In deze nieuwsbrief
NIEUWSBRIEF jaargang 16, nr. 16 28 oktober 2015
Volg ons op twitter: https://twitter.com/FullFinance Voor een overzicht van onze bijeenkomsten: http://www.fullfinance.nl/pe-agenda Algemeen - Makelaarsland op de benchmarkmiddag Amsterdam Fiscaal - Pensioen in eigen beheer: de stand van zaken - Aftrekbare giften - Btw per 1-1-2016 verlaging van drempel voor maandelijkse opgaaf icl naar € 50.000 - (Gedeeltelijke) afkoop loonbelastingstamrecht toegestaan tot (uiterste) ingangsdatum - Massaal bezwaar - Schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd (1 januari 2017) - Box 3 Accountancy & Compliance - Workshop 'Klaar voor 2016?' op 10 en 25 november - Pensioen in eigen beheer in de jaarrekening van een kleine bv Lonen & Salarissen - Aanvullende conclusie AG in Sopora-kwestie (150 km-grens in 30%-regeling) - Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd aangenomen - Wet deregulering beoordeling arbeidsovereenkomsten eventjes uitgesteld - Beperking loondoorbetaling bij ziekte - Wijzigingen berekening transitievergoeding en aanzegvergoeding Fusie, overname & waardering - Vraag en aanbod Btw: per 1-1-2016 verlaging van drempel voor maandelijkse opgaaf intracommunautaire leveringen naar € 50.000
Btw: per 1-1-2016 verlaging van drempel voor maandelijkse opgaaf intracommunautaire leveringen naar € 50.000 Nederland is door de Europese Commissie in gebreke gesteld vanwege het niet voldoen aan artikel 263 lid 1 bis van de btw-richtlijn. Dit artikel bepaalt dat ondernemers hun opgaaf intracommunautaire leveringen per maand moeten indienen als het totaalbedrag (zonder btw) van deze leveringen hoger is dan € 50.000 per kwartaal. In Nederland geldt op dit moment nog een grens van € 100.000. Aangezien onze nationale regelgeving op dit punt in strijd is met de btw-richtlijn wordt de drempel met ingang van 1 januari 2016 verlaagd naar € 50.000. Voor ondernemers betekent dit een verzwaring van de administratieve lasten. (Gedeeltelijke) afkoop loonbelastingstamrecht toegestaan tot (uiterste) ingangsdatum Met ingang van 1 januari 2014 is de stamrechtvrijstelling in de Wet Loonbelasting afgeschaft. Het overgangsrecht voor op 31 december 2013 bestaande loonbelastingstamrechten is opgenomen in artikel 39f Wet Loonbelasting. In artikel 39f, lid 1 is bepaald welke artikelen in de Wet Loonbelasting, zoals die op 31 december 2013 luidden, van toepassing blijven voor op 31 december 2013 bestaande loonbelastingstamrechten, waaronder de sanctiebepalingen in geval van afkoop van het loonbelastingstamrecht. In afwijking van lid 1, maakt lid 2 van artikel 39f het mogelijk om het stamrechtkapitaal geheel of in gedeelten op te nemen. Alleen het opgenomen bedrag wordt dan belast en er is geen revisierente verschuldigd. Dit is echter alleen toegestaan tot aan het moment waarop de stamrechttermijnen uiterlijk in moeten gaan. Artikel 11, lid 1, letter g, ten 1e Wet Loonbelasting (tekst 2013) bepaalt dat de periodieke uitkeringen niet later ingaan dan in het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW wordt bereikt. Als de uiterste ingangsdatum is bereikt, dan moet voor het stamrechtkapitaal een periodieke uitkering worden bedongen. Voor de minimale uitkeringsperiode tussen de eerste en de laatste uitkering kan dan gebruikgemaakt worden van de tabel van artikel 3.4. van de Uitvoeringregeling Loonbelasting (tekst 2013). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob Lendering RB. Aftrekbare giften In artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting worden de aftrekbare giften geregeld. Giften zijn “bevoordelingen uit vrijgevigheid en al dan niet verplichte bijdragen, voor zover daardoor geen op geld waardeerbare aanspraken ontstaan”. Een lastige discussie is in dat kader welke gift tot aftrek leidt in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Wat als een link met (doel en werkzaamheid van) de vennootschap ontbreekt en persoonlijke motieven overheersen? In een onlangs gepubliceerd (goedkeurend) besluit wordt bepaald dat giften door de vennootschap gedaan, die zijn ingegeven door persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder, voor aftrek in aanmerking komen. Uiteraard moet wel voldaan zijn aan de overige vereisten van artikel 16 Wet Vpb. Het besluit is op 29 september 2015 in werking getreden maar zou ons inziens ook kunnen gelden voor het verleden. MvF, NR:BLKB 2015/396M 28 september 2015.
Makelaarsland op de benchmarkmiddag Amsterdam Op de benchmarkmiddag op donderdag 5 november in Amsterdam is directeur-oprichter Jeroen Stoop van Makelaarsland (de grootste woningmakelaar van Nederland) een van de sprekers. In de voorbespreking met Jeroen bleek dat er veel parallellen in de ontwikkelingen zijn tussen de branches accountancy en makelaardij. Jeroen zal ingaan op wat hem dreef zijn vak anders in te richten en hoe hij zijn organisatiebeleid daartoe opzette en (in de crisisjaren 2008 t/m 2013) aanpaste. Veel ondernemingsgeest van een gedreven ondernemer. U kunt u nog aanmelden voor de benchmarkmiddag op 5 november in Amsterdam! Op 3 locaties extra dit jaar. Als u op 5 november verhinderd bent, hebben we dit jaar op 3 andere locaties een benchmarkmiddag. Gecertificeerde pe-uren NBA en geaccrediteerd door RB. Voor de programma’s en inschrijfmogelijkheden: http://www.fullfinance.nl/benchmarkmiddagen-november-2015 Massaal bezwaar Onderdeel van de Overige fiscale maatregelen 2016 is een wijziging van de regeling van het massaal bezwaar. Sinds 1 april 2003 bestaat deze mogelijkheid en tot dusverre is er tweemaal gebruik van gemaakt (voor de BOF in de erfbelasting en onlangs tegen de box 3heffing). In de huidige regeling kunnen belastingplichtigen ‘meeliften’ met het massale bezwaar. Een uitspraak van de belastingrechter in het voordeel van de belanghebbenden werkt door naar gelijke gevallen waarin geen bezwaar is aangetekend, maar wel bezwaar openstond op het moment van de aanwijzing als massaal bezwaar en een bezwaar zou hebben geleid tot aanwijzing als massaal bezwaar. In de nieuwe regeling geldt dat je alleen voordeel kunt hebben van een massaal bezwaar als je tijdig bezwaar maakt. Box 3 De Hoge Raad heeft op 3 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:812) geoordeeld dat in box 3 een stapeling van forfaits bij een verhuurde woning in strijd kan komen met het ongestoorde genot van eigendom (artikel 1 EVRM). Dat was voor veel belastingplichtigen aanleiding om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing in het algemeen, waarop de staatssecretaris de bezwaren heeft aangewezen als massaal bezwaar. In het Belastingplan wordt de box 3-regeling herzien. Er komt een gedifferentieerd tarief (oplopend bij hogere vermogens) dat recht doet aan mate van risico en het daarbij te behalen rendement. In het wetsvoorstel wordt met een fictieve vermogensmix met twee forfaitaire rendementen gewerkt. De gedachte is dat een kleine belegger risicomijdender belegt en ook lagere rendementen behaalt dan een belegger van een groot (groter) vermogen. Of deze regeling ‘houdbaar’ is valt te betwijfelen. In de Tweede Kamer is kritiek geuit tegen het opnemen van de box 3-regeling in een verzamelwet. Waarom niet in een apart wetsvoorstel? Op 6 oktober jl. is een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken welke maatregelen de Belastingdienst moet nemen om een belasting op werkelijke rendementen in box 3 te kunnen heffen. Volgens de indiener van de motie – kamerlid Merkies van de SP – bestaat voor zijn motie Kamerbrede steun. Schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd (1 januari 2017)
In het Belastingplan 2016 wordt voorgesteld om de schenkingsvrijstelling eigen woning (€ 100.000) structureel van toepassing te laten zijn vanaf 1 januari 2017. De nieuwe regeling vertoont grote gelijkenis met de tijdelijke regeling van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014, met als verschil dat er destijds geen leeftijdsgrens voor de begiftigde gold en straks wel (18-40 jaar). Er is sprake van een eenmalige verhoogde vrijstelling en dat zal naar verwachting (wederom) vragen oproepen of een gespreide schenking over meerdere jaren mogelijk is, bijvoorbeeld met het oog op de boetebepalingen bij vervroegde aflossing. Bij de totstandkoming van de regeling 2013/2014 zijn voorstellen daartoe nadrukkelijk afgewezen en dat lijkt nu ook weer de bedoeling van de regering te zijn. In artikel 82a van de Successiewet worden de samenloopregelingen tussen de structurele vrijstelling (2017) en de vrijstellingen van vóór 1 januari 2017 geregeld. In het kort komt het erop neer dat de structurele regeling niet meer kan worden gebruikt als vóór 1 januari 2015 gebruik is gemaakt van de tijdelijke verruimde vrijstelling voor de eigen woning, ongeacht voor welk bedrag deze vrijstelling daadwerkelijk is benut. De enige aanvullingsmogelijkheid geldt in de situatie dat in 2015 of 2016 gebruik is gemaakt van de eenmalige verhoging van € 52.752 (resp. € 53.016 in 2016) en deze in 2017 of in 2018 wordt aangevuld tot € 100.000. Dit schept een - weliswaar geringe mogelijkheid voor planning ter voorkoming van effecten van boetebepalingen bij vervroegde aflossing. Brancheorganisaties uiten kritiek. Waarom wachten tot 2017 met de introductie van de structurele vrijstelling, waarom geen ruimere aanvullingsmogelijkheden (ook voor de eerdere jaren) en waarom niet aansluiten bij het daadwerkelijk genoten schenkingsbedrag in plaats van de historisch geldende schenkingsvrijstelling? De plenaire behandeling in de Tweede Kamer staat gepland voor 10 en 11 november met stemmingen op donderdag 12 november. Even afwachten dus en hopen op nadere toezeggingen. Pensioen in eigen beheer in de jaarrekening van een kleine bv Wat moet er in de jaarrekening van een kleine bv worden opgenomen en toegelicht over de pensioenvoorziening in eigen beheer? Een kleine bv mag één post voorzieningen in de jaarrekening opnemen en is dus niet verplicht om de pensioenvoorziening apart te presenteren (noch in de balans noch in de toelichting) (art. 2:364 lid 4 BW). Uiteraard mogen de voorzieningen wel gesplitst worden, maar het is niet verplicht. BW 2 verandert op dit onderdeel niet. RJk B14.110 adviseert om onder de Toelichting – waarderingsgrondslagen een tekst als de onderstaande op te nemen (ontleend aan NBA-modelrapport kleine bv, commerciële inrichtingsjaarrekening). Pensioenverplichting in eigen beheer De pensioenregeling van de directeur-grootaandeelhouder wordt in eigen beheer gehouden. Hiervoor is een voorziening opgenomen voor de per balansdatum opgebouwde pensioenverplichting, die bestaat uit de opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief onvoorwaardelijk overeengekomen (toekomstige) indexaties van de opgebouwde aanspraken. De voorziening wordt gewaardeerd op basis van in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderingsmethodieken. De daarbij te hanteren actuariële veronderstellingen worden gebaseerd op de AG-overlevingstafels xx (2013: xx), zijnde de beste schatting van
de variabelen die de omvang bepalen van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zullen zijn om de verplichting af te wikkelen. De uitgaven worden contant gemaakt tegen de actuele marktrente, zijnde de marktrente die geldt voor hoogwaardige ondernemingsobligaties. Deze bedroeg per balansdatum 0% (2013: 0%). Voor de jaarrekening van een kleine bv op fiscale grondslagen kan die tekst er als volgt uitzien (ontleend aan NBA-modelrapport kleine bv, fiscale inrichtingsjaarrekening): Pensioenverplichting in eigen beheer De pensioenregeling van de directeur-grootaandeelhouder wordt in eigen beheer gehouden. Hiervoor is een voorziening opgenomen voor de per balansdatum actuarieel berekende pensioenverplichting. Bij de berekening van de voorziening wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisstijgingen en met toekomstige indexaties. De gehanteerde disconteringsvoet is 4%. In de jaarrekening op fiscale grondslagen is het op grond van RJk D3.310 verplicht om toe te lichten dat er sprake is van een afwijking tussen de commerciële en fiscale waarderingsgrondslag. Het is echter niet verplicht om het verschil te kwantificeren. RJk D3.310 doet een algemene tekstuele suggestie om een verschil tussen de commerciële en fiscale waardering toe te lichten. Wij hebben algemene suggestie enigszins aangepast ten behoeve van de voorziening pensioen in eigen beheer: Door het gebruik van fiscale waarderingsgrondslagen wordt de voorziening pensioen in eigen beheer lager gewaardeerd dan bij waardering op commerciële grondslagen het geval zou zijn. Over de eventuele voorwaardelijke verplichting die een bv heeft voor een overlijdensuitkering aan nabestaanden die niet extern verzekerd is, wordt in de modelrapporten niet gesproken. Ons standpunt is dat je ervoor kunt kiezen om dit toe te lichten. Het geeft weliswaar inzicht in de omvang van een voorwaardelijke financiële verplichting, die veelal aanzienlijk van omvang is. Wat wij echter zwaarder vinden wegen, is de overweging dat er bij het overlijden van de ondernemer wellicht veel grotere problemen zullen ontstaan dan de toegezegde overlijdensuitkering. Misschien komt de continuïteit van de onderneming op heel korte termijn wel in gevaar. Een dergelijk risico wordt ook niet toegelicht in de jaarrekening. Wat ons betreft is het dus, in zijn algemeenheid, niet verplicht om die voorwaardelijke aanspraak toe te lichten. Er kunnen natuurlijk afwegingen bestaan in individuele gevallen die vermelding wel noodzakelijk maken. Pensioen in eigen beheer: de stand van zaken Na al twee uitvoerige brieven van staatssecretaris van Financiën Wiebes (en zijn voorganger Weekers) aan de Tweede Kamer in 2013 en 2014 kwam op 1 juli 2015 eindelijk de brief met oplossingsrichtingen voor pensioen in eigen beheer. Om precies te zijn met twee oplossingsrichtingen: 1. oudedagsbestemmingsreserve (OBR) 2. oudedagssparen in eigen beheer (OSEB) Beide oplossingsrichtingen worden hier niet verder uitgebreid toegelicht, maar het grootste verschil is dat in de OBR-variant (in de opbouwfase!) geen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting, zodat dit de dividendruimte nu niet beperkt (maar te zijner tijd er wel een verplichting tot omzetting in een oudedagsvoorziening is ........).
In het geval van de OSEB-variant is wel sprake een juridische verplichting, maar is er door de gekozen opzet geen verschil tussen de fiscale en de commerciële waardering. In de brief werd al wel duidelijk dat Wiebes zelf de voorkeur heeft voor de OSEB-variant. Eind september is de brief van 1 juli 2015 besproken met de Vaste kamercommissie van Financiën van de Tweede Kamer. Tijdens dit overleg kwam Wiebes met – wellicht – een derde variant: namelijk het afschaffen of uitfasering (wat een prachtig ambtelijk Haags taalgebruik) van pensioen in eigen beheer: Aan het afschaffen koppelt hij wel een faciliteit, namelijk het afkopen van de pensioenaanspraken in eigen beheer tegen 80% van de fiscale waardering van de pensioenverplichting. De faciliteit is vergelijkbaar met de afkoop van LB-stamrechten (en levenslooptegoeden) tegen 80% van de waarde. Voor een goed begrip: de faciliteit bestaat eigenlijk uit drie tegemoetkomingen: 1. Het verschil tussen de commerciële en de fiscale waarde van de pensioenaanspraak wordt niet belast in de inkomstenbelasting; 2. Er wordt géén 20% revisierente in rekening gebracht 3. Er wordt een korting van 20% verleend op de fiscale (afkoop)waarde. Het voorstel werd positief ontvangen door de Kamercommissie, dat wil zeggen door VVD, PvdA, CDA en 50Plus, de fracties die bij het overleg aanwezig waren. Wiebes werd verzocht om te onderzoeken of – ik citeer (*) - : “Het zin heeft om met een nadere brief te komen die beschouwd kan worden als een discussiestuk voor de leden van dit gezelschap. Op basis daarvan kan worden gezegd: we gaan door met de OSEB-variant -- ik zou daar zelf erg voor voelen -- of we gaan uitfaseren, op een manier die voor de directeur-grootaandeelhouder, de Belastingdienst, de samenleving en de staatskas aantrekkelijk is. Dat beslist de commissie niet nu, maar pas als die brief er ligt. Ten minste voor Kerst kan die brief er zijn. In alle gevallen moeten we ernaar streven om hiermee op 1 januari 2017 van start te gaan.” Conclusie: er komt voor de Kerst - opnieuw - een brief van Wiebes, maar als er een wijziging komt, zal dat op zijn vroegst per 1 januari 2017 het geval zijn. Is dit het begin van het einde van pensioen in eigen beheer? Dat is nog maar de vraag. VNONCW laat in zijn persbericht van 8 oktober 2015 weten: “Stoppen opbouw pensioen in eigen beheer schaadt economie”. Wellicht wel in zijn huidige vorm. VNO-NCW is bijvoorbeeld van mening dat het kabinet zelf al op 1 juli 2015 met een goede oplossing is gekomen, namelijk oudedagssparen in eigen beheer (OSEB). Wordt ongetwijfeld vervolgd! Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob Lendering RB. Ad (*): conceptverslag van het algemeen overleg van de vaste commissie van Financiën van de Tweede Kamer van 24 september 2015 over de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 1 juli 2015 over Oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer.
Workshop 'Klaar voor 2016?
De samenstelpraktijk krijgt te maken met wijzigingen in de regelgeving voor het samenstellen (Standaard 4410H), maar ook met wijzigingen in externe verslaggeving (BW 2 Titel 9). Standaard 4410H is verplicht voor samenstellingsverklaringen die worden afgegeven na 1 januari 2016. De wijzigingen in BW 2 Titel 9 gelden voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2016, maar eerdere toepassing is toegestaan. Gezien de lastenverlichting die de wetgever met een deel van de wijzigingen in BW 2 Titel 9 voor ogen heeft, zijn wij van mening dat accountants hun cliënten zo snel als vaktechnisch verantwoord is over deze wijzigingen moeten informeren. De gevolgen van de wijzigingen in Standaard 4410H en BW2 Titel 9 kunnen volgens ons het best in combinatie met elkaar in kaart gebracht worden, omdat er vele raakvlakken zijn. Hierdoor heeft u als accountant in de samenstelpraktijk de komende tijd een aantal vragen te beantwoorden, zoals bijvoorbeeld: Ga ik voor micro-entiteiten wel of niet Standaard 4410 toepassen? Ga ik samenstellen “pur sang”, door het scheiden van administratieve dienstverlening en het samenstellen van de jaarrekening? Omdat de antwoorden sterk afhankelijk zijn van uw kantoor, uw persoonlijke voorkeur en uw cliëntenportefeuille kunnen wij deze vragen niet op voorhand voor u beantwoorden. Wij kunnen wel de wijzigingen in wet- en regelgeving en de vragen die hiermee samenhangen voor u structureren, zodat u een passend antwoord kunt formuleren. Onze vaktechnische overleggen accountancy in de maand oktober hebben helemaal in het teken van deze wijzigingen gestaan, wat door de deelnemers goed werd gewaardeerd. Daarom hebben we besloten extra workshops te organiseren met de titel “Klaar voor 2016?”. Deze workshop is voor accountants die niet bij het vaktechnische overleg accountancy aanwezig waren, maar wel graag een overzicht hebben van de wijzigingen in de regelgeving en mogelijke consequenties voor de eigen samenstelpraktijk. De workshop “Klaar voor 2016?” wordt gegeven door Bibi van den Bragt AA RA. De kosten bedragen € 195 (excl. btw). Full•Finance-adviesabonnees ontvangen 20% korting (3 gecertificeerde pe-uren). De workshops duren van 13.30 tot 17.00 uur. Data, plaats en inschrijving: Apeldoorn, dinsdag 3 november: VOL! Apeldoorn, dinsdag 10 november Dordrecht, woensdag 25 november Inschrijven kan door een mail met uw gegevens (naam, voorletters en titulatuur) te sturen naar Minie Beugel. Uiteraard kan deze workshop ook incompany worden gegeven. Neemt u hiervoor contact op met drs. Marcel Maassen. Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd aangenomen In de Eerste Kamer is de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd op 29 september jl. aangenomen. De wet treedt op 1 januari 2016 in werking en heeft tot doel om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om AOW’ers langer in dienst te houden, zodat langer gebruik kan worden gemaakt van hun kennis en ervaring. De Wet Werk en Zekerheid behelst al een aantal maatregelen om dit doel te bereiken. In deze wet wordt een vervolg gemaakt om belemmeringen voor werkgevers bij het in dienst
houden van deze groep werknemers op te heffen. Zo wordt onder andere de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte beperkt in tijd, zal een afwijkende ketenregeling gelden en wordt de wet aanpassing arbeidsduur (gedeeltelijk) beperkt. Wilt u weten of de arbeidsvoorwaardelijke regelingen van uw cliënt nog aansluiten bij de nieuwe regelgeving? Neem dan contact op met met mr. Mirjam van de Langerijt of kom naar de cursus Actualiteiten loonbelasting en sociale verzekeringen op de FFC-meerdaagse in november. Aanvullende conclusie AG in Sopora-kwestie (150 km-grens in 30%-regeling) In onze nieuwsbrief van 6 maart (nr. 5) hebben wij bericht over de zogenoemde Sopora zaak. Hierin oordeelde het Europese Hof van Justitie dat de door Nederland ingestelde 150 km grens voor toepassing van de 30%-regeling niet in strijd is met het Europees recht, tenzij blijkt dat de forfaitaire 30%-vergoeding een duidelijke overcompensatie betekent ten opzichte van de werkelijke, door buitenlandse werknemers die gebruik maken van de 30%regeling, gemaakte kosten. In het verloop van de procedure voor de Hoge Raad is recent de (aanvullende) conclusie van de AG verschenen. Hij stelt, na toetsing van de bedoeling van de wetgever en globaal empirisch onderzoek dat er geen sprake is van een systematische en duidelijke overcompensatie. Hij concludeert dan ook dat de 150 km grens niet in strijd is met Europees recht en het beroep ongegrond moet worden verklaard. Wederom geen goed nieuws voor deze groep werknemers. Toch is de strijd pas gestreden nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Het advies blijft dan ook om voor de werknemers die binnen het gebied van 150 km wonen voor zij naar Nederland komen (mits zij aan de overige voorwaarden voldoen) een aanvraag voor de 30%-regeling in te dienen, dan wel bezwaar te maken tegen eventuele afwijzingen van de 30% regeling op grond van het niet voldoen aan genoemd criterium. Denkt u overigens ook aan de tussentijdse toets (na 60 maanden) voor de werknemers die vanaf 1 januari 2007 gebruik maken van de 30% regeling? Ook voor deze groep geldt het 150 km criterium met ingang van het 6e jaar. Een andere conclusie van de AG is ook nog noemenswaardig. In deze zaak gaat het over de maximale termijn van 3 maanden die tussen 2 dienstbetrekkingen mag bestaan wil men de 30% regeling kunnen voortzetten. De AG volgt de lijn van eerdere jurisprudentie namelijk dat deze termijn in alle gevallen fataal is. Maar toch oppert de AG dat zich een uitzondering zou kunnen voordoen in uitzonderlijke gevallen wanneer de werknemer door overmacht niet in staat is geweest een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te gaan binnen de termijn. Of de Hoge Raad hierin meegaat is afwachten maar we kunnen vast nog meer procedures over deze termijn verwachten. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mr. Mirjam van de Langerijt (055 -355 99 79) Wijzigingen berekening transitievergoeding en aanzegvergoeding De basis voor de berekening van de aanzegvergoeding en de transitievergoeding is het loon. Voor een werknemer zonder vaste arbeidsduur wordt dat loon berekend over de gemiddelde arbeidsduur over de 12 maanden voorafgaand aan het einde van de dienstbetrekking.
Hierbij worden perioden van ziekte, verlof en staking buiten beschouwing gelaten. In het oorspronkelijke besluit was geregeld dat, als deze periode van ziekte etc. in totaal een maand of langer duurde, de hiervoor genoemde periode van 12 maanden werd verlengd. Omdat een maand echter kan variëren tussen 28 en 31 dagen leverde deze tekst verwarring op. Met ingang van 14 oktober is daarom geregeld dat de hiervoor genoemde periode van 12 maanden wordt verlengd met één kalendermaand per periode van in totaal meer dan 30 dagen ziekte, verlof of staking. Een voorbeeld ter verduidelijking: Een werknemer heeft een oproepcontract van twee jaar dat eindigt op 31 december 2015. Hij heeft recht op een transitievergoeding. De gemiddelde arbeidsduur wordt berekend over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. De werknemer heeft in deze periode in totaal 51 dagen niet gewerkt (21 dagen verlof en 30 ziektedagen) Nu deze periode van ziekte en verlof in totaal 51 dagen bedraagt, dient voorverlenging plaats te vinden met in dit geval één kalendermaand. Dit betreft de maand december van 2014 (de kalendermaand direct voorafgaand aan 1 januari 2015). De maand november 2014 blijft buiten beschouwing, omdat het resterende aantal dagen 21 bedraagt. Een andere wijziging betreft het maximum van de transitievergoeding. Dat maximum bedraagt op dit moment € 75.000 (of het hogere jaarsalaris). Het maximum van de transitievergoeding volgt de ontwikkeling van de contractlonen, zoals deze in de Macro-Economische Verkenningen in het voorgaande jaar, is geraamd. Die raming komt uit op 1,4%. Dit heeft tot gevolg dat het maximum van de transitievergoeding met ingang van 1 januari 2016 wordt verhoogd tot € 76.000. Bron: Staatscourant 2015, 31852 en 34289. Beperking loondoorbetaling bij ziekte Onlangs verschenen berichten in de media dat in het Kabinet was besloten het voor kleine werkgevers mogelijk te maken om in plaats van de verplichte loondoorbetaling gedurende 2 jaren te kiezen voor een verzekering bij het UWV in het 2e ziektejaar. Onder kleine werkgevers wordt in dit verband verstaan die werkgevers met een loonsom tot 10 x het gemiddelde premieplichtige loon (in 2015 € 31.400). Het criterium is dus niet werkgevers met maximaal 10 werknemers zoals in de berichtgeving verschijnt. Deze maatregel past in de brede discussie over het verlagen van de loonkosten van werknemers en de positie van de zzp’ers in Nederland. Het is dan ook een van de voorgestelde maatregelen in het hierover in april 2015 verschenen maar pas op 2 oktober gepubliceerde IBO-rapport. Het plan blijkt echter nog lang niet uitgewerkt. Desgevraagd heeft de minister geantwoord dat pas in het voorjaar concrete voorstellen kunnen worden verwacht. Overigens is er al veel kritiek gekomen op de (mogelijke) plannen. Volgens de Bond van verzekeraars wordt een dergelijke regeling hopeloos complex. In ieder geval zijn maatregelen op dit terrein op zijn vroegst in 2017 te verwachten. Wij houden u uiteraard op de hoogte van de ontwikkelingen.
Wet deregulering beoordeling arbeidsovereenkomsten eventjes uitgesteld Staatssecretaris Wiebes heeft de Eerste Kamer verzocht om het wetsvoorstel ‘Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties’ even aan te houden, waarbij het de bedoeling is om de oorspronkelijke ingangsdatum 1 januari 2016 uit te stellen tot 1 april 2016. Volgens Wiebes wordt er in de komende periode “met alle inzet samen met marktpartijen aan meer zekerheid vooraf en aan een meer vertrouwenwekkende transitie” gewerkt. Tot die tijd blijft de oude VAR-wetgeving van kracht. Op de site van de Belastingdienst staat: “Als volgens een goedgekeurde (voorbeeld-) overeenkomst wordt gewerkt staat vast dat geen sprake is van een dienstbetrekking en hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en te betalen. De opdrachtgever is dan niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen (WW, ZW en WIA).” Het was de bedoeling dat dit ook in de door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomsten zou komen te staan. In bijvoorbeeld de gepubliceerde ‘duurwaarneming huisarts’, opgesteld door de LHV, staat inderdaad een verwijzing opgenomen naar nietverzekeringsplicht en het niet kunnen claimen van een uitkering. Maar in de meeste van de goedgekeurde overeenkomsten staat een dergelijke verwijzing niet. Bovendien blijkt uit de wetsgeschiedenis dat als de opdrachtnemer aan het UWV voldoende aannemelijk maakt dat in de praktijk niet volgens de overeenkomst is gewerkt en hij feitelijk in dienstbetrekking heeft gewerkt hij dientengevolge verzekerd is voor de werknemersverzekeringen en toch in aanmerking kan komen voor een uitkering. Het UWV zal deze informatie delen met de Belastingdienst en deze kan de opdrachtgever een correctieverplichting en/of een naheffingsaanslag opleggen. Wat als de opdrachtgever wordt geconfronteerd met een naheffing loonbelasting of premies werknemersverzekeringen? Voor een correctie in de loonheffingen (inclusief boete en/of heffingsrente) kun je afspreken dat deze voor rekening komt van de ‘overtredende’ partij en dat de niet overtredende partij daarvoor niet aansprakelijk is (en daarvoor gevrijwaard wordt). Voor de Zvw en de premies werknemersverzekeringen geldt een verhaalsverbod. De opdrachtgever kan deze premies dus niet verhalen op de opdrachtnemer (lees: werknemer). Een beding dat in strijd is met een dergelijk verhaalsverbod is nietig. Op de site van de Belastingdienst verschijnen vrijwel dagelijks nieuwe voorbeeldovereenkomsten. Het zijn veelal voorbeeldovereenkomsten op hoofdlijnen, zonder al te veel gedetailleerde afspraken. Het is de vraag of werken met een (te) algemene voorbeeldovereenkomst de oplossing biedt om de problematiek van de (schijn-)zzp’er op te lossen. Voor vragen of nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met mr. Mirjam van de Langerijt. Vraag en aanbod 223 Ter overname gezocht: accountantskantoor in Eemland of het Gooi Namens een accountantskantoor in de regio Gooi-Eemland zijn we op zoek naar een accountantskantoor in Eemland of het Gooi ter overname. Het gezochte kantoor verricht diensten op het gebied van accountancy en belastingadvies voor het mkb. Het is wenselijk dat de oud-eigenaar enige tijd aan het kantoor verbonden blijft om de klanten over te dragen. Onze opdrachtgever is geïnteresseerd in accountantskantoren met een
omzetniveau van circa € 500.000. Onze opdrachtgever is een accountantskantoor (ca. 20 m/v met Wta-vergunning). Steekwoorden die bij het kantoor passen zijn: kwaliteit, innovatie, ambitie, eigen verantwoordelijkheid en collegialiteit. Wij krijgen regelmatig verzoeken van relaties die op zoek zijn naar uitbreiding van hun kantoor. Indien u op zoek bent naar een opvolger/koper of fusiepartner kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen. Onze zoekprofielen kunt u vinden op onze website en bij AccountancyVanmorgen. Alleen de nieuwste profielen vermelden we nog in de nieuwsbrief. Voor meer informatie:
http://www.fullfinance.nl/vraag-aanbod http://www.accountancyvanmorgen.nl/vraagaanbod
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Arjen Schutte:
[email protected]. Reacties worden uiteraard vertrouwelijk behandeld. Ook voor actieve zoekopdrachten kunt u bij Full•Finance terecht. Colofon Deze nieuwsbrief is bestemd voor klanten van Full•Finance en wordt op verzoek ook aan derden gezonden. Hebt u vragen over deze nieuwsbrief of wilt u reageren, neem dan contact met ons op: tel. 055 – 355 99 79 of e-mail:
[email protected] Full•Finance Boogschutterstraat 1-b 7324 AE APELDOORN Postbus 2107 7302 EM APELDOORN Tel.: 055 - 355 99 79 KvK (Consultants): 08083032 AFM (Pensioenfiscalisten): 12040783
Redactie: Minie Beugel
[email protected] Aan- en afmelden:
[email protected]
Hoewel de uiterste zorg is nagestreefd ten aanzien van de inhoud van deze nieuwsbrief, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele fouten en onvolledigheden. Full•Finance aanvaardt daarvoor geen aansprakelijkheid. Niets uit deze nieuwsbrief mag worden gereproduceerd op welke manier dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Full•Finance.
© 2015 Copyright Full•Finance – Apeldoorn