Deze nieuwsbrief verschijnt twee maal per jaar in een oplage van 7.500 exemplaren en wordt verspreid onder relaties van Dräger Safety Nederland B.V.
NieuwsDräger | mei 2009 INHOUDSOPGAVE Column Pagina 02 Sprinklermeldcentrales; Dräger S5000 Pagina 02 Het extra risico van brandweerduiken Pagina 04 Veilige snuffelaars waken over onze omgevingslucht Pagina 06 Dräger op IVIC en IVVP 2009 Pagina 09 Dräger Safety Solutions vergroot het ‘werkbereik’ Pagina 10 Vuurdoop op jeugdcarnaval Pagina 12 Voorziet ook in extra lucht Pagina 14 Ademlucht bewaakt Pagina 15 Containers waar een luchtje aan zit Pagina 16 Compressoren vaak kind van de rekening Pagina 18
D-6497-2009
PED-richtlijn en Praktijkregels voor drukapparatuur Pagina 20 Veilig en efficiënt ‘buiten bedrijf’ Pagina 22
02 |
Column
Sprinklermeldcentrales; Dräger S5000 Sprinklerinstallaties kunnen verplicht worden gesteld op grond van bijvoorbeeld brandveiligheidseisen in de (Model-) bouwverordening of omdat een verzekeraar dat eist. Dat kan in combinatie met een brandmeldcentrale of als zelfstandig systeem. Iedere sprinklerinstallatie is verplicht voorzien van een sprinklermeldcentrale. Een dergelijke voorziening bewaakt de functionaliteit van de installatie en alarmeert als er een blussing plaatsvindt of als de installatie – door wat voor oorzaak dan ook – niet bedrijfsklaar is. Dräger sprinklermeldcentrales functioneren zelfstandig, maar zijn ook te integreren in een brandmeldcentrale.
Wat doet een sprinklerinstallatie? In zijn eenvoudigste vorm bestaat een sprinklerinstallatie uit een watervoorraadvat en een aantal leidingen die naar ruimten in een pand lopen. In deze ruimten zijn sproeiers aangebracht, voorzien van glazen of metalen smeltzekeringen, die bij het bereiken van een bepaalde temperatuur (te zien aan de kleur) stukspringen of smelten en de doorgang voor het bluswater, eventueel met schuimconcentraat, vrijgeven. De vorm van de sproeier en de spreidplaat zorgen voor een keurig gespreide ‘douche’ die een brand in toom houdt en in veel gevallen zelfs al dooft voordat de brandweer ter
| 03
Sprinklermeldcentrales;
Dräger S5000 plaatse is. Een sprinklerinstallatie is autonoom. Dat wil zeggen dat de installatie, behalve het stukspringen van de zekeringen, geen extern commando of sturing behoeft. Omdat een waterleidingbedrijf onvoldoende garantie kan bieden op aanwezigheid van waterdruk en op de bestemming veelal onvoldoende capaciteit biedt, is een ‘eigen’ water voorraad vereist. Bewaking; de sprinklermeldcentrale Een sprinklermeldcentrale bewaakt de sprinklerinstallatie, en komt in actie als de sprinkler in werking komt of als deze om wat voor reden dan ook niet functioneel zou zijn. Deze voorziening is zeker niet het kostbaarste deel van de installatie, maar het is wel onontbeerlijk: het voorkomt disfunctioneren als er brand uitbreekt. De sprinklermeldcentrale ontvangt daartoe signalen van diverse sensoren, drukschakelaars, alarmkleppen en stromingschakelaars van het sprinklersysteem op verschillende ingangen. Deze ingangen kunnen zowel centraal in de sprinklermeldcentrale als ook decentraal middels een 2-draads lusbekabeling bij de te bewaken componenten worden aangeboden. Zo worden o.a. de watervoorraad, de druk in het systeem en het in werking treden van een blussing permanent bewaakt. De sprinklermeldcentrale zal op grond van deze gegevens de aanwezigen alarmeren, de benodigde sturingen uitvoeren (bijv. branddeuren sluiten) en doormelding van een alarm of storing verzorgen. Zonder een bewakingssysteem kan de in de voorschriften vereiste 99,7 % beschikbaarheid van het sprinklersysteem niet worden gegarandeerd. VAS en de EN 12845 Bij de aanleg van sprinklerinstallaties waarborgt een uitgebreide serie voorschriften de effectiviteit en bedrijfszekerheid van de installatie. Installateurs
hanteren doorgaans de al enigszins gedateerde VAS (Voorschriften voor Automatische Sprinklerinstallaties), hoewel er een Europese Norm is: de EN 12845 (Vaste brandblusinstallaties – Automatische sprinklerinstallaties – Ontwerp, installatie en onderhoud). Hierop is een nationale aanvulling in voorbereiding: de Ontw. NEN 1073. Dräger S5000 Voor alle signalering en doormelding van de status van een sprinklerinstallatie is de Dräger S5000 sprinklermeldcentrale een betrouwbare partner. De S5000 wordt standaard geleverd in een 19 inch apparatenkast die is voorzien van de benodigde indicatoren en in de pompkamer gemonteerd kan worden. Ook is het mogelijk de Dräger S5000 als een gecombineerde sprinkler/brandmeldcentrale te leveren. Als laatste optie kan een Dräger S5000 sprinklermeldcentrale als zelfstandig werkende centrale in het netwerk van een D5000 brandmeldinstallatie opgenomen worden. Door deze verschillende configuraties zijn vaak aanzienlijke besparingen op bekabeling te realiseren. Uiteraard voldoen alle onderdelen aan de toepasselijke eisen en is het systeem in hoge mate flexibel en uitbreidbaar. Installateurs kunnen bovendien rekenen op deskundige ondersteuningdoor Dräger. De afdeling branddetectie van Dräger verschaft desgewenst graag nadere uitleg: (079) 344 48 45.
De Dräger S5000
ST-1207-2003
ST-2233-2003
04 |
Het extra risico van brandweerduiken Duiken in open water blijft een risicovolle bezigheid. Dat geldt voor recreatief duiken maar meer nog voor het ‘brandweerduiken’, waar de risico’s in grote mate afhankelijk zijn van de omstandigheden en waar veelal grote haast geboden is; tenslotte is er een dringende taak te vervullen. Daarbij geldt dat recreatief duiken zich nog ongestraft aan regelgeving in Arbowet en Duikbesluit kan onttrekken, terwijl brandweerduiken werk onder gezagsverhouding is. Regels zijn in dat geval bindend. Alle Nederlandse duikers zijn bekend met de algemeen aanvaarde, internationaal gekende richtlijnen om veilig te duiken. Waar het brandweerduiken betreft wordt daarop toezicht gehouden door bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Waar de regelgeving ruimte biedt voor eigen interpretatie, leidt dat in de duikpraktijk tot vele verschillende manieren van invulling. “Er zijn in Nederland geen drie brandweerkorpsen te vinden die op dezelfde manier duiken”, aldus Lex Tillart, voorzitter van het Platform Bestrijding Waterongevallen tijdens het Symposium
Veiligheid Brandweerduiken, dat op 30 oktober vorig jaar plaatsvond op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Kern van de zaak: veilig reddingduiken moet worden gewaarborgd. Liefst op een uniforme manier en zonder stapels extra ‘papieren’ voorschriften. Praktische aandachtspunten Bij het brandweerduiken dient met een overstelpende hoeveelheid factoren rekening te worden gehouden. En dat onder tijdsdruk. Internationale richtlijnen en, meer in het bijzonder, resultaten van onderzoek na recente ongevallen roepen om een uniforme beheersmatige aanpak. ‘Best practices’ moeten worden verbreid en nagevolgd. Het kan niet genoeg worden benadrukt dat er een eenduidige
| 05
Het extra risico van brandweerduiken
ST-9430-2006
taakverdeling moet zijn tussen bevelvoerder, duikploegleider, duikers, reserveduiker en seinlijnhouder. Duidelijke afspraken aangaande ‘wie doet wat?’ zijn vooral bij calamiteiten goud waard. Ook tijdens trainingen zal dit uitvoerig aan de orde moeten komen. Verder is het zaak om goed uit te loden in plaats van zo zwaar mogelijk naar beneden te gaan. Communicatie is verplicht. Het verantwoord gebruik van (drijvende) seinlijnen krijgt nadruk: de duiker moet letten op een juiste loop, doorsnijden is slechts in uiterste nood een optie. Risico’s van haken en noodsluitingen zijn bekend en onder controle. Een regelmatige buddycheck blijft vereist. Het gebruik van een extra zeslitercilinder (duiken met dubbelzes) vergroot de inzettijd aanzienlijk, en beperkt bovendien de benodigde hoeveelheid ballastlood. Het duiken onder stress en op grotere diepte zorgen voor een veel groter luchtverbruik, net als extra fysieke belasting. Een te kleine of niet geheel gevulde cilinder en het trimmen met lucht uit de reguliere voorraad beperken de inzettijd nog meer, waardoor het ‘alarm reservelucht’ onverwacht snel komt. Noodprocedures moeten regelmatig worden getraind. Om de genoemde problemen te onder vangen zijn er tal van beheersmaatregelen; preventief zowel als reactief.
Dräger duikapparatuur Een van de preventieve maatregelen is het gebruik van een accuraat en overzichtelijk registratiesysteem tijdens de duikinzet. Het Dräger ‘Regisbord’ is speciaal ontwikkeld voor brandweerduiken (zie tekstkader). Uiteraard moeten alle middelen aan de eisen voldoen. Dräger biedt de NEN-EN 250 goedgekeurde, innovatieve PSS-DIVE. Een systeem met gewichtzakken en ingebouwde vleugelvormige blaas als drijfregeling. Het draagsysteem kan één of twee flessen bevatten en een 0,5 liter 200 bar vluchtademluchtfles is optioneel. Het Panorama Nova Dive duikmasker, uitgerust met de UT 402 onderwater duiktelefoon, verzorgt de best mogelijke communicatie. Uiteraard maken ook drijvende signaallijnen en andere vereiste onderdelen en hulpmiddelen deel uit van het uitgebreide ‘onderwaterprogramma’. Dräger staat niet slechts langs de kant, maar loopt voorop als het om veilige innovatie gaat, ook onder het oppervlak. Voor meer informatie: (079) 344 47 77 Zie ook de publicatie ‘Veilig brandweerduiken beschouwd’ van de IOOV.
ST-7835-2003
06 |
Veilige snuffelaars waken over onze omgevingslucht Koolwaterstoffen of organische verbindingen zijn verbindingen van koolstof (C) en waterstof (H). Ze worden gebruikt als brandstoffen (methaan, butaan, propaan), als oplosmiddelen in verf en drukinkt (terpentine, wasbenzine) of als grondstoffen voor bijvoorbeeld de fabricage van plastics. De kleinere moleculen, met slechts enkele koolstofen waterstofatomen, doen zich bij kamertemperatuur voor als een gas, terwijl de grotere als vloeistof of zelfs vaste stof voorkomen (bijvoorbeeld paraffine). Vloeibare koolwaterstoffen zullen echter damp vormen en kunnen op die manier met de aanwezige omgevingslucht een brandbaar of explosief mengsel vormen. Bovendien zijn de meeste giftig of zelfs kankerverwekkend. Redenen genoeg om r voorzichtig mee om te gaan. Risico’s Koolwaterstoffen vormen op twee manieren een risico: gemengd met zuurstof (in de lucht) zijn ze in meer of mindere mate brandbaar of explosief, en ze
vormen een bedreiging voor de gezondheid. Voor de explosiviteit geldt dat brandbare gassen of dampen pas vanaf een zekere concentratie kunnen ontploffen (LEL ofwel Lower Explosion Limit). Twintig procent van deze waarde geldt doorgaans als de limiet in bewaakte ruimten. Daarnaast zijn er dus de gezondheidsrisico’s; in hogere concentraties kunnen koolwaterstoffen bedwelmend werken en verdringen ze de voor de mens zo noodzakelijke zuurstof. In lagere concentraties kunnen sommige koolwaterstoffen bij herhaalde en langdurige blootstelling toxicologische effecten zoals bijvoorbeeld het organisch psychosyndroom OPS of schildersziekte) of kanker veroorzaken.
| 07
Veilige snuffelaars
Regels en eisen Koolwaterstoffen zijn alomtegenwoordig. Niet alleen op (petro-) chemische industrieterreinen of bij pompstations worden ze aangetroffen, maar er valt ook te denken aan opslagplaatsen voor gasflessen, parkeergarages of aan een stookruimte in een gebouw (ketelhuis). Een ketelhuis is bij voorkeur gesitueerd op het dak, en niet in de kelder. De ventilatiemogelijkheden zijn op het dak beter, en de kracht van een optredende explosie kan gemakkelijker ‘weg’. Voor een bestaand ketelhuis dat op een minder veilige plaats zit, is een stationair gasdetectiesysteem op zijn minst aan te bevelen. Gasflessen, een andere risicobron, worden bijvoorbeeld onder een afdak in de buitenlucht opgeslagen. In alle ‘bouwkundig omsloten ruimten’ kunnen gassen en dampen blijven hangen en zullen deze dus een risico vormen. Bij ernstige explosierisico’s wordt een dergelijke plaats aangemerkt als Ex-zone en zijn de zeer strenge eisen zoals gesteld in de Europese ATEX-regelgeving
ST-5619-2004
ST-XXXX-2008
waken over onze omgevingslucht
van kracht. Daarbij moet vooral worden gedacht aan de (petro)chemie, laboratoria, de industrie en op- en overslagplaatsen (dat kan ook in de open lucht zijn). Geforceerde ventilatie en gasdetectiesystemen kunnen verplicht worden gesteld. Instanties zoals de Arbeidsinspectie, gemeenten en brandweer zien hierop toe. Daarnaast kan een verzekeraar zijn eigen (aanvullende) eisen stellen. Als hieraan niet wordt voldaan, wordt geen dekking verleend, of – als na een incident blijkt dat de zaken niet conform de poliseisen waren geregeld – wordt niet tot vergoeding van de schade overgegaan. Als er een detectie-installatie wordt aangebracht in een Ex ‘gas zone’ of een Ex ‘dust zone’ (explosierisico veroorzaakt door gas of damp respectievelijk door stof of poeders) moet deze ook aan eisen voldoen. Gasdetectoren mogen zelf nimmer een ontstekingsbron vormen en de aangekoppelde centrale moet voorzienzijn van het zogenaamde ‘ATEX Measurement Approval’ als het systeem dient om het explosiegevaar te bewaken en
08 |
‘in het proces kan ingrijpen’. Het Measurement Approval garandeert niet alleen een betrouwbare detectie, maar ook adequate sturing en alarmering, te allen tijde. Gasdetectietechnieken Explosiegevaar wordt gemeten met behulp van twee soorten sensoren: infrarood en katalytisch. Een infraroodsensor bespeurt de aanwezigheid van een bepaalde koolwaterstof doordat er een zeer specifieke kleur licht wordt geabsorbeerd door dit gas. Een voorbeeld van een stationaire infrarood detector is de PIR 7000; een voorbeeld van een por table infrarood detector is de X-am 7000. Het katalytische type oxideert (verbrandt) de aanwezige koolwaterstof, hetgeen een temperatuurverhoging veroorzaakt met als gevolg een weerstandsverandering, die recht evenredig is met de hoeveelheid verbrand gas. Een voorbeeld van een stationaire katalytische detector is de PEX 3000, terwijl de portables van het type X-am 2000 tot 7000 kunnen worden uitgerust met katalytische sensoren. Om gezondheidswaarden (toxiciteit) te kunnen bewaken, dient in een laag (gevoelig) meetbereik gedetecteerd te worden. Voor het meten van concentraties beneden de wettelijke grenswaarden worden hiervoor veelal elektrochemische sensoren toegepast. In dit type sensor gaat een elektrolyt (zuur) een reactie aan met een gas, waardoor de elektrische stroom tussen elektroden wordt beïnvloed. De Polytron 7000 is een voorbeeld van een stationair toegepaste elektrochemische sensor. Op het terrein van de portables gelden de Pac 3000 tot en met -7000 als instrumenten die ook van elektrochemische sensoren gebruikmaken.
dat zelf ook besturingstaken uit kan voeren. Bij het ‘vooralarmniveau’ kunnen ventilatiesystemen worden ‘opgeregeld’, terwijl de overschrijding van een volgende kritische grens bijvoorbeeld gaskleppen sluit of de spanningsvoorziening naar niet-explosieveilige componenten afschakelt. De I/O (input/ output) laat diverse koppelingen met andere systemen toe. Schakelcontacten voorzien in vele mogelijkheden van aansturen, alarmeren en doormelden. Draagbare detectie Soms zijn werknemers vanuit hun taak gedwongen het gevaar ‘achterna te reizen’ (brandweer, onderhoudsploegen) of werken zij bij voortduring in risicovolle omgevingen. In dergelijke gevallen is persoonlijke detectie gewenst. Compacte, op de per- soon gedragen detectoren bewaken gezondheidsrisico’s en/of explosiegevaar in de directe omgeving van de gebruiker. Een doordachte combinatie van elektrochemische sensoren, PID-technologie, Kat Ex-sensoren of IR-sensoren van Dräger maakt een instrument zeer geschikt voor het detecteren van voornamelijk toxisch gevaar, ook in Ex-zones. Persoonlijke detectoren zullen nooit een stationair systeem kunnen vervangen, of andersom. Zij vullen elkaar aan. Per proces, taak of werksituatie moet de keuze - of combinatie - van detectiesystemen woren bepaald. Dräger helpt graag en met kennis van zaken om de beschreven risico’s terug te brengen tot het gewenste aanvaardbare niveau.
ST-6066-2004
Stationaire detectie Een stationair gasdetectiesysteem is ‘gebied- of ruimtegebonden’, detecteert continue (24/7), en voorziet over het algemeen niet slechts in een alarmsignalering: het is een bewakingssysteem
| 09
Dräger op IVIC en IVVP 2009 Snel na het verschijnen van deze NieuwsDräger kan de bezoeker van de Internationale Vakbeurs Incidentmanagement, Crisisbeheersing & Rampenbestrijding (IVIC) hernieuwd kennismaken met Dräger en met vele nieuwe en relevante producten. Van 13 tot en met 16 mei is Dräger present op het 320 hectare metende terrein van de voormalige Vliegbasis Valkenburg (Katwijk). Dräger zal overigens niet aanwezig zijn op de Brandweer Vakdagen, een maand later. Hands-on met Dräger ademlucht De IVIC heeft inmiddels bewezen een praktisch en dynamisch evenement te zijn. Geen statische expositie, maar interactief en met nadruk op demonstraties en eigen deelname van de bezoekers. Dräger stelt in samenwerking met brandweertrainingen.nl en veiligheidspaspoort.nl op deze eerste lustrumbeurs brandweerlieden – met diploma manschap – in de gelegenheid de nieuwste ademluchttoestellen te proberen. Deelname aan de IVICoefencarrousel levert bovendien afgetekende oefenkaarten op als aanvulling op het persoonlijke veiligheidspaspoort. Gratis inschrijven is mogelijk via de diverse hier onder genoemde websites, maar niet meer op de beurs zelf. Uiteraard zal ook een keur van Dräger adembeschermingsartikelen worden getoond, waaronder FPS 7000 maskers met ingebouwde communicatie, Drägers nieuwste PSS 7000 ademluchttoestellen en het intelligente Bodyguard 7000 draagstel met mandown alarm, optioneel head-up-display (HUD) en Quick Connect cilinderkoppeling. De mogelijk-
heden van de Bodyguard 7000 omvatten datalogging, persoonlijke ID en automatische instelling van voorkeurssettings. Alles is te zien en wordt uitgelegd tijdens de beurs. Dräger heet u van harte welkom op de stand en de speciale oefenbaan van brandweertrainingen.nl! Naast de vele Dräger producten voor brandweertoepassingen zullen ook brandweergerelateerde producten uit het assortiment van het Safety Service Center worden getoond. Zo zijn onder andere een krachtige overdrukventilator voor het uitdrijven van rook bij brand en een handzame draagbare watermistbrandblusser aanwezig, die ook nog eens eenvoudig hervulbaar is. IVVP Op de IVVP tonen we natuurlijk de nieuwe Alcotest 7510 en geven we u volop de gelegenheid zelf de beloofde gebruiksvriendelijkheid uitgebreid te testen.
10 |
20 bar cascade D-6497-2009
leefluchtsystemen Dräger Safety Solutions vergroot het ‘werkbereik’ Als ademlucht wordt gedistribueerd via leidingen en slangen gelden er beperkingen voor de afstanden die kunnen worden overbrugd. Dat kan een ernstige – zoniet cruciale – beperking vormen. Vaste leidingen voor distributie van leeflucht zijn meestal uitgevoerd als een forse ringleiding of hebben een ‘boomstuctuur’ waarin de leidingdiameter trapsgewijs afneemt naarmate de afstand van de compressor toeneemt. Nabij de compressor is een flink buffervat aangebracht dat tijdelijk in een groot debiet voorziet. Hoe dunner en langer een leiding is, hoe groter de weerstand, waardoor er bij een forse doorstroom een duidelijke drukval optreedt. Een nominale werkdruk van acht bar is de standaard, maar slangen mogen dan niet langer zijn dan vijftig meter om voldoende luchttoevoer te waarborgen. Bovendien is het aansluiten van meerdere geventileerde chemicaliënpakken en gelaatsmaskers of verseluchtkappen dan snel teveel gevraagd. Een enkel geventileerd gas- of chemicaliënpak verbruikt al snel 200 liter per minuut en behalve de compressor moeten ook het leidingstelsel en de
slangen geschikt zijn om in de vraag te voorzien zonder dat de druk onaanvaardbaar ver daalt. Twintig bar Bij gebruik van onafhankelijke adembescherming moeten soms flinke afstanden met slangen worden overbrugd. Een lastige route naar de plaats van bestemming of een omsloten ruimte met een hooggelegen entree vraagt om een oplossing. Een van de oplossingen die Dräger Safety Solutions met succes toepast is het werken met een hogere werkdruk, waarna de druk in twee trappen (cascades) wordt gereduceerd. Door het toepassen van een compressor met hoge werkdruk (300 bar, gereduceerd naar nominaal 20 bar) kan een distributienetwerk verder worden uitgebreid. Een handzaam verdeelstuk, voorzien van een reduceerventiel en eventueel slanghaspels verzorgt
D-6475-2009
| 11
vervolgens de tweede drukreductie naar 8 bar. Vanaf dat punt (vast of uitgevoerd als handzaam ‘steekwagentje’) is de gebruikelijke 50 meter slanglengte beschikbaar. Voordelen Vaste ringleidingleefluchtsystemen en compressoren zijn berekend op een zeker maximaal debiet. Niet alle aansluitpunten zijn tegelijk maximaal te belasten, maar er is een zekere gelijktijdigheidsfactor waarmee in het ontwerp rekening is gehouden. Tijdens onderhoudsacties of calamiteiten kan het systeem tekortschieten. Uiteraard is dat onwenselijk en zullen er dan (tijdelijke) extra voorzieningen moeten worden getroffen. Een gecascadeerd 20 bar-systeem rekent af met deze beperking. Bijvoorbeeld een container waarin zich compressoren bevinden kan met dit systeem op een veiligere afstand van de werkplek of gevarenzone worden geplaatst en de mogelijkheden tot het uitverdelen van leeflucht worden fors vergroot. Met betrekking tot de mogelijkheden van upgrade van bestaande systemen en de beschikbare verplaatsbare 20 bar leefluchtvoorzieningengeeft Dräger Safety Solutions graag uitleg: (079) 344 46 86.
12 |
‘Laat je niet flessen!’ Multifunctionele Alcotest 7510 Vuurdoop op jeugdcarnaval Niet geheel toevallig aan de vooravond van het carnaval, op vrijdag 20 februari 2009, is Dräger te gast op het regionaal hoofdbureau van de politie Brabant Zuid-Oost te Eindhoven.
Jakob de Vries, accountmanager, levert de eerste serie van dertien exemplaren van het nieuwe ademtestapparaat Alcotest 7510 af aan enige kopstukken van de politie en aan Judith Strijbos, beleidsmedewerker Welzijn van de gemeente Veldhoven, die al de volgende dag als eerste gebruiker aan de slag gaat met de apparatuur. Tijdens een speciaal carnavalsfeest voor tieners van 12 tot en met 17 jaar in een feesttent van café- zaal Sint Joris in Veldhoven worden alle jeugdige bezoekers bij de entree gevraagd te blazen. Hiermee wordt bepaald in hoeverre de bezoekers van te voren hebben ‘ingedronken’. De uitbater van het café werkt van harte mee aan de actie. De uitslag van de test blijft niet zonder gevolgen: aangeschoten jongeren lopen de kans om, afhankelijk van de resultaten en hun leeftijd, te worden weggestuurd of zelfs afgevoerd naar de alcoholpolikliniek. Bij de ouders van ‘positieven’ onder de 16 valt bovendien een brief op de mat, ondertekend door de burgemeester. De praktijk en de testresultaten Op zaterdag 21 februari hebben een team van politieagenten en twee medewerkers van de gemeente Veldhoven 460 jonge bezoekers getest. Judith Strijbos: “De actie was een succes en de jeugd werkte goed mee. We hebben 42 ‘positieve’
| 13
ST-234-2008
testresultaten genoteerd, met een vijftienjarige die 1,54 promille scoorde als koploper. Dat baarde ons wel zorgen. Het testen ging overigens veel sneller dan onze administratie. Ik begrijp dat het testapparaat daar ook allerlei mogelijkheden voor biedt; wellicht iets voor een volgende keer. Ik heb ongeveer drie minuten instructie gehad en red me nu al prima met de ‘7510’. Hij is lekker snel en er kan niets fout gaan; het meeste werk hadden we nog aan het uitpakken van de steriel verpakte mondstukjes. Na gebruik schiet je het gebruikte tuitje in één handbeweging in de prullenbak. Tijdens de tweede avond, maandag de 23e, was het preventieve effect van de eerste controleavond al merkbaar. De zaal was weer gezellig vol. We hebben toen ‘slechts’ 27 jeugdigen van de in totaal 643 carnavalsgangers positief bevonden. Van de drinkers onder de 16 was het gemiddelde promillage 0,39 promille, van de 16- en 17-jarige ‘positieven’ 0,41 promille. Jongens bleken gemiddeld zwaarder onder invloed dan meisjes: 0,43 tegen 0,29 promille. Binnen het project gaan we zeker kijken hoe deze actie in de regio vervolgd kan worden.” Alcotest 7510 breed inzetbaar De gebruikte Alcotest 7510 is ontworpen voor multifunctionele inzet: hij is (na invoeren van een code) omschakelbaar van jeugdgebruik naar gebruik bij verkeerscontroles. Wanneer jongeren blazen is het promillage direct af te lezen. Bij verkeerscontroles is na blazen de wettelijke P-, P/A-, A- en F-indicatie zichtbaar op het display. Dräger alcoholtest apparatuur: (079) 344 47 77.
14 |
Dräger RPS 3500 Reddingspakketsysteem Voorziet ook in extra lucht Het primaire gebruiksdoel van het RPS 3500 reddingspakket is het snel van lucht voorzien van slachtoffers of (brandweer)collega’s die vastzitten in gevaarlijke omgevingen. Het bestaat uit een versterkte draagtas, een drukreduceerventiel met waarschuwingseenheid, een manometer en een (optioneel) reddingsmasker.
Het ‘tweede’ gebruiksdoel Ieder onafhankelijk adembeschermingssysteem dat werkt met een eigen cilinder heeft een beperkte inzettijd. Op zeker moment zal de cilinder moeten worden gewisseld. Dat moment komt niet altijd gelegen. Als er gewerkt wordt op een lastig bereikbare plek, op grote afstand of als de gebruiker van ademlucht ook een gaspak moet dragen gaat daar veel kostbare tijd mee verloren. De RPS 3500 biedt uitkomst: de set kan via een slang en een snelkoppeling op het middendrukcircuit worden aangekoppeld en zo de inzettijd verlengen of de voorraad in de eerste cilinder sparen. Aanlooplucht Als er gewerkt moet worden in tunnels of in besloten ruimten waar het betreden veel tijd kost, kan de RPS 3500 worden gebruikt als ‘aanloopluchtvoorziening’, die wordt afgekoppeld zodra de werkzaamheden aanvangen. De extra luchtvoorziening kan nabij de werkplek of op een strategische plaats ergens halverwege de toegangsroute worden achtergelaten, zodat deze indien nodig snel beschikbaar is. Dat kan zijn als externe voorraad voor een collega of (als er een
vluchtkap is meegenomen) voor een mogelijk slachtoffer. De RPS 3500 kan indien nodig in extra lucht voorzien op de terugweg naar buiten. Ademlucht bij gaspakgebruik Voor werk in een gas- of chemicaliënpak, waarbij de eigen ademluchtcilinder zich onder het pak bevindt, is wisselen een tijdrovende zaak. Dat geldt met name als er gedecontamineerd moet worden. Voor dit doel zijn doorgaans speciale ‘karretjes’ in gebruik die de luchtvoorziening overnemen gedurende de periode dat de pakdrager onder de douche staat. De RPS 3500 kan deze rol overnemen en de slanglengte staat toe dat de rugzak met cilinder buiten de decontaminatieruimte blijft. Zeker als het RPS 3500 reddingspakket al deel uitmaakt van de uitrusting op de werklocatie is het nuttig om de extra gebruiksmogelijkheden in het achterhoofd te houden. Voor informatie over het Dräger RPS 3500 reddingspakket: (079) 344 47 77
D-6952-2009
De set kan voorzien worden van een 300 bar standaardcilinder (tot 9 liter). De RPS 3500 is echter ontworpen met een tweede gebruiksdoel dat tot op heden minder aandacht heeft gekregen dan het verdient.
| 15
INNAME VAN VEILIGE LUCHT VERZEKERD
Ademlucht bewaakt Onafhankelijke adembescherming vereist schone lucht. Schone lucht die we meestal verkrijgen door buitenlucht te comprimeren en in een speciaal daarvoor bestemde ademluchtcilinder te persen.
De buitenlucht blijft daarbij een onzekere factor. Wat is er logischer dan het permanent monitoren van de kwaliteit van de ingenomen lucht? Dräger heeft er de systemen voor. Het risico Ademlucht die via een compressor wordt toegevoerd aan verseluchtkappen of gelaatsmaskers wordt gefilterd om te worden ontdaan van o.a. oliesporen en -geuren, aerosolen en waterdamp. Conditioneringapparaten met filters zijn echter niet gemaakt om de lucht te zuiveren van CO, CO2, H2S, koolwaterstoffen en andere verontreinigingen die al in de buitenlucht aanwezig kunnen zijn. Afhankelijk van de plaats waar de lucht door de compressor wordt ingenomen en de omstandigheden op het moment van aanzuiging kan er flink wat misgaan. Een uitruk met een tankautospuit of zelfs een verkeerde windrichting in combinatie met zekere industriële activiteiten of biologische processen kan funeste gevolgen hebben voor de kwaliteit van de lucht waarmee ademluchtcilinders worden gevuld. Steekproefsgewijze controles zijn niet betrouwbaar als het incidentele pieken in de graad van verontreiniging betreft. Continue bemonstering De ingenomen lucht kan ‘standaard’ worden bemonsterd op de aanwezigheid van schadelijke concentraties CO, CO2, H2S en CH4. Hiertoe wordt
deze langs een aantal sensoren geleid. Bij het overschrijden van de wettelijke grenswaarde (of een zelf gedefinieerde drempel) wordt een alarm gegenereerd en kan de inname van lucht automatisch worden gestopt. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld op (petrochemische) industrieterreinen, kan op bepaalde te verwachten risicogassen worden gemeten. Een dergelijke installatie is maatwerk, want bemonstering van de lucht op bijvoorbeeld H2S geschiedt in de inlaat vóór de compressor, terwijl veel andere gassen het beste na de compressie gemeten kunnen worden. Daarbij biedt meting na de compressor tevens de mogelijkheid om eventuele ongerechtigheden die door de compressor aan de lucht worden toegevoegd – zie ook de NieuwsDräger editie 1 van 2008 – te detecteren. Zekerheid Alle risico’s moeten zo dicht mogelijk bij de bron worden aangepakt. Een voortdurende automatische bewaking biedt de gebruiker de garantie dat de ingenomen lucht aan de normen blijft voldoen. Dräger heeft de systemen en kan ook bestaande installaties uitrusten met de juiste techniek.
16 |
DRÄGER OPLEIDINGSCENTRUM BIEDT CURSUS ‘GASVRIJ GEVEN ZEECONTAINERS’
Containers waar een luchtje aan zit Met grote regelmaat worden containers aangetroffen waarin zich giftig gas bevindt. Dat gegeven hoeft geen verrassing te zijn, omdat alle bekistingshout en pallets volgens internationale afspraken ontdaan moeten zijn van parasieten. Als dat door ‘gassing’ is gebeurd kan het een fors gezondheidsrisico betekenen voor de consument van de goederen en voor degenen die de container openen. Een op de vijf containers bevat meer gas dan volgens de Nederlandse wettelijke grenswaarden is toegestaan tijdens menselijk verblijf. In een op de tweehonderd gevallen is de atmosfeer zelfs dodelijk. Helaas heeft dat al tot ernstige arbeidsongevallen geleid. ISPM 15 Nationale overheden zijn beducht op import van organismen die het bestaande ecosysteem kunnen verstoren (als voorbeeld: de import van konijnen in Australië heeft een plaag veroorzaakt die reeds decennia voortduurt). Tijdens ieder transport is er een kans dat insecten of andere kleine levende organismen worden ‘meeverscheept’. Dat is niet erg als de soort zowel op de plaats van herkomst als op de bestemming reeds voorkomt. Bij intercontinentaal transport kunnen op deze wijze echter ook geheel nieuwe soorten worden geïntroduceerd, soms met desastreuze gevolgen
voor het bestaande ecologische evenwicht. Om deze reden heeft de Food and Agricultural Organization (FAO) in 2002 de International Phytosanitary Measure (ISPM 15) uitgevaardigd. Deze regeling beoogt de bescherming van het plantaardig leven en eist dat alle (verpakkings-) hout wordt behandeld, met name om te voorkomen dat uitheemse insecten en nematoden (aaltjes) worden verspreid. Gassing Bulkladingen, hout en de inhoud van containers kunnen op diverse manieren worden behandeld. Thermisch, met straling of middels giftige gassen. Dat gebeurt niet slechts onder druk van de genoemde ISPM 15, maar ook om bederf van producten tegen te gaan. Een grote variëteit van schadelijke stoffen wordt in containers aangetroffen. Methylbromide (CH3Br) en fosfine (PH3) zijn voorbeelden van gassen die zeer schadelijk zijn voor de mens (ze tasten beide het zenuwstelsel en de organen aan) maar die desondanks veelvuldig voor gassingen worden gebruikt. Het zijn goedkope en relatief eenvoudig te fabriceren chemicaliën,
| 17
Containers waar een luchtje aan zit die daarom aan de andere zijde van de aardbol op grote schaal worden toegepast, soms zelfs zonder enige kennis van zaken. De verplichte bestickering van containers blijft vaak achterwege. Een verbod op gassing lijkt op afzienbare termijn niet haalbaar. Opleiding noodzaak Het Ministerie van VROM, de nationale regelgever op het gebied van containergassing en de daaraan verbonden risico’s volgt de ontwikkelingen nauwgezet en is volop bezig met het beleid (zie kader). Vanwege de schaalgrootte waarop het probleem zich openbaart en de niet te onderschatten gevolgen, zijn doortastende maatregelen vereist. Niet alleen Douane, Arbeidsinspectie en verladers voelen de noodzaak tot het verwerven van kennis en vaardigheden om de risico’s met kennis van zaken te lijf te gaan. Ook transporteurs laten zich opleiden om containers te bemeten en 'gasvrij' te mogen geven. Een in China opgestelde gasvrijverklaring is niet rechtsgeldig omdat het gebruikte gas veelal in de container wordt ontwikkeld of alsnog ‘uitdampt’ uit poreus materiaal. Meten op de plaats van bestemming is de enige verantwoorde handelwijze. Training door het Dräger OpleidingsCentrum Methoden van meting, herkenning van middelen, kennis van gebruikte ‘gassingstechnieken’, omgang
met gasdetectieapparatuur (de diverse sensoren en meetbuisjes), gezondheidseffecten, grenswaarden, maatregelen om blootstelling te voorkomen en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn, naast de achtergronden van gassing, onderdeel van de intensieve driedaagse opleiding tot gasmeetdeskundige. Het beteugelen van de gevaren van gegaste containers begint met degelijk onderricht. Sinds 2002 staat de gespecialiseerde opleiding voor het gasvrij geven van zeecontainers en bulkladingen (‘Gasmeetdeskundige’) op het programma van het Dräger OpleidingsCentrum. Dräger heeft internationaal zitting in diverse normcommissies, ontwikkelt en produceert zowel adembeschermingsapparatuur als gasdetectiebuisjes en -instrumenten en beschikt over een zeer modern laboratorium in Duitsland, dat de ontwikkelingen op het gebied van nieuw toegepaste of aangetroffen gassen, de technieken en de gevaren op de voet volgt. Dat betekent dat Dräger de materie als geen ander doorgrondt en steeds een aanzienlijke voorsprong heeft waar het gaat om het ‘met raad-en-daad’ terzijde staan van haar klanten bij het bemeten van containers in de dagelijkse praktijk. Goede risicopreventie duldt geen afwachtende houding! Het Dräger OpleidingsCentrum is bereikbaar op (079) 344 47 50.
18 |
GECERTIFICEERD ONDERHOUD VOORKOMT ONGELUKKEN
Compressoren vaak kind van de rekening
ST-7199-2008
| 19
20 |
ST-XXXX-2008
Strenge handhaving van complexe Europese en nationale regels
| 21
PED-richtlijn en Praktijkregels voor drukapparatuur Vulinstallaties voor ademlucht voorzien van buffercilinders moeten sinds jaar en dag aan een zwaar pakket van eisen voldoen. Een CE-markering (Conformité Européenne) op een compressor is niet voldoende. In Nederland is dan bijvoorbeeld ook een zogenaamde ‘keuring voor ingebruikname’ (KVI) vereist. Die moet bovendien periodiek worden herhaald, ook na demontage, ombouw of revisie van een vulinstallatie. Dat is niet voor niets: een drukvat dat 300 bar lucht in toom moet houden is een flinke bom. Dräger kent de ‘ins-and-outs’ en zorgt voor een veilige installatie met de juiste papieren. CE; de PED-richtlijn CE-markering is inmiddels een bekend verschijnsel. Het CE-logo en de bijbehorende conformiteitsverklaring waarborgen dat het product (in nieuwstaat) voldoet aan de toepasselijke Europese richtlijnen. Een compressor is een machine die dus aan de Machinerichtlijn moet voldoen. Boven een druk van 0,5 bar en een inhoud van 1 liter komt daar bovendien de PED-richtlijn (Pressure Equipment Directive) bij. Het aanbrengen van de CE-markering is een plicht voor de fabrikant van de apparatuur of de bouwer van de installatie. Eenieder die besluit een installatie samen te stellen, om te bouwen of aan te passen, wordt door de wetgever beschouwd als fabrikant. Zodra een CEgemarkeerde compressor en een dito voorraadcilinder of vulbalk aaneen worden gekoppeld, ontstaat er een nieuw samenstel dat als geheel een hernieuwde beoordeling moet ondergaan. Bij CE-markering van drukapparatuur is een Notified Body (NoBo) betrokken, die de installatie of het samenstel met kennis van zaken beoordeelt. Voorbeelden van NoBo’s die zijn geautoriseerd voor conformiteitsbeoordeling (toetsing aan de PED-richtlijn) zijn Lloyds, DNV, TÜV en anderen. Dräger is gemachtigd om vulinstallaties zelf van CE-markering te voorzien. Een dergelijke installatie mag echter formeel nog niet worden gebruikt. Besluit drukapparatuur De term ‘richtlijn’ geeft aan dat er op verschillende manieren invulling aan kan worden gegeven. Tussen 2001 en 2005 is een aantal ministeriële regelingen en (wijzigings)besluiten vol kruisverwijzingen uitgevaardigd ter in- en aanvulling van de PED-richtlijn. Daar is een en ander niet bepaald overzichtelijker door geworden. Er is een regeling die ook installaties die niet in de handel komen onder het regime schaart (want CE is slechts verplicht op zaken die in Europa worden verhandeld), een Wijziging
Besluit en een regeling 224 die de zaken rond de KVI beschrijven en een Besluit 387 dat het aanwijsbeleid voor periodieke inspecties regelt. Het aanwijsbeleid stoelt nog op de oude regelingen van het Stoomwezen (inmiddels opgegaan in Lloyds), maar de classificatie van systemen volgt uit de PED-richtlijn. Een instituut als Kiwa mag bijvoorbeeld wel KVI’s en inspecties uitvoeren, maar is geen Notified Body voor de CE-conformiteit. Kunt u het allemaal nog volgen? Als zelfs NoBo’s en de Arbeidsinspectie grote moeite hebben met de veelheid aan regels dan kan van de eindgebruiker eigenlijk niet worden verwacht dat hij alles paraat heeft. Toch is het wel diezelfde eindgebruiker die verantwoordelijk is voor de KVI en voor het doen uitvoeren van periodieke inspecties. Periodieke inspecties De Wet op de Arbeidsomstandigheden stelt in artikel 7.4a periodieke keuring verplicht van alle arbeidsmiddelen die in de loop van het gebruik een risico kunnen gaan vormen. Regelingen en besluiten rond drukapparatuur geven de aanvullende regels. Daaruit volgen keuringsintervallen van vier, vijf of zes jaar, afhankelijk van (het onderdeel van) de installatie, het gebruik en enige andere factoren. Werkprocessen, procedures en documentatie De relatief nieuwe regelingen stellen niet slechts eisen aan de installatie, maar ook aan de documentatie van gebruiksprocessen en het vastleggen van onderhoud en procedures. Bestaande Dräger installaties voldoen in principe reeds aan alle regels en nieuwe systemen worden geleverd met een compleet ‘boekwerk’ waarin alle relevante documentatie, inclusief een servicelogboek, zijn opgenomen. Bovendien zal Dräger, hoe complex de materie ook is, graag zorgen dat een installatie bij de cliënt aantoonbaar volgens de geldende regels wordt geëxploiteerd. Een (bijna hopeloos) ingewikkelde regelgeving betekent namelijk niet dat hij terzijde gelegd mag worden. Als er onverhoopt een ongeval gebeurt, zal een werkgever nalatigheid kunnen worden verweten, zelfs als het bewuste ongeval door een onachtzaam handelende medewerker is veroorzaakt…
D-1351-2009
22 |
DRÄGER SHUTDOWN & RENTAL MANAGEMENT
Veilig en efficiënt ‘buiten bedrijf’ Chemische procesinstallaties, elektriciteitscentrales, offshore-installaties en andere industriële voorzieningen worden – veelal jaarlijks – enige tijd stilgelegd voor revisie. Dat is geen sinecure: er is in deze periode meer bedrijvigheid gaande dan tijdens de productie. Een zorgvuldige coördinatie en een strakke planning van alle extra menskracht en middelen moeten ervoor zorgen dat de werkzaamheden van alle externe aannemers tijdens de turnaround of plant-stop veilig en vlot verlopen zodat de onderbreking van de productie niet langer duurt dan strikt noodzakelijk. Dräger biedt een veilige helpende hand. Uitbesteden Ondernemingen kunnen natuurlijk het hele proces van de stillegging zelf organiseren: eigen mensen aanvullend opleiden, plannen, procedures vastleg-
gen en zodoende een interne taskforce opbouwen om de relatief korte en zeer drukke periode te ‘overleven’. In de meeste gevallen blijkt het contingent beschikbare middelen niet toereikend of kan een aanzienlijke winst worden behaald in de tijdsduur dat de installatie buiten bedrijf is. Inhuur van bekwame vaklieden en middelen van buiten geeft minder zorgen, een geringere inkomstenderving en minder kosten voor de grote hoeveelheid extra (veiligheids-)middelen die niet hoeven te worden aangeschaft, maar gehuurd voor de duur van het project. Veiligheidsmanagement De belangrijkste factor in shutdown- of plantstopmanagement is projectcoördinatie. Dräger kan conform te maken afspraken een eindverantwoordelijke projectcoördinator op de werkplek leveren
| 23
Veilig en efficiënt
die deze centrale rol zelfstandig of in nauw overleg met de opdrachtgever vervult. De coördinator houdt toezicht op de veiligheid binnen het gehele project en geeft leiding aan een team van gekwalificeerd Dräger veiligheidspersoneel. Dat team kan bestaan uit brandwachten, gasmeetdeskundigen, veiligheidswachten voor besloten ruimten, veiligheidskundigen, enz. De distributie van Dräger veiligheidsmaterialen en persoonlijke beschermingsmiddelen wordt gecoördineerd en waar nodig wordt training of instructie gegeven. VCA-eisen, (interne) bedrijfsregels en een uitgebreide kennis van management van risicovolle werkzaamheden zijn vanzelfsprekend. De coördinator is bovendien bekend met het werken in besloten ruimten, persoonlijke beschermingsmiddelen, brandbestrijding, eerste hulp en met het opstellen van een heldere rapportage. Zelf werven hoeft daarom niet. Middelen Tijdens de shutdown-fase zal een grote hoeveelheid extra veiligheidsmiddelen benodigd zijn, zoals brandblusmiddelen, gasdetectieapparatuur, adembeschermingsmiddelen, communicatiemiddelen en beluchtingsapparatuur voor ventilatie. Al deze materialen moeten bovendien worden beheerd,
ST-938-2009
ST-334-2008
‘buiten bedrijf’
gepland en onderhouden. Dräger organiseert het, ook voor derden die aan het project deelnemen. Dräger staat tevens garant voor alle extra persoonlijke beschermingsmiddelen die tijdens de piekdrukte tijdelijk noodzakelijk zijn. Gecontroleerde uitgifte en inname, instructie, onderhoud en registratie voorkomen het zoekraken of niet beschikbaar zijn van de vereiste middelen. Het ‘Safety Shop Concept’ sluit, evenals het Dräger Shutdown Management, naadloos aan bij de behoefte tijdens een shutdown. Inschakeling van Dräger Shutdown & Rental Management waarborgt een soepel verloop van de onderhoudsperiode. Een goede planning en veiligheidsondersteuning van alle betrokken partijen zal de gehele keten maximaal doen presteren. Planning en budget zijn geen blok aan het been of vage ‘target’. Dräger ontzorgt, en mag vele grote ondernemingen tot haar klanten rekenen, waaronder Esso, Shell, Dow Chemical, Total, BP, BASF en EON. Voor alle informatie over Dräger Shutdown & Rental Management: Jaap Bakker / projectcoördinator 0651238136 of
[email protected]
AA - Aald - AC - Acetal - Acetaldehyde - Acetaldehyde diethylacetal - Acetic acid - Acetic acid allyl ester - Acetic acid i-amylester - Acetic acid n-amyl ester - Acetic acid butylester - Acetic acid i-butylester - Acetic acid tert-butyl ester - Acetic acid dimethyl amide - Acetic acid ester - Acetic acid vinyl ester - Acetic aldehyde - Acetone - Acetone dimethylacetal - Acetonitrile - 1-Acetoxyethylene - Acrylic acid - Acrylic acid ethyl ester - B2A - BCHD - Benzaldehyde - Benzenamine - Benzene - BiBi - Bicyclo (2.2.1)hepta-2.5-diene Bicyclohexyl - Bicyclopentadiene - Bis(2-ethoxy- ethyl)-ether - Bis(2-methoxyethyl)-ether - Bis-trimethylsilyl-amine - 1.2-Bis-(dimethyl amino)-ethane - Boroethane - Bromine - 2-Bromo i-butyric acid ipropylester - Bromomethane 3-Bromopropene BTBAS - BuAc - 2-Butanol - i-Butanol - n-Butanol - 2-Butenal - 1-Butene - 2-Butene - i-Butene - nButene - 3-Butene-1-ol - 1-Buten3-ine - 3-Butenine-1 - 1-Buten-3one - 2-Butine - 1-Butoxybutane 2-Butoxyethanol - 1-Butoxy-2-propanol - 2-Butyl acetate - i-Butyl acetate - n-Butyl acetate - sec-Butyl acetate - tert-Butyl acetate - i-Butyl acrylate - n-Butyl acrylate - C11 - C4= C4= - C4== - Carbinol - Carbolic acid - Carbon dioxide - Carbonic acid diethyl ester - Carbonic acid dimethyl ester - Carbonic acid ethyl methyl ester - Carbon monoxide - Carbon oxychloride - Carbon tetrachloride - Carbonyl chloride - Carboxyethane - CCHO - Cellosolve - CG - CHA - 1-Chlor-2-butene - Chlorine - 1-Chlorobutane - DBPO - DC245 Fluid - DCM - 1.3-DCP - DCP - DCS - DEA - DEC - Decamethyl cyclopentasiloxane - n-Decane - 1-Decene - n-Decylene - DEK - DEMS - Desflurane - Diacetone - Di acetone alcohol - Diacetylmethane - Diamine - 1.2-Diamino ethane - Diazane - Diborane - Diboron hexahydride - Dibutylamine - N.N-Dibutyl-1-butane amine - Di-i-butylene - Di-n-butylether - Dibutyl ketone - Di-tert-butyl peroxide - N.N'-Di-tert-butylsilane diamine - 1.1-Dichloroethane - 1.2-Dichloroethane - 1.1-Dichloroethene - 1.1-Dichloroethylene - 1.2-Dichloroethylene cis - Dimethylether - Dimethyl ethinyl carbinol - N.N-Dimethylethylamin - 1.1-Dimethylethylamine - Dimethylethylamine - Dimethyl ethyl carbinol - Dimethyl formamide - N.N-Dimethyl formamide - 3.4-Dimethyl hexane - 1.1-Dimethyl hydrazine - N.N-Dimethyl hydrazine - Dimethyl ketone - Dimethyl methane - N.N-Dimethylmethane amine - ECH - EDA - EDC - EGEE - EGEEA - EGME - EMA - EMC - Enflurane - EO - EP - Epichlorohydrine - 1.2-Epoxy-3-allyloxypropane - 1.2-Epoxybutane - 1.4-Epoxybutane - 3.4-Epoxy-1-butene - 1.2Epoxy cyclohexane - 1.2-Epoxyethane - 1.2-Epoxypropane - 2.3-Epoxypropyl chloride - Erythrene - ETBE - Ethanal - Ethane - Ethane amine - 1.2-Ethane diamine - Ethanethiol - Ethanoic acid - Ethanol - Ethanoylchloride - Ethene - Ethenyl acetate - Ethenyl benzene - 4-Ethenyl cyclohexene - Ethenyl oxirane - Ethenyl trimethoxysilane - Ether - Ethine - Ethinyl dimethyl carbinol - Ethoxy carbonyl chloride - Ethoxy ethane - 2-Ethoxyethanol - Ethoxyethene - 2-Ethoxy ethylacetate - Fluorine - Fluoroethene - Fluoromethane - Fluothrane - Forane - Formal - Formaldehyde - Formaldehyde dimethylacetal - Formaldehyde ethylene acetal - Formic acid - Formic acid butyl ester - Formic acid i-butylester - Formic acid dimethyl amide - GDME - Germane - Germanium hydride - Germanium tetrachloride - Germanium tetrafluoride - Germanium tetrahydride - Germanomethane - Glycol dimethylether Glycol monoethyl ether acetate - Glycol monomethyl ether - Halon 10001 - Halothane - Hendecane - n-Heptane - 1-Heptanol - 2-Heptanone - n-Hepten - Heptene - Heptyl alcohol - 1-Heptylene - Hexafluoro-2-(fluoromethoxy)propane - Hexafluoro-1.3-butadiene - Hexahydroaniline - Hexahydrobenzene - Hexahydro-N.N-dimethyl aniline - Hexahydrophenol - Hexahydropyridine - Hexahydrotoluene - Hexamethyldisilazane - Hexamethyldisiloxane - Hexamethylene - i-Hexane - n-Hexane - 1-Hexanol - 2-Hexanone - 3-Hexanone - Hexanone - 1-Hexene - 2-Hexene - n-Hexene - Hexone - Hexyl alcohol - n-Hexylamine - HF-A - HFC 365 mfc - HMDS - HMDSO - Hydrazine - Hydrobromic acid - Hydrochloric acid - Hydrogen sulfide - IBA - iC12 - iC4= - Iodomethane - IPA - IPC - IPG - iPM - Isobutane - Isobutene - Isoflurane - Isopentane - Isoprene - 2-Isopropoxy propane - Isopropylether - Isopropylidene acetone - Ketocyclopentane - Keto pentamethylene - Ketopropane - Laughing gas - Lead tetraethyl - MAK - MBK - MCB - MCH - MeI - MEK - MeM - MeOH - Mercaptoethane - Mercaptomethane - Mesitylene - Mesityl oxide - Methacrylic acid - Methacrylic acid ethylester - Methacrylic acid methyl ester - b-Methallyl chloride - Methanal - Methane - Methylene dichloride - Methylene fluoride - Methylene glycol dimethylether - Methylene oxide - 4.7-Methylentetrahydro indene - Methyl ethanoate - Methyl ethene - 1-Methyl ethenyl benzene - 2-Methyl-2-ethoxy propane - MIBK - MIPK - MMA - MMA - MMH - MMS - MO - Monoamylamine - Monobromomethane - Monochlorobenzene Monoethylamine - Monomethylamine - Monomethyl hydrazine - Monomethyl silane - Monosilane - Morpholine - MPK - MTBE - Muratic acid - MVK - Naphthene - NBA - NBC NBM - Neohexane - Neopentane - Nitric acid - Nitric acid i-propylester - Nitric oxide - Nitrobenzene - Nitrogen dioxide - Nitrogen monoxide - Nitrogen peroxide Nitrogen trifluoride - 2-Nitro propane - Nitro-i-propane - Nitrous oxide - NMM - NMP - i-Nonane - n-Nonane - 5-Nonanone - 2.5-Norbornadiene - 2-NP - NPA - nPM - NTO - Octafluoro cyclopentene Octamethyl cyclotetrasiloxane - Octamethyl trisiloxane - i-Octane - i-Octane - n-Octane - 1Octene - Olefiant gas - OMCTS - OMTSO - 7-Oxabicyclo(4.1.0)heptane Oxirane - Oxol Oxybismethane - Oxygen - Ozone - Paracetaldehyde - Paraldehyde - PDC 1.1.1.3.3-Pentafluoro butane - Pentamethylene - Pentamethylene imine - 2.2.4.6.6-Pentamethylheptane - 2.4-Pentandione - i-Pentane - n-Pentane - 1-Pentane amine - 3-Pentanol - i-Pentanol - iPentanol - n-Pentanol - tert-Pentanol - 2-Pentanone - 3-Pentanone - 1-Pentene - i-Pentyl acetate - n-Pentyl acetate - 2-Propyl mercaptan - i-Propyl mercaptan - n-Propyl mercaptan - Propyl methyl ketone - i-Propylmethylketone - i-Propylnitrate - N-Propyl-1-propane amine - 1-Propyne - 2-Propyne-1-ol - 2-Propynyl alcohol - Prussic acid - Pseudo cumene - Pyridine - R 10 - R 1130 - R 1130a - R 1132a - R 114 - R 1140 - R 1141 - R 1150 - R 123B1 - R 1270 - R 134a - R 140a - R 141b - R 142b - R 143a - R 150 - R 150a - R 152a - R 160 - R 170 - R 20 - R 22 - R 23 - R 270 - R 280 - R 290 - R 30 - R 32 - R 365 - R 40 - R 40B1 - R 41 - R 50 - R 600 - R 600a - R 610 - R 611 - R 630 - R 631 - R 702 SBA - Selane - Silicon tetrachloride - Silicon tetrafluoride - Solvenon PnB Solvent GAC - Stannic chloride - Stibine Sulfur hexafluoride - Sulfurous oxychloride - Sulphur dioxide - Sulphuretted hydrogen - Sulphuric acid anhydride Sulphur trioxide - Suprane TAME - TBA - tBM TCS VERDERE INFORMATIE: W W W.DRAEGER.COM TDMAT - TEA - Tetraethyl plumbane - Tetraethyl silicate - 1.1.1.2-Tetrafluoro ethane - Tetrafluoro ethene Te t r a fluoroethyl difluoromethyl ether - Trimethoxy vinylsilane - Trimethyl amine - 1.2.4Trimethylbenzene 1.3.5Trimethylbenzene - Trimethyl borane - Trimethylcarbinol - Trimethylchloromethane - Trimethylene - Trimethyl methane - Trimethyl orthoformate - 2.2.4-Trimethylpentane - 2.4.4Trimethyl-1-pentene - Trimethyl silane - 2.4.6-Trimethyl-1.3.5-trioxane - Tri-n-propylamine - Tungsten hexafluoride - UDMH - n-Undecane - VAM - VC - VCM - VDF - Vinyl acetate - Vinylacetylene - Vinyl benzene - Vinyl carbinol - Vinyl chloride - Vinyl cyanide - Vinylcyclohexane - 4-Vinyl cyclohexene-1 - Vinylether - Vinylethylene - Vinyl ethyl ether - Vinylfluoride - Vinylidene chloride - Vinylidene fluoride - Vinylmethylketone - Vinyltrimethoxysilane - VTMOS - m-Xylene - o-Xylene - p-Xylene - Xylene (mixture of isomeres).
Kunnen we dit
meten?
Ja, wij wel!
Wie anders?
Of de genoemde gassen een risico voor u vormen of niet, één ding is zeker: gasdetectieapparatuur van Dräger is in staat ook zeer lage concentraties gevaarlijke gassen te meten. Zo beschermen wij over de hele wereld en in ontelbare industriële toepassingen mensen, machines en onroerend goed tegen letsel en schade.
Dräger. Techniek voor het leven.