NIEUWE NATUUR IN DEVENTER BEHEERPLAN NATUURTERREIN GRAVELAND
Sector SDB/STAD/GNR Januari 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
2
Gemeente Deventer, 2004
SAMENVATTING Het natuurterrein Graveland ligt langs de oostelijke stadsrandzone van Deventer tussen Landgoed de Bannink en de nieuwbouwwijk Graveland. Het gebied is in 1999 aangelegd met als doel de toegang naar het kwetsbare gebied Gooiermars te beperken (functie bufferzone). Bij de aanleg van het gebied zijn natuurtechnische maatregelen uitgevoerd voor het creëren van een goede uitgangsituatie voor natuurontwikkeling. Om het gebied in de toekomst te kunnen ontwikkelen is er een beheerplan nodig waarin de ontwikkelingsvisie en beheermaatregelen voor de komende 10 jaar zijn vastgelegd. Het natuurterrein Graveland ligt in een grootschalig dekzandgebied met dekzandruggen en beekdalen. Kenmerkend voor het natuurterrein Graveland is het voorkomen van verschillende bodemtypen en overgangsgradiënten. Op lagere afgegraven delen van het natuurterrein komt kwelwater vanuit de ondergrond tot aan het maaiveld. Door verschillen in bodemtypen en waterhuishouding zijn er potenties voor het realiseren van waardevolle kwelafhankelijke vegetaties, natte en droge graslandvegetaties. Als onderdeel van de regionale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) kan het natuurterrein Graveland een stapsteen vormen voor natte natuur met specifieke waarden voor vlinders, libellen en amfibieën. Vanuit het landschap (essen- en landgoederenlandschap) is de relatie en overgang met het open Gooiermars een belangrijke kwaliteit. Voor het behouden van de natuurwaarde in het natuurterrein is het van belang dat het terrein gesloten blijft voor recreatief gebruik. Dit betekent dat vanuit een recreatieve ontwikkeling voornamelijk langs de randen van het gebied (“natuurloper”) mogelijkheden zijn. De abiotische uitgangssituatie van het terrein vormt de basis voor natuurontwikkeling van waardevolle graslandtypen en natte kwelafhankelijke natuur (bijzonder in Nederland). De buffering van gebiedseigen water en de zorg voor een goede waterkwaliteit vormen belangrijke randvoorwaarde voor natuurontwikkeling in het gebied. Ontwikkelingsrichting natuurdoeltypen: x waardevolle natte graslanden (Dotterbloemhooilanden) op kwellocaties, x riet en ruigte op overgangen van open water naar land, x verlandingsvegetaties natte zones met kenmerkende soorten van het moeras, x soortenrijk grasland (Glanshaverhooiland) op enigszins verrijkte gronden, x droge heiden en hei-schraal grasland op lemige zandgronden. Als stapsteen (kerngebied) tussen de Ecologische Verbindingszone Schipbeek, Gooiermars en de Zandwetering dient de ontwikkeling van het natuurterrein Graveland afgestemd te zijn op het voorkomen van amfibieën (Rugstreeppad, Poelkikker en Kamsalamander), vlinders, libellen en andere doelsoorten van de EHS. Ontwikkelingsrichting als natuurlijke stapsteen: x behoud en ontwikkeling poelmilieu’s voor amfibieën, x ontwikkelen mantel- en zoomvegetaties met overblijvende ruigtekruiden (vlinders), x handhaving open vegetatiestructuur op droge en schrale zandbodems (kevers). De ontwikkelingsmogelijkheden van het natuurterrein worden grotendeels bepaald door het beheerniveau; de intensiteit en methode van de uitvoering van beheermaatregelen. Voor het natuurterrein is een basis beheerniveau vastgesteld (SDB, 2003). Vanuit het jaarlijkse onderhoud van het natuurterrein betekent dit een gecombineerde uitvoering van een begrazingsbeheer en een maaibeheer. Op de natte terreindelen blijft een maaibeheer van toepassing voor het behouden van een schrale vegetatiestructuur. De beheerkosten voor het ontwikkelen en instandhouden van het natuurterrein bedragen jaarlijks €12.500,-.
Beheerplan natuurterrein Graveland
3
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
4
Gemeente Deventer, 2004
VOORWOORD In 1999 is vanuit het projectbureau ‘De Vijfhoek’ de aanleg van de bufferzone natuurterrein Graveland gecoördineerd. Na de realisatie van het plan (ontwerp en uitvoering) is het natuurterrein in het beheer overgedragen naar de sector Stad- en Dorpsbeheer (SDB). De sector SDB is verantwoordelijk voor het jaarlijks onderhoud van het natuurterrein. Om het beheer in het veld te kunnen uitvoeren is een duidelijk beheerplan gewenst. Het opstellen van het beheerplan heeft plaatsgevonden in samenwerking met een externe werkgroep. De gemeente Deventer bedankt de werkgroep voor hun bijdragen in het planproces. Aan de werkgroepbijeenkomsten hebben de volgende personen deelgenomen: dhr. H. Grotenhuis KNNV/IVN dhr. R. Mittendorf Landgoed de Bannink dhr. P. Heijke Stichting Natuur Anders mw. S. J. van Beek-Calkoen Deventer Bomenstichting dhr. J. van der Waarde Gemeente Deventer Naast de werkgroep heeft er binnen de gemeentelijke organisatie een terugkoppeling plaatsgevonden naar de afdelingen Ingenieursbureau (IB) en projectbureau “De Vijfhoek”. Specifieke informatie is verstrekt door de heer B. Prummel (SDB, beheerder groengebieden gemeente Deventer). Dit rapport is opgesteld door de productgroep Groen, Natuur en Recreatie (GNR) door de heer M. van Diepen.
Beheerplan natuurterrein Graveland
5
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
6
Gemeente Deventer, 2004
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING VOORWOORD 1
INLEIDING
9
INVENTARISATIE & ANALYSE 2
3
4
PLANKADER TERREININRICHTING EN BEHEER
11
2.1 Afbakening plangebied
11
2.2 Beleidsuitgangspunten beheer
14
2.3 Uitgangspunten inrichting natuurterrein Graveland
13
KARAKTERISTIEK PLANGEBIED
15
3.1 Bodem en geomorfologische opbouw
15
3.2 Watersysteem
17
3.3 Natuur en ecologie
19
3.4 Landschap en cultuurhistorie
19
3.5 Recreatie en gebruik
20
KANSEN, KWALITEITEN EN KNELPUNTEN
21
4.1 Natuur- en ecologische waarde
21
4.2 Landschappelijke waarde
23
4.3 Gebruiks- en recreatieve waarde
23
BEHEERVISIE 5
ONTWIKKELINGSVISIE BEHEER
24
5.1 Natuurontwikkeling
25
5.2 Landschapsontwikkeling
27
5.3 Recreatieve ontwikkeling
27
5.4 Uitgangspunten ontwikkelingen uitbreidingslocaties
28
5.5 Beheerstrategie
28
Beheerplan natuurterrein Graveland
7
Gemeente Deventer, 2004
BEHEER- EN UITVOERINGSPLAN 6
7
BEELD EN BEHEER
30
6.1
Struweeel, mantel- en zoomvegetaties
31
6.2
Droog grasland
32
6.3
Vochtig / nat graslanden
32
6.4 Oever- en moerasvegetatie
33
6.5 Poel
34
6.6 Open water
34
UITVOERING EN BEHEERKOSTEN
35
7.1 Ontwikkelings- en Meerjarenprogramma beheer
35
7.2
Monitoring natuurontwikkeling
37
7.3
Kosten ontwikkelings- en regulier beheer
38
LITERATUUR BIJLAGE
41
BIJLAGE I
Beoogde beheer- en natuurdoeltypen
BIJLAGE II
Beheervormen
BIJLAGE III
Specificatie onderhoudsnormen en beheerkosten
Beheerplan natuurterrein Graveland
8
Gemeente Deventer, 2004
1
INLEIDING
Nieuwe groengebieden Deventer Deventer kenmerkt zich door een diverse groenstructuur met wijkgroen, parken en landgoederen. Het totale beheerareaal groen en de verscheidenheid aan beheertypen zal in de toekomst toenemen door de realisatie van nieuwe bedrijventerreinen, woon- en groengebieden. Specifiek zal de aandacht uitgaan naar landschappelijke overgangen en groene stedelijke randzones. Het behouden van natuurlijke schakels en bufferszones tussen het buitengebied en de stad staat hierbij centraal. Het natuurterrein Graveland vormt een van deze bufferzone tussen de nieuwbouwwijk Graveland en het Landgoed de Bannink (buitengebied). Het circa 5 ha grootte natuurterrein is gelegen aan oostzijde van de stad Deventer en is met inspanning van KNNV, IVN, Stichting Natuur Anders, Deventer Bomenstichting, Landgoed De Bannink en de gemeente Deventer tot stand gekomen. Belangrijke uitgangspunten voor het behoud van deze bufferzone waren destijds; x het ontwikkelen van bijzondere botanische kwaliteiten (potenties) x het voorkomen dat het landgoed De Bannink en het kwetsbare Gooiermars als een uitloopgebied zou gaan fungeren voor bewoners uit de nieuwbouwwijk Graveland (bufferfunctie). In 1999 is het natuurterrein Graveland aangelegd in opdracht van de projectgroep “De Vijfhoek”. Het natuurterrein Graveland is in 2002 vanuit het projectbureau “De Vijfhoek” overgedragen naar de sector Stads- en Dorpsbeheer (SDB) van de gemeente Deventer. De sector SDB is verantwoordelijk voor het jaarlijkse onderhoud van het natuurterrein. Voor de ontwikkeling van waardevolle botanische kwaliteiten is een duidelijk beheerprogramma gewenst waarin ontwikkelingen en de uitvoering van gerichte onderhoudsmaatregelen zijn vastgelegd. Doelstelling plan Het opstellen van een uitvoeringsgericht beheerprogramma voor het natuurterrein Graveland met daarin een duidelijke ontwikkelingsrichting voor natuurontwikkeling en beheerhandvatten voor de uitvoering van het onderhoud over een periode van 10 jaar. De daadwerkelijke uitvoering van het beheer in het veld vindt plaats door een externe groenaannemer. Het beheerplan dient als basisdocument bij de uitbesteding van onderhoudswerkzaamheden. Leeswijzer Het beheerrapport omvat drie onderdelen, namelijk: x
Gebiedskenmerken en kwaliteiten (“wat heb ik”) De uitgangssituatie en specifieke abiotische- en biotische kenmerken van het natuurterrein zijn vastgelegd in dit deel. De resultaten van deze inhoudelijke verdiepingslag (landschap, natuur en recreatie) zijn samengevat in kansen, kwaliteiten, bedreiging en knelpunten voor het natuurterrein.
x
Gebiedsontwikkelingsvisie (“wat wil ik”) De gebiedsontwikkelingsvisie geeft de gewenste ontwikkeling aan van het natuurterrein. Uitgangspunten, randvoorwaarden en doelstellingen voor het natuurterrein vormen het ontwikkelingsprogramma voor de aankomende 10 jaar.
x
Beheer- en uitvoeringprogramma (“hoe te realiseren”) Dit laatste onderdeel, ‘het beheerplan’, omvat een maatregelenplan voor het realiseren en instandhouden van gewenste terrein- en natuurdoeltypen. Naast een tijdsplanning van maatregelen zijn de kosten geraamd voor het jaarlijkse onderhoud van het terrein.
Beheerplan natuurterrein Graveland
9
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland, 2004
Basiskaart Stedelijke Groenstructuur
Legenda Ligging Natuurterrein Graveland
Bron : gemeente Deventer 2002, Ruimtelijke Visie Bouwsteen voo r Structuurplan 2025, 2001
2
PLANKADERS TERREININRICHTING EN BEHEER
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste randvoorwaarde en beheerkaders opgenomen vanuit het beleid, de inrichting en het voorgenomen beheer als basis voor natuurontwikkeling.
2.1
Afbakening plangebied
Plangrens Het natuurterrein Graveland ligt langs de oostelijke stadsrandzone van Deventer ingesloten tussen de nieuwbouwwijk Graveland (zuidwestelijke rand) en het Landgoed de Bannink (landschappelijke overgang oostzijde). De Zandwetering vormt aan de noordzijde de begrenzing van het plangebied. Beheergrens uitbreidingsgebieden Aan de noordzijde van het plangebied komt de nieuwbouwwijk Spikvoorde. Op de grens met de Zandwetering en het natuurterrein Graveland zal ongeveer 3 ha extra grond voor natuurontwikkeling worden ingericht (bufferfunctie naar het Gooiermars). Ook het bestaande populierenbos (rabattenbos) maakt onderdeel uit van de bufferzone (projectbureau ‘De Vijfhoek’, 2000). In dit beheerplan zijn algemene richtlijnen opgenomen voor de aanleg en het toekomstige beheer van deze uitbreiding. Relatie omgeving Landgoed de Bannink Het Landgoed de Bannink vormt een aaneengesloten gebied van 300 ha met agrarische grond en bospercelen en maakt deel uit van het Gooiermars. Binnen het kader van de natuurschoonwet zijn percelen in het zuidelijke deel opengesteld (Wandelbos). Ter hoogte van het natuurterrein is het gebied vanuit natuurlijk oogpunt (floristische en faunistische waarden) niet toegankelijk. Op de grens met het natuurterrein Graveland bevinden zich bospercelen en open (grasland)percelen. Nieuwbouwwijk Graveland De nieuwbouwwijk Graveland is de meest oostelijke uitbreiding van ‘De Vijfhoek’. De nieuwbouwwijk vormt een extensief woongebied aan de rand van de stad (Structuurvisie vijfhoek, 1994). De bebouwing langs de Rombout Verhulstlaan vormt een visuele grens naar het buitengebied.
2.2
Beleidsuitgangspunten beheer
Alle voor het natuurterrein relevante beleidsrichtlijnen zijn in deze paragraaf opgenomen. Natuurgebiedsplan beheersgebiedsplan Salland (provincie Overijssel, 2002) In het natuurgebiedsplan is Graveland aangewezen als beheergebied (zoekgebied voor randenbeheer botanisch) en nieuw te ontwikkelen natuur. Beleidsuitgangspunten natuur, landschap en recreatie x herstel van natte componenten kwelgebied Gooiermars, x ontwikkeling van kwelafhankelijke natte (schrale) graslanden (Veldrushooiland en Dotterbloemgrasland) en kleine plassen (oud riet en grote zeggenvegetaties), x doelsoorten droge verbindingszone: Das, Ree, Boommarter, Vleermuis en struweelvogels.
Beheerplan natuurterrein Graveland
11
Gemeente Deventer, 2004
Figuur 1: Beleidsvisie Zandwetering
Beheerplan natuurterrein Graveland
12
Gemeente Deventer, 2004
Groenstructuurplan (Dienst milieu & stadsbeheer, 1992) In het groenstructuurplan is de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gemeentelijke groen vastgelegd. De stadsranden zijn in het groenstructuurplan aangewezen als ontwikkelingsgebied met een ecologische functie. Het versterken van ecologische relaties tussen het buitengebied en het stedelijke netwerk, zoals parken en plantsoenen staat hierbij centraal. Beleidsuitgangspunten natuur, landschap en recreatie x versterken bestaande ecologische relaties op regionaal niveau (droge relatie) door het aanleggen en behouden van landschapselementen (hagen, houtwallen, bosjes en poelen) en het nemen van mitigerende maatregelen (zie: “Basiskaart Stedelijke Groenstructuur”, actuele kaart uit bouwsteen voor Deventer Structuurplan 2025), x extensief / ecologisch beheer buitengebied, x creëren groene overgangzone vanuit de stad naar het buitengebied, x versterken landschappelijke kwaliteiten (stadsranden met een eigen identiteit). x bundeling stadsrandactiviteiten en afweging functies. Ontwikkelingsvisie Zandwetering (Gemeente Deventer / Parklaan, 2000) De Zandwetering is een natuurlijk afwateringssysteem tussen Gooiermars en het dorp Diepenveen ten noorden van de stad Deventer. Vanuit de toekomstige ontwikkeling van woon- en werkgelegenheid richting de hogere dekzandgronden is er een duidelijke ontwikkelingsvisie voor het behoud en ontwikkelen van de Zandwetering opgesteld. Het Natuurterrein Graveland vormt een onderdeel van het Gooiermars waaruit de Zandwetering ontspringt. Beleidsuitgangspunten natuur, landschap en recreatie x behouden en versterken ecologische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied, x ontwikkeling soortenrijke schraalgradiënten op basis van basenrijke kwel- en regenwaterkwaliteit: natte hooilanden (Blauwgrasland), oeverkruidgemeenschappen en broekbos, x versterken overgangsgradiënten vochtige en natte ecosystemen, zoals rietoevers, half open vochtige graslanden, moeras, ruigtekruiden en struikwilgen, x behoud kenmerken van het cultuurlandschap zoals akkers, stijlranden, strakke weteringen, lanen en singels, monumentale boomgroepen en hagen, x handhaven geslote beschermingsgebied Gooiermars (reservaat met verbod op betreding), x aanleggen en versterken “natuurloper” rond de bron Gooiermars (wandelpad).
2.3
Uitgangspunten inrichting natuurterrein Graveland
Het natuurterrein is in 1999 aangelegd. De inrichting en uitvoering van het project is gecoördineerd door projectbureau ‘De Vijfhoek’. Uitgangspunten ontwerp Planbureau ‘De Vijfhoek’: x het realiseren van een waterscheiding en natte zone langs de nieuwbouwwijk Graveland om toegankelijkheid naar het kwetsbare Gooiermars (Landgoed de Bannink) te voorkomen, x accentueren hogere ligging van de Rombout Verhulstlaan om het zicht en daarmee de belevingswaarde van het natuurterrein Graveland te verhogen, x afgraven bovengrond tot natuurlijke patronen ondergrond (afzettingen en stroomdalgeulen) als basis voor het verhogen van de botanisch kwaliteiten van het gebied, x spontane ontwikkeling natuurterrein (zie Bijlage I, beoogde beheer en natuurdoeltypen).
Beheerplan natuurterrein Graveland
13
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
14
Gemeente Deventer, 2004
3
KARAKTERISTIEK PLANGEBIED
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van abiotische- en biotische kenmerken van het natuurterrein. Specifiek worden de thema’s bodem, waterhuishouding, natuur, landschap en recreatie uitgewerkt.
3.1
Bodem en geomorfologische opbouw
Geomorfologie De bovengrond van het natuurterrein is opgebouwd uit verschillende zandafzettingen die in de laatste IJstijd (Wurm-Glaciaal) door de IJssel zijn aangevoerd. De zandafzettingen worden plaatselijk onderbroken door beekdalen, afspoelingen met erosiemateriaal kleiig en grof zandig materiaal afkomstig van het stuwwalcomplex Holterberg. In de periode na het Wurm-Glaciaal is door het droogvallen van het rivierensysteem en de daarop volgende zandverstuivingen dekzand afgezet (laag circa één meter). De dekzandafzetting heeft laagsgewijs plaatsgevonden met niet lemig fijn zand en horizontale laagjes lemig fijn zand. In de lagere en nattere beekdalen heeft veenvorming plaatsgevonden. Bodemopbouw De bodemopbouw ter hoogte van het natuurterrein Graveland wordt gekenmerkt door een dekzandplateau en beekdalgronden. Dekzandplateau (rug) Het middengebied vormt een uitloper van een groot dekzandplateau dat zich uitstrekt tot de nieuwbouwwijk Graveland. De dekzandrug bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand (veldpodzolgrond). Beekdalgrond Langs de Zandwetering en aansluitend op de wijk Graveland (zuidelijke deel) bestaat de ondergrond uit een beekeerdgrond (lemig fijn zand). Langs de Zandwetering komen plaatselijk ijzerrijke grondlagen voor beginnend ondieper dan 50 cm (+/-10 cm dik). De ijzerrijke lagen komen ook in combinatie met een zavel- en/of kleidek (15 tot 40 cm dik) voor langs de wijk Graveland. Reliëf en hoogteligging Het oorspronkelijke maaiveld van het terrein ligt tussen de +5.10m Nap en +6.70m Nap. Bij de uitvoering van natuurtechnische maatregelen in 1999 is een deel van de verrijkte toplaag (+/- 20 cm) afgegraven en zijn er verschillende lagere (nattere) zones aangebracht. Ook is rekening gehouden met de afwatering en buffering van regen- en kwelwater (zie kaartbeeld watersysteem). Er is een sterk reliëfrijk terrein ontstaan.
Beheerplan natuurterrein Graveland
15
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland, 2004
Kaart watersysteem
GT III
GT IV/VI
K
K GT II
K
Legenda Afstroomrichting regen- en kwelwater Watergang Natte zone Open watertjes (poelen) Duiker Zandwetering (Essenerleide) Grondwatertrap Waterkering (Dam)
K
Ondiepe kwel tot maaiveld
0m
50
Bron : gemeente Deventer 2002
100
Kenmerken plangebied x overgangszones (randen): Voornamelijk lagere (nattere) gedeeltes variërend tussen de +4.80m en +5.50m NAP, x noordelijke beekeerdgrond langs de Zandwetering: De hoogte van het oorspronkelijke maaiveld is gehandhaafd gebleven (+ 5.65m Nap) met uitzondering van de kunstmatige ophoging langs de Zandwetering (+7.80m NAP). De toplaag kenmerkt zich door een rijke bemeste bovengrond (Enkeerdgrond), x zone dekzandrug: Geleidelijk oplopend maaiveld (+5.75m NAP randen tot +6.50m NAP rug). De bemeste toplaag (circa 20 cm) is afgegraven tot de leemarm fijne zand, x zuidelijke beekeerdgrond langs de wijk Graveland: Het meest zuidelijkste deel van het natuurterrein heeft een maaiveldhoogte variërend van +5.25m tot +5.60m NAP. De verrijkte toplaag van de bovengrond is afgegraven tot de ijzerrijke grondlaag en plaatselijke kalkafzettingen (zavel- en kleidek).
3.2
Watersysteem
Grondwater De hoogte van het grondwater en de stroomrichting worden bepaald door het leemgehalte, hoogteligging van het terrein, ondergrondse kwelstromen en ondoorlatende bodemlagen (leem). De dekzandrug in het terrein vormt een natuurlijke waterscheiding. Grondwatertrap (GT) De dekzandrug heeft een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van 40-80 cm en een Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) van <120 cm beneden maaiveld (GT VI). De noordelijke beekeerdgrond heeft een grondwatertrap III (GHG <40 cm -GLG 80-120 cm beneden maaiveld). In het zuidelijke deel daalt het grondwater niet verder dan 50-80 cm beneden het maaiveld (GT II). Kwelsituatie Het Gooiermars vormt een brongebied van diep kwelwater afkomstig vanaf de Sallandse Heuvelrug (Holterberg) en het Veluwe massief. In het zuidelijke deel van het natuurterrein komt het kwelwater tot aan het maaiveldoppervlak (GT II). Op de overgangen naar natte terreindelen, zoals open water en afwateringssloten, komt de kwelindicator Waterviolier voor (Bron: H. Grotenhuis). Watergangen en waterlopen Afwateringssysteem natuurterrein Graveland Op de overgang van het Landgoed de Bannink en Graveland is een aanééngeschakelde natte zone aangelegd met dalvormige laagtes en open wateren. Deze natte zone heeft een bufferfunctie van kwel- en regenwater en voert overtollig water af richting de Zandwetering. In de zomerperiode valt de natte zone regelmatig droog met uitzondering van de open wateren (kwel). Door het aanbrengen van reliëf op het terrein en het doorbreken van de dekzandrug ten behoeve van de waterafvoer van het gebied stroomt het water plaatselijk tegen de natuurlijke afwateringsrichting in (zie kaartbeeld watersysteem). Watergangen Tussen de nieuwbouwwijk Graveland en het natuurterrein Graveland ligt een brede watergang. De watergang mondt uit in de Zandwetering en heeft een afwateringsfunctie van water (dak- en wegenwater) afkomstig van het sportcomplex Colmschate –Noord, Graveweg, nieuwbouwwijk Graveland en Colmschate. Het waterpeil in de watergang staat op + 5.35m NAP. Aan de zijde van het natuurterrein is een natuurlijke oever gerealiseerd. Het waterschap Groot Salland is verantwoordelijk voor het onderhoud/ beheer van het talud en de eerste meter van de waterbodem. Langs de nieuwbouwwijk Graveland is een breed onderhoudspad aangelegd (4 meter) vanwaar het onderhoud kan plaatsvinden. Ook langs de Zandwetering naar Landgoed de Bannink ligt een onderhoudspad.
Beheerplan natuurterrein Graveland
17
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
18
Gemeente Deventer, 2004
3.3
Natuur en ecologie
Voor het gebied is een beperkt aantal gegevens beschikbaar met betrekking tot het voorkomen van planten en dieren. Uit monitoringsonderzoek uitgevoerd door KNNV zal het voorkomen van plantensoorten in het natuurterrein in kaart worden gebracht (zie paragraaf 6.3 monitoring). Flora In de omgeving van het natuurterrein Graveland komen verschillende bronbossen voor en zijn er potenties voor het ontwikkelen van waardevolle blauwgraslanden. Het gaat hierbij om voedselrijkere bossen van bron en beek, zoals het Elzen–Essenbos met een rijke onderbegroeiing (bosanemoon en dalkruid). Vegetaties die voorkomen in blauwgraslanden zijn zeer waardevol en kennen een sterke achteruitgang in Nederland (specifiek hooilandbeheer).In het natuurterrein Graveland komen zowel natte als droge vegetatietypen voor. De overgangen van nat naar droog en de kwelsituatie zijn kenmerkend voor het gebied. In het veld zijn de volgende kenmerkende soorten* waargenomen: Natte zones:
Grote ratelaar, Echte koekoekbloem, Leverkruid, Pitrus, Orchideeën, Zeggesoorten, Gewone els en Grauwe Wilg. Aarvederkruid, Slanke waterpest, Kranswieren, Waterviolier, Gele lis, Waterkers, Water Ranonkel, Grote lisdodde, Moerasspirea en Riet. Brem, Dopheide, Grove den, St. Janskruid, Jacobskruiskuid, Kruipwilg, Knoopkruid, Braam en Gele toorts.
Watergangen: Droge zones:
* Waarneming augustus, 2002 met zowel aangeplante-, ingezaaide- en spontaan ontwikkelde soorten.
Het terrein in 1999 is aangelegd en kenmerkt zich door veel plantensoorten uit de pioniersfasen. Dit betekent dat naast ingezaaide planten er veel dominante plantensoorten voorkomen die zich snel kunnen vestigen. De pioniersvegetatie zal in de loop der tijd langzaam verdwijnen en plaats maken voor de potentieel natuurlijke vegetatie van het gebied die zich na enige jaren ontwikkeld. In het noordelijke gedeelte van het plangebied komen veel stikstofminnende plantensoorten voor, zoals Brandnetel en Akkerdistel. Kenmerkend voor de grasvegetatie is een hoge bedekkingsgraad van Witbol >50% (eerste indicatie van verschraling). De vegetatiedichtheid van kruiden op de dekzandrug is laag (polvormige begroeiingen en lage mosvegetaties). In het zuidelijke deel van het terrein staan veel plantensoorten van natte vegetatietypen. Fauna In het natuurterrein Graveland komen hoofdzakelijk diersoorten voor van natte biotopen, zoals amfibieën en insecten. De bosrand is het domein voor bos- en struweelvogels. De volgende waarnemingen zijn gedaan (augustus, 2002): Zoogdieren Vissen Amfibieën Insecten:
3.4
: : : :
Ree en Marterachtigen. Baars en Blankvoorn. Groene Kikker. Argusvlinder, Bont zandoogje, Bruin Zandoogje, Gewoon Blauwtje, Bruinblauwtje, Blauwe en Bruine Glazenmaker.
Landschap en cultuurhistorie
Historische opbouw rond 1900 Rond 1900 bestond het landschap rond Graveland voor het grootste deel uit natte heide en broekbossen. Landgoed de Bannink had een open karakter (gras- en hooiland). Het patroon van broekbossen is door de jaren heen verschoven naar de Bannink. Overgangen tussen broekbossen, natte heiden en natte hooilanden kenmerkte zich door mantel- en zoomvegetaties.
Beheerplan natuurterrein Graveland
19
Gemeente Deventer, 2004
Landschapstypen Het natuurterrein Graveland ligt binnen de zone van het essen- en landgoederenlandschap. Kenmerkend voor dit landschap zijn de overgangen van open graslandpercelen met kavelgrensbeplantingen (Els en Wilg) langs beekdalen afgewisseld door en kleine broekbossen naar de hoger gelegen dekzandruggen met bos- en escomplexen. Het natuurterrein ligt op de overgang naar een beekdal met een opstrekkende verkavelingstructuur.
3.5
Recreatie en gebruik
Natuurterrein Graveland is als bufferzone tussen de nieuwe nieuwbouwwijk Graveland en Landgoed de Bannink gerealiseerd om de recreatieve toegankelijkheid naar het kwetsbare gebied te voorkomen. Enige vorm van betreding van het natuurterrein is niet toegestaan (artikel 461). Aan de zijde van de nieuwbouwwijk Graveland is er een informatievoorziening geplaatst. Het bord geeft informatie over de ontwikkelingen en kenmerken van het natuurterrein Graveland.
Beheerplan natuurterrein Graveland
20
Gemeente Deventer, 2004
4
KANSEN, KWALITEITEN EN KNELPUNTEN
4.1
Natuur- en ecologische waarde
Graveland is een natuurterrein dat zich kenmerkt door een grootte diversiteit aan grondsoorten en (grond)waterstanden. De lokale verschillen bieden aanknopingspunten en kansen voor het realiseren van verschillende natuur- en terreintypen. Als onderdeel van het Gooiermars kan natuurtrein Graveland een belangrijke rol vervullen als kernbiotoop voor natte natuur. Kwaliteiten x historisch waardevol gebied voor natte heide, blauwgraslanden en broekbossen, x de kwelstroom biedt belangrijke potenties voor de ontwikkeling van botanische kwaliteiten, x botanisch waardevolle ondergrond met overgangsgradiënten nat / droog, voedselrijk / -arm, leemrijk / -arm, ijzerhoudend en kalkrijk, x in het gebied komen verschillende bijzondere (beschermde) planten- en diersoorten voor, zoals orchideeën. Kansen x vanuit oude zaadbanken in de ondergrond kunnen specifieke soorten ontwikkelen, zoals Dopheide en Grove den, x ontwikkelingsmogelijkheden van verschillende terreintypes: - natte (schrale) vegetaties met specifieke kalkminnende en ijzerhoudende soorten, - droge vegetaties op zandgronden (mosvegetaties), - natte overgangszone met riet- en moerasvegetaties, - waardevolle kwelafhankelijke natuurdoeltypen. x potentieel voorkomingsgebied diersoorten van natte en droge leefgebieden binnen de ecologische verbindingszones rond Deventer, zoals vlinders, libellen, kevers en specifiek amfibieën (Knoflookpad, Kamsalamander en Poelkikker). Knelpunten x de natte delen van het gebieden (Gt II) zijn relatief kwetsbaar voor betreding (bodemverdichting en aantasting van de structuur door zware onderhoudmachines), x de bovengrond in langs de Zandwetering is sterk voedselrijk en daarmee zijn de ontwikkelingskansen voor waardevolle plantenvegetaties beperkt (stikstofminnende planten), x de vegetatie op de natuurlijke ophogingen met takhout en stammen vormt een zaadbron voor storingsplanten, zoals Akkerdistel. De kans op het overwaaien van storingsplanten naar de omliggende omgeving is groot. Bedreigingen x Lisdodde en Riet zijn pionierssoorten van ondiepe watergangen en natte overgangen. Het niet tijdig beheren van deze soorten leidt tot een sterke verlanding van het open water. Ook zullen waardevolle oever- en watervegetaties beperkt tot ontwikkeling kunnen komen. Indirect heeft een verlanding invloed op de kwelstroom vanuit de ondergrond (afname), x snelgroeiende struweelsoorten, zoals Wilg (Schietwilg en Bitterwilg) en Zwarte els beïnvloeden de ontwikkelingsmogelijkheden van grasvegetaties, x natte vegetatietypen zijn in het gebied sterk afhankelijk van een constante grondwaterpijl (bijvoorbeeld orchideeën). Veranderingen van het grondwaterpeil en kwelstromen in de ondergrond hebben direct invloed op de vegetatieontwikkeling in het natuurterrein, x een koppeling van de natte zone aan de Zandwetering zorgt voor een versnelde afwatering en bestaat de kansen dat gebiedsvreemd water in het terrein kan stromen (negatieve invloed vegetatieontwikkeling), x de ontwikkelingsmogelijkheden van oever- en watervegetatie wordt bepaald door de waterkwaliteit (voedselrijkdom).
Beheerplan natuurterrein Graveland
21
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland, 2004
Kwaliteitenkaart natuur, landschap en recreatie
K
K
Legenda Ruimtelijke relaties open landschap
K
Kansen natte natuurontwikkeling
Potenties kwelminnende vegetaties Natte vegetatietypen met potentie ijzerhoudende en kalkminnende soorten
Arme en droge terreintypen met schrale vegetaties Vegetatietypen op ijzerhoudende zandgrond Overgangsgradiënten natte/droge terrreintypen Zicht vanaf nieuwbouwwijk Graveland (recreatieve beleving) Overgang bos/open landschap (herkenbare bosrand) Overgangsgradient water/land
0m
50
Bron : gemeente Deventer 2002
100
4.2
Landschaps- en cultuurhistorische waarde
Het natuurterrein vormt de overgangszone tussen het open landschap en de nieuwbouwwijk Graveland. Het oorspronkelijke landschapspatroon (kavelgrenzen) en de landschappelijke kwaliteiten van het omringende gebied (open grasland en bospercelen) zijn duidelijk herkenbaar binnen het plangebied. Kwaliteiten / kansen x er is een duidelijk contrast tussen het open landschap van het Gooiermars en de bospercelen langs de Zandwetering, x de kenmerkende beplanting in de bosrand (Els) en houtsingels (Eiken) markeren het voormalige landschapspatroon. De beplanting is zowel ecologisch en esthetisch waardevol, x de stad grenst direct aan het landschap (essen- en landgoederenlandschap). Knelpunten / bedreigingen x het open landschapspatroon afgewisseld door graslanden en boscomplexen dreigt door opkomende struweelvegetaties (Els) in het natuurterrein te vertroebelen, x de zichtrelatie naar het open Gooiermars zal in de toekomst verminderen door de ontwikkeling van nieuwe houtsingels op de perceelsgrens met Landgoed de Bannink,
4.3
Gebruiks- en recreatieve waarde
Het natuurterrein vervult een belangrijke bufferfunctie tussen het Landgoed de Bannink en nieuwbouwwijk Graveland. Het betreden en recreatief gebruik van het terrein is niet toegestaan. Kwaliteiten / Kansen x de hogere ligging van de Rombout Verhulstlaan vormt een aanknopingspunt voor het bundelen van recreatieve mogelijkheden (zichtlocatie en voorlichting), x het Gooiermars vormt de “bron” van water voor de Zandwetering. Het natuurterrein Graveland vormt een locatie waar deze “bron” visueel zichtbaar gemaakt kan worden (voorlichting en educatie). Knelpunten / Bedreigingen x beperkte recreatieve mogelijkheden langs de stadsrand.
Beheerplan natuurterrein Graveland
23
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland, 2004
Ontwikkelingsvisie natuur, landschap en recreatie
Legenda Behoud en ontwikkelen poelmilieu
Behoud open relatie omringende landschap
Ontwikkelen verlandingsvegetatie
Toekomstige uitbreiding natuurterrein Graveland (uitgangspunten zie paragraaf 5.4)
Ontwikkelen mantel- en zoomvegetaties Behoud open vegetatiestructuur met droge heide Ontwikkelen overgangszone met hei schraalgrasland
Behoud bestaande landschapselementen Duiker Zandwetering (Essenerleide)
Watergang met plaatselijke ondergedoken vegetatie Stimuleren overgangszone rietmoeras en ruigte Ontwikkelen nat schraal hooiland (dotterbloemhooiland) Ontwikkelen soortenrijk grasland
0m
50
Bron : gemeente Deventer 2002
100
5
ONTWIKKELINGSVISIE BEHEER
Dit hoofdstuk beschrijft de gewenste ontwikkelingen in het natuurterrein aan de hand van de aspecten natuur, landschap en recreatie. Tevens zijn de belangrijkste uitgangspunten voor het toekomstige beheer en beheerstrategie opgenomen. De visie op het natuurterrein is aangegeven op het kaartbeeld “Ontwikkelingsvisie natuur, recreatie en landschap”.
5.1
Natuurontwikkeling
Als onderdeel van het Gooiermars vormt het natuurterrein een belangrijk kerngebied voor natte natuur. Het ontwikkelen en versterken van natte terreintypen en natuurwaarden (flora en fauna) staat centraal. De natuurlijke vegetatie van het gebied vormt hierbij een belangrijk uitgangspunt voor natuurontwikkeling. Specifiek gaat de aandacht uit naar vegetaties die van oorsprong voorkomen op de grondslag en waterhuishoudkundige situatie van het terrein. De verschillende gradiënten en grondsoorten zorgen voor een divers ruimtelijk patroon met specifieke vegetatiestructuren. Het toekomstige beheer van het terrein is afgestemd op het ontwikkelen, behouden en instandhouden van deze verschillende terrein- en vegetatietypen. Het beheren op individuele plantensoorten is in dit kader minder van belang. Gebiedsspecifieke vegetatietypen Vanuit de natuurlijke vegetatie is de ontwikkeling gericht op het voorkomen van zowel kenmerkende droge als natte grasvegetaties. Op overgangen naar water wordt ingezet op de ontwikkeling van moeras. Natuurdoeltypen gras- en hooilandontwikkeling x ontwikkelen nat schraal grasland op natte locaties in het plangebied die onder invloed staan van kwel. Het beheer is gericht op het voorkomen van kenmerkende soorten van het Dotterbloemhooiland (Dotter- en Moerasspireaverbond). Bij een vernatting van het gebied en het behoud een constante basenrijke kwelstroom kunnen er soorten van het waardevolle blauwgrasland (Biezenknoop-Pijpestrootjesverbond) tot ontwikkeling komen, x behoud en ontwikkeling droge schrale vegetatiestructuren op de dekzandrug met een open zandstructuur en droge heiden. Op overgangen naar lemige beekgronden staat de ontwikkeling van Hei-schraal graslanden (Borstelgras-verbond) centraal, x verbeteren ontwikkelingsmogelijkheden soortenrijk (nat/vochtig) grasland op de sterk bemeste gronden. Ontwikkeling kenmerkende plantensoorten van het Glanshaver-verbond. De huidige Witbolstadium kan lang aanhouden waardoor het afgraven van de toplaag wenselijk is (project Zandwetering). Natuurdoeltypen moeras- en watervegetaties x ontwikkeling natte overgangszone langs water (zone 5-10 meter) met Riet en Ruigte (Rietverbond), x vergroten ontwikkelingsmogelijkheden verlandingsvegetaties langs de natte zone en ontwikkelen moerasvegetaties met kenmerkende Zeggesoorten (Verbond der grote zegge), x plaatselijk het behouden van kenmerkende ondergedoken watervegetaties langs watergangen. Doelsoorten natuurontwikkeling Aansluitend op de Ecologische Verbindingszone Schipbeek vormt het Gooiermars inclusief het natuurterrein Graveland een potentieel leefgebied voor verschillende amfibieën (Rugstreeppad, Kamsalamander en Poelkikker), libellen (Glazenmaker) en vlinders. Als schakel tussen de Zandwetering vormt het natuurterrein Graveland een kerngebied voor bovengenoemde soorten. Het verbeteren van de terreincondities voor amfibieën, vlinders en libellen vormt een belangrijk uitgangspunt in het beheer.
Beheerplan natuurterrein Graveland
25
Gemeente Deventer, 2004
x
Handhaven bestaande natte poelzone De natte zone vormt een natuurlijk lint met natte overgangen en poelen (open wateren). Het netwerk van poelen kan een belangrijk leefgebied vormen voor verschillede amfibieën als voortplantings- en overwinteringsbiotoop. Gezien de beperkte omvang van de poelen is een gericht beheer noodzakelijk om de verlanding tegen te gaan.
x
Ontwikkelen natuurlijke overgangen Langs de randen van het Landgoed de Bannink is de huidige overgang abrupt en daarmee de natuurwaarde voor flora en fauna laag. Het voorkomen van diersoorten, zoals struweelvogels en vlinders, zijn gebaad bij geleidelijke overgangszones met kenmerkende mantel- en zoomvegetaties. De mantel vormt een overgang van struweel naar ruigtekruiden en de zoomvegetatie bestaat voornamelijk uit overjarige ruigtekruiden. Specifiek voor vlinders is het behouden van overjarige ruigtevegetaties van belang om te kunnen overwinteren.
x
Inzetten op behoud van open vegetatiestructuren op zandgronden Open vegetatiestructuren met zand en polvormige vegetaties zijn in de omgeving van Deventer beperkt aanwezig. Dit terreintypen vormt het leefgebied van veel verschillende keversoorten die zich in de “warme” bovengrond ingraven. De open vegetatiestructuur dient zoveel mogelijk behouden te blijven.
Interne en externe randvoorwaarden natuurontwikkeling Voor de ontwikkeling van specifieke terreintypes en het voorkomen van diersoorten in het natuurterrein dienen de volgende interne en externe randvoorwaarden als uitgangspunt: Interene randvoorwaarden x Gerichte beheermaatregelen pioniersoorten Riet, Lisdodde, Wilg en Els De natuurlijke successie op natte terreinen verloopt zeer spoedig. Dit betekent dat soorten, zoals Riet, Lisdodde, Wilg en Els binnen enkele jaren sterk tot ontwikkeling kunnen komen (verruiging natuurterrein). Om te voorkomen dat de pioniersvegetaties de ontwikkeling van waardevolle graslandplanten beperken dienen deze soorten door gerichte beheermaatregelen te worden onderhouden. x
Vasthouden en bufferen gebiedseigen water Kwalitatief schoon regen- en kwelwater stromen via natuurlijke geulen naar de natte zone, poelen en watergang in het gebied. Voor het ontwikkelen van natte vegetatietypes is het van belang dat het kwelwater in het gebied gebufferd wordt. De instroom van gebiedsvreemd water (voedselrijk water) dient voorkomen te worden. Het bufferen van water kan plaatsvinden door de uitstroommogelijkheden te beperken en de afstroomsnelheid te verlagen. Het laten verlanden van de natte zone (waterverbindingen) en het verhogen van de uitstroomhoogte van water naar de watergang zijn hierbij concrete beheer- en inrichtingsmaatregel.
Externe randvoorwaarden x Instandhouden van waterhuishoudkundige situatie Voorkomende terreintypes zijn gebaad bij een constante hoge grondwaterstand. Fluctuaties en peilverlaging hebben een negatieve invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van specifieke vegetatiestructuren (zoals soorten van het Dotterbloemhooiland). Het is noodzakelijk dat de huidige grondwaterstand gehandhaafd blijft (natuurlijke peilfluctuaties). Waar mogelijk is het wenselijk te streven naar een verhoging van het grondwater (vernatting natuurterrein). x
Bescherming natuurlijke kwelstroom Kwelstromen zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals neerslaghoeveelheid, infiltratie, kweldruk, etc.. Op lokaal niveau kunnen grondwerkzaamheden invloed hebben op de natuurlijke kwelstroom (vermindering uittreding kwel natuurterrein). Het handhaven en beschermen van de natuurlijke kwelstroom in de directe omgeving van het natuurterrein is essentieel voor het behoud van een waardevolle uitgangsituatie met basenrijk water.
Beheerplan natuurterrein Graveland
26
Gemeente Deventer, 2004
x
5.2
Behoud waterkwaliteit De ontwikkeling van oevervegetaties en ondergedoken watervegetaties is sterk afhankelijk van de waterkwaliteit (voedselrijkdom). Naarmate de voedselrijkdom toeneemt, zullen meer algemene soorten tot ontwikkeling kunnen komen (Liesgras, Waterpest en Draadalgen). Voor de ontwikkeling van specifieke soorten, zoals Fonteinkruiden is een goede waterkwaliteit vereist. Het tegengaan van een versnelde uitspoeling van stiksof op de sportvelden vormt hierbij een aandachtspunt.
Landschapsontwikkeling
Bij de aanleg van de nieuwbouwwijk zijn grote delen van het oorspronkelijke landschap bebouwd. In tegenstelling tot andere nieuwbouwprojecten is er bij Graveland geen duidelijke bouwgrens in het veld te onderscheiden, zoals een spoordijk, weg en/of watergang. De grens van de nieuwbouwwijk ligt in het open landschap langs oude kavelpatronen. Hierdoor is een rafelige stadsrand ontstaan met een duidelijk contrast tussen het open landschap en het stedelijke gebied. Deze overgang naar het landschap geeft de stadsrand een eigen identiteit en karakter. x
Aansluiting open landschapsbeeld Kenmerkend voor het omliggende landschap is de overgangen van open graslanden naar bospercelen. Om aan te sluiten bij dit karakteristieke beeld dient een vertroebeling van opgaande struweelbegroeiingen binnen het natuurterrein te worden voorkomen. Struweelbegroeiingen langs oorspronkelijke kavelgrenzen kunnen plaatselijk gehandhaafd blijven.
x
Herstellen open zichtrelatie naar het Gooiermars Om te voorkomen dat het natuurterrein in de toekomst een geïsoleerde liggen krijgt ten opzicht van de omgeving is het wenselijk dat de open zichtrelatie naar de omgeving wordt hersteld. Het is wenselijk om in overleg met Landgoed de Bannink de mogelijkheden te onderzoeken om de bestaande houtsingels om te vormen naar natuurlijke hagen.
x
Handhaven bestaande landschapselementen Restanten van houtsingels en solitaire bomen dienen vanuit landschappelijk oogpunt gehandhaafd te blijven. Naast een cultuurhistorische- en landschappelijke betekenis (oude landschapspatronen) zijn de landschapselementen ecologisch interessant. Bij het in verval raken van deze landschapselementen is het wenselijk de oude structuren te herstellen.
5.3
Recreatieve ontwikkeling
De stadsrand vormt een belangrijke recreatieve rol als verbinding naar het buitengebied en/of als recreatief uitloopterrein. Het benutten en ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden langs de stadsrand is een belangrijk aandachtspunt. x Handhaven betredingsverbod voor recreatieve activiteiten, Recreatief medegebruik heeft grote invloed op de natuurwaarden van een gebied. Gezien de kwetsbaarheid van het natuurterrein is het van belang dat de oorspronkelijke bufferfunctie tussen het Landgoed de Bannink en nieuwbouwwijk Graveland gehandhaafd blijft. x
Bundelen recreatieve mogelijkheden langs de randen van het natuurterrein “natuurloper” De Rombout Verhulstlaan vormt een aanknopingspunt voor het bundelen van recreatieve mogelijkheden langs het natuurterrein. Vanuit recreatief oogpunt heeft het terrein een educatieve betekenis (beeld en beleving). Om de educatieve mogelijkheden (bijvoorbeeld thema brongebied) te vergroten staat het ontwikkelen van een “natuurloper” langs de randen van het gebied centraal.
Beheerplan natuurterrein Graveland
27
Gemeente Deventer, 2004
5.4
Uitgangspunten ontwikkelingen uitbreidingslocaties
Aan de noordzijde van het natuurterrein zal het beheerareaal met circa 3 ha worden vergroot. De areaaluitbreiding vindt plaats na de realisatie van de nieuwbouwwijk Spikvoorde. Uitgangspunten voor de inrichting en het beheer van dit terrein zijn: x creëren afgesloten bufferzone met behoud van een toegang voor onderhoudmachines (schouwpad), x handhaven bestaande watergang naar de Zandwetering als uitbreiding van de poelenbiotoop voor amfibieën en het zichtbaar houden van oorspronkelijke kavelpatronen, x versterken natuurlijke overgangsgradiënten langs de watergangen van nat naar droog, x aansluiting reliëf en natuurlijke overgangen op het bestaande natuurterrein, x ontwikkelen terreintypes: rietmoeras (riet en ruigte), soortenrijk/ bloemrijk grasland (Glanshaverhooiland) en natuurlijk oevertalud (oevervegetaties), x afgraven verrijkte toplaag van het terrein als uitgangspunt voor het beperken van toekomstige beheerkosten (verschraling uitgangsituatie), x aansluiting ontwikkelingen Zandwetering (waterbering en –retentie bovenloop).
5.5
Beheerstrategie
Het beheer van het terrein dient afgestemd te zijn op het ontwikkelen en instandhouden van gewenste terreintypen, zoals deze in paragraaf 5.1 zijn opgenomen. Beheervormen Voor het ontwikkelen en instandhouden van het natuurterrein is een duidelijke beheerstrategie gewenst. Bij het uitblijven van beheermaatregelen zal het natuurterrein, door een natuurlijke successie, in een periode van 5 tot 10 jaar naar een Elzen- en wilgenbos ontwikkelen. De overeenkomstige beheervorm “niets doen” is uitgesloten omdat anders de investeringen in natuurtechnische maatregelen te niet worden gedaan. Voor het natuurterrein kunnen twee beheervormen worden ingezet: het maaibeheer (patroonbeheer) en het begrazingsbeheer (procesbeheer): x het maaibeheer gaat uit van het terugdringen van de voedselrijkdom in de bovengrond en daarmee het vergroten van de ontwikkelingsmogelijkheden van inheemse vegetaties (plantengemeenschappen), x het begrazingsbeheer zorgt voor diversiteit en plaatselijke verschillen in de vegetatiestructuur en samenstelling van het terrein. De mogelijkheid waarop de vegetatie zich kan ontwikkelen is een belangrijk aspect voor de beoordeling van bovengenoemde beheervormen. Naast de bodem en vochthuishouding heeft het beheer namelijk invloed op de soortensamenstelling van de vegetatie. Er zijn beheervormen die een toename van de voedselrijkdom veroorzaken, andere juist een afname. Over het algemeen geldt hoe voedselrijker de bodem, hoe soortenarmer de vegetatie en hoe algemener de soorten die voorkomen. Beheerintensiteit De beheerintensiteit (wanneer, frequentie en duur van de maatregelen) bepaald welke plantensoorten tot ontwikkelingen kunnen komen. Dit geldt zowel voor het maai- als begrazingsbeheer. De volgende beheerniveaus zijn te onderscheiden: Laag beheerniveau: Basis beheerniveau: Hoog beheerniveau:
begrazingsbeheer als beheervorm voor het gehele terrein met diverse en ruigere terreintypen (plaatselijk elzenbroek). gecombineerde beheervorm begrazingsbeheer van het gehele terrein en maaibeheer op natte potentierijke delen toepassen consequent maaibeheer als beheervorm met hoge potenties voor ontwikkelen van specifieke plantensoorten.
Beheerplan natuurterrein Graveland
28
Gemeente Deventer, 2004
Beheerkeuze Het dekzandgebied komt in aanmerking voor een begrazingsbeheer. Kenmerkende vegetatiesoorten van schrale terreintypes komen voor zodat een begrazingsbeheer bijdraagt aan een gevarieerde ontwikkelen. Het nat schraal grasland en het soortenrijk grasland zijn in ontwikkeling. Dit betekent dat de vegetatie door afname van voedingsstoffen in de bodem tot ontwikkeling kan komen. Het toepassen van een maai/afvoerbeheer is hierbij essentieel. Een schapenbegrazing leidt tot een verruiging van beide graslandtypen en een afname van de kweldruk in het gebied. Minder specifieke plantensoorten zullen hier tot ontwikkeling kunnen komen. De potenties voor het ontwikkelen van een waardevolle Dotterbloemhooiland met soorten van het Blauwgrasland worden met een maai/afvoerbeheer benut. Voor de aankomende jaren is toe te passen van een maaibeheer wenselijk om te komen tot een schralere uitgangsituatie voor graslandvegetaties. Voor het natuurterrein Graveland is op sectorniveau een basis beheerniveau vastgesteld (SDB, 2003) Het basis beheerniveau omvat de volgende beheervorm: e
Ontwikkelingsbeheer (tot 5 jaar): Het verhogen van de basisnatuurwaarden door gerichte maaibeheermaatregelen (verschraling) om de diversiteit en het voorkomen van waardevolle plantensoorten te stimuleren (toepassing basisrichtlijnen zoals opgenomen is in hoofdstuk 6 beheerplan). Regulier beheer (na 5e jaar): Gecombineerd maai- en begrazingsbeheer voor het instandhouden van gewenste terreintypen en vergroten van de diversiteit binnen het gebied. Enkel de meest kwetsbare terreindelen (natte schraal graslanden) worden jaarlijks eenmaal met een maaibeheer ondersteund.
Beheerplan natuurterrein Graveland
29
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland, 2004
Beheerkaart
Legenda Schonen en maaien oevervegetaties 1 keer per 2 jaar (jaalijks 50%) Maaien en afvoeren ruigte 1 keer per 2 jaar (jaarlijks 50 %) Terugzetten struweelbeplanting 1 keer per 10 jaar (cyclus elke 3 jaar 20%), Maaien en afvoeren grasvegetatie 1 keer per 2 jaar ( jaarlijks 50 %) (begrazingsbeheer 5e jaar) Jaarlijks maaien en afvoeren grasvegetatie 1 keer per jaar plekgwijs maaien en afvoeren verlandingsvegetaties 1 keer per 2 jaar gefaseerd maaien en afvoeren riet en ruigte (jaarlijks 50%) Jaarlijks maaien en afvoeren kruidenvegetatie Maaien en afvoeren grasvegetatie 2 keer per jaar met behoud Orchideëen eerste maaironde (begrazingsbeheer 5e jaar) Uitvoering beheermaatregelen Waterschap Groot Salland
0m
50
Bron : gemeente Deventer 2002
100
6
BEELD EN BEHEER
In de beheervisie voor het natuurterrein Graveland zijn ontwikkelingen aangegeven als basis voor het toekomstige beheer. In dit hoofdstuk worden deze beleidsontwikkelingen concreet uitgewerkt naar streefbeelden per terreintypen en zijn maatregelen opgenomen voor ontwikkelings- en regulier beheer. Een overzicht van alle natuur- en terreintypen zijn grafisch weergegeven op de beheerkaart. 6.1
Struweel, mantel – en zoomvegetaties
Streefbeeld Het streefbeeld bestaat uit een geleidelijke overgang van bos naar open grasland / water met struweel en ruigtekruiden. De geleidelijke overgang kenmerkt zich door twee overgangszones: de mantelzone en de zoomzone: x de mantelzone bevindt zich direct aansluitend op de overgang naar bosrijke begroeiingen. In het terrein bestaat de mantelzone uit inheems opgaande struweelbeplantingen in een zone variërend tussen de 3 en 10 meter breed. Op open plekken en onder transparante begroeiingen komen sporadisch ruigtekruiden voor. x de zoomzone kenmerkt zich door hoofdzakelijk overjarige ruigtekruiden. De zoomzone heeft een breedte variërend tussen de 3 tot 5 meter breed. De mantel- en zoomzone is vanuit ecologisch uitgangspunt (zon / schaduw, vochtig / droog en warm / koud) zeer waardevol. In het natuurterrein zullen voornamelijk natte vegetatiestructuren ontwikkelen van het Verbond der Sporken-Wilgenstruwelen. Struweel: Kruidenrijke vegetaties:
Grauwe wilg, Geoorde wilg, Sporkehout, Wilde lijsterbes, Gelderse roos, Gagel, Wilde kamperfolie en Haagwinde. Moerasspirea, Echte valeriaan, Echte koekoeksbloem, Grote wederik, Hennegras, Grote kattenstaart, Pluimzegge, Smalle stekelvaren, Koningenkruid en Kale Jonker.
Ontwikkelingsbeheer Het ontwikkelingsbeheer bestaat uit het plaatselijk ingrijpen in de natuurlijke ontwikkeling (successie) van de zoom- en mantelzone. Het beheer is gericht op het vergroten van de natuurlijke variatie (soorten leeftijdsontwikkeling) en het tegengaan van een sterke ontwikkeling van Elzen. In de zoomzone worden alle Elzen jaarlijks in september gemaaid en plaatselijk uitgestoken. Het vrijzetten van meer kritische soorten, zoals Gelderse roos en Kraakwilg en het pleksgewijs verjongen van de Elzenbegroeiing (5% van het totale oppervlak) vormt de beheerprioriteit in de mantelzone. De uitvoering van maatregelen vindt 1 keer per 2 jaar plaats in de periode september. Regulier beheer Beheerrichtlijnen mantel: Het reguliere beheer van de struweelbegroeiingen bestaat uit het 1 keer per 10 jaar gefaseerd terugzetten. Voor het behoud van dekking, schuil- en broedplekken worden de werkzaamheden 1 keer per 3 jaar (bewerkingspercentage van 20%) uitgevoerd. Vrijkomend tak- en snoeihout kunnen op richels in de mantelzone komen te liggen. Het reguliere beheer start vanaf het 7e jaar. Beheerrichtlijn zoom: Het reguliere beheer van de zoomzone vindt plaats vanaf het 4e jaar. De werkzaamheden omvatten het 1 keer per 2 jaar gefaseerd maaien en afvoeren van de vegetatie. In de praktijk betekent dit, dat jaarlijks 50 % van de vegetatie gemaaid wordt en overjarige ruigtekruiden gehandhaafd blijven. De verwerking van het vrijkomende maaisel kan op broeihopen in de zoomzone plaatsvinden.
Beheerplan natuurterrein Graveland
31
Gemeente Deventer, 2004
6.2
Droog grasland
Streefbeeld De vegetatie op de dekzandrug bestaat uit een schrale vegetatie met grassen (Bochtige smele), kruiden (Grote wolfsklauw) en kleine struikvormers (Dopheide en Struikheide). Op de meest droge en schrale pekken van de dekzandrug heeft de vegetatie een open karakter (gering vegetatiedichtheid). De vegetatiestructuur kenmerkt zich door voornamelijk polvormige plantensoorten met plaatselijk bodembedekkende mossen. Op de overgang naar de leemhoudende grond neemt de vegetatiedichtheid toe met een mengvorm van kruiden en grassen. Op de dekzandrug komen twee typen droge graslanden voor: Droge heiden De vegetatie op de droge schrale pekken van dekzandrug komt overeen met droge heiden (Struikheide, Kruipbrem- en Buntgras-verbond). Kruidensoorten
Dopheide, Stekelbrem, Bochtige smele, Schapegras, Heide spurrie, Grote wolfsklauw, Zandzegge, Schapezuring , Ruig haarmos, Klauwtjesmos, Kussentjes mos, Gaffeltand mos (verschillende mossen en korstmossen).
Hei-schraal grasland Op de overgang van schrale zandgronden naar de leemhoudende grond van het beekdal is er een smalle zone met ontwikkelingskansen voor soorten van het Hei-schraal grasland (Borstelgrasverbond). Kruidensoorten
Borstelgras, Liggend walstro, Spits havikskruid, Valkruid, Rozenkransje, Tormentil, Muizenoortje, Wilde tijm, Plat beemdgras, Viltganzerik, Buntgras, Zandblauwtje, Dwerg viltkruid, Struik- en dopheide, Genista-soorten (Klokjesgentiaan) en Orchideeën (Welriekende nachtorchis).
Regulier beheer Droge heiden Door schrale omstandigheden van de ondergrond kan het beheer beperkt blijven tot het 1 keer per 2 jaar gefaseerd maaien en afvoeren van de vegetatie. Om de variatie in vegetatieontwikkeling te bevorderen vindt het maaien van de vegetatie jaarlijks plaats (50% van de beheeroppervlakte). Verwerking van het maaisel kan binnen het plangebied op vaste broeihopen plaatsvinden. Hei-schraalgrasland: Op de overgang van de schrale zandgrond naar de leemhoudende grond is de vegetatieontwikkeling sterker. De vegetatie dient jaarlijks gemaaid en afgevoerd te worden. Het maaien van de vegetatie vindt in de maand augustus en september plaats tegelijkertijd met de maaironde van het droge heide. Het maaiafval dient buiten het plangebied verwerkt te worden.
6.3
Vochtig / nat graslanden
Streefbeeld In het terrein met een grondwatertrap II en III bestaat de vegetatie uit natte soortenrijke tot schrale graslanden met kenmerkende plantensoorten van natte zandige en lemige gronden. Op lagere delen in het plangebied met kwel staat het grondwater in natte periodes boven het maaiveld. Op deze plekken kunnen natte schrale graslanden gerealiseerd worden met kenmerkende soorten, zoals Blauwe knoop en Spaanse ruiter. Een soortenrijk grasland kan tot ontwikkeling komen langs de Zandwetering waar de oorspronkelijke bemeste toplaag gehandhaafd is gebleven.
Beheerplan natuurterrein Graveland
32
Gemeente Deventer, 2004
Nat schraal grasland Drassige schrale hooilanden op plekken met een constant hoge grondwaterstand. Kruidensoorten
Dotterbloem, Kale jonker, Wilde beltram, Gevlekte orchis, Spaanse ruiter, Blauwe knoop, Moerasrolklaver, Veelbloemige veldbies, Breedbladige orchis, Poelruit, Echte koekoeksbloem, Adderwortel, Blauwe zegge, Gewone waterbies, Kruip ganzerik en Blonde zegge.
Soortenrijk grasland Enigszins natte en voedselrijke zandgronden. Kruidensoorten
Biezenknoop, Kale jonker, Brunel, Pitrus, Echte koekoeksbloem, Veldrus, Biezeknoop, Scherpe zegge, Scherpe boterbloem, Vertakte leeuwentand, Veldlathyrus en Beemdlangbloem.
Ontwikkelingsbeheer Het ontwikkelingsbeheer is gericht op het verschralen (afname voedselrijkdom) van de bodem. Het verschralingsbeheer is van toepassing op het noordelijke deel van het plangebied waar dominante grassoorten, zoals Gestreepte witbol, de ontwikkelingsmogelijkheden van kruidenvegetaties sterk beïnvloedt. Het verschralingsbeheer bestaat in de eerste 2 tot 4 jaar uit het jaarlijks 3 keer maaien en afvoeren van de vegetatie. De eerste maaironde is afgestemd op het ontwikkelingsstadium van het Gestreepte witbol. Gestreepte witbol heeft een sterke stengelgroei vanaf de periode half mei tot begin juni. Het is van belang de vegetatie voor het einde van deze periode te maaien zodat er geen zaadvorming plaatsvindt. De locaties met orchideeën worden tijdens de eerste maaironde niet meegemaaid. De tweede maaironde vindt plaats eind juli / begin augustus nadat de orchideeën zijn uitgebloeid. De laatste maaironde is sterk afhankelijk van de vegetatieontwikkeling en de gesteldheid van het terrein (eind september tot half oktober). Regulier beheer Soortenrijk grasland Het verschralingsbeheer beëindigt als de dominante Witbol-stadium met Gestreepte witbol zichtbaar afneemt en soorten als Echte koekoeksbloem tot ontwikkeling komen. Naar verwachting zal het verschralingsbeheer een periode van 2 tot 4 jaar omvatten. Bij het reguliere beheer van het soortenrijk grasland wordt de maaifrequentie teruggebracht tot het 2 keer per jaar maaien en afvoeren van de grasvegetatie. De maatregelen vinden plaats in de periode eind juni en september. Tijdens de eerste maaironde is het van belang dat de locaties met orchideeën blijven staan. Nat schraal grasland Het beheer van de natte schrale graslanden bestaat uit het jaarlijks maaien van de vegetatie. Om sterke ontwikkeling van Lisdodde en Riet te voorkomen vindt het maaien en afvoeren van de vegetatie in de zomerperiode plaats (juli / augustus). Het maaisel dient afgevoerd en verwerkt te worden buiten het plangebied.
6.4
Oever- en moerasvegetatie
Streefbeeld De overgangen van grasland naar watergangen (natte zones) kenmerken zich door verschillende oever- en moerasvegetaties. De oevers bestaan voornamelijk uit hoog opgaande rietvegetaties (Rietverbond). Langs de moerszones (natte zone) komen echter typische natte moeras- en verlandingsvegetaties voor (Verbond der grote zeggen).
Beheerplan natuurterrein Graveland
33
Gemeente Deventer, 2004
Verlanding
Blauw glidkruid, Watermunt, Leverkruid, Zegges (moeras-, pluim- en scherpe zegge), Gewone Wederik, Blauwe zegge, Biezenknoop, Moeraswalstro, Wateraardbei, Moerasandoorn en Waternavel.
Oevervegetaties
Gele Lis, Riet, Echte valeriaan, Moerasspirea, Grote egelskop, Moeraslathyrus, Grote kattenstaart, Moeras-andoorn, Moeraswolfsmelk, Wilgenroosje, Koningenkruid en Waterweegbree.
Regulier beheer Oevervegetaties Het maaibeheer van de oevervegetatie vindt gefaseerd 1 keer per 2 jaar plaats in oktober. Door het jaarlijks maaien van 50% van de oevervegetaties blijven overjarige riet- en ruigtevegetaties gehandhaafd. Verwerking van het maaisel dient buiten het plangebied te gebeuren. Verlanding en moeras Om te voorkomen dat Lisdodde en Riet sterk tot ontwikkeling kunnen komen wordt er jaarlijks in juli gemaaid. Op delen waar een verlanding plaatsvindt, is geen beheer noodzakelijk.
6.5
Poel
Streefbeeld Langs de randen van de poelen komen verschillende moeras- en rietsoorten (zie soorten oevervegetaties). Hooguit 25 % van het totale wateroppervlak mag begroeien met vegetaties. De Kleine watersalamander, Kamsalamander en de Middelste groene kikker zijn doelsoorten. Regulier beheer Het beheer is voornamelijk gericht op het tegengaan van een verlanding door oevervegetaties. Het jaarlijks schonen en verwijderen van de vegetatie (september/oktober) langs de randen voorkomt de ontwikkeling van een dikke modderlaag. Het baggeren van de modderlaag (baggerbeugel) vindt een keer per 10 jaar plaats in de maanden juli/ augustus. Om het poelmilieu minimaal te verstoren worden beide maatregel in fasen uitgevoerd.
6.6
Open water
Streefbeeld Open water met een doorstromende waterfunctie. Hier en daar komen verschillende ondergedoken waterplanten voor van voedselrijkere wateren (Verbond der kleine Fonteinkruiden). Waterplanten:
Gekroesd fonteinkruid, Tenger fonteinkruid, Brede waterpest en Smalle waterpest, Gele plomp, Pijlkruid, Egelskop en Stijve waterranonkel.
Regulier beheer Het reguliere beheer vindt plaats door het Waterschap Groot Salland en bestaat uit het jaarlijks schonen van de watergang in de periode augustus / september. Het verwerken van het slootafval vindt buiten het gebied plaats.
Beheerplan natuurterrein Graveland
34
Gemeente Deventer, 2004
7
UITVOERING EN BEHEERKOSTEN
In dit hoofdstuk is een uitvoeringsprogramma uitgewerkt met maatregelen en kosten voor het regulieren ontwikkelingsbeheer. In paragraaf 7.2 wordt ingegaan op het monitoringsprogramma, waarmee de vegetatie- en gebiedsontwikkeling van het natuurterrein vastgelegd kan worden. Het beheer dient afgestemd te zijn op de ontwikkeling van het natuurterrein. 7.1
Ontwikkelings- en meerjarenprogramma beheer
Tabel 1, Uitvoeringsprogramma ontwikkelingsbeheer Maatregelen
Periode Jan. Feb. maa apr
Mei
Jun
Jul
aug
sep
okt
nov
dec
Mei
Jun
Jul
aug
sep
okt
nov
dec
Mantel- en zoomvegetatie Terugzetten Elzen mantel Terugzetten Elzen zoom Soortenrijk grasland Verschralingsbeheer Geheel plangebied Opschonen terrein (afval) Tabel 2, Uitvoeringsprogramma regulier beheer Maatregelen
Periode Jan. feb.
maa apr
Struweel Terugzetten beplanting Mantel- en zoomvegetatie Terugzetten struweel Maaien zoomvegetatie Droog grasland (droge heide) Maaien en afvoeren Hei-schraal grasland Maaien en afvoeren Soortenrijk grasland Maaien en afvoeren Nat schraal grasland Maaien en afvoeren Verlandings- en moerasvegetatie Maaien moerasvegetatie Riet en ruigte
Maaien oevervegetatie Poel Baggeren Schonen Open water Schonen* Geheel plangebied Opschonen terrein (afval) * uitvoering werkzaamheden waterschap Groot Salland
Beheerplan natuurterrein Graveland
35
Gemeente Deventer, 2004
Tabel 3, Meerjarenplanning ontwikkelingsbeheer Maatregelen
Periode 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Mantel- en zoomvegetatie Terugzetten Elzen mantel Terugzetten Elzen zoom Soortenrijk grasland Verschralingsbeheer Geheel plangebied Opschonen terrein (afval) Tabel 4, Meerjarenplanning regulier beheer Maatregelen
Periode 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Struweel Terugzetten beplanting Mantel- en zoomvegetatie Terugzetten struweel Maaien zoomvegetatie Droog grasland (droge heide) Maaien en afvoeren Hei-schraal grasland Maaien en afvoeren Soortenrijk grasland Maaien en afvoeren Nat schraal grasland Maaien en afvoeren Verlandings- en moerasvegetatie Maaien moerasvegetatie Riet en ruigte Maaien oevervegetatie Poel Baggeren Schonen Open water Schonen* Geheel plangebied Opschonen terrein (afval) * uitvoering werkzaamheden waterschap Groot Salland Toelichting meerjarenplanning Uitvoering maatregelen gefaseerd Uitvoering maatregel één keer per jaar Uitvoering beheermaatregel meerdere keren per jaar 2007 Overweging begrazingsbeheer natuurterrein Graveland
Beheerplan natuurterrein Graveland
36
Gemeente Deventer, 2004
7.2
Monitoring natuurontwikkeling
Het monitoren houdt in dat voor een bepaalde periode de natuurlijke ontwikkeling van flora en fauna in een gebied worden geobserveerd en vastgelegd. De resultaten uit een monitoring zijn toe te passen om beheerdoelstellingen te toetsen en effectief te sturen in natuurlijke ontwikkeling. In het natuurterrein vormt het monitoren een belangrijk onderdeel in het jaarlijkse beheer. De bevindingen uit de monitoring kunnen leiden tot het bijstellen van beheermaatregelen en –doelstellingen indien de natuurdoeltypen afwijken van het uiteindelijke gedefinieerde streefbeeld. De jaarlijkse monitoring zal uitgevoerd worden door KNNV. De daaruit voortkomende gegevens worden jaarlijks door gemeente Deventer in een GIS verwerkt. Monitoring plantensoorten (flora) Het monitoren van vegetatietypen en -structuren houdt in dat gekeken wordt welke plantensoorten in een terrein voorkomen. Belangrijk is hierbij te beoordelen of er specifieke verschuivingen optreden in het voorkomen van plantensoorten (indicatorsoorten). Als basis voor de monitoring van het terrein heeft KNNV aangegeven eerst een vegetatiekaart op te willen stellen. De vegetatiekaart geeft aan welke plantensoorten per terreineenheid voorkomen. Uiteindelijk vindt er per terreineenheid een indeling plaats naar plantengemeenschappen. De vegetatiekaart vormt het referentiekader waarop jaarlijkse ontwikkeling van planten en vegetatiestructuren in het veld getoetst en in kaart gebracht kunnen worden. De jaarlijkse monitoring vindt plaats met behulp van vaste punten die jaarlijks op basis van een vaste referentielijn getraceerd kunnen worden. Dit heeft als voordeel dat er geen piketten in het terrein noodzakelijk zijn die de uitvoering van het beheer kunnen beïnvloeden. Monitoring diersoorten (Fauna) Het monitoren op het voorkomen van dieren heeft als doel te beoordelen of er veranderingen waar te nemen zijn in populaties (toename, afname en voorkomen specifieke diersoorten). Vanuit de potenties van het gebied is het aan te bevelen enkel de diersoorten van natte omgevingsbiotopen te monitoren. Amfibieën De beste periode om amfibieën te monitoren is in de voortplantingsperiode van amfibieën, de maand maart tot juni. In deze periode is het wenselijk om minimaal 2 keer de poelen na te lopen op het voorkomen van kikkervisjes (determineren). Libellen en vlinders Het monitoren vindt minimaal 3 keer per jaar plaats in de periode mei, eind juni, eind juli en/of augustus. Tijdens het monitoren wordt een vaste route gewandeld langs een afwisselden gebied met terreintypen, zoals struweel, mantel/zoom en grasland. Voor het monteren van diersoorten zal een externe organisatie worden ingezet/ gezocht.
Beheerplan natuurterrein Graveland
37
Gemeente Deventer, 2004
7.3
Kosten ontwikkelings- en regulier beheer
In tabel 5 zijn de kosten voor het ontwikkelings- en regulier beheer voor de aankomende 10 jaar uitgewerkt. Een toelichting op de onderhoudsnormen en beheerkosten per beheergroep is opgenomen in Bijlage III van het rapport. Tabel 5, Beheer- en onderhoudskosten Jaar*
*
Ontwikkelingsbeheer**
Regulierbeheer **
Stortkosten Maaisel***
Overige kosten**** (+/-15 %)
Kosten jaarlijkse monitoring
Totale kosten Per jaar
2004
€ 3.850,-
€ 6.300,-
€ 1.150,-
€ 1.550,-
€ 1.250,-
€ 14.100,-
2005
€ 3.850,-
€ 6.300,-
€ 1.150,-
€ 1.550,-
€ 750,-
€ 13.600,-
2006
€ 3.850,-
€ 6.300,-
€ 1.150,-
€ 1.550,-
€ 750,-
€ 13.600,-
2007
€ 275,-
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.400,-
€ 750,-
€ 12.375,-
2008
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
2009
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
2010
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
2011
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
2012
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
2013
€ 9.000,-
€ 950,-
€ 1.350,-
€ 750,-
€ 12.050,-
Alle bedragen zijn exclusief BTW
** Inclusief extra beheertoeslag begaanbaarheid terrein en transport(8%) *** Indicatief op basis van huidige verwerking binnen de gemeente en afname maaisel (ton ds/ha), **** Aansturing (1%), toezicht (4%) en bestek (10%)
Beheerplan natuurterrein Graveland
38
Gemeente Deventer, 2004
LITERATUUR Provincie Overijssel , Natuurgebiedsplan / Beheersgebiedsplan Salland, Zwolle, 2002 Parklaan, Het Verhaal van het Water, Ontwikkelingsvisie voor de Zandwetering bij Deventer, Deventer, 2001 Dienst Milieu & Stadsbeheer, Groenstructuurplan, Deventer, 1992 Dienst Milieu & Stadsbeheer, Deventer Natuurlijk, Groenvisie gemeente Deventer, Deventer, 1991 Bal, Beije Hoogeveen, Jansen en Reest, Handboek natuurdoeltypen in Nederland, Informatie- en kenniscentrum Natuurbeheer, Wageningen, 1995 Den Held, Beknopt overzicht van Nederlandse Plantengemeenschappen, KNNV, 1991 Stotelder, van Dort, Schaminee en Smits, Beheer van Bosranden, KNNV, 1999 Bax, Schippers, Ontwikkelingen van Botanisch waardevolle graslanden, Informatie- en kenniscentrum Natuurbeheer, Wageningen, 1999
Beheerplan natuurterrein Graveland
39
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
40
Gemeente Deventer, 2004
BIJLAGE
Beheerplan natuurterrein Graveland
41
Gemeente Deventer, 2004
Beheerplan natuurterrein Graveland
42
Gemeente Deventer, 2004
BIJLAGE I
BEOOGDE BEHEER- EN NATUURDOELTYPEN
Interne beheerdoelstellingen Gemeentelijke beheeruitgangspunten (bron: J. van der Waarde, 1999) Het voorgenomen beheer voor het terrein is divers en verschilt per plek. De toegepaste beheermaatregelen moeten het diverse karakter van het terrein verhogen zodat de natuurwaarde in de tijd zal toenemen. Belangrijke beheeruitgangspunten: x begroeiing dient gedurende de verschillende seizoenen gevarieerd te blijven in lengte en groeistadium, x natuurvriendelijk beheer zonder het toepassen van herbiciden, x het afkomend maaisel, kan voor zover mogelijk, een ecologische functie krijgen. Het pleksgewijs verwerken van maaisel in relatief ruige vegetaties en bosrand (broeihopen voor Ringslang) behoort hierbij tot de mogelijkheden, x verwerking overtollig groenafval dient zoveel mogelijk buiten het terrein plaats te vinden, x toepassen van beheermachines zo mogelijk met afbreekbare oliën en vetten, x spontane en natuurlijke ontwikkeling terreintypen. Tabel 6, Natuurdoeltypen
Typen Land
Water / oever
Doeltypen Struweel en opslag Zoom en ruig grasland Hooi- en schraal (ijl) grasland Kort grasland Open water Waterplanten Oeverplanten en hooilanden Verlanding
Opp. 70 are 140 are 225 are 25 are 10 are 10 are 20 are 5 are
Struweel en opslag Het struweel zal zich voor het grootste gedeelte natuurlijk ontwikkelen. Bij de aanleg van het terrein zijn er inheemse struiken aangeplant die zich naar verwachting niet spontaan zullen vestigen (Ecoplan,1999). Het gaat hierbij om soorten die van naturen voorkomen in het gebied maar door zeldzaamheid zich minder snel zullen vestigen*. Soorten die na de uitvoering van natuurtechnische maatregelen zijn aangeplant, zijn: x Wegedoorn (zeer zeldzaam en/of op veel plaatsen verdwenen), x Ruwe viltroos (vrij zeldzaam, sommige soorten op veel plaatsen achteruitgaand), x Egelantier (zeldzaam en/of op veel plaatsen verdwenen), x Kraakwilg (algemeen tot zeer algemeen, sommige op een aantal plaatsen verdwenen), x Bittere Wilg (vrij algemeen tot algemeen, sommige op veel plaatsen achteruitgaand), x Gelderse roos (vrij zeldzaam, sommige op veel plaatsen verdwenen achteruitgaand). * De inheemse struiken zullen zich niet allemaal kunnen handhaven (natte ondergrond) en zekere niet in de aangeplante verhoudingen (KNNV, 2002). Graslandvegetaties (Hooi- en schraal (ijl) grasland) Op plekken in het natuurterrein waar de bovengrond is afgegraven, is de ontwikkeling van inheemse kruidenvegetaties gestimuleerd door inheems zaadmateriaal te verspreiden (enten). Voor het enten van zaad is gebruikt gemaakt van een bloemrijk maaisel afkomstig van Korenburgerveen (10 kuub), Stroothuizen (5 kuub) en van Hemmen (2 Kuub). Het bloemrijk maaisel is afkomstig op plekken die overeenkomen met de natuurlijke groeiplaatsomstandigheden van het plangebied.
Beheerplan natuurterrein Graveland
43
Gemeente Deventer, 2004
Extern beheervoorstel Beheervoorstel KNNV, IVN, Stichting Natuur Anders, Landgoed de Bannink en Deventer bomenstichting (Beheervoorstel, 2000): Het streefbeeld voor het toekomstige beheer van het natuurterrein Graveland dient een open weide- en moerasgebied te zijn met enkele droge enclaves waar ruimte is voor spontane ontwikkeling van zowel vegetatie als bijbehorende fauna. Belangrijke beheeruitgangspunten: x behoud kleine oppervlakte met houtopslag (Wilg en Els), x in standhouden van de kruidachtige fase in de successie, x ontwikkeling zoom- en mantelvegetaties langs randen van De Bannink, x spontane processen geven het gebied zijn begroeiing, x vastleggen vaste maairoutes en maaien en afvoeren met lichte machines, x maaitijdstip en frequentie afstemmen op vegetatieontwikkeling, x slootmaaisel dient buiten het plangebied verwerkt te worden, x vastleggen vegetatieontwikkeling met behulp van monitoringsonderzoek door verenigingen. Beheerresultaten 1999 tot 2002 Het beheer is in deze periode uitgevoerd door Ecoplan. De maatregelen die plaats hebben gevonden bestaan uit het gefaseerd maaien van grazige vegetatie. De maaiwerkzaamheden zijn in drie periode uitgevoerd waarbij de nadruk ligt op het maaien in het najaar: april (30%), juni (10%) en augustus/ september (60%). Voor de fasering is gebruik gemaakt van de volgende bewerkingspercentage per doeltypen: Zoom en ruig grasland (30%), Hooi- en schraal (ijl) grasland (50%), Kort grasland (5 %), Waterplanten (20%), Oeverplanten (25%) en verlanding (10%). Het beheer voor de ontwikkeling van korte en grazige vegetaties bestaat uit het 5% van de graslandvegetatie twee keer per jaar maaien en 5% één keer per twee jaar. De beheerwerkzaamheden in 2002 omvatten het selectief maaien van ruigtes (grasland) en het maaien van elzen- en wilgenopslag langs bosrand en open watertjes. Vrijkomende grasmaaisel zal op hopen in de bosrand verwerkt worden. De uitvoering van de beheerwerkzaamheden vindt plaats door Stichting Natuur Anders en Ecoplan. Resultaten uitvoering beheermaatregelen 1999/2001 (Ecoplan ,2002) x aandachtspunt vormt de insporing van het terrein. In de periode juni was de draagkracht van het bestaande (niet afgegraven) terrein voldoende voor het gebruik van wat grotere machines. De insporing van het lager en natte terrein kan enkel worden voorkomen door het gebruik van kleinere machines (kosten intensief), x uit het maaibeheer met grotere machines blijkt dat er minder adequaat gereageerd kan worden op verschillen in de vegetatiestructuur. Met het maaibeheer met een éénasser gaat er minder verloren, x uitvoering van het maaibeheer in mei heeft de voorkeur boven juni omdat in de periode minder interessante soorten bloeien en planten die afgemaaid zijn nog tijd genoeg hebben op weer tot bloei te komen, x de uitvoering van beheermaatregelen vraagt om een machinist met kennis van plantensoorten.
Beheerplan natuurterrein Graveland
44
Gemeente Deventer, 2004
BIJLAGE II
BEHEERVORMEN
Begrazing (procesbeheer) Het begrazingsbeheer houdt in dat dieren ingezet worden voor het begrazen van de vegetatie. Afhankelijk van het beheerareaal en het terreintypen zijn dit paarden, koeien, geiten en/of schapen. Voor het natuurterrein komen geiten en/of schapen in aanmerking voor het begrazings-beheer vanwege het geringe beheerareaal en de beperkte draagkracht van natte gronden. De voorkeur gaat uit om geiten voor het beheer te gebruiken omdat deze ook struweelbegroeiingen en kleine bomen begrazen. Invloed ontwikkelingsmogelijkheden gebied Het begrazingsbeheer zorgt voor een gevarieerde vegetatiestructuur in het gebied. Een geiten- en schapenbegrazing zorgt voor een differentiatie in leeftijdontwikkelingen van vegetaties. Daarnaast komen voedingsstoffen in de grond, bijvoorbeeld uitwerpselen, gefaseerd beschikbaar. Over het algemeen ontstaat er bij een begrazingsbeheer op een voedselrijke grond een ruigere vegetatie met veel grasachtige soorten en ruigtekruiden. Op plekken met een schrale ondergrond blijft de vegetatie met kenmerkende terreintypes gehandhaafd. Voordelen x ontwikkeling sterke gevarieerde vegetatiestructuur door pleksgewijze begrazing en bemesting (indien er geen sprake is van een hoge begrazingsduk), x activering van het bodemleven door afbraak plantenresten en plaatselijke bemesting, x hoog percentage overblijvende vegetaties waarvan vlinders en andere insecten kunnen profiteren (schuilmogelijkheden kleine diersoorten en overwinteringsplekken), x relatief lage beheerkosten natuurterrein ( € 350,- per ha/jr), x voor struweelbegroeiingen zoals houtsingels, mantel- en zoomvegetaties is geen apart beheer noodzakelijk bij het toepassen van een geitenbegrazing, x dieren hebben een aantrekkingskracht op mensen waardoor het recreatief en educatief karakter van het gebied wordt versterkt (kijken vanaf de natuurloper). Nadelen x plaatsing afrastering voor het inscharen schapen en/of geiten (eenmalige kosten € 6.500,-), x jaarlijks controleren en uitvoeren van onderhoud langs de afrastering is noodzakelijk, x de afrastering vormt een barrière voor herten die vanuit Landgoed de Bannink het natuurterrein willen betreden. x toezicht en controle op gezondheid schapen en/of geiten, x in natte gebieden zijn runderen minder goed toepasbaar (hoefziekten e.d.), x de dieren zijn selectief met begrazing en zullen enkel het soortenrijk grasland beweiden (sappig gras) met als gevolg dat de meest waardevolle kwellocaties (dotterbloemhooiland) met elzen dichtgroeien (struweelontwikkeling), x er vindt geen verschraling plaats op relatief voedselrijke plekken waardoor een ruigere vegetatiestructuur tot ontwikkeling komt (floristisch minder waardevol), x verdichting bodemstructuur voornamelijk in het natte gedeelten van het natuurterrein, x het gebied is relatief klein als begrazingseenheid, dit betekent dat een jaarrond begrazing is uitgesloten zonder bij te voeren en dat de begrazingsdruk op het gebied groot is (zie ook bij schapenbegrazing bij de Oude Oxersteeg),
Beheerplan natuurterrein Graveland
45
Gemeente Deventer, 2004
Maaibeheer (patroonbeheer) Het maaibeheer bestaat uit het machinaal maaien van de vegetatie volgens het klepelbeheer of het maai/afvoerbeheer. Bij het klepelbeheer blijft het maaisel achter in het gebied en treedt er een verrijking op in bovengrond. Het klepelbeheer past niet binnen de doelstellingen van het plan en is daarom niet geschikt om toe te passen in het natuurterrein. Bij het maai/ afvoerbeheer wordt de vegetatie afgevoerd volgens het hooilandbeheer. Dit houdt in dat de vegetatie na het maaien 5 tot 7 dagen blijft liggen en in een tweede werkgang wordt afgevoerd. Zaden kunnen in het maaisel rijpen en blijven achter in het natuurterrein. Invloed ontwikkelingsmogelijkheden gebied Het maaibeheer (maai/afvoerbeheer) vormt een goed uitgangspunt voor het ontwikkelen van gewenste terreintypes en het instandhouden van kwetsbare vegetaties. Door het afvoeren van het maaisel kan op delen met een grazige vegetatiestructuur (voedselrijkere gronden) een verschraling plaatsvinden van de bovengrond waardoor op termijn een relatief schrale vegetatietypen kan ontwikkelen. Voordelen x afname voedingstoffen uit de bovengrond (verschraling en instandhouding van de voedingsstoffenbalans in de bodem), x afstemming mogelijk van maaitijdstip op de ontwikkeling van gewenste planten- en diersoorten en/of het voorkomen van bijzondere diersoorten, zoals vlinders, x mogelijkheid voor het instandhouden van schrale vegetatiestructuren. Nadelen x relatief homogene vegetatieontwikkeling, x kans op bodemverdichting bij het gebruik van zwaardere machines, x relatief kostbare beheermaatregel door het afvoeren van de vegetatie en het inzetten van kleinere machines i.v.m. de draagkracht bovengrond (€ 1800,- per ha/jr ) x struweelbegroeiingen (struweel, mantel- en zoomvegetaties) moeten apart worden onderhouden (extra beheerinspanning).
Beheerplan natuurterrein Graveland
46
Gemeente Deventer, 2004
BIJLAGE III
SPECIFICATIE ONDERHOUDSNORMEN EN BEHEERKOSTEN
Beheernormen Maatregelen beheergroep
Werkzaamheden specifiek
Kosten per eenheid*
Bron
Bosmaaier, 75 tot 100% dekkingspercentage Maaien 2- asser, schudden, wiersen, oprapen en < 5 ton per ha
€ 0,65 / m2
SBB
€ 0,12 / m2
Gradiënt
€ 0,13 / m2
Gradiënt
€ 0,20 / m2
SBB
Maaien riet en ruigte
Maaien 2-asser, schudden, wiersen, oprapen en > 5 ton per ha Bosmaaier, verzamelen en verwerking broeihopen Maaien 2-asser en afvoeren
€ 0,30 / m2
Gradiënt
Baggeren poel
Baggerbeugel
€ 1,85 / m2
Ervaring
Schonen poel
Handkracht (zeis) maaien en afvoeren ruigte Rapen en afvoeren afvalmaterialen
€ 1,00 / m2
SBB
€ 0,005 / m2
GWW
Maaien 2-asser, schudden, wiersen, oprapen en > 5 ton per ha
€ 0,15 / m2
Gradiënt
Uitmaaien met bosmaaier
€ 0,20 / m2
SBB
Rooien en afvoeren bedekkingsgraad 25 % tot 50%
€ 0,075 / m2
SBB
Begrazing schapen
Koppel schapen
€ 150,- / ha
Groenwerk
Aanbrengen schapenraster
Plaatsen palen en raster
€ 7,50 / m1
SBB
Aanbrengen poort
Plaatsen hekwerk
€ 300,- / st
SBB
Onderhoud hekwerken
Nalopen en herstellen
€ 1,50 / m1
Beheer op Orde
Regulierbeheer Afzetten en op rillen zetten struiketage Maaien-afvoeren Droog grasland / hei-schraal grasland /nat grasland Maaien en afvoeren soortenrijk grasland Maaien zoomvegetatie
Opschonen terrein
Ontwikkelingsbeheer Verschralingsbeheer (maaien en afvoeren) soortenrijk grasland Terugzetten elzen en ruigtekruiden in mantelzone Verwijderen elzenopslag Alternatieve beheermethode
* normkosten prijspeil 2002 (exclusief BTW en uitvoeringskosten)
Beheerplan natuurterrein Graveland
47
Gemeente Deventer, 2004
Kosten aspecten Beheergroep
Maatregelen
Kosten per eenheid*
Freqeuntie
HoeveelHeid (M2)
(keer)
Bewerkingsper centage (%)
Ton maaisel per keer
Kosten**
Regulier beheer Mantel/ zoom (Struweel)
Ruigte
Afzetten en op rillen zetten struiketage
€ 0,65 / m2
0.5
20
1820
€ 120,-
Maaien zoomvegetatie verwerking broeihopen Maaien ruigte
€ 0,20 / m2
1
50
3158
€ 320,-
€ 0,20 / m2
2
50
1390
€ 275,-
Droge Heide 4 ton / ha Hei-schraal grasland 5 ton / ha Nat schraalgrasland 5 ton / ha Soortenrijk grasland 7 ton / ha Riet en Ruigte Moeraszone
Maaien-afvoeren Droog grasland Maaien-afvoeren hei-schraal grasland
€ 0,12 / m2
1
50
4301
1,75
€ 260,-
€ 0,12 / m2
1
100
4376
2,20
€ 525,-
Nat-grasland
€ 0,12 / m2
1
100
8138
4,10
€ 980,-
Maaien en afvoeren soortenrijk grasland
€ 0,13 / m2
2
100
9319
6,50
€ 2.425,-
Maaien riet en ruigte
€ 0,30 / m2
1
50
5348
€ 800,-
Maaien riet en ruigte
€ 0,30 / m2
1
50
5729
€ 860,-
Poel
Baggeren poel
€ 1,85 / m2
0.3
30
1170
€ 195,-
Schonen poel
€ 1,00 / m2
1
50
2925
€ 1.465,-
Verwijderen afval en opschonen terrein
€ 0,005 / m2
1
25
46500
€ 0,15 / m2
3
75
9319
€ 0,20 / m2
0.5
75
1355
€ 105,-
€ 0,075 / m2
1
50
3158
€ 120,-
€ 0,005 / m2
3
25
46500
€ 175,-
Alternatieve beheermethode Begrazing schapen
€ 100,- /ha
1
100
46500
€ 465,-
Plaatsing raster
€ 7,50 / m1
1
100
750
Plaatsing hekwerk
€ 300,- / st
1
100
2
Onderhoud hekwerk
€ 1,50 / m1
1
100
750
Plangebied
€ 60,-
Ontwikkelingsbeheer Soortenrijk grasland 8 ton / ha Mantel Zoom Plangebied
Alle terreintypen
Verschralingsbeheer (maaien en afvoeren) soortenrijk grasland Terugzetten elzen en ruigtekruiden in mantelzone Verwijderen elzenopslag Verwijderen afval en opschonen terrein
7,45
€ 3.145,-
€ 5.625,€ 600,€ 1.125,-
* normkosten prijspeil 2002 (exclusief BTW en uitvoeringskosten) ** exclusief stortkosten en transport
Beheerplan natuurterrein Graveland
48
Gemeente Deventer, 2004