Nieuwsbrief Gezondheidszorg December 2010 Inhoudsopgave
Uitbreiding Sectie Gezondheidszorg
• Inleiding: prof.mr.dr. Joep Hubben onderscheiden • Richtsnoeren Zorggroepen • De gezondheidszorg en ouderenzorg in het regeer- en gedoogakkoord 2010 • Publicatie normontwerp Nederlandse Norm (NEN) 7510 ‘Informatiebeveiliging in de zorg’ • Aansprakelijkheid huisarts; geen oproepingsplicht bij niet verschijnen patiënt • Wet Uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidwetgeving • Wetsvoorstel wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) • NMa beboet bestuurders/toezichthouders • Nieuwjaarsgroet • Publicaties • Agenda lezingen Sectie Gezondheidszorg
In het nieuwe jaar zal onze sectie worden versterkt met de komst van mr. Jeroen Holland. Jeroen Holland is een ervaren advocaat (werkte tot nu bij het advocatenkantoor Nauta Dutilh te Amsterdam) met affiniteit met de gezondheidszorg en bijzondere expertise op het gebied van het ondernemings- en arbeidsrecht. Wij zijn verheugd dat hij ons team komt versterken. Zijn standplaats wordt de vestiging Arnhem.
Inleiding
Richtsnoeren Zorggroepen
Voor u ligt de nieuwe Nieuwsbrief bij de afsluiting van een kwartaal dat voor de zorg zeker turbulent genoemd mag worden. De sectie Gezondheidszorg heeft daarin ondermeer in verschillende kort gedingen tegen de Staat en tegen verzekeraars instellingen moeten bijstaan. Zo was er de korting die de Minister van VWS aan de ziekenhuizen wilde opleggen van een omvang zonder precedent. In eerste aanleg werd de minister de korting door de voorzieningenrechter verboden. Het Gerechtshof Den Haag zag meer politieke ruimte voor de minister en de discussie wordt vervolgd in cassatie. De zorgverzekeraar CZ deed een radicale poging tot selectieve zorginkoop, waaruit de nodige geschillen voortvloeiden en over welk onderwerp het laatste woord nog niet gezegd is. Deze nieuwsbrief signaleert voor u een aantal tendensen in de onderstroom die de zorg van de komende tijd zal bepalen en die wellicht anders uw aandacht niet zou krijgen.
De NMa en de NZa hebben in augustus jl. de “Richtsnoeren Zorggroepen” (hierna: Richtsnoeren) gepubliceerd. Deze Richtsnoeren geven de kaders aan waarbinnen zorggroepen mogen samenwerken die gelden op grond van de Mededingingswet en de Wet Marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg). Van een zorggroep is volgens de NMa en NZa sprake indien partijen een afzonderlijke rechtsvorm hebben gecreëerd die een coördinerende rol speelt op het gebied van de behandeling van één of meer chronische ziekten. In de visie van de NMa/NZa sluit de zorggroep contracten met zorgverzekeraars over de coördinatie en levering van geïntegreerde chronische zorg met als doel de operationele kwaliteit van zorg te verbeteren. Over de prijs voor de verschillende zorgproducten kunnen de zorggroepen en de verzekeraars vrij onderhandelen.
Prof. dr. Joep Hubben onderscheiden Er was echter ook tijd voor een terugblik. Prof.mr. Joep Hubben nam op donderdag 16 december 2010 afscheid als voorzitter van de Raad van Toezicht van de zorginstelling Koninklijke Kentalis. Bij die gelegenheid ontving hij uit de handen van de Burgemeester van Sint Michielsgestel de hoge Koninklijke onderscheiding van Officier in de Orde van OranjeNassau. Hij kreeg deze onderscheiding niet alleen vanwege zijn lange staat van dienst als Inspecteur voor de Volksgezondheid in Noord-Brabant, rechter, raadsheer in het Gerechtshof Arnhem, hoogleraar in het gezondheidsrecht en inmiddels twintig jaar advocatuur, maar vooral ook voor de uitzonderlijke betekenis die hij in die verschillende rollen voor het gezondheidsrecht en de gezondheidszorg in het algemeen heeft gehad. Wij noemen hier o.a. het lidmaatschap van de Commissie Dunning over keuzes in de zorg, de Commissie Dijkhuis, de Commissie Wetenschappelijke Integriteit Gezondheidszorgonderzoek en de verschillende ‘Commissies Hubben’: de Begeleidingscommissie Experiment Geschillencommissie Ziekenhuizen, de Begeleidingscommissie Wet zorgconsumentenwet en de Centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging. Joep Hubben was jarenlang kroonlid van het College bouw zorginstellingen en is kroonlid van het College sanering zorginstellingen en adviseur van de regering van de Nederlandse Antillen. Wij vinden het wel ‘typisch Joep’ dat hij deze onderscheiding nu al krijgt, terwijl hij nog gewoon full swing zijn vak bedrijft. Hij blijft gelukkig nog wel even als advocaat en hoogleraar. Tevens blijft hij als toezichthouder actief. Per 1 januari a.s. wordt Joep Hubben lid van de Raad van Toezicht van het Elisabeth Ziekenhuis te Eindhoven.
De sectie wenst u verder bij deze gelegenheid prettige feestdagen en een voorspoedig nieuwjaar! En dan nu: media res. Prof.mr. Jaap Sijmons Voorzitter Sectie Gezondheidszorg
De Richtsnoeren beschrijven twee hoofdvormen van zorggroepen, plus een mengvorm: I. D e zorggroep opereert als zelfstandige entiteit en contracteert met de zorgverzekeraar. Hierbij blijven de betrokken individuele zorgaanbieders zelfstandige ondernemers die door de zorggroep in “onderaanneming” worden gecontracteerd om delen van de ketenzorg te leveren. Bij één zorggroep kunnen meerdere zorgaanbieders van dezelfde discipline betrokken zijn. II. Zorgaanbieders zijn onderdeel van de zorggroep. Zorgaanbieders zijn daarbij in loondienst van de zorggroep of brengen hun onderneming geheel of gedeeltelijk in de zorggroep en houden op zelfstandig ondernemer te zijn voor het deel van de activiteiten dat zij aan de zorggroep hebben overgedragen. III. Er kan ook sprake zijn van een mengvorm, waarbij een zorggroep zowel zorgaanbieders in dienst heeft en zorg inkoopt bij zelfstandige zorgaanbieders. Enerzijds gaan de Richtsnoeren in op de toepassing van de Mededingingswet. Er wordt op gewezen dat bij de vormen genoemd onder i en ii er sprake kan zijn van een concentratie (fusie of verkrijging van zeggenschap) die bij de NMa gemeld moet worden indien bepaalde omzetdrempels worden overschreden. Dit moet steeds per geval worden beoordeeld. Verder wordt het kartelverbod uit de Mededingingswet ten aanzien van de zorggroepen toegelicht. In de eerste plaats wordt ingegaan op “hoofdvorm i”. Aangegeven wordt dat over het algemeen er geen mededingingsrechtelijke bezwaren bestaan indien zorgaanbieders van verschillende disciplines die niet met elkaar concurreren elkaar informeren over bijvoorbeeld de prijs die zij hanteren of afspraken met elkaar maken over hun opstelling richting de zorggroep. Voor samenwerking tussen de zorgaanbieders die bij een zorggroep betrokken zijn en concurrenten van elkaar zijn, geldt een ‘strengere’ benadering vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt. De samenwerking tussen concurrenten die zorg leveren aan
pagina 1/5
Nieuwsbrief Gezondheidszorg 01/10
een zorggroep die ziet op de objectieve bevordering van de kwaliteit van de zorg is toegestaan. Zodra echter bij het maken van deze kwaliteitsafspraken of los daarvan ook afspraken worden gemaakt over het beperken of handhaven van de kwaliteit, het afstemmen van prijzen en het niet overnemen van elkaars patiënten als de patiënt van zorgaanbieder wenst te wisselen, is bijna altijd sprake van een schending van het kartelverbod. Over exclusiviteitafspraken tussen een zorggroep en de gecontracteerde zorgaanbieders geven de Richtsnoeren aan dat deze afhankelijk van de specifieke omstandigheden al dan niet in strijd kunnen zijn met het kartelverbod. Verder geven de Richtsnoeren wat “hoofdvorm ii betreft aan dat binnen de zorggroep vergaande afspraken kunnen worden gemaakt ten aanzien van de producten die de zorggroep levert, zoals op het gebied van de prijsafstemming, aangezien de zorgaanbieders in dit geval niet meer zelfstandig zijn. Ook wordt erop gewezen dat de uitwisseling van concurrentiegevoelige informatie tussen zorggroepen op mededingingsrechtelijke bezwaren kan stuiten. Zonder dat daarop wordt gewezen in deze Richtsnoeren geldt hetzelfde uitgangspunt voor concurrerende zorgaanbieders in het algemeen. Anderzijds gaan de Richtsnoeren in op de toepassing van de Wmg. De Richtsnoeren vermelden dat de NZa als eerste zal optreden indien zorggroepen beschikken over “Aanmerkelijke Marktmacht” (hierna: AMM) in de zin van de Wmg. Hierbij is sprake van een machtspositie van een zorggroep waardoor in potentie de publieke belangen kunnen worden geschaad door uitbuiting en uitsluiting. Voor het bepalen of sprake is van een AMM wordt eerst de relevante markt afgebakend. Volgens de NMa/NZa is er sprake van separate relevante markten voor elke vorm van chronische ketenzorg, vastgelegd in de betreffende zorgstandaard. Deze zorg kan geïntegreerd worden aangeboden via een zorggroep, of ‘los’ via de consulttarieven van de individuele zorgaanbieder. De NMa en de NZa gaan er vanuit dat er sprake is van beperkte reisbereidheid van patiënten. Daarom is de relevante geografische markt voor zorg die wordt geleverd door of namens een zorggroep volgens de Richtsnoeren lokaal of regionaal. Het bestaan van een AMM-positie hangt af van diverse factoren zoals het marktaandeel, toetredingsmogelijkheden, overstapdrempels, inkoopmacht op de afgebakende markt. In de Richtsnoeren wordt aangegeven dat in het specifieke geval van zorggroepen zich de volgende mededingingsproblemen kunnen voordoen: uitbuiting en uitsluiting. Uitbuiting is aan de orde indien een zorggroep door de AMM-positie voordelen kan behalen die onder normale marktomstandigheden niet behaald zouden zijn, bijvoorbeeld door het berekenen van te hoge prijzen voor de zorgverzekeraar of een te lage kwaliteit aan te bieden. Uitsluiting doet zich voor als een zorggroep als gevolg van de AMM-positie haar eigen positie verder kan versterken door de positie van haar concurrenten te verzwakken, bijvoorbeeld door het sluiten van contracten op exclusiviteitbasis. Wanneer de NZa een AMM-positie vaststelt bestaat de mogelijkheid dat zij verplichtingen oplegt zoals bedoeld in artikel 48 Wmg om potentiële mededingingsproblemen tegen te gaan. Hoewel het op het eerste gezicht lijkt alsof de Richtsnoeren ingaan op de specifieke omstandigheden van zorggroepen ten aanzien van de toepassing van het kartelverbod uit de Mededingingswet en de AMM-situatie uit de Wmg, bevatten zij in feite niet meer dan een uiteenzetting van de algemene regels die de Mededingingswet en de Wmg kennen. Met name wordt alleen van de meest evidente gedragingen aangegeven of deze al dan niet toegestaan zijn. De Richtsnoeren geven dan ook niet voor elke situatie uitsluitsel over de vraag of de concrete samenwerking toelaatbaar is. Deze aanpak is te verklaren. Er zijn veel verschillende vormen van samenwerking en de marktomstandigheden verschillen, zodat elke samenwerking steeds per geval op grond van haar specifieke merites moet worden beoordeeld. Zorggroepen en afzonderlijke zorgaanbieders die betrokken zijn bij zorggroepen, zullen derhalve elke vorm van samenwerking afzonderlijk nader moeten beoordelen in het licht van het kartelverbod. Daarnaast dienen zorggroepen zich ook te realiseren dat zij bij een sterke positie op de markt hun gedragingen ook moeten beoordelen vanuit het oogpunt van de AMM-regels. De gezondheidszorg en ouderenzorg in het Regeer- en Gedoogakkoord 2010 In het nieuwe Regeer – en Gedoogakkoord zoals overeengekomen tussen de VVD, CDA en PVV zijn plannen opgenomen die betrekking hebben op de gezondheidszorg en ouderenzorg. Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen. Het kabinet zet in op bezuiniging, een versterking van zorg dichterbij
pagina 2/5
Nieuwsbrief Gezondheidszorg 01/10
huis, een verbetering van de bereikbaarheid van huisartsen en een concentratie van de behandeling van ingewikkelde ziektes in een beperkt aantal ziekenhuizen. Ook zal het zorgpakket gaan veranderen: enkel vergoeding van de eerste IVF-behandeling, verhoging van het aantal zelf te betalen dan wel aanvullend te verzekeren behandelingen fysiotherapie tot 15 en buiten de EU geen werelddekking voor zorg uit het basispakket. Hoewel het Regeerakkoord inzet op het toestaan aan ziekenhuizen om privaat kapitaal aan te trekken en onder voorwaarden winst uit te keren aan investeerders, zet het Gedoogakkoord daar niet op in. Of dit beleidsvoornemen kan worden gerealiseerd is afhankelijk van het politieke spectrum. Voor de verbetering van de kwaliteit van de ouderenzorg is € 1 miljard vrijgemaakt onder andere voor kleinere zorginstellingen, het bevorderen van intercollegiale toetsing en de oprichting van een kwaliteitsinstituut. Ook wil het kabinet de patiëntenrechten versterken via de Wet Cliëntenrechten Zorg en de rechten van bewoners van zorginstellingen opnemen in de Zorginstellingen Beginselenwet. Bovendien worden de Raden van Bestuur expliciet verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het functioneren van hun instellingen. Tevens gaan er systeemkeuzes in de AWBZ plaatsvinden door omschakeling van handelingsfinanciering naar uitkomstfinanciering, wettelijke verankering van het persoonsgebonden budget, het scheiden van wonen en zorg en het overhevelen functies dagbesteding en begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning. Een ambitieus palet aan maatregelen. Het zorgstelsel is al vanaf 2006 onderwerp van discussie en is nog altijd ‘in aanbouw’. Wij nemen ons voor in de komende nieuwsbrieven ten aanzien van deze onderwerpen op praktische manier nader te signaleren.
Publicatie normontwerp Nederlandse Norm (NEN) 7510 ‘Informatiebeveiliging in de zorg’ NEN 7510 biedt een gemeenschappelijk raamwerk voor het inrichten van de informatiebeveiliging in de gezondheidszorg. De norm is van toepassing op alle zorginstellingen en andere organisaties werkzaam in de gezondheidszorg, ongeacht de aard en de omvang van het bedrijfsproces. Op basis van ISO 27002 zijn de eisen aangescherpt om te voldoen aan ISO 27799. Voor de praktijk betekent het dat de norm voor informatiebeveiliging in de zorg strikter wordt. De richtlijnen voor autorisatie en toegangsbeheer worden aangescherpt. Van besturen van de zorginstellingen wordt bijvoorbeeld verwacht dat zij de informatiebeveiliging binnen de organisatie actief ondersteunen door duidelijk richting te geven, betrokkenheid te tonen en expliciet verantwoordelijkheden voor informatiebeveiliging toe te kennen en te erkennen. Voor het toegangsbeleid geldt dat het gebaseerd behoort te zijn op vooraf gedefinieerde functies met gerelateerde rechten die nodig zijn voor de functie en niet verder strekken. Het toegangsbeleid maakt onderdeel uit van het informatiebeveiligingsbeleid en moet voldoen aan professionele, ethische, wettelijke en patiëntgerelateerde eisen. Tevens dient dit beleid tegemoet te komen aan de eisen van het werk van zorgprofessionals. Het beleid zal bovendien speciale aandacht dienen te besteden aan de beschikbaarheid van gegevens bij het verlenen van acute zorg. Zorginstellingen behoren ervoor te zorgen dat goedkeuringen in zorgprocessen, waar dat nodig is, worden gekoppeld aan verschillende functies en worden afgedwongen door applicatiefuncties in het informatiesysteem. Aansprakelijkheid huisarts; geen oproepingsplicht bij niet verschijnen patiënt; professionele beoordeling afhankelijk van risico dat patiënt loopt; geen bestuderingplicht gegevens andere gezinsleden ten behoeve van consult kind In deze zaak, die diende voor het hof Den Bosch op 20 juli jl., betrof het de vraag of de huisarts een beroepsfout had gemaakt. Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft het hof bij tussenarrest een deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen: had de huisarts de patiënte moeten oproepen voor een consult toen zij zich niet op korte termijn na 21 juni 2010 bij de huisarts meldde en/of had de huisarts uit zichzelf met de patiënte eventuele nadere stappen moeten bespreken toen de patiënte in de periode tussen 21 juni 2001 en 21 mei 2002 de praktijk van de huisarts bezocht voor een consult ten behoeve van haar kind. Dit alles mede gelet op de op dat moment voor de huisarts geldende medisch-professionele standaard. Het hof oordeelde dat uit het rapport van de deskundige blijkt dat het
zeker geen regel is in de beroepsgroep om actief een patiënt op te roepen die op een uitnodiging van de huisarts niet is verschenen en dat het evenmin gebruikelijk is dat een huisarts bij een consult van een patiënt ten behoeve van een kind ook de gegevens van andere gezinsleden bestudeert. Voor de arts geldt er geen plicht tot actieve oproeping bij het niet verschijnen van een patiënt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden. Wet Uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving Op 13 april 2010 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (WUBHV) aangenomen. Met de inwerkingtreding van de WUBHV op 29 mei 2010 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) meer bevoegdheden gekregen. De IGZ kan zelf bestuurlijke boetes of een last onder dwangsom opleggen aan zorgaanbieders voor concrete overtredingen zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie (OM). Dit geldt voor overtredingen waarvoor het strafrecht of tuchtrecht een te zwaar middel is. Voorbeelden zijn overtredingen van de Kwaliteitswet zorginstellingen, de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG), de Wet klachtrecht cliënten zorgsector of de Wet medische hulpmiddelen. Als de IGZ constateert dat de kwaliteit van zorg onvoldoende is, wordt geen bestuurlijke boete ingezet maar kan wel een last onder dwangsom worden opgelegd. De maximaal op te leggen boetebedragen variëren van € 6.700,- tot € 900.000,- per overtreding. Tevens geldt nu een registratieplicht voor privéklinieken en particuliere verpleeg- en verzorgingstehuizen. Door deze registratie heeft de IGZ beter zicht op zorgaanbieders die niet zijn toegelaten krachtens de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Zij dienen zich te melden bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Doen zij dit niet, dan riskeren ze een boete van € 33.500,- per verplichte registratie. Vanaf 1 september 2010 kan iedereen op www.zorgregister.nl zoeken naar deze geregistreerde zorginstellingen. De WUBHV geeft de IGZ bovendien meer mogelijkheden om patiëntendossiers in te zien zonder toestemming van de patiënt. In de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet BIG is bepaald dat inspecteurs bevoegd zijn tot inzage in patiëntendossiers voor zover dat nodig is voor de invulling van hun taak. De Eerste Kamer had grote bezwaren tegen deze algemene formulering. Daarop heeft de minister van VWS aangegeven dat de IGZ dit alleen zal doen in gevallen waarin het vragen van toestemming ‘onmogelijk’ of ‘onevenredig belastend’ is. Het vragen van toestemming is bijvoorbeeld onmogelijk indien de patiënt is overleden. Toestemming vragen kan onevenredig belastend zijn als in het kader van thematisch onderzoek grote aantallen dossiers moeten worden ingezien. De nieuwe wettelijke inzage bevoegdheid is gekoppeld aan een afgeleid beroepsgeheim. Indien bijvoorbeeld een arts een geheimhoudingsplicht jegens een dossier heeft, dan geldt voor de inspecteur datzelfde. Een ander punt van discussie was of het OM in strafzaken gebruik zou kunnen maken van de gegevens die de IGZ door middel van dossierinzage heeft verkregen. Het OM en de IGZ kwamen in 2009 een ‘Samenwerkingsprotocol Volksgezondheid’ overeen. Naar aanleiding van de discussie over de WUBHV is nu een aanvulling gemaakt op het protocol. De inspectie verstrekt aan het OM alleen gegevens uit een dossier als het OM zelf al over dat dossier beschikt. Indien dit niet het geval is, zal het OM het dossier zelf bij de hulpverlener of instelling moeten vorderen. De werkwijze bestuurlijke boete of last onder dwangsom is als volgt. De bestuurlijke boete wordt niet ingezet in gevallen waarbij de IGZ constateert dat de kwaliteit van zorg onvoldoende is. In die gevallen zal de IGZ door advies, overreden, aanwijzing of bevel proberen om de zorgaanbieder te bewegen tot verantwoorde zorgverlening. In deze context kan wel een last onder dwangsom worden opgelegd wanneer mocht blijken dat een aanwijzing of een bevel, gericht op het wijzigen of stoppen van een risicovolle situatie, niet wordt uitgevoerd. In de meeste gevallen geeft de IGZ eerst een waarschuwing voordat een boete wordt opgelegd. Het vaststellen van de hoogte van een bestuurlijke boete is van een aantal factoren afhankelijk. Allereerst is per overtreding een norm- of standaardbedrag vastgesteld. Deze bedragen staan in de beleidsregels bestuurlijke boete die u kunt vinden via www.igz.nl. Daarnaast is de hoogte bijvoorbeeld afhankelijk van de grootte van de organisatie, de ernst van de overtreding en het aantal malen dat een zelfde overtreding bij dezelfde zorgaanbieder is geconstateerd. Tweede nota van wijziging n.a.v. het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) In de tweede nota van wijziging naar aanleiding van het wetsvoorstel
wijziging Wet BIG wordt de mogelijkheid verruimd om aantekeningen van bevoegdheidsbeperkende maatregelen in het BIG-register te maken, om openbaar kennis te geven van aantekeningen in het BIG-register en van doorhalingen. Met de voorgestelde wijziging van art. 11, eerste lid, onderdeel a Wet BIG wordt bereikt dat van opgelegde doorhalingen en bevoegdheidsbeperkende maatregelen – voor zover die niet al reeds kenbaar zijn – openbaar kennis gegeven kan worden, ongeacht de vraag of de doorhaling of de maatregel is opgelegd op grond van de Wet BIG of op grond van een andere wet. Bijvoorbeeld bevoegdheidsbeperkingen die door een buitenlandse instantie zijn opgelegd en die doorwerking vinden in de bevoegdheid het beroep in Nederland uit te oefenen. Met de voorgestelde wijziging van art. 11, eerste lid, onderdeel b Wet BIG wordt een uniforme regeling bewerkstelligd voor openbaarmaking van de opgelegde doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Tot nu toe geldt dat tuchtmaatregelen en maatregelen wegens ongeschiktheid, die een doorhaling van de inschrijving inhouden, worden verwerkt in het BIG-register en – op voorgeschreven wijze – openbaar worden gemaakt. Van een doorhaling van een inschrijving wegens een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke besluit waarbij de geregistreerde onder curatele is gesteld of vanwege een beslissing van een buitenlandse instantie op grond waarvan het recht het beroep in dat land uit te oefenen blijvend geheel is komen te vervallen, is openbaarmaking echter tot op heden niet mogelijk op grond van de Wet BIG. Het wetsvoorstel voorziet in openbaarmaking van alle opgelegde doorhalingen in het BIG-register. Het gaat wel om een beperkte openbaarmaking in die zin dat slechts de doorhaling van de inschrijving openbaar wordt gemaakt zonder verwijzing naar het desbetreffende wetsartikel van de Wet BIG of een andere wet waarop de doorhaling berust. Ten slotte is het voorstel om art. 12 Wet BIG aan te passen, in die zin dat aan een ieder die daarom verzoekt mededeling kan worden gedaan of aan een in het register ingeschrevene een bevel is opgelegd dat een inperking inhoudt van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen. Wet aanvulling instrumenten bekostiging Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) Dit wetsvoorstel voorziet in een wijziging van de Wmg en enkele andere wetten in verband met aanvulling van de Wmg met instrumenten ten behoeve van de bekostiging van zorg en een beheerste kostenontwikkeling daarvan. Het is de bedoeling om de macrobudgettaire beheersing van de medisch specialisten op hoofdlijnen op de volgende manier vorm te geven: 1. De zorgautoriteit krijgt de bevoegdheid om het bedrag (grens) vast te stellen dat een instelling in een jaar ten hoogste voor honoraria van medisch specialisten in de tarieven mag verrekenen (de zogenaamde referentie-omzet) plus een bepaalde gedempte groei ten opzichte van die grens. De zorgautoriteit mag deze bevoegdheid niet zo maar hanteren. De minister moet daaraan voorafgaand aan de zorgautoriteit aanwijzingen geven. Eén van de uitgangspunten hierbij is dat de macro beschikbare middelen voor medisch specialisten bekend zijn. 2. Bij overschrijding van de grens (referentie-omzet) moet de instelling na vaststelling daarvan door de zorgautoriteit het meerdere afdragen aan het zorgverzekeringsfonds. 3. De wet bepaalt in welk geval de vrijgevestigd medisch specialist uitsluitend tegenover de instelling waar hij werkzaam is, recht heeft op een vergoeding voor zijn werkzaamheden, en niet tegenover de patiënt of de zorgverzekeraar. 4. De wet laat aan instelling en medisch specialist de vrijheid om de hoogte van de individuele vergoeding en de daarmee samenhangende voorwaarden te regelen. In dit model is het de bedoeling dat ziekenhuis en medisch specialist gezamenlijk afspraken maken over de vergoeding voor de werkzaamheden van de medisch specialist. De instelling krijgt hiermee de vrijheid om de vergoeding voor de werkzaamheden van de medisch specialist in te passen in het bredere instellingsbeleid en deze toe te passen op de lokale situatie. Om de benodigde ruimte te creëren voor de instellingen om met (het collectief) van medisch specialisten te onderhandelen, worden het normatieve uurtarief en de bijbehorende normtijden als basis voor de honorering van medisch specialisten losgelaten. Tarieven tussen medisch specialist en instelling worden in beginsel niet langer van overheidswege gereguleerd. In de onderhandelingen tussen instelling en medisch specialist kan worden overeengekomen of en in welke mate de specialist economisch risico loopt. De wijze van honorering zoals die door instelling en medisch specialisten overeengekomen wordt kan zich richten op bijvoorbeeld gewerkte uren, totale productie of anderszins. In beginsel
pagina 3/5
Nieuwsbrief Gezondheidszorg 01/10
zijn instelling en specialisten hierin volledig vrij. Gezien de doelstelling van het beheersmodel (budgettaire zekerheid) dienen in beginsel alle medisch specialisten onder het beheersingsmodel ondergebracht te worden. Dit betekent dat ook specialisten in loondienst daaronder komen te vallen. Hierdoor ontstaat een gelijk speelveld tussen ziekenhuizen met specialisten in loondienst en ziekenhuizen waar de specialisten vrij gevestigd zijn. Door ook de specialisten werkzaam in zbc’s onder het beheersingsmodel te plaatsen ontstaat er gelijker speelveld tussen ziekenhuizen en zbc’s. Daarnaast wordt de mogelijkheid van weglek van productie van de ziekenhuizen naar zbc’s beperkt. De uitwerking van het beheersmodel zal nog moeten worden uitgewerkt door de NZa. Wel lijkt het onvermijdelijk dat in de verhoudingen tussen ziekenhuizen en de daarin werkzame medisch specialisten de contractuele verhoudingen (toelatingsovereenkomst) worden aangepast. Dit vergt aanpassing van de landelijke modelovereenkomst. Wij zullen u te zijner tijd hierover nader informeren.
Kortom: persoonlijke boetes aan bestuurders en toezichthouders zijn ook in de zorg te verwachten. Het verdient daarom aanbeveling dat bestuurders en toezichthouders uiterst nauwgezet omgaan met de naleving van de Mededingingswet binnen hun instelling. Het opstellen van compliance programma’s om de naleving van de Mededingingswet binnen de instelling te waarborgen is dan ook van nog groter belang geworden. Door onze ervaring op het gebied van compliance regelingen, kunnen wij u hierin adviseren. Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Cees Dekker, specialist mededingingsrecht, via telefoonnummer 038-425 9207 of
[email protected]. Nieuwjaarsgroet
NMa beboet bestuurders/toezichthouders De NMa heeft onlangs voor het eerst persoonlijke boetes tot een bedrag van € 250.000,- opgelegd aan feitelijk leidinggevenden voor het overtreden van het kartelverbod door de ondernemingen waaraan zij verbonden waren. In dit geval hadden twee bouwbedrijven het kartelverbod overtreden door het afstemmen van inschrijfprijzen bij aanbestedingen, waar de bouwbedrijven zelf ook voor zijn beboet. Deze bevoegdheid tot het opleggen van persoonlijke boetes, die kunnen oplopen tot maximaal € 450.000,-, aan feitelijk leidinggevenden van een overtreding heeft de NMa al sinds 2007. De trend tot het opleggen van persoonlijke boetes is eerder dit jaar in gang gezet door de oplegging van persoonlijke boetes, oplopend tot € 350.000,-, aan vijf bestuurders en toezichthouders van een mediaonderneming voor feitelijk leidinggeven aan een overtreding van de Mededingingswet door de onderneming. In het kader van het opleggen van persoonlijke boetes dient vooropgesteld te worden dat persoonlijke boetes alleen kunnen worden opgelegd als de onderneming waaraan bestuurders/toezichthouders verbonden zijn, het kartelverbod overtreedt wegens concurrentiebeperkende gedragingen. Van feitelijk leidinggeven aan een overtreding door individuele personen is sprake indien de betreffende persoon de wetenschap had dat de gedraging zich voordeed of zou gaan voordoen èn hij tevens de feitelijke positie had om die gedraging te voorkomen. Het leidinggeven aan een overtreding hoeft zich niet noodzakelijkerwijze te uiten door middel van een actieve gedraging; ook het nalaten om in te grijpen kan voldoende zijn om een persoonlijke boete op te leggen. Het feit dat binnen de onderneming hogere of meer verantwoordelijke leidinggevenden zijn, staat er niet aan in de weg om als feitelijk leidinggevende te kunnen worden aangemerkt. De feitelijk leidinggevende is immers diegene die feitelijke zeggenschap kan uitoefenen over de gedraging van de onderneming en deze kan voorkomen; dit kunnen meerdere personen binnen de onderneming zijn. Dit kan in ieder geval het bestuur, hiërarchisch ondergeschikte leidinggevenden (zoals managers en directeuren) en toezichthouders betreffen. Illustratief is dat in de genoemde Limburgse bouwzaken zowel de persoon met een leidinggevende positie die de inschrijfprijzen met de concurrent had afgestemd, als diens hiërarchisch bovengeschikte leidinggevende zijn beboet, omdat de eerste bevoegd en gehouden was een einde te maken aan het concurrentiebeperkende gedrag en de tweede in zijn functie als hiërarchisch bovengeschikte leidinggevende feitelijk de mogelijkheid had om de verboden gedraging van de eerst genoemde te voorkomen. Het is overigens niet vereist dat de leidinggevende heeft beoogd de Mededingingswet te overtreden. Voldoende is dat de leidinggevende de gedragingen van de onderneming bewust heeft aanvaard. Argumenten inhoudende dat de bestuurders/toezichthouders in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerden dat zij de Mededingingswet niet hebben overtreden en dat dat oogmerk ook niet aanwezig was, worden door de NMa dan ook niet gehonoreerd. Dat de NMa in de toekomst ook niet zal stilzitten op het punt van de persoonlijke boetes is realistisch. Met name voor bestuurders en toezichthouders in de zorg is dit een belangrijke ontwikkeling, aangezien de NMa de zorgsector nog steeds onder haar vergrootglas heeft liggen. Dat ook toezichthouders in de zorg de aandacht van de NMa hebben en kans lopen op een persoonlijke boete indien een zorginstelling het kartelverbod overtreedt, blijkt uit een onlangs gepubliceerd persbericht van de NMa. Hierin wijst de NMa toezichthouders op hun verantwoordelijkheid van de naleving van de Mededingingwet en op het instellen van een complianceregeling.
pagina 4/5
Nieuwsbrief Gezondheidszorg 01/10
Publicaties 2010 Belangstelling voor een publicatie? Indien u daarover contact met ons opneemt zenden wij deze toe. Publicaties prof.mr. Joep Hubben: Noot onder Regionaal Tuchtcollege Eindhoven 18 november 2009, Gezondheidszorg Jurisprudentie 2010 (1), p. 12-15. Videoregistratie op de verloskamer. Kwaliteitszorg en privacy (samen met M. van Baalen, G.G. Zeeman, P.P. van den Berg en M. van Groenewout), Medisch Contact 13, 2010, p. 590 – 591. Nieuwe bouwnormen voor de gezondheidszorg (samen met J.G. Sijmons), dossiers gezondheidsrecht, SDU Den Haag, ISBN: 978-90-12-38394-3, 2010 (100 p.). Leverdonor niet langer kind van de rekening (samen met M.J.H. Slooff), Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 2010, 18, p.882-883. “De uitbreiding van bevoegdheden van de IGZ en de (ingrijpende) gevolgen voor zorgaanbieder en patiënt”, in: Grondrechten in de gezondheidszorg onder redactie van A.C. Hendriks, J.H. Hubben, J. Legemaate en B. Sluijters. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2010, p. 189-200. Grondrechten in de gezondheidszorg, Liber Amicorum voor prof.mr. J.K.M. Gevers, Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2010, (samen met A.C. Hendriks, J. Legemaate en B. Sluijters), boek (264 p.). “Video op de verloskamer. Registratie van bevalling moet aan strikte privacy-eisen voldoen” (samen met Balen, M. van, Groenewout, M., Zeeman, G.G., Lonkhuijzen, L.R.C.W. van en Berg, P.P. van den), VOGmagazine, november 2010, p. 20-22. De videocamera in de operatiekamer vanuit gezondheidsrechtelijk perspectief (samen met mr. C.B. Blaauw), UMC Groningen, 69 p. (ISBN 978-90-816565-1-1) Publicaties prof mr. Jaap Sijmons: Goed bestuur en de organisatie van de zorginstelling, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2010 nr. 8, p. 624-638. Annotatie College van Beroep voor het bedrijfsleven, 31 augustus 2010, nr. AWB 09/811,13950 Gezondheidszorg Jurisprudentie 2010/8, nr. 146 p. 911-926.
A clinical perspective on ethical issues in genetic testing, in Accountability in Research Special Issue (samen met R.H.Sijmons en I.M. van Langen). Spooknota’s en andere ficties, redactioneel commentaar, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2010, nr. 5, p. 347. Annotatie College van Beroep voor het bedrijfsleven, 28 januari 2010, nrs. Awb 06/720, 08/531, LJN BL2085, Gezondheidszorg Jurisprudentie 2010/3, nr.46, p. 371-375. De aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders voor schade bij de cliënt, Grondrechten in de gezondheidszorg, Liber Amicorum voor prof. mr. J.K.M. Gevers, Bohn Stafleu van Loghum Houten, 2010, p. 211-220. Zorg aan vreemdelingen zonder papieren: een chronisch gebrek?, (samen met mr. V. Derckx), Nederlands Juristenblad, 2010, publ.nr. 1398, afl. 27, p. 1747-1754. Ontwikkelingen Mededingingsrecht 2009, actuele beleidsvragen en praktijk (samenvatting van het 7e jaarcongres ‘Ontwikkelingen Mededingingsrecht 2009’, Reed Business Events, Elsevier Congressen), De casus fusie Zeeuwse ziekenhuizen in gezondheidsrechtelijk perspectief, p. 127-135. Maatschappelijk ondernemen en toezicht op publieke belangen in de zorg? Artikel themanummer RegelMaat (Tijdschrift voor wetgevingsvraagstukken), 2010, nr. 3, p. 123-136. WUBHV in de eindfase: waar bleef de vertrouwelijkheid? (samen met prof.mr. T.M. Schalken), Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2010, nr. 3, p. 180-186. Recensie B.C. van Beers, Persoon en lichaam in het recht (diss. VU), Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2010, nr. 2, p. 163-166. Publicatie mr. O.L. Doubrovskaia Annotatie bij beslissing Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam d.d. 13 augustus 2010, LJN: BN 3965, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2010, nr. 7, p. 565-569.
Colofon De Sectie Gezondheidszorg van Nysingh De advocaten van de sectie treden onder andere op voor zorginstellingen c.q. zorgaanbieders in geschillen met de overheid, haar bestuursorganen of zorgverzekeraars en adviseren o.a. over de inrichting van de zorg, concernvorming in de zorg, samenwerking tussen instellingen en fusies, herstructurering vastgoed etc. Ook de bestuursrechtelijke kant van het gezondheidsrecht - subsidies, tarieven, budgetten en vergoedingen - rekenen zij tot hun werkzaamheden. Uiteraard omvat een en ander ook de privaatrechtelijke geschillen van allerlei aard waarmee zorginstellingen, medisch specialisten zoal van doen kunnen hebben. Voor meer informatie over deze nieuwsbrief en de sectie kunt u contact opnemen met: Contact tel. 038 – 425 9200 Zwolle tel. 026 – 357 5757 Arnhem Prof. mr. J.G. Sijmons (Jaap) sectievoorzitter (
[email protected]) Prof. Mr. J.H. Hubben (Joep) (
[email protected])
Mw. mr. T.A.M. van den Ende (Tessa) (
[email protected]) Agenda lezingen sectie Gezondheidszorg Pre-seminar Dag voor de Zorgverzekeraar (SBO), 26 januari 2011 Spreker: mr. Tessa van den Ende Congres “De feilbare dokter, fout gegaan ook fout gedaan?”, congrescentrum Amstelveen, 4 februari 2011 Spreker: prof. mr. Joep Hubben studiemiddag “Rechten en plichten van de patiënt en behandelaar in de context van multidisciplinair werken”, Heeze, 7 februari 2011 Spreker: prof. mr. Joep Hubben Congres Wet Cliëntenrechten Zorg (Sdu), 10 februari 2011 Spreker: prof. mr. Jaap Sijmons Symposium “Ethiek en tuchtrecht van de psychologen in de gezondheidszorg”, Utrecht, 10 februari 2011 Spreker: prof mr. Joep Hubben Congres “Patiëntveiligheid”, Nederlandse Vereniging Endoscopische chirurgie te Leiden, 14 maart 2011 Spreker: prof mr. Joep Hubben Masterclass Gezondheidsrecht 2011, Zorgverzekeringswet en stelselherziening, UMC Utrecht, 15 maart 2011 Spreker: prof.mr. Jaap Sijmons Congres Gezondheidszorg, Julius Centrum, Wet cliëntenrechten zorg, UMC Utrecht, 27 mei 2011 Spreker: prof.mr. Jaap Sijmons
pagina 5/5
Nieuwsbrief Gezondheidszorg 01/10
Mw. Mr. A.F.H. ten Brummelhuis (Anne) (
[email protected]) Mw. Mr. E.E. Dirks (Elske) (
[email protected]) Mw. mr. O.L. Doubrovskaia (Olga) (
[email protected])
Mw. Mr. F. Lijffijt (Fiona) (
[email protected]) Voor meer informatie kunt u terecht op onze website www.nysingh.nl.
© 2010, Nysingh advocaten-notarissen N.V. te Apeldoorn, KvK 08118371. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van Nysingh advocatennotarissen N.V. worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt Nysingh advocaten-notarissen N.V. geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Deze nieuwsbrief is van algemene strekking. Wij raden u aan om in specifieke gevallen om advies te vragen.