worden naar hun internationale betekenis dan eindigen de regio’s een stuk lager op de Europese ranglijsten. Deze regio’s teren niet zozeer op één kennisinstituut of topinstelling maar kennen een brede, regionaal gebonden kennisinfrastructuur, waarbij kennisinstellingen en het bedrijfsleven een sterk kennis- en innovatienetwerk vormen. Een andere belangrijke graadmeter voor die de mate kennisontwikkeling en innovatiecapaciteit per land of regio weergeeft is de Lissabon Agenda; hoe presteert een land ten opzichte van de Lissabon doelstelling. De volgende figuur laat zien dat de BSR landen verhoudingsgewijs goed scoren, met Zweden, Noorwegen en Denemarken als besten en Estland en Letland als grootse stijgers.
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 31 -
13 augustus 2008
Lissabon Agenda prestaties BSR landen
Bron: State of the region: The Baltic Sea Region a region to do Business
In de Global Competitiveness Index van de Wereld bank worden alle landen (mede) onderzocht op meerdere aspecten van hun kennisinfrastructuur en geeft inzicht in de kwaliteit ervan (onderstaande figuur, waarbij BCI aangeeft welke positie het land inneemt op basis van de score op alle verschillende indicatoren) In het volgende figuur is een onderscheid te zien tussen de noordelijke landen binnen NOA (Finland, Denemarken en Zweden) en de zuidelijke (Polen, Estland, Letland, Litouwen en Rusland). Duitsland is het enige ‘zuidelijke’ land dat hoger scoort dan het gemiddelde van de Baltic Sea Region. Geconcludeerd kan worden dat de belangrijkste regionale kern van kennisontwikkeling en innovatie in NOA zich in de Scandinavische regio bevind, met Estland als een potentiële uitzondering. BCI indicatoren voor de kennisinfrastructuur
Bron: State of the region report 2007
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 32 -
13 augustus 2008
BIJLAGE 2: DEELNEMERS AAN DE EERSTE WERKSESSIE De heer Borg - Borginfra BV Mevrouw Wösten-Kreeft - Hanze Connect De heer Geertsema - OV Winsum De heer Neef - EDR De heer Poppema - UMCG De heer Van der Veer - NHL Mevrouw Houwers - RUG De heer Wever - SER Noord-Nederland Mevrouw Mansveld - secretaris SER Noord-Nederland De heer Sanders - voorzitter SER Noord-Nederland De heer Jepma - SER Noord-Nederland Dhr. Pellenberg - Rijksuniversiteit Groningen (voorzitter) Dhr. Bos - Royal Haskoning (verslaglegging)
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 33 -
13 augustus 2008
BIJLAGE 3: DEELNEMERS AAN DE TWEEDE WERKSESSIE Dhr. Deekens – Witteveen + Bos Dhr. Lutjeboer – NVO Transport BV Dhr. de Jong – Harlingen Seaport Dhr. Hoeksema – Accepté BV Dhr. Nieveen – Pegasus Ruitersport en bestuurslid KvK Noord Dhr. Jacobse – GN-IX Dhr. Kriele – Wiersema en Partners Dhr. Wester – Frysian Yacht Club Dhr. Hondelink – regioscretaris Koninklijke Metaal Unie (1500 leden in NNed) Dhr. Bakker – Koninklijke Metaal Unie en Bakker beheer groep Dhr. Wind – Kamer van Koophandel Noord-Nederland Dhr. de Graaf – Internationale Business School Dhr. Nieboer – HawarIT Dhr. Beets – Stenden Hogeschool, directeur kenniscampus Dhr. Giese – Geisestijen BV Dhr. Leegte – SER Noord-Nederland en Vakcentrale MHP Dhr. Sanders – SER Noord-Nederland Mvr. Dijk – SER Noord-Nederland Mvr. Mansveld – SER Noord-Nederland Dhr. de Haan – SER Noord-Nederland Dhr. Mulder – SER Noord-Nederland Mvr. Siertsema – SER Noord-Nederland Dhr. Pellenberg – Rijksuniversiteit Groningen (voorzitter) Dhr. Bos – Royal Haskoning (verslaglegging)
Economische potentie NOA Eindrapportage
9T4333/R/903090/Nijm - 34 -
13 augustus 2008