Nieuwe schaderegeling voor slachtoffers in uitzonderlijke schadegevallen Wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval .................................................................................. 2 Context ........................................................................................................................ 2 Gedetailleerde beschrijving van de nieuwe regeling tot vergoeding ...................................... 2 1.
Toepassingsgebied .............................................................................................. 2
2.
Definities ........................................................................................................... 3
3.
Uitsluitingen ....................................................................................................... 5
4.
Comité van wijzen .............................................................................................. 6
5.
Begunstigden van het systeem ............................................................................. 6
6.
Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) ................................................... 8
7.
Procedure .......................................................................................................... 9
8.
Schadeloosstelling ............................................................................................ 10
8.1.
Toepassing van de regels van het gemene recht ............................................ 10
8.2.
Kwantificeerbare schade ............................................................................. 11
8.3.
Niet-kwantificeerbare schade ....................................................................... 11
8.4.
Gevolgen van een definitief aanbod .............................................................. 11
8.5.
Verlenging van de termijnen ....................................................................... 12
8.6.
Reserves ................................................................................................... 12
8.7.
Tegenstelbaarheid ...................................................................................... 12
9.
Financiering van het nieuwe systeem .................................................................. 12
9.1.
Verzoeken tot storting aan de verzekeraars tak 13 ......................................... 12
9.2.
Verhaal van de schadeloosstellingen en door het GMWF gemaakte kosten ......... 14
9.3.
Terugbetaling aan de verzekeringsondernemingen ......................................... 14
10.
Inwerkingtreding .............................................................................................. 15
2
Wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval Context Slachtoffers en hun rechthebbenden die niet verzekerd zijn tegen de schade als gevolg van de ramp, moeten heel vaak de afloop van de gerechtelijke procedure tot vaststelling van de aansprakelijkheid voor het schadegeval afwachten vooraleer ze mogen hopen op een vergoeding van hun schade. De aard en de ernst van de gebeurtenis alsook het aantal betrokken partijen zijn allemaal elementen die ertoe leiden dat procedures zeer vaak jaren aanslepen. Tijdens die lange periode moeten slachtoffers en hun familie niet alleen menselijk leed verwerken, maar worden ze mogelijkerwijze ook geconfronteerd met economische en financiële moeilijkheden. Ze kunnen in bijzonder delicate en ingewikkelde situaties terechtkomen terwijl zij op geen enkele wijze aansprakelijk zijn voor de ramp. In het licht van de moeilijkheden die sommige slachtoffers ondervonden hebben, in het bijzonder na de ramp in Ghislenghien in 2004, heeft de Commissie voor het Bedrijfsleven van de Kamer beslist een regeling op te stellen die het voor de slachtoffers mogelijk maakt een provisionele of zelfs definitieve schadeloosstelling te krijgen, zonder de afloop van de procedure tot vaststelling van de aansprakelijkheid voor het schadegeval te moeten afwachten. Uitgangspunt was het wetsvoorstel van Marie-Christine Marghem betreffende de schadeloosstelling van lichamelijke en geestelijke letsels ingevolge een technologisch ongeval van 15 maart 2011 (DOC 53 1286/001). Heel wat amendementen werden ingediend en de tekst werd uiteindelijk gestemd in plenaire zitting van de Kamer op 7 juli 2011 . De Senaat heeft het dossier niet geëvoceerd. De wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 februari 2012.
Gedetailleerde beschrijving van de nieuwe regeling tot vergoeding 1. Toepassingsgebied Onder de voorwaarden en binnen de grenzen die ze bepaalt, heeft de wet van 13 november 2011 tot doel de schade te vergoeden van de slachtoffers en hun rechthebbenden die voortvloeit uit lichamelijke letsels als gevolg van een grote technologische ramp die door het Comité der wijzen wordt erkend als een uitzonderlijk schadegeval, zonder dat zij moeten wachten tot de aansprakelijkheden zijn vastgesteld (art. 3 §1). Deze wet voert een nieuwe procedure tot schadeloosstelling voor de slachtoffers in, maar doet helemaal geen afbreuk aan het recht van de slachtoffers en hun rechthebbenden om, overeenkomstig de regels van het gemene recht, voor de hoven en rechtbanken de schadeloosstelling van de schade te vorderen (art. 3 §2). Het slachtoffer en diens rechthebbenden behouden immers het recht om in rechte het herstel van hun schade te eisen, op voorwaarde natuurlijk dat zij geen schadeloosstelling elders hebben ontvangen en dat zij bij
3
machte zijn de schade, de schuld van de vermoedelijke verantwoordelijke voor het ongeluk én het oorzakelijke verband tussen beide aan te tonen. Dit principe geldt voor de schade die niet vergoed wordt op basis van de nieuwe wetgeving, zoals de materiële schade, en laat het slachtoffer ook toe te kiezen voor de gerechtelijke weg in de plaats van gebruik te maken van het nieuwe systeem. De nieuwe procedure is een minnelijke, facultatieve en kosteloze procedure (art. 3 §3). De wet is alleen van toepassing op uitzonderlijke schadegevallen die zich in België voordoen en die lichamelijke letsels in België veroorzaken, ook als de daaruit voortvloeiende schade in het buitenland wordt opgelopen (art. 3 §4). Ze sorteert dus slechts effect als aan een dubbele voorwaarde voldaan is:
ten eerste moet het uitzonderlijke schadegeval zich voorgedaan hebben op het Belgische grondgebied: een ontploffing in België valt onder de wet, maar een ontploffing in Engeland met Belgische slachtoffers niet, evenmin als een giftige wolk die ontstaat in Frankrijk en slachtoffers maakt op het Belgische grondgebied;
daarnaast moet het uitzonderlijke schadegeval lichamelijke schade in België veroorzaakt hebben. Dit betekent dat slachtoffers, ongeacht de Staat van hun gewoonlijke verblijfplaats, lichamelijke schade in België moeten geleden hebben: de slachtoffers van een giftige wolk die in België ontstaan is, maar zich verspreidt naar België en Frankrijk, zullen slechts vergoed worden als ze zich op het Belgische grondgebied bevonden op het ogenblik van de gebeurtenis, dit is op voorwaarde dat ze hun lichamelijke letsels ondergaan in België. De precisering "ook als de daaruit voortvloeiende schade in het buitenland wordt opgelopen" betekent dat het slachtoffer, buitenlands of Belgisch, van een uitzonderlijk schadegeval dat zich in België voordoet en dat in België letsels heeft opgelopen, kan rekenen op het nieuwe systeem zelfs wanneer het slachtoffer naar huis terugkeert of naar het buitenland gaat om zich te laten verzorgen.
De wet, die voorziet in een vergoeding op basis van de Belgische gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregels, is dus perfect afgestemd op de Europese verordening nr. 864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II»). Die verordening bepaalt immers dat het op een niet-contractuele verbintenis toepasselijke recht moet worden bepaald volgens de plaats waar de schade zich voordoet.
2. Definities Het nieuwe systeem treedt dus slechts in werking wanneer aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Het is niet van toepassing op alle rampzalige gebeurtenissen. De wet geeft een aantal definities die het toepassingsgebied ervan vaststellen: het incident moet een "technologisch ongeval" zijn dat de eigenschappen vertoont van een "grote technologische ramp" die op haar beurt als een "uitzonderlijk schadegeval" kan bestempeld worden in de zin van de wet door een Comité van Wijzen. Alleen onder die zeer precieze voorwaarden kunnen slachtoffers na een "uitzonderlijk" schadegeval in de zin van de wet vergoed worden op basis van het nieuwe vergoedingssysteem. In de eerste plaats moet het dus gaan om een "technologisch ongeval", dit is "elk ongeval dat aan een menselijke fout te wijten is of een technische oorzaak heeft en dat zich voordoet in gebouwen, ruwbouwplaatsen of installaties die worden uitgebaat door of in handen zijn van natuurlijke personen of publieke dan wel private rechtspersonen, ongeacht of de plaats al dan niet voor het publiek toegankelijk is" (art. 2.1.). De definitie van technologisch ongeval beoogt in werkelijkheid ieder ongeval. Zonder bijkomende precisering wordt ons inziens het begrip ongeval bedoeld in de klassieke betekenis van de term, dit is een gebeurtenis die zich plots en onverwacht voordoet en die schade aanricht. Het systeem geldt bijgevolg niet wanneer er niet
4
slechts één gebeurtenis is, maar een herhaling van schadelijke gebeurtenissen die lichamelijke schade in serie veroorzaken, zoals besmetting met het HIV-virus door een transfusie, Chinese planten, asbest... Zo'n "technologisch ongeval" wordt door de wet automatisch beschouwd als een "grote technologische ramp" als het "bij minstens vijf natuurlijke personen lichamelijk letsel veroorzaakt, in die mate dat:
het slachtoffer ofwel eraan overlijdt,
ofwel onmiddellijk in het ziekenhuis moet worden opgenomen gedurende een onafgebroken periode van minstens vijftien dagen,
ofwel over een periode van zes maanden geregeld in het ziekenhuis moet verblijven" (art. 2.2.).
De wet heeft het automatisch over een ramp wanneer het technologische ongeval minstens vijf zware slachtoffers maak. Dit is volgens de wetgever een voldoende lage drempel om niet als discriminerend beschouwd te worden (cf. DOC 53 1286/006 p. 16). Het criterium betreffende de lichamelijke schade die leidt tot een geregeld verblijf in het ziekenhuis over een periode van zes maanden gebruikt wordt, is delicaat om twee redenen:
enerzijds kan dat criterium ertoe leiden dat de ingangzetting van de procedure voor het Comité van Wijzen tot zes maanden na het ongeval uitgesteld wordt;
daarnaast is dit criterium dat dient om het toepassingsgebied van de wet en de invoering van een nieuw systeem tot schadeloosstelling in te voeren niet duidelijk: omvat het begrip verblijf minstens een overnachting in het ziekenhuis en sluit het de hospitalisaties van één dag uit, die nochtans steeds vaker voorkomen? volstaan twee verblijven om tegemoet te komen aan het begrip " geregeld"? volstaat het dat het geregeld verblijf plaatsvindt tijdens de zes maanden of, moet het, om een bepaalde graad van ernst te vertonen, minstens gespreid zijn over de zes maanden? ....
Laten we het voorbeeld nemen van een ongeval met een dodelijk slachtoffer, de onmiddellijke hospitalisatie van twee andere slachtoffers voor een periode van drie weken en lichamelijke schade bij twee andere slachtoffers. De behandeling van die twee laatste slachtoffers zal bepalen, na zes maanden, of het dossier al dan niet moet terechtkomen bij het Comité van Wijzen. Ten slotte zal die grote technologische ramp als een “uitzonderlijk schadegeval worden erkend door het Comité van wijzen, waarbij dit laatste vaststelt dat er een probleem rijst met de vaststelling van de aansprakelijkheid die geheel of gedeeltelijk kan worden ingeroepen met betrekking tot de risico’s als bedoeld in tak 13 van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen" (art. 2.3.). De doelstelling van de wet is te vermijden dat slachtoffers moeten wachten tot de gerechtelijke procedure tot vaststelling van de aansprakelijkheden afgerond is om schadevergoeding te krijgen. Als er geen procedure is om de aansprakelijkheden te bepalen - of er nu slechts één aansprakelijke persoon is, er meerdere zijn wier aansprakelijkheid niet betwist wordt of er helemaal geen aansprakelijke persoon is - is het nieuwe systeem niet van toepassing. Het is evenmin van toepassing als een van de aansprakelijke personen besluit voor alle schadevergoedingen in te staan totdat de aansprakelijkheden vastgesteld zijn. Wij menen dat er slechts een echt probleem tot vaststelling van de aansprakelijkheden is wanneer de aansprakelijkheid op gemotiveerde wijze betwist wordt door de betrokken partij(n) en de verzekeraar(s) wat betreft hun interventie.
5
Wanneer in de wet verwezen wordt naar het "Fonds" dan wordt "het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds" bedoeld, "dat door de Koning is erkend overeenkomstig artikel 19bis-2 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen" (art. 2.4.), hierna genoemd GMWF. De nieuwe wetgeving is alleen van toepassing op de verzekeringsondernemingen die zijn toegelaten in België werkzaam te zijn in tak 13 als bedoeld in bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen (art. 2.6.). Verderop zullen we zien dat aangezien de financiering van het nieuwe systeem gebaseerd is op marktaandelen, de nieuwe wetgeving alleen betrekking heeft op de ondernemingen die effectief die tak beoefenen (cf. hieronder punt 9.1). Het ingevoerde systeem steunt op de samenwerking met de (al dan niet Belgische) verzekeringsondernemingen die in België de toelating hebben om tak 13 te beoefenen, dit wil zeggen algemene BA, andere dan de BA motorrijtuigen, de BA luchtvaartuigen en de BA zee- en binnenschepen. Er werd voor die tak geopteerd omdat op het einde van de procedure een of meerdere verzekeraars die tak 13 beoefenen het uitzonderlijke schadegeval volledig of gedeeltelijk zullen vergoeden wanneer er een aansprakelijke verzekerde is. De wet preciseert eveneens dat "het Rampenfonds" het Nationaal Fonds voor Algemene Rampen is dat ingevolge artikel 36 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen is ingesteld bij de Nationale Kas voor Rampenschade (art. 2.7.) en dat ze onder “NBB” de Nationale Bank van België verstaat, als bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (art. 2.8.).
3. Uitsluitingen Van het toepassingsgebied van deze wet is uitgesloten de schade voortvloeiend uit daden van terrorisme, natuurrampen of nucleaire rampen (art. 3 §3. 1°). Die gevallen vallen al onder een andere wetgeving. De nieuwe wet beoogt evenmin oorlogsdaden, die in feite niet vallen onder het voorwerp van deze wet (art. 3 §3. 2°): in dat geval is er immers geen probleem wat betreft de vaststelling van de aansprakelijkheden. De schade voortvloeiend uit een gebrek van een product zoals bedoeld in de wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken valt ook niet onder de nieuwe wetgeving (art. 3 §3. 3°). Dit is een gelukkige keuze aangezien de wet van 25 februari 1991 het resultaat is van de omzetting van een Europese Richtlijn 85/374 van 25 juli 1985 inzake de aansprakelijkheid voor producten die een door het Europees Hof van Justitie als "harmonieus systeem" bestempelde oplossing omvat, waarin de belangen van fabrikanten en consumenten perfect in evenwicht zijn. Dat evenwicht in België verstoren, zou dan ook niet opportuun geweest zijn. Is uitgesloten van het toepassingsgebied van de nieuwe wet de schade voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van motorrijtuigen onderworpen aan de verzekeringsverplichting krachtens de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (art. 3 §3. 4°). Die uitsluiting is logisch aangezien de wet van 21 november 1989 voorziet in de schadeloosstelling van schade geleden door de de slachtoffers en hun rechthebbenden (met uitzondering van de bestuurder) en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn (art. 29bis).
6
De schade voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van luchtvaartuigen en uit de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van zee- en binnenschepen valt ook niet onder het toepassingsgebied van de nieuwe wet (art. 3 §3. 5°). De schade die wordt vergoed in het kader van de wet van 30 juli 1979 betreffende brand en ontploffing is uitgesloten (art. 3 §3. 6°). Met die wet heeft de wetgever immers een objectieve aansprakelijkheid ingevoerd in hoofde van de uitbater en de verzekering voor die aansprakelijkheid verplicht gemaakt met hoge verzekerde bedragen. De schadegevallen brandontploffing die "uitzonderlijk" kunnen zijn in de zin van deze wet vallen dus al onder de wet van 30 juli 1979. Is, ten slotte, uitgesloten de gezondheidszorgschade, als bedoeld in de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (art. 3 §3. 7°). Het nieuwe, door de wet ingevoerde systeem vervangt al bestaande, door andere wetgevingen bijzondere vergoedingsmechanismen dus niet.
4. Comité van wijzen De wet richt een Comité van wijzen op dat uit acht leden bestaat: vier ministeriële vertegenwoordigers (Justitie, Financiën, Volksgezondheid en Verzekeringen), een vertegenwoordiger van de verzekeringsondernemingen, een vertegenwoordiger van de verbruikersverenigingen, een vertegenwoordiger van het GMWF en een vertegenwoordiger van de NBB; de twee laatste leden hebben een louter raadgevende stem. Het Comité van wijzen wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van het GMWF. De leden worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar; zij zijn ertoe verplicht het beroepsgeheim in acht te nemen (art. 4 §1). Het Comité van wijzen stelt een huishoudelijk reglement op, dat door de Koning wordt goedgekeurd. Ingeval dit Comité geen dergelijk reglement opstelt, wordt dit laatste door de Koning vastgesteld. Het huishoudelijk reglement bepaalt onder meer de regels die worden toegepast bij staking van stemmen (art. 4 §2). Het Comité van wijzen vergadert op de zetel van het Fonds. De werkingskosten ervan worden gedragen door dit Fonds (art. 4 §3). Wanneer zich een "grote technologische ramp" voordoet (cf. hierboven voor de voorwaarden daartoe), moet het Comité van wijzen, op verzoek van de minister van Justitie, nagaan of de betrokken gebeurtenis een uitzonderlijk schadegeval is in de zin van de nieuwe wet: dit betekent dat het comité onderzoekt of er naar aanleiding van de grote technologische ramp een probleem rijst met de vaststelling van de aansprakelijkheid (art. 5 §1), dit betekent "of de vaststelling van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid prima facie een probleem doet rijzen omdat verscheidene partijen aansprakelijk kunnen zijn"(cf. DOC 53 1286/008, p. 13). De beslissingen van het Comité van wijzen worden genomen bij gewone meerderheid binnen de maand die volgt op het verzoek van de minister van Justitie (art. 5 §2). Als het comité de grote technologische ramp als uitzonderlijk schadegeval erkent in de zin van deze wet, dan wordt die erkenning opgenomen in een koninklijk besluit dat onverwijld in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt (art. 5 §3).
5. Begunstigden van het systeem Natuurlijke personen die schade hebben opgelopen die voortvloeit uit lichamelijke letsels ingevolge een uitzonderlijk schadegeval komen in aanmerking voor schadevergoeding door het GMWF. De natuurlijke persoon kan een direct slachtoffer zijn van het schadegeval of een rechthebbende wanneer die zelf schade lijdt.
7
De wet preciseert duidelijk dat alleen de schade die het gevolg is van lichamelijke letsels vergoed wordt (art. 9 §1). Het betreft dus gezondheidszorg, eventueel inkomensverlies, morele schade, hulp van derden, prothesekosten, aanpassing van de woning, ... Bovendien heeft de schadeloosstelling waarop het slachtoffer aanspraak kan maken uitsluitend betrekking op het gedeelte van de schade dat niet door een derde moet worden vergoed (art. 9 §3). Daarom zijn die laatste verplicht het GMWF in kennis te stellen van elke schadeloosstelling die ze hebben verleend of die ze verlenen aan slachtoffers van het uitzonderlijke schadegeval of hun rechthebbenden. Die betalingen worden in rekening genomen door het GMWF dat correct het deel kan inschatten dat het nog moet vergoeden (art. 9 §2 2de lid). Het nieuwe stelsel vormt dus slechts een aanvulling op elke andere bestaande bron van schadevergoeding. Het vervangt de klassieke vergoedingsmechanismen voor dit soort schade niet. Voorbeelden:
een werknemer wordt altijd rechtstreeks vergoed door de arbeidsongevallenverzekeraar van zijn werkgever als het ongeval zich voorgedaan heeft tijdens de uitvoering van zijn arbeidscontract;
de medische kosten worden betaald door de "ziektekostenverzekeraar" van het slachtoffer;
de verzekeraar “gewaarborgd inkomen” betaalt de contractueel vastgelegde bedragen wanneer zijn verzekerde arbeidsongeschikt is;
…
Het nieuwe vergoedingssysteem heeft tot doel de slachtoffers en hun rechthebbenden de mogelijkheid te bieden schadeloosstelling te krijgen voor hun lichamelijke schade die niet vergoed wordt door een derde zonder te moeten wachten wie voor de ramp aansprakelijk gesteld wordt. Personen die een beroep kunnen doen op het systeem zijn dus de natuurlijke personen, die slachtoffer zijn, of hun rechthebbenden, die geen schadevergoeding kunnen krijgen voor de schade die overblijft na vergoeding door de sociale zekerheid, hun individuele (hospitalisatie, gewaarborgd inkomen, ongeval, ...) of collectieve (arbeidsongevallen, hospitalisatie, ...) verzekeringen, het OCMW, ... Dit subsidiaire karakter is een basisprincipe van het nieuwe vergoedingsstelsel. Het wordt besproken in de inleidende uiteenzetting van de nieuwe wet (cf. verslag namens de Commissie voor het Bedrijfsleven uitgebracht door de heer Van den Bergh, DOC 53 1286/011, p. 5). De gesubrogeerde derden zoals de verzekeringsondernemingen, de verzekeringsinstellingen (ziekenfondsen), ... die slachtoffers vergoed hebben in het raam van de uitvoering van hun overeenkomst of op basis van hun wettelijke opdracht, zijn overigens volledig uitgesloten van het systeem. De schadeloosstelling door het Fonds is niet mogelijk voor de natuurlijke of rechtspersonen of de instellingen die, nadat zij het slachtoffer of diens rechthebbenden bijstand hebben verleend, krachtens een bij wet of overeenkomst bepaald subrogatierecht dan wel een eigen recht van terugvordering, verhaal kunnen uitoefenen op de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon of op de betrokken aansprakelijkheidsverzekeraar (art. 9 §2 1ste lid). Eerst moet duidelijk zijn wie aansprakelijk is alvorens de betalende derden hun verhaalsrecht kunnen doen gelden tegen de aansprakelijke persoon of diens verzekeraar. Als de hierboven vermelde betalende derden hun tussenkomst betwisten (bv. betwisting door de arbeidsongevallenverzekeraar dat het slachtoffer zich op de weg van en naar het werk bevond), vergoedt het GMWF de slachtoffers van het uitzonderlijke schadegeval en hun rechthebbenden voor al hun lichamelijke letsels. Het GMWF heeft dan wel het recht om rechtstreeks bij die
8
betalende derden te recupereren wat het betaald heeft, als blijkt dat zij hadden moeten tussenbeide komen (bv. een rechter heeft geoordeeld dat het slachtoffer zich wel degelijk op de weg van en naar het werk bevond). Daarom treedt het GMWF in de rechten en vorderingen van de slachtoffers of hun rechthebbenden (art. 9 §4).
6. Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) Het GMWF kan bogen op een uitgebreide ervaring met schaderegeling. In het licht van de door deze wet ingevoerde samenwerking tussen overheid en privésector blijkt dat het GMWF een uiterst geschikte instelling is voor de centralisatie van het beheer van schade ten gevolge van uitzonderlijke schadegevallen. Volgens de nieuwe wet is de opdracht van GMWF omvangrijk:
het evalueert de omvang van het schadegeval door het samentellen van de schade van alle slachtoffers en rechthebbenden;
op basis van die evaluatie richt het een verzoek om storting tot de verzekeraars naar rata van hun marktaandeel;
vervolgens vergoedt het de slachtoffers op basis van een eventuele expertise, met een subrogatierecht tegen de aansprakelijke personen;
het vordert zijn kosten in bij de aansprakelijke personen of bij de overheid als er geen aansprakelijke is of wanneer de aansprakelijke insolvabel of onvoldoende verzekerd is, rekening houdend met de wettelijke interest alsook de beheerskosten en de gemaakte kosten en honoraria;
ten slotte betaalt het de ingevorderde sommen terug aan de verzekeraars op basis van hun marktaandeel.
Voor de uitvoering van zijn opdracht is het Fonds gemachtigd de gezondheidsgegevens te behandelen met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Overeenkomstig de bepalingen van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt is de door het Fonds aangewezen arts ook gerechtigd inzage te nemen van het medische dossier van het slachtoffer. De personeelsleden van het Fonds zijn ertoe gehouden de vertrouwelijkheid in acht te nemen van de gegevens die hen bij de uitoefening van hun taak worden toevertrouwd of die met de uitoefening daarvan verband houden, behalve ten aanzien van de magistraten die belast zijn met het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek in verband met het schadegeval (art. 12). Tegen de beslissingen van het GMWF is verhaal mogelijk, ongeacht of het gaat om een weigering om de aanvrager als een slachtoffer van het uitzonderlijke schadegeval te beschouwen, het al dan niet kwantificeerbare karakter van de letsels, het bedrag van de schadevergoeding, ... Indien de slachtoffers of hun rechthebbenden niet akkoord gaan met de beslissingen van het GMWF, kunnen zij, met toepassing van het gerechtelijk wetboek, het GMWF dagvaarden, ofwel voor de rechter van de plaats waar het uitzonderlijke schadegeval zich heeft voorgedaan, ofwel voor de rechter van hun woonplaats, ofwel voor de rechter van de plaats waar de maatschappelijke zetel van het Fonds gevestigd is (art. 10 §2). Het vermoeden dat het slachtoffer of zijn rechthebbenden afziet of afzien van hun verzoek tot schadeloosstelling ten opzichte van het Fonds (art. 11 §2 2de lid) zou ook weerlegd kunnen worden in het kader van een dergelijke procedure (cf. DOC 53 1286/011, p. 28).
9
7. Procedure Wanneer zich een "grote technologische ramp" voordoet, wordt het parket van de plaats van de ramp door de minister van Justitie gelast intern een cel uit te bouwen om de slachtoffers op te vangen en te begeleiden. Die cel maakt een lijst op van de slachtoffers met lichamelijke letsels, van hun rechthebbenden en hun advocaten, en werkt die lijst bij (art. 6). Die zin bestaat zodra een ongeval dus bij minstens vijf natuurlijke personen lichamelijk letsel veroorzaakt (cf. hierboven, punt 2). Ook al beoogt de tekst van de wet alleen de slachtoffers van lichamelijke schade, toch was het aanvankelijk de bedoeling van de wetgever de cel van het parket een ruimere opdracht toe te bedelen aangezien in de verantwoording van dit artikel uitgelegd wordt dat "alle slachtoffers, ongeacht of zij materiële schade hebben geleden dan wel lichamelijke letsels hebben opgelopen, hun rechthebbenden en hun advocaten worden opgenomen in een lijst, die door die opvangstructuur wordt bijgewerkt". De tekst bepaalt verder dat die personen "worden geïnformeerd over hun rechten en over de wijze waarop hun uiteenlopende schade kan worden vergoed, ongeacht of het gaat om materiële schade, economische lichamelijke schade dan wel niet-economische lichamelijke (morele) schade die zij kunnen hebben geleden" (cf. DOC 53 1286/008 p.13). Wanneer de grote technologische ramp als "uitzonderlijk schadegeval" erkend wordt door het Comité van wijzen, gelast de minister van Justitie de cel voor de opvang en de begeleiding van de slachtoffers het GMWF een voorlopige lijst te bezorgen van de slachtoffers, hun rechthebbenden en hun advocaten, binnen de maand nadat die erkenning in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt (art. 7). Slachtoffers of hun rechthebbenden die niet op de lijst zouden staan, "mogen zich per aangetekende brief bij de cel voor opvang en begeleiding melden binnen een termijn van zes maanden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad (van die erkenning) dan wel direct bij het Fonds" (art. 8). Het slachtoffer zes maanden de tijd laten om zich aan te melden heeft tot doel "zo veel mogelijk slachtoffers de kans te bieden een beroep te doen op de wettelijke regeling, zonder verdere plichtplegingen en binnen een voldoende ruime, maar niet te lange termijn, teneinde de vergoedingsprocedure niet te vertragen, alsook om slachtoffers die in shock zijn of in comateuze toestand verkeren, de nodige tijd te geven er bovenop te komen en te beslissen een beroep te doen op de voorgestelde regeling" (cf. DOC 53 1286/008 p. 13). Zodra het GMWF hun identiteit kent, hetzij via de cel van het parket, hetzij omdat ze zich rechtstreeks bij het GMWF gemeld hebben, neemt het onmiddellijk contact op met alle slachtoffers, hun rechthebbenden en hun advocaten om hen voor te stellen hun dossier in behandeling te nemen en hen te adviseren over de mogelijkheid een schadevergoeding in het kader van deze wet te krijgen (art. 11 §1). Het GMWF verzamelt alle informatie die nuttig is om hun dossier te behandelen, behalve wanneer het slachtoffer of diens rechthebbenden dat voorstel afwijst of afwijzen. Vanaf dat moment brengt het GMWF de magistraten die belast zijn met het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek van het strafrechtelijk dossier op de hoogte van de bijstand die het heeft verleend. Het GMWF neemt eveneens contact op met elke derde die in aanmerking komt om de door het uitzonderlijk schadegeval veroorzaakte schade volledig of gedeeltelijk te vergoeden (art. 11 §1 3de lid). Dat laat het GMWF toe zijn interventie te berekenen aangezien het door de nieuwe wet ingevoerde vergoedingsmechanisme een vervangingsmechanisme is en het GMWF slechts moet vergoeden wat niet op een andere manier vergoed is (cf. hierboven, punt 5). Het slachtoffer, dat verplicht is het GMWF correct en volledig op de hoogte te brengen, kan het GMWF de identiteit van de betalende derden meedelen (cf. hieronder). Die betalende derden zijn evenwel verplicht
10
het Fonds in kennis te stellen van elke bijstand of schadeloosstelling die ze hebben verleend (art. 9 §2 2de lid). Het GMWF heeft een uitgebreide informatiemacht. In het kader van de behandeling van elk dossier kan het aan iedereen vragen alle noodzakelijke aanvullende documenten of inlichtingen te verschaffen. Het kan zich wenden tot het slachtoffer, diens rechthebbenden of alle andere derde personen. De weigering door het slachtoffer of diens rechthebbenden om deze documenten en inlichtingen te verschaffen, de verstrekking van opzettelijk foute of bedrieglijke informatie, dan wel het ontbreken van een antwoord binnen drie maanden na het verzoek van het GMWF, brengen het vermoeden mee dat het slachtoffer of zijn rechthebbenden afziet of afzien van hun verzoek tot schadeloosstelling ten opzichte van het Fonds (art. 11). Dit vermoeden is weerlegbaar (cf. DOC 53 1286/011, p. 28 en 29, en hierboven punt 6 in fine). Geen enkele sanctie is voorzien wanneer een derde aan wie het GMWF een verzoek tot inlichtingen gericht heeft, zich als dusdanig gedraagt. Binnen drie maanden na de ontvangst van de lijst van de slachtoffers of van de aan de cel van het parket of rechtstreeks aan het GMWF aangetekende brief, geeft het GMWF aan het slachtoffer bij met redenen omkleed advies te kennen of het meent dat de schade van dien aard is dat ze kan worden vergoed op basis van het nieuwe systeem (art. 13). Het GMWF moet onderzoeken of het geval voldoet aan de door de wet vastgestelde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld: gaat het om een slachtoffer van een uitzonderlijk schadegeval ? gaat het wel om een rechthebbende van het slachtoffer ? gaat het wel degelijk om vergoedbare schade in de zin van de wet ?...
8. Schadeloosstelling De schadeloosstelling van de slachtoffers van een uitzonderlijk schadegeval en de procedure daarvoor zijn beschreven in artikel 14 dat uit zes paragrafen bestaat. De vergoeding gebeurt op basis van het feit of de schade al dan niet kwantificeerbaar is. Indien het GMWF meent dat dit het geval is, doet het een aanbod van schadeloosstelling dat definitief is. In het andere geval, als de schade niet volledig kwantificeerbaar is, zijn de paragrafen 2, 3 en 4, eerste en tweede lid, van artikel 14 van toepassing: uitkering van een provisionele schadeloosstelling, organisatie van een minnelijke medische expertise, verzoek en aanbod van aanvullend voorschot en, na afgifte van het definitieve medische rapport, definitief aanbod van schadeloosstelling. Ondanks hun plaats in de wettekst zijn het derde, vierde en vijfde lid van paragraaf 4 van toepassing ongeacht of de schade volledig kwantificeerbaar is. Ze hebben betrekking op het lot van het verzoek van het slachtoffer dat niet antwoordt op het definitieve aanbod van schadeloosstelling alsook op de gevolgen van de aanvaarding van dat aanbod. De paragrafen 5 en 6 betreffende de termijnen en de reserves zijn zonder discussie van toepassing ongeacht of de schade al dan niet kwantificeerbaar is.
8.1.
Toepassing van de regels van het gemene recht
De subsidiariteit van het nieuwe ingevoerde stelsel houdt in dat de schadeloosstelling van het GMWF uitsluitend betrekking heeft op het gedeelte van de schade dat niet door een betalende derde moet worden vergoed (art. 9 §3 en cf. hierboven punt 5). Het Fonds vergoedt het slachtoffer of diens rechthebbenden overeenkomstig de regels van het gemene recht (art.10 §1).
11
8.2. Kwantificeerbare schade Indien het GMWF besluit dat er vergoed moet worden en dat de schade kan worden gekwantificeerd, doet het een aanbod van schadeloosstelling dat definitief is (art. 14 §1). Wat moet het GMWF in een dergelijk geval doen? Uit de inhoud van artikel 14 blijkt in ieder geval dat het GMWF niet verplicht is een minnelijke medische expertise te organiseren zoals door de wet bepaald wanneer de schade niet volledig kwantificeerbaar is. Om de schade te beoordelen en te vergoeden is het echter vanzelfsprekend dat het GMWF dit zeer vaak zal doen op basis van zo'n expertise. Het GMWF moet er dan op toezien dat die expertise tegenstelbaar is door de vermoedelijke verantwoordelijken, hun verzekeraars, de Nationale Kas voor Rampenschade, het ziekenfonds van het slachtoffer alsook alle eventuele betalende derden uit te nodigen om deel te nemen aan die expertise.
8.3. Niet-kwantificeerbare schade Indien de schade niet volledig kan worden gekwantificeerd, stelt het GMWF de uitkering voor van een provisionele schadeloosstelling die rekening houdt met de reeds gedragen kosten, de aard van de letsels, de geleden pijn en de schade opgelopen ten gevolge van de reeds verstreken perioden van arbeidsongeschiktheid en invaliditeit (art. 14 §2 1 ste lid). Het slachtoffer richt een aanvullend verzoek tot het GMWF wanneer zijn schade volledig kwantificeerbaar is of wanneer deze aanzienlijk is geëvolueerd. (art. 14 §2 2 de lid). Het GMWF doet binnen drie maanden na het verzoek van de te vergoeden persoon een aanbod van aanvullend voorschot. Het houdt daarbij rekening met de opgelopen schade zolang de medische expertise niet door een definitief rapport is afgesloten. Het GMWF kan ook ambsthalve een aanbod van aanvullend voorschot doen (art. 14 §4 1ste lid). Wanneer de schade niet volledig kwantificeerbaar is, stelt het GMWF hoe dan ook aan het slachtoffer voor om een minnelijke medische expertise te organiseren. De door het GMWF aangewezen arts en de door het slachtoffer aangewezen arts maken dan een expertiseovereenkomst op, waarin de agenda van de expertise en de uitvoeringsvoorwaarden ervan worden bepaald, overeenkomstig de gemeenrechtelijke regels (art. 14 §3), in het bijzonder de aanwijzing van een derde arts, die een beslissing zal nemen als de arts van het GMWF en de door het slachtoffer aangewezen arts het niet eens raken over de beroepsonbekwaamheids- en invaliditeitspercentages. Zo zorgt de wet voor "een evenwicht en een mogelijkheid tot onderhandelen in het raam van een minnelijke regeling" (cf. DOC 53 1286/011 p. 32). Binnen zes maanden nadat het definitieve rapport aan het GMWF is afgegeven, doet het een definitief aanbod van schadeloosstelling. Het slachtoffer beschikt dan over een termijn van drie maanden om dat aanbod te aanvaarden en kan, alvorens een standpunt in te nemen, opmerkingen formuleren waarop het Fonds verplicht is binnen een termijn van één maand te antwoorden per aangetekende brief. Bij die gelegenheid kan het Fonds het bedrag van zijn aanbod aanpassen (art. 14 §4 2de lid).
8.4. Gevolgen van een definitief aanbod Indien het slachtoffer niet op het aanbod van het Fonds antwoordt binnen drie maanden na ontvangst van dat aanbod of binnen één maand na ontvangst van het aangepaste aanbod, stuurt het Fonds de betrokkene een herinnering bij aangetekende brief. Bij ontstentenis van enige reactie van het slachtoffer binnen de maand die op die herinnering volgt, wordt het aanbod geacht te zijn geweigerd (art.14 §4 3de lid).
12
De aanvaarding van het definitieve aanbod van het GMWF geldt als dading. Het GMWF heeft dan 15 dagen om het bedrag van de schadeloosstelling te storten op de door de schadeloosgestelde persoon aangegeven rekening (art.14 §4 4de lid). Onmiddellijk na ontvangst van het bedrag van de definitieve schadeloosstelling ziet de schadeloos gestelde persoon, wat dezelfde schade betreft, af van iedere hangende of toekomstige vordering ten aanzien van de burgerrechtelijk aansprakelijke en de aansprakelijkheidsverzekeraar (art.14 §4 5de lid). Zoals door de wet bepaald, geldt dit niet voor de schade of schadeposten die niet door het GMWF zouden vergoed zijn.
8.5. Verlenging van de termijnen In uitzonderlijke omstandigheden kan de Koning de door het Fonds in acht te nemen termijnen verlengen (art. 14 §5). Die bepaling is opportuun in de zin dat het GMWF in de materiële onmogelijkheid kan verkeren om de voorgeschreven termijnen in acht te nemen mocht zich in België een schadegeval voordoen dat letselschade veroorzaakt bij honderden slachtoffers.
8.6. Reserves Het Fonds is ertoe gemachtigd medische reserves te aanvaarden of belastingreserves toe te kennen. Het blijft bevoegd voor het beheer en de schadeloosstelling van de schade, zolang voormelde reserves niet zijn uitgeput. (art. 14 §6). De belastingwetgeving bepaalt welke fiscale regeling van toepassing is op een aan een slachtoffer gestorte schadevergoeding. Die schadevergoeding is al dan niet belastbaar, naargelang ze al dan niet een compensatie vormt voor een loon. Wanneer op de schadevergoeding een belasting wordt geheven, kan het slachtoffer zich opnieuw tot het GMWF richten om ter compensatie van die belasting een aanvullende schadevergoeding te verkrijgen (cf. DOC 53 1286/011, p. 44).
8.7. Tegenstelbaarheid De beslissingen van het Fonds en de aanvaarde aanbiedingen van schadeloosstelling zijn tegenstelbaar aan de partij die aansprakelijk is voor het uitzonderlijke schadegeval, haar burgerlijke aansprakelijkheidsverzekeraar, de Nationale Kas voor Rampenschade, de betalende derden en om het even welke derde (art. 14 §3 3de lid en art. 15). Het werk van het GMWF kan later door niemand aangevochten worden. Wanneer het GMWF zijn subrogatoir verhaal uitoefent tegen de aansprakelijke en diens verzekeraar, kunnen die de door het GMWF genomen beslissingen niet aanvechten wat betreft het bedrag van de toegekende vergoeding. Hetzelfde geldt voor de Nationale Kas voor Rampenschade, alsook voor iedere andere derde. Die bepalingen zijn waarschijnlijk de belangrijkste van de nieuwe wetgeving aangezien ze iedere derde, maar in het bijzonder de aansprakelijke en diens verzekeraar, verplichten de beslissingen en interventies van het GMWF in acht te nemen. Die bepalingen zijn voor het slachtoffer een waarborg dat het slachtoffer geen enkele andere expertise meer zal moeten ondergaan en dat de ontvangen schadeloosstelling niet in twijfel kan getrokken worden.
9. Financiering van het nieuwe systeem 9.1. Verzoeken tot storting aan de verzekeraars tak 13 Het GMWF ontvangt de financiële middelen die het nodig heeft om de schadeloosstellingen te kunnen betalen in de vorm van recupereerbare voorschotten van alle verzekeraars die tak 13 beoefenen (burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering) in België.
13
Zo maakt het GMWF vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de beslissing van het Comité van wijzen die de grote technologische ramp erkent als een uitzonderlijk schadegeval, een schatting van de schade rekening houdend met de ontvangen informatie, en richt het verzoek tot storting aan de in deze wet bedoelde verzekeringsondernemingen (art. 16 §1). De "verzekeringsondernemingen" in de zin van de wet, dit zijn de verzekeringsondernemingen die tak 13 beoefenen, waarvan de NBB de lijst meedeelt aan het Fonds, zijn verplicht in te gaan op het verzoek tot storting dat het Fonds tot hen richt in het kader van deze wet (art. 16 §2). Krachtens de wet moet de FSMA erop toezien dat de verzekeringsondernemingen die verplichting in acht nemen (toevoeging van een nieuw punt h in artikel 45 §1 3° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten door art. 21). Om op het verzoek tot storting in te gaan, kunnen zij provisies voor uitzonderlijke ongevallen aanleggen. Die provisies zijn technische provisies in de zin van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, en waarvan de bovengrens jaarlijks door de Koning wordt vastgesteld. De Koning bepaalt ook de voorwaarden en de grenzen van de fiscale vrijstelling van deze voorzieningen (art. 16 §3). Terwijl de wet pas in werking treedt negen maanden na de bekendmaking ervan, kunnen de voorzieningen al gevormd worden zodra de wet bekendgemaakt is voor eventuele toekomstige schadegevallen en zonder enige oproep tot storting van het GMWF. Bovendien zijn die voorzieningen vanaf dat moment fiscaal vrijgesteld. Die mogelijkheid om reserves aan te leggen zodra de wet bekendgemaakt is heeft tot doel dat de verzekeringsondernemingen zich voorbereiden op een eventueel verzoek tot stortingen van het GMWF bij de inwerkingtreding van de wet, negen maanden later. Het valt te hopen dat, nadat de wet bekendgemaakt is, de Koning niet talmt met het vastleggen van de jaarlijkse bovengrens en de voorwaarden en de grenzen van de fiscale vrijstelling voor die voorzieningen voor uitzonderlijke schadegevallen. De verzekeringsondernemingen gaan in op het verzoek tot storting naar rata van hun marktaandeel. De wet preciseert wat men dient te verstaan onder "marktaandeel" alsook de manier en het ogenblik om dit mee te delen aan het GMWF, dat dus jaarlijks die informatie krijgt mocht zich een uitzonderlijk schadegeval voordoen. Het marktaandeel wordt bepaald op grond van het incasso dat gedurende het vorige boekjaar in België werd gerealiseerd in tak 13. Bij internationale programma’s dient enkel het incasso met betrekking tot de Belgische risico’s in rekening te worden gebracht. Het incasso wordt gevormd door het totaal van de brutopremies, zonder taksen en verschillende bijdragen, die uit deze tak in België voortkomen, verminderd met de commissielonen en acquisitiekosten. Het in België tijdens een kalenderjaar gerealiseerde incasso in tak 13 moet worden gecertificeerd door een commissaris-revisor of een externe auditor en jaarlijks vóór 1 augustus door de ondernemingen worden meegedeeld aan het Fonds (art. 16 §4). Alle verzekeringsondernemingen zijn verplicht in te gaan op het verzoek tot storting, tot een maximumbedrag van 50 miljoen euro per kalenderjaar. Dat bedrag kan, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden gewijzigd voor het volgende boekjaar (art. 16 §5). Dat bedrag is een absoluut jaarlijks maximumbedrag, ongeacht het aantal uitzonderlijke schadegevallen tijdens het jaar of dat beheerd wordt bij het GMWF. Het valt immers niet uit te sluiten dat zich een nieuw uitzonderlijk schadegeval voordoet terwijl de schade van een eerder uitzonderlijk schadegeval nog niet helemaal schadeloos gesteld is. De wet bepaalt ook verzekeringsonderneming
hoe het failliet
systeem moet gefinancierd gaan. In dat geval
worden mocht een gaan de andere
14
verzekeringsondernemingen, naar rata van hun marktaandeel in op het verzoek tot storting van het GMWF, in de plaats van de failliet verklaarde verzekeringsonderneming. (art. 16 §6). Het GMWF spreekt de andere verzekeringsondernemingen aan om het deel van de failliete onderneming ten laste te nemen. De verzekeringsondernemingen komen dan tussenbeide in het kader van het nieuwe systeem alsof de failliete verzekeringsonderneming niet bestond op het ogenblik van het uitzonderlijke schadegeval.
9.2. Verhaal van de schadeloosstellingen en door het GMWF gemaakte kosten Het nieuwe systeem is een vervangingssysteem. Het GMWF heeft niet als opdracht de lasten te dragen van een uitzonderlijk schadegeval aangezien die plicht bij iemand anders ligt: dit kan de aansprakelijke zijn, diens verzekeraar of iedere andere instelling of organisatie die de kosten moet betalen van de letselschade van de slachtoffers (ziekenfonds, hospitalisatieverzekeraar, werkgever, ...) (cf. hierboven punt 5). Het GMWF verhaalt de schadeloosstellingen vermeerderd met de wettelijke interesten, alsook alle gemaakte kosten en uitbetaalde honoraria en de kosten die verbonden zijn aan het beheer van de dossiers, op die personen (art. 17). Dat verhaal gebeurt op basis van en binnen de beperkingen van de subrogatie van het GMWF in de rechten van de schadeloos gestelde slachtoffers als bepaald door de wet (art. 9 §4) op elke natuurlijke of rechtspersoon voor het gedeelte van de schade dat die persoon had moeten vergoeden. Het subrogatierecht van het GMWF mag geen afbreuk doen aan het recht op integrale schadeloosstelling dat elk slachtoffer heeft. Voor het bedrag (materiële schade, gevolgschade,...) dat hen verschuldigd blijft, kunnen die slachtoffers hun rechten doen gelden bij voorrang boven elke persoon die hen al zouden vergoed hebben en die een subrogatierecht of een eigen recht hebben tegen de aansprakelijke of diens verzekeraar. Indien er geen aansprakelijke persoon is of indien het voor het GMWF niet mogelijk is bij de aansprakelijke de schadeloosstellingen, vermeerderd met de wettelijke interesten, alsook alle gemaakte kosten en uitbetaalde honoraria en de kosten die verbonden zijn aan het beheer van de dossiers geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, richt het GMWF zich tot de Nationale Kas voor Rampenschade om van die laatste de terugbetaling van deze bedragen te krijgen (art. 18). De wet bepaalt immers dat, op basis van de gedachte van de nationale solidariteit, de Staat, via de Nationale Kas voor Rampenschade, de financiële last van het uitzonderlijke schadegeval die het Fonds niet kan recupereren volledig of voor de helft draagt, naargelang het resultaat van de gerechtelijke procedure tot vaststelling van de aansprakelijkheid:
indien blijkt dat er geen aansprakelijke persoon is, draagt de Staat de volledige financiële last;
indien blijkt dat het onmogelijk is om de schadeloosstelling te recupereren bij de aansprakelijke, draagt de Staat de helft van die financiële last.
De wetgever heeft gemeend dat "het normaal is dat in deze zaak de financiering van het GMWF deels bij de gemeenschap ligt en deels bij de verzekeraars van de ondernemingen die technologische vooruitgang hebben gerealiseerd en door het gebruik van die technologieën winst hebben gerealiseerd" (cf. DOC 53 1286/011 p. 35).
9.3. Terugbetaling aan de verzekeringsondernemingen Het Fonds stort ten slotte de bedragen die werden gerecupereerd via de subrogatie of in het teken van de nationale solidariteit, terug aan de verzekeringsondernemingen naar rata van hun marktaandelen waarmee rekening werd gehouden voor de verzoeken tot storting.
15
10. Inwerkingtreding Deze wet treedt in werking de eerste dag van de negende maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, dit is de 1 ste november 2012 (art. 22). Concreet betekent dit dat slachtoffers van uitzonderlijke schadegevallen vanaf die datum toegang zullen hebben tot het nieuwe mechanisme tot schadeloosstelling voor uitzonderlijke schadegevallen die zich vanaf die datum voordoen. Die overgangstermijn is nuttig om het GMWF toe te laten zich te organiseren, het Comité van wijzen toe te laten een huishoudelijk reglement op te stellen en de Koning de mogelijkheid te bieden de koninklijke besluiten te nemen die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de wet, in het bijzonder het koninklijk besluit dat de bovengrens van de voorzieningen voor schadegevallen bepaalt die de verzekeringsondernemingen kunnen aanleggen, alsook het besluit dat de voorwaarden en beperkingen van de fiscale vrijstelling van die voorzieningen bepaalt (art. 16 §3).
_____________________