No. L.
Het „Mormonisme" DOOR
CHARLES W. PENROSE, Hoofdredacteur ie
van „Deseret Saltlake-City.
News''
KERK
EN
SECTE
Een brochuren-reeks onder Redactie van
Dr. S. D. V A N Hoogleeraar in de Kcrkgeschedenis
VEEN en Dogmengeschiedeius
aan de Rijksuniversteit te Utrecht. MET MEDEWERKING V A N : jH G. BARGER, H. H. BARGER, N. VAN BEEK, Pastoor J. H. BERENDS, Dr. J. A . BEYERMAN, M. BEVERSLUIS, Dr. J. P. DE BIE, Prof. Dr. T. CANNEGIETER, H. ERMANN S. J., ALFRED FARLOW, F. C. FLEISCHER, Dr. L. HELDRING, Mr. ISIDORE HEN, Dr. A . C. A . HOFFMAN, P. H. HUGENHOLTZ JR. A . KLEINSCHMIDT, W. F. K. KLINKENBERG, Dr. P. J. KROMSIGT, Prof. Dr. E. F. KRUIJF, Prof. Dr. H. H. KUYPER, M. LINDENBORN, Opperrabbijn M. MONASCH, M. MOOY, Dr. H. M. VAN NES, B. NIEUWBURG, CHARLES W. PENROSE, M. A . PERK, Prof. Dr. JOH. W . PONT, J. QUAST, OTTO SCHRIEKE, Prof. Dr. J.J.P. VALETONJR., S. L.VEENSTRA, G. VELDHUIZEN SR., G. H. WAGENAAR, Opperrabbijn L. WAGENAAR en vele anderen. WIJZE V A N UITGAVE De brochures zullen verschijnen in vrije volgorde, in seriën van 10 nummers. Bij inteekening per serie is de prijs £ 3 . — , om de 3 a 4 weken een nummer, terwijl afzonderlijke nummers verkrijgbaar gesteld zullen worden voor 40 cents per nummer. PROSPECTUS. „Kerk en Secte" ziet het licht in den vorm van een reeks kleine, op zich zelf staande geschriften, waarin door mannen, der zake kundig, voor 't beschaafd leekenpubliek in beknopt bestek en op heldere wijze beschreven worden de leer, de inrichting, de eigenaardigheden en eventueel ook de ceremoniën der onderscheiden kerkgenootschappen en secten van den tegenwoordigen tijd, in hoofdzaak van dezulke, die — 't zij als belangrijke centra of als bescheiden vertakkingen — in ons eigen land gevonden worden. (vervolg je pag. vjd omslag).
HET
„MORMONISME"
1}
DOOR
CHARLES W. PENROSE, Hoofdredacteur
van „Des eret News"
te
Saltlake-City.
Deze brochure is speciaal voor „Kerk en Secte" geschreven en uit het Engelsch vertaald. RED.
De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen is de juiste naam van het godsdienstgenootschap dat bekend is als „de Mormonen". Zij werd den 6en April 1830 met zes leden te Fayette, Seneca County, in den Staat New-York, georganiseerd, en was gegrond op de aanspraak welke JOSEPH SMITH Jr. maakte op goddelijke inspiratie, tengevolge waarvan hij als een Profeet, Ziener en Openbaarder werd ontvangen. Hij verklaarde, dat hij zich in het jaar 1820, toen hij tusschen 14 en 15 jaren oud was, zeer om godsdienstaangelegenheden bekommerde, als een gevolg van de onderlinge twisten der verschillende sekten in de omgeving van Manchester, Ontario County, NewYork, waar hij woonde, en dat hij bij het lezen der Heilige Schrift een diepen indruk ontving van den raad door den apostel Jakobus gegeven: „Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden". (Jak. 1 : 5). GODDELIJKE OPENBARING.
Dienovereenkomstig zonderde hij zich afin een boschje nabij de woning zijner ouders, en bad voor het eerst in zijn leven luide tot God om leiding tot den waren
godsdienst. In antwoord op zijne smeeking ontvouwde zich voor hem een heerlijk vizioen. Nederdalende in eene lichtkolom, heller dan de glans der zon die alstoen scheen, stonden twee hemelwezens, die nauwkeurig op elkander geleken en met heerlijkheid boven beschrijving omhuld waren. Zoodra hij in staat was om te spreken, vroeg hij dezen personen, bij welke sekte hij zich moest aansluiten. Een hunner, op den andere wijzende, zeide: „Deze is mijn geliefde Zoon, hoor hem!" De jongeling herhaalde zijn verzoek en kreeg ten antwoord, dat hij zich bij geene der kerken moest aansluiten; de Zoon zeide: „Zij naderen tot Mij met hunne lippen, maar hunne harten zijn verre van Mij; zij leeren voor geboden de leerstellingen van menschen; zij hebben een vorm van godzaligheid, maar verloochenen de kracht derzelve". Hem werd beloofd, dat het Evangelie van Christus in zijne zuiverheid te rechter tijd aan hem zou geopenbaard worden. Hij volgde deze aanwijzingen op en zette zijne gewone werkzaamheden als landbouwer bij zijnen vader voort, en werd grootelijks gehoond door de godsdienstleeraars aan wie hij deze openbaring Gods verhaalde. Nadat hij zich den 2ien September 1823 ter ruste had begeven, werd hij, in antwoord op zijn ernstig bidden, in zijn vertrek bezocht door een verheerlijkt persoon die verklaarde, dat zijn naam Moroni was, dat hij een boodschapper was van God gezonden om hem bekend te maken de bewaarplaats van een verslag der oude bewoners van het Amerikaansche vasteland, welk * verslag de volheid van het eeuwige Evangelie bevatte, zooals aan hen geopenbaard door profeten die tot hen gezonden waren en door den Zaligmaker van het menschdom, die hen na Zijne opstanding bezocht; dat dit verslag in beeldschrift op metalen platen gegraveerd was; en dat er een instrument bij lag, de Urim en Thummim genaamd, dat aan eene borstplaat gehecht was en hem in staat zou stellen om het beeldschrift te
vertalen. Met betrekking tot het oprichten van Gods werk in de laatste dagen werden hem vele bizonderheden medegedeeld, en het vizioen werd voor het aanbreken van den morgen twee malen herhaald. Den volgenden dag begaf Joseph Smith Jr. zich naar de plaats die hem door den engel getoond was, namelijk een tamelijk grooten heuvel, niet ver van het dorp Manchester, in het Ontario County, en die nu gewoonlijk „de Mormoonsche Heuvel" genoemd wordt. Daar kreeg de jongeling, op de westzijde van den heuvel, met behulp van een hefboom de platen te zien, die in een steenen kist besloten waren, welke gevormd was door het samenvoegen met cement, van steenen platen, voor de zijden, den bodem en het deksel. Hij zag ook de borstplaat en het instrument, maar hem werd door den engel, die wederom aan hem verscheen, verboden ze weg te nemen tot op een bepaald tijdstip, en bevolen die plek van jaar tot jaar te bezoeken, tot vier jaren zouden verloopen zijn. Wanneer zijn geest in den rechten toestand zou zijn om ze te ontvangen, zouden zij hem toevertrouwd worden. Dit deed hij, en van jaar tot jaar ontving hij verdere inlichting betreffende de plichten die van hem verlangd werden, en eindelijk werden de platen in zijne handen overgegeven, met het bevel dat zij aan het oog der wereld onttrokken moesten blijven, want dat zij hem anders ontnomen zouden worden. HET BOEK V A N MORMON.
Een gedeelte van het verslag was verzegeld, maar het gedeelte dat den jongen Profeet geboden was te vertalen, was een bekorting door Mormon — een profeet uit het begin van de 5de eeuw der christelijke tijdrekening — van de geschriften van vroegere profeten, van omtrent 600 jaren v. C. af. Het is daarom genoemd het Boek van Mormon. Het beeldschrift der platen bestond uit hiëroglyphen, die hervcrmd waren uit het Egyptisch. Door de gave en macht van God en met behulp van de
Urim en Thummim vertaalde Joseph Smith Jr. het verslag in de Engelsche taal. Het boek werd in het jaar 1829 uitgegeven, en bevat de geschiedenis van twee koloniën uit het Oostelijke halfrond, naar het Westelijke vasteland geleid door den Almachtige; de eerste ten tijde toen de verstrooiing plaats vond bij den toren van Babel, en de andere van uit Jeruzalem, omstreeks 600 jaren voor Christus. Het geeft bizonderheden over haren aangroei tot volken, hare reizen, gebouwen, gewoonten, godsdienst, oorlogen en twisten, haar verval, de verwoesting harer groote gebouwen door aardbeving en vuur, en hare eindelijke ontaarding tot het barbarisme der Amerikaansche Indianen, die op het vasteland werden gevonden toen dit enkele honderd jaren geleden ontdekt werd. Het boek bevat de openbaring van het Evangelie van Jezus Christus, zooals het door Hemzelven geleerd werd, alsook een beschrijving van de Kerk welke Hij had opgericht volgens het voorbeeld van de Kerk welke Hij met Zijne discipelen in Palestina had gegrondvest. Het Boek van Mormon is sedert dien in andere talen overgezet geworden, en wel in het Fransch, het Duitsch, het Spaansch, het Italiaansch, het Deensch, het Zweedsch, het Hollandsch, het Welsch, het Hawaïsch, het Turksch, het Maorisch en het Japansch. Het Boek van Mormon heeft niet ten doel om de plaats van den Bijbel in te nemen, maar is er eene hulp bij en bevestigt en ondersteunt hem. De Bijbel is een verslag van Gods handelingen met Zijn volk op het Oostelijke halfrond; het Boek van Mormon is een verslag van Zijne handelingen met Zijn volk op het Westelijke land, dat van het andere vasteland gescheiden was en voorheen bij deszelfs inwoners onbekend was. Hedendaagsche ontdekkingen door wetenschappelijke ontdekkingsreizigers hebben aan het licht gebracht de ruïnen van steden, tempelen en andere gebouwen, te voren reeds beschreven in het Boek van Mormon.
De Kerk door Joseph Smith Jr. in 1830 georganiseerd, groeide snel in ledental en invloed, maar ondervond heftigen tegenstand van andere kerken, en hare leden waren aan vele vervolgingen en verkeerde beoordeelingen blootgesteld. Zij werden „Mormonen" genoemd wegens hun geloof in het Boek van Mormon. Hun geloof werd grootelijks versterkt door het getuigenis van drie getuigen, die plechtig verklaarden dat een engel Gods voor hunne oogen nederkwam en hun de platen toonde, waarvan het boek vertaald was; ook door het getuigenis van acht getuigen die verklaarden, dat zij met hunne natuurlijke oogen de platen gezien hadden; en verder hebben groote menigten geloovigen verklaard, dat zij voor zichzelven een getuigenis van God ontvangen hadden, dat het Boek waarachtig is. De getuigenissen der drie getuigen en die der acht getuigen zijn op een der eerste pagina's van het Boek van Mormon gedrukt en luiden als volgt: H E T GETUIGENIS DER DRIE GETUIGEN.
Het zij bekend aan alle natiën, geslachten, talen en volkeren, tot welke dit werk zal komen, dat wij door de genade van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus de platen hebben gezien, welke dit verslag bevatten, hetwelk een verslag is van het volk van Nephi, van de Lamanieten, hunne broederen, en van het volk van Jared, dat van den toren kwam, van welken is gesproken geworden. En wij weten ook, dat zij vertaald zijn door de gave en kracht Gods, want Zijne stem heeft het ons bekend gemaakt; daarom weten wij met zekerheid, dat het werk waarachtig is. Wij getuigen ook, dat wij het graveerwerk, hetwelk op de platen was, gezien hebben, en dat het ons getoond is geworden door de macht Gods en niet door die van den mensch. Wij verklaren met nederige woorden, dat een engel Gods uit den Hemel nederdaalde en de platen bracht en ze voor onze oogen legde, zoodat wij
ze konden aanschouwen, alsook het graveerwerk op dezelve. Wij weten dat het door de genade van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus is, dat wij ze aanschouwden, en wij geven getuigenis, dat deze dingen waarachtig zijn; en het is wonderbaar in onze oogen. De stem des Heeren gebood ons, dat wij hiervan getuigenis zouden geven; om dus gehoorzaam te zijn aan de geboden Gods, geven wij getuigenis van deze dingen. En wij weten, dat indien wij getrouw blijven in Christus, wij onze kleederen zullen vrij maken van het bloed van alle menschen en vlekkeloos zullen bevonden worden voor den rechterstoel van Christus en met Hem eeuwig zullen wonen in de Hemelen. En de eere zij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, welke zijn één God, Amen. OLIVER COWDERY. DAVID WHITMER. MARTIN HARRIS".
HET GETUIGENIS DER ACHT GETUIGEN.
„Het zij bekend aan alle natiën, geslachten, talen en volkeren, tot welke dit werk zal komen, dat Joseph Smith Jr., de vertaler van dit boek, ons de platen getoond heeft, waarvan gesproken is, en die het voorkomen hebben van goud, en dat wij al de platen welke genoemde Joseph Smith vertaald heeft, in onze handen hebben gehad; wij hebben ook het graveerwerk op de platen gezien, dat van eenQ buitengewone bewerking is en tot die der oudheden schijnt te behooren. Wij getuigen met nederige woorden, dat genoemde Smith ons dit alles getoond heeft, dat wij het gezien en betast hebben en wij daarom met zekerheid weten dat genoemde Smith de platen heeft, waarvan wij gesproken hebben. Wij geven onze namen aan de wereld, om aan de geheele aarde te getuigen van hetgeen wij ge-
zien hebben, medegetuige.
en wij liegen
niet, want
God is onze
CHRISTIAN WHITMER. JACOB WHITMER. PETER WHITMER JR. JOHN WHITMER. HIRAM PAGE. JOSEPH SMITH SR. HYRUM SMITH. SAMUËL H . SMITH. VERDERE ONTWIKKELINGEN.
Vertakkingen van de Kerk werden in verscheidene Staten der Amerikaansche Unie gevormd, en van tijd tot tijd ontving de Profeet Joseph verdere openbaringen door de bediening van engelen. Johannes de Dooper verscheen aan hem en Oliver Cowdery, en verordineerde hen tot het Priesterschap en de autoriteit die hij droeg als de voorlooper van Christus. Petrus, Jakobus en Johannes verschenen later aan hen en verordineerden hen tot het Apostelschap en de autoriteit van het Melchizedeksche Priesterschap, dat zij van Jezus Christus hadden ontvangen. Ook kwamen Elia en andere der vroegere profeten tot Joseph Smith en droegen op hem over de sleutelen en de macht, welke zij in hunnen sterfelijken staat droegen. Vele dezer openbaringen zijn gedrukt in het B o e k d e r L e e r en V e r b o n d e n en in de P a a r l v a n G r o o t e W a a r d e , en deze, met het B o e k v a n M o r m o n en in de eerste plaats den B i j b e l , zijn aangenomen als de standaardboeken der leer en tucht van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen, terwijl het hoofd der Kerk erkend wordt als geïnspireerd om het levende woord Gods te spreken tot de leiding van de Kerk, en ieder lid aanspraak heeft op het getuigenis van den Heiligen Geest.
EERSTE BEGINSELEN.
De leerstellingen van de Kerk kunnen opgesomd worden als volgt: Geloof is het eerste beginsel van het Evangelie van Christus. Dit behelst geloof in God den Vader, en in Zijnen Zoon Jezus Christus en in den Heiligen Geest, welke drie afzonderlijke en onderscheiden persoonlijkheden zijn, doch één in voornemen, macht en heerlijkheid. De Vader is een verheerlijkt en volmaakt persoon, en Jezus Christus, de Zoon, is Zijn uitgedrukt beeld en gelijkenis. Elk is een geest bekleed met een geestelijk doch tastbaar, onsterfelijk lichaam. Geest is een zelfstandigheid, niet een onstoffelijkheid, en is eeuwig van bestaan; ook zijn de elementen, die stof genoemd worden, eeuwig. De Heilige Geest is niet een persoonlijkheid met vleeschelijken tabernakel; Zijn invloed doordringt alle dingen en strekt zich in het gansche luchtruim uit, dat onbegrensd is en vervuld met onbeperkte elementen ; en die geest, die van de tegenwoordigheid Gods uitgaat, geeft leven en licht aan alle bezielde dingen, en is de macht door welke zij geregeerd worden, en door welke de Vader en de Zoon overal tegenwoordig zijn. De mensch is een tweeledig wezen, ook in de gelijkenis van God, Die de Vader van zijnen geest en de Schepper van zijn lichaam is. Jezus was de Eerstgeborene in den geest en de Eéniggeborene in het vleesch. Alle menschen zijn de zonen en dochteren Gods, en Jezus is hun oudste broeder. Met gehoorzaamheid in alle dingen aan Zijn Evangelie, kunnen de menschen door de verlossing die Hij teweeggebracht heeft, bij Hem verhoogd worden als ïnede-erfgenamen van de eeuwige erfenis der Zonen Gods, en Hem gelijk worden en met Hem voor immer regeeren in Zijne onuitsprekelijke heerlijke tegenwoordigheid. Het geloof in God, den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest leidt tot het tweede beginsel van het
Evangelie, namelijk bekeering. Dat is: overtuiging van zonde, berouw over het begaan ervan, en hervorming door er zich van af te wenden, op te houden het kwade te doen, en te beginnen en voort te gaan met het goede te doen. Bekeering leidt tot vergiffenis van zonden, en deze komt door den doop, in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, bediend door een persoon die volmacht bezit. De doop is het derde beginsel, en is onderdompeling in water bij gelijkenis van een begrafenis gevolgd door een geboorte. Der zonde gestorven zijnde door bekeering, wordt de geloovige in een watergraf begraven en uit den schoot der wateren weder voortgebracht, en aldus uit water geboren tot een nieuw leven in Christus Jezus. Zij die gelooven, zich bekeeren en aldus gedoopt worden, ontvangen de vergeving van zonden door de storting van het bloed van Christus. Hij die geen zonde gekend heeft, is gestorven opdat zondaren mogen zalig worden door gehoorzaamheid aan Zijne geboden. Hij heeft voor hen gedaan hetgeen zij niet voor zichzelven konden doen; wat zij wel in staat zijn te doen, wordt van hen verlangd opdat zij de voordeelen van Zijn verzoeningswerk mogen deelachtig worden. Aldus van zonde gereinigd zijnde, is de wedergeboren discipel bereid om den Heiligen Geest te ontvangen. Het vierde beginsel is het verleenen van deze gave, door de oplegging der handen van mannen die van God geroepen zijn en verordineerd om ambtelijk in Zijnen naam te handelen. Door deze wedergeboorte uit water en Geest begint de mensch een nieuw leven en wordt hij een lid van de Kerk van Christus en heeft aanspraak op die geestesgaven welke hij moge begeeren en door de oefening van geloof ontvangen. Eenige dezer zijn: wijsheid, kennis, profetie, vizioenen, het spreken in vreemde talen, de uitlegging der talen, het onder-
scheiden van geesten, de gezondmaking der zieken, enz. A l de werkingen van de macht Gods, die in vroegere dagen genoten werden, kunnen worden en wórden in Zijne Kerk in de laatste dagen genoten. De gave des Heiligen Geestes opent den weg tot alle verstand en wijsheid. Die Geest leidt in al de waarheid, en toont dingen die komende zijn. Hij is de Trooster en de geest van openbaring. Hij getuigt van den Vader en den Zoon, en brengt de stervelingen met Hen in verbinding en met elkander in vereeniging. Hij is het ware licht, dat aan een ieder gegeven wordt komende in de wereld, maar wordt in een hoogeren graad en meer ten volle geschonken en geopenbaard als een gave aan den gedoopten, bekeerden geloovige. Niemand heeft het recht om te doopen of de handen op te leggen of eenige verordening van de Kerk te bedienen, tenzij hij van God geroepen en verordineerd is om in den naam der Godheid te handelen. De opdracht, die aan de Apostelen van ouds werd gegeven, verleent geene volmacht aan eenig man in deze eeuw. Zij was slechts voor degenen wien ze verleend werd, en voor hen die door hen tot dezelfde macht verordineerd werden zooals deze geïnspireerd en bestuurd werden om te doen. Zonder goddelijke openbaring in deze dagen kan er heden ten dage geene goddelijke volmacht op aarde zijn. Zonder die volmacht zijn alle godsdienstige verordeningen van nul en geenerwaarde. Slechts hetgeen op aarde verzegeld of gebonden is door aldus gemachtigde mannen wordt in den hemel verzegeld en erkend. DE AFVAL.
Toen de Apostelen van Christus gedood, en hunne onmiddellijke opvolgers gestorven waren, werden de discipelen gemarteld en omgebracht, en kwam donkerheid van lieverlede over de wereid en werden heidensche gebruiken in de plechtigheden en orde van de
Kerk gemengd, totdat de apostolische volmacht en de ware christelijke geest en leer geheel vernield waren. Hervormingen, die later werden ingevoerd, hebben slechts eenige kwalen uitgesneden en eenige verbeteringen gemaakt, maar hebben de volmacht en de macht van de eerste Christelijke Kerk en het Priesterschap niet hersteld, en konden zulks ook niet. Sekten hebben zich vermenigvuldigd en godsdienstvormen zijn voortgebracht volgens de opiniën der menschen, tot nu het Christendom tegen zichzelf verdeeld is en de wijsheid der geleerden de plaats van den geest van openbaring heeft ingenomen. Inplaats van het levende woord Gods als een gids te hebben, heeft men nu de tegenstrijdige meeningen van stervelingen betreffende de beteekenis van de doode letter der oude Schriften. DE HERSTELLING.
Joseph Smit was het instrument in de handen des Heeren om het werk der herstelling te beginnen en de laatste bedeeling, n.1. die van de „volheid der tijden", te openen. Die goddelijke volmacht ontving hij uit en onder de handen van die hemelsche gezanten. Hij verordineerde volgens openbaring en bevel anderen. Heden zijn er op aarde Apostelen, Profeten, Evangelisten, Ouderlingen, Bisschoppen (of Opzieners), Priesters, Leeraars en Diakenen, van God geroepen en gemachtigd om de dingen van het Koninkrijk der hemelen te onderwijzen en te bedienen, en de macht Gods vergezelt hunne bediening. Geloof, bekeering en de doop in water en den Geest, door goddelijke volmacht bediend, zijn noodzakelijk tot zaligheid. Er is slechts één weg. Er bestaat goeds in alle godsdiensten, maar er is en kan slechts zijn één goddelijke religie en die is het Evangelie van Jezus Christus, dat aan alle kreaturen verkondigd moet worden. Menschen die gestorven zijn nadat zij de jaren van verantwoordelijkheid bereikt hebben, maar geene ge-
tegenheid gehad hebben om dat Evangelie te ontvangen zullen het in de geestenwereld hooren en kunnen het daar gehoorzamen of verwerpen. Aan de Heidenen, Joden en aan alle rassen, :aan de discipelen van alle geloofstelsels en de volkeren van alle talen zal de deur tot verlossing aldus geopend worden. Kinderen die sterven vóór zij toerekenbaar geworden zijn, hebben geen doop van noode, maar zijn allen verlost door het bloed van Christus. VERLOSSING VOOR DE DOODEN.
De geest des menschen is het verstandelijke, verantwoordelijke wezen, een zelfstandig wezen beide vóór en na de inwoning in het lichaam. Hij was in den beginne bij den Vader. De zonen en dochteren Gods keeren, na hunnen proeftijd in het vleesch, tot Hem terug, en verwijlen, tot de opstanding plaats vindt, in die sfeer waarvoor zij zich bereid hebben — de goeden bij de geesten der rechtvaardigen, de boozen bij de geesten der onrechtvaardigen. Een ontlichaamde geest kan leeren, gelooven, zich bekeeren en gehoorzaamheid verleenen, doch kan niet in water, het aardsche reinigingsmiddel, gedoopt worden. De levenden mogen voor de dooden gedoopt worden. Iemand die de verordeningen van het Evangelie ontvangen heeft, kan als plaatsvervanger staan voor gestorven voorouders, die het nut der aardsche verordening ontvangen bij gehoorzaamheid aan het Evangelie in den geest. Zooals de geest van Christus „gepredikt heeft tot de geesten, die in de gevangenis zijn", terwijl Zijn lichaam in het graf lag, zoo prediken ook Zijne dienstknechten, met zijne volmacht bekleed, tot de „dooden", nadat hun werk op aarde gedaan is. Verordeningen voor en ten behoeve der dooden worden bediend in tempelen, die gebouwd zijn volgens een van den hemel geopenbaard plan. Zoo worden de levenden
verlossers voor de dooden onder Jezus Christus, „de overste Leidsman hunner zaligheid". Door Zijne opstanding is Jezus van Nazareth „de eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn". Ook zullen alle menschen die den adem dés levens geademd hebben, uit den dood opgewekt worden en hunne lichamen terug ontvangen, zooals Hij; maar „een iegelijk in zijne orde". Zij die Christus aangedaan hebben door Zijn Evangelie te gehoorzamen, zullen van Christus zijn bij Zijne komst en zullen levend gemaakt worden door Zijne heerlijkheid, die de celestiale is en bij de zon vergeleken wordt. Na verloop van een dag des Heeren — duizend van onze jaren — zullen de overige dooden voortkomen, sommigen in terrestriale heerlijkheid, die bij de maan vergeleken wordt, en anderen in de telestiale heerlijkheid, die voorgesteld wordt door de sterren in hare verschillende rangen, en de overigen in een koninkrijk zonder eenigen graad van heerlijkheid. Allen zullen volgens hunne werken geoordeeld worden. Vooruitgang is de eeuwige orde der schepping. De veroordeelden zullen voor zonde gestraft worden zooals de rechtvaardigheid Gods zal bepalen, beide wat strengheid en duur betreft. Het doel der straffen is de handhaving der wetten en de behoudenis van den overtreder. Eindelijk zullen allen die verlost kunnen worden, in den eenen of anderen graad van heerlijkheid en vooruitgang geplaatst worden. Slechts de zonen des verderfs, die den Heiligen Geest verloochenen nadat zij hem ontvangen hebben, die de hun verleende macht om de grootste verhooging te bereiken, moedwillig misbruiken en die onschuldig bloed vergieten, zullen volstrekt verloren zijn. De glorie van hen die in Christus zijn en medeerfgenamen met Hem zijn, is om „alle dingen te beerven", en den Zoon en den Eeuwigen Vader te volgen en voor immer aan hunne heerlijke werken deel te nemen. Zij zullen de aarde beërven, wanneer deze gereinigd en met de heerlijkheid en tegenwoordigheid
Gods bekroond is. Zij zullen als koningen en priesters regeeren en in de bediening staan voor hen die van een lageren graad van heerlijkheid zijn in de eeuwige woningen. DE L A A T S T E BEDEELING.
De laatste bedeeling is ingegaan. In dat tijdperk zal Israël vergaderd worden, Jeruzalem herbouwd worden en Palestina worden de verblijfplaats der zonen van Juda. De uitverkorenen Gods zullen zich uit alle natiën vergaderen tot het Zion op het Amerikaansche Vasteland. De Heiligen zullen in hunne vroegere bezittingen hersteld worden. Oorlogen en beroering, hongersnood en aardbevingen, verwoestende stormen en wervelwinden, vuur en vernietiging, ziekten en de dood, met al het wee door de ouden voorspeld, zullen een tijd van vreeselijker kwelling teweegbrengen dan ooit te voren gekend is geweest, en Christus zal van den hemel geopenbaard worden ; Hij zal de goddeloozen verdelgen en zal in Zion en te Jeruzalem regeeren. De aarde zal van ongerechtigheid gezuiverd worden, het paradijs zal wederom bloeien, oorlog zal ophouden, vrede zal heerschen en de vijandschap tusschen mensch en beest zal verdwijnen; de vloek zal weggenomen worden en deze aardbol zal verheerlijkt worden en zal in zijn eigen licht, tot volmaaktheid ontwikkeld, schijnen. HET CELESTIALE HUWELIJK.
De leerstelling van het celestiale huwelijk, d. i. eeuwig huwelijk, is een punt van het „Mormoonsche" geloof. Door de volmacht, die bij het hoofd der Kerk berust, wordt hetgeen op aarde verbonden wordt, in den hemel verzegeld, en zijn de man en de vrouw die onder deze volmacht in een eeuwigen band samengevoegd worden, voor immer vereenigd. Zoodanig was het huwelijk van Adam en Eva, alvorens de dood kwam door zonde. Het verlossingswerk van Christus herstelde hen tot hun
oorspronkelijken staat en zij staan aan het hoofd van hun nageslacht, onsterfelijk, tot volmaaktheid gebracht en eeuwig. Door gehoorzaamheid en trouw aan de wetten Gods kunnen zij tot een gelijken staat komen en oneindige vreugde genieten, want „noch is de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man in den Heere". Het gezin, het tehuis, de betrekking tusschen ouders en kinderen is dus de grondslag van geluk hier en hiernamaals, en de vermeerdering daarvan eeuwig zijnde, blijft de glorie, der verlosten die in de tegenwoordigheid van God en de heilige wezens wonen, daarin voortduren. HET BESTUUR DER KERK.
Het bestuur van de Kerk van Christus rust op hen die van Godswege zijn aangesteld en door de Kerk als een geheel aangenomen, in welke alle dingen door algemeene instemming moeten gedaan worden. Aan het hoofd staat de Profeet, Ziener en Openbaarder, met twee Raadgevers. Deze drie, die aldus gekozen worden, vormen het Eerste Presidentschap, en hebben het Bestuur over de Kerk in de geheele wereld. Dan volgen de Twaalf Apostelen, die een lichaam vormen van gelijk gezag als de Eerste Presidenten, en op wie bij den dood of het afzetten van het hoofd het presidentschap vervalt. Zij regelen de zaken der Kerk in de geheele wereld, onder het ,bestuur der Eerste Presidenten. De Patriarchen zijn Evangelisten en zijn speciaal verordineerd om met oplegging der handen zegeningen op de Heiligen uit te spreken, hun stam aan te wijzen en gebeurtenissen te voorspellen waaraan zij in tijd en eeuwigheid zullen deel hebben. Er is een Patriarch over de gansche Kerk; hij heeft macht om al hare ambtenaren en leden, van den hoogste tot den minste, te zegenen en bezit de sleutelen tot die macht. Er zijn andere Patriarchen, welke dit gezag hebben in de ver-
schillende Ringen van Zion, waar zij aangesteld zijn en de verzegelingszegeningen bedienen. De Zeventigers zijn een orde Ouderlingen, die een behulpsel vormen voor de Apostelen, onder wier directie zij reizen. Zeven hunner presideeren over die orde. Er zijn nu honderd en vijftig georganiseerde vereenigingen van zeventig, en over elke dezer presideeren zeven harer leden, en over allen presideeren de eerstgenoemde zeven of Eerste Zeven Presidenten. De Zeventigers vormen het voornaamste zendelingenkorps der Kerk. Hoogepriesters en Ouderlingen, die niet tot dc bovengenoemde priesterraden behooren, zijn plaatselijke ambtenaren voor de locale bediening, doch kunnen, zoo noodig, naar het zendingsveld beroepen worden. Zes en negentig Ouderlingen vormen een voltallige vereeniging van Ouderlingen, waarover drie hunner presideeren. Van deze organisatiën zijn er vele. A l de voornoemde ambtenaren dragen het Priesterschap, dat naar de orde van Melchizedek is. De Bisschoppen of Opzieners staan aan het hoofd van het Aaronische of Mindere Priesterschap, hetwelk een behulpsel is tot het Hoogere of Melchizedeksche Priesterschap. Er zijn drie Presideerende Bisschoppen in de Kerk, n.1. een President met twee Raadgevers. Andere Bisschoppen hebben het opzicht over de gemeenten of parochiën der Kerk, en hunne functie is de bediening der tijdelijke aangelegenheden van de Kerk waar te nemen. Priesters, waarvan acht en veertig een voltallig lichaam vormen, met een Bisschop en twee Raadgevers als Presidenten; Leeraars, waarvan vier en twintig een voltallig lichaam samenstellen, met drie hunner als presidenten; en Diakenen, waarvan twaalf een voltallig lichaam vormen, met drie hunner als presidenten — deze zijn de andere rangen van het Mindere Priesterschap. Apostelen, Zeventigers, Hoogepriesters en Ouderlingen mogen prediken, doopen en de handen opleggen voor
de gave des Heiligen Geestes en ook in de plichten van het Aaronische Priesterschap optreden, dewijl het hoogere het mindere in zich sluit. Aaronische Priesters mogen prediken, onderrichten en tot vergeving van zonden doopen, maar kunnen den Heiligen Geest door het opleggen der handen niet overdragen. De Leeraars bezoeken de leden van de Kerk en zien toe dat er geen goddeloosheid in de Kerk toegelaten wordt. De Diakenen verzorgen de tijdelijke plichten, onder de Bisschoppen. Een Bisschop behoort een directe afstammeling van Aaron te zijn, maar in de afwezigheid van een Bisschop van die afstamming wordt een Hoogepriester gekozen en tot dat ambt verordineerd. Met zijne twee raadgevers, die eveneens Hoogepriester zijn, heeft hij het opzicht over eene georganiseerde gemeente of parochie en zit als rechter in geval van overtredingen en twisten tusschen leden der Kerk. Beroep bij den Hoogen Raad wordt toegestaan. Leden die in dezelfde wijk eener stad of in hetzelfde dorp wonen, vormen een gemeente. Een aantal gemeenten, gewoonlijk die van een geheele county of provincie, zijn georganiseerd tot een Ring van Zion, waarover drie Hoogepriesters presideeren. Een Hooge Raad, bestaande uit twaalf Hoogepriesters, vormt een kerkelijk gericht, voor hetwelk de beslissingen der Bisschopsgerichten in beroep kunnen gebracht worden. Daar presideeren de Ring-Presidenten, die het bestuur en rechtspraak hebben over al de gemeenten en hare ambtenaren in den Ring. Er zijn nu vijf en vijftig Ringen van Zion en bovendien een aantal zendings- en conferentie-indeelingen in den vreemde. Een Hooge Raad is aan het toezicht van de Eerste Presidenten der Kerk onderworpen. A l de ambtenaren van de Kerk worden tweemaal per jaar aan het lichaam van de Kerk voor erkenning of verwerping voorgesteld. De Ring- en gemeente-
autoriteiten worden periodiek aan een dergelijke regeling onderworpen. Allen dienen zonder salaris. Personen, die in dienst van de Kerk zijn, worden uit het kerkelijk fonds ondersteund of gedeeltelijk ondersteund volgens hunne behoeften. Zendelingen hebben geen bezoldiging, maar reizen „zonder male of buidel", en betalen zelf hunne onkosten of vertrouwen op vrienden die de Heere tot hunne hulp moge verwekken. Het inkomen der Kerk wordt verkregen door de tienden. Een tiende gedeelte van den interest of het inkomen van de leden is een tiend. Het is een vrijwillige gave, geen belasting. Tempelen, Kerkgebouwen enz. worden van de tienden gebouwd en onderhouden, en groote sommen worden voor de ondersteuning der armen en ten voordeele van nieuwe nederzettingen besteed. Op den eersten Zondag van iedere maand wordt er een vasten gehouden en het bedrag door het vasten bespaard, wordt aan de armen geschonken. Den Bisschoppen is de verzorging der nooddruftigen opgedragen en zij moeten toezien dat niemand gebrek lijdt. MEDEWERKENDE VEREENIGINGEN.
De Zusters-Hulpvereenigingen, uit vrouwen samengesteld, zijn georganiseerde vereenigingen die de armen, de ouden en de zieken helpen en ook soms behulpzaam zijn in het afleggen der dooden. Zij houden hare eigene vergaderingen tot onderrichting in vrouwelijken arbeid en intellectuëelen, zedelijken en geestelijken vooruitgang. De jongere zusters en ook de jonge mannen zijn georganiseerd in Onderlinge-Ontwikkelings-Vereenigingen, welker werk en bijeenkomsten zij zelve afzonderlijk, of soms gemeenschappelijk, verrichten en houden. De Kinder-Vereenigingen zijn organisatiën van kinderen, onder leiding en toezicht van ouderen, voor
opleiding in de beginselen van het Evangelie en zedelijk gedrag. Godsdienstklassen zijn in al de gemeenten van de Kerk gesticht om aan de kinderen stelselmatig onderwijs in de beginselen en leerstellingen van den godsdienst te geven, waardoor voorzien wordt in deze afdeeling van het onderwijs, die in de openbare scholen niet kan gegeven worden, waar alle godsdienstonderwijs volstrekt uitgesloten is. Er zijn Zondagsscholen in al de gemeenten en Ringen van Zion; zij zijn onder-afdeelingen van de Zondagschool-Unie der Kerk, zijn degelijk georganiseerd en worden op bekwame wijze geleid. Vermakelijkheden worden voor de leden der Kerk verschaft door comité's, welke door de autoriteiten der Kerk of der gemeente worden aangesteld. Muziek, beide zang en instrumentale muziek, wordt algemeen en ijverig beoefend. Opvoeding is een belangrijk deel van het werkplan der Kerk, en academiën en collegiën worden er in stand gehouden in verband met de beschikbare fondsen. Alle waarheid wordt erkend als goddelijk, en een aangenomen leus is: „ D e heerlijkheid Gods ligt in zijn intelligentie". De openbare scholen zijn afzonderlijk en gescheiden van de Kerkelijke scholen, en staan geheel en al onder het beheer van den Staat, die er geen godsdienstig onderwijs van eenige kerk veroorlooft. Zij worden door belasting gesteund. VERPLAATSINGEN V A N DE KERK.
Nadat Joseph Smith het hem door den Heere toevertrouwde werk had volbracht, verzegelde hij zijn getuigenis met zijn bloed, toen hij den 27sten Juni 1844 met zijnen broeder Hyrum te Carthage, Illinois, door een gemaskerde bende op wreede wijze werd vermoord. Vóór den tijd van dit martelaarschap was de Kerk,
welke hij volgens goddelijke openbaring had gegrond, als een geheel uit Kirtland, Ohio, verdreven naar Jackson County, Missouri, later naar Clay County en daarna naar Hancock County, Illinois, waar de Heiligen de stad Nouvoo, de schoone, bouwden en waar een groote Tempel werd gebouwd volgens een van den hemel geopenbaard plan. Na den dood van den Profeet en den Patriarch, werd de Kerk uit Illinois verdreven, en trok zij naar Iowa verder, waar Winter Quarters op de oevers van den Missouri Stroom werd gegrond. Hier lieten de Vereenigde Staten 500 van de bekwaamste mannen van het kamp voor het leger aanwerven en naar Mexico marcheeren — een weergalooze tocht — terwijl het overige van het volk in een Indiaansch land achtergelaten werd. In 1847 reisden de Pioniers, door President Brigham Joung geleid, en ten getale van 143 mannen, 3 vrouwen en 2 kinderen, te wagen en te voet, over de vlakten en de bergen, tot zij, op den 24sten Juli 1847, de plek bereikten waar Salt Lake City nu gelegen is. Hier begonnen zij nederzettingen te stichten en vergaderden de Heiligen van jaar tot jaar uit alle deelen der wereld, waar het Evangelie door de Zendelingen der Kerk gebracht was. U T A H EN DE NATIE.
Het Territoor Utah werd gevormd krachtens een besluit van het Congres, welk besluit den 9
scheiden gehouden werden — ook toen, en de zaken van het Territoor zijn altijd afzonderlijk geweest en gescheiden van die der Kerk. Herhaaldelijk zijn pogingen gedaan om de verheffing tot Staat te verkrijgen, maar tengevolge van misleidende voorstellingen door sommige ambtenaren en anderen, die het Congres tegen de meerderheid der bevolking van Utah opgeruid hadden, slaagde dit niet vóór 16 Juli 1894, toen een Toelatings-Acte door het Congres werd aangenomen en door President Grover Cleveland geteekend. In Maart 1895 begon eene conventie hare zittingen tot het vormen eener grondwet, welk den 8sten Mei 1895 voltooid werd. Zij werd den 5den November 1895 door een algemeene stemming door het volk aangenomen, en de proclamatie van den President, door welke de Staat Utah in de Unie werd opgenomen, werd den 4
Het zendingswerk van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen is eenig, vergeleken met het gewone stelsel onder de christelijke sekten. De Ouderlingen die er in werkzaam zijn, zijn uit hunne verschillende wereldlijke werkzaamheden geroepen om het gratis te vervullen. Zij ontvangen geen bezoldiging zelfs niet voor hunne reiskosten, maar trekken naar ! de verschillende hun aangewezen arbeidsvelden, en reizen öf „zonder male of buidel", öf hun eigen onkosten betalende, met de hulp van verwanten of vrienden. In de meeste gevallen zijn zij onbekend met vreemde talen en niet geoefend in openbaar spreken; nochtans gaan zij, op God vertrouwende, uit en dikwijls tot volkeren van andere talen, om het Evangelie te verkondigen en gedurende van twee tot vijf jaren al hun
tijd, talenten en krachten er aan te besteden, tot zij door hunne presidenten worden ontslagen om naar hun tehuis terug te keeren. Zij prediken in zalen of kerken of woningen, die voor hen worden opengesteld, of op de straten en pleinen, en gaan met traktaten en boeken die zij gratis ter lezing aanbieden, van deur tot deur, en zijn steeds bereid om die verklaringen van leerstellingen en beginselen te geven, welke door de onderzoekenden mogen verlangd worden. Het aantal dezer Zendelingen wisselt af tusschen 1400 en 2000. Zij zijn voornamelijk jonge mannen, hoewel velen hunner gehuwd zijn en een gezin hebben, dat gedurende hunne afwezigheid zelf in zijne behoeften voorziet of door vrienden bijgestaan wordt. Zendingen zijn zoodoende gevestigd in de geheele Vereenigde Staten, in Engeland, Schotland, Ierland, Wallis, het Eiland Man, het Eiland Jersey, Frankrijk, Duitschland, Zwitserland, Italië, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland, Oostenrijk, Nederland, België, Malta, IJsland, Hindoestan, Kaap de Goede Hoop, Japan, de Hawaïsche Eilanden, de Vriendschaps-Eilanden, Samoa, Australia, Nieuw Zeeland, Turkije, Palestina, Griekenland, Canada, Mexico, Guatemale en onder de Indiaansche stammen van het Amerikaansche Vasteland. De Kerk telt omtrent 400.000 zielen. Haar hoofdzetel is te Salt Lake City, Utah. Aanhangers van het geloof hebben zich uit alle deelen der wereld vergaderd, en bewonen bloeiende steden en dorpen in den Staat Utah en in naburige Staten en Territories, alsook in Alberta, Canada, en in Oud-Mexico. HET WERK IN NEDERLAND. '
Zendingswerk werd in het jaar 1858 begonnen, doch stelselmatig werk in dit opzicht werd eerst in November 1864 aangevangen, toen Ouderling Joseph A . Weiier, die omtrent 25 Heiligen der laatste Dagen verspreid vond in Nederland, het zendingswerk organi-
seerde. Sedert dien tijd hebben omtrent 280 Ouderlingen met aanmerkelijk succes zendingswerk verricht in Nederland en België. (Belgie werd in het jaar 1891 bij Nederland gevoegd, om als ééne zendingsindeeling onder den naam van Nederlandsch-Belgische Zending door één hoofd bestuurd te worden). Tot het jaar 1893 waren nooit te eeniger tijd meer dan vijf of zes zendelingen in deze Zending werkzaam. Van dat tijdstip aan werd het getal zendelingen van lieverlede verhoogd, tot er bij het einde van 1906, 47 waren, en bij het begin van het jaar 1908 — 73. In 1897 werd, om krachtiger en meer stelselmatig te werken, de Zending onderverdeeld in zes „Conferentiën", waarvan vier in Nederland en twee in België; over elke Conferentie staat een President, die het werk der reizende of gestationeerde zendelingen zijner afdeeling bestuurt, terwijl allen gezamenlijk onder het toezicht en algemeen bestuur staan van den Zendingspresident, met hoofdkantoor te Rotterdam. Zij zijn verspreid over 26 steden en vlekken, waar zij in de meeste dier plaatsen in gehuurde zalen godsdienstoefeningen houden, terwijl zij trachten alom proselieten te maken. De Zending telt ongeveer 2400 zielen, en er zijn in Utah over de IOOO Hollanders, die zeer ijverig en tevreden zijn; velen hunner hebben zendingen in hun geboorteland vervuld, en een aantal Hollanders uit Utah zijn ook nu in Nederland zendingswerk verrichtende. Daar de bevolking van Nederland met de Heilige Schrift bekend is, zijn in dit land vele menschen voldoende onderlegd om de leeringen dezer Ouderlingen als waar te erkennen en aan te nemen, en velen worden door den doop in de Kerk opgenomen. Benevens den Bijbel zijn de volgende werken, die door de Kerk in de Hollandsche taal uitgegeven zijn, in gebruik: Het Boek, van Mormon, „Een Stem tot Waarschuwing", „Een Sleutel tot Godgeleerdheid", „Een Catechismus voor kinderen", „Een korte
geschiedenis van de Kerk", „Bijbelsche Aanhalingen", „Een Vriendschappelijke Discussie", en vele tractaten, enkele met namen: „Stralen van Levend Licht", „de Heiligen der laatste Dagen", „het Nieuwe Jerusalem"; en verder, een uitnemende verzameling Geestelijke Liederen met muziek, en een gezangboek zonder de noten. Het boek der Leer en Verbonden is ook in het Hollandsch overgezet en zal eerlang voor den druk gereed zijn. DE KERK EN OPVOEDING.
De Kerk is immer een groote voorstandster van algemeene opvoeding geweest. Hare eerste openbare gebouwen in Utah waren schoolgebouwen, die gedurende de week voor niet-godsdienstige doeleinden werden gebruikt en des Zondags voor godsdienstoefeningen en waar ook openbare vergaderingen tot het algemeen welzijn gehouden worden. Naar gelang de gelegenheden en hulpmiddelen tot verbetering zich ontwikkelden, werden afzonderlijke Kerkgebouwen opgericht en werd het openbaar onderwijs gevoerd onder de wetten van het Territoor en door algemeene belasting gesteund. Utah heeft nu een voortreffelijk stelsel van onderwijs, met mooie schoolgebouwen en toebehooren, die algemeene bewondering afdwingen en de Staat bevindt zich heden op een hoogeren trap van opvoeding dan de meeste grootere en oudere Staten en bekleedt te dien aanzien den tweeden rang onder al de 46 Staten der Amerikaansche Unie. Behalve deze Staatsscholen, waar alle godsdienstonderwijs door de wet buitengesloten is, heeft de Kerk hoogescholen en academiën in verschillende deelen van het Rotsengebergte en Universiteiten te Salt Lake City en te Provo en een collegium te Logan, Utah. Vele harer jonge mannen hebben hunne opvoeding en vorming voltooid, in de voornaamste collegiën en universiteiten van Amerika. Muziek is tot een hoogen graad beoefend geworden en de Kerk heeft
niet alleen voortreffelijke musici, zoowel vocaal als instrumentaal, geleverd, maar ook hoogst verdienstelijke componisten. KERKELIJKE GEBOUWEN.
Onder de voornaamste kerkelijke gebouwen in Utah zijn de Tempelen te Salt Lake City, St. George, Logan en Manti, die alle van hardsteen in een oorspronkelijken stijl zijn gebouwd en ingericht voor het bedienen van verordeningen voor de levenden en de dooden. Een denkbeeld van de constructie van den Tempel te Salt Lake City kan uit de volgende bizonderheden verkregen worden: De volle lengte van het gebouw is 187Y2 voet; de uiterste breedte I i 8 y 2 voet; de hoogte van de zijmuren 1071/z voet. Het gebouw is van graniet gebouwd en de fondamentmuur is 16 voet dik en 8 voet diep, de muur der benedenverdieping is 8 voet dik en die der bovenverdiepingen 6 voet. Er zijn drie torens aan den oostkant en drie aan de' westzijde. De hoogte van den oostelijken middentoren is 210 voet en die van den westelijken middentoren 204 voet. (De voetmaat voor deze verschillende afmetingen aangegeven is de Engelsche voet). Zij zijn alle geheel van graniet gebouwd en in elk der vier hoektorens is er een granieten wenteltrap, elk met 172 treden, 6 voet lang en over 1700 pond in gewicht. Op den topsteen van den oostelijken middentoren staat een zwaar verguld beeld van geslagen koper. Het beeld is 12 voet en 5 Vs Eng. duim hoog en stelt den engel Moroni voor, op eene bazuin blazende óm de herstelling van het Evangelie aan te kondigen. Het werd ontworpen door een artist van Utah. De zon, maan en sterren worden op de buitenzijde van het gebouw voorgesteld, dat een ruimte van 21850 voet beslaat. De Tabernakel te Salt Lake City is 250 voet lang, 150 voet breed en 80 voet hoog, met een eivormig dak dat geen pilaar tot steun heeft, maar op de massieve
steenen muren rust; deze zijn van talrijke dubbele deuren voorzien, die zóo zijn geplaatst, dat het gebouw, dat io.ooo menschen kan bevatten en 8000 zitplaatsen heeft, in weinige minuten kan ontruimd worden. Het heeft een galerij langs drie zijden en drie ruime spreekgestoelten, behalve zitplaatsen voor een zangkoor van 500 personen, en het grootsche orgel, dat onovertroffen is in de wereld, in het westelijke einde van het gebouw. Er zijn in verschillende deelen van den Staat mooie Tabernakelen, vergaderings- en andere kerkgebouwen door de Heiligen der laatste Dagen met hunne tienden en gaven gebouwd. Zij zijn van orgels en zitplaatsen voorzien en zijn goed verwarmd en verlicht. De meeste menschen hebben hunne woningen in eigendom en zijn in het algemeen voorspoedig, werkzaam en godsdienstig. DAGBLADEN, TIJDSCHRIFTEN EN VOORUITGANG.
Er wordt in Utah een aantal nieuwsbladen uitgegeven, de meesten door leden van de Kerk. De D e s e r e t N e w s , die te Salt Lake City wordt in het licht gegeven, is een groot dagelijksch- en halfwekelijksch nieuwsblad, dat beide kerkelijke berichten en algemeene inlichting geeft en het nieuws der Associated Press uit alle deelen van den aardbol opneemt. Het wordt in Amerika en Europa veel gelezen. Een degelijk gebouw van acht verdiepingen dient tot kantoren en drukkerij dezer courant en is ten volle voorzien van de nieuwste machines voor het zetten, drukken, stereotypeeren, enz., heeft elektrische benoodigdheden, departementen voor het maken en binden van boeken,* een algemeene drukkerij en alles wat gewoonlijk aan zulk een inrichting verbonden is. De I m p r o v e m e n t E r a , de J u v e n i l e I n s t r u c t o r , de W o m e n s E x p o n e n t , de C h i l d r e n s F r i e n d , de Y o u n g W o m e n s J o u r n a l , de B i k u b e n , d e r B e o b a c h t e r en de U t a h - P o s t e n zijn eenige der tijdschriften die onder het protectoraat
van de Kerk worden uitgegeven en veel invloed onder het volk uitoefenen. Deze worden alle te Salt Lake Cityuitgegeven, en er zien nog drie andere dagbladen, welke door Mormonen aldaar uitgegeven worden, het licht. Vele van de voorname kerken en sekten van het Christendom hebben in Utah hare plaatsen voor godsdienstoefening. Sommige bezitten schoone gebouwen. Der meeste opmerking waardig zijn de RoomschKatholieke-, de Episcopaalsche-, de Presbyteriaansche-, de Congregationale-, de Methodisten- en de, Baptistenkerk. Vier groote spoorlijnen loopen door Salt Lake City, en electrische trams doorkruisen de stad in alle richtingen. De straten zijn 132 voet breed, kruisen elkander rechthoekig en zijn electrisch verlicht. Het meerendeel der woningen is eveneens electrisch verlicht en voorzien van telephonische aansluiting. De stad is open voor allen die komen en wordt beheerd door een burgemeester en stadsraad, die door de stemmen des volks gekozen worden. Zij heeft een bevolking van omtrent 80.000 inwoners van alle geloofsrichtingen, partijen en rassen. De bevolking van Utah is omstreeks 350.000 zielen en de Staat heeft eene oppervlakte van 84.000 vierk. mijlen. De ambtenaren van den Staat, de County (Provincie) en de stad worden door geheime stemming van het volk gekozen. Het kiesrecht is algemeen en de vrouwen genieten op politiek gebied gelijkheid met de mannen. Vrijheid van het woord en van de pers wordt ten volle gehandhaafd. De vergadering van de uitverkorenen uit alle deelen der wereld is een van de beginselen van het stelsel dat genoemd wordt „het Mormonisme". De emigratie wordt strikt volgens de beginselen van zaken-doen gevoerd. De Heiligen betalen hunne eigene reis ter zee en te land, maar worden in vele gevallen geholpen door gelden die hun door verwanten of vrienden uit
Utah gezonden worden. De Kerk verschaft geen geld voor het emigreeren harer leden; ook biedt zij geen maatschappelijke voordeelen aan om bekeerlingen tot haar centrum te lokken. Zij heeft geen land weg te geven of te verkoopen. Emigranten uit Europa worden door het hoofdkantoor der Europeesche Zending te Liverpool gezonden. Door genoemd kantoor wordt het tijdschrift de M i l l e n n i a l S t a r uitgegeven, waarvan dit jaar de 69e jaargang het licht ziet. D e r S t e r n wordt te Zurich, Zwitserland, gedrukt, D e S t e r te Rotterdam, de S k a n d i n a v i e n s S t j e r n e t e Copenhagen, de N o r d s t j a r n a n te Stockholm, en talrijke andere tijdschriften, traktaten, brochures, enz., worden in deze en vele andere landen uitgegeven. OFFICIËELE VERKLARING.
Tengevolge van veel misverstand en verkeerde voorstellingen betreffende deze Kerk, hare beginselen, hare oogmerken, haar doel en haar werk, is het noodig geworden om officieel te verklaren, wat zij werkelijk is en voorgeeft te zijn. Deswege is in de algemeene conferentie van de Kerk, den 5en April 1907 in den Tabernakel te Salt Lake City gehouden, door de Eerste Presidenten het volgende document aan de vergaderde groote menigte voorgelegd en door deze eenparig aangenomen : De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen, aan de Wereld. Groetenis : In de hoop van onjuiste voorstellingen te verbeteren en een juister begrip betreffende onszelven en onzen godsdienst te verspreiden, leggen wij, ambtenaren en leden van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen
der laatste Dagen, vergaderd in eene Algemeene Conferentie, deze verklaring af. Dit schijnt dringend noodzakelijk te zijn, immers zijn onze beginselen of bedoelingen nimmer meer algemeen in verkeerd daglicht geplaatst of meer verkeerd begrepen dan in dezen tijd. Onze leerstellingen worden verdraaid, de heilige verordeningen van onzen godsdienst bespot, ons christendom in twijfel getrokken, onze geschiedenis vervalscht, ons gedrag, als volk, veroordeeld en verfoeid. DE WAARHEID BETREFFENDE HET „MORMONISME".
In antwoord op de beschuldigingen die tegen ons worden uitgebracht, verklaren wij, voor onszelven en voor hen die onder goddelijk bestuur onzen godsdienst en onze Kerk hebben gegrond, en voor ons nageslacht, aan hetwelk wij het geloof zullen overdragen en de Kerk van Christus in bewaring geven, en tegenover de menschheid wier opiniën wij eerbiedigen, in allen ernst dat de waarheid is als volgt: Onze f godsdienst is gegrond op de openbaringen Gods. Het Evangelie, dat wij verkondigen, is het Evangelie van Christus, op aarde hersteld in deze bedeeling van de volheid der tijden. De hooge aanspraak van de Kerk wordt verklaard door haren titel — De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen. Onder goddelijk bestuur opgericht, werd haar naam voorgeschreven door Hem, wiens Kerk zij is — Jezus, de Christus. De godsdienst van dit volk is de zuiver Christelijke. Zijne leer drukt de plichten uit van het praktische leven; zijne godgeleerdheid is op de leerstellingen van den Zaligmaker gegrond. Indien de Christelijke leer is: Jezus Christus in persoon en zending als goddelijk te erkennen: Hem te vereeren als den Zoon van God, den gekruisigden en verrezen Heere, door Wien alléén het menschdom
zaligheid kan verkrijgen; Zijne leeringen tot gids te houden ; als standaard aan te nemen en als eene wet te betrachten de zedenleer die Hij verkondigd heeft; te volbrengen de voorschriften door Hem gesteld als noodzakelijk voor lidmaatschap van Zijne Kerk, namelijk: geloof, bekeering, den doop door onderdompeling tot vergeving der zonden, en de oplegging der handen voor de gave des Heiligen Geestes — indien zulks de Christelijke leer is, dan zijn wij Christenen, en dan is de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen eene Christelijke Kerk. De godgeleerdheid onzer Kerk is de godgeleerdheid door Jezus Christus en Zijne Apostelen geleerd, de godgeleerdheid der Schrift en der rede. Zij erkent niet slechts de heiligheid der oude Schriften en de bindende kracht van goddelijk-geïnspireerde handelingen en woorden van vervlogen eeuwen, maar verklaart ook, dat God in deze laatste bedeeling des Evangelies tot den mensch spreekt. Wij gelooven in de Godheid, bestaande uit drie afzonderlijke persoonlijkheden, den Vader, den Zoon, en den Heilige Geest. — * Wij beweren dat de mensch in werkelijkheid Gods kind is, naar Zijn beeld geschapen, met goddelijke eigenschappen begaafd en macht bezittende om uit de zinnelijke, aardsche neigingen op te stijgen tot het veredelende streven der hemelen. Wij gelooven in het voorbestaan van den mensch als een geest, en in een toekomstigen staat van persoonlijk bestaan, waar iedere ziel hare plaats zal vinden zooals door rechtvaardigheid en genade aangewezen, met gelegenheid tot eindeloozen vooruitgang, in de verschillende toestanden der eeuwigheid. Wij gelooven in den vrijen wil des menschen, en bijgevolg in zijne persoonlijke verantwoordelijkheid. Wij gelooven dat de zaligheid niet voor eenige uitverkorenen is, maar dat alle menschen door gehoor-
zaamheid aan de wetten en verordeningen van het Evangelie kunnen zalig worden. Wij verklaren, dat om de verordeningen van het Evangelie te bedienen, volmacht van God moet gegeven worden; en dat deze volmacht is de macht van het heilige priesterschap. Wij verklaren dat het heilige priesterschap door de bediening van onsterfelijke wezens in deze dagen op zekere mannen is overgedragen, en dat de Kerk van Christus krachtens die goddelijke volmacht georganiseerd is geworden. Wij verklaren, dat het doel dezer organisatie is, het prediken van het Evangelie in de geheele wereld, het vergaderen van het verstrooide Israël, en het voorbereiden van een volk voor de komst des Heeren. r / Het „Mormonisme" zoekt zijne bekeerlingen onder alle klassen en standen der maatschappij, en zij die het aannemen behooren onder de beste mannen en vrouwen der natiën waaruit |zij komen — oprecht, vlijtig, deugdzaam en eerbiedig. In hun samenleven zijn zij vreedzaam, onderdanig aan de wetten, en voorbeeldig. Hunne neigingen, overgeleverde gewoonten en opvoeding zijn in tegenstelling met ondeugd en misdaad. De godsdienst dien zij aangenomen hebben, de Kerk waarvan zij leden zijn, veroordeelt het kwaad in al zijne vormen, en hun leven is, met weinige uitzonderingen, een leven van gerechtigheid. Vele van de eerste proselieten tot ons geloof waren afstammelingen van de P e l g r i m s en de P u r i t e i n e n . Joseph Smith, Brigham Young en andere leidslieden van de Heiligen der laatste Dagen konden hunne afstamming aanwijzen tot de stichters en eerste verdedigers der natie (de Vereenigde Staten). Joseph Smith was in den Staat Vermont geboren, en was landbouwer van beroep. De leden der Kerk werden gewonnen uit alle vakken en beroepen. In Engeland, het eerste zendingsveld in het buitenland, waren het voornamelijk de midden- en de
werkende standen, die de Evangelie-boodschap aannamen. Het is hetzelfde geweest over de gel/eele wereld — onze bekeerlingen zijn mannen en vrouwen van karakter, verstand en degelijkheid geweest. Er is in het „Mormonisme" niets, dat de zelfzuchtige en gemeene personen aantrekt. De poging om een verschil aan te toonen tusschen de „Mormoonsche" priesterschap en het „Mormoonsche" volk, door te erkennen dat dit laatste bestaat uit goede, eerlijke, doch misleide menschen, maar tevens voor te geven dat hunne leidslieden de verpersoonlijking zijn van alles wat slecht is, is ten zeerste mislukt. De groote meerderheid der mannelijke leden van de Kerk toch draagt het priesterschap, en is, hoewel zij het officiëele gedeelte der Kerk vormt, niettemin een deel van het volk. De priesterschap en het volk zijn niet te scheiden, en staan dus samen gerechtvaardigd of veroordeeld. NOODIGING T O T ONDERZOEK.
De beschuldiging dat de Kerk bij het verbreiden harer leerstellingen op huichelarij steunt en verstandig onderzoek schuwt, is in strijd met de rede en de feiten. Misleiding en bedrog in het voortplanten van een godsdienst moet tot mislukking en verval voeren. Een stelsel van godsdienst, zedeleer of wijsbegeerte moet, om de aandacht der menschen te trekken en te behouden, oprecht zijn in leerstelling en eerlijk in propaganda. Dat de Kerk bedriegelijke wijzen van werken gebruikt; dat zij zekere leer heeft voor de priesterschap en een andere voor het volk; dat zij een zeker stelsel van beginselen leert aan hare leden in Zion en een ander aan de wereld — is niet waar. Verstandig onderzoek is het werkelijke middel, waardoor de Kerk hoopt geloof in hare beginselen te bevorderen en den welaadigen invloed harer instellingen te verspreiden.
Vanaf het begin is het verstandig onderzoek juist geweest hetgeen zij begeerd heeft. Om dat te verkrijgen heeft zij hare zendelingen in alle deelen der wereld uitgezonden, voornamelijk naar de middelpunten van beschaving en ontwikkeling, waar hare literatuur vrijelijk verspreid is geworden; doch maar al te dikwijls is de aanspraak, welke zij maakt, ontkend geworden zonder onderzoek, en een oordeel uitgesproken zonder een verhoor toegestaan te hebben. Ten tijde van de Columbian Exposition (de Internationale Tentoonstelling te Chicago in het jaar 1893), die de 400ste verjaring van de ontdekking van Amerika vierde, waren de godsdiensten der wereld in een groot congres vertegenwoordigd, met het doel om „op de nadrukkelijkste wijze te toonen, wat en hoe vele gewichtige waarheden de verschillende godsdiensten met elkander gelooven en leeren; * * * om, door hen die het meest bevoegd zijn om te spreken, duidelijk te maken wat beschouwd wordt als de gewichtigste onderscheidene waarheden geloofd en geleerd door iederen godsdienst; * * * om te onderzoeken, welk licht elke godsdienst aan de andere godsdiensten der wereld heeft geboden of kan bieden". Tot deze vergadering werd de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatsten Dagen, hoewel zij de meest besliste Amerikaansche Kerk is, niet genoodigd; nochtans heeft zij de gelegenheid gezocht, om naast de leerstellingen van al de groote historische geloofsstelsels een verklaring van hare beginselen te stellen en tot het menschdom de waarheden te uiten, welke zij als hoogst gewichtig en hoogst heilzaam achtte. Deze gelegenheid werd aan de Kerk ontzegd, uitgenomen op voorwaarden die vernederend waren en het gezochte doel zouden verijdelen, hetwelk was een grootere bekendmaking en billijker overweging van haar geloof. Na deze en andere soortgelijke, hoewel in graad verschillende, ondervindingen geven wij als onze meening te kennen, dat het onzen beschul
( digers niet past, om ons te betichten van het schuwen van verstandig onderzoek. OPVOEDING W O R D T BEGUNSTIGD.
Men heeft het „Mormonisme" beschuldigd van goede opvoeding tegen te staan. De geschiedenis der Kerk en de voorschriften harer hoofden geven een voldoend antwoord op die beschuldiging. Joseph Smith, de eerste president der Kerk, heeft scholen gesticht en ze als student bezocht, zooals ook vele zijner volgelingen op zijn raad en door zijn invloed hebben gedaan. Brigham Young, die Joseph Smith is opgevolgd, heeft hem nagestreefd als stichter en student van scholen; en ieder volgend president der Kerk, zijne medearbeiders, en het volk in het algemeen, zijn even ijverig in dat opzicht geweest. Tijdens zijn uittocht uit Illinois bouwde ons volk blokhuizen voor scholen, terwijl het tijdelijk halt maakte bij de Missouri-Rivier, toenmaals de grenslijn der natie; en toen het een duizend mijlen wildernis had doorgetrokken en zijne kleine kolonie aanvankelijk in het dal van het Groote Zoutmeer zich had neergezet, waren scholen onder de eerste gebouwen die het oprichtte. Deze gewoonte is in al de „Mormoonsche" koloniën gevolgd. De Staat Utah, nu met vrije scholen, academiën, collegiën en universiteiten bezaaid, welke instellingen hem, wat onderwijs aangaat, zeer op den voorgrond hebben gebracht, levert het onbetwistbaar bewijs dat zijn volk — voor het meerendeel „Mormonen" — de opvoeding begunstigt en bevordert. Voor de Heiligen der laatste Dagen is de zaligheid zelve, onder het verzoeningswerk van Christus, een voortgang van ontwikkeling. Dat kennis een middel van eeuwigen vooruitgang is, werd door Joseph Smith geleerd: — „Het is onmogelijk, dat een mensch in onwetendheid zalig worde" — „De heerlijkheid Gods is intelligentie" — „ D e beginselen van intelligentie, welke wij in dit leven bereiken, zullen met ons verrijzen in de opstan-
ding" — „Hij die in dit leven meer kennis verkrijgt dan een ander, zal hem in de toekomende wereld zoo ver vooruit zijn". Dit waren aphorismen van den Profeet Joseph Smith. DE ZEDELIJKHEID V A N HET „MORMONISME".
Ook is het niet waar, dat het „Mormonisme" de reinheid van den huwelijksstaat vernietigt; integendeel, het beschouwt de wettige vereeniging van man en vrouw als het middel waardoor zij hunne hoogste en heiligste verlangens kunnen verwezenlijken. Volgens de Heiligen der laatste Dagen is door onzen Hemelschen Vader met het huwelijk niet slechts beoogd een aardsche vereeniging, maar een band die de wederwaardigheden van dit bestaan zal overleven en voor eeuwig zal blijven, in deze wereld eer en vreugde gevende, en in de toekomende werelden heerlijkheid en eeuwig leven. Het typische „Mormoonsche" huis is de tempel van het gezin, waar de leden van het huisgezin 's morgens en 's avonds samenkomen om God in den naam van Jezus Christus te bidden en te prijzen, waarmede dikwijls gepaard gaat het lezen der Schrift en het zingen van geestelijke liederen. Daar worden geleerd en met zachtheid gehandhaafd zedelijke voorschriften en godsdienstwaarheden, welke, te zamen genomen, die gerechtigheid vormen, die een volk verhoogt en de zonden afweert welke het volk tot schande zijn. Indien zulke toestanden niet een voldoend antwoord geven op de beschuldiging dat onze gezinnen onchristelijk zijn, de zedelijke invloeden vernietigen en de hechtheid en duurzaamheid van den Staat in gevaar brengen, dan zullen wij om onszelven te verdedigen, ons keeren tot het tegenwoordige geslacht, „Mormoonsche" Amerikaansche burgers, voortbrengselen van onzen godsdienst en van onze huiselijke toestanden. Ziet onze zonen en dochteren; onderwerpt hen aan welke vergelijkingsproef
gij ook wilt: ontzag voor de waarheid, achting voor den ouderdom, eerbied voor God, liefde tot den mensch, trouw aan het land, respect voor de wetten, beschaafdheid van manieren, en ten laatste — als de hoofdproef in dit geschil tusschen onze beschuldigers en ons — reinheid van gedachten en kuischheid van gedrag. Het is geen buitensporige eigen-lof, wanneer wij van de geslachten van ons volk, die in „Mormoonsche'' gezinnen geboren en opgevoed zijn, zeggen dat vergelijking in Christelijke deugden en in alles wat in eenige plaats in dit of andere landen goede burgers maakt, in hun voordeel zal zijn. BESCHULDIGING V A N COMMERCIALISME.
De beschuldiging dat de Kerk eene commerciëele in plaats van eene geestelijke instelling is; dat haar oogmerk tijdelijk is inplaats van geestelijk; dat zij haren leden voorschriften geeft in hunne handels- en nijverheids-ondernemingen en betrekkingen en naar een volstrekt beheerschen der tijdelijke aangelegenheden streeft — dat alles ontkennen wij nadrukkelijk. Dat de Kerk op het recht om hare leden in tijdelijke zoowel als in geestelijke zaken raad te geven, aanspraak maakt, erkennen wij. Leidsmannen van de Kerk, personen van praktische ervaring in het pionierleven, hebben het volk geholpen om in de bergstreek van het Westen nederzettingen te stichten, en hebben het voordeel van hunne breedere kennis der zaken, met raad en bestiering gratis gegeven, waarvoor het volk tot zijn profijt zich ontvankelijk heeft getoond; en de wijsheid der hoofden en het gezond oordeel van het volk zijn beide bevestigd door de verkregen resultaten. Dat alles is zonder de uitoefening van willekeurige macht gedaan geworden. Het is voortgevloeid uit wijze raadgevingen, waarvan men getracht heeft het volk te overtuigen en die door hetzelve gewillig zijn opgevolgd. Het is het beginsel van de Kerk geweest om de
nijverheid in haar midden aan te wakkeren. Waar er een gebrek aan vertrouwen in sommige van die ondernemingen is geweest en de menschen bevreesd zijn geweest om privaat kapitaal te beleggen, heeft de Kerk gelden verschaft, opdat de uitvoerbaarheid van de onderneming zou bewezen worden; en herhaaldelijk is de wijsheid van deze handelwijze aan het licht gekomen. Daardoor zijn de hulpbronnen van verscheidene plaatsen ontwikkeld geworden, is verscheidenheid van belangen teweeggebracht, en aan het volk, voornamelijk de armen, meerdere gelegenheid tot werkvinden en betere kansen tot onafhankelijk-worden verschaft. GEEN WILLEKEURIGE MACHT.
Wij weerspreken de beschuldiging van dwang in de Kerk; en wel, omdat haar bestuur een zuiver moreel bestuur is en hare kracht toegepast wordt door liefde, rede en overtuiging. Regeering met goedkeuring van hen die geregeerd worden, is de regel van de Kerk. Het volgende is een uittreksel van het woord des Heeren, waarin de beginselen uiteengezet worden volgens welke het bestuur van de Kerk moet worden gevoerd: „De rechten van het priesterschap zijn onafscheidbaar verbonden met de krachten des hemels, en de krachten des hemels kunnen slechts in werking gebracht worden door de beginselen der gerechtigheid. Het is waar, dat zij op den mensch kunnen overgedragen worden; maar wanneer hij zijne zonden gaat bedekken, of zijnen hoogmoed, zijne ijdele heerschzucht wil bevredigen, of invloed, heerschappij of dwang in eenigen graad van ongerechtigheid op de zielen der menschen uitoefenen, wordt de Geest des Heeren gegriefd; en als deze onttrokken is, — vaarwel dan ook tot het priesterschap of de volmacht van dien man! Geen macht of invloed kan of mag krachtens het priesterschap anders gehandhaafd worden dan door overredingskracht, lankmoedig-
heid, zachtheid en nederigheid, en door ongehuichelde liefde; door vriendelijkheid en zuivere kennis, die de ziel zeer vergrooten zullen, zonder veinzerij of bedrog". Benoemingen tot kerkelijke ambten kunnen door openbaring geschieden; en het recht tot benoemen wordt gewoonlijk uitgeoefend door hen die hoog staan in autoriteit, maar het is een wet dat niemand tot een ambt in de Kerk verordineerd moet worden, daar waar er een georganiseerde vertakking derzelve bestaat, zonder de stemmen van de leden dier vertakking. Deze wet is van kracht met betrekking tot alle ambtenaren van de Kerk, van den president tot den diaken. Het kerkelijk bestuur bestaat door den wil van het volk; verkiezingen hebben dikwijls plaats, en de leden zijn vrij om te stemmen zooals zij wenschen. Het is waar, dat dit kiesstelsel hier uitgewerkt wordt door de aanneming door het volk na voorstel van het bestuur en eigenlijk niet door verkiezing door het volk, maar het is daarom niet minder werkelijk. Waar de voorgaande feiten in eenig genootschap bestaan, is er geen en kan er geen dwang zijn. De ambtenaren van de Kerk zijn voor het uitoefenen hunner functiën verantwoordelijk aan de Kerk. Geen ambtenaar is vrij van de wet, hoe verheven zijne plaats ook moge zijn. Alle maatregelen, beslissingen, en het gedrag van de ambtenaren zijn onderworpen aan onderzoek, dat kan worden gevolgd door wijziging, herziening en eindelijke verwerping door de algemeene vergadering van de priesterschap van de Kerk, bij welke de laatste uitspraak berust. Zelfs is de president, haar hoogste ambtenaar, aan deze wetten onderworpen, en in de bepalingen is speciaal voorzien voor zijn in-verhoorneming en, zoo noodig, zijne afzetting. Waar een dergelijke regeling in het bestuur van eenige organisatie bestaat, kan deze niet met recht als een tirannie of als een gevaar voor vrije instellingen beschouwd worden.
HET TIEND-STELSEL
Het tiend-stelsel van de Kerk, dat zoo menigmaal als een onderdrukking en als een willekeurige kerkelijke belasting wordt veroordeeld, is in werkelijkheid een stelsel van vrijwillige offeranden. Het is waar dat de leden, volgens de wet der Kerk, onder zedelijke verplichting zijn om jaarlijks een tiende gedeelte van hun inkomen te betalen. Maar uit den aard der beginselen waardoor kerken bestaan, daar zij vrijwillige vereenigingen zijn tot het bevorderen van geestelijk leven en het bereiken van zedelijke en liefdadige doeleinden — in welke vereenigingen niemand tot lidmaatschap kan gedwongen worden — is er van geen dwangmiddel tot het innen van deze of eenige andere kerkelijke inkomsten sprake. Het tiend is een vrijwillig offer voor godsdienstige en liefdadigheidsdoeleinden en niet een stelsel van afpersing tot het verrijken van de hoogere ambtenaren. De dienst in het belang der Kerk wordt, voor het grootste gedeelte, gedaan zonder geldelijke vergoeding; waar vergoeding toegestaan wordt, is die matig; de hooge ambtenaren der Kerk zijn niet rijk, maar zijn in de meeste gevallen mannen van beperkte middelen, en waar het geval anders is, is hun rijkdom niet van de tienden van het volk gekomen — deze feiten zijn een volkomen weerlegging van de lastering, dat ons tiend een stelsel van afpersing is tot het verrijken van de priesterschap. Evenals de gansche regeering van de Kerk, werkt het tiendstelsel op grond van het beginsel van den vrijen wil en de toestemming van hen die aannemen dat het geloof goddelijk is. EEN TROUW VOLK.
Noch in gedachten, noch in gedrag zijn wij ontrouw geweest aan het gouvernement, onder welks waarborg van godsdienstvrijheid onze Kerk is gesticht. Het Boek van Mormon verklaart, dat Amerika het land van Zion is, een land gewijd aan gerechtigheid en vrijheid, een
land van belofte voor zekere takken van het huis Israëls en ook voor de Heidenen. Het verklaart, dat God dit land tegen alle andere natiën zal versterken ; en dat „wie tegen Zion strijdt, zal omkomen". Door openbaring aan Joseph Smith, den profeet, heeft de Heere verklaard, dat Hij de Constitutie der Vereenigde Staten had ingesteld door „wijze mannen voor dat doel verwekt". Het is ook ons geloof, dat God deze natie heeft gezegend en voorspoedig gemaakt, en haar macht heeft gegeven om de goddelijke besluiten betreffende het land van Zion ten uitvoer te brengen, opdat vrije instellingen van de aarde niet zouden verdwijnen. Zulke overtuigingen koesterend, hebben wij in onze harten geen plaats voor gevoelens van ontrouw, noch kan er van verraderlijke gevoelens sprake zijn. Indien wij tegenover Amerikaansche instellingen minder goedgezind waren of ontrouw aan de Vereenigde Staten, zouden wij afvallig zijn van de beginselen waaraan wij door belang en opvoeding gehecht zijn, en zouden wij de openbaringen Gods betreffende dit land verwerpen. Terwijl wij ons geloof in de hooge bestemming van Amerika, onze verkleefdheid aan Amerikaansche instellingen en onze getrouwheid aan de Vereenigde Staten opnieuw betuigen, verklaren wij dat die gevoelens en die trouw de gedachtenis van al het kwaad onzen vaderen en ons aangedaan, overleefd hebben. Indien vaderlandsliefde en trouw eigenschappen zijn, die in tijden van vrede getoond worden door rechtvaardig, kalm, liefdadig, vlijtig en deugdzaam te leven ; in tijden van beproeving, door geduld, verzet slechts met wettige middelen tegen werkelijk of ingebeeld onrecht, door eindelijke onderwerping aan de wetten van het land, ofschoon dit moeite en verdriet met zich moge brengen; en in tijden van oorlog, door gewilligheid om in de veldslagen der natie te strijden — dan is ontegenzeggelijk het „Mormoonsche" volk vaderlandslievend en trouw.
HET V R A A G S T U K DER POLYGAMIE.
De eenige gedragslijn, schijnbaar niet in overstemming met onze betuigingen van burgertrouw, is die welke betrekking heeft op onze houding gedurende het geschil dat ontstaan is over het veelvoudig huwelijk. Dit beginsel was door den Profeet Joseph Smith te Nauvoo, Illinois, ingevoerd. De praktijk werd in Utah voortgezet, en in 1852 als een leerstelling van de Kerk aan de wereld verkondigd. Niettegenstaande deze feiten werd Brigham Young, wiens meening in deze aangelegenheid goed bekend was, met goedkeuring van den Senaat tweemaal tot gouverneur van het Territoor aangesteld, eerst door President Fillmore, en later door President Pierce. Het was niet vóór 1862, dat het Congres eene wet uitvaardigde, die het meervoudig huwelijk verbood. Deze wet veronachtzaamden de Heiligen der laatste Dagen, door een beginsel na te leven dat door hun godsdienst werd goedgekeurd. Bovendien geloofden zij dat de wet zelve een overtreding was van de Constitutie of Grondwet, die voorschrijft dat het Congres geen wetten zal maken die de vrije uitoefening van godsdienst verbiedt. Niettegenstaande de houding en het gedrag van ons volk, werd geen beslissing van het hoogste gerechtshof in dit vraagstuk verkregen vóór 1878, meer dan 30 jaren na de aankomst in Utah ; noch werden er besliste pogingen gedaan om de wet toe te passen, alvorens er wederom een tijdperk van vijf of zes jaren verloopen was. Deze verdraagzaamheid, onder welke de praktijk van het meervoudig huwelijk terdege gegrondvest werd, behooren de Vereenigde Staten en hun volk, indien zij inderdaad hierin niet door genade en wijsheid bewogen worden, voorzeker te verplichten tot de uitoefening van geduld en zachtheid bij het behandelen van dit vraagstuk. Indien zij, die verzachting toestaan voor afwijkingen begaan vóór het besluit van 1878, er op wijzen, dat
onze plicht als goede burgers na dien tijd duidelijk en onmiskenbaar was, antwoorden wij dat de toestand, zooals hij door sommigen onzer leden beschouwd werd, eene botsing tusschen plicht tegenover God en plicht tegenover het gouvernement in het leven riep. Bovendien werd het mogelijk geacht, dat het besluit van het hoogste gerechtshof zou gewijzigd worden, indien hetgeen als een constitutioneel recht beschouwd werd, niet te gemakkelijk overgegeven werd. Hetgeen ons volk in strijd met de wet en met het besluit van het hoogste gerechtshof in zake het meervoudige huwelijk heeft gedaan, is geschied in den geest van het handhaven van godsdienstige rechten onder den waarborg der grondwet, en niet in den geest van uitdaging of ontrouw aan het gouvernement. EERBIEDIGE ONDERWERPING.
Het „Mormoonsche" volk heeft zich in eerbiedige onderwerping gebogen voor de wetten, die tegen het meervoudige huwelijk zijn gemaakt. Terwijl het waar is, dat de grondwettelijkheid van de wet door het Congres uitgevaardigd, voor vele jaren betwist is geworden, en het volk gedurende dien tijd in overeenstemming met zijne godsdienstige overtuiging gehandeld heeft door met de praktijk zoowel als met het gesprokene en geschrevene woord te ondersteunen een beginsel hun van God gegeven, heeft de Kerk nochtans, toen alle middelen van grondwettelijke verdediging waren uitgeput, het dispuut opgegeven en haar voornemen bekend gemaakt om aan de wetten des lands gehoorzaam te zijn. Toen vervolgens het Staat-worden van Utah mogelijk werd op voorwaarde dat zijne grondwet er door een besluit, dat zonder de tusschenkomst van de Vereenigde Staten onherroepelijk zou zijn, in zou voorzien dat meervoudige huwelijken voor goed zouden verboden zijn, aanvaardde het „Mormoonsche" volk dien toestand door te stemmen voor de aanneming der
grondwet. Van dien tijd tot nu toe is de Kerk aan hare belofte met betrekking tot het meervoudige huwelijk getrouw geweest. Indien men er nadruk op legt, dat er gevallen van overtreding der anti-polygamiewetten zijn geweest, en dat sommige personen in de Kerk hebben getracht om den door haar aangenomen regel die meervoudige huwelijken verbiedt, te ontwijken, is het eenvoudige antwoord dat er in iederen Staat en in iedere natie personen zijn die wetten overtreden, in weerwil van al het toezicht dat kan uitgeoefend worden; doch hieruit volgt niet, dat de rechtschapenheid van een volk of een Staat vernietigd is wegens persoonlijke overtredingen. Alles wat wij vragen, is dat hetzelfde gezonde oordeel tegenover ons volk uitgeoefend worde als tegenover anderen. Wanneer al de omstandigheden gewogen worden, verwondert men zich — niet dat er nog enkele gevallen van meervoudig huwelijk zijn voorgekomen — maar dat die gevallen zoo weinig in getal zijn. Men behoort in gedachten te houden, dat er onder het volk een godsdienstige overtuiging bestond, die deze huwelijksorde erkende als door God goedgekeurd. Het is dus niet te verwonderen, dat er onder een volk zoo groot en zoo oprecht als het onze, eenige buitengewone ijveraars waren, die weigerden zich in zulk een aangelegenheid zelfs aan den maatregel van de Kerk te onderwerpen, en dat zulke personen anderen zouden vinden, die met hunne zienswijze instemden ; hun getal is echter gering. Zij die op de „Mormoonsche polygamie" wijzen als een gevaar voor het Amerikaansche huisgezin, of als een ernstig punt in Amerikaansche vraagstukken, maken zichzelven belachelijk. Wat het sluiten van meervoudige huwelijken betreft, is de kwestie opgelost. Het vraagstuk van het voortleven der bestaande meervoudige huwelijken onder ons volk komt ook snel tot een oplossing. Het is een statistiek feit dat er in 1890, toen het manifest werd uitgevaardigd, 2451 meervoudige
gezinnen waren; dit getal is in 9 jaren geslonken tot 1543. Vier jaar later was het getal 897, en vele van dezen zijn sedert dien tijd overleden. In antwoord op de beschuldiging van ontrouw op grond van geheime verplichtingen tegen het gouvernement, verklaren wij aan alle menschen, dat er in geene verordening, ceremonie of plechtigheid van de Kerk iets verraderlijks of ontrouws is. KERK EN S T A A T .
De omverwerping van aardsche gouvernementen, de vereeniging van Kerk en Staat, de beheersching van den Staat door de Kerk, kerkelijke bemoeiing met de politieke vrijheid en rechten van den burger — al deze dingen zijn in tegenstrijd met de beginselen en het beleid der Kerk en worden door de dikwijls herhaalde verklaringen van hare hoogste presideerende ambtenaren en van de Kerk zelve, die zich uitdrukt door hare algemeene conferentiën, tegengesproken. De leer van de Kerk over het onderwerp van regeering, is als volgt: „Wij gelooven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heerschers en overheden, in het gehoorzamen, eeren en onderhouden der wetten". Dat is de omschrijving van onzen plicht tegenover de staatsregeeringen. En verder : „ W i j gelooven dat alle gouvernementen noodzakelijk ambtenaren en overheidspersonen moeten hebben om de wetten toe te passen, en dat personen die de wet billijk en rechtvaardig zullen handhaven, behooren gezocht en door de stem van het volk (in een republiek), of den wil van den vorst, ondersteund te worden". „Wij gelooven niet dat het recht is om kerkelijken invloed te mengen in een burgerlijk gouvernement, waardoor het eene kerkgenootschap bevorderd wordt en het andere zijne geestelijke voorrechten ontzegd en
de persoonlijke rechten aan zijne leden, als burgers, ontnomen worden". A l s de wet van de Kerk wordt uitdrukkelijk geleerd: „Zijt onderdanig aan de machten die het bewind hebben, tot Hij Wiens recht het is om te regeeren, zal regeeren en al Zijne vijanden onder Zijne voeten zal onderwerpen. „Ziet, de wetten die gij van mijne hand ontvangen hebt, zijn de wetten der Kerk, en als zoodanig zult gij ze onderhouden". Dat wil zeggen, dat geen ingestelde wet of regel of openbaring door de Kerk ontvangen, is bekend gemaakt voor den Staat. De wetten en openbaringen die gegeven zijn geworden, zijn allen voor de regeering van de Kerk. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen houdt zich aan de leer van scheiding tusschen Kerk en Staat, niet-inmenging van kerkelijken invloed in de aangelegenheden der politiek, en volstrekte persoonlijke vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van de plichten van den burger. Indien er te eeniger tijd in strijd met deze leer is gehandeld, is het geweest in overtreding van de vastgestelde beginselen en het beleid der Kerk. Wij verklaren, dat wij, uit beginsel en beleid, begunstigen : De volstrekte scheiding tusschen kerk en staat; Geen beheersching van den Staat door de Kerk; Geen inmenging van de Kerk in de functiën van den Staat; Geen inmenging van den Staat in de functiën van de Kerk of in de vrije uitoefening van godsdienst; De volstrekte persoonlijke vrijheid van de overheersching van kerkelijk gezag in aangelegenheden van de politiek; De gelijkheid van alle kerken voor de wet. De verklaring, bij vernieuwing, van deze leer en van
dit beginsel echter is gegrond op de voorwaarde dat de politiek in de Staten waar ons volk woont, zal gevoerd worden zooals in andere deelen van de Unie, dat er geene bemoeiing van den Staat zal zijn met de Kerk, noch met de vrije uitoefening van den godsdienst. Mochten politieke partijen strijd voeren tegen de Kerk, of de burgerlijke, politieke of godsdienstige rechten van hare leden bedreigen — tegen een optreden van dien aard, door eenige politieke partij of groep, van welke soort ook, maken wij aanspraak op het natuurlijk recht van zelf-bescherming voor de Kerk, en op haar recht en haren plicht om al hare kinderen en allen die het recht liefhebben en de voortduring van godsdienstvrijheid verlangen, op te roepen om haar te hulp te komen en met haar stand te houden tot het gevaar voorbijgegaan zal zijn; — en dit openlijk, de rechtvaardigheid van onze zaak blootleggende voor het onpartijdige oordeel van onze medemenschen, wanneer zulk een kwestie ongelukkigerwijs mocht opkomen. Wij wenschen met onze medeburgers van alle politieke partijen en van alle godsdiensten in vrede te leven. OVER OPENBARING.
Men beweert soms dat de blijvende verwezenlijking van zulk een wensch onmogelijk is, daar de Heiligen der laatste Dagen als een beginsel van hun geloof vasthouden, dat God Zich nu, als in de dagen van ouds, aan den mensch openbaart; dat de priesterschap van de Kerk eene vereeniging van mannen is, die elk voor zichzelven, in de sfeer waarin hij zich beweegt, recht hebben op zulke openbaring ; dat de president der Kerk erkend wordt als de eenige persoon, door wien goddelijke mededeeling zal komen als wet en leer voor het godsdienstig genootschap; dat zulke openbaring te eeniger tijd, en over allerhande geestelijke of tijdelijke onderwerpen, kan komen, zooals God wil, en dat zulke openbaring voor ieder getrouw Heilige der laatste
Dagen van het allerhoogste gewicht is in alles wat zij raadt of gebiedt. Verder wordt er soms op gewezen, dat de leden van de Kerk uitzien naar de werkelijke komst van het Koninkrijk Gods op aarde, die al de koninkrijken der wereld zal vereenigen in één groot, zichtbaar, goddelijk rijk, waarover de verrezen Messias zal regeeren. Dat alles, zegt men, maakt het voor een „Mormoon" onmogelijk om ware getrouwheid voor zijn land of eenige aardsche regeering te hebben. Wij weigeren om gebonden te zijn door de uitlegging, die anderen aan ons geloof geven, of door hetgeen zij als het natuurlijk gevolg onzer leeringen voorstellen. De menschen hebben het recht niet om ons ten laste te leggen hetgeen zij voor het logische gevolg van ons geloof houden, maar dat wij zeiven niet aannemen. Wij moeten volgens onze eigen uitlegging en volgens onze handelingen geoordeeld worden, en niet volgens de redeneering van anderen betreffende hetgeen de uitwerking van ons geloof is of kan zijn. Wij ontkennen dat ons geloof in goddelijke openbaring of onze verwachting van het komende Koninkrijk Gods ook in het minst de oprechtheid van onze trouw aan ons land verzwakt. Wanneer het Godsrijk zal opgericht worden, weten wij misschien niet, evenmin als andere Christenen die bidden: „Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede, zooals in den hemel alzoo ook op aarde"; maar wat wij wél weten, is dat onze onderdanigheid en trouw versterkt wordt door het feit dat, terwijl wij de komst van het Koninkrijk van den Messias verwachten, wij onder een gebod van God zijn, om onderdanig te zijn aan de machten die het bewind hebben, tot Hij komt „Wiens recht het is om te regeeren". HET DOEL EN DE GEEST V A N HET „MORMONISME".
Het „Mormonisme" is in de wereld ten goede van de wereld. Terwijl onze godsdienst waarheid leert,
zedelijkheid inprent, de reinheid van het gezinsleven beschermt, gezag en gouvernement eert, opvoeding bevordert, en man en vrouw veredelt, veroordeelt hij de misdaden en is hij iederen vorm van dwingelandij tot vijand. Het „Mormonisme" tracht de maatschappij te verheffen, niet haar te vernietigen. Het gaat hand aan hand met de beschaving onzer eeuw. Zichzelf uitgevende als de speciale voorbode van de tweede komst van den Zaligmaker, ziet het in alle groote gebeurtenissen en bewegingen van het verleden slechts stappen van vooruitgang, die opleiden tot de verwachte duizendjarige regeering. Het „Mormonisme" houdt een vredebanier omhoog voor alle menschen. De voorbestemde vruchten van het stelsel, dat zij voorstelt, zijn: de heiliging der aarde en de zaligheid van het menschelijk geslacht. En nu, aan de wereld: Van God geboden zijnde om, zooveel ons mogelijk is, in vrede te leven met alle menschen, en om aan het hemelsch gebod gehoorzaam te zijn, leggen wij deze verklaring af, opdat onze stelling in verband met de verschillende vraagstukken die het publiek omtrent ons in beweging houden, moge bekend zijn. Wij wenschen den vrede, en zullen met billijke en eerbare beginselen alles doen wat in ons vermogen is, om hem te bevorderen. Onze godsdienst is met ons leven samengeweven, hij heeft onze karakters gevormd, en de waarheid zijner beginselen is in onze zielen geprent. Wij leggen u, onzen medemenschen, voor, dat er in die beginselen niets is dat verfoeid behoort -te worden, hoe veel wij in sommige opzichten ook van uwe begrippen van godsdienstwaarheid mogen verschillen. Er is in die beginselen voorzeker niets, dat niet in den wijden kring van moderne verdraagzaamheid betreffende godsdienstige denkbeelden en praktijk mag staan. Voor ons zijn deze beginselen kleinoodiën van waarheid. Zij zijn ons even
zoo dierbaar als uwe godsdienstbegrippen u zijn. In hunne toepassing in het gedrag des menschen zien wij de hoop van verlossing voor de wereld, van zonde en strijd, en van onkunde en ongeloof. Onze drijfveer is niet zelfzuchtig; onze bedoelingen zijn niet kleingeestig en aardsch; wij beschouwen het menschenras van het verleden, van den tegenwoordigen en den toekomenden tijd als onsterfelijk, voor welks zaligheid het onze zending is, te arbeiden, en aan dit werk, dat uitgebreid is als de eeuwigheid en diep als de liefde Gods, wijden wij ons nu en voor immer toe. A m e n . JOSEPH F . SMITH. JOHN R . WINDER. ANTHON H . LUND.
Namens DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN,
26 Maart 1907. In de Algemeene Conferentie, 5 April 1907, aangenomen bij stemming der Kerk. Salt Lake City, Utah. GODDELIJKE VOLMACHT.
De groote onderscheidende eigenschap van het „Mormonisme" onder de geloofsgenootschappen die zich Christelijke noemen, is deszelfs aanspraak op rechtstreekschen goddelijken oorsprong. Tegenwoordige en voortdurende openbaring van God aan de Kerk door haar hoofd op aarde, en tot ieder lid dat daarnaar streeft ten zijnen of haren behoeve en tot persoonlijke leiding, is een grondbeginsel van het „Mormoonsche" geloof. Goddelijke volmacht is er aan verbonden. De K e r k is, letterlijk, de Kerk van Christus, omdat Hij haar door persoonlijke openbaring heeft gesticht en haar door tegenwoordige openbaring en inspiratie leidt, en hare ambtenaren verkrijgen hun gezag door Zijn bestuur. De Heilige Geest is in en met de Kerk
juist zooals in de oorspronkelijke Kerk en met de profeten van ouds. Hetgeen dus algemeen „het Mormonisme" genoemd wordt, is voor deszelfs volgelingen waarlijk het werk Gods, dat uit Hem ontstaan is en onder Zijne bevelen en door Zijne macht ontwikkeld is en verkondigd wordt; en daarom zal het blijven bestaan en het overwicht verkrijgen, allen tegenstand overwinnen en zich over de gansche aarde verspreiden om den weg te bereiden voor de tweede komst van den Messias en de verlossing en vernieuwing der aarde. Iedere ziel die het in oprechtheid ontvangt, heeft aanspraak op een getuigenis van Godswege betreffende deszelfs waarheid, en hierin ligt de sterkte, eenheid en levenskracht ervan. Het bindt den strijd slechts aan tegen dwaling. Het voert geen strijd tegen eenige natie, sekte of genootschap. Het oefent geen dwang uit. Het is het Evangelie en de Kerk en de Volmacht van Jezus Christus, voor de laatste dagen en voor den laatsten keer op aarde hersteld, en daarom zal het triomfeeren en de wereld met licht en waarheid vervullen, totdat de duisternis zal vlieden en de Satan zal gebonden worden en de koninkrijken dezer wereld zullen worden het Koninkrijk van onzen God en Zijnen Christus en Hij over de gansche geloste aarde voor immer zal regeeren.
Opdat de voorstelling zoo juist en onpartijdig mogelijk zij, hopen wij, voor zoover wij daartoe in de gelegenheid gesteld worden, iedere godsdienstige richting door een harer eigen vertegenwoordigers te doen beschrijven, welke beschrijving vooral daarop gericht zal zijn, dat de lezer een duidelijke voorstelling ontvange van de gronden, waarop de godsdienst of godsdienstige richting in quaestie door hare vertegenwoordigers in waarde boven de andere wordt gesteld. Ongetwijfeld wordt door een dergelijke uitgave aan velen een welkome gelegenheid geboden, om hun kennis te vermeerderen en, zonder tot dorre studiën de toevlucht te behoeven nemen, een blik te werpen op het godsdienstig en kerkelijk leven van de uiteenloopendste richtingen. Wij waren zoo gelukkig PROF. DR. S. D. V A N V E E N bereid te vinden de redactie van deze nieuwe brochuren-reeks op zich te nemen. Zoowel door deze leiding als door de r amen dergenen van wier medewerking Prof. VAN VEEN zich reeds mocht verzekeren, is het echt-wetenschappelijk karakter, dat ook aan een populaire uitgave als de hier bedoelde niet mag ontbreken, genoegzaam gewaarborgd.
Hoilandia-drnkkerij —
Baarn.
Hieronder laten wij een voorloopig schema volgen van de Kerken, Richtingen en Secten, welke zullen worden beschreven:
Het Christendom en de Christelijke Kerk H e t Roomsch~Katholicisme.
Het Protestantisme.
De aflaten. De zeven Sacramenten. De Pauselijke Onfeilbaarheid. De wereldlijke macht van den Paus. De bisschoppelijke hierarchie in Nederland. Geestelijke Orden en Congregaties. De Jezuïten. Vereering van Heiligen en reliquiën. Boekencensuur. De Congregatio de propaganda fide. De Christelijke Caritas. Het Neo-Katholicisme. Het Anglo-Katholicisme. Het Oud-Katholicisme. De Los van Rome-beweging.
De Ned. Herv. Kerk in haar tegenwoordigen toestand. De Nederd. Gereform. Kerken. Waalsche Kerken. Lutherschen. Remonstranten. Doopsgezinden. Hernhutters. Baptisten. Zevendagsbaptisten. Het Methodisme. Vrije Evangelische gemeenten. Vrij-godsdienstige gemeenten. Het „Irvingisme". Het „Darbisme". De Kwakers. Het Leger des Heils.
Zie omzijae.
THEOL. UNIV. APELDOORN
O
3198
00038524
D e Griëksche Kerk. De orthodoxe Kerk in Rusland. De Grieksche Kerk buiten Rusland. Het Stundisme.
4
Het Protestantisme,
(vervolg).
De Confessioneele richting. De Evangelische richting De Ethische richting. De Moderne richting. Uitwendige Zending. Inwendige Zending.
Het Jodendom en de Synagoge. Het Talmudisme. Het Reform-Jodendom.
Het Zionisme. Joodsche Ceremoniën
Verschillende Geestesstroomingen. De Mormonen. De „Swedenborgianen'K Communistische Secten. Het Positivisme. Het Boeddhisme in Europa.
Christian Science. Het Spiritisme. De Vrijmetselarij. De Theosophie, etc.
Aanwijzing 'voor onze M i n o r e n Aangezien reeds meermalen de vraag tot ons gekomen is wat toch de Romeinsche cijfers op het omslag der diverse nrs. „Kerk en Secte", boven den titel dezer nrs. aangebracht, te beduiden hebben, deelen wij onzen inteekenaren hierbij mede, dat de bedoelde (niet geleidelijk opklimmende, maar „springende") nrs. de volgorde aangeven, waarin de verschillende losse brochures later, d. w. z. zoodra de geheele uitgave „Kerk en Secte" compleet zal zijn, moeten gevoegd worden, om een systematisch gerangschikt gehéél te krijgen. De nrs. kunnen dan in die volgorde worden ingebonden in de banden, die wij daartoe te zijner tijd zullen beschikbaar stellen, zoodat de complete uitgave een waar s t a n d a a r d - w e r k zal zijn. De Uitgevers van „Kerk en Secte".