Masterscriptie journalistiek 2012-2013
E.C. Bosgraaf (2230631) BEGELEIDER DR. A.R.J. PLEIJTER TWEEDE LEZER: DR. T.A.C. WITSCHGE
NIEUWSAPPS NIEUWE APPS? Onderzoek naar de keuzes die Nederlandse nieuwsorganisaties maken bij het ontwikkelen van een iPadapp.
Rijksuniversiteit Groningen
Faculteit Letteren
Master Journalistiek
Samenvatting Sinds de introductie van de iPad heeft vrijwel iedere nieuwsorganisatie een of meerdere apps. Deze apps verschillen onderling nogal en maken niet altijd gebruik van de technische mogelijkheden die er zijn om het nieuws tabletproof te presenteren. Dit onderzoek brengt de status van de ontwikkeling van de apps weer die tien Nederlandse nieuwsorganisaties op de markt hebben gebracht. De apps worden met elkaar vergeleken door middel van een objectief analysemodel en vervolgens wordt door middel van interviews met hen die binnen de nieuwsorganisaties verantwoordelijk zijn voor de app in kaart gebracht welke keuzes en afwegingen aan de ontwikkeling van de app vooraf gingen. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat Innovatieve nieuwsorganisaties over het algemeen kwalitatief betere apps in de markt brengen en maken beter gebruik van de mogelijkheden die apps in theorie bieden.
1
Inhoud 1.INTRODUCTIE
4
2.THEORETISCHE ACHTERGROND
1
2.1 WAT IS EEN APP? 2.2 WAAROM APPS 2.3 WELKE ONTWIKKELPROCESSEN? 2.4 VERANDERT CONTENT DOOR DE APP? 2.5 HOE ZIJN REDACTIES GEORGANISEERD? 2.6 WAT ZIJN DE VERDIENMODELLEN 2.7 ONDERZOEK NAAR INNOVATIE IN ONLINE JOURNALISTIEK
2 14 19 26 32 32 37
3.ONDERZOEKSOPZET
38
3.1 BEPALEN VAN HET KWALITEITSNIVEAU 3.2 HET KWALITATIEVE INTERVIEW
38 47
4.KWALITEIT VAN DE NIEUWSAPPS
61
4.1 INTERACTIVITEIT 4.2 HYPERTEKSTUALITEIT 4.3 MULTIMEDIALITEIT 4.4 ACTUALITEIT 4.5 GEHEUGEN 4.6 PERSONALISATIE 4.7 APP-DESIGN 4.8 TOTAALSCORES 4.10 CONCLUSIE
61 62 63 64 65 66 67 68 71
5.INTERVIEWS
73
5.1. WAAROM EEN APP? 5.2 WELKE ONTWIKKELPROCESSEN? 5.3 HOE ZIJN REDACTIES GEORGANISEERD? 5.4 VERANDERD DE CONTENT DOOR DE KOMST VAN DE APP? 4.5 WAT ZIJN DE VERDIENMODELLEN? 5.6 TOEKOMSTVISIE 5.7 CONCLUSIE
73 77 81 85 89 92 95
2
6. VERGELIJKENDE GRAFIEKEN
96
6.1 ANALYSE PER NIEUWSORGANISATIE MET RANKING
96
7. CONCLUSIES
105
7.1 CONCLUSIES 7.2 KANTTEKENINGEN 7.3 AANBEVELINGEN VOOR VERVOLGONDERZOEK
105 109 110
LITERATUUR
113
BIBLIOGRAFIE
113
BIJLAGE 1: CODEBOEK
116
3
Hoofdstuk 1
1.Introductie
Hoe verkoop je nog een krant als steeds minder mensen papier kopen omdat het nieuws al ‘op internet’ staat? Nieuwsorganisaties wereldwijd zijn zoekende deze vraag te beantwoorden. In die zoektocht duikt once every while wel weer een next best thing op. Een beloftevolle ontwikkeling waar iedereen over praat, en iedereen aan mee wil doen. Sinds 10 juli 2008, toen Apple haar app store opende (webpronews, 2012) en in het eerste weekend alleen al maar liefst acht miljoen apps verkocht, is hét woord op het gebied van mobiele technologie zonder twijfel ‘app’. De app, feitelijk gezien een afkorting van applicatie, is een relatief klein programmaatje dat gemaakt is voor mobiele telefoon, tablet of computer. En gratis, of tegen betaling aangeboden als download aangeboden wordt. In krap vier jaar tijd is het aantal apps dat Apple aanbiedt gegroeid van 500 in 2008 naar meer dan 700.000 in 2012. Geschat wordt dat er wereldwijd zo’n 20 miljard dollar (gdgt.com, 2012) uitgegeven wordt aan apps. Apps zijn, kortom, booming buisness. Ook nieuwsorganisaties zagen dat in. Anno 2013 kan een nieuwsorganisatie niet meer zonder app. Van het experimenteergrage NRC.next tot het christelijkconservatieve Reformatorisch Dagblad: allemaal bieden ze hun lezers de mogelijkheid ‘hun’ nieuws op de iPad te lezen door middel van een app. Maar de vraag begint te rijzen of een app hebben ‘om het hebben’ wel genoeg is.
4
`In krap vier jaar tijd is het aantal apps dat Apple aanbiedt gegroeid van 500 in 2008 naar meer dan 700.000 in 2012´.
Hoofdstuk 1 Op 3 december 2012 werd bekend dat de eerste krant ter wereld die alleen bestond in een iPad- app, The Daily, stopt te bestaan. De app, die na krap twee jaar meer dan 100.000 betaalde lezers had, bleek toch niet winstgevend genoeg. Het einde van The Daily onderstreept nog maar eens dat nieuwsorganisaties nog niet hét model hebben uitgevonden om geld te verdienen met hun apps. Daarbij is het zo dat nieuwsapps erg van elkaar verschillen: waar de ene redactie volop lijkt in te willen zetten op de technologische mogelijkheden wat betreft het gebruik van multimedia en interactiviteit bieden andere redacties weliswaar een app aan, maar blijkt dat in de praktijk een directe kopie te zijn van de gedrukte krant. Eind mei 2012 sprak ik min of meer per toeval een redacteur van een landelijke krant. We spraken over het feit dat ik maar moeilijk kon wennen mijn kranten niet meer op papier maar op iPad te lezen, vooral omdat de lay-out van de krant in de app niet afwijkt van de lay-out van de krant. De redacteur in kwestie merkte op de krant zich volgens haar maar amper bezighield met het ontwikkelen van manieren en strategieën om haar nieuws digitaal te presenteren. Ze wees op de iPad die voor haar lag en merkte op dat ze bovendien niet verwachtte dat haar krant binnen afzienbare tijd een ander soort app aan gaat bieden dan de PDF-versie van de krant. Toen ik daar eens verder over nadacht realiseerde ik me dat
‘Het doel van dit onderzoek is in kaart te brengen hoe Nederlandse nieuwsredactie om zijn gegaan met het ontwikkelen van hun nieuwsapp ‘
veel meer krantenuitgevers er voor hebben gekozen een kopie van de krant aan te bieden bij wijze van app en vroeg me af hoe het mogelijk is dat deze uitgevers er voor kiezen niet of amper te innoveren op nieuwe mediakanalen en in plaats daarvan een feitelijke kopie van hun vertrouwde te product blijven uitgeven. Het doel van dit onderzoek is in kaart te brengen hoe Nederlandse nieuwsredacties om (zijn) (ge)gaan met het ontwikkelen van hun nieuwsapp, welke kenmerken nieuwsapps hebben en welke factoren in een organisatie bijdragen aan het ontwikkelen van een nieuwsapp voor iPad. Belangrijke vragen daarbij zijn:
1
Hoofdstuk 1
-
Wat is nou eigenlijk een goede nieuwsapp?
-
Hoe worden beslissingen gemaakt in het ontwikkelproces?
-
Welke afwegingen maken redacties bij het ontwikkelen van een app?
-
Welke bedrijfsfactoren kan een nieuwsorganisatie inzetten om tot een vernieuwende, innovatie app te komen?
Theoretische achtergrond Om tot een zorgvuldige beantwoording van deze vragen te komen is het van belang dat eerst de kernbegrippen en theoretische ideeën die de basis vormen van deze vragen duidelijk te beschrijven. In hoofdstuk twee zal ik deze uiteenzetten en toelichten. In dat hoofdstuk zal ik allereerst uitleggen wat een app precies is. Daarna zal ik ingaan op de vraag waarom het ontwikkelen van een app eigenlijk potentieel interessant is voor nieuwsorganisaties en hoe het kan dat veel nieuwsorganisaties het gevoel hebben niet mee te tellen zonder app. Vervolgens zal ik in kaart brengen volgens welke stappen een ontwikkelproces op het gebied van nieuwe technologie meestal verloopt en welke factoren van invloed zijn op innovatie in een nieuwsorganisatie. In paragraaf 2.4 zal ik uiteenzetten hoe het komt dat nieuwe media altijd vragen om nieuwe presentatievormen en wat de belangrijkste criteria zijn voor het presenteren van content in een app. Deze uitgangspunten vormen de basis voor het eerste deel van het eigenlijke onderzoek. Vervolgens komt de organisatie van de online newsroom aan bod: hoe wordt een werkproces idealiter ingericht voor het publiceren op een online platform? Hoe verschilt dat van de omstandigheden op de werkvloer voor traditionele journalistiek? Ten slotte behandel nog de vraag hoe er mogelijk geld verdiend kan worden met online nieuws, wat de voorwaarden zijn van consumenten om te betalen voor online nieuws en wat de problemen zijn waar nieuwsuitgevers tegenaan lopen wanneer ze hun nieuws niet langer gratis aanbieden. Methode De opzet van het onderzoek en de gebruikte methodiek komt in hoofdstuk drie aan bod. Voor dit onderzoek is een drieledige methode gebruikt: allereerst zullen de apps van de onderzochte nieuwsorganisaties beoordeeld worden op een aantal kenmerken. De apps zullen op zeven criteria worden getoetst zodat ze op onafhankelijke wijze met elkaar vergeleken kunnen worden. De kwaliteitscriteria die de basis vormen voor dit deel van het onderzoek zijn: interactiviteit,
1
Hoofdstuk 1 hypertekstualiteit, multimedialiteit, geheugen, actualiteit, personalisatie en app-design. Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit interviews met de personen die binnen de onderzochte nieuwsorganisaties verantwoordelijk waren voor de ontwikkeling van de app. In deze gesprekken zal ik proberen te achterhalen wat de motieven en overwegingen zijn geweest om tot de app te komen die de nieuwsorganisatie heeft gemaakt. In het derde deel van het onderzoek zal ik een verband proberen te leggen tussen de toetsing van de kenmerken van de iPad apps en de motiveringen en overwegingen van de geïnterviewde nieuwsorganisaties: zijn er causale verbanden aan te wijzen? De resultaten van het onderzoek komen in de daaropvolgende hoofdstukken aan de orde. Eerst zal ik de scores van de apps presenteren, daarna volgt een weergave van de afwegingen en strategische keuzes van de nieuwsorganisaties en ten slotte zal ik die twee gegevens aan elkaar proberen te koppelen zodat er een beeld ontstaat van welke factoren binnen een nieuwsorganisatie er voor zorgen dat de betreffende organisatie met een goede, innovatieve app komt. Conclusies en aanbevelingen Het laatste hoofdstuk tenslotte zal bestaan uit een beknopte herhaling van mijn onderzoeksresultaten, suggesties voor nieuwsorganisaties over welke factoren van invloed zijn op de van ontwikkeling van apps en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek.
2
Hoofdstuk 2
2.Theoretische achtergrond Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de manier waarom Nederlandse nieuwsorganisaties omgaan met de ontwikkeling van hun iPad app. Op basis van eerder gedaan onderzoek –met name naar de ontwikkeling van de internetjournalistiek- onderscheid ik in dit hoofdstuk zes factoren die van belang zouden kunnen zijn bij deze ontwikkeling. Deze factoren beschrijven het wat, hoe en waarom van de ontwikkelprocessen: waarom kiezen nieuwsredactie er voor een app te (laten) ontwikkelen? (§2.2) Welke ontwikkelprocessen zijn er te onderscheiden? (§2.3) Verandert de content door het werken in een app, en zo ja: hoe? (§2.4) Hoe wordt de redactie georganiseerd wanneer er ook in een app gepubliceerd moet worden? (§2.5) Hoe denken nieuwsredacties geld te verdienen door het werken met een app? (§2.6) In dit hoofdstuk zal ik mijn vooronderstellingen uiteenzetten en onderbouwen met wetenschappelijke literatuur over hoe er bij eerdere innovaties op het gebied van internetjournalistiek gedacht is over de antwoorden op deze vragen. Omdat de iPad-app pas sinds 2010 bestaat is er relatief weinig over mijn specifieke onderzoeksvraag gepubliceerd. Ik heb er daarom voor gekozen literatuur te raadplegen over internetinnovatie en nieuwsorganisaties in brede zin, om die theorie vervolgens te specificeren naar de ontwikkeling van nieuwsapps.
1
Hoofdstuk 2 2.1 WAT IS EEN APP? Het woord ‘app’ is in korte tijd een belangrijk buzzword1 geworden. In 2011 werd het bijvoorbeeld nog benoemd tot ‘ woord van het jaar’ door The American Dialect Society. De herkomst van het woord, het eveneens simpele en door zijn algemeenheid weinig betekenende ‘applicatie’, wordt nog maar zelden gebruikt. Wanneer je spreekt over de kleine programmaatjes die gebruikt worden op een telefoon of tablet, heb je het over apps. Het zijn kleine programmaatjes die op zichzelf staan, in tegenstelling tot websites: die werken alleen in combinatie met een browser. In deze paragraaf zal ik uitleggen wat een app precies is en wat de verschillen zijn tussen een app en (mobiele) website. Klantenbinding Raluca Budiu en Jakob Nielsen (2011) deden onderzoek naar de manier waarop mensen apps gebruikten op de iPad en besteedden daarbij veel aandacht aan de specifieke kenmerken van de app ten opzichte van andere mobiele kanalen. Zij stellen dat: “The current design strategy of iPad apps definitely aims to create more immersive experiences, in the hope of inspiring deeper attachments to individual information sources. This cuts against the lesson of the Web, where diversity is strength and no site can hope to capture users’ sole attention. (…)The iPad could be different if people end up getting just a few apps and sticking with them” (p.8). Apps worden dus bewust gemaakt om consumenten te verleiden zich te verbinden aan een merk of product. Uit hun onderzoek bleek dat gebruikers van de iPhone liever een app gebruiken dan een website bezoeken, omdat het sneller en overzichtelijker is. Bovendien vraagt een website een andere manier van navigeren dan een app. “Websites are designed for the mouse, which is a fairly precise device — we can reliably hit much smaller targets using a mouse than using our fingers. Although sometimes the text size on a web page may be good enough for reading, it may still be too small to click” (p.11). Specifieke kenmerken apps Hoewel apps dus voldoen aan een groot aantal kenmerken die ook opgaan voor websites,
1
Een modewoord, een woord dat ineens opduikt. Veelal gebruikt om een trend op het gebied van technologie aan te duiden.
2
Hoofdstuk 2 noemen Budiu en Nielsen een aantal kenmerken die apps voor de iPad kunnen hebben ten opzichte van websites.
Mooie afbeeldingen Ten eerste noemen zij de visuele mogelijkheden die iPad-apps hebben. Door het relatief grote beeldscherm en de hoge beeldschermresolutie komen afbeeldingen en filmpjes goed tot hun recht. Bovendien is het op een iPad goed mogelijk véél visueel materiaal te gebruiken, in bijvoorbeeld een slideshow.
Afbeelding 2.1: De app van RTL Nieuws, RTL365, maakt nadrukkelijk gebruik van de visuele mogelijkheden van de iPad. Vrijwel het hele beeld wordt gevuld met fotomateriaal, slechts een klein deel bestaat uit tekst. Pas als de gebruiker doorklikt of swiped in de app is er meer te lezen
3
Hoofdstuk 2
Afbeelding 2.2: De app van RTVNoord publiceert iedere dag een groot-formaat foto van een opmerkelijke plek uit de provincie. Hoewel de omroep er voor gekozen heeft iedere dag 1 foto te kiezen in plaats van bijvoorbeeld een slideshow, wordt er wel degelijk gebruik gemaakt van de visuele mogelijkheden van de iPad.
4
Hoofdstuk 2
Touchscreen ‘Invisible controls’ Ook kenmerkend voor de iPad is de manier waarop lezers navigeren tussen artikelen. Waar voor regulier online nieuws een muis nodig is om op artikelen of foto’s te klikken, wordt de iPad met de vingers bediend. Volgens Budiu en Nielsen wordt de iPad hierdoor beschouwd als ‘natuurlijker’ en ‘intuïtiever’.
Afbeelding 2.3: De app van De Telegraaf biedt de lezer vaak meer dan 1 afbeelding bij een artikel. De lezer kan tussen deze afbeeldingen swipen door op de foto zijn vinger te bewegen. De bolletjes onder de foto geven aan hoeveel afbeeldingen er nog zijn en tot waar de lezer nog kan navigeren.
5
Hoofdstuk 2
Verdwaald raken in een app (home-knop, zoekfunctie) Hoewel navigeren doorgaans makkelijker en intuïtiever zou moeten gaan, gebeurt het ook vaak dat de lezer ‘verdwaald raakt in de app’, aldus de onderzoekers. Dit wordt dan meestal veroorzaakt door slecht of onzorgvuldig ontwerp. Wanneer bijvoorbeeld de home-knop, of een zoekfunctie vergeten wordt, raakt de lezer makkelijker zijn ‘weg’ kwijt op de iPad dan op reguliere websites.
Afbeelding 2.4:De app van NU.nl geeft op iedere pagina een kruisje weer waarmee de gebruiker het artikel kan sluiten om terug te gaan naar de hoofdpagina.
6
Afbeelding 2.5: De app van de NOS is niet gemaakt voor de iPad maar voor de iPhone. Hierdoor is de app alleen op klein formaat op iPad te zien. Dit heeft ook invloed op de manier waarop in de app genavigeerd wordt: er is geen home-knop noch een zoekfunctie. De lezer kan alleen terug naar het hoofdmenu door op ‘nieuws’ te drukken.
7
Hoofdstuk 2
Changing orientation Als de iPad gedraaid wordt, veranderd de oriëntatie van het beeldscherm tussen landschapsen portretmodus. Veel apps zien er anders uit wanneer je omschakelt van staand naar liggend en volgens Budiu en Nielsen resulteert dit er in dat app-makers graag gebruik maken van de extra ruimte die ontstaat wanneer de iPad in landschapsmodus is. Soms heeft dit tot gevolg dat niet alle functies van de app beschikbaar zijn in portretmodus, wat volgens de onderzoekers dan weer niet de bedoeling is, omdat het gebruiksonvriendelijk zou zijn
Afbeelding 2.6: De app van De Telegraaf draait weliswaar mee als de gebruiker zijn iPad draait, maar aan de inhoud van de app verandert vrijwel niks. Dat wil zeggen: er verdwijnen of verschijnen geen extra functionaliteiten. Wel zijn er kleine verschillen te zien: het ‘hoofdartikel’ op deze pagina en de advertentie zijn iets groter in landschapsmodus dan in portretmodus.
8
Hoofdstuk 2 Waar worden iPads voor gebruikt? Uit het onderzoek van Budiu en Nielsen bleek dat de iPad het meest gebruikt wordt om spelletjes op te spelen, om e-mail op te lezen, sociale netwerken op te gebruiken, video’s te bekijken en om op de hoogte te blijven van het nieuws. “A common characteristic of all this iPad use is that it’s heavily dominated by media consumption, except for the small amount of production involved in responding to emails” (p11). Ongeveer de helft van alle iPad-gebruikers heeft zijn tablet regelmatig bij zich. De andere helft gebruikt de iPad vooral thuis of op reis. Volgens Budiu en Nielsen voldoet een geslaagde iPadapp aan de volgende kenmerken: maakt goed gebruik van de mogelijkheden die de iPad biedt (goede graphics, geïntegreerd met andere apps, etc.) biedt de gebruiker niet alleen alles wat de website te bieden heeft maar zelfs méér (speciale kortingen, sneller). Metafoor voor print Swipen is de voor de iPad kenmerkende manier van navigeren tussen pagina’s in een app. Het lijkt nog het meest op de beweging die iemand maakt wanneer hij een pagina van een boek omslaat en daarom stellen Budiu en Nielsen dat veel apps een ‘metafoor voor print’ zijn. In elektronische media slaat dat lineaire ordeningsconcept volgens de onderzoekers eigenlijk nergens op, omdat het juist in digitale vorm voor de gebruiker mogelijk is eigen selecties en ordeningen te maken. Toch kiezen veel app-uitgevers in eerste instantie nog voor een app die gebaseerd is op deze print metafoor, juist omdat de swipe-functie zich daar zo goed voor leent. Maar Budiu en Nielsen stellen dat een app met een andere ordening wel degelijk voordelen met zich meebrengt, niet in de laatste plaats commerciële:
9
Hoofdstuk 2 “Publishers hope that users will perceive content as more valuable if each publication is a stand-alone environment. Similarly, they hope for higher value-add if users spend more time with fewer publications rather than flit among a huge range of sites like they do on the web” (p.8). Een app wordt dus aantrekkelijker naarmate hij meer toegespitst is op digital gebruik en minder lijkt op een product dat ook analoog zou kunnen zijn.
Afbeelding 2.7: De app van het Financieel Dagblad is gemaakt volgens de printmetafoor: de opmaak van de app is exact hetzelfde als de opmaak van de krant. Navigeren tussen artikelen en pagina’s gaat door middel van swipen en de ordening van de artikelen wordt bepaald door de bladspiegel van de krant.
10
Hoofdstuk 2
Afbeelding 2.8:: De app van de Volkskrant is ook gemaakt volgens de printmetafoor maar biedt ook de mogelijkheid tot een ‘live news feed’
Gebruikersmotieven De gebruiker van een nieuws app heeft een aantal verwachtingen. Naarmate er meer van die verwachtingen worden waargemaakt, hoe hoger het plezier van het gebruik wordt ervaren. De uses & gratifications (McQuail, 2001) theorie biedt een simpele en duidelijke maatstaaf om te bepalen of een iPad‐app voldoet aan de eisen van diens gebruikers. De uses & gratifications theorie zegt dat men gebruik maakt van diensten en producten met een doel (gratifications sought) en men wil zien dat dit doel bereikt wordt (gratifications obtained). Op de eerste plaats is het dan van belang om te bepalen met welke doelen, of motieven, gebruikers bij de app komen. Zeker omdat het internet, meer dan traditionele nieuwsmedia, gezien wordt als een goal oriented medium (Kormhout, Verheij & Mostard, 2012).Een voor de hand liggend motief met betrekking tot een online kranten‐app is die van informatieverzameling. Doel van de gebruiker van een nieuwsapp is om snel op de hoogte te zijn van het laatste nieuws. Wanneer men meer wil weten over een bepaald onderwerp, wil de gebruiker worden doorverwezen naar verwante
11
Hoofdstuk 2
artikelen uit het archief. Hier ligt dus een sterk verband tussen het motief informatie verzamelen en de kenmerken van een goede nieuwssite: directheid, hypertekstualiteit en geheugen. Daarbij is er natuurlijk ook het motief gebaseerd op vermaak en/of entertainment. Men gebruikt een app om verrast te worden door het design en vermaakt te worden door de inhoud. Ook hier liggen directe verbanden met de kenmerken van een goede website: uitgebreide mogelijkheden om door te worden verwezen naar leuke en relevante artikelen en pagina’s en meer inzicht krijgen door filmpjes en foto’s.
Dit zijn motieven die gedeeld worden met de traditionele nieuwsmedia. De interactiviteit die het internet mogelijk maakt, creëert een motief waar het internet als het ware een monopolie op heeft, namelijk die van interactie, ofwel socialisatie. Denk hierbij aan de mogelijkheid om de app in te richten naar de eigen smaak, oftewel de personalisatie. App Store iPad-apps kunnen uitsluitend gedownload worden via de App Store van Apple. Afhankelijk van de app moet daarvoor betaald worden of niet. Als er betaald moet worden voor een app gaat 30 procent van de opbrengst naar Apple en 70 procent naar de producent van de app. Doordat het alleenrecht om apps te verspreiden hierdoor bij Apple ligt kan Apple hoge kwaliteitseisen stellen aan de apps voor ze toegevoegd worden aan de store.
12
Hoofdstuk 2
Afbeelding 2.9: De app van De Volkskrant kan gratis worden gedownload uit de appstore. De gebruiker kan daarna een los exemplaar kopen of een abonnement afsluiten voor bepaalde tijd.
13
Hoofdstuk 2 2.2 Waarom apps Tussen de introductie van de iPad in 2010 en nu hebben vrijwel alle Nederlandse nieuwsorganisaties ervoor gekozen een app te laten ontwikkelen. Van het experimenteergrage NRC.next tot het Christelijk-conservatieve Reformatorisch Dagblad: allemaal bieden ze hun lezers de mogelijkheid ‘hun’ nieuws op iPad te lezen door middel van een app. Waarom is er de afgelopen twee-en-een-half jaar zo massaal gekozen voor apps door nieuwsorganisaties? Ik verwacht dat nieuwsorganisaties zich bij de beslissing een app te gaan ontwikkelen hebben laten leiden door de angst hun positie in de markt te verliezen wanneer ze het niet zouden doen. Angst als voornaamste motief. Daarnaast verwacht ik dat er ook positieve aanleidingen zijn voor nieuwsorganisaties om een app te ontwikkelen: in sommige gevallen bieden apps een mogelijkheid om een werkend verdienmodel op te zetten voor hun online content.
2.2.1 Dalende oplagecijfers ‘Vrijwel alle landelijke kranten hebben het afgelopen jaar lezers verloren’ (NOS, 2012). ‘Oplage dagbladen verder omlaag’ (Parool, 2012). ‘Dagbladen blijven in oplage dalen’ (Adformatie, 2012). Zomaar een greep uit de resultaten van een bescheiden en beperkte zoekactie op Google News met de zoekwoorden ‘dalende oplages kranten’. Zo’n zoekactie levert direct een groot aantal koppen uit dag- en vakbladen op, die bij nader onderzoek allen gebaseerd zijn op de kwartaalcijfers van onderzoeksinstituut HOI. De cijfers van het HOI blijken ieder kwartaal opnieuw de bodem te zijn voor menig krantenbericht: naast de schreeuwerige koppen zijn de artikelen voorzien van felgekleurde grafieken en staafdiagrammen die veelal een dalende trend laten zien. Al deze berichten wijzen erop dat het niet goed gaat met de geprinte krant. Verklaringen hiervoor worden gezocht in termen als ‘ontlezing, de economische crisis en de concurrentie van andere tijdsbestedingen zoals televisie’ (NRC, 2012). Als minder mensen de krant lezen zijn er dus ook minder mensen die de krant kopen. Dat heeft weer effect op de andere grote bron van inkomsten van nieuwsuitgevers: de advertentiemarkt. Maar gaat het wel zo slecht met de krant? Kranten worden ook digitaal verkocht. Vrijwel alle landelijke en regionale dagbladen bieden hun een kopie van hun analoge product –tegen betaling- aan in digitale vorm.
14
Hoofdstuk 2 Sinds het prille begin van het internet zijn kranten online. In eerste instantie omdat het internet een tekst-gedreven medium was en die vorm zich uitstekend leende voor de krant: zij produceerden traditioneel natuurlijk ook tekst. Thomas Patterson (2007) wijst nieuwsorganisaties aan als een van de eerste sectoren die online actief werden: “The internet was initially a tekst-driven medium, making it a better fit for print news than for electronic news” (p.7). Toch is deze aanvankelijke voorsprong ondertussen verdwenen. Internet heeft zich ontwikkeld tot een platform voor multimedialiteit. Naarmate er meer technische mogelijkheden zijn verandert
‘Vrijwel alle landelijke en regionale dagbladen bieden hun een kopie van hun analoge product aan in digitale vorm.’
de vorm van de nieuwssite en dat vraagt om een andere invulling dan alleen tekst van een nieuwssite. Neil Thurman (2008) deed onderzoek naar nieuwssites in Groot Brittannië en stelt dat journalisten en nieuwsorganisaties een omslag moeten maken in hun manier van werken wanneer ze multimediaal gaan werken op internet. Thurman noemt de multimediale elementen in potentie een aanvulling op de traditionele tekst, mits toegepast op doordachte wijze. “Across the developed world, news companies are transforming their online operation, with text and still images increasingly augmented by a more kinetic mix of media. Video, interactive graphics and audio are supplementing the more traditional outputs, generated by journalists who are being encouraged to work in new ways for publications chasing audiences choosing to spend more time online in increasingly multimedial environments” (p.439).
2.2.2 Van nieuwssite naar app Nieuws wordt tegenwoordig door vrijwel alle landelijke en regionale nieuwsorganisaties niet alleen aangeboden via een website maar ook door middel van een app. En die apps zijn ook voor steeds meer mensen beschikbaar. Want, niet alleen heeft ruim een op de drie Nederlanders toegang tot mobiel internet (peiljaar 2011) (CBS, 2011), uit onderzoek blijkt dat mensen anno 2012 gemiddeld 7 keer per dag actualiteiten raadplegen op hun tablet en maar liefst 12 keer per dag op hun mobiel (Bureau Consumenten Onderzoek, 2012). Apps kunnen mogelijk duidelijkheid bieden in het grote aanbod van nieuws omdat ze, anders dan een website die steeds opnieuw moet worden opgeroepen (en dus steeds opnieuw moet worden ‘gekozen’)
15
Hoofdstuk 2 door de nieuwsconsument een vaste plek krijgen op de smartphone of tablet van deze consument, zodat er een grotere binding met het nieuwskanaal ontstaat. Bovendien werden apps bij hun introductie gezien als hét antwoord op de vraag hoe geld te verdienen met online nieuws. Websites kunnen weliswaar voorzien worden van een paywall, in de praktijk gebeurt dat (nog) niet. Bij de aanschaf van een app is het niet ongebruikelijk er voor te betalen en als consumenten eenmaal die drempel genomen hebben zullen ze ook bereid zijn zich verder tegen betaling te abonneren op de app, zo werd gedacht. Het lijkt dus interessant voor uitgevers een app te ontwikkelen. Howard Mittman, uitgever van het tech-blad Wired, benadrukt in een interview dat apps de toekomst hebben en dat uitgevers alleen nog maar hoeven uit te vinden hoe ze winst kunnen maken met online content. (Paidcontent.org, 2012)
2.2.3 Verstorende vernieuwing Disruptive innovation of verstorende vernieuwing is het verschijnsel dat nieuwkomers in de markt een radicale vernieuwing voor een bestaand product presenteren, een vernieuwing die zodanig aanslaat dat zij de oude spelers en de oude producten volledig uit de markt stoten. Clayton Christensen introduceert dit begrip in het ondertussen klassiek geworden boek The Innovators Dilemma: “Disruptive technologies bring to a market a very different value proposition than had been available previously. Generally, disruptive technologies underperform established product in mainstream markets. But they have other features that a few fringe (and generally new) costumers value. Products bases on disruptive technologies are typically cheaper, simpler, smaller, and, frequently, more convenient to use” (Christensen, 2003). En hoewel Christensen zich in dit boek niet specifiek richt op innovatieprocessen in nieuwsorganisaties maar een bredere trend omschrijft, is de theorie van verstorende vernieuwing erg van toepassing op ontwikkelprocessen van bijvoorbeeld online nieuws. Toen aan het begin van dit millennium de eerste nieuwswebsites ontstonden werd deze ontwikkeling alom gezien als een typisch voorbeeld van een verstorende vernieuwing. De komst van nieuwsapps kan ook als dusdanig beschouwd te worden, met name door het feit dat apps het nieuws mobiel maken en dus altijd te raadplegen zijn en door het gegeven dat consumenten bereid blijken te zijn te betalen voor apps. Bovendien bieden apps in potentie de mogelijkheid tot personalisatie van de nieuwsstroom, waardoor consumenten zelf in staat zijn een selectie te maken van het nieuws dat ze interesseert en daarvoor niet meer afhankelijk zijn van de keuzes
16
Hoofdstuk 2 van journalisten. Nieuwsapps zijn ook marktverstorend omdat ze de manier waarop het nieuws verspreid wordt verandert. In 2012 verscheen bij het Amerikaanse Nieman Lab een rapport (Christensen, Skok, Allworth, 2012) geschreven door onder meer Christensen zelf, waarin de implicaties van de theorie van verstorende vernieuwing voor nieuwsorganisaties uiteengezet worden en aanbevelingen worden gedaan aan nieuwsorganisaties om zelf een disrupter te worden. De belangrijkste aanbevelingen die Christensen geeft zijn als volgt samen te vatten: altijd eerst aan het publiek denken (1), als de tijden veranderen, verander dan je bedrijfsmodel (2) en ontwikkel mogelijkheden die passen bij de tijdsgeest (3). Dat deze ogenschijnlijk simpele aanbevelingen vaak niet succesvol ingezet worden wijt Christensen aan het feit dat processen binnen nieuwsorganisaties vaak niet worden ingericht op verandering. “The reason that innovation often seems to be so difficult for established newsrooms is that, though they employ highly capable people, they are working within organizational structures whose processes and priorities weren't designed for the task at hand” (p. 20) Anthony & Gilbert (2012) wijzen drie redenen aan waarom een potentieel verstorende vernieuwing soms niet aanslaat bij bedrijven: Het niet vroeg genoeg herkennen van een verstorende verandering, het niet voldoende geld en tijd investeren in de potentieel verstorende verandering en het bestaande business model en productconcept niet aanpassen op de verstorende vernieuwing. De onderzoekers wijzen er op dat de laatste twee redenen het meest van toepassing zijn op de journalistiek. Er is nog een andere reden aan te wijzen waarom nieuwsorganisaties terughoudend zijn met de ontwikkeling van hun app. Volgens An Ngyen hebben nieuwsorganisaties last van een defensieve innovatiecultuur. Deze cultuur zorgt er voor dat de redenen die Anthony & Gilbert aanwijzen wellicht pas secundair van toepassing zijn. Immers, nieuwsorganisaties zullen eerst bereid moeten zijn te innoveren voor ze zich kunnen positioneren als een verstorende vernieuwer.
2.2.4 Defensieve innovatiecultuur Snelle ontwikkelingen op het gebied van technische mogelijkheden en het - al dan niet succesvol- inspelen op die ontwikkelingen van concurrerende bedrijven zullen voor krantenuitgevers aanvoelen als een bedreiging. Immers: er verandert iets en dat vraagt ontegenzeggelijk om een reactie, want wie niet innoveert zal zichzelf vroeg of laat uit de markt
17
Hoofdstuk 2 plaatsen. Onder nieuwsorganisaties is sinds lange tijd sprake van een defensieve innovatiecultuur, aldus An Ngyen (2008): “With an established position in the market, traditional news organizations are by and large the most financially and professionally resourceful to invest and foster the development of a new medium. Ironically, it is also due to this established position that traditional practitioners – journalists, media executives and media owners- are usually not eager to harness the power of new media” (p.92). Bovendien zijn stabiliteit en voortzetting van de organisatie de voornaamste doelen voor traditionele nieuwsorganisaties. Volgens Ngyen leidt dit er toe dat potentieel innovatieve mediavormen, zoals bijvoorbeeld de app, altijd eerder zullen worden gezien als een bedreiging dan als een kans. Deze defensieve innovatiecultuur is het uitgangspunt van Ngyen’s onderzoek naar de vraag waarom nieuwsorganisaties zo terughoudend zijn als het gaat om het implementeren van nieuwe mediavormen. En hoewel zij niet specifiek schrijft over de ontwikkeling van apps –om het simpele feit dat deze nog niet bestonden ten tijde van verschijnen van het onderzoek- maar zich richt op internetjournalistiek en de online newroom in het algemeen, biedt de theorie omtrent de defensieve innovatiecultuur ook voor mijn onderzoek interessante aanknopingspunten. Immers: anno 2012 is de nieuwsapp een soortgelijke innovatieve ontwikkeling als de nieuwswebsite anno 2008 was. Om antwoord te vinden op de vragen of en waarom nieuwsorganisaties terughoudend omgaan met de mogelijkheden die apps potentieel bieden is het goed om te kijken naar welke defensieve reacties er zijn op technologische innovatie en welke consequenties die met zich meebrengen. Er zijn twee verdedigingsreacties als zich een bedreiging aandient ‘kill them’ of ‘join them’. Ngyen stelt dat dit principe ook opgaat voor innovatie in de krantenwereld. Bij de strategie ‘kill them’ zal geprobeerd worden de nieuwe mediavorm, of de nieuwe technologische ontwikkeling, uit het medialandschap te stoten of het in ieder geval te marginaliseren tot een onbruikbaar medium. In vrije markteconomieën is ‘kill them’ meestal geen optie, dus blijft ‘join them’ over. In deze strategie zullen bedrijven nieuwe technologische ontwikkelingen weliswaar met enige terughoudendheid tegemoet treden en beschouwen als een potentiele bedreiging van hun bedrijfsvoering, maar desondanks toch meegaan in het gebruik er van om zich er zeker van te stellen geen dusdanige achterstand op concurrerende bedrijven op te lopen in het geval de technologische innovatie in de toekomst wél aanslaat.
18
Hoofdstuk 2
‘Media moeten zich blijven ontwikkelen om interessant te blijven op een veranderende markt.’
Media moeten zich blijven ontwikkelen om interessant te blijven op een veranderende markt. Dit betekent dat ze zich door ontwikkelingen op internet en op de markt veelal ‘gedwongen’ voelen tot actie, terwijl ze dat misschien wel helemaal niet willen. Ngyen stelt dat de mogelijkheden van nieuwe media aanvoelen als een bedreiging voor oude media. Deze angst bij oude media laat zich in drie factoren opsplitsen: de angst om irrelevant te worden (1), de angst dat een nieuwe manier van denken nodig is voor het web die niet direct toepasbaar is door mensen met kennis van oude media (2) en de angst als medium te verdwijnen of irrelevant te worden wordt geprobeerd weg te halen door nieuwe ontwikkelingen in te zetten op oude producten (3). Dit laatste punt komt overeen met wat Bolter (2000) ‘hypermedialieit’ noemt, waarover meer in paragraaf 2.3.
Ik wil stellen dat de angstfactoren 2 en 3 van toepassing zijn op apps van kranten die er voor kiezen niet meer dan een één-op-één weergave van de krant aan te bieden in hun app: de zogenaamde PDF-app replica is een vorm van ‘new bottles with old wine’ en juist deze manier van denken werkt echte innovatie tegen, zegt ook Ngyen. Door deze defensieve innovatiecultuur worden innovatieve ontwikkelingen zoals apps slechts ingezet om niet weggeconcurreerd te worden. Innovatie wordt in deze defensieve innovatiecultuur niet gezien als een mogelijkheid om nieuwe markten te veroveren. Deze defensieve houding ten opzicht van technologische innovatie heeft er bovendien voor gezorgd dat nieuwsapps nog niet de verstorende vernieuwing zijn die ze in potentie wellicht wel kunnen zijn.
2.3 WELKE ONTWIKKELPROCESSEN? Wanneer eenmaal de beslissing genomen is een app te (laten) ontwikkelen is het eindproduct er natuurlijk nog lang niet. Er moeten tal van beslissingen genomen worden voor de app aangeboden kan worden in iTunes: hoe gaat de app er uit zien, voor welke doelgroep is de app, welke artikelen zijn beschikbaar in de app, wat gaat de app kosten, et cetera. Zijn er overeenkomsten aan te wijzen in de door nieuwsredacties gevolgde ontwikkelprocessen? Wie of wat bepaald het beleid? En welke ontwikkelprocessen zijn gangbaar op het gebied van technologische ontwikkeling?
19
Hoofdstuk 2 Het ligt voor de hand aan te nemen dat de beslissing een app te (laten) ontwikkelen genomen wordt van hogerhand in een nieuwsorganisatie. Maar, zo bleek uit eerder onderzoek (Bosgraaf, 2012), in sommige gevallen is juist het omgekeerde aan de hand: individuen op een redactie nemen het initiatief en dat initiatief wordt vervolgens opgepakt door personen die gemachtigd zijn daarover te beslissen. Een dergelijk bottom-up ontwikkelproces verwacht ik bij meer nieuwsorganisaties aan te treffen, vooral omdat blijkt dat innovatie niet zelden geïnitieerd wordt door individuen. Daarnaast veronderstel ik dat veel nieuwsorganisaties er voor kiezen een app te lanceren op het moment dat de eerste versie werkt en dat verdere ontwikkelingen gaandeweg het proces worden gelanceerd. Deze manier van werken is gebruikelijk bij nieuwe producten: er is immers geen voorbeeld van hoe een geslaagd eindproduct er uit dient te zien. In deze paragraaf zal ik een paar theorieën over het verloop van innovatieprocessen op het gebied van nieuwe technologie uiteenzetten.
2.3.1 Fases van ontwikkeling De ontwikkeling van de nieuwsapp staat nog in de kinderschoenen. Is er een standaard verloop aan te wijzen voor hoe zo’n ontwikkeling doorgaans verloopt? Volgens Debora L. Spar (2001) verloopt de ontwikkeling van nieuwe technologieën altijd middels een vast patroon, waarbij aanvankelijke innovatie en experiment gevolgd worden door vercommercialisering en creatieve anarchie en vervolgens door institutionalisering. De fases verlopen doorgaans als volgt: Innovatie Is de meest explosieve fase van een technologische revolutie, aldus Spar. Deze fase wordt gekenmerkt door een overvloed aan experiment, ontwikkeling en ontdekking. In de innovatieve fase wordt nauwelijks geld verdiend aan de technologische ontwikkeling maar er is wel sprake van ontzettend veel creativiteit en originaliteit. Niemand begrijpt of overziet nog de precieze gevolgen van de innovatieve ontwikkeling. Belangrijk is in dat er in deze fase geen regels zijn die de innovatie beperken. Vercommercialisering In de tweede fase gaan steeds meer partijen zich bemoeien met de innovatieve ontwikkeling. Spar richt zich op wat zij de pioniers en ballingen noemt: zij die de grenzen aangeven. Volgens Spar zijn het de pioniers (meer specifiek: jonge ondernemers) die bepalen wat de grenzen van de nieuwe ontwikkelingen zijn. In deze fase ontstaat een spanningsveld tussen anarchie en dichtgetimmerde verdienmodellen. Hierdoor wordt er in de fase van vercommercialisering vaak ontzettend veel geld verdiend aan nieuwe technologie, juist omdat de regels nog niet vastliggen.
20
Hoofdstuk 2 Creatieve anarchie In deze fase wordt de technologie (of zelfs: de industrie die daaromheen ontstaan is) volwassen volgens Spar. Voor veel deelnemers wordt het in deze fase ingewikkeld een niche te vinden, zich te onderscheiden en dus te blijven bestaan. Er begint een vraag te ontstaan naar een bepaalde mate van regulering: “Having carved out positions along the frontier, the more established pioneers no longer want to work in chaos. Instead they want to own the market they now consider theirs, to control the dominant technology and keep interlopers at bay” (p.16). In deze fase van technologische ontwikkeling is er dus voor het eerst sprake van regels en eigendomsrechten, maar deze kunnen vaak nog niet echt worden nageleefd omdat er geen coördinering voor bestaat. De wilde ideeën van fase 1 en 2 maken plaats voor meer realisme in de fase van creatieve anarchie. Daardoor verdwijnen veel spelers uit de eerste twee fases uit de markt. Institutionalisering Wanneer een technologische ontwikkeling de vierde fase van de ontwikkelingscyclus ingaat is het definitief gedaan met de commerciële en creatieve anarchie uit de tweede en derde fase. In de fase van institutionalisering neemt de schreeuw om regulering de overhand. Spar stelt dat er een standaardverloop is waarbij bedrijven of instanties die werken met de nieuwe technologie zich eerst afkeren van regels, maar er daarna juist erg veel behoefte aan hebben. Volgens Spar kan dit resulteren in zowel geschreven als ongeschreven regels. In ieder van deze fases zal het heersende discours van de gevestigde orde aangevallen worden door deze opkomende technologieën, omdat ze door de ontwikkeling die ze doormaken de zwakke punten blootleggen van de bestaande technologie. De ontwikkeling van nieuwsapps bevindt zich nu in de derde fase: de fase van creatieve anarchie: De eerste ontwikkelingen zijn gemaakt en nu is er een fase aangebroken waarin het belangrijk is te kijken naar wat de markt wil en kan met die innovatie.
2.3.2 Fifht generation innovation-proces Er zijn vanzelfsprekend meer modellen voor het verloop van innovatieprocessen op de technologiemarkt. Een veel gebezigde is die van het fifth generation innovation process van Everet Rogers (JAAR). Waar innovatieprocessen vroeger, vanaf de jaren ’50, beschreven werden in ofwel het aanbod gerichte push-technology (1st-generation), waarbij de ontwikkelaars van nieuwe technologie bepalend waren voor de snelheid en mate van innovatie of het
21
Hoofdstuk 2 vraaggerichte consumers-pull (2nd-generation) model, waarbij de vraag naar nieuwe technologie vanuit de markt bepaald werd, is het sinds de jaren nul in steeds hogere mate een samenwerking tussen beide factoren (het fifth generation model) die bepalen hoe technologische ontwikkeling verloopt. Dit resulteert in zichzelf snel opvolgende, korte vernieuwingen waarbij de productiecyclus doorgaans kort is en technische vooruitgang soms niet eens perfect hoeft uitgevoerd te zijn voor het op de markt gebracht wordt. Dit samenspel tussen vraag en aanbod heeft dus als gevolg dat vernieuwingen vooral snel gaan. Volgens Dodgson (2002) leidt het fifth generation innovation model bovendien vaak tot een fusie tussen verschillende technologieën. Dodgson geeft daarbij als voorbeeld de hybride auto, die mechanische techniek mengt met elektronische. Maar natuurlijk past de soms gebruikte replicavariant van de nieuwsapp ook in deze fusiebeweging. Immers: de krant wordt digitaal gemaakt en verspreid via een elektronisch medium, maar behoudt verder zijn niet-digitale vorm.
2.3.3 Innovators dilemma Aan snelle en complexe innovatie kleven ook nadelen. Misschien wel de belangrijkste consequentie van Christensens theorie over verstorende vernieuwing (zie paragraaf 2.2.1) is dat de focus wordt verlegt van technologische ontwikkeling naar geld verdienen: de fifht generation brengt noodgedwongen een marktdenken met zich mee. Want: wanneer de ontwikkelingen te snel gaan kan de technologie onbruikbaar of ongewenst worden voor gebruikers, maar als de ontwikkeling te langzaam gaat loopt de producent snel achter op zijn concurrenten. Christensen heeft dit verschijnsel aangeduid als het ‘innovators dilemma’. Het innovators dilemma ontstaat door het samenkomen van twee factoren die kunnen voorkomen bij het ontstaan van nieuwe technologieën. Dit verschijnsel wordt algemeen aangeduid als de technology S-curve. De S-curve werd voor het eerst benoemd rond het eind van de 18e eeuw en werd in de jaren ’60 van de vorige eeuw gangbaar door Everet Rogers, die het gebruikte in zijn boek Diffusion of innovations (2003). Deze curve neemt de vorm van een ‘S’ aan om twee redenen. Het eerste deel van dit effect gaat over de ontwikkelaarskant van de markt. Enerzijds omdat vroege toepassingen van nieuwe technologie vaak fouten bevatten of omdat de technologie nog niet aansluiten op de platformen waar ze voor gebruikt worden. Maar, zo stelt Christensen, er is een keerpunt in de S-curve waarop ineens snel technologische verbetering gemaakt kan worden omdat er dominante standaarden ontstaan waar het product aan moet voldoen. De technologie wordt dan volwassen en wordt door de markt gezien als ‘goed genoeg’. Op dat moment ontstaat er ruimte voor weer
22
Hoofdstuk 2 nieuwe technologische innovatie om ontwikkeld te worden. Het tweede effect van de technology S-curve betreft de gebruikerskant. Christensen wijst op verschillende categorieën consumenten, die allemaal op een andere manier reageren op andere manier reageren op nieuwe technologische ontwikkelingen. Hij onderscheidt ‘enthousiasts’, ‘early adopters’, ‘mainstream adopters’, late adopters’ en ‘laggards’ waarvan de grootste groep gebruikers behoort tot de ‘mainstream adopters’. “The reason why this occurs in the first case is because new products often contain bugs or design flaws, to which early adopters are often particularly likely to draw attention. What is known as first-movers advantage can become first-movers disadvantage, or second-mover advantage as competitors who subsequently enter the market learn from the first mover’s mistakes Apple’s attempts to capture the PDA market with the release of the Newton in 1993 suffered from such problems, and second mover products such as the Palm Pilot and Pocket PC took advantage of Apple’s popularization of the PDA concept, but with more stable products” (p.206). De tweede innovators dilemma is complexer en heeft betrekking op de prestatieverbetering voor technologieën, en de verwachtingen van de gebruikers na verloop van tijd als producten en diensten worden beter beschikbaar worden voor het grote publiek. Christensen geeft een voorbeeld over de innovatiedrang van Apple, dat voortdurend heeft geprobeerd om te innoveren met de kwaliteit van haar product, het bedienen van een geavanceerde gebruikersgemeenschap met hoge verwachtingen van hun personal computers. Vergeleken met een bedrijf als Dell, dat geen voortrekkersrol vervult met betrekking tot innovatie van de kwaliteit van de computers, maar haar innovatiestrategie richt op het ontwikkelen van nieuwe, goedkopere distributiekanalen via het internet, dat ze in staat stelde om pc's te leveren die vooral goedkoop zijn. Dit dilemma betreft dus de vraag of de aanbieder van nieuwe technologie zich moet richten op innovatie van het product (‘een koploper zijn’) of meer het aanbod van concurrenten volgt en daarom in staat in goedkopere producten te leveren maar net wat later te zijn (‘een volger zijn’).
2.3.4 Factoren van invloed op innovatie Volgens het onderzoek dat Steen Steensen (2009) deed naar de innovatiecultuur bij de internetredactie van een vooraanstaand Noors dagblad, Dagbladet, zijn er vijf factoren die van invloed zijn op de mate van innovatie bij een nieuwsmedium. De factoren die Steensen noemt zijn:
23
Hoofdstuk 2 Newsroom autonomy: hoe meer autonomie de internetsectie van de redactie had, hoe sneller en meer spontaan innovatieve ontwikkelingen opgepakt en geïmplementeerd werden, zo bleek bij Dagbladet. Andersom: toen de internetredactie enige tijd onder hevige beïnvloeding stond van de redactie van de gedrukte krant en de marketingafdeling, werd de internetredactie makkelijk een speelbal van beide; innovatieve technologie werd minder snel opgepakt en de site werd een platform om adverteerders aan te trekken. Een internetredactie werkt dus beter en innovatiever naarmate ze een hogere mate van autonomie genieten. Newsroom work culture: voor een internetredactie gelden doorgaans dezelfde journalistieke mores als voor een traditionele redactie, door Steensen bondig samengevat als de gatekeeping culture. Die traditionele afspraken over hoe een journalist moet werken kunnen voor een online redactie worden aangevuld met (on-)geschreven regels die specifiek gelden voor werken op internet. Steensen geeft als voorbeeld dat het bij Dagbladet al snel een gewoonte werd dat er bij het inzetten van innovatieve initiatieven standaard werd getoetst of het mogelijk was usergenerated-content te genereren met het nieuwe initiatief. De werkcultuur in de online newsroom moet dus worden aangepast op werken voor internet. The role of management: de managementstructuur van een nieuwsorganisatie is bepalend voor de mate waarin technologische ontwikkelingen opgepakt worden door individuele redacteuren. Bij Dagbladet was sprake van een vrijwel geheel democratische organisatiestructuur: iedereen, van redacteur tot editor tot manager, had evenveel invloed als de baas van de krant wat betreft innovatie. Hierdoor ontstond het gevoel dat het ontwikkelen en laten werken van nieuwe technologie een gezamenlijke verantwoordelijkheid was. In sommige gevallen bleek deze aanpak er echter voor te zorgen dat juist niemand zich verantwoordelijk voelde. The relevance of new technology: uit het Noorse onderzoek kwam naar voren dat het inzetten van nieuwe technologie vaak vertraagd of zelfs afgekapt wordt door technische hindernissen. De twee belangrijkste redenen voor deze onverwachte technische hindernissen waren het niet voldoende functioneren van het Content Management Systeem (CMS) en de complexiteit van de software die multimediale presentatie mogelijk maakt. Het laten ontwikkelen van een goed CMS kost veel tijd en geld, maar zodra het systeem er is voldoet het vaak (al) niet meer aan de gebruikerseisen. Dit maakt online publiceren ingewikkeld.
24
Hoofdstuk 2 Strong individuals: Steensen stelt tenslotte dat het werk van (een groep) sterke individuele journalisten, die elkaars mening en visie steeds opnieuw in twijfel trekken en elkaar daarmee aanvullen, een voorwaarde blijkt te zijn voor het succesvol inzetten van innovatieve technologie. Steensen ziet innovatie bij nieuws- en mediabedrijven kortom als een proces waarbij de structuren van organisaties interacteren met individuen. Een belangrijke assumptie bij zijn onderzoek is dat online journalistiek zich niet op het niveau bevindt waar het zich zou kúnnen bevinden. Steensen veronderstelt verder dat succesvolle innovatie-initiatieven veelal terug te voeren zijn op het handelen van individuen en dat innovatie op het gebied van nieuwe media soms niet lukt omdat er niet voldoende technische training beschikbaar is voor de journalisten die er mee moeten werken.
25
Hoofdstuk 2 2.4 Verandert content door de app? Relatief veel kranten kiezen er voor hun app hetzelfde uiterlijk te geven als de gedrukte krant, zo bleek uit eerder onderzoek (Bosgraaf, 2012). Deze replica-apps vragen enerzijds niet veel extra werk van een redactie, maar benutten anderzijds ook niet het volledige potentieel dat een iPad-app biedt. Toch zijn er ook nieuwsapps die het nieuws op een andere manier presenteren. Waarom kiezen redacties hiervoor en welke gevolgen heeft dat voor de vorm van het nieuws? Ik verwacht dat nieuwsapps in dit relatief vroege stadium (<3jr.) van ontwikkeling nog maar nauwelijks iets veranderen aan de content die de
‘Veel kranten kiezen er voor hun app hetzelfde uiterlijk te geven als de gedrukte krant’
nieuwsorganisatie biedt. Ik verwacht bovendien dat in de meeste gevallen geldt dat nieuws een-op-een overgenomen wordt in de app, zonder dat de vorm er van wordt aangepast aan het platform waarop het gepubliceerd wordt. In de volgende paragrafen zal ik eerst uiteen zetten hoe de inhoud van internet-journalistieke producties gekwalificeerd kan worden aan de hand van enkele kernbegrippen, vervolgens zal ik wat verder ingaan op wat nu eigenlijk bedoeld wordt met ‘nieuwe media’ en waarom dat ‘nieuw’ is en ten slotte zal ik aan de hand van de theorie van David Bolter uitleggen waarom het niet zo opmerkelijk is dat oude en nieuwe vormen van dezelfde media vaak erg op elkaar lijken in de beginfase.
2.4.1 Medialogica Verandert de komst van apps en tablets de manier waarop het nieuws wordt gepresenteerd? Peter Dahlgren zet uiteen hoe het medium (in zijn geval: internet, maar voor dit onderzoek apps) de manier bepaalt waarop journalistiek wordt uitgevoerd. Hij noemt dit ‘medialogica’: “Media logic refers to the particular institutionally structured features of a medium, the ensemble of technical and organizational attributes which impact on what gets represented in the medium and how it gets done. In other words, media logic point to specific forms and processes which organize the work done within a particular medium” (p.63)
26
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 Vervolgens probeert Dahlgren een definitie te geven aan enkele aspecten die voor hem bepalend zijn voor internetjournalistiek. Hij doet dit nadrukkelijk niet vanuit het oogpunt aan te geven waar internetjournalistiek aan zou moeten voldoen, maar meer vanuit een descriptief standpunt. De aspecten die anno 1996 (!) werden gezien als kenmerkend en bepalend voor de internetjournalistiek waren: multimedialiteit, hypertekstualiteit, interactiviteit en geheugen Omdat deze kenmerken bijna veertien jaar later nog steeds van toepassing zijn om internetjournalistiek te karakteriseren vat ik hieronder de uitleg die Dahlgren geeft bij deze begrippen samen. Interactiviteit: Een belangrijk element waarin internetjournalistiek zich onderscheidt van traditionele journalistiek is de mogelijkheid tot interactie tussen zender en ontvanger. Waar in traditionele journalistieke vormen de journalist informatie de wereld in stuurde en het publiek die informatie tot zich nam, is het bij internetjournalistiek mogelijk voor individuen uit het publiek commentaar te uiten, suggesties aan te dragen en/of aanvullingen te geven op de journalist, die daar vervolgens zelf ook weer op kan reageren. Hypertekstualiteit: De mogelijkheid tot het plaatsen van links naar gerelateerde tekst (of geluid, video, etc.) veranderd de presentatie van nieuws drastisch. Dahlgren wijst er op dat het kenmerk hypertekstualiteit er voor zorgt dat nieuwspresentatie minder lineair verloopt dan in traditionele journalistiek, dat artikelen gemakkelijk verrijkt kunnen worden en dat informatie met elkaar in verband gebracht kan worden. Dit heeft overigens wel tot gevolg dat teksten gemaakt voor internetjournalistiek veelal korter zijn dan teksten in traditionele journalistiek. Dit wordt door Hall (in Paulussen, 2004) omschreven als “a particular trajectory through a series of texts rather than merely the texts themselves”. Nieuwssites kunnen interne links gebruiken die naar pagina’s binnen de site verwijzen, of externe links naar andere sites. Vooral externe links worden volgens Paulussen nog erg weinig gebruikt, omdat media liever niet zien dat hun gebruikers naar een andere pagina gaan. Multimedialiteit: Omdat zowel geschreven tekst als beeld- en audiomateriaal voor digitale presentatie per definitie omgezet moet worden in digitale bits, is het voor internetjournalistiek makkelijker dan voor traditionele journalistiek om deze elementen met elkaar te combineren. Multimedialiteit biedt sites dus de mogelijkheid om allerlei soorten media te combineren. Dit vraagt een andere journalistieke aanpak; om multimediaal te werken moet een journalist in staat zijn te werken met verschillende soorten media en ze met elkaar te convergeren. Geheugen: Een ander belangrijk kenmerk van internetjournalistiek is de vergemakkelijkte toegang tot databases en archieven. Omdat dit ‘geheugen’ ook digitaal beschikbaar is wordt het
27
Hoofdstuk 2 makkelijk en snel doorzoekbaar. Hierdoor is het voor nieuwsconsumenten veel makkelijker artikelen uit het verleden op te zoeken en wordt het voor journalisten mogelijk te verwijzen naar eerder verschenen artikelen. Dahlgren wijst bovendien op de in 1996 nog nieuwe mogelijkheid gebruik te maken van zoekmachines, die het geheugen van de internetjournalistiek voor een breder publiek beschikbaar maken dan voor krantenabonnees alleen. Actualiteit: De omloopsnelheid van artikelen, de mate waarin nieuwe artikelen gepubliceerd worden en de snelheid waarmee artikelen van een update voorzien worden bepalen hoe actueel het nieuws in de app is. In de Engelstalige literatuur wordt ‘directheid’ weergegeven onder de naam immediacy. Massey en Levy (in Paulussen, 2004) noemen dit de belangrijkste eigenschap van online nieuws, die het onderscheidt van de traditionele gedrukte journalistiek “The technological ability to instantly report an unfolding news event may be the one characteristic of online journalism that most clearly distinguishes it from traditional journalism. It can be defined as the extent to which a Web newspaper offers its readers the most immediately available information”. Aan de hand van de aanbevelingen die Budiu en Nielsen (2011) in hun onderzoek naar iPad apps deden, formuleerden Kromhout, Verheij en Mostard (2012) de onderstaande, aanvullende kenmerken van nieuwsapps. Personalisatie: Is de mate waarin de app ingericht kan worden naar de eigen smaak. Dus bijvoorbeeld of het hoofdmenu kan worden aangepast op de persoonlijk interesses van de lezer. App-design: Met dit laatste criterium worden een aantal zaken getest die betrekking hebben op de gebruiksvriendelijkheid van de app. zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een ‘backbutton’, en of de aan te klikken vakken groot en duidelijk genoeg zijn. Bovenstaande begrippen vormen het uitgangspunt van de inhoudsanalyse (hoofdstuk 4) waarin ik tien Nederlandse nieuwsapp met elkaar vergelijk.
2.4.2 Wat maakt nieuwe media ‘nieuw’? Bekeken vanuit het perspectief van cultural analysis en mediatheorie is het aannemelijk dat nieuwsuitgevers niet goed weten hoe de mogelijkheden van nieuwe media te benutten omdat het simpelweg niet mogelijk is iets volledig nieuws te verzinnen zonder gebruik te maken van het ‘oude’ waar het nieuwe op gebaseerd is. David Bolter beschrijft dit principe met het woord
28
Hoofdstuk 2 ‘remediatie’. Maar voor ik daar over uit zal weiden zal ik even stil staan bij wat precies bedoelt wordt met het begrip ‘nieuwe media’. Met de term nieuwe media (meer precies: het veel vaker gebruikte Engelse new media) wordt niet uitsluitend de nieuwheid van de technische mogelijkheid bedoeld. Anders gezegd: ‘nieuw’ refereert niet aan het laatste model dat een fabrikant uitbrengt, want dat zou betekenen dat de laatste versie daarvoor ‘oud’ zou zijn op het moment dat er een nieuwe versie op de markt verschijnt. Mediaonderzoeker Terry Flew (2007) noemt deze benadering van het begrip nieuwe media inadequaat: “Just as media technologies that we now consider to be ‘old’ were once ‘new’, so too do media technologies that were once ‘new’ become ‘old’” (p.1). Flew stelt een andere benadering voor om nieuwe media te definiëren: ‘nieuwe media’ ís ‘digitale media’. En met digitale media bedoelt hij vormen van media die tekst, geluid, en beeld met elkaar combineren en integreren, dat digitaal opslaan en die worden verspreid door middel van digitale netwerken. Maar Flew wordt nog iets specifieker in zijn definitie wanneer hij een aantal kenmerken geeft waar dergelijke nieuwe media dan aan voldoen. Volgens hem is een medium pas ‘new media’ wanneer het ook manipuleerbaar, aansluitbaar in een netwerk, compact (dense), comprimeerbaar en onpartijdig is. Met deze definitie in de hand bestaat er geen twijfel over het al dan niet ‘nieuwe media’ zijn van een nieuwsapp. Toch lijkt het niet helemaal correct om alle nieuwsapps te scharen onder de noemer van innovatieve, nieuwe media. Want waar is precies de innovatie wanneer een krantenlezer zijn vertrouwde krant op exact dezelfde wijze aangeboden krijgt, met dezelfde opmaakt en dezelfde kolommen en paginanummers, maar nu digitaal? In dat geval is niet de content (in dit geval dus de app) maar het medium (de iPad) ‘new’. Volgens Flew dient dit verschijnsel zich telkens aan wanneer de ontwikkeling een medium begint: “Early Internet content was frequently quite impoverished in terms of the capabilities of the new media form. Indeed, the imperative to provide ‘content’ was often the problem, as it frequently led to the ‘dumping’ of already existing text online with little consideration of how such material was viewed and uses differently from its print-based variants” (p.11). Dit aanbieden van verarmde inhoud, of in ieder geval het niet volledig benutten van de mogelijkheden die een nieuw medium biedt is dus een kinderziekte die na verloop van tijd verholpen wordt.
29
Hoofdstuk 2 2.4.3 Remediation
‘Een nieuw medium
Om de vraag te beantwoorden waarom sommige nieuwsorganisaties er voor kiezen een replica van de gedrukte krant aan te bieden in hun app is het nuttig te kijken naar een fenomeen dat David Bolter (2000) heeft beschreven als remediatie: volgens deze theorie zal een
zal zich altijd eerst ontwikkelen in het paradigma van een
nieuw medium zich altijd eerst ontwikkelen in het paradigma van een voorganger, om zich daarna al dan niet te ontwikkelen tot iets echt nieuws.
voorganger, om zich daarna te
Bolter beschrijft dat elk nieuw medium de inhoud van oudere media in zich opneemt, en noemen dit fenomeen remediatie (remediation). Bolter geeft uiteenlopende
ontwikkelen tot iets echt nieuws.’
voorbeelden van remediatie, zoals digitale encyclopedieën, interactieve boeken en digitale kunst. Belangrijk bij het bespreken van deze voorbeelden is dat er een niveau van transparantie van de oorspronkelijke medium en de nieuwe, bijvoorbeeld nieuwe media soms proberen verbeteren de oudere media, zoals een digitale krant niet alleen bestaat uit tekst en foto’s maar ook gebruik kan maken van audio en video. Hoe dan ook: de belangrijkste focus van remediatie gaat over 'lenen' of 'herbestemmen' van content van het ene medium in een ander, en ik wil stellen dat dat principe ook in hoge mate van toepassing is op nieuwsapps. Twee vormen van remediatie Remediatie kent twee vormen die elkaar tegengesteld zijn. De eerste is hypermedialiteit (hypermediacy), er wordt nadruk gelegd op het medium, de toeschouwer is zich bewust van het feit dat er sprake is van een medium. De tweede is transparante onmiddellijkheid (immediacy;), het medium is onzichtbaar, de toeschouwer ervaart alles als de werkelijkheid. Elk medium bevindt zich op de lijn tussen deze twee uitersten. Een voorbeeld van transparante onmiddellijkheid in computerspellen is de manier van kijken door de ogen van het personage. Je ziet de wereld door zijn/haar ogen, en dus zijn alleen een paar armen van dit personage zichtbaar. Er is sprake van hypermedialiteit in computerspellen als er bijvoorbeeld een split screen is; op twee plekken tegelijk zijn is in werkelijkheid niet mogelijk, dus is er sprake van een bewustzijn van het medium. Toegepast op de nieuwsapp wil ik stellen dat een replica-app een voorbeeld is van een medium dat een hoge mate van hypermedialiteit heeft. Nieuwsapps die
30
Hoofdstuk 2 gebruik maken van een geheel nieuwe opmaak en presentatiewijze hebben een hogere mate van transparante onmiddellijkheid. Volgens Bolter duidt het bestaan van remediatie op een dubbele logica in onze cultuur: Enerzijds is er het verlangen naar steeds meer en steeds verschillende vormen van media, anderzijds wil onze cultuur dat media onzichtbaar zijn en doen we er alles aan om de sporen van mediatie te wissen. Sterker nog: Bolter merkt op dat “ideally, it wants to erase its media in the very act of multiplying them” (p.5).
Remediatie en digitale media Er zijn een aantal remediatiestrategieën, variërend van respectvol tot radicaal, en dat dit palet van strategieën allemaal wordt ingezet door ontwikkelaars van nieuwe media. Onder een respectvolle aanpak vallen volgens Bolter bijvoorbeeld websites die gebruik maken van elementen uit oude media zonder enige vorm van kritiek. Deze aanpak wordt veelal gebruikt in remediaties van kwetsbare mediavormen: het gedrukte boek, schilderijen, fotografie. Kranten passen, met hun lange en relatief traditionele geschiedenis, makkelijk in dit rijtje van kwetsbare media. Het is dan ook aannemelijk dat ontwikkelaars van nieuwe media voor kranten vaak in eerste instantie kiezen voor een ‘respectvolle’ aanpak van remediatie. Bolter verklaart dit door te zeggen dat: “Perhaps developers of these web sites and our popular culture at large are inclined to be respectful precisely because these media are regarded as played out and therefore not likely to threaten the new digital media”. (p201). Maar, Bolter wijst er ook op dat iedere vorm van remediatie, hoe behoudend ook, altijd óók gericht is op ontwikkeling en verbetering van het betreffende medium. Dus, ook respectvolle remediatie maakt altijd gebruik van zowel transparantie als van hypermedialiteit. Maar: “Web and Internet applications refashion the newer perceptual media of radio, television, and telephone more aggressively than they refashion print. With radio and television, the claim is not that the Internet provides a new transparency, although the quality of the audio (of not video) is already approaching the lever that broadcasting or cable can provide. However, on the Internet, the listener has greater control over her listening or viewing experience of radio. It is an immediacy that she achieves through the hypermediacy of the windowed interface”. (p202).
31
Hoofdstuk 2 2.5 HOE ZIJN REDACTIES GEORGANISEERD? Werken met en in een nieuw medium vraagt een andere personele bezetting dan voorheen. Immers: er verandert iets dus zullen er mensen en/of middelen moeten worden vrijgemaakt om daar tijd aan te besteden. Hoe vullen nieuwsorganisaties de personele bezetting van de app in? Zijn er speciale app-redacteuren of wordt het nieuws van de internetredactie automatisch overgezet in de app? De technische infrastructuur waarin nieuwsorganisaties werken is veelal niet geoptimaliseerd voor het publiceren in een app, zo bleek uit eerder onderzoek. (Bosgraaf, 2012) Content management systemen zijn vaak ingericht op het gebruik voor een website en worden doorgelinkt om te publiceren in de app. Daardoor is het voor veel nieuwsorganisaties (nog) niet mogelijk, of heel omslachtig, om content te differentiëren tussen de website en de app. Ik veronderstel verder dat nieuwsredacties te maken hebben met een dusdanige krapte in de personele bezetting dat grootschalige aanpassingen speciaal voor de samenstelling van de redactie van de app niet mogelijk zijn: de verwachting is dat de content voor de app gemaakt wordt door dezelfde mensen als de content van het originele medium, of dat er enkele redacteuren worden vrijgemaakt om de internet- en app-concent te beheren.
2.5.2 Making online news Door middel van etnografisch onderzoek heeft Jody Brannon (in Paterson & Domingo 2008) onderzocht hoe de werkprocessen van de online journalistiek zich verhouden tot traditionele journalistiek. Het onderzoek van Brannon heeft geresulteerd in een begrip dat zij ‘productie determinisme’ genoemd heeft. Ze gaat er hierbij vanuit dat niet alleen de druk gebruik te moeten maken van technologische ontwikkelingen van invloed is op de manier waarop online journalistiek zich ontwikkeld, maar dat hierbij ook de invloed van functies van journalisten niet ontkent moet worden. Dat komt overeen met Steensen uitgangspunten: individuen hebben veel invloed op hoe innovatieprocessen zich ontwikkelen.
2.6 WAT ZIJN DE VERDIENMODELLEN Naast de uitdaging van multimediaal werken brengt het internet voor nieuwsorganisaties een andere uitdaging met zich mee: traditiegetrouw biedt een website gratis informatie. Maar, als een nieuwsorganisatie haar nieuws gratis aanbiedt verkoopt ze haar kranten al helemaal niet meer.
32
Hoofdstuk 2 Apple biedt iPad-apps aan in haar digitale winkel, de App Store. In de App Store kunnen apps zowel tegen betaling als gratis gedownload worden, dat beslist de aanbieder. Voor nieuwsorganisaties zijn er een aantal mogelijkheden hun app aan te bieden. De eerste optie is een gratis te downloaden app, met gratis nieuws. De app van NU.nl biedt dit bijvoorbeeld, maar ook de Persgroep (Volkskrant, Parool, Trouw) biedt een dergelijk product aan náást hun betaalde app. In zo’n geval biedt de app doorgaans dezelfde content als de website van de betreffende krant. Een andere optie is een betaalde app (Apple hanteert standaardprijzen van
Hoofdstuk 2
€0,89, €1,79 en €26,99) met betaalde content. Doorgaans is het dan in de app mogelijk een los exemplaar van de krant te kopen óf een abonnement te nemen voor bepaalde tijd.
‘Het instellen van een paywall op de website is voor veel nieuwsorganis aties een punt van discussie.’
Het instellen van een paywall op de website is voor veel nieuwsorganisaties een punt van discussie blijkt uit eerder onderzoek (Bosgraaf, 2012). Toch blijkt uit datzelfde onderzoek dat maar weinig lezers bereid te betalen voor nieuws dat ze elders (op websites zoals nu.nl of nos.nl) ook gratis kunnen lezen. Desondanks veronderstel ik dat door een app te ontwikkelen er een nieuwe mogelijkheid gecreëerd wordt content betaald aan te bieden: immers, de lezer krijgt met het veelgebruikte PDF-model exact dezelfde content aangeboden als wanneer hij de krant op papier zou kopen en daardoor, zo wordt verwacht, is hij eerder bereid daar ook
voor te betalen. Een ander motief om een app te ontwikkelen is, zo blijkt uit eerder onderzoek (Bosgraaf, 2012), de aanvulling op het ‘media-pakket’ dat nieuwsorganisaties hun adverteerders kunnen bieden. Voor adverteerders is het aantrekkelijker zaken doen als een nieuwsorganisatie op zoveel mogelijk verschillende kanalen zichtbaar is. Toch verwachten wij dat de adverteerdersmarkt niet de doorslaggevende factor is bij het opstellen van een verdienmodel voor nieuws-apps. “De advertentiemarkt zit al jaren vast” is de heersende mening zo bleek uit eerder onderzoek. Daarom, verwachten wij, zal het verdienmodel van een nieuws-app veelal toegespitst zijn op de lezersmarkt. Nieuwsorganisaties zijn niet langer bereid hun content gratis aan te bieden. Bill Grueskin(2011) zegt daarover dat de beslissing lezers te laten betalen voor online content wordt meer verantwoord door ideologie dan door economie. Volgens Grueskin is het zo dat veel journalisten het maar niks vinden dat de content waar ze hard aan gewerkt hebben, gratis aangeboden wordt. Hoewel het voor de organisaties waar ze voor werken in sommige gevallen niet eens extra geld oplevert op die content achter een betaalmuur aan te
33
bieden, wordt de beslissing evengoed wél betaalde content aan te bieden vaak genomen door dit ‘noeste arbeid-argument’.
2.6.1 Online nieuws als inferieur goed Hsiang Iris Chyi (2009) stelt dat online nieuws voor veel consumenten een inferieur goed is: inferieure goederen zijn goederen waarvan de consumptie daalt zodra het inkomen het inkomen stijgt. Dit consumentengedrag kan ontstaan als er functionele alternatieven zijn voor het product. Naast inferieure goederen bestaan zogenaamde normale goederen. Normale goederen kunnen worden onderverdeeld in primaire goederen (reageren niet op inkomenswijzigingen) en luxe goederen. De meeste mediaproducten zijn normale goederen. Chyi wijst op een aantal veronderstellingen die proberen te verklaren waarom dat online nieuws een inferieur goed is: het kannibalisatie-effect. Dit effect treedt op aan zowel de aanbod- als de vraagkant van de markt en zegt iets over het feit dat de meeste online nieuwsdiensten vergelijkbare of zelfs identieke content aanbieden als hun geprinte variant. Aan de aanbodkant blijkt dit effect verwaarloosbaar te zijn voor nieuwsorganisaties; zij waren niet bang dat het gratis aanbieden van hun nieuws online invloed had op de verkoop van de traditionele variant. Aan de vraagkant is gebleken dat consumenten eerder geneigd zijn te betalen voor een traditionele krant wanneer de online variant gratis is. Online nieuws wordt dus niet gezien als een vervanger van traditioneel nieuws. Gebrek aan betaalintentie Dit effect gaat over de vraag waarom consumenten wel bereid zijn te betalen voor nieuws op traditionele kanalen, maar niet voor online nieuws. Ten tijde van verschijnen van Chyi’s artikel bestonden nieuws-apps nog niet. De betaalintentie voor nieuws in apps lijkt anders te zijn dan die voor websites. Mogelijk zijn nieuws-apps dus helemaal geen inferieur goed, maar een normaal goed. Dat zou betekenen dat consumenten wel bereid zouden kunnen zijn te betalen
Hoofdstuk 2
voor nieuws dat wordt aangeboden in (replica-) apps, maar niet voor nieuws dat gepresenteerd word als website-nieuws.
2.6.2 Verhouding ten opzichte van Apple Kayne en Quinn benoemen een aantal methodes voor nieuwsorganisaties om geld te vragen voor hun digitale product. Naast de invoering van lees-tegoeden en betaalmuren op sites bespreken de onderzoekers een kwestie die in 2009 speelde, toen de iPad nog niet te koop was maar er tussen uitgever Rupert Murdoch en e-reader Kindle een kwestie speelde die paralellen vertoont met hoe uitgevers zich nu mogelijk ten opzichte van Apple verhouden. Murdoch
34
weigerde destijds namelijk zijn kranten (o.a. The Times, The Sun en News of the World) te verspreiden via de destijds populaire e-reader, omdat dan niet hij, maar de mensen van Amazon geld zouden verdienen aan ‘zijn’ nieuws en bovendien de relatie met ‘zijn’ klanten zou beheersen. “We will not be ceding our content rights to the fine people who created Kindle and we will control the prices for our content and we will control the relationship with our costumers” (p143) In een groots opgezet onderzoeksproject naar de zakelijke kant van online journalistiek uit 2011 geven Bill Grueskin et al. een overzicht van de veranderingen (en hun consequenties) die plaatsvinden bij de verschuiving van traditioneel nieuws naar digitaal nieuws. Digitaal vraagt om een andere manier van nadenken over het lezerspubliek. Dat publiek heeft namelijk te maken met een overvloed aan informatie. Lezers hebben toegang tot veel meer informatie dan voorheen, bijna altijd gratis bovendien. Maar voor uitgevers is de concurrentie bijna oneindig omdat het merendeel van het nieuws een wegwerpartikel is geworden, met bijpassende prijzen. Digitaal is waar de lezer naar toe gaat. Digitale platformen bieden mogelijkheden snel een lezerspubliek te trekken, tegen lagere kosten dan bij traditionele media. En de verschuiving naar mobiel biedt nieuwsorganisaties de mogelijkheid gerichte inhoud en advertenties te aan te bieden. Maar een toenemend lezerspubliek leidt niet altijd tot evenredige groei van inkomen. Digitaal biedt de mogelijkheid snel te innoveren, om het bereik snel te meten en nietsuccesvolle initiatieven snel terug te draaien. De ontwikkeltijd van idee tot markt is verkort, wat een efficiënt gebruik van middelen met zich meebrengt voor een bedrijf. Maar omdat concurrenten hun product ook snel kunnen aanpassen of zelfs kunnen imiteren is het moeilijk daadwerkelijk geld te verdienen aan innovaties. De kortere ontwikkelingscyclus kunnen de tijd dat innovaties uniek, relevant en waardevol blijven verkorten. Digitale platformen verlengen de levensduur van een journalistieke productie. Nieuwsorganisaties kunnen geld verdienen aan hun archief, door het bijvoorbeeld aan te bieden als abonnement, als pay per view service of door het in te zetten als middel meer content aan te bieden en dus meer circulatie te genereren. Maar naarmate toenemende hoeveelheden content de archieven vullen kunnen consumenten meer moeite hebben te vinden wat ze zoeken. Digitaal verstoort het verdienmodel dat lange tijd winstgevend was. Nieuws dat relevant is voor een specifiek publiek kan makkelijk en goedkoop samengesteld worden, met aanzienlijke
35
Hoofdstuk 2 voordelen voor lezers die zoeken naar divergente of zelfs tegenstrijdige zienswijzen. Maar uitgevers die tegen lage kosten content genereren door het te verzamelen concurreren met uitgevers die het nieuws per artikel maken en winnen vaak bovendien. Digitale platformen stellen uitgevers in staat hun lezers en/of kijkers hun content te laten verspreiden. Uitgevers krijgen gratis distributie met uitstekende realtime informatie daarover. Tegelijkertijd verliezen zij de controle over de distributieplatformen die deze ontwikkeling mogelijk maken. En ze hebben alsmaar minder te zeggen over de manier waarop hun content te zien is: lezers kunnen immers informatie toevoegen of weglaten. Nieuwsorganisaties kunnen makkelijk een lezerspubliek om een specifiek onderwerp of een specifieke interesse bij elkaar brengen. Een zeer specifiek lezerspubliek is waardevol voor adverteerders. Maar door lezers op te delen is specifieke niches kan een aantal nieuwe problemen met zich meebrengen. Zo kunnen consumenten het niet de moeite waard vinden zich in te laten met veel verschillende aanbieders van nieuws. Uitgevers hebben meer informatie over hun lezer, in realtime. Mediaondernemingen kunnen de populariteit van hun artikelen of deelsecties meten en hun strategie geld te verdienen en lezers te trekken aanpassen aan de hand van wat ze meten. Maar onzekerheden omtrent de efficiëntie van dergelijke strategieën kunnen adverteerders weerhouden te adverteren op digitale kanalen waardoor de vraag-aanbod verhouding op de advertentiemarkt niet in evenwicht is. Digitale platformen veranderen de ervaring van de klant fundamenteel, op manieren die tegelijkertijd voordelig als schadelijk zijn voor nieuwsorganisaties. Door toegespitste content en advertenties kunnen uitgevers hogere prijzen vragen aan adverteerders en zal de loyaliteit van de lezer bovendien toenemen. Maar de meeste lezers spenderen veel minder tijd op digitale media dan ze op traditionele media deden, dus nieuwsorganisaties hebben minder mogelijkheden op advertentie-inkomsten. Veel pogingen lezers te laten betalen voor digitale content verliepen grillig, werden slecht uitgevoerd en werden meer verantwoord door ideologie dan door economie. Lezers hebben onbeperkte toegang tot veel content en uitgevers hebben onbeperkte toegang tot veel lezers. Maar de inkomsten uit losse exemplaren, van oudsher de bron van inkomsten van de meeste traditionele media, zijn verschrompeld. En een van de meest beproefde methodes die
36
Hoofdstuk 2 adverteerders gebruikten om te beoordelen of een lezerspubliek aantrekkelijk was – namelijk de bereidheid van de lezer om te betalen- is ook verdwenen.
2.7 Onderzoek naar innovatie in online journalistiek Veel onderzoek naar innovatie in de online newsroom is technocratisch van aard, en dat leidt vrijwel nooit tot een realistische weergave van de werkelijkheid, stelt David Domingo (2008). Onderzoek dat zich uitsluitend richt op de technische mogelijkheden van internetjournalistiek en de mate waarin die potentie vervuld wordt, ziet hij als de eerste fase in het onderzoek naar innovatie in de newsroom. Deze fase is normatief van aard. De tweede fase is meer toetsend en is er meestal op gericht te toetsen of voorspellingen uitkomen.. De derde fase van onderzoek tenslotte is constructivistisch van aard en onderzoekt hoe de nieuwe technologieen geimplementeerd worden. ‘Research about online journalism suffers from a methodological deficiency’, zegt Steen Steensen (2010) Het veld van onderzoek naar online journalistiek wordt grotendeels bepaald door inhoudsanalyses en enquêtes. Steensen bepleit dat er meer nadruk moet komen voor kwalitatieve benaderingen zoals het interview. Zeker als deze methode wordt ingezet in combinatie met een inhoudsanalyse zal dit leiden naar het verder blootleggen van de complexiteit van online journalistiek. XX Dit onderzoek is opgezet volgens de elementen die Domingo benoemt. Het eerste deel van het onderzoek, dat de kwaliteit van de apps meet, is normatief. De gesprekken die ik zal voeren met de personen die verantwoordelijk waren voor het ontwikkelen van de betreffende apps leiden tot een constructivistische analyse van het ontwikkelproces. Het derde deel, waarin beide methoden gecombineerd worden tenslotte is multidisciplinair. In het volgende hoofdstuk zal ik uiteenzetten hoe ik daarbij te werk zal gaan.
37
Hoofdstuk 3
3.Onderzoeksopzet Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het kwaliteitsniveau van de apps van tien vooraanstaande Nederlandse nieuwsorganisaties en inzicht te geven in de keuzes en afwegingen die deze nieuwsorganisaties maken (of gemaakt hebben) bij het ontwikkelen van hun iPad-app. Vervolgens zal ik proberen een verband te leggen tussen het kwaliteitsniveau van de onderzochte apps en de organisatorische strategieën van de onderzochte bedrijven. Op die manier hoop ik tot enkele aanbevelingen te kunnen komen voor nieuwsorganisaties over het te voeren beleid bij de totstandkoming van een kwalitatieve nieuwsapp. Om dit te onderzoeken heb ik gebruikt gemaakt van een drieledige analyse: allereerst heb ik apps geanalyseerd aan de hand van een inhoudsanalyse. Daarnaast maak ik gebruik van kwalitatieve interviews. Het doel van de inhoudsanalyse is een overzicht te krijgen van de mate waarin nieuwsredacties gebruik maken van de beschikbare elementen die een app in potentie biedt. Dit deel van het onderzoek geeft dus een oordeel over de kwaliteit van de onderzochte apps. Het doel van de interviews is om vervolgens te achterhalen wat te motivatie van de nieuwsorganisaties is geweest om deze keuzes te maken. Uit deze interviews zal een beeld ontstaan van de overwegingen die nieuwsorganisaties maken. Ten slotte zal ik de resultaten van beide onderzoeksmethoden aan elkaar koppelen, om te achterhalen welke keuzes doorgaans zorgen voor kwalitatieve apps. In dit hoofdstuk leg ik uit hoe ik dat heb aangepakt. Eerst zal ik uitleggen wat de opzet en de voor- en nadelen zijn van de inhoudsanalyse en het kwalitatieve interview als onderzoeksmethode. Daarna leg ik uit hoe beide analyses zijn opgezet en uitgevoerd.
3.1 Bepalen van het kwaliteitsniveau Om de kwaliteit van de geselecteerde apps te kunnen bepalen zal ik gebruik maken van de methode ‘inhoudsanalyse’. Het doel van inhoudsanalyse wordt vaak omschreven als het weergeven van een objectieve en systematische beschrijving van de inhoud van een ‘tekst’. (bv. Berelson, 1952). Het begrip ‘tekst’ moet in deze context overigens ruim worden opgevat: met een inhoudsanalyse kan bijvoorbeeld ook beeld worden beoordeeld. In dit geval zal de ‘tekst’
38
Hoofdstuk 3 van dit deel van het onderzoek bestaan uit apps. Het doel van de inhoudsanalyse in dit onderzoek is een overzicht te krijgen van de mate waarin nieuwsorganisaties gebruik maken van de voor hen beschikbare elementen die een app in potentie biedt, zoals beschreven in paragraaf 2.4.1. Door alle apps uit het geselecteerde sample op dezelfde criteria te toetsen zal het mogelijk worden de apps op objectieve wijze met elkaar te vergelijken. In deze paragraaf leg ik uit hoe ik de inhoudsanalyse heb opgezet en hoe ik tot een betrouwbaar meetinstrument ben gekomen.
3.1.1 Opzet van het onderzoek Belangrijk bij het ontwerpen van de onderzoeksmethode is het opstellen van een codeersysteem. Macnamara (2005) noemt een begrijpelijk geschreven codeboek of codeerlijst een van de sleutelelementen van zo’n codeersysteem. Een dergelijke lijst beschrijft de variabelen waar de analyse op gebaseerd is en geeft de betrokken onderzoekers een consistent kader om het onderzoek uit te voeren.
3.1.2 Meetinstrument Om de apps te vergelijken is gebruik gemaakt van een scorelijst, zoals gebruikt door Zamith (2009). Met deze scorelijst is gemeten in hoeverre de diverse nieuwsapps voldeden aan de mogelijkheden van internet, en aan de mogelijkheden van de iPad. Het instrument om te kijken hoe de apps voldoen aan de mogelijkheden van het internet is gebaseerd op Dahlgren (1996) en Zamith (2008). Er is gekeken naar de volgende kenmerken: interactiviteit, hypertekstualiteit, multimedialiteit, actualiteit, personalisatie, geheugen en app-design. Deze kenmerken worden toegelicht in paragraaf 2.4.1 over medialogica. Het meetinstrument voor dit onderzoek maakt gebruik van eerder onderzoek gedaan naar zowel websites als iPad‐apps. Het overgrote deel van het meetinstrument is afkomstig uit het onderzoek van Zamith (2009) die een checklist opstelde om de variabelen interactiviteit, hypertekstualiteit, multimedialiteit, actualiteit, geheugen en personalisatie in websites te analyseren. Er is besloten om deze variabelen van Zamith (2009) over te nemen, ook al zijn deze opgesteld voor een inhoudsanalyse die specifiek naar websites kijkt. Dit is geen probleem, omdat een iPad‐app zeer vergelijkbaar is met een website. Door een analyse te gebruiken die is toegespitst op websites kunnen die elementen gevonden worden waar de apps in tekortschieten.
39
Hoofdstuk 3 Hieronder staat, per categorie, een weergave van de scorelijsten. In de eerste kolom staat steeds het nummer van de indicator dat correspondeert met de nummering van het codeboek. De tweede kolom geeft de naam van de indicator weer. In de derde kolom tenslotte staat het maximaal te behalen punten. De scorelijsten zijn zo opgesteld dat sommige indicatoren meer punten opleveren wanneer een app er aan voldoet dan andere. Die indicatoren wegen dus zwaarder mee. Een uitgebreide uitleg per indicator wordt gegeven in het codeboek. Het volledige codeboek staat in bijlage 1. Interactiviteit De variabele interactiviteit meet in hoeverre de app een dialoog tussen de klassieke partijen ‘zender’ en ‘ontvanger’ mogelijk maakt. Deze variabele levert maximaal 33 punten op. Een app wordt gezien als interactief wanneer er contact gemaakt kan worden met de journalist door middel van e-mail, chat of forum, of wanneer de gebruiker zijn/haar mening kan geven in een poll. Daarnaast is een app interactief als er de mogelijkheid is te reageren op in de app verschenen artikelen.
Nr.
Naam
Punten
1a
Redactioneel e-mailadres of contactformulier
1
1b
E-mailadres of contactformulier van een aantal journalisten
1
1c
E-mailadres of contactformulier van alle journalisten
2
1d
E-mailadres van officiële bronnen
1
2a
Discussieforum zonder participerende journalisten
2
2b
Discussieforum met participerende journalisten
3
2c
Chatroom zonder participerende journalisten
1
2d
Chatroom met participerende journalisten
3
3a
Poll/user survey
1
3b
Poll/survey met link naar forum/achtergrond informatie
3
4a
Reacties voor redacteuren online
1
4b
Andere user content online
1
4c
Reacties op artikelen niet onmiddellijk online
1
4d
Reacties op artikelen onmiddellijk online
2
5a
Keuze voor gebruikers in de artikelen
1
5b
Interactieve en multimedia journalistieke content
2
Totaal
33 Tabel 3.1: scorelijst interactiviteit
40
Hoofdstuk 3 Hypertekstualiteit De variabele hypertekstualiteit meet de mate waarin de app artikelen verbindt met andere artikelen, documenten, of multimedia-elementen. Het maximaal te behalen aantal punten is 25. Wanneer een artikel in de app linkt naar iets in de app worden er meer punten toegekend dan wanneer er wordt verwezen naar items buiten de app. Nr.
Naam
Punten
6a
Generiek gerelateerde hyperlink
1
6b
Externe link naar soortgelijk artikel
1
6c
Interne link naar soortgelijk artikel
2
6d
Externe link naar origineel document
2
6e
Interne link naar origineel document
3
6f
Externe link naar chronologie van het onderwerp
1
6g
Interne link naar chronologie van het onderwerp
2
6h
Externe link naar gerelateerd audiofragment
2
61
Interne link naar gerelateerd audiofragment
3
6j
Externe link naar gerelateerd videofragment
2
6k
Interne link naar gerelateerd videofragment
3
6l
Externe link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow
1
6m
Interne link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow
2
Totaal
25 Tabel 3.2: scorelijst hypertekstualiteit
Multimedialiteit In de variabele multimedialiteit wordt gemeten in welke mate er gebruik wordt gemaakt van foto’s, audio- en videomateriaal. Op deze variabele is de maximale score 12. Nr.
Naam
Punten
7
Foto of tekening
1
8
Fotogalerij en/of slide show
2/4
9
Audio
3
10
Video (met geluid)
3/4
Totaal
9-12 Tabel 3.3: scorelijst multimedialiteit
Actualiteit De variabele actualiteit maakt zichtbaar hoe vaak een artikel geüpdate wordt en hoe vaak een nieuw artikel verschijnt. Er zijn maximaal 16 punten te behalen op deze variabele.
41
Hoofdstuk 3
Nr.
Naam
Punten
11
Updates van een artikel
2
12
Datum en uur bij ieder artikel
1-2
13
Publicatie van nieuw artikel
1-6
14
Publicatie van nieuw hoofdartikel
1-6
Totaal
5-16 Tabel 3.4: scorelijst actualiteit
Geheugen De variabele geheugen meet in welke mate de app doorzoekbaar is op oude berichten. Er zijn maximaal 23 punten te behalen op deze variabele. 15a
Eenvoudig gedeeltelijk archief
1
15b
Gedeeltelijk archief gesorteerd op datum en categorie
2
15c
Eenvoudig geheel archief
3
15d
Geheel archief gesorteerd op datum en categorie
4
16a
Eenvoudige interne zoekmachine
2
16b
Interne zoekmachine met optie tot meerdere zoekcriteria
4
17
Artikelen zijn voorzien van tags
4
Totaal
23 Tabel 3.4: scorelijst actualiteit
Personalisatie De variabele personalisatie meet in welke mate de app ingericht kan worden naar de voorkeuren van de gebruiker. Met name apps die de mogelijkheid bieden het beginscherm te personaliseren scoren hoog op deze variabele. De maximale score is 11. Nr.
Naam
Punten
18
Algemene updates worden naar e-mailadres gestuurd
1
19
Geselecteerde updates worden naar emailadres gestuurd
2
20
Updates worden naar een bepaald mobiel apparaat verstuurd
2
21
Mogelijkheid tot personalisatie op het beginscherm
3-6
22
Mogelijkheid tot inschakelen push-berichten
2
Totaal
8-11 Tabel 3.5: scorelijst personalisatie
42
Hoofdstuk 3 App-design Om te meten in hoeverre de apps voldeden aan de mogelijkheden van de iPad werd het item app‐design als zevende kenmerk toegevoegd. Dit item werd geconstrueerd aan de hand van de aanbevelingen van Budiu en Nielsen (2011), die onderzochten hoe mensen het gebruik van apps op de iPad ervaren en aan de hand daarvan aanbevelingen geven om die apps te optimaliseren. Er zijn maximaal 28 punten te behalen op deze variabele. Nr.
Naam
Punten
23a
Geen ‘fat-finger’-probleem (te kleine vlakken)
2-4
23b
Geen crowding (vlakken te dicht op elkaar)
2-4
24
Aanwezigheid van back-button
2-4
25a
Swiping-functie
2
25b
Geen Swiping-abiguity
2-4
26
Duidelijkheid van klik en swipe-mogelijkheden
2-4
27
Binnen 2 stappen bij artikel van keuze
2-4
28
Duidelijkheid overzichtspagina
2-4
Totaal
12-28 Tabel 3. 6: scorelijst app-design
Ieder van de hierboven beschreven kenmerken bestond uit meerdere punten (zie het codeboek in bijlage 1), waarop een score werd toebedeeld. De scores werden bij elkaar opgeteld en gedeeld door de maximaal te behalen score, om zo per item een schaal te krijgen van 0 tot 10. Het idee dat een dergelijk onderzoek in kaart kan brengen past bij de door Domingo (2008) benoemde tweede fase van onderzoek naar internetjournalistiek, waar de nadruk ligt op empirisch resultaat. Waar onderzoekers als Zamith (2008), maar ook Budiu en Nielsen (2011) nadrukkelijk proberen te onderzoeken in hoeverre de mogelijkheden van het internet gebruikt worden, wil ik met klem benadrukken dat deze inhoudsanalyse met een net ander doel uitgevoerd is. In dit onderzoek wil ik de inhoudsanalyse vooral gebruiken om de apps op een objectieve manier met elkaar te vergelijken.
3.1.3 Selectie van apps In tabel 3.7 staat een overzicht van de apps die ik heb geanalyseerd. Voor dit onderzoek heb ik geprobeerd de apps van tien vooraanstaande Nederlandse nieuwsorganisaties met elkaar te vergelijken. Sommige nieuwsorganisaties bieden meerdere apps aan, maar ik heb er voor gekozen één app per organisatie te analyseren. De geanalyseerde apps zijn de apps die de
43
Hoofdstuk 3 geraadpleegde nieuwsorganisaties zelf aanmerkten als hun ‘voornaamste’ app. Door de selectie van de apps op deze manier bij de nieuwsorganisaties te leggen heb ik verschillende soorten apps bekeken: sommige van de geanalyseerde apps zijn zogenaamd replica’s of statische apps: dat zijn apps die een letterlijk gekopieerde weergave bieden van het originele medium, wat ik het geval van nieuwsapps vaak betekent dat de app gevuld wordt met een pdf van de krant. Andere van de geanalyseerde apps waren zogenaamde interactieve of dynamische apps: dat zijn apps die gevuld worden met speciaal voor app vormgegeven of gemaakte content. Alle apps zijn bekeken op een iPad1.
44
Tabel 3. 7: selectie van apps * De NOS heeft alleen een app voor iPhone en geen speciale voor iPad ** De Volkskrant heeft voor iPad alleen een replica-app, voor iPhone biedt de krant ook een interactieve app
3.1.4 Procedure Een betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek, dus ook een inhoudsanalyse, geeft dezelfde of soortgelijke resultaten als het herhaald wordt door andere onderzoekers, stelt Neuendorf (2002) Om die herhaalbaarheid te bereiken moet het onderzoek worden uitgevoerd volgens een methodiek en procedures die nauwkeurig omschreven zijn. Daarom moet een onderzoek
45
Hoofdstuk 3
uitgevoerd op basis van inhoudsanalyse altijd in ieder geval de codeerlijst bevatten en de richtlijnen die gebruikt zijn bij het coderen. De inhoudsanalyse is uitgevoerd door één persoon. Bij wijze van richtlijn moest de onderzoeker een uur besteden in een app, zodat de app in zijn geheel kon worden doorgespit. In het codeboek stond duidelijk omschreven hoe de beoordeling diende te gebeuren en stonden de termen duidelijk uitgelegd. Alle mogelijke aspecten en artikelen werden geprobeerd en bekeken. Na dit uur begon de onderzoeker aan het invullen van de scores. Om te garanderen dat het codeboek juist gebruikt en geïnterpreteerd werd is een deel van het sample beoordeeld door een tweede codeur. Voor de volledigheid van het onderzoek is het belangrijk de codering niet door één persoon te laten uitvoeren, stelt Neuendorf. Door gebruik te maken van een tweede, en in sommige gevallen zelfs derde codeur, wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek aanzienlijk vergroot. Zelfs als de tweede codeur slechts wordt ingezet om steekproefsgewijs te controleren of zijn codering min of meer overeenkomt met die van de onderzoeker komt dat de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede. Er zijn veel verschillende manieren om vast te stellen hoeveel verschil er mag zitten tussen de uitkomsten van beide codeurs. Afhankelijk van de vragen in het coderingssysteem is een percentage van 75% overeenkomstige codering soms voldoende om de intercodeursbetrouwbaarheid voldoende te laten zijn (Krippendorf, 1980). Maar, omdat in het onderzoek van Kromhout, Verheij en Mostard (2012) een marge van maximaal 10 procent wordt aangehouden en mijn coderingssysteem grotendeels overeenkomt met de lijst uit dat onderzoek zal ik in mijn onderzoek ook een maximale marge van 10 procent aanhouden. Dat wil zeggen dat de codering van de tweede codeur dusdanig overeen moet komen met die van de eerste codeur dat ze in minder dan 10 procent van de gevallen een andere code toekennen. Deze marge lijkt krap maar is redelijk omdat een groot deel van de vragen in de lijst alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kan worden en er per codeur dus niet veel verschillende interpretaties mogelijk zijn. Deze tweede codeur heeft vier apps beoordeeld: De Volkskrant, RTL365, Het Eindhovens Dagblad en De Telegraaf. Voor drie van deze apps kwam de intercodeursbetrouwbaarheid direct op een percentage uit dat de uitkomst acceptabel maakte, alleen de app van RTL werd door de tweede codeur anders beoordeeld dan door de eerste codeur. De codeurs hebben onderling de verschillen besproken en besloten hoe de punten te verdelen. Na dit overleg was de intercodeursbetrouwbaarheid gewaarborgd. De percentages overeenkomstige beoordeling
46
Hoofdstuk 3 waren als volgt: De Volkskrant: 98%, RTL365:91%, Het Eindhovens Dagblad: 98% en De Telegraaf: 100%.
3.2 Het kwalitatieve interview Het doel van de kwalitatieve interviews is om te achterhalen wat de motivatie van de nieuwsorganisaties is geweest om de keuzes te maken die ze gemaakt hebben in het ontwikkelproces van hun app om tot de resultaten te komen zoals die in de inhoudsanalyse in kaart gebracht zijn. Het kwalitatieve interview is volgens Tuchman (in: Thurman, 2008) ‘the most significant work on news’ (p.441). Thurman stelt dat deze onderzoeksmethode een goede reconstructie kan bieden waarin diverse en gecompliceerde perspectieven kunnen worden meegewogen. Voor dit onderzoek is gekozen gebruik te maken van dergelijke, semigestructureerde interviews.
Bryman (2008) stelt dat de flexibiliteit die het kwalitatieve interview biedt het zo aantrekkelijk maakt. Hoewel het interviewen, het transcriberen en de analyse van de transcripten tijdrovend zijn, kan het kwalitatieve interview veel inzicht geven in het persoonlijke opvattingen van de geïnterviewde.
3.2.1 Operationalisering In het kwalitatieve interview kan de interviewer bij ieder interview andere vragen stellen. Ook kan hij reageren met een nieuwe vraag op het antwoord van de geïnterviewde. Doorvragen is toegestaan. Er is dus geen sprake van gestandaardiseerde vragen of een dwingende structuur, zoals dat bij het kwantitatieve interview wel het geval is. Het kwalitatieve interview ontwikkelt zich gaandeweg het gesprek en kan daardoor leiden tot onvoorziene gesprekken met de respondenten. Hierdoor is het een kwalitatieve interview een flexibele methode. De onderzoeker is bij deze methode volgens Bryman (2008) altijd op zoek naar 'rijke' en gedetailleerde antwoorden. Van de respondent wordt verwacht dat hij uitweidt en om dat te bereiken zal de interviewer moeten doorvragen. Bovendien is het mogelijk dat een respondent meerdere keren geïnterviewd wordt als dat zo uitkomt. Voor dit onderzoek is deze methode zinvol omdat de kwalitatieve interviews in combinatie met de inhoudsanalyse een compleet beeld scheppen van de ontwikkelprocessen van de geanalyseerde apps. De keuzes die de respondenten hebben gemaakt worden zichtbaar in de resultaten van de inhoudsanalyse, maar de overwegingen die
47
Hoofdstuk 3 daaraan vooraf gingen zullen blijken uit de kwalitatieve interviews. Op deze manier wordt niet alleen de vraag ‘wat’ beantwoord, maar ook de vraag ‘hoe’. Er zijn verschillende manieren van aanpak te onderscheiden binnen het kwalitatieve interview, stelt Bryman: het gestructureerde interview, het ongestructureerde en het semigestructureerde interview.In het gestructureerde interview is er sprake van een aantal een gelimiteerde, formele vragen, bij het ongestructureerde interview mag de geïnterviewde vrijelijk spreken over wat er maar ter sprake komt en in het semigestructureerde interview is veel meer sprake van een vraaggesprek. Voor deze laatste optie heb ik gekozen, omdat het mij enerzijds dwingt aan alle respondenten dezelfde vragen te stellen, maar de respondenten aan de andere kant alle ruimte biedt te vertellen wat ze te vertellen hebben: bij het semigestructureerde onderzoek gebruikt de onderzoeker hooguit een lijstje met kernwoorden om zijn vragen te stellen en past zijn vragen verder aan op de antwoordwoorden van de respondent. Deze lijst met kernwoorden heet een topiclijst. Deze dient als geheugensteun om toch alle vooraf bepaalde thema’s te behandelen. De topiclijst is opgesteld aan de hand van onderwerpen uit hoofdstuk 2. Zoals te zien in figuur 3.8 heb ik gebruik gemaakt van vijf hoofdonderwerpen die in ieder gesprek in ieder geval aan de orde moesten komen. Binnen deze hoofdonderwerpen waren er een aantal vaste punten die ik besprak met de respondenten, zoals eveneens te zien in figuur 3.8. Deze vaste punten zijn eveneens in ieder gesprek aan de orde gekomen. Deze topiclijst fungeerde als een leidraad, vaak werden de interviews gesprekken waarbij ik aan het eind ter controle op de lijst keek om me er van te verzekeren dat alle topics behandeld waren.
48
Hoofdstuk 3
Waarom kiezen nieuwsorganisaties ervoor een app te ontwikkelen? Waarom een app? Volstaat een website niet? Hoe verliep het ontwikkelproces? Kan je vertellen hoe de app is ontwikkeld? Welke andere apps of sites hebben als inspiratie of vertrekpunt gediend? Wie waren daar bij betrokken en in welke functie? Wie heeft het initiatief genomen? Wat waren de doorslaggevende argumenten dat de app er moest komen? Is er veel geïnvesteerd in de app? Wat verwacht je dat de app op korte en lange termijn op zal leveren? (Hoe?) Is de organisatie van de redactie verandert sinds de komst van de app? Is er een aparte redactie voor de app? Is die redactie fysiek gescheiden van de rest van de (internet-)redactie? Hoe zijn de redacteuren geselecteerd? Wat zijn de vaardigheden die deze redacteuren moeten hebben? Is het beter multimediaal opgeleide redacteuren te hebben of blijven specialisten nodig? Hoe komen journalisten aan de benodigde technische kennis? Is de werkdruk voor de redactie hoger met de komst van de app? Hoe is de redactie georganiseerd? Wijkt dat af van hoe de reguliere redactie georganiseerd is? (Hoe?) Is de content verandert sinds de mogelijkheid bestaat te publiceren in de app? Vraagt een app een andere vorm van nieuws (ander soort video, ander soort tekst, etc.) dan een website? Dan een krant/televisie-uitzending? Welke vormen zijn voor een app belangrijk? Video? Audio? Foto’s? Infographics? Anders? (Hoe?) kan er geld verdiend worden met de app? Advertentie mogelijkheden Paywall mogelijkheden Hoe zijn die afwegingen gemaakt?
Figuur 3.8: topiclijst
49
Hoofdstuk 3
3.2.2 Gang van zaken afgenomen interviews Deze gesprekken duurden tussen de 43 en 59 minuten. Alle interviews zijn integraal opgenomen en direct na opname getranscribeerd. Door de gesprekken letterlijk uit te werken is het mogelijk de antwoorden van de respondenten met elkaar te vergelijken en om respondenten eventueel te citeren. Ik heb voor dit onderzoek in totaal elf personen (N=11) geïnterviewd. McCracken (1998) stelt dat er doorgaans minimaal 9 personen (n=9) geïnterviewd moeten worden om door te gaan als ‘voldoende in de meeste gevallen’. Voldoende moet in dit geval opgevat worden als voldoende om een betrouwbaar en representatief beeld van de werkelijkheid te geven.
3.2.3 Respondenten Omdat mijn onderzoek een recente ontwikkeling betreft ben ik voorafgaand aan het benaderen van respondenten op zoek gegaan naar een informant die me bij zou kunnen praten over technische mogelijkheden en stand van zaken op het gebied van nieuws-apps. Ik heb deze informant gevonden in de persoon van Dirk-Jan Huizingh. Huizingh is oprichter en directeur van Peperzaken; een bedrijf dat apps ontwikkelt en zich deels heeft gespecialiseerd in apps voor mediabedrijven (waaronder NU.nl en alle regionale omroepen). In deze hoedanigheid is Huizingh medeverantwoordelijk geweest voor de ontwikkeling van de apps voor meer dan 15 nieuwsredacties. Dit interview heeft me inzicht gegeven in de technische mogelijkheden die er zijn binnen een app. Bovendien bleek uit het gesprek dat er vaak veel verschillende soorten professionals binnen een nieuwsorganisatie verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van een app: soms is dat iemand met een marketing-achtergrond, soms iemand met technische kennis en in weer andere gevallen is het de leidinggevende van de internetafdeling die verantwoordelijk is, aldus Huizingh. Na mijn gesprek met Huizingh heb ik nieuwsorganisaties van de reeds op kwaliteit onderzochte apps benaderd per e-mail met de vraag: ‘ik ben op zoek naar de persoon die verantwoordelijk is geweest voor de ontwikkeling van uw app’. Op deze manier is het mogelijk dat de functies binnen hun respectievelijke bedrijven van mijn respondenten uiteenlopend zijn. Dit staat een vergelijkende analysemethode niet in de weg, want alle respondenten zeggen van zichzelf binnen hun redacties of bedrijf de verantwoordelijke te zijn over dit onderwerp. De benaderde nieuwsorganisaties zijn geselecteerd op diversiteit: ik wilde in ieder geval de grootste spelers op de Nederlandse nieuwsmarkt betrekken in mijn onderzoek en heb er bewust voor gekozen de
50
Hoofdstuk 3 nadruk te leggen op kranten. Voor de volledigheid heb ik ook een aantal nieuwsorganisaties benaderd die hoofdzakelijk multimediaal werken, waaronder een aantal omroepen en een nieuwssite. Geen van de benaderde respondenten heeft deelname aan het onderzoek geweigerd. Een overzicht van de respondenten is te vinden in tabel 3.9. Een beknopte beschrijving van de respondenten staat daaronder. Naam respondent
Nieuwsorganisatie Functie respondent
Datum interview
James Tjan
NOS
Project manager new media
15-5-2012
Rob de Spa
Wegener Media
Directeur redactionele
30-5-2012
ontwikkeling Evert van Dijk
DVHN
Adjunct-hoofdredacteur
21-5-2012
Erik Hoogeboom
RTV Noord
Medewerker nieuwe media
29-5-2012
Dirk-jan Huizingh
Peperzaken
Directeur
16-5-2012
Brechtje de Leij
NU.nl
Product manager mobile
6-2-2013
Mireille Derks
RTL Nieuws
Hoofd online
4-2-2013
Krijn Haasnoot
De Telegraaf
Product manager mobile &
29-8-2013
tablets Laurens Verhagen
De Persgroep
Hoofdredacteur online
4-2-2013
Han-Menno
NRC
Uitgever digitaal
29-8-2012
Financieel Dagblad
Productmanager
31-05-2012
Depeweg Maarten van Vliet
51
Hoofdstuk 3 Tabel 3.9: overzicht van respondenten
James Tjan is product manager new media en was bij de NOS verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de native apps voor iOs en Android. Tevens gaf hij leiding aan het team van ontwikkelaars. Evert van Dijk is adjunct-hoofdredacteur bij Dagblad van het Noorden en heeft de app die concern-dochter De Leeuwarder Courant heeft ontwikkeld afgesteld op de wensen van het Dagblad en heeft de verantwoordelijkheid over de in de app geplaatste content. Erik Hoogeboom is medewerker nieuwe media voor RTV Noord en was als projectleider betrokken bij de ontwikkeling van de ‘regio-app’: een project waarbij elf regionale omroepen een samenwerking zijn aangegaan met als doel een app te laten ontwikkelen. Rob de Spa is directeur redactionele ontwikkeling bij Wegener Media en in die hoedanigheid onder andere verantwoordelijk voor de koers van het onlinebeleid van zes regionale dagbladen. Onder zijn leiding startte Wegener met het initiatief ‘online first’. Marten van Vliet is coördinator van FD.nl en BNR.nl, de websites van de FD Mediagroep. In die functie zat hij de vergadering voor met de partij die de nieuwe app voor het Financieel Dagblad zal ontwikkelen. Brechtje de Leij is binnen Sanoma Media verantwoordelijk voor de mobiele strategie & development van het nieuwscluster. Voor NU.nl is zij product manager mobile. In die functie is zij verantwoordelijk voor het beleid dat NU.nl voert ten opzichte van haar apps en mobile sites. Mireille Derks is chef internet bij RTL nieuws. In die functie heeft zij de dagelijkse leiding over de internetredactie van RTL nieuws en is zij verantwoordelijk voor alle content. Bij de ontwikkeling van de iPad app van RTL, RTL364 was Derks projectleider. Krijn Haasnoot is medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van apps en mobiele websites voor Telegraaf.nl. Op het moment van interviewen had hij juist een speciale verkiezingen-app gelanceerd en was hij druk met een geheel nieuwe versie van de app van de Telegraaf. Laurens Verhagen is hoofdredacteur van volkskrant.nl, ad.nl en demorgen.be. Hij is in die functie verantwoordelijk voor het redactioneel beleid van die titels. Han-Menno Depeweg is uitgever digitaal voor NRC. Hij is met name op het commerciële vlak verantwoordelijk voor de digitale uitgaven van NRC.
52
Hoofdstuk 3
3.2.4 Analysemethode De analyse van de interviews is gebaseerd op de methode van Hennie Boeije (2005). Het doel van dit deel van het onderzoek is een beschrijving te geven van hoe de verschillende nieuwsorganisaties zijn omgegaan met de ontwikkeling van hun nieuwsapp en waarom die keuzes zijn gemaakt. Boeije waarschuwt voor de methodologische valkuil alleen fundamenteel onderzoek (dat alleen de vraag ‘hoe’ beantwoord’) te doen met kwalitatieve interviews. Om tot een praktijkgericht onderzoek te komen, een onderzoek dat niet alleen de vraag ‘hoe’ maar ook de vraag ‘waarom’ behandelt, heb ik er voor gekozen na de thematische ordening van mijn resultaten ook een typologie te formuleren, die de resultaten duidt. Boeije geeft een stappenplan (‘de onderzoeksslang’) met te nemen stappen in kwalitatief onderzoek. Voor dit onderzoek zijn deze stappen op versimpelde wijze overgenomen en gebruikt: Open coderen Eerst zijn de interviews gefragmenteerd. Dit betekent dat ik de interviews heb onderverdeeld in passages die over hetzelfde thema gaan. Bij de verdeling zullen de fragmenten over hetzelfde onderwerp moeten gaan zoals Boeije stelt. Daarna zijn de interviewtranscripten gecodeerd (toekennen van trefwoorden). Aan de hand van de interviews werd bekeken of er meer hoofden subcodes konden worden gebruikt. Structuren Boeijes methode schrijft voor dat hierna de van codes voorziene fragmenten aan elkaar gekoppeld worden waardoor een thematische ordening ontstaat. Ik heb er voor gekozen hier iets van af te wijken en de thematische ordening aan te houden zoals ik die in mijn theoretische uitgangspunten (hoofdstuk 2) gebruikt heb. De hoofdvragen uit dat hoofdstuk vormen in mijn analysemethode het raamwerk waarin ik mijn gegevens gestructureerd heb. Selectief coderen Het doel van selectief coderen is verdere structuur aanbrengen in de veelheid van hoofd- en subcodes In deze fase heb ik de al van codes voorziene fragmenten nogmaals gelezen. Ditmaal heb ik meer gelet de details, nuances en betekenissen die in het onderzoeksmateriaal verscholen zaten. Ik heb relaties tussen de verschillende categorieën aangebracht en heb om dat te onderstrepen en illustreren enkele treffende passages geselecteerd om te gebruiken als citaat.
53
Hoofdstuk 3 Constante vergelijking Vervolgens heb ik de fragmenten met dezelfde codes naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. In deze fase (de constante vergelijking) levert volgens Boeije enerzijds beschrijvingen op over het onderzoeksveld en anderzijds criteria waarmee het onderzoeksmateriaal gestructureerd met elkaar kan worden vergeleken. Door deze vergelijking toe te passen kon ik overeenkomsten of verschillen tussen de respondenten aanwijzen en daarmee algemeenheden induceren over de vraag hoe nieuwsapps ontwikkelt worden. 4.3 Analyse per nieuwsorganisatie met ranking De resultaten van de inhoudsanalyse (hoofdstuk 4) geven een oordeel over de kwaliteit van de onderzochte apps. De resultaten van de interviews (hoofdstuk 5) geven inzicht in het ontwikkelproces en de keuzes en afwegingen die de onderzochte nieuwsorganisaties gemaakt hebben bij het ontwikkelen van hun app. Nu is het interessant te kijken of er een verband te trekken is tussen die twee soorten data: welke factoren in het ontwikkelproces en de organisatiestructuur zijn belangrijk voor een kwalitatieve app? Om dat zichtbaar te maken zijn de antwoorden van de respondenten gecategoriseerd in een typologie. Respondenten konden per categorie een ‘0’, ‘1’ of ‘2’ scoren op basis van hun antwoord. In figuur 6.1.1 zijn alle scores verzameld. Vervolgens zijn alle respondenten met gelijke scores bij elkaar genomen en zijn de scores afgezet tegen de scores uit de inhoudsanalyse. Wanneer dit een positief verband oplevert bestaat er een aannemelijk verband tussen de gemeten kwaliteit van de apps en de ontwikkelprocessen bij de nieuwsorganisaties. Hieronder staat de typologie op basis waarvan de antwoorden van de respondenten gecategoriseerd zijn. Typologie formuleren (interpretatie van antwoorden naar ‘0’, ‘1’ of ‘2’ punten) 1.Waarom een app? Reactief (0) =
De app is ontwikkelt naar aanleiding van vraag vanuit de
consument
Proactief (1) =
De app is ontwikkelt op initiatief van de nieuwsorganisatie
Innovatief (2) =
De app is ontwikkelt op initiatief van de redactie, met de bedoeling een voorsprong te hebben op concurrenten
54
Hoofdstuk 3 2.Welke ontwikkelprocessen? Reactief (0) =
Het ontwikkelproces van de app verliep reactief: de
nieuwsorganisatie liet zich leiden door wat concurrenten al gepresenteerd hadden bij het ontwikkelen van hun app.
Proactief (1) =
Het ontwikkelproces van de app verliep proactief: de
nieuwsorganisatie ontwikkelde een app met eigen elementen er in, met de bedoeling een enigszins onderscheidende app te presenteren.
Innovatief (2) =
Het ontwikkelproces van de app verliep innovatief: de
nieuwsorganisatie kwam met geheel eigen, originele ideeen om te app vorm te geven en inhoud te geven. 3.Hoe zijn redacties georganiseerd? Reguliere redactie (0) =
De content van de app wordt gemaakt door dezelfde mensen die de content voor het originele medium maken
Internetredactie (1) =
De content van de app wordt gemaakt door dezelfde mensen die de website van het originele medium maken
Specialisten (2) =
De content van de app wordt gemaakt door speciaal daarvoor aangestelde redacteuren
4.Veranderd de content door de komt van de app? Replica (0) =
Speciale app-content of niet?
De content van de app is qua vorm en inhoud precies gelijk aan dat van het originele medium
Replica met app- elementen (1) = De content van de app is qua vorm en inhoud precies gelijk aan dat van het originele medium, maar is verrijkt met appspecifieke elementen Originele app-content (2) =
De content van de app is qua vorm en inhoud speciaal voor de app gemaakt
5.Wat zijn de verdienmodellen?
55
Hoofdstuk 3 Geen verdienmodel (0) =
De app hoeft geen geld op te leveren
Aanvulling (1) =
De app is bedoelt om geld mee te verdienen, maar zal nooit het originele medium vervangen
Substituut (2) =
De app is bedoelt om op termijn te gelden als voornaamste bron van verdiensten
6.Toekomstvisie
reactief of innovatief?
Reactief (0) =
De nieuwsorganisatie heeft geen duidelijke app-strategie voor de toekomst
Proactief (1) =
De nieuwsorganisatie heeft een duidelijke app-strategie voor de toekomst
Innovatief (2) =
De nieuwsorganisatie heeft een strategie voor de toekomst waarmee hij zich nadrukkelijk zal proberen te onderscheiden van concurrenten
3.3.1 Vergelijkende grafieken Na het toekennen van bovenstaande punten zal ik het verband leggen tussen de scores op de kwaliteitsfactoren en de en de scores uit het ranking schema dat is gemaakt is na aanleiding van de antwoorden uit de interviews. Dit zal ik doen door de gemiddelde scores uit de kwaliteitsmeting af te zetten tegen de gemiddelde scores uit het ranking schema. Hierbij heb ik alle respondenten die bijvoorbeeld een ‘1’ scoorden bij elkaar genomen en gedeeld door het aantal respondenten die een ‘1’ scoorden. Opgemerkt moet worden dat dit dus in sommige gevallen betekent dat het gemiddelde werd bepaald door slechts één respondent. Om deze methode verder toe te lichten zal ik hieronder stapsgewijs weergeven hoe ik tot de vergelijkende grafieken zal komen. 3.3.3 Rekenvoorbeeld In dit rekenvoorbeeld zal ik de antwoorden op de vraag ‘waarom een app’ afzetten tegen de kwaliteitsfactor ‘interactiviteit’
Stap 1
56
Hoofdstuk 3 Op de vraag ‘waarom een app’ scoren twee nieuwsorganisaties een ‘1’, namelijk NOS en NRC. Deze twee respondenten groepeer ik als de categorie ‘1’. Immers: beide organisaties hebben een vergelijkbaar antwoord gegeven wat betreft de mate van vooruitstrevendheid op de vraag ‘waarom een app’.
Figuur 3.10: NOS en NRC scoren beiden een '1' op de vraag 'waarom een app' en worden daarom als groep beschouwd
Stap 2 In de tabel ‘interactiviteit’ staan de scores van de apps op de kwaliteitsfactor ‘interactiviteit’. De app van de NOS scoort daarop 0,9 punten en de app van de NRC 0,3. Gemiddeld scoren beide apps op deze kwaliteitsfactor dus 0,6 punten.
57
Hoofdstuk 3
Figuur 3.11: Op de kwaliteitsfactor 'interactiviteit' scoren de geselecteerde apps gemiddeld 0,6 punten
Stap 3 In de grafiek die dan gemaakt kan worden, waarin de mate van innovatie op het antwoord op de vraag ‘waarom een app’ wordt afgezet tegen de mate van interactiviteit van de betreffende apps, zal te zien zijn dat de nieuwsorganisaties die een ‘1’ scoorden op de vraag, gemiddeld 0,6 scoren op de kwaliteitsfactor ‘interactiviteit’.
Figuur 3.12: Wanneer het antwoord op de vraag 'waarom een app' wordt afgezet tegen de mate van interactiviteit, scoort de groep die '1' antwoordde een 0,6
Stap 4
58
Hoofdstuk 3 Wanneer vervolgens alle kwaliteitsfactoren berekend zijn ten opzichte van het antwoord op de vraag ‘waarom een app’, geeft dat de grafiek die is afgebeeld in figuur 3.13
Waarom een app? 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Figuur 3.13: Alle onderzochte kwaliteitsfactoren van de apps in één figuur. In rood gemarkeerd: de score uit het rekenvoorbeeld.
3.3.4 Monotoon verband Uit deze berekening komt een verband dat weergegeven kan worden in een eenvoudige grafiek. Deze verhouding is niet significant, omdat er niet genoeg data beschikbaar is om de berekening statistisch relevant te maken. Dat komt omdat dit onderzoek slechts tien apps en nieuwsorganisaties betreft. Toch is er wel een monotoon verband aan te geven uit deze data (Burns & Bush, 2006). Een monotoon verband is een verband waarbij de onderzoeker slechts de algemene richting van de samenhang tussen de twee variabelen kan aanduiden: stijgend of dalend. Dat verband kan sterker of minder sterk zijn, afhankelijk van de steilheid van de grafiek. De samenhang tussen de variabelen kan aangemerkt worden als ‘sterk’, ‘gematigd’, ‘zwak’, of ‘niet bestaand’. In figuur 3.12 uit het rekenvoorbeeld is te zien dat er een gematigd of zelf zwak verband is tussen de mate van interactiviteit in apps en de mate van innovatiedrang bij nieuwsorganisaties
59
Hoofdstuk 3 wat betreft de reden van het hebben van een app. Anders gezegd: nieuwsorganisaties die een app hebben genomen om voorloper te zijn in de markt (‘2’ op de x-as in figuur 3.12) maken apps die interactiever zijn dan nieuwsorganisaties die een app hebben ontwikkeld om niet uit de markt geplaatst te worden. In de nu volgende hoofdstukken staan de resultaten van dit onderzoek. Eerst volgt in hoofdstuk vier de kwaliteitsmeting van de apps. In het hoofdstuk daarna staan de resultaten van de interviews en hoofdstuk zes zullen beide methodes gecombineerd worden volgens de hierboven beschreven wijze.
60
Hoofdstuk 4
4.Kwaliteit van de nieuwsapps In dit hoofdstuk staan de resultaten van het eerste deel van mijn analyse: de kwaliteitsmeting van de nieuwsapps. De apps zijn beoordeeld op basis van de kwaliteitsfactoren ‘interactiviteit’, ‘hypertekstualiteit’, ‘multimedialiteit’, ‘actualiteit’, ‘geheugen’, ‘personalisatie’ en ‘app-design’. Deze kwaliteitsfactoren worden nader toegelicht in hoofdstuk 2. De resultaten van dit deel van het onderzoek zijn per kwaliteitsfactor geordend en zullen in de volgende paragrafen toegelicht worden. Daarna volgen enkele figuren met cijfers over de totaalscores van de apps. De scorelijsten van de individuele apps zijn te vinden in bijlage 2 van dit onderzoek.
4.1 Interactiviteit De variabele interactiviteit meet in hoeverre de app een dialoog tussen de klassieke partijen ‘zender’ en ‘ontvanger’ mogelijk maakt. Een app wordt gezien als interactief wanneer er contact gemaakt kan worden met de journalist door middel van e-mail, chat of forum, of wanneer de gebruiker zijn/haar mening kan geven in een poll. Daarnaast is een app interactief als er de mogelijkheid is te reageren op in de app verschenen artikelen.
61
Hoofdstuk 4
Interactiviteit 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.1:De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele interactiviteit, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
De beoordeelde apps scoren over het algemeen laag op de variabele interactiviteit. De apps van De Volkskrant behaalt de minimumscore van 0, kort gevolgd door het Financieel Dagblad dat een 0,3 scoort. De hoogste scores worden behaald door de apps van NU.nl en De Telegraaf (beiden scoren een 2,7), maar ook deze apps komen bij lange na niet in de buurt van de te behalen 10 punten. Gemiddeld scoren de beoordeelde apps op deze variabele 1,3 punten. De lage scores wijzen er op dat er weinig gebruik wordt gemaakt van de interactionele functies van de apps. Zo maakte geen enkele app gebruik van een chatroom of een discussieforum waar gebruikers (eventueel met journalisten) een dialoog met elkaar kunnen aangaan. Datzelfde geldt voor het gebruik van polls of surveys. Van de onderzochte nieuwsorganisaties gaat alleen De Telegraaf op die manier een dialoog aan met zijn gebruikers, bij de andere organisaties is er van interactie met gebruikers op deze manier. In slechts enkele apps (NU.nl, RTL365) is het mogelijk een reactie op een artikel te plaatsen.
4.2 Hypertekstualiteit De variabele hypertekstualiteit meet de mate waarin de app artikelen verbindt met andere artikelen, documenten, of multimedia-elementen. Wanneer een artikel in de app linkt naar iets buiten de app worden er meer punten toegekend dan wanneer er wordt verwezen naar items in
62
Hoofdstuk 4 de app .
Hypertekstualiteit 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4. 2: De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele Hypertekstualiteit, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
Op de variabele hypertekstualiteit wordt uiteenlopend gescoord door de beoordeelde nieuwsapps. Een aantal apps (Dagblad van het Noorden, Financieel Dagblad, NRC) behalen de minimunscore van 0, maar de apps van NU.nl, RTL365 en de Telegraaf vormen uitschieters met scores tussen de 4,8 en 6,0. Het gemiddelde dat op deze variabele behaalt werd, is een 2,8, maar dit gemiddelde wordt sterk omlaag gehaald door de drie apps die geen enkele punt scoorden.
4.3 Multimedialiteit Met de variabele multimedialiteit wordt gemeten in welke mate er gebruik wordt gemaakt van foto’s, audio- en videomateriaal.
63
Hoofdstuk 4
Multimedialiteit 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4. 3: De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele Multimedialiteit, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
Op de variabele multimedialiteit behaalden twee nieuwsapps de maximale score. Zowel de app van RTL als die van De Telegraaf scoren de volle 10 punten. Interessant is dat er ook twee apps zijn die lager dan een 1 scoren: Het Financieel Dagblad (0.8) en De Volkskrant (0). Multimedialiteit is dus een variabele die nogal wisselend gebruikt en toegepast wordt in nieuwsapps. Gemiddeld wordt er een 6,25 behaalt op deze variabele.
4.4 Actualiteit De variabele actualiteit maakt zichtbaar hoe vaak een artikel geüpdate wordt en hoe vaak een nieuw artikel verschijnt.
64
Hoofdstuk 4
Actualiteit 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.4: De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele actualiteit, waarbij ‘10’ de maximaal haalbarescore is.
Op de variabele actualiteit werd over het algemeen redelijk gescoord door de beoordeelde nieuwsapps. Gemiddeld werd er een 5,2 behaald. De best scorende app is opnieuw RTL365, die alle beschikbare punten kreeg toegewezen. Ook de apps van NU.nl en De Telegraaf (beiden 8,8) scoren bovengemiddeld goed. De laagste scores werden behaald door de replica apps van het Financieel Dagblad (1,3), De Volkskrant (1,9) en de NRC (2,5). Deze apps worden in de ochtend gepubliceerd, als waren het gedrukte kranten. De apps van de Volkskrant en de NRC bieden daarnaast een optie op actueel nieuws te laten zien dat ook op hun websites gepubliceerd wordt. Hierdoor krijgen zij iets meer punten dan het FD, dat deze optie niet biedt.
4.5 Geheugen Het ‘geheugen’ of het archief van krant wordt in het digitale tijdperk alleen maar belangrijker. Immers: omdat dit ‘geheugen’ ook digitaal beschikbaar is wordt het makkelijk en snel doorzoekbaar. Hierdoor is het voor nieuwsconsumenten veel makkelijker artikelen uit het verleden op te zoeken en wordt het voor journalisten mogelijk te verwijzen naar eerder verschenen artikelen.
65
Hoofdstuk 4 Op de variabele geheugen werd over het algemeen het slechtst gescoord. Maar liefst zes apps (NOS, RTVNoord, Financieel Dagblad, RTL364, De Volkskrant, NRC) behaalden de minimale score van 0 punten, omdat zij niet de optie van een (doorzoekbaar) archief in de app aanbieden. Bovendien voorzien deze apps hun berichten niet van tags, waardoor het niet mogelijk is gerelateerde berichten te op te zoeken en/ of te bekijken. De apps van NU (4,3).nl en De Telegraaf (5,2) scoren het best, met name omdat hun archief te doorzoeken is op trefwoord en categorie. Gemiddeld werd op deze variabele een score van 1,4 behaald.
Geheugen 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.5: De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele Geheugen, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
4.6 Personalisatie De variabele personalisatie meet in welke mate de app ingericht kan worden naar de voorkeuren van de gebruiker. Met name apps die de mogelijkheid bieden het beginscherm te personaliseren scoren hoog op deze variabele.
66
Hoofdstuk 4
Personalisatie 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.6: De mate waarin apps voldoen aan het potentieel van de variabele personalisatie, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
Uit de resultaten voor de variabele personalisatie blijkt dat de meerderheid van de onderzochte apps ruime opties biedt het uiterlijk en gebruik van de app toe te spitsen op het persoonlijk gebruik van de lezer. Gemiddeld werden er 3,6 punten toegekend op deze variabele. Twee apps behaalden 0 punten: de apps van RTVNoord en het Financieel Dagblad kennen de mogelijkheid het beginscherm te personaliseren niet en bieden bovendien geen enkele mogelijkheid tot het ontvangen van (geselecteerde) updates of push-berichten. De Volkskrant scoorde ook niet hoog (0,9) op deze variabele: weliswaar is het in deze app mogelijk pushberichten in te schakelen, verder is er geen ruimte voor personalisatie. De apps van Wegener en het Dagblad van het Noorden hadden op deze variabele juist een uitschieter ten opzichte van hun resultaten in andere variabelen. Dit komt met name door de (uitgebreide) mogelijkheden tot het personaliseren van het beginscherm.
4.7 App-design Met dit laatste criterium worden een aantal zaken getest die betrekking hebben op de gebruiksvriendelijkheid van de app, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een ‘back-button’, en of de aan te klikken vakken groot en duidelijk genoeg zijn.
67
Geen enkele nieuwsapp scoorde echt laag op de variabele app-design. De laagste score werd een 3,6 (NRC). Deze relatief lage score werd veroorzaakt door het ontbreken van een ‘backbutton’ en het gebruik van te kleine vakken. Maar liefst drie apps (Wegener, RTL365 en De Telegraaf) behalen de maximale score (10). Deze apps voldoen aan alle opties die een app een goede app maken op het gebied van ontwerp. Gemiddeld werd op deze variabele een 7,8 gescoord. Dat wijst er op dat de onderzochte nieuwsapps over het algemeen duidelijk in het gebruik zijn en qua ontwerp sterk in elkaar zitten.
App-design 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.7: De mate waarin apps (x) voldoen aan het potentieel (y) van de variabele app-design, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
4.8 Totaalscores In deze paragraaf volgen tot slot de totaalscores van de inhoudsanalyse. In figuur 4.8 staan de totaalscores per app. De maximale score van 10 werd door geen van de apps behaald. Hoogste totaalscore was een 6.5 voor De Telegraaf, op de voet gevolgd door de apps van RTL365 (5,7) en NU.nl (5,3). In figuur 4.9 zijn eveneens totaalscores weergeven, maar nu geordend op de gemeten kwaliteitscriteria. Daaruit valt af te lezen dat op het criterium ‘app-design’ (7,7) de hoogste totaalscore gemeten is op een schaal van 10, terwijl de criteria interactiviteit (1,3) en geheugen (1,4) het laagst scoren.
68
Hoofdstuk 4
Totaalscore per app 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
FIGUUR 4.8: Totaalscores per app
69
Hoofdstuk 4
Totaal 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Figuur 4.9 totaalscores De mate waarin apps voldoen aan gewogen gemiddelde van het totale potentieel, waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
Wanneer de opgetelde totaalscores over alle categorieën gesplitst worden (zie figuur 4.10) tussen kranten en omroepen wordt er een significante discrepantie tussen deze twee soorten nieuwsorganisaties zichtbaar. Omdat NU.nl als nieuwsorganisatie noch een achtergrond als gedrukt medium, noch als televisiekanaal heb ik er voor gekozen de NU.nl-app in deze splitsing als aparte categorie te behandelen.
70
Hoofdstuk 4 30 25 20 15 Kranten 10
Omroepen NU.nl
5 0
Figuur 4.10 totaalscores kranten en omroepen gesplitst De mate waarin apps voldoen aan het potentieel, gesplitst tussen kranten, omroepen en Nu.nl waarbij ‘10’ de maximaal haalbare score is.
Uit deze splitsing blijkt dat de apps van nieuwsorganisaties die origineel een krant produceren in alle categorieën lager scoren dan de nieuwsorganisaties die origineel radio- en televisienieuws produceren.
4.10 Conclusie Op basis van bovenstaande data kan geconcludeerd worden dat de app van De Telegraaf de hoogste totaalscore behaalt en daarmee kwalitatief de beste van de onderzochte apps is. Opvallend daarbij is dat deze app gemaakt is door een krantenuitgever, terwijl de nummers twee en drie, de apps van respectievelijk RTL nieuws en NU.nl afkomstig zijn van meer multimediale organisaties. Over het algemeen scoren apps van landelijke dagbladen laag: de drie slechts scorende apps zijn afkomstig van de overige landelijke dagbladen (NRC, Financieel Dagblad en De Volkskrant). De twee regionale dagbladen, Dagblad van het Noorden en het Eindhovens Dagblad scoren relatief goed: zij komen juist weer hoger uit de twee overige multimediale nieuwsorganisaties (NOS en RTV Noord). Toch is het zo dat de apps van de multimediale nieuwsorganisaties (in figuur 4.10: de omroepen) als groep over het algemeen hoger scoren dan de apps van krantenorganisaties. De app van NU.nl, de enige onderzochte nieuwsorganisatie die geen in geen ander medium
71
verschijnt dan op internet scoort op vrijwel alle kwaliteitsfactoren hoger dan zowel de omroepen als de kranten, maar opvallend genoeg niet op multimedialiteit en app-design. Verder blijkt dat de onderzochte apps het minst goed scoren op de kwaliteitsfactoren ‘geheugen’ en ‘interactiviteit’. De apps scoren daarentegen over het algemeen goed op appdesign. Ook op de kwaliteitsfactoren ‘multimedialiteit’ en ‘actualiteit’ wordt redelijk gescoord over de gehele linie.
72
Hoofdstuk 5
5.Interviews In dit hoofdstuk staan de resultaten van het tweede deel van dit onderzoek: de interviews met medewerkers van nieuwsorganisaties over het ontwikkelproces van hun app. De resultaten zijn per categorie geordend naar de indeling van de vragen die ik in mijn theoretische uitgangspunten heb behandeld en zullen in de volgende paragrafen toegelicht worden.
5.1. Waarom een app? In het eerste deel van de interviews vroeg ik de geinterviewden naar de motivatie van hun organisatie om een app te ontwikkelen. Join them Veel respondenten geven aan een app ontwikkeld te hebben omdat daar vraag naar was. Groeiende gebruikersaantallen van tablets in het algemeen en iPads in het bijzonder maakten het voor de bevraagde redacties onmogelijk daar niet op te anticiperen. Ook hebben alle respondenten een groeiende vraag vanuit de markt waargenomen, die ze het gevoel gaf niet achter te kunnen blijven. De in hoofdstuk 2 uitgewerkte veronderstelling over het principe ‘join them’ gaat dus op. Alle respondenten gaven in meer of mindere mate aan zich gedwongen te voelen door ofwel technologische ofwel marktontwikkelingen. Dagblad van het Noorden “Wij, en ook trouwens alle kranten in Nederland, kampen met dalende oplagecijfers. En dus dalend bereik. We verliezen denk ik 3, 4 procent abonnees per jaar. Dus je moet wel iets En wij zagen, toen wij voor die keuze stonden, wij zagen met de iPad app de eerste mogelijkheid om ons digitale nieuws te verkopen, om daar geld aan te verdienen.” Wegener Media ‘’Dus je moet, omdat de lezer het doet.’’ Toch hebben niet alle respondenten hun app ontwikkelt na vragen vanuit de markt. Sommigen, zoals De Telegraaf, NU.nl en RTL wijzen hun organisatie een voortrekkersrol toe op het gebied van digitale ontwikkeling. Deze voorstrekkersrol lijkt voor deze organisaties een gegeven te zijn waar niet aan getwijfeld wordt. Dit zelfbeeld van deze veronderstelde innovators lijkt bij deze organisaties de grootste motivatie om technologische ontwikkeling in te zetten.
73
Hoofdstuk 5
RTL Nieuws “Heel eerlijk gezegd is dat een prachtig verhaal over een droom die de hoofdredacteur had. Die had een gevoel bij de Harry Potterkrant. En die had zoiets van: als dít mogelijk is, dan moeten we hier iets mee als nieuwsorganisatie. Hij zag hierin eindelijk de samensmelting van beeld en tekst. Op zo’n prachtige manier die juist op zo’n tablet kan. Dus het is echt een uitvloeisel van een droom. Dus daar zit een heel sterk idee in en een overtuiging achter.” NU.nl “Wij vinden het gewoon belangrijk om altijd als allereerste ergens aanwezig te zijn. En daardoor zijn we een paar stappen verder dan de rest, denk ik. Dat heeft echt te maken met jezelf steeds afvragen: ‘ hoe ziet de wereld er nu uit en hoe gaan we daarmee om?’ Dat is een heel andere mentaliteit dan ‘ we moeten een app om een app te hebben’.“ De Telegraaf “Voor ons is het gewoon één van de belangrijkste dingen om aanwezig te zijn. We zijn de grootste krant van Nederland, dus we zijn het een beetje aan onze eer verplicht om ook een beetje een voorloper te zijn, om te experimenteren. We hadden de eerste app zo ongeveer klaar toen de iPad werd gelanceerd.” Defensieve innovatie Bovendien spelen dalende oplagecijfers van gedrukte kranten een belangrijke rol in de keuze een app te ontwikkelen. Met uitzondering van de publieke omroepen, die multimediaal werken en bovendien grotendeels gefinancierd wordt door overheidsgelden, noemen alle respondenten het aanbieden van de app als een mogelijkheid hun lezers vast te houden. Opvallend is dat het hierbij gaat om het vasthouden van bestaande lezers en dat het aanboren van nieuwe doelgroepen van ondergeschikt belang is. Financieel Dagblad “Ten eerste ga je mee in wat je eigen publiek aan devices bezit en van daaruit kwam al vrij snel de vraag 'waarom zijn jullie niet beschikbaar op een app? Die vraag kwam
74
Hoofdstuk 5
gewoon direct uit onze lezersgroep en als die lezersgroep maar enige volume heeft dan is het reëel om daar tijd en moeite in te steken.” De Persgroep “Ik denk zelf dat je nu nog… dat je nu als medium gewoon alles moet doen. Aanwezig zijn. Maar ik denk in ieder geval dat je je nu niet permitteren kan om als krant geen app te hebben. Omdat je lezer dat gewoon van je verwacht. Het is wel lastig vergeleken met een paar jaar geleden: toen moest je gewoon een goeie site maken en dat was genoeg.” NRC “Is het niet logisch dat de afnemer een belangrijke say heeft in het product? Ik maak dan graag de vergelijking met Unilever: als negentig procent van de mensen de kippensoep niet lekker vind, stop je met het maken van die kippensoep. Of je past de smaak een beetje aan, doet er een nieuw verpakkinkje om… en je probeert het nog een keer” RTV Noord ‘’Wij zijn natuurlijk een publieke omroep dus we hoeven niet vooraan te lopen. Het moet wel relevant zijn wat je doet. Je probeert natuurlijk wel de inschatting te maken of iets groot wordt of niet, maar je kunt niet op alle dingen vol instappen.”
Kansen in de markt Ondanks de bedreigingen in de nieuwsmarkt die alle respondenten signaleren zien ze unaniem ook mogelijkheden ontstaan door het ontwikkelen van een app. Waar een –al dan niet mobielewebsite vaak gelijk staat aan het gratis weggeven van content maar wel geld kost wat ontwikkeling en onderhoud betreft, bracht de native app voor het eerst de mogelijkheid met zich mee artikelen of items betaald aan te bieden. Hoewel de vergoeding voor de content op dit moment vaak nog niet kostendekkend is en ook niet per se verwacht wordt dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn, lijken de apps te kunnen dienen als tussenstapje naar het betaald aanbieden van content op de website. NOS “Wij zien in mobiel ook wel voor ons zelf kansen om nieuws sneller en handiger en anders aan te bieden. Dat zit dan wat minder in de publieke taak maar wel weer wat
75
Hoofdstuk 5 meer in onze strategie om in de toekomst ook gewoon, ja, nieuwe mensen aan het NOS-brand te binden. De NOS heeft al wel apps en mobiele websites, maar dat is niet wat we zouden moeten zijn. Dat was, heel ouderwets al.. het werd redelijke gebruikt... En wat je als bedrijf wilt uitstralen is en waar het publiek op zit te wachten... We zouden eigenlijk veel meer moeten en kunnen zijn dan wat we nu neerzetten.”
Technische voordelen De technische voordelen van een native app tenslotte spelen ook nog in een rol in het besluit al dan niet een app te (laten) ontwikkelen. Een app werkt sneller dan een mobiele site en is ook te raadplegen als de gebruiker offline is.
76
Hoofdstuk 5 5.2 Welke ontwikkelprocessen? Bij iedere (nieuws-)organisatie verloopt het ontwikkelproces van een app anders. Ik vroeg de geinterviewden naar de manier waarom in hun organistie de app ontwikkelt werd: wie waren betrokken, wie nam het initiatief en wie maakten de beslissingen?
Initiatief Bij sommige respondenten, zoals Wegener media, waar de app van het Eindhovens Dagblad van onderzocht werd, wordt het beleid bepaald door een centraal bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het beslissen over de te voeren kanalen. Bij andere organisaties zoals het Dagblad van het Noorden en De Telegraaf, kwam het initiatief een app te ontwikkelen nadrukkelijk vanuit de redactie. Deze bottum-up manier van werken van de laatst genoemde groep heeft volgens de respondenten te maken met een groeiende onvrede over het gratis aanbieden van content via de website, maar ook met het signaleren van een groeiend gebruik van iPads –en andere tablets- door individuele redacteuren. Voor weer andere organisties, zoals NU.nl bleek het initiatief evenwel uit de redactie te komen, maar bleek dat meer gemotiveerd te zijn door het verlangen voorop te lopen wat betreft technologische ontiwkkeling. NU.nl “Wij hadden al een iPad-app voordat de iPad in Nederland verkrijgbaar was, een dag voordat hij in de winkels lag hadden wij al een app. Dus die was eigenlijk een beetje gemaakt op basis van wat je denkt dat dat device kan en doet. We hebben altijd al een soort focus gehad op nieuwe technologie en hoe we daar mee om gaan. En als dat al je uitgangspunt is, sta je daar überhaupt gewoon meer voor open”. Dagblad van het Noorden ‘’En dan is ook bij de redactie de schroom om je nieuws weg te geven, wat toch een beetje zo aanvoelde, ook weg’’ Samenwerking Veel respondenten (Financieel Dagblad, RTVNoord, Dagblad van het Noorden, Wegener Media) zijn een samenwerking aangegaan met anderen om hun app te kunnen ontwikkelen. Die samenwerking komt –door de aard van de gesproken organisaties- wel in verschillende vormen: voor Wegener betekende de komst van de app indirect ook de komst van een universeel content management systeem (CMS) voor alle titels. RTVNoord heeft samenwerking gezocht
77
Hoofdstuk 5
met andere regionale omroepen, om de (hoge) kosten te kunnen delen. Voor het Dagblad van het Noorden was de samenwerking vooraf vastgesteld: hun app werd oorspronkelijk ontwikkeld door een krant met dezelfde eigenaar. Financieel Dagblad “Wij hebben er in eerste instantie voor gekozen om met een partij mee te gaan die al een app had ingezet, dus daar konden we op meeliften. Pas in een latere fase zijn we in zee gegaan met een eigen app-ontwikkelaar. Dat was dus toen we al een substantiële gebruikersgroep hadden. En die wilden we uitbreiden. We kregen ook uit de markt al best veel signalen dat onze lezers steeds sneller digitaliseerden en dus hun krant op een andere manier wilden gaan consumeren dan op papier. Dus ja, toen was een iPadapp met een hoge penetratiegraad op zich voorbestemd om op verder te ontwikkelen. Zo logisch was het eigenlijk.” Dagblad van het Noorden “Wat je dan moet weten is dat we in één concern zitten met de Leeuwarder Courant, binnen de Noorderlijke Dagblad Combinatie, en de afgelopen tien jaar zijn de meeste multimediale ontwikkelingen hier begonnen. In Groningen, bij het Dagblad van het Noorden. Dus wij zijn de ontwikkelende partij geweest voor de website en alles wat daar bij kwam kijken. En met de app hebben wij gezegd 'aan jullie de eer'.” RTV Noord ‘’Dus met z’n twaalven zijn we uiteindelijk aan het ontwikkelen gegaan (…) voor ons alleen is het te duur’’ De Telegraaf “Het is best wel een lang designproces geweest met een externe partij. Die partij is daar al snel 2 tot 3 maanden mee bezig en dan moet het natuurlijk nog allemaal worden gefinetuned en besproken hier. Mensen van hier hebben daar behoorlijk aan samengewerkt. De artdirector is er natuurlijk bij betrokken geweest, en de uitgever digitaal en nog mensen van de redactie, mensen van sales, mensen van marketing… dus op die manier… gewoon een groep van heel veel bloedgroepen zeg maar.”
78
Hoofdstuk 5 Voor de meeste respondenten geldt dat ‘snel iets neerzetten’ belangrijker was dan een volledig afgewerkt product presenteren. De motivering hier achter komt er vaak op neer dat een app altijd doorontwikkeld en geupdate kan worden, maar dat het van belang is dat er snel ‘iets’ beschikbaar is voor lezers, zodat zij niet verloren gaan als klanten van de nieuwsorganisatie. NOS “Omdat we de content gewoon hebben en je die content eigenlijk met minimale inspanning in een app omgeving kunt hergebruiken. Dus het is gewoon een hele snelle entree om wel echt iets neer te zetten. Als je jezelf nu al dwingt om er hele innovatieve dingen mee te gaan doen dan ben je zo een jaar verder.” Maar RTL benadrukte juist ingezet te hebben op het afleveren van een app die volledig was op het moment van presenteren. RTL Nieuws “We zijn daar wel ruim een jaar mee bezig geweest. Dus dat is echt van idee tot lanceren. Dat had misschien veel sneller gekund, maar het had die tijd gewoon nodig. (…) Het heeft die tijd nodig gehad, om heel veel mensen mee te krijgen, om het concept echt helemaal van links naar rechts kloppend te hebben en dat nog een keer door te kauwen en te testen en om écht overtuigd te zijn dat het gewoon goed zou worden wat we neer zouden zetten.” Replica of eigen ontwerp Alle respondenten worstelen met de vraag of het beter is een replica-app of een eigen ontwerp aan te bieden. De eerste optie, ook wel bekend als de PDF-versie van de krant, is een mooi voorbeeld van hypermedialiteit volgens Bolter´s (2000) theorie van remediatie. Deze vorm getuigt in mindere mate van innovatie omdat een oude vorm overgenomen wordt door een nieuw medium. Toch lijkt de replica-app voor sommige respondenten (de Volkskrant, NRC, en het Financieel dagblad) een aantrekkelijk optie, en verrassend genoeg niet alleen uit gemakzucht. NRC “Daar hebben we onderzoek naar laten doen en onze lezers, tot op heden, verwachten gewoon de krant. Willen de krant en willen niks anders dan de krant.”
79
Hoofdstuk 5 Wegener Media “We bieden de statische versie nu nog niet aan, maar dat overwegen we zeker. Maar dan in combinatie met de dynamische app. De statische app maakt ook wel een zekere renaissance door heb ik het gevoel. Het is lang beschouwd als iets wat eigenlijk helemaal niet kan, want het is een krant en waarom zou je dat op een digitaal kanaal aanbieden.” Vercommercialisering De respondenten laten zich onderverdelen in wat Spar (2001) ‘pioniers’ en ‘ballingen’ noemt: zij die de grenzen bepalen zijn de pioniers en zij die die gestelde grenzen vervolgens accepteren en zich er naar voegen zijn de ballingen. Er is een duidelijk onderscheid waarneembaar tussen een klein aantal voortrekkers die creatieve en innovatieve ontwikkeling hoog in het vaandel hebben, en een aantal volgers die daarin meegaan, zij het op een lager tempo. Spar duidt deze fase aan als de tweede fase in een ontwikkelproces: de vercommercialisering. Opvallend is dat bijna alle respondenten zich heel erg bewust zijn van welke rol zij in deze fase spelen: voor sommige nieuwsorganisaties is het een bewuste en strategische keuze een voorloper te zijn, voor anderen lijkt de keuze een volger te zijn in dit proces eveneens een keuze te zijn. Voor de ondervraagde nieuwsorganisaties is het innovators dilemma dus niet meer zo’n dilemma: alle respondenten hebben hun rol reeds gekozen.
80
Hoofdstuk 5 5.3 Hoe zijn redacties georganiseerd? In het derde deel van de interviews vroeg ik mijn gesprekspartners naar de wijze waarop hun app gevuld wordt met content: wie zijn daar verantwoordelijk voor? Zijn er aparte redacteuren belast met die taak? Werkt de app op goed samen met het bestaande systeem waar de redactie in gewend is te werken? Technische systemen Wat betreft de content management systemen waar de verschillende redacties in werken lijkt het grootste probleem een goed werkende infrastructuur te zijn: vaak is in het verleden een keuze gemaakt voor een cms dat werkt voor een website maar alleen via omwegen ook werkt voor de app. Sommige nieuwsredacties (zoals NRC) moeten hun content handmatig is een apart systeem zetten om het in de app te kunnen publiceren. Bij andere respondenten (zoals bij RTVNoord) worden alle artikelen die op de website verschijnen automatisch doorgeplaatst naar de app. Maar de vraag is of deze ‘makkelijke’ aanpak zorgt voor een kwalitatief aanbod in de app. Het bewustzijn dat een ander kanaal een ander nieuwsaanbod vraagt lijkt te rijzen op alle redacties. Financieel Dagblad “We zijn één grote content-fabriek. En uit die content trekken we een bepaald deel uit en daarvan maken we die app”. NOS “Er is een internetredactie, die schrijft met name voor de website maar helemaal niet met het oog op mobiel. Maar dat zijn dus de dingen, inderdaad voor de toekomst. En echt een mooie slag zou zijn als je ook echt exclusieve content zou kunnen aanbieden voor mobiel en dat dingen dus eigenlijk complementair aan elkaar worden” Wegener Media “Wat ik zie is dat bij de verschillende titels ontzettend hard wordt nagedacht en geëxperimenteerd met wat ik dan noem de workflow. Want: hoe doe je dat nou, ook qua fysieke organisatie?”
81
Hoofdstuk 5 App-redacteur Slechts enkele respondenten (RTL, NU.nl, Telegraaf) hebben er voor gekozen een aparte appredacteur of zelfs app-redactie in te stellen. Deze werken bij al deze organisaties nauw samen met de internetredactie. Voor veel andere nieuwsorganisties geldt dat de internetredactie verantwoordelijk is voor het ‘vullen’ van de app: bij de titels van Wegener, bij het Dagblad van het Noorden, bij NRC, het Financieel Dagblad en de Persgroep is voor deze manier van werken gekozen. RTV Noord heeft helemaal geen app-redacteur: zij zetten hun online nieuws automatisch over naar hun app. De motivering voor deze keuze komt veelal neer op geld: er is in veel organisties simpelweg niet genoeg geld beschikbaar om een aparte app-redacteur te betalen. Maar, voor RTL en NU.nl bleek de motivatie dat juist wél te doen voort te komen uit de ambitie die zij hebben met hun app: bij die organisaties móest er zogezegd wel een speciale app-redacteur aangesteld worden, omdat de content van de app ook onderscheidend moest zijn. NU.nl “We hebben bijvoorbeeld in de iPad-app nu ‘de dag van NU’, en dat is specifiek op het gebruiksmoment afgestemde content. En daar hebben we dus ook een redactielid voor aangesteld die daar ongeveer een uur per dag aan besteed. Die kijkt van ‘wat waren nou de belangrijkste onderwerpen van de dag en wat zijn nou hele leuke dingen die daarbij horen’. Die redacteur komt gewoon uit de reguliere redactie hoor. Die wordt daar voor bepaalde tijd per dag voor vrijgemaakt”. RTL Nieuws “Het was een heel prestigieus project. Het was belangrijk en heel goed doordacht. (…) Daarom hebben we er ook een aparte redactie hebben opgezet. Het was altijd al wel de bedoeling om het op een gegeven moment te gaan integreren met de webredactie, Maar we begonnen met een eindredacteur met twee redacteuren die zeven dagen in de week dedicated voor de app waren en een producer voor het magazine. Dus dat zijn vier mensen die fulltime aan dat product werkten.”
Bij het Dagblad van het Noorden was een internetredacteur aangewezen om in de loop van de dag verhalen waarvan verwacht wordt dat ze urgentie hebben door te zetten naar de app. Bij De Telegraaf was de (parttime) app-redacteur verantwoordelijk voor het verrijken van content.
82
Hoofdstuk 5 Voor al deze app-redacteuren geldt dat van ze wordt verwacht dat zij vooral goed kunnen werken met visuele middelen: het toevoegen van foto- en videomateriaal en het samenstellen van een aantrekkelijke lay-out van de app zijn belangrijke taken voor deze redacteuren. Dagblad van het Noorden “We hebben een iPad-redacteur benoemd. Die zet de content in de app. Die bepaalt welk nieuws groot moet en welk niet per se. Maar eigenlijk moet iedereen gewoon alles doen. Want 1 persoon is natuurlijk organisatorisch te kwetsbaar. Dus nu toevallig is de iPad-redacteur er niet, dus dan neemt de internetredacteur zijn taken over.” Content-differentiatie Veel respondenten geven aan in de app precies dezelfde content aan te bieden als op de website of in de krant. Maar, er is bij de meeste nieuwsorganisaties wel degelijk een bewustzijn van het gegeven dat publiceren in een iPad-app om andere content vraagt dan elders publiceren. RTV Noord “Het is uitsluitend content die rechtstreeks van de website afkomt. Ja. Een redacteur die maakt één keer een verhaal gewoon voor internet en daar vullen wij een database mee. Vervolgens maakt de website daar gebruik van maar de apps dus ook. De vraag begint wel te rijzen of we dat aanbod moeten differentiëren’’ Daarom zijn sommige van deze organisaties bezig met content-differentiatie, hoewel deze ontwikkeling veelal nog in de kinderschoenen staat. Dat kan als consequentie hebben dat een verslaggever van de krant (Dagblad van het Noorden) soms wel drie verschillende versies van zijn artikel maakt: een voor de krant, een voor de website en een voor de app. Dagblad van het Noorden “Eigenlijk moet het verhaal in de krant echt verder gaan. Wat we hebben gezegd: we zetten eigenlijk de krant op IPad. Dat was eigenlijk onze ambitie. Dus 's avonds als de eindredactie alle content naar de pagina's stuurt, dus als ze geredigeerd en bewerkt zijn, en stuurt ook diezelfde verhalen naar de iPad. Dus de iPad-abonnee ziet 's avonds in de loop van de avond zijn krant ontstaan, die eigenlijk pas de volgende dag bij de mensen in de bus ligt.”
83
Hoofdstuk 5 Voor het nieuwsconcern Wegener blijkt de veelheid aan redacties een obstakel te zijn in het optimaliseren van de (verschillende) apps. Het bedrijf ziet mogelijkheden de content van de verschillende titels in één app aan te bieden, maar krijgt dit (nog) niet voor elkaar doordat de verschillende redacties allemaal met een ander CMS werken en dus alleen maar op omslachtige wijze content met elkaar kunnen delen. Het bedrijf is zich zeer bewust dat een veranderend aanbod ook een andere organisatie van de redactie vraagt. Wegener Media “Voor het eerst in de geschiedenis van Wegener zijn we er eindelijk in geslaagd om te vinden dat we eigenlijk één content management systeem zouden moeten hebben...”
Invloed van lezers bezoekerscijfers Alle respondenten maken in meer of mindere mate gebruik van de mogelijk en al dan niet in realtime in de gaten te houden welke artikelen goed gelezen worden en welke minder. In sommige gevallen (De Telegraaf, NRC) heeft die directe meetbaarheid van de populariteit van artikelen of multimediale content in de app gevolgen voor de keuzes die journalisten (moeten) maken bij het maken van hun artikel of bij het bepalen van de hiërarchie van die artikelen. Deze organisties gaven in de interviews aan dat veelgelezen artikelen langer ‘bovenaan’ blijven staan in de app, of eerder een vervolgartikel krijgen. Bij andere organisaties (dit gaat op voor alle respondenten met een replica app) wordt hoofdzakelijk gemeten hoe vaak de krant in de app gelezen wordt. NRC “Ik roep gewoon: wie helpt me door de 4000 bezoekers heen? Wij kijken wel een beetje naar wat scoort. Dat is misschien een foute terminologie, maar we kijken wel degelijk naar wat wordt gelezen en hoe we dat langer kunnen volhouden en hoe dat komt. Het beïnvloed keuzes, jazeker. Het bepaald niks, maar het is een hulpmiddel”
84
Hoofdstuk 5 5.4 Veranderd de content door de komst van de app? Vrijwel alle respondenten zijn zich er van bewust dat ieder mobiel kanaal vraagt om andere content. Maar, zo bleek uit de interviews, lang niet alle nieuwsorganisties kiezen er vervolgens ook voor om ook echt andere content aan te bieden. In dit deel van de interviews besprak ik met de respondenten hoe zij die afweging maken en welke gevolgen dat heeft op de content in hun app. Bij de Telegraaf en NU.nl zijn ze zich erg bewust van de veranderende content in hun app en de mogelijkheden die dat biedt. Zij proberen (een deel van) hun content aan te bieden op een manier die optimaal past bij iPad. De Telegraaf “We dachten hier ook echt dat het wel een nieuwe dimensie zou kunnen toevoegen aan de journalistiek. En dat heeft het ook wel gedaan. Zeker op het gebied van video, van live-updates, op het gebied van.. ja, meer beeld… communicatie met het publiek dat we bedienen, dus qua reacties en dat soort dingen. Dus om die interactie wat meer op gang te brengen, dus wat minder vanuit de zendmodus te opereren… “ NU.nl “De iPad is natuurlijk een heel visueel medium. En het vraagt echt om een touch. En die iPad is ook heel erg gericht op gestures. Dus je kan het swipen, je kunt met pinchgestures dingen sluiten… het is echt zo’n gevoelsding. Je zit er echt met je vingers helemaal aan. Dus daar is onze app ook heel erg op ingericht. Dat je op die manier ook echt ons nieuws kunt lezen”. Bij andere organisiaties lijkt er wel iets te dagen van de veranderende mogelijkheden die de iPad biedt aan nieuwsorganisaties, maar wordt de content nog maar mondjesmaat anders gepresenteerd. Opvallend was dat uit de interviews bleek dat juist deze organisaites (RTV Noord, NOS, Wegener, DvhN) zich erg bewust leken te zijn van het feit dat ze nog op zoek ‘moesten’ naar een optimum in het gebruik van die mogelijkheden voor hun organisatie. RTV Noord
85
Hoofdstuk 5 “En we hebben op de iPad nu ook grotere foto’s, en fotoslideshows geïntroduceerd die je echt fullscreen kunt bekijken. Dat is nieuw voor ons hoor, dat we daar zo de nadruk op leggen”. NOS “En die dan dus op de een of andere manier nauw aansluit met tv en radio, dan ga je echt meer trans mediaal, dan ga je story-telling capaciteiten pas echt aanspreken. Dat is een beetje de toekomst. Dat is een heel groot ding voor de NOS. Want dan ga je jezelf eigenlijk totaal opnieuw uitvinden als organisatie” Maar, het overgrote merendeel van de onderzochte nieuwsorganisaties geven daarbij direct aan dat dergelijke content-differentiatie voor hun organisatie nog echt toekomstmuziek is, of –in sommige gevallen- zelfs een onhaalbare kaart. Vaak hebben de organisaties niet genoeg specifieke kennis in huis om dit te optimaliseren en heeft het vrijmaken van geld om die expertise wel in huis te halen geen prioriteit. Hier komt eens te meer naar voren dat de app voor veel organisties een ‘bijproduct’ is naast het origniele medium waar de nieuwsorganisatie in werkt. RTL Nieuws “Ik ben er van overtuigd dat je zo min mogelijk device-specifieke content moet maken hoor. Het is anders niet te handelen. Ik denk ook dat het niet te betalen is trouwens. Dus ik denk dat je juist moet profiteren van de mogelijkheid tot kruisbestuiving. Het zit natuurlijk wel in een andere presentatie.” NRC “In theorie: ja. Je kan meer data kwijt, je kan je bronnen er bij leveren, je kan je datainterpretatie erbij leveren, je kan meer foto’s en videomateriaal kwijt… Maar vergeet niet: het is ook meer werk. En daarnaast, en dat is ook iets wat we ook uit onderzoek weten, is dat onze lezers ook vinden dat wij dat zelf moeten doen. Wij moeten die selectie maken.” De Persgroep “Ik denk dat er nog veel te winnen is qua presentatie op het gebied van personalisatie en tempo van het nieuws. Misschien een schuifknop om aan te geven welke onderwerpen
86
Hoofdstuk 5 je belangrijker vindt… maar dat is juist zo lastig omdat die doelgroep zo ontzettend gefragmenteerd is: de behoeftes liggen gewoon erg uit elkaar. Wat voor de een te snel gaat, is voor de ander echt veel te traag.” Wegener Media “Wat je moet duidelijk zien te krijgen met elkaar is wat we vandaag al over een onderwerp gaan publiceren en wat er dan nog overblijft voor morgen (…) daar kun je dan gaan duiden, gaan toelichten, enzovoorts. Maar het nieuws kun je ook in de krant nooit helemaal loslaten. Je kunt niet zeggen: mensen hebben het al online gelezen”. Financieel Dagblad “Je zou meer content kunnen aanbieden dan je in de krant doet. Daar zijn wel ideeën over, maar dat is toch lastiger omdat dat een ander proces vergt. Waarbij mensen zich dus expliciet moeten richten op het verrijken van de content.” Remediatie Het begrip remediatie (Bolter, 2000) verwijst naar een proces waarin eigenschappen van een oud medium worden overgenomen in een nieuw medium. De meeste respondenten zich bewust van het feit dat de app nog altijd een afgeleide is van het traditionele product. Voor vrijwel alle respondenten (NU.nl, die hun app echt zien als een volwaardig product naast het product – interjournalistiek- dat zij al bieden, daargelaten) geldt dat dit een gegeven is, waar nog niet direct iets aan veranderd zal worden. De app is dus veelal van ondergeschikt belang aan de krant (of de site). Dit komt omdat het ‘oude’ medium voor de nieuwsorganisties nog altijd het belangrijkste medium is: daar zijn de verdienmodellen op gebasseerd, daar werken de redacteuren het meest optimaal in. Toch wordt er bij sommige nieuwsorganisaties, zoals de NOS, lonkend gekeken naar de optie een app te bieden die niet gebasseerd is op het orginiele medium. NOS “Maar daaraan zie je dus dat we eigenlijk gewoon een afgeleide zijn van het traditionele kanaal. Nou.. ja en nee. Dus zo lang we het daar mee moeten doen is het gewoon kijken hoe je kunt spelen met elementen als tekst, originaliteit en bestaande content. Maar mijn ideaalbeeld zou zijn dat ik straks echt, nou ja, écht mobiele content heb”
87
RTL Nieuws “We maken gebruik van content die er al is, dus we wordt maar heel weinig appspecifieke content geproduceerd. We zijn wel begonnen met columns bijvoorbeeld speciaal voor de app maar die vertalen we dan naar web.” De Telegraaf “Je kan natuurlijk wel ontzettend veel meer kan op zo’n iPad. Infographics, bewegend beeld… daar is het gewoon echt heel erg geschikt voor. En echt mooier dan in de krant. Daar krijg je maar vieze vingers van joh.”
88
Hoofdstuk 5 4.5 Wat zijn de verdienmodellen? Door een app te ontwikkelen zagen alle respondenten mogelijkheden geld te gaan verdienen met het nieuws dat ze vooralsnog gratis aanboden via internet. Voor de NOS en RTVNoord was dit argument minder doorslaggevend dan voor de kranten en de commerciële omroepen. Immers: NOS en RTVNoord zijn gesubsidieerde instellingen en zijn slechts voor een relatief klein deel afhankelijk van eigen inkomsten. NOS “Het is gewoon onze publieke taak om content aan te bieden op relevante kanalen. Het enige wat wij moeten doen is investeren hierin, maar wij hoeven er niks voor terug te zien. Als mensen het Journaal bekijken of ons nieuws lezen dan hebben wij onze missie bereikt. Dus dat is een enorme luxepositie”
Voor sommige respondenten (NU.nl, De Telegraaf, Dagblad van het Noorden) was het name van belang dat de app nieuwe mogelijkheden bood aan adverteerders: door hen meer kanalen (naast radio, televisie en website) aan te kunnen bieden hoopten ze meer adverteerders te kunnen aanspreken. NU.nl “Wij gaan zeker niet achter een betaalmuur. Dat past helemaal niet bij de content die wij bieden. Ik geloof gewoon echt niet dat mensen daarvoor gaan betalen. Moeten we niet willen. En advertenties… Kijk, mensen hebben het liefst natuurlijk gewoon geen advertenties, maar dat is niet helemaal waar: als je gewoon leuke, engaging dingen doet die passen bij mobiel dan blijken mensen dat helemaal niet zo erg te vinden. “
Voor de kranten was het grootste belang om geld te verdienen met content die ze op hun website gratis aanbieden. De app bood die mogelijkheid. Toch is het voor alle organisaties zoeken naar hoe dat dan moet. Wegener Media
89
Hoofdstuk 5 “We richten ons op de betalende lezer, dat zegt ook iets over onze content. Namelijk dat wij die niet meer weg gaan geven in de toekomst. En dat zullen we ook gaan introduceren op onze websites. Wij zullen betaalmodellen gaan introduceren, absoluut”.
Kannibalisatie Het kannibalisatie-effect treedt op aan zowel de aanbod- als de vraagkant van de markt en zegt iets over het feit dat de meeste online nieuwsdiensten vergelijkbare of zelfs identieke content aanbieden als hun geprinte variant. Volgens Hsiang Chyi (2009) blijkt dat dit effect verwaarloosbaar is voor nieuwsorganisaties; volgens haar waren de organisaties niet bang dat het gratis aanbieden van hun nieuws online invloed had op de verkoop van de traditionele variant. De Persgroep “Alles wat je gratis aanbiedt kun je niet meer verkopen natuurlijk. Dus daar heb je heel vaak discussie over, zo van: wat wel, wat niet?” NRC “Het is zowel een aanvulling als een substituut. Maar we hebben een prijsstelling gekozen waarbij het ons eigenlijk niet zo veel uitmaakt hoe we ons nieuws verkopen. Dus… We don’t care. En met we don’t care bedoel ik dat digitaal geen kannibalisatie oplevert op de verkoop van de papieren krant.” NU.nl “Mobiel is gewoon de toekomst. Al moet ik zeggen: de site blijft wel stabiel. Het is niet dat wij kannibalisatie zien door de apps, dus we zien dat zeg maar mobiel voor additioneel verkeer zorgt. En dat betekent gewoon dat mensen in totaal meer tijd besteden op NU. Dus er zijn gewoon meer momenten op de dag dat mensen in aanraking komen met het merk NU.nl. Alleen richting de toekomst verwacht ik dat de website zeker niet groter gaat worden of misschien zelfs wat minder gaat worden en dat mobiel in al z’n verschijningsvormen de dominante manier zal worden waarop mensen hun nieuws gaan lezen”.
90
Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5 Een deel van de respondenten is het hier mee eens: zij bieden ook in de app hun nieuws gratis aan. Deze organisaties zijn de scheiden in drie typen: de publieke omroepen vinden beide dat hun nieuws per definitie gratis moet zijn. Sommige van de kranten bieden een deel van hun nieuws via de app gratis aan (veelal precies hetzelfde nieuws als wat gratis via de website te lezen is) en NU.nl. Deze laatste respondent laat op geen enkel kanaal door de lezer betalen voor de geboden content, dus ook niet in de app. NRC “Dat is ander nieuws. Andere journalistieke inhoud, andere duiding. Minder woorden. Daarin is een heel duidelijke scheidlijn gemaakt. Vandaar dat we ook twee teams hebben die dat schrijven. Alles wat fit to print is, is betaalde content”
Er zijn ook respondenten die stellig zeggen hun nieuws absoluut niet gratis weg te geven, op geen enkele manier, zoals het Financieel Dagblad. Zij bieden hun app dan ook uitsluitend tegen betaling aan, met uitzondering van het eerste exemplaar omdat er dan al voor de app betaald is in de app store. Zoeken Voor alle respondenten –min NU.nl- geldt bovendien dat hét verdienmodel nog niet uitgevonden is. Voor veel nieuwsorganisaties is het een kwestie van uitproberen óf en wat de lezer bereid is te betalen voor nieuws in de app. Dagblad van het Noorden “Je hebt gewoon allemaal varianten. Je kunt een volledig abonnement aanbieden en dan betaal je daar 1 euro per maand voor bij, je kunt zeggen dat je een zaterdagabonnement hebt op de gewone krant en de rest van de dagen op je iPad lees en ga zo maar door.”
RTL Nieuws
91
Hoofdstuk Hoofdstuk 55 “De app moet écht wel geld gaan maken op een gegeven moment, maar wel als onderdeel van het totale online-aanbod. Het kan in ieder geval niet eindeloos doorgaan op deze manier: maar je moet natuurlijk wel eerst investeren. “ De Telegraaf “Het verdienmodel is nog niet helder. Simpel de vraag ‘hoe gaan we nou in de toekomst hier echt zeg maar een hele redactie mee kunnen onderhouden’”
5.6 Toekomstvisie In alle gesprekken is uitvoerig gepraat over hoe de toekomst er mogelijk uit zou kunnen zien voor online nieuws in brede zin en nieuws aangeboden in apps in het bijzonder. Opvallend is dat er veel gespeculeerd wordt over het aanbieden van een meer gedifferentieerd aanbod van nieuws dan nu nog het geval is. De personele en technische kosten die dit met zich meebrengt zijn hier nu nog vaak een struikelblok voor. Voor veel respondenten is het maar zeer de vraag of apps op de lange termijn wel de toekomst blijven hebben: mobiele sites lijken het misschien wel te winnen. In veel gesprekken viel de term ‘digital first’, waarmee organisaties aan willen duiden dat het aanbieden van nieuws via internet voor hun organisatie een speerpunt voor de toekomst is. RTL Nieuws “We zijn bezig met een heel nieuw online concept, dus de bedoeling is dat we online tegen de zomer helemaal een vernieuwd concept hebben neergezet. Met een nieuwe site én nieuwe apps. Dus allemaal op elkaar ingesteld. En RTL365 gaat dan op in dat concept , maar we moeten heel goed nadenken over de vraag: hoe bewaren we die kracht van de app die we nu hebben, van dat hele concept?” Financieel Dagblad “Wij zijn natuurlijk best een niche-krant, maar kan dus ook weer juist onze kracht zijn. Omdat anderen niet onze content hebben creëert dat wel een vraag. Maar ik zou wel graag regionaal nieuws willen hebben om maar wat te noemen. Over bedrijven. Dan zou je perfect bij alle regionale uitgevers allerlei content kunnen krijgen. En daar zouden zij zelf ook aan kunnen verdienen natuurlijk.”
92
Hoofdstuk 5
De Persgroep “Misschien komt dat ook door het besef dat de krant eindig is. Dat dat toch wel steeds minder wordt. Daardoor wordt de betrokkenheid bij de site ook gewoon veel groter. Ik denk wel dat de gemene deler zou moeten zijn dat online en digitaal dichter bij elkaar komen. Dat is voor nu het belangrijkste.” Appstore Alle respondenten geven aan in meer of mindere mate ‘last’ te hebben van de verplichte bijdrage aan Apple om hun app te mogen aanbieden in de appstore. Dat is een bezwaar dat voor de hand ligt, immers: van iedere verkochte app moet dertig procent van de prijs worden afgedragen aan Apple. NRC “Dus.. zou je om Apple heen willen? Ja: want dan heb je zelf veel meer controle en nee: want ze hebben een marketingkracht waar je echt u tegen zegt. En waar je echt niet omheen zou moeten willen.” Wegener Media “In de meest optimale omstandigheden ga je het natuurlijk doen zoals de Financial Times het heeft gedaan. Dat je zegt van ‘laat die dertig procent lekker bij ons in plaats van het naar Apple te laten gaan.” Dagblad van het Noorden “Zo snel mogelijk uit de appstore, ja. (…) want ja, dat zijn natuurlijk belachelijke tarieven. Dat is makkelijk verdiend dus.” Toch is deze stap voor geen van de respondenten binnen afzienbare tijd te realiseren. Juist het centrale punt dat de appstore biedt geeft nu nog veel voordelen. Bovendien heeft Apple een zeker monopolie en zou het enige alternatief liggen in het aanbieden van een mobiele website, hetgeen natuurlijk opnieuw hoge ontwikkelingskosten met zich meebrengt. De Telegraaf
93
Hoofdstuk 5 “Ze zijn uitgeroepen tot meest veilige webshop-omgeving van de wereld en zo wordt het ook ervaren door klanten. Dus ja, in die zin vind ik het fantastisch dat Apple dat regelt. En tja, dat ze dertig procent van de opbrengsten willen als je die app betaalt maakt” Statisch versus dynamisch Voor enkele respondenten is het een zeer serieuze overweging de dynamische apps te laten gaan en in plaats daarvan over te gaan op een statische app. Bij deze organisaties wordt voortdurend onderzocht of hun lezers dat willen. Een statische app is niet alleen veel minder werk (het is immers een één-op-één-weergave van de krant die toch al gedrukt wordt), het zou ook zomaar zo kunnen zijn dat ‘de lezer’ liever een ouderwetse krant leest op zijn iPad dan zichzelf laat wennen aan een nieuwe vorm van nieuws-presentatie. Verrassend genoeg is het geen optie de dynamische app dan helemaal te laten verdwijnen. De notie dat een dergelijke app die toevoegt aan hun product lijkt wel degelijk te bestaan. NRC “Dus we houden de replica-applicatie sowieso een replica. Maar als je die eenmaal stabiel hebt lopen dan kun je daarnaast sattelietapps maken. Dingen uitproberen. En dan krijg je misschien zoiets als de honderd-apps-strategie, maar daar zijn we dan ook weer niet van.” NOS “Ja, kijk, waar wij eigenlijk uiteindelijk naar toe willen is een totaal nieuwe nieuwservaring die je op mobiel zou kunnen neerzetten.” Dagblad van het Noorden “Dus waar we nu over nadenken is om onze abonnees de keuze te bieden: dus dat je ofwel de app gebruikt zoals we die nu hebben neergezet, ofwel de pdf-versie van de krant. Nou, wat denk ik het voordeel is: laat de lezer of gebruiker maar beslissen wat hij wil. En mocht nou 90 procent die PDF-versie willen, dan stoppen we hiermee. Want het is hartstikke arbeidsintensief.” Wegener Media “Nou, ik weet niet of je de dynamische app zou moeten laten gaan. Ik bedoel: als hij er is en er zijn miljoenen mensen die hem al gebruiken (…) De aantallen zijn er wel, maar dat
94
Hoofdstuk 5 is allemaal nog voor niks. Je moet in feite continu blijven innoveren. Want anders ga je marginaliseren. Dan wordt je onbelangrijk. Onbetekenend.”
5.7 Conclusie
95
Hoofdstuk Hoofdstuk 6 6
6. Vergelijkende grafieken De resultaten in hoofdstuk 4 geven een oordeel over de kwaliteit van de onderzochte apps. De resultaten van hoofdstuk 5 geven inzicht in het ontwikkelproces en de keuzes en afwegingen die de onderzochte nieuwsorganisaties gemaakt hebben bij het ontwikkelen van hun app. Nu is het interessant te kijken of er een verband te leggen is tussen die twee soorten data: welke factoren in het ontwikkelproces en de organisatiestructuur zijn belangrijk voor een kwalitatieve app?
6.1 Analyse per nieuwsorganisatie met ranking Om dat zichtbaar te maken zijn de antwoorden van de respondenten gecategoriseerd in een typologie. Respondenten konden per categorie een ‘0’, ‘1’ of ‘2’ scoren op basis van hun antwoorden. In tabel # zijn alle scores verzameld. Vervolgens zijn alle respondenten met gelijke scores bij elkaar genomen en zijn de scores afgezet tegen de scores uit de inhoudsanalyse. Wanneer dit een positief verband oplevert bestaat er een aannemelijk verband tussen de gemeten kwaliteit van de apps en de ontwikkelprocessen bij de nieuwsorganisaties. De volledige scorelijst voor het toekennen van de punten aan de apps staat op pagina 41 in het hoofdstuk ‘gebruikte methoden’. In de volgende paragraaf volgt het ranking schema. Daarna volgen de grafieken met de vergelijkende resultaten.
96
Hoofdstuk 6
Nos
Wegener
DvhN
RTVNoord
NU.nl
RTL nieuws
De Telegraaf
De Volkskrant
NRC
FD
6.1.1 Ranking schema
1
Waarom een app?
1
0
0
0
2
2
2
0
1
0
2
Welke ontwikkelprocessen?
0
1
0
1
2
1
1
0
1
1
3
Hoe is de redactie georganiseerd?
1
1
2
1
2
2
2
0
0
0
4
Andere content door de app?
1
2
2
1
2
2
2
0
0
1
5
Wat zijn de verdienmodellen?
0
1
1
0
2
1
1
0
1
1
6
Toekomstvisie
1
2
1
0
2
2
1
0
1
2
Totalen (max. 12)
4
7
7
3
12
10
9
0
4
5
Uit de totaalscores van het ranking schema valt op te maken dat de scores van de verschillende nieuwsorganisaties nogal uiteenlopen. Het maximale aantal te behalen punten wordt door slechts één organisatie behaald, namelijk door NU.nl. De laagste score is voor de app van De Volkskrant, die op basis van de antwoorden uit de interviews op geen enkele manier een vooruitstrevend, proactief beleid voeren op de ontwikkeling van hun app. In de volgende paragrafen heb ik geprobeerd het verband te leggen tussen de scores uit de inhoudsanalyse en de scores uit het ranking schema. Dit heb ik gedaan door in onderstaande grafieken de elementen uit de inhoudsanalyse af te zetten tegen de gemiddelde scores uit het ranking schema. Hierbij heb ik alle respondenten die bijvoorbeeld een ‘1’ scoorden bij elkaar genomen en gedeeld door het aantal respondenten die een ‘1’ scoorden. Opgemerkt moet worden dat dit dus in sommige gevallen betekent dat het gemiddelde werd bepaald door slechts één respondent. Op de x-as in onderstaande grafieken staan de scores uit het ranking schema. Op de y-as zijn de gemiddelde scores van de gegroepeerde nieuwsorganisaties uit de inhoudsanalyse weergegeven. Wanneer er een lijn ontstaat die alleen opgaand is, is er sprake van een positief verband tussen beide elementen en is er dus aanleiding aan te nemen dat er een oorzaak-gevolg relatie is tussen beide.
97
Hoofdstuk 6 Voor meer toelichting op deze methode, zie het rekenvoorbeeld op pagina 56.
6.2 Samenhang tussen kwaliteitscriteria en scores uit het ranking schema
Waarom een app? 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.1: De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de vraag ‘waarom een app’.
Uit figuur 6.1 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die gemotiveerd waren een app te ontwikkelen om voorop te lopen in de markt en concurrenten voor te zijn –en dus om innovatief te zijn- over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. Een opvallende afwijking op deze stelregel is het kwaliteitscriterium ‘hypertekstualiteit’. De nieuwsorganisaties die in het ranking schema een ‘0’ scoorden wat betreft hun redenen om een app te ontwikkelen scoorden op deze variabele hoger dan de nieuwsorganisaties die meer innovatief zeiden te zijn. Dit wijst er op dat hypertekstualiteit – het verwijzen naar andere artikelen, bronnen of publicaties- een kwaliteit is die veel aandacht krijgt bij organisaties die hun concurrentie volgen in plaats van voorzijn wat betreft de motivering een app te ontwikkelen. Dit zou er op kunnen wijzen dat de reactievere nieuwsorganisaties minder ‘vertrouwen’ hebben in hun eigen appcontent en daarom meer verwijzen naar content die elders online te vinden is.
98
Hoofdstuk 6
Welke ontwikkelprocessen? 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.2: De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de vraag ‘welke ontwikkelprocessen’.
Uit figuur 6.2 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die op innovatieve wijze zijn omgegaan met het ontwikkelproces van hun app over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. Een opvallende score in deze grafiek betreft de variabele ‘personalisatie’. De mate waarin de onderzochte apps de mogelijkheid tot personalisatie hebben toegepast is voor alle gegroepeerde scores gelijk. Een al dan niet innovatief ontwikkelproces lijkt dus geen invloed te hebben op de mate waarin apps de mogelijkheid tot personalisatie bieden. Hoe deze gelijkblijvende score verklaard kan worden is niet duidelijk.
99
Hoofdstuk 6
Organisatie van de redactie 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.3: De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de vraag hoe de redactie van de app georganiseerd is..
Uit figuur 6.3 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die een aparte redactie (of dedicated redacteuren) voor de app in te richten, over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. Dat mag eigenlijk geen verrassing heten: omdat er aan de apps met een aparte redactie mensen werken die gespecialiseerd, of in ieder geval ‘toegeweid’ zijn aan de app, zal het algemene kwalitetisniveau van die apps hoger liggen.
100
Hoofdstuk 6
Invloed op content 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.4 De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de mate waarop de app invloed heeft gehad op de content.
Uit figuur 6.4 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die in hun app andere en geoptimaliseerde content bieden in vergelijking tot hun andere publicaties, over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. Deze uitkomst is enigszins vergelijkbaar met de resultaten uit grafiek 6.3: nieuwsorganisaties die voor apps geoptimaliseerde content willen aanbieden, zullen over het algemeen apps ontwikkelen die kwalitatief beter zijn dan nieuwsorganisaties die hun bestaande content in dezelfde vorm in een app aanbieden. Remediatie levert dus geen innovatieve apps op, in dit geval.
101
Hoofdstuk 6 Hoofds Verdienmodellen 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.5 De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de vraag of er een apart verdienmodel is voor de app.
Uit figuur 6.5 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die een verdienmodel op hun app hebben toegepast dat er op gericht is –op termijn- te actief te gaan verdienen aan de app over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. Alleen wat betreft de criteria ‘personalisatie’ en ‘app-design’ gaat dit verband niet op. Namelijk: de nieuwsorganisaties die in het ranking schema een ‘2’ kregen wat betreft de mate van innovatie van hun verdienmodel scoren op deze criteria lager dan de nieuwsorganisaties die een ‘1’ kregen en dus een minder op innovatie gericht verdienmodel toepassen.
102
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6
Toekomstvisie 10 9 8
Interactiviteit
7
Hypertekstualiteit
6
Multimedialiteit
5
Actualiteit
4
Geheugen
3
Personalisatie
2
App-design
1 0 0
1
2
Grafiek 6.6: De kwaliteitsfactoren afgezet tegen de score op de vraag wat de toekomstvisie van de nieuwsorganisatie is.
Uit figuur 6.6 is af te lezen dat er over het algemeen een positief verband is tussen de gegroepeerde scores van de nieuwsorganisaties en de hoogte van de scores op de verschillende kwaliteitscriteria. Dat wil zeggen dat nieuwsorganisaties die een toekomstvisie over hun app hebben die gericht is op verdere innovatie en het voorzijn van hun concurrenten over het algemeen kwalitatief betere apps leveren dan nieuwsorganisaties die minder innovatief bleken te zijn. 6.3 Conclusie Over het algemeen is dus te zeggen dat er een duidelijk verband waarneembaar is tussen de scores op de verschillende kwaliteitscriteria en de mate waarin nieuwsorganisaties (van zichzelf zeggen) innovatief (te) zijn. Met andere woorden: het lijkt er op dat innovatieve nieuwsorganisaties over het algemeen kwalitatief betere apps in de markt zetten en dat ze beter of in ieder geval meer gebruik maken van de mogelijkheden die apps in theorie bieden.
103
Een kanttekening hierbij is dat dit onderzoek slechts een beperkt aantal nieuwsorganisaties bestrijkt en van de onderzochte nieuwsorganisaties heb ik me beperkt tot één app. Uitgebreider onderzoek is nodig om deze conclusies tot algemeen geldend te maken.
104
Hoofdstuk 7 77 Hoofdstuk Hoofdstuk
7. Conclusies Het doel van dit onderzoek was het in kaart brengen hoe Nederlandse nieuwsredacties om (zijn) (ge)gaan met het ontwikkelen van hun iPadapp, wat het kwaliteitsniveau is van de nieuwsapp en welke factoren in een organisatie bijdragen aan het ontwikkelen van een goede nieuwsapp. Ik heb dat in kaart willen brengen door middel van een drieledige onderzoeksmethode. Ten eerste heb ik tien apps van tien vooraanstaande nieuwsorganisaties met elkaar vergeleken door middel van een vooraf opgestelde lijst met kwaliteitskriteria. Daarna heb ik gesproken met de tien nieuwsorganisaties over het ontwikkelproces van hun –al eerder onderzochtte- app. Belangrijke vragen daarbij waren: ‘wat is nou eigenlijk een goede nieuwsapps?’, ‘hoe worden beslissingen gemaakt in het ontwikkelproces?’ ‘Welke afwegingen maken redacties bij het ontwikkelen van een app?’ en, ‘welke bedrijfsfactoren kan een nieuwsorganisatie inzetten om tot een vernieuwende, innovatie app te komen? Ten slotte heb ik de uitkomsten van de kwantitatieve analyse en de kwalitatieve analyse met elkaar vergeleken, om tot een beeld te komen van welke factoren van belang zijn bij het ontwikkelen van een kwalitatieve app.
7.1 Conclusies Innovatieve nieuwsorganisaties brengen over het algemeen kwalitatief betere apps in de markt en maken beter gebruik van de mogelijkheden die apps in theorie bieden. Dat is de voornaamste conclusie die uit dit onderzoek getrokken kan worden. 7.1.1 Kwaliteit van de nieuwsapps Uit de kwantiatieve analyse bleek dat de app van De Telegraaf de hoogste totaalscore behaalt en daarmee kwalitatief de beste van de onderzochte apps is. Opvallend daarbij is dat deze app gemaakt is door een krantenuitgever, terwijl de nummers twee en drie, de apps van respectievelijk RTL nieuws en NU.nl afkomstig zijn van meer multimediale organisaties. Over het algemeen scoren apps van landelijke dagbladen laag: de drie slechts scorende apps zijn afkomstig van de overige landelijke dagbladen (NRC, Financieel Dagblad en De Volkskrant). De twee regionale dagbladen, Dagblad van het Noorden en het Eindhovens Dagblad scoren relatief goed: zij komen juist weer hoger uit de twee overige multimediale nieuwsorganisaties (NOS en RTV Noord).
105
Hoofdstuk 7 Toch is het zo dat de apps van de multimediale nieuwsorganisaties als groep over het algemeen hoger scoren dan de apps van krantenorganisaties. De app van NU.nl, de enige onderzochte nieuwsorganisatie die geen in geen ander medium verschijnt dan op internet scoort op vrijwel alle kwaliteitsfactoren hoger dan zowel de omroepen als de kranten, maar opvallend genoeg niet op multimedialiteit en app-design. Verder blijkt dat de onderzochte apps het minst goed scoren op de kwaliteitsfactoren ‘geheugen’ en ‘interactiviteit’. De apps scoren daarentegen over het algemeen goed op appdesign. Ook op de kwaliteitsfactoren ‘multimedialiteit’ en ‘actualiteit’ wordt redelijk gescoord over de gehele linie.
7.1.2 Interviews In het hoofdstuk ‘uitgangspunten’ (hoofdstuk 2) benoem ik een aantal vooronderstellingen die de basis vormden voor dit onderzoek en de beantwoording van mijn vragen. In deze paragraaf zal ik mijn vooronderstellingen nog eens herhalen en beargumenteren of ze al dan niet gegrond bleken te zijn op basis van de resultaten van dit onderzoek. Waarom apps? In hoofdstuk 2 schreef ik als vooronderstelling op de vraag waarom nieuwsorganisaties er voor kiezen een app op de markt te brengen: “Ik verwacht dat nieuwsorganisaties zich bij de beslissing een app te gaan ontwikkelen hebben laten leiden door de angst hun positie in de markt te verliezen wanneer ze het niet zouden doen. Daarnaast verwacht ik dat er ook positieve aanleidingen zijn voor nieuwsorganisaties om een app te ontwikkelen: in sommige gevallen bieden apps een mogelijkheid om een werkend verdienmodel op te zetten voor hun online content”. Deze veronderstelling bleek niet de hele waarheid. Hoewel er zeker een bepaalde mate van angst is ‘de boot te missen’ als er géén app ontwikkeld zou worden, blijkt het voornaamste argument voor veel nieuwsorganisaties om een app te publiceren te zijn dat er vraag naar is vanuit de markt. De tweede veronderstelling in het antwoord op de waaromvraag bleek wel terecht: sommige nieuwsorganisaties kozen er wel degelijk voor een app te ontwikkelen omdat ze zich daarmee (beter) konden positioneren in hun voortrekkersrol op het gebied van innovatie en (technische) ontwikkeling. Een derde argument voor nieuwsorganisaties om een iPad-app te ontwikkelen bleek defensief van aard en hangt nauw samen met de vraag uit de markt: omdat
106
er vraag naar is, zorgt de app er voor dat bestaande lezers behouden worden voor de nieuwsorganisatie. Tenslotte zien veel nieuwsorganisaties de app als op- of tussenstap naar het aanbieden van betaalde online content, wat een vierde argument is op de vraag ‘waarom een app’. Welke ontwikkelprocessen? Over de manier waarop de apps van de bevraagde nieuwsorganisaties ontwikkeld zijn was vooronderstelde ik dat: “Het ligt voor de hand aan te nemen dat de beslissing een app te (laten) ontwikkelen genomen wordt van hogerhand in een nieuwsorganisatie. Maar in sommige gevallen is waarschijnlijk juist het omgekeerde aan de hand: individuen op een redactie nemen het initiatief en dat initiatief wordt vervolgens opgepakt door personen die gemachtigd zijn daarover te beslissen. Een dergelijk bottom-up ontwikkelproces verwacht ik bij meer nieuwsorganisaties aan te treffen, vooral omdat blijkt dat innovatie niet zelden geïnitieerd wordt door individuen. Daarnaast veronderstel ik dat veel nieuwsorganisaties er voor kiezen een app te lanceren op het moment dat de eerste versie werkt en dat verdere ontwikkelingen gaandeweg het proces worden gelanceerd. Deze manier van werken is gebruikelijk bij nieuwe producten: er is immers geen voorbeeld van hoe een geslaagd eindproduct er uit dient te zien”. Veel respondenten gaven inderdaad aan dat het initiatief tot het ontwikkelen van de app genomen werd vanuit de redactie. Ook hier speelde mee dat er een groeiende onvrede was over het niet-betaald aanbieden van content, een probleem waar de app mogelijk een oplossing voor zou kunnen bieden. Wanneer er eenmaal besloten was een app te ontwikkelen, kozen veel respondenten er voor een samenwerking met anderen aan te gaan, zij het op verschillende manier. Sommige respondenten werkten samen met concurrerende organisaties wat de technische ontwikkeling betreft, anderen ontwikkelden hun app samen met concern-dochters. De eerste versie van de app was voor veel organisaties een replica van het originele medium (lees: de krant), in pdf-vorm aangeboden in een app. Deze eerste vorm werd door sommige organisaties gaandeweg uitgebouwd naar iets dat meer kenmerken van een digitaal product heeft. Slechts één van de kranten heeft er voor gekozen direct een app te presenteren die geen replica was van de gedrukte krant. Voor de niet-kranten onder de onderzochte organisaties bestond de mogelijkheid een replica te presenteren natuurlijk niet, door de aard van hun product. Ook zij ontwikkelden dus een app in eigen ontwerp. Opvallend was dat vrijwel alle
107
Hoofdstuk 7 respondenten hun positie in de markt wat betreft de mate waarin ze innovatieve apps presenteren goed kennen. Voortrekkers weten dat van zichzelf, de zogenaamde ‘volgers’ weten óók van zichzelf dat ze dat zijn. Die positie is over het algemeen een bewuste keuze van de organisaties. Veranderd de content door de app en zo ja: hoe? De vooronderstelling over de vraag of de content van de nieuwsorganisaties veranderd door de komt van de app luidde als volgt: “Ik verwacht dat nieuwsapps in dit relatief vroege stadium van ontwikkeling nog maar nauwelijks iets veranderen aan de content die de nieuwsorganisatie biedt. Ik verwacht bovendien dat in de meeste gevallen geldt dat nieuws een-op-een overgenomen wordt in de app, zonder dat de vorm er van wordt aangepast aan het platform waarop het gepubliceerd wordt. Deze veronderstelling was juist. Na de gesprekken met de respondenten valt daar nog bij op te merken dat vrijwel alle nieuwsorganisaties zich erg bewust zijn van deze situatie. Geld wordt genoemd als belangrijkste reden voor dit verschijnsel. Toch is het maar de vraag of de in de apps aangeboden content op korte termijn wel zal veranderen: de meeste organisaties gaven aan dat de app min of meer ondergeschikt is aan het originele medium en daarom de content zal blijven volgen van dit medium. Hoe zijn redactie georganiseerd? Daarna sprak ik mijn verwachting uit over hoe redacties georganiseerd worden na de komt van de app: “De technische infrastructuur waarin nieuwsorganisaties werken is veelal niet geoptimaliseerd voor het publiceren in een app, zo bleek uit eerder onderzoek. Content management systemen zijn vaak ingericht op het gebruik voor een website en worden doorgelinkt om te publiceren in de app. Daardoor is het voor veel nieuwsorganisaties (nog) niet mogelijk, of heel omslachtig, om content te differentiëren tussen de website en de app. Ik veronderstel verder dat nieuwsredacties te maken hebben met een dusdanige krapte in de personele bezetting dat grootschalige aanpassingen speciaal voor de samenstelling van de redactie van de app niet mogelijk zijn: de verwachting is dat de content voor de app gemaakt wordt door dezelfde mensen als de content van het
108
Hoofdstuk 7 originele medium, of dat er enkele redacteuren worden vrijgemaakt om de internet- en app-content te beheren”. Deze veronderstelling bleek grotendeels te kloppen. Slechts drie van de onderzochte organisaties hebben er voor gekozen een aparte (deel-)redactie voor de app in te richten. Alle andere organisaties plaatsten content die ook op andere kanalen (website, krant) verschijnt door naar de app. Technisch is dat bepaald niet over overal optimaal ingericht: zoals verondersteld worden voor het maken van de app veelal dezelfde systemen gebruikt als voor het maken van webpublicaties, wat content differentiatie in de weg staat. Het bewustzijn dat er een zekere vraag is naar gedifferentieerde content in de app begint wel te groeien: maar door personele krapte, technische barrières en onzekerheid over de te maken investeringen gebeurt dit nog bijna nergens. Een niet in mijn veronderstelling genoemd thema met betrekking tot de organisatie van de redactie blijkt het meten van bezoekerscijfers te zijn. Voor alle respondenten die geen replica van de krant bieden in hun app blijkt dit een belangrijke rol te spelen in hoe de content van de app wordt samengesteld. 7.1.2 Vergelijking tussen analysemethoden Tenslotte heb ik de twee verschillende analyses met elkaar vergeleken om te kijken of er een verband is tussen beide analysesmethodes. Met andere woorden: heeft de mate waarin de onderzochte nieuwsorganisaties innovatief te werk zijn gegaan bij het ontwikkelen van hun app invloed op de kwaliteit van die app? Dat verband bleek er te zijn. Over het algemeen geldt dat de mate van innovativiteit van een nieuwsorganisatie een positief verband heeft met het algemene kwaliteitsniveau van de apps die die nieuwsorganisaties in de markt zetten. Met andere woorden: het lijkt er op dat innovatieve nieuwsorganisaties over het algemeen kwalitatief betere apps in de markt zetten en dat ze beter of in ieder geval meer gebruik maken van de mogelijkheden die apps in theorie bieden.
7.2 Kanttekeningen Naast bovenstaande conclusies zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen bij dit onderzoek. In deze paragraag zet ik ze kort op een rij. Bij het transcriberen van de interviews was het soms lastig de toon van het gesprek te vatten in de droge bewoordingen van een transcript. Tijdens sommige van de gesprekken was de toon van het gesprek vrolijk, met een kwinkslag, bijna lacherig. Hoewel de antwoorden van de respondent dan natuurlijk wel serieus zijn, lijken de bewoordingen van zowel onderzoekers als
109
respondent in het transcript van het gesprek wat vreemd. Ironie laat zich niet vangen op papier. In andere gesprekken werd er juist veel verwezen naar beeldmateriaal in de apps. Vaak kwamen er gedurende het gesprek één of zelfs twee iPads op tafel, soms daarnaast ook nog een iPhone of een Android-telefoon. Ook dit wordt natuurlijk niet weergegeven in een geluidsopname, laat staan in een transcript. Ik heb er voor gekozen in mijn transcripten geen aanwijzingen te geven over wat er aan tafel gebeurd, omdat het door het op te schrijven wellicht een soort toneelaanwijzingen zouden kunnen worden, afhankelijk van hoe ik het gesprek beleefd heb. Maar natuurlijk, door hiervoor te kiezen zijn de transcripten misschien ook droger dan de gesprekken waar ze op gebaseerd zijn. Dit heeft nauwelijks invloed gehad op mijn bevindingen, maar het ontneemt sommige citaten van geinterviewden wel van wat ‘kleur’. De interviews werden over een relatief lange tijdsspanne gehouden. Tussen het eerste en het laatste interview zat bijna een jaar. In dat halfjaar hebben zich natuurlijk allerlei ontwikkelingen voorgedaan op de betreffende redacties: het ontwikkelen van de apps, ook de in dit onderzoek onderzochte apps is gewoon doorgegaan terwijl dit onderzoek door zijn opzet toch een bepaalde mate van stilstand suggereert, of in ieder geval aanneemt dat de apps een eindpunt in hun ontwikkeling bereikt hebben. Dat is niet zo: uit de conclusie blijkt wel dat veel uitgevers er voor kiezen de markt op te gaan met een app en die dan verder ontwikkelen. Dat kan voor een vertekenend beeld zorgen, met name wat betreft de kwantitatieve analyse. Op de kwalitatieve analyse heeft dit punt van kritiek minder invloed: de ontwikkelprocessen en de manier waarop over innovatie gedacht wordt op de betreffende redacties zal –naar verwachting- niet veranderd zijn in een tijdspanne van zes maanden. Door het kleine sample dat ik noodgedwongen heb gebruikt is er geen statistische validiteit van het onderzoek. Dit wil niet zeggen dat mijn resultaten en conclusies niet kloppen, maar dat ze niet getoetst kunnen worden door middel van statistiek. De resultaten van de interviews zijn niet teruggekoppeld naar de respondenten. Een aantal respondenten gaf in een vroeg stadium al aan ‘geen zin’ of ‘geen tijd’te hebben in het nalezen van hun eigen antwoorden. Daarop heb ik besloten geen van de respondenten te vragen om terugkoppelijk. De mogelijkheid dat ik iets tijdens de interviews verkeerd heb geïnterpreteerd is dus aanwezig, maar door de ‘droge’ manier van transcribreren verwacht ik dat dit risico klein is.
7.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Zoals ieder onderzoek roept ook dit onderzoek nieuwe vragen op. Het onderzoeksonderwerp
110
Hoofdstuk 7 van de nieuwsapp is nog maar jong en veel onderzoek is er daarom nog niet gedaan. Diverse respondenten gaven aan behoefte te hebben aan een benchmark onderzoek, simpelweg omdat zij ook niet weten waar ze staan in de ontwikkeling van hun product. Hoewel benchmark onderzoek misschien meer een onderzoeksveld is voor marketingstudenten dan voor onderzoekers in het veld van de journalistiek, zou een dergelijk onderzoek nuttig en interessant kunnen zijn, voor zowel onderzoeker als de onderzochte markt. In een dergelijk onderzoek zou uitgebreider in kaart gebracht moeten worden wat de onderscheidende kwaliteitskriteria van nieuwsapps zijn ten opzichte van bijvoorbeeld nieuwswebsites en zouden meerdere apps van meerdere nieuwsorganisaties onderzocht moeten worden. Andere aanbeveling met betrekking tot eventuele volgende onderzoeken zouden wat mij betreft eveneens marktgericht zijn. Wat dit onderzoek bijna helemaal buiten beschouwing laat, maar in de praktijk toch zeker een zwaarwegende factor is bij het maken van keuzes: geld. In vervolgonderzoek zou het interessant zijn om de prijzen van verschillende apps met elkaar te vergelijken, te onderzoeken hoe de oplagecijfers en de prijs van het originele medium zich verhouden tot de download-aantallen en de prijs van de app en de vraag der vragen: wordt er geld verdient met nieuwsapps en ja: op welke manier. Zijn apps nog slechts een veredeld marketinginstrument of levert de verkoop er van ook echt iets op? Een heel ander thema voor vervolgonderzoek is de content die de apps bieden. Waar dit onderzoek slechts verkennend ingaat op de manier waarop nieuws gepresenteerd wordt in de verschillende apps, kan ik me vervolgonderzoek inbeelden dat in kaart brengt welke mogelijkheden publicatie voor tablet biedt en op welke manier apps dat nu al aanbieden.
Over het algemeen zou ik voor vervolgonderzoek aanraden de ontwikkeling van nieuwsapps als een proces te onderzoeken, niet als een momentopname zoals in dit onderzoek. Daarvoor zouden de nieuwsapps over langere tijd meerdere malen getoetst moeten worden op dezelfde kwaliteitskenmerken.
111
Veel dank aan
Jelger Daniël Rosa Jan
112
Literatuur Bibliografie A Burns, R. B., 2006. Principes van marktonderzoek. 4 ed. Pearsons education Benelux. Abramson, J., 2010. Sustaining quality journalism. American Academy of Arts&Sciences, Issue Spring, pp. 39-43. Adformatie, 2012. [Online] Available at: http://www.adformatie.nl/nieuws/bericht/dagbladen-blijven-dalen/ Bolter, J. D., 2010. Remediation: Understanding New Media. 1st ed. The MIT Press. Bosgraaf, E., 2012. De wet van de remmende voorsprong' - Paper bij onderzoekscollege ‘journalistieke ethiek in het digitale tijdperk’. Groningen Bryman, A., 2008. Social Research Methods. 3rd ed.Oxford University Press, USA. Budiu, R. &. N. J., 2011. NN Media Group. [Online] Available at: http://media.nngroup.com/media/reports/free/iPad_App_and_Website_Usability_1st_Edition.pdf [Accessed Februari 2013]. CBS, 2011. [Online] Mobiel internetten fors toegenomen Available at: http://cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijdcultuur/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-067-pb.htm Chirstensen, C., Skok, D. & Allworth, J., 2012. Be the disruptor. Nieman Report, Harvard University, 66(3). Christensen, C. M., 2003. The innovator's Dillema. Harper Buisness, London Chyi, H. I., 2009. Is online News an Inferior Good? Examining the economic nature of online news among users. J&MC Quaterly, 86(Autumn 2009), pp. 594-612. Dahlgren, P., 1996. Media logic in cyberspace: repositioning journalism and its public. Journalism at the crossroads 3, pp. 59-72. Domingo, D., 2006. Inventing online journalism. Universitat Autonoma de Barcelona, Issue may 2006. Domingo, D., 2008. Interactivity in the daily routines of online newsrooms: dealing with an uncomfortable myth. International Communication Association, Issue 13, pp. 680-704.
113
Flew, T., 2007. New Media, an introduction. 3rd ed. s.l.:Oxford University Press Australia. Hanitzsch, T. W.-J. K., 2008. The Handbook of Journalism Studies. 1st ed. s.l.:Routledge, London Kayne, J. &. Q. S., 2010. Funding Journalism in the digital age: buisness models, strategies, issues and trends. Die Deutsche Nationalbibliothek, Berlin Kromhout K., V. D. M. S., 2012. Onderzoek naar de journalistieke praktijk ‐ Ipad app Dagblad van het Noorden, Amsterdam: Vrije Universiteit. Lab, N., 2012. [Online] Can the newspaper industry stare disruption in the face? Available at: http://www.nieman.harvard.edu/reportsitem.aspx?id=100464 Lister, M. e., 2009. New Media, a critical introduction. 2nd ed. Londen: Routledge, London Macnamara, J., 2006. Media content analysis: its uses; benefits and best practice methodology. Asia Pacific Relations Journal 6 (1), pp. 1-34. McCracken, G., 1988. The Long Interview (Qualitative Researsch Methods). 1st ed. Sage Publications Inc, Washinton McQuail, D. (2001). With More Handsight: Conceptual Problems and Some Ways Forward for Media Use Research.Communications, 26(4), 337-350. Meyer, P., 2009. The Vanishing Newspaper: Saving journalism in de Information Age. Updated. 2nd ed. University of Missouri Press. Neuendorf, K. (2001) The Content Analysis Guidebook SAGE Publications Inc Ngyen, A., 2008. Facing "The Fabulous Monster" The Traditional media's fear-driven innovation culture in the development of online news. Journalism Studies 9, pp. 91-104. Nieman Lab Benton, J., 2012. Clay Christensen on the news industry: “We didn’t quite understand…how quickly things fall off the cliff”. [Online] Available at: http://www.niemanlab.org/2012/10/clay-christensen-on-the-news-industry-we-didntquite-understand-how-quickly-things-fall-off-the-cliff/ [Accessed 29 oktober 2013]. NOS, 2012. [Online] Oplage kranten omlaag Available at: http://nos.nl/artikel/356037-oplage-kranten-omlaag.html NRC, 2012. [Online] Oplages landelijke dagbladen opnieuw gedaald Available at: http://www.nrc.nl/nieuws/2012/06/26/oplages-landelijke-dagbladen-opnieuwgedaald/ Onderzoek, B. C., 2012. [Online] Tablets en smartphones veranderen omgang met het niews Available at: http://www.dutchcowboys.nl/gadgets/24822
114
O'Sullican, J. H. A., 2008. Old values, New Media. Journalism Practice 2:3, pp. 357-371. PaidContent, 2012. [Online] Get over it haters, apps really are the future. Available at: http://paidcontent.org/2012/05/25/get-over-it-haters-apps-really-are-the-futuresays-wired-publisher Palser, B., 2011. The Ins and Outs of iPad Apps. American Journalism Review, Issue Spring, pp. 46-51. Parool, 2012. [Online] Oplages dagbladen verder omlaag Available at: http://www.parool.nl/parool/nl/38/MEDIA/article/detail/3321851/2012/09/25/Oplagedagbladen-verder-omlaag.dhtml Paterson, C. &. D. D., 2008. Making online news. s.l.:Die Deutsche Bibliothek. Patterson, T. E., 2007. Creatve Destruction: An Exploratory Look at News on the Internet. Joan Shorenstein Center on the Press, Politics and Public Policy, Issue august, pp. 2-18. Paulussen, 2004. Online news production in Flanders; how Flemish online journalists perceive and explore the internet’s potential. Journal of computer mediated communication 9:4 Smolkin, R., American Journalism Review. Adapt or Die. 2006 june/july, pp. 1-12. Spar, D. L., 2001. Ruling the waves: Cycles of Discovery, Chaos, and Wealth, from the Compass to the Internet. 1st ed. Houghton Mifflin Harcourt. Steensen, S., 2009. What is stopping them?. Journalism Studies, Issue 10, pp. 821-836. Steensen, S., 2010. Online journalism and the promises of new technology. Journalism Studies, Issue 12 (3). pp. 66-87 Thurman, N., 2008. Convergence calls: Multimedia Storytelling at British News Websites. The Internetional Journal of Research into New Media 14 (4), pp. 439-455. Watson, R., 2009. Future Files, the 5 trends that will shape the next 50 years. s.l.:Nicholas Brealey Publishing. Weber, M. S., 2011. The Flow of Digital News in a Network of Sources, Authorities and Hub. Journal of Communication 1, pp. 1062-1081. Webpronews, 2012. webpronews.com. [Online] The history of the mobile app marketplace Available at: http://www.webpronews.com/the-history-of-the-mobile-app-marketplace-2012-02 [Accessed februari 2013]. Rogers, E. (2003). Diffusion of innovations 5th edition. Simon & Schuster ltd Zamith, F., 2008. A methodological proposal tot analyze the news website use of the potentialities of the Internet. University of Texas at Austin.
115
Bijlage 1: Codeboek Variabele intertekstualiteit
Indicatoren: 1a
Redactioneel e-mailadres of contactformulier: de mogelijkheid moet er zijn om de
redactie te bereiken in de vorm van een algemeen mailadres van het nieuwsmedium of een optie via de post. Score 0 = geen redactioneel e-mailadres of contactformulier 1 = wel een redactioneel e-mailadres of contactformulier, of beide 1b
E-mailadres of contactformulier van een aantal journalisten: onder een journalist wordt
verstaan de auteur van een artikel. Deze moet voor de gebruiker te bereiken zijn, digitaal of analoog. Tien artikelen worden hiervoor willekeurig geselecteerd. Score 0 = geen enkele journalist is te bereiken 1 = minimaal één journalist is te bereiken 1c
E-mailadres of contactformulier van alle journalisten: onder een journalist wordt verstaan
de auteur van een artikel. Deze moet voor de gebruiker te bereiken zijn, digitaal of analoog. Tien artikelen worden hiervoor willekeurig geselecteerd. Score 0 = minder dan tien journalisten zijn te bereiken 1 = alle journalisten zijn te bereiken 1d
E-mailadres van officiële bronnen: binnen een artikel wordt een bron geïdentificeerd
wanneer deze wordt gequote of genoemd en daarbij duidelijk is dat een journalist contact heeft
116
gehad met de persoon/bedrijf/organisatie/instantie in kwestie. De bron wordt beschouwd als officieel wanneer het een bedrijf, organisatie of instantie aangaat, of een persoon die daaraan gerelateerd is. Tien artikelen worden hiervoor willekeurig geselecteerd. Score 0 = geen artikel had de optie om een officiële bron te bereiken 1 = minstens één artikel had de optie om een officiële bron te bereiken 2a
Discussie forum zonder participerende journalisten: een discussieforum wordt gezien als
een platform binnen een app voor gebruikers waar zij specifieke onderwerpen of artikelen kunnen bespreken met elkaar. Score 0 = geen discussieforum 1 = wel een discussieforum 2b
Discussieforum met participerende journalisten: discussie forum waar ook de makers
van de producten in participeren Score 0 = geen discussieforum of geen participerende journalisten in het forum 1 = discussieforum met participerende journalisten 2c
Chatroom zonder participerende journalisten: een algemeen platform voor gebruikers
om een gesprek met elkaar aan te gaan. Score 0 = geen chatroom 1 = wel een chatroom 2d
Chatroom met participerende journalisten: een algemeen platform voor gebruikers om
een gesprek aan te gaan met elkaar waar journalisten van het nieuwsmedium ook aan participeren. Score 0 = geen chatroom of geen participerende journalisten in de chatroom 3 = wel een chatroom met participerende journalisten 3a
Poll/user survey: de aanwezigheid van een opiniepeiling in de vorm van een stelling,
enquête of iets dergelijks. Score 0 = geen opiniepeiling 1 = wel een vorm van opiniepeiling
117
3b
Poll/user survey met link naar forum/achtergrond informatie: de aanwezigheid van een
opiniepeiling in de vorm van een stelling, enquête of iets dergelijks met een doorklikmogelijkheid naar een forum of een andere vorm van achtergrond informatie. Score 0 = geen opiniepeiling of geen doorklik-mogelijkheid 3 = wel een vorm van opiniepeiling met een doorklik-mogelijkheid 4a
Reacties voor redacteuren online: reacties van gebruikers aan redacteuren/journalisten
van het nieuwsmedium zijn online te zien Score 0 = geen gebruikersreacties aan redacteuren online te zien 1 = gebruikersreacties aan redacteuren zijn wel online te zien. 4b
Andere user content online: gebruikers hebben de mogelijkheid om een inhoudelijke
bijdrage te leveren aan de app Score 0 = geen mogelijkheid voor gebruikers om een bijdrage te leveren aan de app 1 = wel een mogelijkheid voor gebruikers om een bijdrage te leveren aan de app 4c
Reacties op artikelen niet onmiddellijk online: reacties op artikelen worden wel geplaatst,
maarpas nadat deze zijn bekeken/geselecteerd door het nieuwsmedium Score 0 = geen mogelijkheid om reacties op artikelen te geven 1 = mogelijkheid om reacties te plaatsten op artikelen, maar deze worden niet direct geplaatst 4d
Reacties op artikelen onmiddellijk online: reacties op artikelen worden direct geplaatst
Score 0 = geen mogelijkheid om reacties op artikelen te geven 2 = reacties worden direct geplaatst Variabele Hypertekstualiteit Termen
Extern = buiten de app die wordt onderzocht
Intern = binnen de app die wordt onderzocht Indicatoren 6a
Generiek gerelateerde hyperlink: een algemene hyperlink op de hoofd- of subpagina’s
van een app die de gebruiker naar een andere app of website brengt.
118
Score 0 = geen generiek gerelateerde hyperlink 1 = minstens één artikel een generiek gerelateerde hyperlink 2 = alle artikelen een gerelateerde hyperlink 6b
Externe link naar soortgelijk artikel
Score 0 = geen externe link naar soortgelijk artikel 1 = minstens één artikel een interne link naar soortgelijk artikel 2 = alle artikelen een interne link naar soortgelijk artikel 6c
Interne link naar soortgelijk artikel
Score 0 = geen interne link naar soortgelijk artikel 1 = minstens één artikel een interne link naar soortgelijk artikel 2 = alle artikelen een interne link naar soortgelijk artikel 6d
Externe link naar origineel document
Score 0 = geen externe link naar origineel document 2 = minstens één artikel een externe link naar origineel document 3 = alle artikelen een externe link naar origineel document 6e
Interne link naar origineel document
Score 0 = geen interne link naar origineel document 3 = minstens één artikel een interne link naar origineel document 4 = alle artikelen een interne link naar document 6f
Externe link naar chronologie van het onderwerp
Score 0 = geen externe link naar chronologie van het onderwerp 1 = minstens één artikel een externe link naar chronologie van het onderwerp 2 = alle artikelen een externe link naar chronologie van het onderwerp 6g
Interne link naar chronologie van het onderwerp
Score 0 = geen interne link naar chronologie van het onderwerp 2 = minstens één artikel een interne link naar chronologie van het onderwerp 3 = alle artikelen een interne link naar chronologie van het onderwerp
119
6h
Externe link naar gerelateerd audiofragment
Score 0 = geen externe link naar gerelateerd audiofragment 2 = minstens één artikel een externe link naar gerelateerd audiofragment 3 = alle artikelen externe link naar gerelateerd audiofragment 6i
Interne link naar gerelateerd audiofragment
Score 0 = geen interne link naar gerelateerd audiofragment 3 = minstens één artikel naar interne link naar gerelateerd audiofragment 4 = alle artikelen een interne link naar gerelateerd audiofragment 6j
Externe link naar gerelateerd videofragment
Score 0 = geen externe link naar gerelateerd videofragment 2 = minstens één artikel een externe link naar gerelateerd videofragment 3 = alle artikelen een externe link naar gerelateerd videofragment 6k
Interne link naar gerelateerd videofragment
Score 0 = geen interne link naar gerelateerd videofragment 3 = minstens één artikel een interne link naar gerelateerd videofragment 4 = alle artikelen een interne link naar gerelateerd videofragment
6l
Externe link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow; een fotogalerij wordt gezien als
een pagina/folder/bestand dat dient als verzamelpunt voor foto’s/afbeeldingen; voor een slideshow geldt dat er meerdere foto’s/afbeeldingen lineair aan elkaar verbonden worden weergegeven. Score 0 = geen externe link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow 1 = minstens één artikel een externe link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow 2 = alle artikelen een externe link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow 6m
Interne link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow
Score 0 = geen interne link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow 2 = minstens één artikel een interne link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow 3 = alle artikelen een interne link naar gerelateerde fotogalerij of slideshow
120
Variabele multimedialiteit Multimedialiteit betreft het gebruik van meerdere soorten media binnen een product; specifiek draait het hier om tekst, beeld en audio. Tekst wordt hierin gezien als de standaard voor nieuwsverspreiding. Beeld en audio worden gezien als toevoegingen aan deze standaard. Indicatoren 7
Foto of tekening
Score 0 = geen foto’s of tekeningen in de app 1 = wel foto’s of tekeningen in de app 8
Fotogalerij/Slideshow; een fotogalerij wordt gezien als een pagina/folder/bestand dat
dient als verzamelpunt voor foto’s/afbeeldingen; voor een slideshow geldt dat er meerdere foto’s/afbeeldingen lineair aan elkaar verbonden worden weergegeven. Score 0 = geen fotogalerij/slideshow 2 = fotogalerij/slideshow 4= zowel fotogalerij als slideshow 9
Audio; de aanwezigheid van geluidsfragmenten/audiofiles
Score 0 = geen geluidsfragmenten/audiofiles 3 = wel geluidsfragmenten/audiofiles 10
Video
Score 0 = geen video’s 3 = wel video’s, maar zonder geluid 4 = wel video’s, met geluid Variabele actualiteit 11
Updates van een artikel; (sommige) artikelen in de app krijgen updates
Score 0 = geen updates van artikelen 2 = (sommige) artikelen krijgen updates 12
Datum en uur bij ieder artikel
121
Score 0 = datum en uur niet vermeld bij artikelen 1 = alleen datum of tijd vermeld bij artikelen 2 = datum en uur vermeld bij artikelen 13
Publicatie nieuw artikel
Score 0 = langer dan 24 uur 1= binnen 24 uur 2 = binnen 16 uur 3 = binnen 8 uur 4 = binnen 4 uur 5 = binnen 2 uur 6 = binnen 1 uur 14
Publicatie nieuw hoofdartikel; een hoofdartikel wordt op de voorpagina weergegeven en
duidelijk onderscheiden van andere, minder nieuwswaardige artikelen. Score 0 = langer dan 24 uur 1 = binnen 24 uur 2 = binnen 16 uur 3 = binnen 8 uur 4 = binnen 4 uur 5 = binnen 2 uur 6 = binnen 1 uur Variabele geheugen 15a
Eenvoudig gedeeltelijk archief; aanwezigheid van een archief waar in ieder geval een
deel van het ‘oude’ nieuws dat op de app heeft gestaan te raadplegen is Score 0 = geen gedeeltelijk archief 1 = wel een gedeeltelijk archief 15b
Gedeeltelijk archief gesorteerd op datum en categorie
Score 0 = archief niet gesorteerd op datum en categorie (of) geen archief 1 = archief wel gesorteerd op datum en categorie
122
15c
Eenvoudig geheel archief; compleet archief met alle nieuwsartikelen en bestanden die
ooit op de app hebben gestaan. Score 0 = geen compleet archief 3 = wel een compleet archief 15d
Geheel archief gesorteerd op datum en categorie
Score 0 = archief niet gesorteerd op datum en categorie 1 = archief wel gesorteerd op datum en categorie 16a
Eenvoudige interne zoekmachine; een zoekmachine is een instrument waarmee
informatie binnen de online inhoud van een app gezocht kan worden Score 0 = geen zoekmachine 2 = wel een zoekmachine 16b
Interne zoekmachine met een optie tot meerdere zoekcriteria
Score 0 = geen zoekmachine met meerdere zoekcriteria 4 = wel een zoekmachine met meerdere zoekcriteria 17
Artikelen worden voorzien van tags; een tag is een sleutelwoord of term die online
inhoud van een app aan elkaar verbindt. Score 0 = geen tags 4 = wel tags Personalisatie 18
Algemene updates worden naar e-mailadres gestuurd
Score 0 = geen melding van algemene updates 1 = wel melding van algemene updates 19
Geselecteerde updates worden naar e-mailadres gestuurd
Score 0 = geen melding van geselecteerde updates 2 = wel melding van geselecteerde updates 20
Updates worden naar een mobiel apparaat gestuurd
123
Score 0 = updates worden niet doorgestuurd naar mobiel 2 = updates worden wel doorgestuurd naar mobiel 21
Mogelijkheid tot personalisatie op het beginscherm
Score 0 = geen personalisatiemogelijkheden 3 = wel personalisatiemogelijkheden 6 = vergaande personalisatiemogelijkheden App-design 23a
Geen ‘fat-finger’-probleem; ‘fat-finger’-probleem houdt in dat de vlakken waar de
gebruiker op kan drukken (in sommige gevallen) te klein zijn, waardoor er moeite moet worden gedaan om op het juiste vlak te duwen en makkelijker een foutief vlak wordt ingedrukt. Score 0 = veel fat-finger-problemen 2 = weinig fat-finger-problemen 4 = geen fat-finger-problemen 23b
Geen crowding probleem; crowding houdt in dat vlakken die aangeklikt kunnen worden
te dicht op elkaar zitten en er moeite moet worden gedaan om op het juiste vlak te duwen en makkelijker een foutief vlak wordt ingedrukt. Score 0 = veel crowding problemen 2 = weinig crowding problemen 4 = geen crowding problemen 24
Aanwezigheid van een back-button; een knop waarmee een gebruiker naar een
voorgaande pagina kan terugkeren. Score 0 = geen back-button 2 = wel een back-button, maar klein en onduidelijk 4 = een grote en duidelijke back-button 25a
Swiping-functie; mogelijkheid om te vegen over de iPad om zo door verschillende
pagina’s heen te swipen of om door afbeeldingen/artikelen/filmpjes heen te bladeren Score 0 = geen swiping-functie 2 = wel een swiping-functie
124
25b
Geen Swiping-ambiguity; de mogelijkheid tot swipen brengt zelf ook problemen met zich
mee. Vlakken die swipable zijn kunnen elkaar overlappen en het kan onduidelijk zijn voor de gebruiken waar de vlakken zich bevinden. Score 0 = veel swiping-ambiguity 2 = weinig swiping-ambiguity 4 = geen swiping-ambiguity 26
Duidelijkheid van klik en swipe-mogelijkheden; het is hierbij de vraag hoe duidelijk de
app aan de gebruiker kenbaar maakt waar deze op kan klikken en swipen. Score 0 = veel onduidelijkheid 2 = weinig onduidelijkheid 4 = geen onduidelijkheid 27
Binnen twee stappen bij artikel naar keuze; hoe makkelijk kan de gebruiker navigeren?
Als je binnen twee stappen bij het artikel naar keuze bent krijgt de app de perfecte score, voor elke extra stap wordt een punt aftrek gerekend. Score 0 = meer dan 5 stappen 1 = binnen 5 stappen 2 = binnen 4 stappen 3 = binnen 3 stappen 4 = binnen 2 stappen 28
Duidelijke overzichtspagina; nauw verbonden met vraag 27. Hoe overzichtelijk is de
overzichtspagina? Op een goede overzichtspagina is in één oogopslag te zien welke artikelen er te lezen zijn, in welke categorie en waar ze te vinden zijn. Score 0 = onduidelijk 1 = enigszins duidelijk 2 = duidelijk 3 = behoorlijk duidelijk 4 = zeer duidelijk
125
126
127