43
nr.
1
NIEUWSBRIEF NIE UWSBRIE F ISSN: 1871-8221
Winter W inter 2006 2008 1
REGIOCOÖRDINATOREN DUINEN PWN NOORD HOLLAND Paul van der Linden Van Oldebarneveldweg 40 1901 KC Castricum 06-51419637
[email protected] DUIN en KRUIDBERG Ruud Luntz Zaanweg 70 c 1521 DM Overveen 075-6472040 / 06-54295218
[email protected]
OMGEVING AMSTERDAM Martin Melchers Laplacestraat 65 1098 HS Amsterdam 020-6650925 FRIESLAND Wim Andela Van Wageningenstraat 43 8934 CH Leeuwarden 058-2882693
[email protected]
DRENTHE en GRONINGEN A’DAMSE WATERLEIDINGDUINEN Dick van Dorp Antje Ehrenburg Domcapittel 14 Vogelenzangseweg 21 9411 MH Beilen 2114 BA Vogelenzang 0593-525620 020-6087573
[email protected] [email protected] TWENTE DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Leon Wieteler Conn Barrett Traland 16 Alexandrine Tinneplein 122 7152 GD Eibergen 2331 PP Leiden 0545-475412 071-5790341
[email protected] [email protected] ACHTERHOEK DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Gerrit Kolenbrander Frans Hagedoorn De Beemd 31 Minnebroersgracht 24 6903 AD Zevenaar 2312 RW Leiden 0316-527607 / 06-42900618
[email protected] [email protected] DUINEN EILANDEN Annie Zuiderwijk Postbus 94766 1090 GT Amsterdam 020-5256624
[email protected]
UTRECHT Frank Hoffmann Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH Utrecht 030-2582159
[email protected] NOORD BRABANT OOST Domin Dalessi Heibeekstraat 32 5662 EG Geldrop 040-2855216
[email protected] NOORD BRABANT WEST Vacant LIMBURG Ton Lenders Groenstraat 106 6074 EL Melick 0475-537045
[email protected] FLEVOLAND Jeroen Reinhold Botter 14-03 8232 JP Lelystad 0320-294939
[email protected]
VELUWEZOOM Ronald de Boer Teteringenstr. 145 6844 DC Arnhem 026-3816420
[email protected]
Nieuwsbrief nr. 43 is bestemd voor waarnemers van Meetnet Reptielen & Verspreidingsonderzoek Redactie Nieuwsbrief en Coördinatie Meetnet Reptielen Coördinatie Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Aan deze Nieuwsbrief werkten verder mee:
Ingo Janssen
[email protected] Edo Goverse
[email protected] Gerard Smit
[email protected] RAVON-WM / Universiteit van Amsterdam, 020 - 525 7331 Postbus 94766, 1090 GT Amsterdam, www.ravon.nl Jelger Herder
[email protected] Annemarie van Diepenbeek
[email protected] Wilco van den Berg Frans van Erve Alex Kloor Conn Barrett
Han Meerman Daan van der Elsken Maartje Hilterman Annie Zuiderwijk
MEETNET REPTIELEN IS EEN PROJECT VAN RAVON WERKGROEP MONITORING in samenwerking met / met subsidie van Centraal Bureau voor de Statistiek, Gegevensautoriteit Natuur, Universiteit van Amsterdam
2
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief Winter 2008 Nieuwsbrief Nr. 43
De donkere dagen zijn weer aangebroken. De reptielen zijn al lang en breed aan hun winterslaap begonnen, broeihopen zijn afgegraven, formulieren zijn ingevuld en opgestuurd….hoogste tijd voor de Winternieuwsbrief! Het jaar 2008 was wederom een warm jaar, de eerste acht maanden waren allen warmer dan het langjarig gemiddelde en het lijkt erop dat 2008 in de top 10 van warmste jaren sinds 1901 terecht gaat komen, net als de zomers van 2005, 2006 én 2007. Voor koudbloedige reptielen natuurlijk een belangrijk gegeven, hun activiteit wordt immers voor een groot deel bepaald door het weer. Komend jaar gaan we daar samen met het CBS eens dieper in duiken. Hoewel de trends pas in een volgende nieuwsbrief te zien zullen zijn lijkt het erop dat de trends zich doorzetten, en dat is met name slecht nieuws voor de levendbarende hagedis. In deze nieuwsbrief een illustratief stuk over deze soort in de Brabantse Kampina. Veel plezier met het lezen van deze nieuwsbrief, een hele fijne wintertijd en tot ziens in 2009.
RAVON Werkgroep Monitoring Inhoud Nieuwsbrief 43 De donkere dagen Tellen op de Veluwe Levendbarende hagedis Kampina Gestrande dikkopschildpadden Maashagedissen Maaiselhoop of broeihoop? Lizard Hill Verspreidingsonderzoek 2008
3 4 6 8 9 10 12 14
Dit nummer sluit een periode af van Nieuwsbrieven exclusief gericht op reptielen. Vanaf april 2009 zullen de drie grote veldprojecten van RAVON, Meetnet Reptielen, Meetnet Amfibieën en Verspreidingsonderzoek Reptielen & Amfibieën één gezamenlijke nieuwsbrief uitbrengen. Ook de nieuwe nieuwsbrief blijft vooral een platform voor vrijwilligers. De opzet zal laagdrempelig blijven en we hopen nog vele bijdragen van jullie te ontvangen. Ingo, Edo & Gerard
Ingo
Terugblik December inspireert tot terugkijken. Deze keer gaat het over 15 jaar Nieuwsbrieven van Meetnet Reptielen. Nummer 1 verscheen in juli 1994 en dit nummer sluit de reeks. Tijd voor een nieuwe opzet, een nieuwe serie en ook voor een terugblik. Nummer 1 was maar 6 pagina’s dik met onderwerpen als: - eitjes van zandhagedissen coconnen van graafwespen vossen eten duinhagedissen teken en de Lyme-ziekte -, onderwerpen die vaker de Grote zilverreiger met revue zouden passeren. De vrouw zandhagedis inhoud van de nieuwsbrief (Foto Jan Hendriks) richtte zich op ‘tips voor de waarnemer en monitoorder’ en ‘nieuws uit het veld’. Velen van jullie vonden in de Nieuwsbrief een mogelijkheid om vragen te stellen, een mening te geven of over een bijzondere waarneming of onderzoek te vertellen. Ook foto’s waren altijd welkom. Zo werd de nieuwsbrief al dikker en dikker met af en toe een extra dik Zomer- of Winternummer. Er waren Themanummers over
3
- onderwerpen die velen aan het hart gaan zoals Versnippering (september 1995) Reptielen en Terreinbeheer (zomer 1999). Er waren specials over hagedissen, slangen en twee keer was er een Nieuwsbrief in kleur. Beide keren over resultaten van het Meetnet Reptielen, respectievelijk na tien jaar monitoren (nr. 29 in 2004) en na veertien jaar nr 41, voorjaar 2008). In 2005 vond de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het tijd worden om de serie Nieuwsbrieven Meetnet Reptielen van een ISSN nummer te voorzien. Daarmee blijft het altijd mogelijk ze altijd te raadplegen. Verder is het goed om te weten dat vanaf nummer 15 alle Nieuwsbrieven te zien zijn op internet: www.RAVON.nl Ik wens jullie een Mooie Jaartwisseling en een Gelukkig Nieuwjaar. Annie Zuiderwijk
TELLEN OP DE VELUWE vijf jaar monitoren van de Regelbergen Wilco van den Berg De Veluwe is een van de kerngebieden voor reptielen in Nederland. Buiten de muurhagedis komen alle inheemse soorten hier voor. Voor soorten als hazelworm en gladde slang is de Veluwe zelfs de belangrijkste verspreidingkern in Nederland. Sinds 2004 monitoren Wilco van den Berg, Evert-Jan Schuitemaker en Ineke Kamminga een van de soortenrijkere trajecten op die Veluwe: de Regelbergen. Na vijf jaar reptielen tellen is het tijd om een tussenbalans op te maken. pasgeboren juvenielen. Ook dit is een Een korte analyse gebiedsrecord voor de gladde slang in Regelbergen. De statistieken van de Regelbergen tonen aan dat Hoewel... collega-waarnemer Leon Antonides (die 2008 het beste jaar is geweest in de afgelopen vijf voor RAVON een traject jaar. Het aantal heeft op de nabijgelegen waarnemingen van Asselsche Heide) heeft in zandhagedis, de week van 7 juli op een hazelworm, gladde bewolkte dag over de slang en vooral die grindweg en het ruiterpad van adder zijn in door de Regelbergen 2008 toegenomen. gelopen en trof toen liefst De aantallen van 12 adulte gladde slangen deze reptielen waren aan. Uit onze evoor alle vier zelfs mailwisseling bleken de hoogste in hun deze vooral bij de reeksen van de waterafvoerbakken langs periode 2004-2008. een grindweg zitten; deze Alleen de plekken maken helaas levendbarende geen deel uit van het hagedis viel traject Regelbergen. Zelf enigszins tegen en 19 april: een adder-dame in de pijpestro (Foto Evert-Jan troffen we tijdens onze bleef qua aantal Schuitemaker) laatste twee veldbezoeken waarnemingen onder ook gladde slangen aan zijn gebiedsrecord van 2007 steken. Desondanks is het aantal waarnemingen van de levendbarende hagedis, 14 gezien over de periode 2004-2008, niet slecht adder levendbarende hagedis geweest. 12
De waarnemingen in 2008 Het valt op dat 4 soorten reptielen in 2008 veel zijn waargenomen in de Regelbergen, maar dat vooral de adder zeer opvallend hoog scoort. Tijdens de eerste drie veldbezoeken werden achtereenvolgens 8, 10 en 12 adders waargenomen en de adder verbrak hierbij keer op keer zijn oude gebiedsrecord. Ook tijdens de vier daaropvolgende veldbezoeken werd de adder nadrukkelijk vaak waargenomen. Alleen tijdens het laatste veldbezoek op 29 september werden geen adders gezien maar wel enkele gladde slangen. Hiermee komen we bij de volgende soort. De gladde slang liet zich dit jaar lange tijd helemaal niet zien. Pas bij het zesde veldbezoek (6 september) werden er gladde slangen waargenomen en toen was het ook meteen raak: 6 gladde slangen, waarvan 5 4
zandhagedis gladde slang hazelworm
10
8
6
4
2
0 2004
2005
2006
2007
De gemiddelde aantallen reptielen per telronde op de Regelbergen.
2008
Adderkop en dikke handschoen. Behalve reptielen monitoren doen Wilco, Evert-Jan en Ineke ook mee aan het landelijke adderonderzoek van WAN (Werkgroep Adders Nederland). Daarvoor is het nodig de kopschilden van individuele adders te fotograferen da’s zoiets als een vingerafdruk, iedere adder heeft een uniek kopschildpatroon (Foto: Evert-Jan Schuitemaker)
Conclusie reptielenmonitoring 2008 We hebben een erg goed reptielenjaar gehad en ik heb voor het onderzoek naar de adderpopulatie komende winter nog (héél) véél huiswerk te doen! We zijn benieuwd wat 2009 gaat brengen. We verwachten redelijkerwijs minder adders en hopen dat de levendbarende hagedis zich meer laat gelden. Ook hoop ik dat we ooit nog eens de ringslang mogen zien, want van Leon begreep ik dat hij deze wel op de Asselsche Heide heeft gezien. Hoewel niet extreem ver weg, liggen als grote barrières tussen 'zijn' en 'ons' gebied wel de spoorlijn en de A1 (ondanks ecoduct).
DE BLIK VAN DIK Winterssssssslaap
en dat maakte 2008 een topjaar voor gladde slangen. Desondanks blijft deze soort lastig waarneembaar en enigszins onvoorspelbaar, want onze score gladde slangen was vooral te danken aan de juvenielen. De hazelworm liet zich ook goed zien in 2008. Deze waarnemingen hebben we vooral aan mijn vriendin Ineke te danken, die dit jaar een paar keer is meegeweest. Ze had niet veel reptielenwaarnemingen, maar vond wel steevast hazelwormen. Verder viel op dat de hazelwormen in 2008 uitsluitend in het veld zijn waargenomen en geen enkele keer op de zandpaden aan de west- en zuidkant van het gebied. Dit heeft wellicht mede te maken met het moment van waarnemen in relatie tot tijdstip en weertype. Ook de zandhagedis deed het goed in 2008. Hij was zelfs de enige reptiel die het tweede opeenvolgende jaar in de lift omhoog zat. De zandhagedis liet zich in 2008 vooral goed zien op de zandpaden. Terwijl zandhagedis, hazelworm en gladde slang wel goed in de slipstream van hoogvlieger de adder bleven, leek het voor de levendbarende hagedis een mager jaar te worden. De beste waarnemingsdag (6 september) op Regelbergen redde echter de eer voor levendbarende hagedis. Dit was te danken aan het relatief hoge aantal juvenielen. 5
LEVENDBARENDE HAGEDIS WEGGEVAAGD Frans van Erve In de Brabantse Kampina telt Frans van Erve al jarenlang de reptielen. Samen met Sietske van Maren en Sjef Ramaekers worden drie trajecten gemonitoord: een gewoon traject dat al sedert 1995 gevolgd wordt en recent twee plaatjestrajecten speciaal gericht op de hazelworm. In Nieuwsbrief nr. 31 was al te lezen over de neergang van de levendbarende hagedis hier. Die neergang heeft zich helaas doorgezet. Voor de terreinbeherende instantie (Natuurmonumenten) heeft Frans een prachtig verslag geschreven met daarin een heldere analyse. Het traject Groot Goor Sinds het begin van de tellingen is het aantal waargenomen levendbarende hagedissen op dit traject dramatisch afgenomen. In het eerste inventarisatiejaar 1995 werden per ronde nog gemiddeld meer dan 50 exemplaren per inventarisatieronde aangetroffen. De aantallen zijn in de jaren daarna snel gekelderd en vanaf 2002 bewoog het gemiddelde zich rond 7 exemplaren per ronde. In 2005 en 2007 leek zich nog een herstel af te tekenen, maar in 2008 is een nieuw dieptepunt bereikt in de aangetroffen aantallen van de levendbarende hagedis. Het aantal aangetroffen (sub)adulte hagedissen bedroeg nog slechts minder dan 10% van het aantal in het eerste monitoringjaar 1995. Fietspad De levendbarende hagedis doet het slecht in Nederland. Deze eens zo algemene hagedis heeft de afgelopen jaren steeds terrein moeten prijsgeven De dramatische achteruitgang van de (Foto Ingo Janssen). levendbarende hagedis is onmiskenbaar. Daarvoor is geen eenduidige alomvattende verklaring te geven. Er zijn enkele duidelijk dat hierdoor de omstandigheden ter omstandigheden die aanwijsbaar een negatief effect plaatse voor de levendbarende hagedis opnieuw op de populatie van de levendbarende hagedis voor jaren zeer ongunstig geworden zijn. Daaraan uitgeoefend hebben. Zo is deel 1 van het traject, moet toegevoegd worden dat de problemen met het tussen de Middenbaan en de Belverse Baan, fietspad tevoren te voorzien waren. Het pad is inmiddels door dichtgroeien vrijwel geheel namelijk aangelegd dwars door de vanouds ongeschikt geworden voor de hagedissen. Dit pad aanwezige natuurlijke laagte die fungeert als is in onbruik geraakt na de sluiting van de afwatering van het Groot Goor naar het dal van de aansluitende parkeerplaats aan de Franse Baan. De Rozep. delen 5 en 6 van het traject, het noordelijk deel van de Valkeniersbaan, hadden al eerder de negatieve Successie effecten te verwerken van de aanleg van een Ook de successie van de vegetatie kan een recreatief fietspad. De westberm die direct aan het belangrijke rol gespeeld hebben. In theorie zou de fietspad grenst werd daardoor volkomen voortschrijdende successie ondervangen worden ongeschikt voor de levendbarende hagedis. Nadat door de in het gebied ingeschaarde grote grazers in de jaren daarna de oostberm zich geleidelijk (runderen en paarden). De invloed van de grazers weer hersteld had, werd in 2008 midden in het lijkt in dit deel van Kampina echter uiterst beperkt voortplantingsseizoen een grootscheepse te zijn. In het natte Groot Goor met uitgebreide reconstructie van het fietspad uitgevoerd. Het is gagelstruwelen en zeer natte 6
worden inmiddels al jarenlang geleidelijk steeds meer greppels en 50 slootjes langs de paden op de heide gedempt met 40 plagsel. Dat heeft een sterk nivellerend effect 30 op de geschiktheid voor de fauna die afhankelijk 20 is van juist de gevarieerde 10 omstandigheden die het microreliëf in deze 0 randsituaties biedt. Te 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 denken valt aan diverse vogelsoorten (roodborsttapuit, De gemiddelde aantallen adulte hagedissen per telronde door de jaren heen. De grasmus, kneu), achteruitgang is overduidelijk. vlinders, kevers en insecten. Ook de terreinomstandigheden is voor die grazers weinig te levendbarende hagedis profiteert in hoge mate van halen en zij worden daar dan ook zelden dergelijke situaties. gesignaleerd. In de winter 2007/2008 is een groot Daarnaast bestaat de stellige indruk dat de deel van de boomopslag van vooral Grove den en begrazing op de drogere delen van de heide een Berk langs de Belverse Baan (delen 2 en 3 van het ongunstige invloed heeft op de omstandigheden traject) gekapt. In het afgelopen seizoen werd voor de levendbarende hagedis, doordat er steeds daarvan echter geen positief effect voor de grotere aaneengesloten arealen met een eenvormige levendbarende hagedis geconstateerd. vegetatie van struikheide ontstaan. 60
Conclusie Al met al is de conclusie dat het zeer slecht gaat met de levendbarende hagedis op Kampina. Ook buiten het traject van het meetnet zijn namelijk enkele negatieve ontwikkelingen gesignaleerd. Zo
NIEUW BOEK ARNOLD VAN RIJSEWIJK: HET VERBORGEN BESTAAN VAN DE GLADDE SLANG Van de auteur van "een rugstreeppad in de polder" en "de tocht van een jonge levendbarende hagedis" is er een derde boek verschenen: "het verborgen bestaan van de gladde slang". Het boek is leuk, spannend en geeft tegelijk veel informatie over de soort. Met een prijs van slechts 11 euro is het het ideale cadeau voor de kerst! Auteur: Arnold van Rijsewijk Uitgave: Stichting RAVON, 2008, 80 pagina’s, full colour Prijs: 11,00 (+ 3,50 verzendkosten)
7
DIKKOPSCHILDPAD: EEN BIJZONDERE DWAALGAST IN NEDERLAND Edo Goverse & Maartje Hilterman Aangespoeld Op 23 oktober jl. spoelde in Noord-Holland boven Callantsoog ter hoogte van Groote Keeten een ongewone bezoeker aan in Nederland; een onechte karetschildpad of dikkopschildpad (Caretta caretta). Een maand later, op 21 november, spoelde er opnieuw een levend exemplaar aan, dit keer bij Westenschouwen in Zeeland. Beide zijn jonge (subadulte) dieren. Het dier uit Groote Keeten, dat in een slechte conditie verkeerde, werd overgebracht naar Burgers’ Zoo ter revalidatie, het dier uit Westenschouwen naar Diergaarde Blijdorp. Dit waren pas de vierde en vijfde keer dat een levende dikkopschildpad in Nederland werd gevonden, eerdere meldingen dateren van 1707,1894 en 1927. Daarnaast zijn er dode exemplaren aangespoeld in 1954,1959 en 1998.
Bedreigde dwaalgast In Nederland is de dikkopzeeschildpad niet opgenomen in de nationale Rode Lijst omdat de soort als dwaalgast wordt beschouwd. De soort staat wel op de IUCN Rode Lijst voor Bedreigde Soorten, in de categorie bedreigd. De afname heeft grotendeels te maken met bijvangsten in de kust- en long-line visserij, maar ook toerisme, vervuiling en kustverdedigingswerken eisen hun tol. Op Europees niveau is de soort beschermd volgens de Habitatrichtlijn. Verder is de soort genoemd in conventies zoals Bonn Conventie, Bern Conventie en CITES. Een uitgebreide versie van dit bericht zal als artikel in het RAVON-tijdschrift verschijnen (voorjaar 2009). Deze voorpublicatie is ook verschenen in het tijdschrift Ecologie & Ontwikkeling 76 en op Natuurbericht.nl.
Schildpad op drift Het komt vaker voor dat dikkopschildpadden worden aangetroffen in Noord-Europa. Het is aannemelijk dat deze schildpadden de “verkeerde afslag” op de oceaan hebben genomen, namelijk de Noord-Atlantische Drift. Jonge schildpadjes die aan de westkant van de NoordAtlantische Oceaan uit het ei zijn gekropen, laten zich met de Golfstroom meedrijven naar de Sargasso Zee onder plakkaten drijvend materiaal. De Golfstroom splitst zich in de NoordAtlantische Drift, richting het noorden, en de Canarische Stroom richting het zuiden, die vervolgens richting Sargasso Zee voert als de Noord Equatoriale Stroom. De oorsprong van de in Nederland aangetroffen dikkopschildpadden is dus waarschijnlijk de westkust van de Atlantische Oceaan. Er bevindt Een niet alledaags beeld in Nederland: levende zeeschildpadden op het zich ook dikkopschildpaddenpopulatie strand. Deze dame is bezig met de eiafzet in North Carolina (VS) (Foto Matthew Godfrey). in de Middellandse Zee, maar deze wordt als een genetisch afzonderlijke populatie beschouwd en verlaat, voor zover bekend, de Middellandse Zee niet.
8
MAASHAGEDISSEN EN ANDERE VREEMDE VOGELS met dank aan Alex Kloor & Han Meerman Ieder jaar ontvangen wij wel meldingen van soorten die buiten hun bekende verspreidingsgebied worden waargenomen. De laatste jaren helaas steeds vaker als gevolg van illegale uitzettingen maar zo nu en dan betreft het echte nieuwe vindplaatsen die of jarenlang over het hoofd zijn gezien, of recent zijn gekoloniseerd. maken heeft met de activiteiten op het spoor (zie Nieuwsbrief 41).” Italiaan op Voorne Ver buiten het natuurlijk areaal werden dit jaar op twee plaatsen muurhagedissen waargenomen op Voorne. Hoogstwaarschijnlijk is een van deze meldingen terug te voeren op een vakantie aan het Gardameer waar het plaatselijk wemelt van de muurhagedissen. Een muurhagedisje is helemaal meegelift naar Voorne! Het komt trouwens wel vaker voor dat exoten meeliften naar Nederland, zo is er een melding bekend van een dobbelsteenslang (Natrix tessellata) die ook op deze manier in Nederland terecht kwam. De habitat van de nieuwe groep muurhagedissen, de maaskade (Foto Alex Kloor).
Maashagedis Het is natuurlijk spectaculair als er een hele nieuwe groep van ons zeldzaamste reptiel wordt ontdekt. Dat lukte Alex Kloor dit jaar: “Vanmorgen heb ik in Boschpoort een nieuwe deelpopulatie muurhagedissen ontdekt. Deze bevindt zich op ongeveer één kilometer van de andere deelpopulaties. Het is zeer aannemelijk dat deze hier langs natuurlijke weg zijn gekomen, mede gezien de ligging: in het tussenliggend gebied heb ik namelijk op verschillende plekken muurhagedissen waargenomen. Op de nieuwe plek langs de Maas planten ze zich met zekerheid voort, ik telde hier binnen 10 minuten tijd al negen muurhagedissen: drie volwassen, één subadult en vijf juveniele dieren. Een paar honderd meter verder zat ook nog een juveniel in een tuintje aan de rand van een vijver. Ze leven hoofdzakelijk in het stenig talud van de Maas, maar ook op bouwwerken en in tuintjes in de directe omgeving. Daarnaast zijn juveniele muurhagedissen gezien op een heel andere plaats en wel voorbij de Belvedère steenberg in de buurt van de Brusselseweg. Het is goed mogelijk dat een en ander te 9
Niet zonder gevaar Inmiddels zijn er bij RAVON meerdere plekken bekend waar uitgezette/aangevoerde muurhagedissen zich lijken te handhaven. Dat dit niet zonder gevaar is blijkt uit een recente studie naar uitgezette muurhagedissen in Duitsland. Daar is op meerdere plekken vastgesteld dat uitgezette muurhagedissen de inheemse hagedissen (zand- en levendbarende hagedis) weg concureren. In dit licht bezien is het interessant om de situatie op de Bemelerberg in Zuid-Limburg goed in de gaten te houden want hier zijn recent muurhagedissen waargenomen in het leefgebied van de levendbarende hagedis en juist die soort heeft het niet gemakkelijk de laatste jaren.
Ook de muurhagedis heeft ontdekt dat dijken prima reptielhabitats zijn (Foto Alex Kloor).
MAAISELHOOP OF BROEIHOOP? tekst en foto’s Daan van der Elsken Het huidige beheer van veel natuurgebieden in de Vechtplassen bestaat uit het verschralen van de terreinen om zo de botanische waarden van het gebied te behouden en te versterken. Bij Natuurmonumenten rees de vraag of de maaiselhopen die achterblijven na het maaien geschikt zijn voor de eiafzet van ringslangen. Van juni tot november van 2008 werd er door derdejaars student natuurbeheer Daan van der Elsken in twee terreinen van Natuurmonumenten een onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van geschikte eiafzet-plekken voor ringslangen. Habitateisen De ringslang stelt drie eisen aan een geschikt habitat. Dat zijn een plek om te foerageren, om te overwinteren en een plek om de eieren af te zetten. Voor het succesvol uitkomen van de eieren is de ringslang afhankelijk van hopen organisch materiaal waar broei in plaats vindt. Mestvaalten, bladerhopen en rottend hout zijn enkele voorbeelden hiervan. Vanaf juni zetten de ringslangen hun eieren af in geschikte hopen waarna ze aan hun lot worden overgelaten. De eieren hebben volgens de literatuur vervolgens een temperatuur van 26 tot 31 graden Celsius nodig om uit te komen. Bij 28 graden duurt het 6 weken voordat de eieren uitkomen, bij 26 graden twee weken langer. Maaiselhopen Potentiële broeihopen in de onderzoeksgebieden, het Hol en de Suikerpot, werden in kaart gebracht. Uit botanisch oogpunt en vanwege de vroegste maaidatum van 15 juni wordt hier meestal pas laat
in Juni gemaaid. De maaiselhopen in de Suikerpot werden pas begin juli opgeworpen. De eerste temperatuurverhoging in een van de hopen hier werd pas op 9 juli gemeten. Op dat moment was de temperatuur in de hoop 68 graden Celsius. Op 7 augustus was de temperatuur nog steeds 40 graden Celsius. Een andere maaiselhoop was op 9 juli 32,5 graden Celsius, maar na een maand was de temperatuur alweer gezakt tot ruim onder de 26 graden Celsius. In het Hol werden de hopen nog later aangelegd vanwege de zeer hoge botanische waarde van dit gebied en de moeilijke begaanbaarheid van het terrein. Op 19 augustus, twee maanden na de eiafzet periode van ringslangen, werd hier pas de eerste broei geconstateerd. Op 4 september was de temperatuur echter alweer gezakt tot 23,5 graden Celsius. Van de ruim dertig gemeten maaiselhopen in de twee gebieden voldeed er slechts één aan de temperatuurcriteria voor een goede broeihoop. Deze maaiselhoop had gedurende 8 weken een temperatuur van minstens 26 graden Celsius. In pollen pluimzegge en rottend hout bleef de temperatuur bij alle metingen onder de buitentemperatuur, met 22,7 graden als hoogste temperatuur.
Omzetten van broeihopen is KEIhard werken (foto links) en de vondst van eieren bij Waternet in Loenen aan de Vecht.
10
Geen broei toch succes Ook zijn er metingen gedaan in twee broeihopen buiten het onderzoeksgebied. Twee hopen langs het IJmeer ten noorden van Amsterdam brengen al jaren
succesvol juveniele ringslangen voort. Ondanks dat er tijdens deze metingen geen temperatuur boven de buitentemperatuur werd gemeten, en er dus geen sprake was van broei, werden er ook dit jaar weer 81 eieren gevonden, die ook waren uitgekomen. Ook bij metingen in het Oostvaardersveld door Jeroen Reinhold werd broedsucces vastgesteld met temperaturen onder de vaak genoemde 26 graden celsius. Aangezien de temperatuur dus blijkbaar geen uitsluitsel kan geven over de geschiktheid van een broeihoop, werden de hopen in de onderzoeksgebieden omgezet, om te kijken of er resten van eieren konden worden gevonden. Slechts acht eieren werden hierbij gevonden waarvan niet meer was te constateren of deze waren uitgekomen. Voor twee prachtig ringslangenhabitats als de Suikerpot en het Hol is dit een hele magere score. Tijdens een bezoek aan de Loenderveense Plas van Waternet, een aangrenzend en enigszins gelijkend terrein, werden bij het omzetten van een broeihoop 291 eieren gevonden. Incompleet habitat De onderzoeksgebieden voldeden dus aan zeker twee van de drie habitat-eisen van de ringslang. Tijdens het onderzoek werden regelmatig bruine kikkers en heikikkers waargenomen, beide geschikte prooien voor de ringslang. Een volwassen dame werd aangetroffen in winterslaap in een van de omgezette hopen. Ook winterverblijfplaatsen zijn er genoeg in het gebied. De enige habitateis waaraan het dus blijkbaar ontbreekt in het Hol en de Suikerpot is een geschikt voortplantingsgebied.
Bekend is dat ringslangen grote afstanden afleggen om geschikte eiafzet-plaatsen te bereiken. Het is dan ook denkbaar dat de slangen uit de onderzoeksgebieden hun eieren afzetten in de broeihopen bij bijvoorbeeld Waternet. Zonnige toekomst?! Om te voldoen aan de drie habitateisen van de ringslang moet er iets worden gedaan aan de eiafzetplekken in de gebieden. De maaiselhopen zoals ze nu na het maaibeheer achterblijven zijn ongeschikt door een combinatie van beroerde timing en ongeschikt materiaal. De hopen worden te laat opgeworpen. Een geschikte hoop moet voor april aanwezig zijn zodat ze op temperatuur kunnen komen en de ringslangen ze tijdig kunnen vinden. Verder waren de maaiselhopen ontoegankelijk en uitgedroogd. Een deel van het rietland in de onderzoeksgebieden wordt in de winter gemaaid. Dit maaisel wordt op dit moment nog verbrand. Door het maaisel in december op hopen te werpen kunnen broeihopen worden gecreëerd die tijdig aanwezig zijn voor de eiafzet van ringslangen. Ook wordt aanbevolen om ruw takkenmateriaal te verwerken in de hopen om de toegankelijkheid voor de ringslang te vergroten. Dit zorgt tevens voor extra zuurstof waardoor de hoop beter en langer broeit. Met deze aanbevelingen, die simpel en praktisch zijn, kan ook de derde habitateis van de ringslang, de aanwezigheid van geschikte eiafzet plaatsen, in het Hol en de Suikerpot weer in ere worden hersteld.
Een gele ringslang........zo zie je ze niet iedere dag! Harm Hofman kwam deze bijzondere ringslang tegen op een van zijn trajecten op de Veluwe. Enkele jaren geleden vonden Jan & Annie Rocks in Drenthe een identiek afwijkende ringslang. Bij beide dieren lijkt er sprake van flavisme.
11
LIZARD HILL 2008 Conn Barrett & Annie Zuiderwijk Conn Barrett monitoort sinds 1993 zandhagedissen op traject Witte Bergen in de duinen van Berkheide. Op een deel van zijn traject fotografeert hij wekelijks de hagedissen die actief zijn, dat is een duintje van minder dan een kwart hectare, door Conn “Lizard Hill” genoemd. Jaarlijks ziet en fotografeert hij daar zo’n 25 verschillende volwassen zandhagedissen, waarvan ongeveer 60% het jaar ervoor ook al aanwezig was. Hij heeft inmiddels een foto archief van meer dan 160 verschillende zandhagedissen die daar ter plekke voorkwamen. Zo ging dat tot 2003 toen er brand uitbrak op Lizard Hill. Anno 2008 is de plek wel enigszins hersteld van de brandschade, maar toch niet meer zo optimaal geworden als in het verleden. Dat is dan ook de reden dat Conn het fotograferen gaat verschuiven naar een andere plek. Hieronder nog één keer een verslag van het fotograferen van zandhagedissen op Lizard Hill. Het voorjaar kwam laat in 2008 20 april was pas de eerste keer dat ik in de duinen aan het monitoren ben geweest. Ik heb toen 15 hagedissen op het gehele traject gezien en maar ééntje op Lizard Hill, dat bleek een nieuwkomer te zijn, een vrouwtje, ze krijgt nummer 168.
Ze komt hier nu voor het derde jaar en vormt een vast stelletje met man 141. Ook dit jaar zal ze weer zwanger worden van hem. Het nieuwe mannetje 169 was deze dag niet te zien, kennelijk heeft man 141 de vechtpartij van hem gewonnen.
19 mei : een drukke hagedissendag, met twee voor dit jaar nieuwe mannen Twee weken later, op 2 erbij: man 165 is een mei was het beter, een oude bekende van vorig topdag op de Hill. jaar, een ‘rustig’ Man nr 141 was voor het mannetje, althans hij vijfde opeenvolgende blijft uit de buurt van jaar present, dat is al zijn sexe-genoten. Vorig jaren de dominante man, jaar zomer is hij op daarbij vrouwtje nr 167 Lizard Hill gekomen. De voor het tweede jaar, andere man is nieuw op ook vrouwtje 168 was deze plek, dat wordt nr weer van de partij, plus 170. Ook vrouwtje 166 een nieuwe volwassen zie ik voor het eerst dit grote man die nr 169 jaar. Andere hagedissen krijgt. Vier volwassen op Lizard Hill op deze hagedissen zijn dus dag waren uiteraard man aanwezig, twee 141 en vrouw 151. Elke mannetjes en twee keer in de zomer vrouwtjes en allemaal maanden dat ik Lizard met lentekriebels. Hill bezocht van mei tot Het was interessant want in juli zag ik man 141 en het nieuwe mannetje 169 vrouw 151 samen doet een poging om de Man 141 met vrouwtje 151. Het trouwe paartje van Lizard aanwezig. In totaal heb dominante man te Hill (Foto Conn Barrett). ik nu vijf oude bekenden worden op Lizard Hill. gezien, drie vrouwtjes Hij gaat een gevecht aan en twee mannen en drie nieuwe hagedissen, twee met man 141 voor meer dan 3 minuten. Het mannen en een vrouw. gevecht blijft onbeslist, het nieuwe mannetje lijkt sterker maar man 141 handhaaft zich 14 juni: Vrouwtje 166 is dik van de eieren. Ook Na afloop van het gevecht, liggen beide mannen vrouw 151 is nog zwanger maar drie dagen later, vlak bij elkaar op niet meer dan één meter afstand op 17 juni zie ik haar weer en dan is ze haar eieren te zonnen en bij te komen van deze heftige kwijt. vechtpartij. Omdat ze Lizard Hill niet verlaten heeft denk ik dat ze haar eieren ter plekke heeft gelegd en niet op 8 mei. Hoera! weer een oude bekende: Vrouwtje een andere plek buiten het zomerverblijf, zoals de 151 wordt voor de eerste keer in 2008 gezien; hagedissen vrouwtjes meestal doen. Bijvoorbeeld waarschijnlijk overwinterde ze buiten Lizard Hill. 12
nummer negen, die zeven jaar op Lizard Hill heeft doorgebracht en elk jaar zwanger, was in juni/juli altijd twee weken weg om elders haar eieren in te graven. 20 juni: Hoera, man 169 is ook weer van de partij maar wordt gelijk aangevallen door man 141 en even later zelfs ook door zijn maatje, vrouw 151. Het leek wel team-werk om deze nieuwe grote man te laten weten dat hij niet gewenst is op Lizard Hill. En met succes ook nog want man 169 zal deze zomer niet meer terugkomen. Al met al was het voorjaar interessant, plezierig en al met al toch tamelijk rustig. De Zomer was niet meer zo spannend, alleen man 141 en de vrouwtjes 151 en 166 waren nog aanwezig, drie oude bekenden. In de Nazomer werd het heel erg stil, alleen man 141 was er nog. Vrouwtje 151 is voor het laatst gezien op 4 juli en vrouw 166 op 23 juli. Toch ook nog een nieuw jong vrouwtje die nummer 171 kreeg toebedeeld en, vanaf 15 augustus liepen er ook juvenieltjes rond. Het laatste bezoek op Lizard Hill was 9 september, er waren toen twee juvenielen. Samenvatting en vergelijking Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 2008: man 141, vrouw151, man165, vrouw166, vrouw 167, vrouw168, man169, man 170 en jong vrouwtje 171. Totaal 9 hagedissen, de eerste vijf zijn terugvangsten die er vorig jaar ook al waren en de andere vier zijn nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerde hagedissen: 4 juvenielen.
Aantallen zandhagedissen op het gehele traject Het leek me wel aardig om 1998, 2007 en 2008 met elkaar vergeleken. Toevallig heb ik in deze drie jaren 15 keer mijn traject gelopen. Ik heb gekozen voor 1998 omdat het 10 jaar geleden was en voorafgaand aan de brand in 2003 op Lizard Hill. 2007 heb ik gekozen omdat het een goed jaar was voor hagedissen op mijn traject. In 1998 ben ik 346 keer een hagedis tegen gekomen op mijn traject de Witte Bergen. In 2007 was dat 378 keer. In 2008 was het 292 keer dat ik een hagedis tegengekomen ben in de 15 keren dat ik mijn traject bezocht, dat is 86 minder hagedissen dan het jaar 2007, 54 minder dan in 1998. Conclusie In 2008 heb toch veel dieren gezien en mijn traject is altijd bijzonder boeiend en interessant, maar in vergelijking tot 2007 en 1998 was 2008 duidelijk een minder jaar voor zandhagedissen. Over het geheel genomen was 2007 het beste jaar. Voor Lizard Hill was 1998 veruit het beste jaar van de drie. Dit heeft alles te maken met de brand van 2003. Lizard Hill is nooit meer de topplek geworden welke hij was voor de rampzalige brand van maart 2003.
Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 2007: man 141, vrouw 149, vrouw 151, man 157, man 158, vrouw 159, man 160, vrouw 161, vrouw 162, jonge man 163, jonge vrouw164, man 165, vrouw 166, vrouw 167. Totaal 14 hagedissen, drie terugvangsten en 11 nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerd: 10 juvenielen. Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 1998: vrouw 9, vrouw 20, man 25, vrouw 32, vrouw 38, man 39, vrouw 40, vrouw 47, vrouw 49, man 50, man 51, man 53, vrouw 55, man 61, vrouw 62, man 63, man 64, jonge man 65, jonge man 66, vrouw 67, vrouw 68, man 69, man 70, vrouw 71 en jong vrouwtje 72 . In totaal 25 hagedissen waarvan 13 er het jaar ervoor al waren en 12 nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerd: 7 sub-adulten van 1997 en 16 juvenielen. 13
In september alleen nog juvenieltjes (Foto Conn Barrett).
VERSPREIDINGSONDERZOEK REPTIELEN EN AMFIBIEËN 2008 Jelger Herder overzicht van de gegevens die zijn doorgegeven via de online invoermodules Telmee.nl en Waarneming.nl. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat de data uit waarneming.nl nog niet gevalideerd zijn er dus mogelijk nog hokken afvallen.
Het jaar 2008 zit er alweer bijna op, tijd voor een eerste terugblik. Er zijn dit jaar weer enorm veel gegevens door jullie doorgegeven, allereerst dank daarvoor. Mocht je nog losse waarnemingen hebben die je nog niet hebt doorgegeven zouden we je willen vragen dit zo spoedig mogelijk te doen, bij voorkeur via Telmee.nl. Met de reeds binnengekomen gegevens kunnen we een eerste overzicht maken van de vorderingen. Er zijn tot op heden in 2008 voor alle soorten samen 179 prioritaire km-hokken onderzocht waarbij in 81% de doelsoort is aangetroffen. Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal onderzochte prioritaire km-hokken per doelsoort.
Actueel houden van de verspreidingsbeelden De hoofddoelstelling van het verspreidingsonderzoek is het volledig actualiseren van de verspreidingsbeelden van de doelsoorten op 10x10 km-hok niveau over de periode 2007-2012. De achterliggende gedachte is de in 2013 geplande rapportage naar de EU over de Habitatrichtlijn. Voor deze rapportage zijn actuele verspreidingsgegevens nodig, de periode die dan geldt als actueel is 2007-2012. We richten ons er daarom op om binnen die periode het verspreidingsbeeld van onze doelsoorten op 10x10 km-hok niveau volledig te verversen/ actualiseren. We zijn nu dus twee jaar bezig en al een heel eind onderweg, voor de meeste doelsoorten zitten we tegen de 70%. Tabel 1 geeft de huidige stand van zaken.
30 25 20 15 10 5
poelkikker
heikikker
boomkikker
rugstreeppad
knoflookpad
Wat betekenen deze getallen voor de uiteindelijke doelstelling en hoe gaan we volgend jaar verder?
Figuur 1. De tussenstand in het verspreidingsonderzoek per 1 november 2008. De grafiek geeft het aantal bezochte prioritaire kilometerhokken en de mate waarin de soorten wel of niet werden gevonden weer.
14
400
300
200
100
poelkikker
heikikker
boomkikker
rugstreeppad
knoflookpad
kamsalamander
vuursalamander
ringslang
vinpootsalamander
aangetroffen
gladde slang
0
zandhagedis
Er zijn daarnaast in het kader van het verspreidingsonderzoek ook vele niet-prioritaire km-hokken onderzocht. Figuur 2 geeft een
Figuur 2. De tussenstand in het verspreidingsonderzoek per 1 november 2008 De grafiek geeft het totaal aantal kilometerhokken waaruit waarnemingen van de betreffende doelsoort zijn binnengekomen uit 2008.
hazelworm
Tussen de afgeronde prioritaire km-hokken zaten enkele bijzondere vondsten. Zo werd de heikikker door Wim van den Heuvel en Maaike Pouwels opnieuw gevonden in het Hernensche Bosch (Gelderland) na een afwezigheid van 20 jaar. De laatste waarneming dateerde uit 1988. De jaren daarop is er intensief gezocht, maar werd de soort niet meer gevonden en aangenomen werd dat de soort was uitgestorven in het gebied.
Voor een aantal soorten, met name de reptielen, lopen we zeer goed op schema: adder, gladde slang, hazelworm, poelkikker, ringslang, zandhagedis en vuursalamander. De zeer wijd verspreide kamsalamander, heikikker en
adder
kamsalamander
vuursalamander
adder
ringslang
vinpootsalamander
niet gevonden aangetroffen
gladde slang
zandhagedis
hazelworm
0
rugstreeppad blijven enigszins achter lopen. Dit komt mede door het enorme aantal hokken dat geactualiseerd moet worden. Aan deze soorten willen we volgend jaar extra aandacht besteden. Soort adder boomkikker gladde slang hazelworm heikikker kamsalamander knoflookpad poelkikker ringslang rugstreeppad vinpootsalamander vuursalamander zandhagedis
Van soorten met een beperkte verspreiding, zoals de boomkikker en vinpootsalamander, vragen we iedereen die dat nog niet gedaan heeft alsnog zijn of haar recente waarnemingen door te geven. De beperkte verspreiding van deze soorten Reeds Totaal te Percentage werkt in ons voordeel omdat er een geactualiseerd actualiseren geactualiseerd lager aantal hokken is dat geactualiseerd moet worden. Voor deze 50 64 78 soorten wordt gedacht aan regionale 30 47 64 projecten in 2009. 46 67 69 104 144 107 13 142 98 184 28 6 88
150 230 200 43 190 145 297 49 6 98
69 63 54 30 75 68 62 57 100 89
Tabel 1. De tussenstand voor de doelstelling van het verspreidingsonderzoek. De tabel geeft in 10x10 km-hokken het in 2007 en 2008 reeds geactualiseerde aantal, het totaal aantal te actualiseren hokken over de periode 2007-2012 en in de laatste kolom het percentage dat van de te actualiseren hokken dat reeds geactualiseerd is. De gebruikte data zijn niet allemaal gevalideerd, mogelijk vallen er dus nog enkele hokken af.
Tot slot lijkt de knoflookpad sterk achter te blijven met maar 30% reeds afgerond van het totaal aantal te actualiseren hokken. Hierover moet echter nog een correctieberekening gemaakt worden. De te actualiseren hokken zijn namelijk bepaald door het voorkomen van de soort in die hokken in de periode 1980-2006. Helaas is de knoflookpad sindsdien op veel locaties uitgestorven. Deze hokken moeten we nog invoeren als 0-waarnemingen, waardoor het afgeronde percentage hoger komt te liggen. Daarnaast hebben we voor de knoflookpad onderwatermicrofoons aangeschaft, die zeer succesvol blijken te zijn. Meer hierover in de komende nieuwsbrief.
NU VERSPREID OVER HET LAND BESCHIKBAAR: BASISCURSUS AMFIBIEËN & REPTIELEN EN ZOETWATERVISSEN Annemarie van Diepenbeek Oude rotten en nieuwkomers Mensen komen en gaan. Ja, zelfs mensen die het plezier van veldonderzoek naar amfibieën en reptielen kennen, vertrekken soms, om uiteenlopende redenen. Voor RAVON is het dus belangrijk dat er voortdurend aanwas plaatsvindt van mensen die zich met verspreidingsonderzoek en/of monitoring willen gaan bezighouden. Belangrijk daarbij dat nieuwe geïnteresseerden gelegenheid krijgen kennis op te doen, zowel van de soorten zelf als van de veldmethodieken. Het overdragen van die kennis kan het beste gebeuren door mensen met veel veldervaring. Af en toe worden ‘oude rotten in het veldwerk’ daarom gevraagd, nieuwe, minder ervaren RAVON-ners mee het veld in te nemen en hen de kneepjes van het vak te leren. Overdracht op individuele basis, een oersterke formule, maar ze dekt niet de landelijke behoefte aan kennisverwerving. Kennisoverdracht op grotere schaal is een 15
onderwerp waaraan de laatste jaren bij RAVON veel is gewerkt. Cursus volgen…. Een goed en leuk begin van veldonderzoek is het volgen van een basiscursus. Naast een basiscursus Zoetwatervissen heeft RAVON heeft er ook een ontwikkeld voor Amfibieën en Reptielen. De cursus focust op soortherkenning en waarnemingsen inventarisatiemethoden. In 2006 zijn er op zes plaatsen in het land pilots van de cursussen gegeven, drie over amfibieën en reptielen en drie over zoetwatervissen. Voor de cursusleiders zijn er in 2007 en 2008 trainingsdagen gegeven, een in Den Bosch en een in Assen. Een aantal RAVON-ners met de nodige veldervaring en met de principiële bereidheid tot het geven van cursussen werd hiervoor uitgenodigd. Belangrijk onderdeel van het programma vormde het voorstellen en in
vogelvlucht doorlopen van het cursusmateriaal. Ook werd er aandacht besteed aan didactiek en aan de organisatie van de cursussen.
afgestemd op het leren herkennen van de in Nederland voorkomende soorten (de herkenningsdelen) en de veldmethodieken (de waarnemingsdelen) en ze kunnen uitstekend als cursusmateriaal gebruikt worden. • Herkenning amfibieën en reptielen • Het waarnemen van amfibieën en reptielen • Herkenning zoetwatervissen • Het waarnemen van zoetwatervissen Afhankelijk van de wensen van de organiserende afdeling en de deelnemers kunnen deze gidsjes als cursusmateriaal gebruikt worden.
of cursus geven….? We hebben een pool van circa 50 cursusleiders kunnen samenstellen met een mooie verspreiding over Nederland, hoewel niet alle provincies even sterk vertegenwoordigd zijn. De cursussen kunnen nu dus op allerlei plaatsen in Nederland worden aangeboden. Nadat de pool van cursusleiders samengesteld was is er via de landelijke KNNV- en IVN-afdelingen en de jeugdbonden op landelijke schaal bekendheid gegeven aan de beschikbaarheid van de basiscursussen. De cursusleiders hebben een CD met daarop een of beide basiscursussen ontvangen. De cursussen bestaan uit een Powerpoint-presentatie in de RAVON huisstijl. Cursusleiders hebben een grote vrijheid bij de eigen invulling daarvan: ze kunnen naar wens de cursus aanvullen met bijvoorbeeld regionale kaartjes of inkorten en beperken tot soorten uit de regio waar de cursus gegeven wordt. Ook kunnen ze zich beperken tot één van de soortgroepen. Voor een basiscursus amfibieën en reptielen hebben de meeste afdelingen van natuurorganisaties voorkeur voor twee theorieavonden en twee halve dagexcursies of een dagexcursie, waarbij zowel voor reptielen als voor amfibieën geschikte locaties bezocht kunnen worden. Een niet te lange cursus dus, Cursusisten in het veld luisteren naar Annemarie (Foto Ede Groot). maar voor de deelnemers voldoende motiverend om met het veldwerk te beginnen! Geïnteresseerd? Dat de cursussen in een behoefte voorzien is al Geïnteresseerden in het volgen van de cursussen gebleken uit de aanvragen en organisatie van kunnen hun wens kenbaar maken aan regionale inmiddels al vijftien cursussen in verschillende KNNV- of IVN-afdeling, of jeugdbond. De lijst regio’s, dit nog voordat de lijst met cursusleiders en met cursusleiders, ingedeeld naar provincie, is op de bijbehorende trainingsdagen afgerond waren. te vragen via
[email protected]. Graag breiden we onze pool van cursusleiders uit. Inhoud en cursusmateriaal Wie daarin geïnteresseerd is kan contact opnemen De cursussen zijn geschikt voor beginners en ze met ondergetekende. En voor wie ’t liever niet in gaan in op: zijn eentje doet: natuurlijk kan dat ook in een duo• Soortherkenning en leefgebieden combinatie! • Veldmethodieken (wanneer en hoe vind ik een soort?) en • Manieren om waarnemingen door te geven, zodat ze gebruikt kunnen worden voor de bescherming en duurzame instandhouding van de soorten. Gelijktijdig met de cursussen zijn er bij RAVON vier compacte veldgidsjes uitgekomen, inmiddels vermoedelijk welbekend bij de lezers van deze nieuwsbrief. Ze zijn geheel 16
17
18