‘Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer’ Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek
COLOFON
Titel: ‘Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer’ Subtitel: Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek Projectcode: 07110 Status: Eindrapportage Datum: Juni 2008 Auteurs: drs. E. van Maanen & ing. M. Hoksberg Veld- en bureauonderzoek: drs. E. van Maanen & ing. M. Hoksberg Projectleiding: drs. E. van Maanen
Opdrachtgever: Landschap Overijssel met financiering van de Provincie Overijssel en Gemeente Deventer Begeleiding: Dhr. M. Zekhuis (Landschap Overijssel) Dhr. R. Hoeve (Provincie Overijssel) Dhr. F. Leenen (Gemeente Deventer) Dhr. E. Lam (Gemeente Deventer)
Uitvoering: EcoGroen Advies BV Postbus 625 8000 AP Zwolle
T: 038 423 64 64 F: 038 423 64 65 I: www.ecogroen.nl
Citeren: © EcoGroen Advies (2008)
Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron:
Maanen, E. van & M. Hoksberg (2008). Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer. Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek. Rapport 07-110. EcoGroen Advies, Zwolle.
DANKWOORD Veel dank voor de prettige samenwerking gaat uit naar Mark Zekhuis (Landschap Overijssel), Roel Hoeve (Provincie Overijssel), Gerard Müskens (Alterra), Frank Leenen (Gemeente Deventer), Jacqueline van de Bosch (Gemeente Deventer) en Erik Lam (Gemeente Deventer). Mark de Wever wordt bedankt voor het mogen gebruiken van zijn afstudeerscriptie. De heer N. Wulterkens uit Diepenveen wordt zeer bedankt voor het aanleveren van krantenknipsels over steenmarters in Deventer. Dank ook aan de heer H. Spieker en de familie Steffin uit Deventer voor het gebruik van hun foto’s. De foto van de heer Spieker siert de voorkant van dit rapport. De families Olthof (Schalkhaar), Steffin (Colmschate) en Van Zanten (Colmschate) worden zeer bedankt voor hun gastvrijheid bij de interviews over hun ‘huismarters’. Maarten Kaales (Gemeente Zwolle), Jeroen Langendoen (Gemeente Doetinchem), André Kaper (Stichting Landschapsbeheer Gelderland) en Daniël Tuitert leverde informatie, feedback en inzichten, waarvoor dank. Peter Lina gaf zijn deskundig advies over het juridische onderdeel en trakteerde daarbij ook nog op een rondleiding in de collectie van Naturalis in Leiden, met lunch; dank je wel Peter! Many thanks to Dr. Jan Herr from Luxembourg (and the Department of Biology and Environmental Science, University of Sussex, Brighton, UK) and Dr. Beate Ludwig from Germany (Arbeitskreis Wildbiologie) for their very useful and instrumental information and photo’s, and interest in this work. Tenslotte, hartelijk dank aan alle respondenten.
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding ................................................................................................................................ 1 1.1 Aanleiding, kader en vraagstelling .................................................................................... 1 1.2 Doelstelling .................................................................................................................... 2 1.3 Opdrachtgever en financiering.......................................................................................... 2 2 Werkwijze .............................................................................................................................. 3 2.1 Algemeen ...................................................................................................................... 3 2.2 Enquête ........................................................................................................................ 3 2.3 Steenmarter en de Flora- en faunawet............................................................................... 4 2.4 Raadpleging van deskundigen ......................................................................................... 4 2.5 Overzicht steenmarterecologie ......................................................................................... 4 3 Wettelijke bescherming van de steenmarter ................................................................................ 5 3.1 Beschermingsstatus algemeen ......................................................................................... 5 3.2 Steenmarter en de Flora- en faunawet............................................................................... 5 3.3 Besluit beheer en schadebestrijding dieren ........................................................................ 6 3.4 Aansprakelijkheid en schadevergoeding? .......................................................................... 7 3.5 Gemeente als meld- en behandelpunt klachten beschermde dieren ...................................... 7 3.5 Steenmarter en Woningwet .............................................................................................. 9 4 Biologie en Ecologie van de steenmarter .................................................................................. 11 4.1 Herkenning .................................................................................................................. 11 4.2 Sporen van aanwezigheid .............................................................................................. 13 4.3 Habitat- en terreingebruik .............................................................................................. 14 4.4 Voedselecologie ........................................................................................................... 17 4.5 Activiteit ...................................................................................................................... 17 4.6 Voortplanting ............................................................................................................... 18 4.7 Populatiedynamiek ....................................................................................................... 19 4.8 Verspreiding ................................................................................................................ 20 5 De Steenmarter in Deventer: voorkomen en problemen .............................................................. 23 5.1 Wilde dieren in de stad .................................................................................................. 23 5.2 De Steenmarter in Overijssel en Deventer ....................................................................... 24 5.3 Overlast en schade door steenmarters ............................................................................ 27 5.4 Waardering voor de Steenmarter in Deventer ................................................................... 36 5.5 Aanpak steenmarterperikelen in Deventer tot dusver ......................................................... 36 5.6 Conclusie steenmarterproblematiek Deventer .................................................................. 36 6 Methoden en richtlijnen voor behandeling van steenmarterproblemen........................................... 39 6.1 Het weren van huismarters ............................................................................................ 39 6.2 Verantwoord behandelen van huismarterproblemen .......................................................... 41 6.3 Het weren van automarters ............................................................................................ 43 6.4 Het weren van roofmarters ............................................................................................. 45 6.5 Lapmiddelen die amper of niet werken ............................................................................ 45 7 Beschermende maatregelen voor de Steenmarter ..................................................................... 47 7.1 Alternatieve huisvesting voor de Steenmarter ................................................................... 47 7.2 Gedogen en beheren .................................................................................................... 49 7.3 Natuurlijker groenstructuren ........................................................................................... 49 8 Werkwijze oplossen van steenmarterproblemen door de gemeente .............................................. 51 8.1 Gemeentelijk faunaloket ................................................................................................ 51 8.2 Toelichtingen protocol oplossen steenmarterproblemen .................................................... 51
8.3 8.4 8.5
Gebruik van de ontheffing Flora- en faunawet artikel 68 ..................................................... 59 Het wijder oplossen van steenmarterproblemen ............................................................... 59 Overige zaken .............................................................................................................. 61
9 Aanbevelingen ..................................................................................................................... 63 10 Geraadpleegde bronnen ........................................................................................................ 65 11 Nuttige adressen .................................................................................................................. 67
Bijlagen I .................................................. Checklist voor het herkennen van steenmarters en steenmarterproblemen II ......................................... Verspreiding steenmarters en problemen in de Gemeente Deventer 2006-2007 III ..................................................................................................... Bloemlezing van reacties op de enquête
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding, kader en vraagstelling De Steenmarter is een klein tot middelgroot roofdier die in Nederland is beschermd. Het dier is de afgelopen jaren regelmatig in het nieuws vanwege zijn opmars in de steden en dorpen van Oost- en Zuid-Nederland, vooral daar waar hij overlast en schade veroorzaakt. Ook in de Hanzesteden langs de IJssel - bekend zijn inmiddels Doesburg, Zutphen, Deventer en Zwolle - en de omliggende dorpen, is de marterachtige sinds een tiental jaren een begrip en zorgt er tegenwoordig voor beroering. De waardering voor de Steenmarter onder de mensen kan inmiddels variëren van sympathie, tolerantie of uitgesproken vijandigheid. Er wordt zelfs gesproken van een ‘marterplaag’. Hoe het beste met de marters kan worden omgegaan of samengeleefd is de hamvraag die door zowel burgers als overheden wordt gesteld. Dit vormt de kern van het vraagstuk die door de Provincie Overijssel en Gemeente Deventer via Landschap Overijssel aan EcoGroen Advies is voorgelegd. Ter beantwoording worden de volgende zaken belicht.
Handreiking voor de aanpak van steenmarterproblemen in Overijssel Deventer vormt het toneel van het voorliggende onderzoek dat in een plan van aanpak voor de Steenmarter oftewel een zogenoemd steenmarterbeheerplan resulteerde. Waarom Deventer? Sinds het nieuwe millennium is de Steenmarter hier gestaag toegenomen. De Wever (2001) gaf deze opmars al aan in zijn afstudeerscriptie “Wat te doen bij steenmarterklachten” voor Deventer. Deze studie vormde een belangrijke aanzet voor verder onderzoek, dat eniger jaren later is voorgesteld door Mark Zekhuis van Landschap Overijssel en de eerste auteur. Beiden zijn woonachtig in Deventer en bemerkten de toename van het dier in de stad vanuit het kleinschalig landschap eromheen. Tot op heden ontbrak nog een actueel, objectief en zoveel mogelijk gekwantificeerd beeld van de populatieontwikkeling en de problemen door steenmarters in Deventer en elders in Oost-Nederland. Dat terwijl in het zuiden van het land veel op wetenschappelijke leest over het dier werd uitgeplozen door vooral Gerard Müskens en collega’s van onderzoeksinstituut Alterra. Waarnemingen uit Overijssel sijpelde weliswaar binnen via de Zoogdierwerkgroep Overijssel en klachten werden incidenteel nader onderzocht door vrijwilligers van deze werkgroep, maar een stelselmatige registratie ontbrak en advisering voor de praktische aanpak van problemen was niet goed ontwikkeld. Ook bij de Gemeente Deventer namen de meldingen en klachten over het dier toe, maar deze werden tot dusver niet systematisch geregistreerd bij een faunaloket voor beschermde diersoorten, zoals door het Ministerie van LNV in 2002 was opgeroepen. Vaak werd door gebrek aan beter werd doorverwezen naar de Zoogdierenwerkgroep Overijssel. Kortom, het was tijd voor een onderzoek voor het beheer van steenmarterproblematiek in de Gemeente Deventer, wat overigens niet wil zeggen dat de problemen hier uniek zijn. Integendeel, het beeld van de Steenmarter in al zijn facetten komt vrijwel overeen voor alle oudere steden en dorpen van Oost- en Zuid-Nederland waar het dier leeft. Ook elders in de Europese Unie speelt het probleem van de stadse Steenmarter, begonnen in Zwitserland. De Provincie Overijssel heeft dan ook gevraagd met Deventer als casus een plan van aanpak voor de Steenmarter op te stellen dat als blauwdruk ook toepasbaar is voor andere gemeenten in Overijssel, en mogelijk ook elders in Nederland. In de vorm van een beheerplan moet dit een handreiking zijn voor het zo goed mogelijk en praktisch oplossen van steenmarterproblemen, conform de wettelijke bescherming van de soort onder de vigerende Flora- en faunawet. Omgekeerd kan het beheerplan en onderliggende onderzoek ook inzicht bieden in de toepassing van deze wet op de Steenmarter, en de problemen die daarbij spelen of om betere behandeling vragen. Het plan dient tevens als voorlichtend instrument, mogelijk zorgend voor meer acceptatie van de Steenmarter als beschermde medebewoner en nuttig onderdeel van de stedelijke ecologie.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
1
Voor een betere aanpak van steenmarterproblemen in Deventer is beantwoording van de volgende vragen aan de orde: 1.
Wat is de huidige trend van de steenmarters in Deventer en omgeving (Gemeente Deventer)?
2.
Wat is de overlast en schade die momenteel door Steenmarters wordt veroorzaakt, mogelijk in kosten uit te drukken?
3.
Hoe ervaren burgers de aanwezigheid van de Steenmarter in hun omgeving?
4.
Welke biologische en ecologische aspecten van de Steenmarter in het stedelijke milieu bieden een aanknopingspunt voor duurzame oplossingen voor het verlagen van de overlast en materiële schade? Hierbij worden aspecten als leefwijze, gedrag en ruimtelijke bewegingen van het dier belicht.
5.
Welke beproefde methoden en middelen kunnen effectief worden ingezet om problemen bij burgers te voorkomen en verhelpen? Welke middelen werken niet en moeten daarom niet worden geadviseerd en gepropageerd?
6.
Hoe kan een faunaloket binnen de gemeente het beste fungeren voor het registreren en behandelen van steenmarterproblemen, conform de Flora- en faunawet?
7.
Hoe kan de Steenmarter meer acceptatie krijgen onder de mensen door middel van een duidelijk aanspreekpunt en voorlichting, alsmede objectieve belichting in de media?
Beheerplan en protocol voor structurele ontheffing aanpak steenmarterproblemen De verschillende onderdelen van deze studie smelten samen tot een beheerplan met protocol voor betere behandeling van steenmarterperikelen in Deventer. Dit protocol wordt ter goedkeuring aan de Provincie Overijssel voorgelegd voor een structurele ontheffing voor het behandelen van belangrijke steenmarterproblemen conform de Flora- en faunawet, specifiek artikel 68. Het beheerplan kan ook voor andere gemeenten als blauwdruk dienen bij het opstellen van de ontheffingsaanvraag.
1.2
Doelstelling Het doel van dit onderzoek is op basis van de bovenstaande vraagstellingen en constateringen als volgt:
Het in kaart brengen van steenmarterproblemen in de Gemeente Deventer. Op basis daarvan wordt een plan van aanpak in vorm van een beheerplan gemaakt voor het beter omgaan met en voorlichten over steenmarterproblemen door een faunaloket bij de Gemeente Deventer. Op basis van dit steenmarterbeheerplan kan door de Provincie Overijssel ontheffing (art 68 Flora- en faunawet) aan de gemeente worden verleend voor de structurele behandeling van belangrijke steenmarterproblemen, waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden is. Het steenmarterbeheerplan kan verder als blauwdruk dienen voor andere Overijsselse gemeenten.
1.3
Opdrachtgever en financiering Opdrachtgever is Landschap Overijssel. Het project wordt gefinancierd door de Provincie Overijssel met een bijdrage op onderdelen van de Gemeente Deventer.
2
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
2
WERKWIJZE
2.1
Algemeen Om het steenmarterbeheerplan voor Deventer goed te onderbouwen is de volgende werkwijze gehanteerd.
2.2
-
Een enquête onder inwoners van de gemeente Deventer om inzicht te krijgen in het actueel voorkomen, de verspreiding, leefwijze en gedrag van steenmarters binnen de gemeente, en daarmee in relatie inzicht in de problemen en beleving van steenmarters bij mensen;
-
Het maken van een overzicht van de Nederlandse natuurbeschermingswet- en regelgeving van toepassing op de Steenmarter ter onderbouwing van het steenmarterbeheerplan voor structurele ontheffing van de Flora- en faunawet ex art. 68 door de Provincie Overijssel;
-
Raadpleging van deskundigen en beschikbare informatie over vooral de ecologie en het gedrag van de Steenmarter ter onderbouwing van het beheerplan en behandeling van steenmarterproblemen;
-
Het maken van een overzicht van methoden en middelen die wel en niet werken voor de behandeling van steenmarterproblemen.
Enquête Al vanaf eind jaren negentig bleek uit waarnemingen en verschillende berichten dat steenmarters in en rond Deventer toenamen en daarmee ook de overlast en schade door het dier. Daarom werd het nuttig geacht de huidige populatiecontouren en problemen in kaart te brengen op basis van waarnemingen door Deventernaren over de afgelopen twee jaar. Aanname was dat deze waarnemingen het meest vers in het geheugen liggen en goed aanspreekbaar zijn. De burgers van Deventer zijn allereerst geraadpleegd met de poster ‘Vreemde snuiter in Deventer. Opsporing verzocht!’ Daarin is het volgende aan de burgers gevraagd: -
Heeft u de afgelopen twee jaar een Steenmarter gezien of anders waargenomen (b.v. door directe waarneming of door ondervinding autoschade of andere overlast)? Waar, wanneer en hoe is de Steenmarter waargenomen (korte beschrijving)? Welke overlast en/of schade is opgetreden en wat waren de kosten? Wat is uw mening over dit dier als onderdeel van de stedelijke ecologie?
De poster is opgehangen in supermarkten, buurtcentra, bibliotheken, huisartspraktijken, sportcentra, natuur- en milieucentrum en andere openbare gelegenheden in Deventer, en dorpen eromheen. Daarnaast zijn instanties geraadpleegd die mogelijk of zeker te maken krijgen met steenmarters in hun werk, waaronder de politie, garagehouders, woningbouwvereniging Rentré en het Natuur- en Milieucentrum. Achteraf bleken de antwoorden - in hoge mate verhalen - op de bovenstaande vragen van de enquête meer vragen op te roepen. Daarom is bij bijzondere of onduidelijke antwoorden nagevraagd. Min of meer ontstond de verwachting bij respondenten dat we zouden ingaan op hun klachten en oplossingen zouden aandragen. Helaas was dat niet de bedoeling van de enquête en ver buiten bestek van dit onderzoek. Om toch van dienst te kunnen zijn aan alle respondenten stellen we dit beheerplan digitaal aan hun beschikbaar, ook als dank voor de deelname.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
3
Met de poster en medewerking van de Gemeente Deventer nam ook de pers het onderzoek op. Zo verscheen een oproep in de krant (Deventer Nu van 20 juni 2007) en op de website van de Gemeente Deventer. Tevens werd een oproep op de website ijsselstad.web-log.nl geplaatst, in aansluiting op een vanaf 2005 lopende rubriek en forum over de steenmarters van Deventer. Ook de regionale krant Stentor berichtte over het onderzoek, echter met de verkeerde titel ‘Actie tegen de steenmarter’, waardoor veel mensen dachten dat er een marterbestrijding op handen was. De eerste auteur werd vervolgens naar aanleiding van het Stentor-artikel door Radio Oost geïnterviewd over de stelling ‘de steenmarter moet bestrijdbaar zijn’. Deze oproepen, samen met andere persberichten en –artikelen bracht een stroom van meldingen op gang, zowel klachten als interessante (anekdotische) verhalen. Daarop volgde meer berichten via regionale radio en kranten. Bij sluiting van de enquête in januari 2008 zijn in totaal 436 meldingen geteld. De meeste meldingen kwamen binnen kort na het publiceren van de enquête en de krantenartikelen. Deze kwamen telefonisch en per email terecht bij EcoGroen (gecompileerd door E. van Maanen) en bij het Meldpunt Openbare Ruimte van Gemeente Deventer (gecompileerd door M. Hoksberg). Nog steeds komen er druppelgewijs meldingen binnen. Alle meldingen zijn zo goed mogelijk gescreend op geldigheid en duidelijkheid. Het merendeel van de waarnemingen en verhalen bleek aan de hand van duidelijke beschrijvingen in hoge mate betrouwbaar te zijn. Veel Deventernaren zijn redelijk goed op de hoogte van wat een Steenmarter is en doet. Leuke of interessante brieven zijn in een bloemlezing uiteengezet in Bijlagen III. Slechts een paar vage meldingen vroegen om bevestiging of verduidelijking. Dit betrof dan opmerkelijke verhalen (b.v. een marter die bij iemand in bed zou zijn gekropen?) of het vermoeden dat andere dieren in het spel waren, vooral Bruine ratten die plaatselijk in Deventer voor overlast zorgden. Ook waren er enkele malen verwarringen met de Bunzing, het neefje van de Steenmarter. Naast de schriftelijke enquête is een telefonische enquête gehouden onder diverse autogarages en -dealers in de Gemeente Deventer. Dit leverde aanvullende, maar helaas te weinig specifieke informatie op over jaarlijkse autoschadegevallen en kosten.
2.3
Steenmarter en de Flora- en faunawet De Steenmarter geniet bescherming onder de Flora- en faunawet (FFW). Er is een overzicht gemaakt van de relevante bepalingen van de FFW die voor de Steenmarter van toepassing zijn. Naast de bepalingen voor beschermde dieren staat FFW artikel 68 centraal. Dit artikel regelt de ontheffing voor bestrijding van overlast veroorzaakt door beschermde dieren. Het juridisch en beleidsmatige overzicht is door Roel Hoeve van de Provincie Overijssel en door Peter Lina (opsteller juridisch onderdeel steenmartercursus KAD) op correctheid gecheckt.
2.4
Raadpleging van deskundigen Als externe deskundige voor het project is Gerard Müskens van onderzoeksinstituut Alterra uit Wageningen geconsulteerd. Gerard onderzoekt samen met collega Sim Broekhuizen al sinds de jaren zeventig de biologie en ecologie van de Steenmarter in Nederland, waarover diverse publicaties zijn verschenen. Met recht kan hij een autoriteit voor de Steenmarter worden genoemd. Daarnaast zijn ook onderzoekers uit Luxemburg (Dr. Jan Herr) en Duitsland (Dr. Beate Ludwig) geraadpleegd en hebben dit onderzoek van belangrijke informatie en inzichten voorzien.
2.5
Overzicht steenmarterecologie Voor een overzicht van relevante wetenswaardigheden over de biologie en ecologie van de Steenmarter zijn diverse beschikbare artikelen, boeken en brochures geraadpleegd. Ze staan in de literatuurlijst aan het einde van dit document.
4
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
3 3.1
WETTELIJKE BESCHERMING VAN DE STEENMARTER Beschermingsstatus algemeen In Nederland en België is de Steenmarter wettelijk beschermd. Elders in Europa is de beschermingsstatus variabel. Bijvoorbeeld, in Duitsland en Denemarken mag de soort gedurende gezette perioden worden gedood volgens de daar heersende jachtwetten. Doorgaans is het interessant te vermelden dat de Steenmarter op de IUCN Red List of Threathened Species in de categorie ‘Lower Risk Least Concern’ staat. Bescherming van de Steenmarter in Nederland onder de Flora- en faunawet wordt hieronder beschreven.
3.2
Steenmarter en de Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (FFW) is op 1 april 2002 in werking getreden. De wet heeft tot doel de ‘gunstige staat van instandhouding’ van een select groep planten en dieren in Nederland te waarborgen. Beschermde soorten zijn volgens de AMvB annex artikel 75 van de FFW ingedeeld in drie oplopende beschermingscategorieën, namelijk als volgt: • • •
Tabel 1 - algemeen voorkomende soorten (licht beschermd); Tabel 2 - minder algemene tot bedreigde soorten (middelhoog beschermd) en; Tabel 3 - zeldzame soorten of soorten van communautair belang (Habitatrichtlijn lijst IV) belang en/of (zeer) bedreigde soorten (strikt beschermde soorten).
Daarnaast geldt, als aparte categorie, dat alle broedvogels strikt zijn beschermd. De Steenmarter staat als inheemse en wilde diersoort in Tabel 2 van de AMvB artikel 75 van de FFW. In deze positie geniet hij ‘middelhoge bescherming’. Dit betekent dat in geval van bepaalde ontwikkelingen, bijvoorbeeld in veel gevallen de afbraak van een gebouw voor nieuwbouw, ontheffing van de FFW kan worden verleend indien er ‘geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding wordt gedaan’. In andere gevallen wordt men gehouden aan de volgende (FFW versie 2004), voor de Steenmarter relevante verbodsbepalingen. Artikel 9 - Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met oog daarop op te sporen. Artikel 10 – Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 – Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rusten verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Samengevat houden de bepalingen in dat de Steenmarter niet opzettelijk verontrust, verstoord, of levend in bezit mag worden genomen en zondermeer mag worden vervoerd. De bepalingen zijn echter wel gebaseerd op het ‘nee, tenzij’ principe. Dit betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten verboden zijn, maar dat hiervoor onder bepaalde voorwaarden vrijstelling of ontheffing door het bevoegd gezag kan worden verleend. Voor soorten die menselijke belangen kunnen schaden geldt dan het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, onder artikel 68 van de FFW (zie verder).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
5
Zorgplicht Verder gebiedt de Flora- en faunawet volgens de bepalingen van artikel 2 van de FFW, dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving, zo ook voor de Steenmarter. Benadrukt moet worden dat dit altijd geldig is, ook wanneer ontheffing is verleend voor het oplossen van een steenmarterprobleem.
3.3
Besluit beheer en schadebestrijding dieren Alleen in geval van aantoonbare belangrijke overlast en schade en zonder een bevredigende oplossing, kan ontheffing worden verleent voor het verontrusten of verstoren van een Steenmarter of zijn vaste rust- en verblijfplaats, inclusief de toegangswegen. Ontheffing van FFW artikelen 10 en 11 kan dan worden verleend op grond van artikel 68 van de FFW oftewel het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Het artikel is aan het einde van dit hoofdstuk uitgelicht. Tot dusver alleen relevant voor de Steenmarter onder dit besluit is het eerste lid, onderdeel E (‘met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen’) waarbij wordt verwezen naar artikel 4 onderdeel a, waaronder het volgende staat:
De voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken. Met andere woorden, bij aantoonbare belangrijke overlast en schade door steenmarters waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden is, kan ontheffing worden verleend voor het verjagen van de betrokken dieren en/of het opheffen van hun vaste rust- of verblijfplaats. De ontheffing kan alleen door Gedeputeerde Staten (GS) worden verleend. Volgens de Beleidsregels faunabeheer van de Provincie Overijssel (2005) kan ontheffing voor het bestrijden van overlast door beschermde dieren in het buitengebied conform artikel 68 alleen door GS worden verleend aan een zogenaamde faunabeheereenheid, FBE (Borst & Lubbers 2004). Een faunabeheereenheid is een samenwerkingsverband van grondgebruikers en grondeigenaren. Er bestaat één FBE voor de Provincie Overijssel. Deze regelt het beheer van dierpopulaties. Binnen de bebouwde kom is dit niet van toepassing. Daar speelt de gemeente een centrale rol bij het beheer van beschermde dieren, maar kan echter niet als FBE worden beschouwd. De Steenmarter is in het Overijsselse Faunabeleidsplan een buitenbeentje en wordt als apart belang genoemd. In de Nota Beleidsregels faunabeheer Provincie Overijssel (31 maart 2005) wordt het ingrijpen in een populatie steenmarters ‘onnodig’ geacht. Behandeling dient dus te zijn gericht op het bestrijden van de overlast en schade en niet de dieren. In dit beheerplan wordt beschreven wat redelijkerwijs kan worden verstaan onder ‘schade en belangrijke overlast’ door steenmarters (Hoofdstuk 5) en wat daartegen als ‘bevredigende oplossing’ kan worden ondernomen (Hoofdstuk 6 & 7). Ter voorkoming en bestrijding van overlast in gebouwen verleent de provincie conform FFW artikel 68 alleen ontheffing voor het verstoren en verontrusten en in het uiterste geval wegvangen van dieren, in combinatie met werende maatregelen of het wegnemen van de ‘vaste verblijfplaats’. De Provincie stelt verder dat de maatregelen worden genomen middels een planmatige aanpak. Een planmatige aanpak – hier genoemd steenmarterbeheerplan - dient door de gemeente te worden vormgegeven en uitgevoerd. In het onderhavige beheerplan worden richtlijnen voor een planmatige aanpak gegeven, conform de bepalingen van de Flora- en faunawet. Tevens wordt door de provincie Overijssel gesteld dat in het uiterst geval van het moeten opheffen van een vaste rust- of verblijfplaats, er binnen het leefgebied van de betreffende steenmarters vervangende verblijfplaatsen worden gecreëerd. In de praktijk blijkt dit echter (nog) lastig te realiseren. Nader onderzoek is daarvoor nodig (Hoofdstuk 7).
6
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Indien er in een ernstig of moeilijk oplosbaar geval wordt gekozen voor het wegvangen van een Steenmarter, dan dient volgens de Provincie het dier binnen zijn leefgebied te worden vrijgelaten. Het buiten de zijn leefgebied uitzetten van een Steenmarter (lees ook afwenteling van het probleem), is feitelijk in strijd met artikel 14 (eerste lid) van de FFW, namelijk het verbod op het uitzetten van dieren. Tenslotte geldt volgens FFW artikel 68 dat met de ontheffing niet mag worden afgeweken van FFW artikel 72, namelijk het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken (tevens Zorgplicht in werking).
3.4
Aansprakelijkheid en schadevergoeding? Schade door Steenmarters valt niet te verhalen op het Faunafonds. De overheid heeft gesteld dat elke Nederlander in principe het risico loopt op overlast en/of schade door beschermde diersoorten. De bescherming van soorten valt onder collectieve verantwoordelijkheid van de samenleving. In principe is er daardoor geen tegemoetkoming in de kosten bij afzonderlijke problemen aangaande beschermde dieren. Dit is alleen anders wanneer beschermde diersoorten, specifiek genoemd in de Flora- en faunawet, aanzienlijke schade veroorzaken aan zaken waarvan mensen afhankelijk zijn voor hun inkomen. In de praktijk gaat het dan meestal om vergoeding van economisch belangrijke schade aan oogsten in de landbouw, bosbouw en beroepsvisserij. Voor de Steenmarter is dit vrijwel nimmer het geval.
3.5
Gemeente als meld- en behandelpunt klachten beschermde dieren In een brief van 3 januari 2002 (N/2002/12) riep de toenmalige Staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), mw. G.H. Faber, gemeentebesturen op tot het oprichten van meldpunten voor het gestructureerd opnemen van zaken betreffende hinder door beschermde diersoorten, waaronder de Steenmarter en vleermuizen met name zijn genoemd. Destijds bleek dat landelijk het jaarlijkse aantal meldingen van overlast door vleermuizen en steenmarters in en rond het huis zo’n 7000 gevallen betrof. Het meldpunt bij de gemeente zou als volgt moeten fungeren: 1.
Een duidelijk eerste aanspreekpunt voor burgers voor het kwijt kunnen of laten registreren van klachten betreffende overlast en/of schade van beschermde soorten in en rondom de woning of bedrijf;
2.
Als behandelende instantie voor het adequaat verhelpen en voorkomen van problemen door beschermde soorten in overeenstemming met de natuurwet- en regelgeving. Inzet van gecertificeerde deskundigheid is hiervoor zeer wenselijk;
3.
Als voorlichtende instantie met het actief aanreiken van informatie over het conform de FFW verhelpen van overlast en schade door beschermde diersoorten onder deskundig toezicht.
Het instellen van een gemeentelijk faunaloket is wenselijk, maar echter geen verplichte opgave.
Deskundige hulp en certificering Het belang van een faunaloket is dat burgers direct hun problemen met beschermde dieren bij een instantie kunnen voorleggen en vervolgens adequate hulp kunnen krijgen met de juiste informatie over preventie, en indien echt nodig, behandeling door een gecertificeerd deskundige. Om de gemeenten en bedrijven voor plaagdierbestrijding en faunabeheer te bedienen met deskundigheid over het omgaan met problemen door steenmarters en vleermuizen, heeft de Directie Natuurbeheer van het Ministerie van LNV een cursus ontwikkeld. Tegenwoordig wordt deze cursus gegeven door het Kenniscentrum Dierplagen (KAD) in Wageningen. Aan de cursus is een schriftelijk examen verbonden die
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
7
met goed gevolg doorlopen wordt gehonoreerd met een certificaat.
Algemene ontheffing behandeling steenmarterproblemen door gemeente Omdat het per geval schriftelijke aanvragen van ontheffing van FFW artikel 68 voor bestrijding van belangrijke overlast en schade door steenmarters bij de Provincie onnodig veel werk en vertraging voor behandeling kan inhouden, bestaat de mogelijkheid tot aanvraag van een structurele of algemene ontheffing bij GS. Dit stelt de gemeente in staat om structureel en direct een ernstig steenmarterprobleem te laten behandelen. Het provinciale faunabeheerplan wordt vijf jaar na opstellen herzien en volgens artikel 69 FFW wordt aan GS gerapporteerd hoe het is uitgevoerd. Het is niet duidelijk of een steenmarterbeheerplan op dezelfde wijze als een faunabeheerplan gehanteerd moet worden. In de praktijk zijn er voorbeelden dat het zo wordt gehanteerd, de steenmarterontheffing van de Gemeente Onderbanken in Limburg als voorbeeld nemend. Het onderhavige plan van aanpak c.q. steenmarterbeheerplan geeft een protocol voor het omgaan met steenmarterproblemen conform de Flora- en faunawet en provinciale faunabeleid. Dit plan wordt ter goedkeuring aan de Provincie Overijssel voorgelegd, ter onderbouwing van de noodzaak van behandeling van ernstige steenmarterproblemen (problemen waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden ligt). De gemeente kan op basis van dit door GS goedgekeurde plan, oftewel onderbouwing voor ontheffing, de behandeling van ernstige steenmarterproblemen structureel gecontroleerd en gecoördineerd laten uitvoeren door aangewezen deskundigen. De gemeente ziet er vervolgens op toe dat de diagnose en behandeling van steenmarterproblemen geschiedt conform de Flora- en faunawet en het provinciale faunabeleid. Net als een faunabeheerplan kan het steenmarterbeheerplan voor vijf jaar worden gehanteerd en daarna eventueel worden herzien op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen.
Voorwaarden gebruik provinciale ontheffing FFW art 68 In de provinciale ontheffing kunnen de volgende voorwaarden worden gesteld: -
De door de gemeente aangestelde deskundigen of ontheffinggebruikers die steenmarterproblemen controleren en/of behandelen worden genoemd in de ontheffingsaanvraag en vervolgens in de provinciale ontheffing. Deskundigen kunnen zowel intern als extern worden aangesteld, bijvoorbeeld respectievelijk een coördinerende en controlerende marterdeskundige en een uitvoerende plaagdierbestrijdingsdienst of faunabeheerbedrijf (zie Hoofdstuk 8). Het is wenselijk dat alle betrokken deskundigen bij het voorgenoemde Kenniscentrum Dierplagen in Wageningen zijn gecertificeerd. De deskundigen dienen in het veld altijd een kopie van de ontheffing (de z.g.n. gebruikersontheffing) met legitimatie te kunnen overleggen aan bijvoorbeeld de politie of Algemene Inspectiedienst (AID).
-
De gemeente brengt bij voorkeur jaarlijks verslag uit aan de provincie over steenmartermeldingen en -behandelingen, dit om de problemen met steenmarters te monitoren.
-
Een beschrijving van de toegestane methoden en randvoorwaarden om steenmarterproblemen, vooral die van huismarters, te verhelpen zoals in dit beheerplan beschreven.
Flora- en faunawet De ontheffing is alleen geldig voor het behandelen van overlast en/of schade door in de meeste gevallen huismarters en niet voor de uitvoering van ruimtelijke ingrepen, bijvoorbeeld het afbreken van gebouw waarin een Steenmarter huist. In dat geval komt FFW artikel 75 in werking.
8
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
3.5
Steenmarter en Woningwet Steenmarters niet vallen niet onder artikel 8 van de Woningwet, waaronder de gemeente verantwoordelijk is voor het gratis bestrijden van ongedierte zoals kakkerlakken, huismuizen en/of ratten. Steenmarters zijn wel beschermd maar zijn niet geschaard onder ‘ongedierte’.
Artikel 68 van de Flora- en faunawet 1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74: a. in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid; b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer; c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna of; e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. (hier wordt verwezen naar § 3. Aanwijzing andere belangen voor het verlenen van ontheffingen > artikel 4a. De voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken) 3. Gedeputeerde staten kunnen bij verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid niet afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken. 4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 80, onderdeel e, worden ontheffingen als bedoeld in het eerste lid, verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaren. 6. In afwijking van het derde lid kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend indien: a. de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen; b. de noodzaak ontbreekt dat de te verrichten handelingen worden verricht door tussenkomst van een faunabeheereenheid; c. het gebied waar de handelingen worden verricht niet is gelegen in een gebied waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid uitstrekt. 6. Gedeputeerde staten doen tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van besluiten als bedoeld in het eerste en vijfde lid mededeling van deze besluiten in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. Van besluiten als bedoeld in het eerste juncto derde lid wordt tevens tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van deze besluiten mededeling gedaan in de Staatscourant. Een afschrift van deze besluiten sturen zij aan Onze Minister.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
9
10
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
4
BIOLOGIE EN ECOLOGIE VAN DE STEENMARTER In het navolgende wordt op aspecten een overzicht gegeven van de kenmerken, leefwijze, gedrag en het leefgebied van de Steenmarter. Dit dient als achtergrondinformatie ter onderbouwing van het beheerplan en als naslag voor de betrokken marterdeskundigen van de gemeente. De informatie is uit diverse beschikbare literatuurbronnen en interviews met deskundigen samengesteld.
4.1
Herkenning Lichaamskenmerken De Steenmarter (wetenschappelijke naam is Martes foina, Erxleben 1777) is te beschrijven als een kleine tot middelgrote marterachtige in vergelijk met ’s Werelds grootste marterachtigen; de Neotropische Reuzenotter en de Veelvraat. Marterachtigen (Familie Mustelidae) behoren tot de roofdieren (Orde Carnivora). Andere marterachtigen die in Nederland voorkomen zijn Wezel, Hermelijn, Bunzing, Boommarter, Das en de recent geherintroduceerde Europese otter. 1 De Steenmarter kan qua verschijning worden voorgesteld als een kruising tussen een slanke huiskat en een uit de kluiten gewassen Eekhoorn op korte poten; achter hoger dan voor. Hij lijkt veel op zijn kleinere drukke neefjes de Wezel en Hermelijn. Van kop tot romp is hij doorsnee 37-52 cm lang en hij kan 1,4 – 2.1 kilo zwaar zijn. Het mannetje of ram is meestal flink (ca. 1,5 maal) groter of forser gebouwd dan het vrouwtje of moertje, net als b.v. bij katten. Opvallend is de lange (20-30 cm) borstelharige pluimstaart. Op zijn rug en flanken heeft hij een zachte, glanzende en dikke donker- tot vaalbruine bovenharen met grauwwitte doorschijning van de wollige ondervacht. Over de keel en borst is de vacht of bef gewoonlijk roomkleurig tot (vuil)wit en dit loopt meestal gegaffeld door tot aan de binnenkant van de voorpoten. Het patroon van de bef is bij ieder dier uniek, zodat individuele herkenning mogelijk is. Overigens is de bef niet altijd gevorkt en kan het zijn afgerond, zoals meestal bij de Boommarter het geval is. De Steenmarter kan gemakkelijk worden verward met de nauw verwante en soms zeer gelijkende Boommarter (Martes martes). Redelijk betrouwbare onderscheidende kenmerken voor de Steenmarter die bij een duidelijke waarneming of bij een dier in de hand kunnen worden gebruikt zijn vooral de:
-
bredere kop, kortere en rondere en meer lateraal geplaatste oren; forsere lichaamsbouw; lichtere vleeskleurige snuit; grovere vacht; doorschijnende of wittige ondervacht; gevorkte witte tot roomkleurige bef, en; onbehaarde lichte voetzolen.
Het maken van een zuiver onderscheid tussen een Steenmarter en Boommarter kan in sommige gevallen bijzonder lastig zijn door afwijkingen van de regel (med. S. Broekhuizen, Alterra). De ogen van marters lichten groen op in het donker wanneer ze met een zaklamp worden beschenen.
1
Andere (streek)namen zijn Huismarter, Fluwijn (Noord Brabant en Limburg), Meerter (Groningen), Stienmird (Friesland), Oeke (Gelderland).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
11
Beweging In zijn rustige gewone doen beweegt de Steenmarter zich laag aan de grond huppelend voort, vaak even stoppend om zijn omgeving te verkennen. Hij sluipt bij plekken waar prooi is te verwachten of voorzichtigheid geboden is. Typerend is de bekende ‘martersprong’, waarbij steeds twee voorpoten en twee achterpoten tegelijk worden afgezet. In de stad huppelt de steenmarter van auto naar auto (het z.g.n. car patrolling) of andere objecten. Op de vlucht, voor het afleggen van grotere afstanden of het oversteken van de weg beweegt de marter zich snel en soepel springend of galopperend voort. Steenmarters kunnen nog beter dan katten uitstekend met hun lange, maar niet intrekbare nagels, tegen ruwe objecten opklimmen (o.a. bomen en muren) en grote overbruggende sprongen maken; hoewel de Boommarter hem in dat laatste overtreft. Bij het afdalen van objecten klimmen ze zowel voor- als achteruit. Bekend marterachtig gedrag is verder het ‘kegelen’, het rechtop zitten op de achterpoten, met voorpoten naar beneden hangend, om het terrein even te verkennen, wat ook de Hermelijn en Wezel typisch doen.
Verschijning van een steenmarter (in dit geval subadult) met spitse kop, vaalgrauwe vacht (doorschijnende witte ondervacht), witte bef en lange pluimstaart. (Bron: Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
Steenmarters kunnen alleen of in ‘groepjes’ worden gezien. Bij groepjes gaat het meestal om een tijdelijk familieverband bestaande uit een moertje met haar jongen, die tijdens leerof jachttochten of verhuizing naar een ander verblijf samen worden gezien. In Deventer zijn opvallend veel tweetallen gemeld. Deze betreffen meestal een moertje met dochter of zoon, soms ook een ram met zoon, en in de ranstijd ook een moertje en ram tijdelijk samen. In principe leven steenmarters hoofdzakelijk solitair.
Geluid Steenmarters zijn solitair hoofdzakelijk zwijgzaam. In sociaal verband kunnen ze een brommend, kekkend, gniffelend, tokkend of morrend geluid maken. Opgewonden, parende, vechtende of in het nauw gedreven steenmarters kunnen daarentegen gevarieerd krijsende geluiden voortbrengen, vaak lijkend op die van vechtende katten, maar dan scheller. Ook grommen marters duidelijk wanneer ze worden bedreigt. Verder veroorzaken ravottende (jonge) dieren in gebouwen vaak kabaal en maken piepende tot mauwende geluiden.
12
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
4.2
Sporen van aanwezigheid Naast hoor- en zichtwaarnemingen verraden Steenmarters hun aanwezigheid door sporen als pootafdrukken, haren, prooi- en andere etensresten, en door keutels of latrines. De ovale en asymmetrische poot- met nagelafdrukken kunnen vooral duidelijk zijn in modder, in sneeuw en op fijnstof. Verder worden pootafdrukken, krab- of moddersporen achtergelaten tegen omheiningen, daklijsten, pergola’s en op motorblokken. Krabsporen, een viertal parallelle krassen waarvan de middelste twee vooruitstaand (zie foto direct beneden), zijn het beste te zien op gladde boomstammen of houtwerk. Ze staan vaak diagonaal gegrift.
Klim- of krabspoor van een Steenmarter op een omheining. (Foto: E. van Maanen)
Prooi- en etensresten zijn variabel, maar bestaan veelal uit verspreide bij de spoel afgebeten veren, hele vleugels, stukgebeten (venster in de zijkant) of hele eieren en dieren die als voorraad zijn verstopt. Bij vogels mist vaak de kop en vleugels. Vaak liggen er ook veel broodresten bij. De meestal witgrijs tot zwartbruine keutels zijn variabel krom en langwerpig met spitse uiteinden en/of vlechtingen. De kruimelige keutels bevatten meestal haren, veerspoelen, botresten, pitten en/of zaden. Ze meten tussen de 8 en 12 cm lang en 10-12 mm dik. Keutels en urine worden meestal in hopen of latrines gedeponeerd. Deze latrines zijn vaak direct binnen of buiten de leefplek te vinden, bijvoorbeeld op daken of pergola’s. Verder zijn keutels te vinden op de looproutes over opritten, paden en gazons en op ophogingen in het park (b.v. een afgezaagde of omgevallen boom). In tegenstelling tot die van de Boommarter, ruiken de verse keutels van de Steenmarter meestal bijzonder onaangenaam, hoewel dit moeilijk als onderscheidend kenmerk is te gebruiken.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
13
4.3
Habitat- en terreingebruik Habitat In Europa komt de Steenmarter oorspronkelijk voor in bergachtige (bos)gebieden. Eeuwen geleden vestigde het dier zich in het rurale landschap van dorpen en boerderijen dat door landerijen en kleinschalig landschappen was omgeven. De Steenmarter werd toen in hoge mate cultuurvolger. In Nederland lijkt de marter tegenwoordig gebonden te zijn aan de Pleistocene zandgronden en de stuwwallen in het Oosten van Nederland, terwijl hij vroeger ook wel lokaal in westelijke lage delen van het land voorkwam. Ogenschijnlijk geschikte gebieden zoals de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug zijn vooralsnog niet bevolkt, maar kunnen toekomstig wel van belang worden als leefgebied. In het vooroorlogse kleinschalige en extensieve cultuurlandschap leefde de marter bij voorkeur in en bij woningen, met een voorkeur voor voorraadkelders, hooizolders, schuren, kerken en andere toegankelijke gebouwen met een veelheid aan rustige, beschutte en vooral warmdroge rustplaatsen. Daarnaast was een veelheid aan vegetatiestructuren en jaarrond een aanbod divers voedsel in de omgeving van belang, ook tegenwoordig bepalend voor het voorkomen. Waarschijnlijk gedreven door de voortschrijdende intensivering van de landbouw en het verdwijnen van de oorspronkelijke leefplekken heeft de Steenmarter zijn terrein verplaatst naar oudere steden en dorpen met veel tuinen, fruitgaarden en parken, en daar een nieuwe niche verworven. Hij kan daar goed gedijen gezien de diverse leefmogelijkheden die hem worden geboden. Steenmarters komen echter nog steeds in de overgebleven kleinschalige landschappen en in bossen voor, hoewel in lagere dichtheden dan in het stedelijke milieu. Bewoning van bossen werd in de jaren negentig nog geconstateerd in Oost-Twente, toen Steenmarters daar geregeld bosuilkasten gebruikten en daarin zelfs hun jongen grootbrachten (Zekhuis & De Bruijn 2005). Na 1995 werd deze leefwijze echter niet meer vastgesteld. Actueel worden incidenteel nog wel steenmarters in de bossen aangetroffen, zoals recentelijk ten oosten van Bathmen bij Deventer, en bekend ook in Drenthe (pers. med. Daniël Tuitert; med. Sim Broekhuizen). Overigens kan de Steenmarter in de bossen prima samenleven met de Boommarter, blijkbaar zonder al te sterke onderlinge concurrentie. Kale open en intensieve landbouwgebieden gebieden worden in hoge mate door steenmarters gemeden. Ook waterrijke gebieden zijn niet in trek.
Steenmarterlatrine met urine en variabele keutels aangetroffen op een zolder in een monumentaal pand in de oude binnenstad van Deventer. (Foto: E. van Maanen).
14
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
In het dorpse en stedelijke milieu heeft de Steenmarter een keur aan leefplekken tot zijn beschikking. De verbondenheid met gebouwen heeft waarschijnlijk vooral te maken met een veelheid aan goed toegankelijke ruimten of nauwten die beschutting en rust bieden. Schuil- of slaapplaatsen zijn bekend tussen spouwmuren en plafonds, onder daken (dekriet of dakpannen), in kruipruimten, op zolders of vlieringen, in kelders en in andere verlaten of verscholen delen van gebouwen. Vooral communicerende ruimten met ontsnappingsmogelijkheden zijn geschikt. Deze liggen bij voorkeur in rustige gebouwen zoals kerken, parochiehuizen, schuren, bibliotheken, scholen en bedrijfspanden. Waar het wordt aangeboden zijn vooral verlaten gebouwen in staat van verval geliefd als leefplek, vooral in de zomer (Hermann 2004; Müskens & Broekhuizen 2005; Herr & Roper 2007; Herr 2008). In Nederland is het aanbod aan verlaten gebouwen echter laag, zodat in hoge mate ook bewoonde gebouwen worden benut, en dan vooral ’s winters als warmdroge leefplek. De Steenmarter kan door zijn slanke, spitse en zeer soepele bouw en met een staaltje acrobatiek gemakkelijk op veel plaatsen komen en door kleine openingen kruipen. Een gat met de doorsnede van een tennisbal kan hem al toegang bieden. Een steenmarter kan zich ook een weg naar binnen forceren door een gat te maken of (losse) dakpannen die niet al te zwaar zijn op te tillen.
Pootafdruk steenmarter
Rustplaatsen Steenmarters beschikken over een netwerk van rustplaatsen, tot wel enkele tientallen, die ze afwisselend, tijdelijk of langdurig, kunnen benutten. Over het algemeen opereren ze voor een overgroot deel van het jaar vanuit enkele vaste dag- en nachtrustplaatsen (Müskens & Broekhuizen 2005). De rustplaatsen liggen op rustige, luwe, beschutte en overdekte plekken. Vooral ‘s zomers rusten ze op meerdere plekken in tuinen, plantsoenen en parken, waar gebruik kan worden gemaakt van houtopslagen, ruig begroeide greppels, takkenhopen, gras- of hooibergen, strobalen, bergen grof puin, dichte hagen of heggen, bosschages, coniferen, klimplanten (b.v. klimop of bruidsluier), boomholten en holen in de grond (b.v. konijnenholen). Ook de motorruimte van auto’s wordt geregeld gebruikt als tijdelijke schuil- en zelfs slaapplaats en worden als zodanig met geurvlaggen gemarkeerd. Uit het onderzoek door Müskens & Broekhuizen (2005) naar vier gezenderde steenmarters in het dorp Borgharen in Zuid-Limburg bleek tweederde van de dagrustplaatsen in verlaten gebouwen, hooischuren en muurplanten te liggen, en de overige in coniferen, dichte hagen, houtstapels en een holle boom. ’s Winters is de actieradius en activiteitsperiode kleiner en wordt een kleiner aantal (dag)rustplaatsen gebruikt. Dagrustplaatsen worden vaak tijdelijk gedeeld door ouderdieren en hun onvolwassen kroost en tijdens de ranstijd door moer en ram. In tegenstelling tot de Steenmarter bewoont de Boommarter voornamelijk omvangrijkere oudere bossen met een veelheid aan boom- of spechtenholten. De boommarter lijkt zich ook beter thuis te voelen in moerassige gebieden met bosopslag, zoals in Nederland de Weerribben en Wieden, terwijl de Steenmarter zich daar meestal alleen tot aan de randen waagt (med. J. Bredenbeek en R. Messemaker). Ook voor de Boommarter gelden uitzonderingen op de regel, omdat ze ook gebouwen kunnen bewonen in plaats van hun gewoonlijke habitat in oude bossen met een veelheid holle bomen, waardoor het
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
15
voorkomen van beide soorten kan overlappen. Boommarters trekken vrijwel niet de stedelijke omgeving in, hetgeen waarschijnlijk ligt aan het feit dat ze veel dagactiever zijn dan de hoofdzakelijk nachtelijk opererende steenmarters (Müskens & Broekhuizen 2000).
Territoriaal gedrag en actieradius Steenmarters zijn sterk territoriaal. Dit betekent dat gevestigde marters hun leefgebied tegen indringers begrenzen en fel verdedigen, vooral tegen volwassen dieren van hetzelfde geslacht (Hermann 2004). Tevens zijn ze honkvast en zullen zelden naar een ander leefgebied verhuizen, tenzij ze worden verdreven of dat er belangrijke hulpbronnen verdwijnen. De grootte van een territorium is afhankelijk van het aanbod voedsel, dagrustplaatsen en dekking. Het territorium van de mannetjes is meestal groter dan dat van de wijfjes en kan meerdere (2-6) vrouwelijke territoria bevatten; gemiddeld 2-3. De territoria van de vrouwtjes liggen strak tegen elkaar aan en overlappen zelden. Uit een opsomming van de home ranges berekend uit telemetriestudies in dorp en stad zijn de volgende gemiddelde territoriumgrootten af te leiden: voor mannetjes 78 ha en vrouwtjes 34 ha. Dat vrouwtjes veel hogere dichtheden kunnen bereiken blijkt uit het onderzoek in Borgharen (Müskens & Broekhuizen 2005), waar een gemiddelde vrouwelijke homerange van 16,8 ha werd gemeten (min. 5 ha en max. 31 ha). Het territorium van een vrouwtje is vaak groot genoeg om tijdelijk met haar jongen te delen voordat ze geslachtsrijp zijn en al dan niet verjaagd wegtrekken. Dichtheden in het groenstedelijke milieu zijn hoger dan op het platteland, waar het aanbod van hulpbronnen waarschijnlijk lager is. Naarmate er minder groenstructuren aanwezig zijn de territoria in de stad groter. De gemiddelde home range in het buitengebied is voor mannetjes 150 ha en vrouwtjes 99 ha (Müskens & Broekhuizen 2005). Jonge dieren die uit hun geboortegebied zijn verdreven leven vaak tijdelijk in de marge van o.a. het kleinschalige buitengebied of in het niemandsland tussen de bestaande territoria. Ze betrekken vaak een veel kleiner territorium dan dat van gevestigde ouderdieren. Pas wanneer een dominante marter wegvalt kunnen zwervende dieren of ‘floaters’ een vaste plek van formaat en kwaliteit veroveren. Naast het nachtelijk foerageren op bepaalde, vaak vaste, plekken wordt veel tijd besteedt aan het controleren en afbakenen van hun territoriumgrenzen. Hierbij worden geurvlaggen uitgezet met urine, keutels en vooral met sterk geurende muskus uit klieren in de onderbuik, anaalstreek en onder de voetzolen. Muskus bestaat uit een complexe cocktail van chemische stoffen, die individuele herkenning onder marters mogelijk maken. Geurmerken hebben een lange houdbaarheid en verse merken geven het signaal aan vreemde marters om op afstand te blijven. Wanneer een residente marter wegvalt en zijn geurmerken verdwijnen is dat het teken voor kapers op de kust om de boel over te nemen. Marters, net als andere roofdieren, leggen dus een netwerk van geurwegen (voor marters de zogenoemde ‘marterpassen’) aan, die hun leefplekken begrenzen en waarborgen. De Steenmarter heeft een uitstekend ruimtelijk geheugen, waarin schuilplaatsen, foerageerplekken en territoriale routes driedimensionaal goed worden opgeslagen. Het dier verkent gedegen zijn terrein op leef- en voedselplekken. De Steenmarter klimt daarbij met gemak op tegen bomen, ruwe muren en gevels, daarbij gebruik makend van diverse opstapjes zoals omheiningen, pergola’s, muurplanten, bomen en zelfs brandladders. Het dier heeft doorgaans een uitstekend oriënterend vermogen en er wordt gebruik gemaakt van de marterpassen van voorgangers om beproefde leefplekken snel te lokaliseren en benutten. Per nacht kan op foerageer- en territoriumtochten tot zo’n 15 km worden afgelegd, gemiddeld echter 5 km. Een marter kan nachtelijk 4-8 uur onderweg zijn en tussentijds tijdelijk ergens rusten, bijvoorbeeld in de motorruimte van een auto. Mannetjes bestrijken langere nachtelijke routes dan vrouwtjes, en bewegen zich ook veel sneller door hun territorium.
16
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
4.4
Voedselecologie De Steenmarter heeft een breed voedselspectrum. Dit bestrijkt allerlei soorten dierlijk en vegetarisch voedsel. Dierlijk voedsel bestaat voornamelijk uit (woel)muizen, ratten, eekhoorns, jonge konijnen of hazen, spitsmuizen, vleermuizen, vogels, vogeleieren, amfibieën, insecten (o.a. kevers, wespen- of hommelbroed) en regenwormen. Rasmussen et al. (1986) geven uit een onderzoek aan dat kleine knaagdieren (vooral woelmuizen) en vogels met respectievelijk 46% en 56% in het dieet domineren, overeenkomend met de resultaten van een Frans onderzoek (Lode 1994). Vogels staan vooral in het stedelijke milieu hoog op het menu. Vegetarisch voedsel wordt zeker niet versmaadt, vooral in de nazomer tot winter wanneer vooral noten, granen en veel soorten vruchten en bessen worden genuttigd, oplopend tot 50%-75% van het totale dieet. In het stedelijke milieu worden ook veel voedselresten uit vuilnis of op straat, katten- of hondenvoer, vetbollen voor wintervogels, broodresten (!), aas, pinda’s, e.d. genuttigd. De Steenmarter is dus eigenlijk een opportunistisch omnivoor, terwijl zijn spijsverteringskanaal dat van een echt roofdier is. Steenmarters jagen op dieren die niet veel groter zijn dan een jonge haas of houtduif, meestal echter dieren die veel kleiner zijn. Die worden vaak met een sluip- of verrassingaanval gegrepen en met een nek- of keelbeet gedood.
Steenmarters hebben een voorliefde voor vogeleieren. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
4.5
Activiteit De Steenmarter is meestal alleen ’s nachts buiten zijn schuilplaats actief, tussen zonsondergang en zonsopkomst. Tijdens de nachttocht worden korte rustpauzes ingelast op beschutte rustplaatsen. De Steenmarter wordt in Nederland het meest door mensen waargenomen in de periode maart tot en met september. Op www.waarnemingen.nl wordt bijvoorbeeld voor juli een piek van 103 (22%) waarnemingen van in totaal 567 meldingen gegeven. In de late herfst en winter (oktober-februari) wordt hij weinig gemeld. Hermann (2004) vond dat zijn gezenderde steenmarters ’s nachts het langst actief waren in oktober, en dan maximaal 8 uur. In de winter is de Steenmarter buiten minder actief en slaapt veel binnen op beschutte en warme plekken. Net als huiskatten trekt hij zich bij aanhoudend koud en nat weer vooral terug op deze plekken. Afhankelijk van beter weer in het voorjaar ondernemen ze hun territoriumtochten weer vanaf het einde van de winter tot late herfst.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
17
4.6
Voortplanting Steenmarters in stabiele populaties zijn vanaf 2-3 jaar geslachtsrijp. In onstabiele situaties (bijvoorbeeld bij hoge sterfte of pionierhabitat) kan dit lager liggen, al vanaf 12 maanden. Vrouwtjes worden eerder geslachtsrijp dan mannetjes. De paar- of ranstijd van de Steenmarter beslaat de periode juni –augustus, met een zwaartepunt in juli. Het moertje is in deze periode vaak niet langer dan 10 dagen loops. De paring kan een heftige aangelegenheid zijn, gepaard met veel gestoei en gekrijs, waarna beider wegen scheiden en het vrouwtje het ouderschap volledig alleen op zich neemt. Na de bevruchting volgt een periode van uitgestelde draagtijd, waarbij de embryo in het blastula-stadium vrij in de baarmoeder rond zweeft en zich pas aan het einde van de winter nestelt in de baarmoederwand en dan verder ontwikkelt. Implantatie kan afhankelijk zijn van de voedselsituatie en de dichtheid van steenmarters in een gebied. De totale dracht duurt ca. 9 maanden. In de periode half maart tot uiterlijk eind april, in hoge mate afhankelijk van het einde van de winter, worden de jongen geboren. Een worp kan uit minimaal 1 tot maximaal 5 jongen bestaan; gemiddeld 3 jongen. In veel gevallen wordt een oneven aantal jongen aangetroffen, vaak drie of vijf. De jongenaanwas bestaat gemiddeld iets meer (55%) uit mannetjes (Braun & Dieterlen 2005). De kraamperiode verloopt als volgt (naar Ludwig 1998; en pers. med. Müskens): •
Tussen eind februari en eind april ligt de geboortetijd. De welpen worden naakt, doof en blind geboren. Ze worden geworpen in een afgelegen en beschut nest van verzameld materiaal zoals gras of hooi, gebladerte, papier en isolatiemateriaal.
•
Na ruim 4 levensweken gaan de ogen van de jongen open en vanaf die tijd kunnen ze ook horen. Er komt meer beweging in het nest naarmate de jongen zich lichamelijk en motorisch goed ontwikkelen.
•
Tussen de 8 tot 10 levensweken duurt de zoogtijd. In deze periode is het moertje vrijwel voortdurend bij haar jongen.
•
Pas vanaf 6-7 weken wordt overgeschakeld op vast voedsel. Het moertje gaat er dan regelmatig op uit om voedsel te verzamelen, toenemend naarmate de jongen groter worden en meer eisen.
•
Vanaf 8 levensweken gaan de jongen op verkenning uit, beginnend even buiten hun nestplaats.
•
Een week of twee later neemt het moertje haar kroost verder mee naar buiten om ze jacht- of foerageertechnieken en andere ervaringen bij te brengen. Het moertje is vanaf die tijd veel en lang alleen op stap om voldoende voedsel aan te slepen. De jongen verkennen dan de omgeving en maken korte uitstapjes; er wordt veel gespeeld en lawaai gemaakt.
•
Rond 4 maanden na de geboorte zijn de jongen vrijwel net zo groot als hun ouders. Omstreeks deze tijd, rond half juni, verlaten ze met hun moeder de geboorteplek naar een andere verblijfplaats in de omgeving.
In het najaar, na ca. 3 maanden moederzorg te hebben genoten, zijn de jongen in principe zelfstandig genoeg om op eigen benen te staan. De jonge wijfjes kunnen in de nazomer al door hun moeder worden verjaagd. Zonen worden vaak langer getolereerd, totdat ze seksueel actief worden en door hun vader of een ander mannetje worden verjaagd. Hermann (2004) vond echter in meerdere gevallen dat zowel subadulte wijfjes als mannetjes langdurig in gezelschap van hun moeder bleven en regelmatig rustplaatsen met haar deelden, zelfs tot na het eerste levensjaar. Nadat de jonge dieren uit het ouderlijk territorium zijn verjaagd gaan ze op dispersie, op zoek naar hun eigen territorium. Hierbij kunnen ze in één keer grote afstanden afleggen, bijvoorbeeld 10 km op een dag (Hermann 2004). Jonge mannetjes moeten vaak grotere
18
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
afstanden overbruggen dan jonge vrouwtjes, om de grotere territoria van residente mannetjes te mijden. Veel jonge dieren leggen tijdens dispersie het loodje, bijvoorbeeld door het verkeer of het leven in de marge. Overlevenden blijven rondhangen in stukjes niemandsland tussen de territoria van gevestigde marters, of zwerven verder rond totdat een kans zich voordoet om een volwaardig territorium in te nemen.
4.7
Populatiedynamiek Over de populatiedynamiek – het saldo van geboorte en sterfte - en overleving van steenmarters in de oorspronkelijke habitats en vooral het stedelijke milieu is relatief weinig bekend. Bekend is wel dat elk territorium dat vrijkomt doordat de eigenaar sterft of wordt verjaagd vrijwel onmiddellijk kan worden ingenomen door een ander dier. Mogelijk neemt dan een buurmarter een deel van een leeggevallen territorium erbij, maar in veel gevallen zullen rondhangende of passerende jonge dieren hun kans grijpen zich te vestigen. Zo vinden er regelmatig verschuivingen plaats, maar is er geen toename indien ook de voortplanting op gemiddeld peil blijft. In gevangenschap kan een Steenmarter maximaal rond de 15 jaar oud worden. In vrijheid wordt deze leeftijd echter zelden bereikt en is de levensverwachting niet meer dan 5 jaar (Braun & Dieterlen 2005). In Duitsland, bijvoorbeeld, bestaan steenmarterpopulaties merendeels uit jongere dieren (< 3 jaar). Er zijn verscheidene sterftefactoren voor steenmarters. Van nature hebben ze te vrezen van grotere roofdieren zoals de Wolf en Lynx. In verstedelijkt Nederland hebben steenmarters echter weinig te duchten van natuurlijke vijanden, hoewel hij wel moet oppassen voor de Vos, Havik, huiskat, honden en de inmiddels oprukkende Oehoe. Een belangrijke sterfteoorzaak is tegenwoordig waarschijnlijk het verkeer. Vooral jonge dieren met weinig kennis van hun omgeving en op dispersie in het najaar lopen gevaar overreden te worden, getuige de vele verkeerslachtoffers in deze periode. Ook sterven er wel eens marters of raken dodelijk gewond in automotoren, wanneer ze daar diep slapen en per abuis passagier worden. Waarschijnlijk zijn er nog meer gevaren in de stedelijke omgeving die een nieuwsgierige Steenmarter noodlottig kunnen worden. Zo zijn gevallen bekend van elektrocutie bij het kauwen van elektriciteitskabels, en van marters die ergens in vast kwamen te zitten en stierven, bijvoorbeeld in de verwarmingsketel van een school in Deventer. Loslopende honden bijten ook wel eens een Steenmarter dood. Een onbekend aantal marters sterft waarschijnlijk ook door vervolging, zoals blijkt uit de enquête.
Jonge steenmarters. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
Verder zijn steenmarters vatbaar voor enkele ziekten (o.a. in geringe mate voor rabiës) en parasieten. Recent werd in Duitsland ook aandacht aan de Steenmarter geschonken als mogelijke drager van de voor de mens gevaarlijke variant van het vogelpestvirus, H5N1.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
19
Door de vrij lage levensverwachting is de omzetsnelheid in de steenmarterpopulatie waarschijnlijk tamelijk hoog.
4.8
Verspreiding De Steenmarter komt voor in geheel gematigd Midden- en Oost-Europa, de Kaukasus en in het mediterrane Zuid-Europa, inclusief enkele eilanden in de Middellandse Zee (waaronder Kreta). In Scandinavië (met uitzondering van Denemarken), IJsland, Finland, Groot-Brittanië, Ierland en Noordelijk Rusland ontbreekt hij. De verspreiding loopt vanuit Europa verder door in Klein Azië en tot in Centraal Azië. De mens hielp hem ook een handje in Amerika te vestigen, waar in de staat Wisconsin een kleine populatie ontstond uit ontsnapte dieren die als huisdieren werden gehouden. Héél vroeger kwam de Steenmarter op veel plaatsen in Nederland voor, maar was vooral algemeen in het oosten van het land (Broekhuizen et al. 1992). In de periode 1900-1945 werd de Steenmarter of ‘huismarter’ nog tamelijk intensief bejaagd. De dieren werden met klemmen of kooien gevangen, of werden geschoten. De Steenmarter werd op gegeven moment zeldzaam en stond op de rand van uitsterven. In 1942 kreeg de Steenmarter bescherming. Herstel bleef echter uit tot in de jaren zeventig. Pas in 1979 kreeg de soort wetenschappelijke aandacht van het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN). Ook toen bleek de Steenmarter nog zeldzaam te zijn en in Noord-Brabant verdween hij geheel. Omstreeks midden jaren tachtig werd in sommige delen van Oost-Nederland een duidelijke toename of herkolonisatie geconstateerd, vooral in Oost-Groningen en in Twente. Vanaf die tijd nam de Steenmarter in Oostelijk Nederland van Groningen tot ZuidLimburg verder toe, waarschijnlijk in eerste instantie gedreven vanuit overlopende populaties in Duitsland, waar zich inmiddels een ware opmars vanuit het zuidoosten voltrok, met intrek in het stedelijke gebied. Ook elders in Europa, o.a. in Denemarken en Duitsland, voltrok zich deze trend.
Spelende jonge steenmarters (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
Tot op heden zet de opmars zich in het oosten van het land door. De Steenmarter komt actueel voor op veel plaatsen in het resterende kleinschalige landschap en in de oudere dorpen en steden van Oost-Nederland. Vanaf begin tot eind jaren negentig is het aantal waarnemingen uit Zuidoost Groningen, Oost-Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg enorm toegenomen. Inmiddels zijn ook alle Hanzesteden aan de ooskant van de
20
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
IJssel bevolkt, inclusief Zwolle, Deventer, Zutphen en Doesburg. Kolonisatie van geschikte terreinen in het westen en midden van Nederland en de Provincie Brabant laat nog op zich wachten. Incidentele voorlopers zijn er wel, waarschijnlijk uitzwermende jonge dieren die de grote rivieren weten over te steken over bruggen. Ook zwemmend de rivier overstekende steenmarters zijn waargenomen. Tevens zijn er dieren die als verstekeling met een motorvoertuig zijn meegelift of opzettelijk zijn verplaatst (pers. med. G. Müskens). De grote rivieren vormen echter nog steeds forse natuurlijke barrières die een snelle verspreiding en vestiging van levensvatbare populaties in westelijk Nederland verhinderen. Mogelijk wordt een verdere opmars daar ook gestuit door het dichtere (snel)wegennet. Naar de oorzaken voor de gestage uitbreiding in het oosten, vooral in de steden, valt nog steeds te raden. Geopperd is dat er een nieuw ecotype Steenmarter op het toneel verscheen. Deze vond een open niche in de oudere en groene steden en dorpen, waar het aanbod warme schuilplekken groot is en veel en divers voedsel goed exploiteerbaar en continu voorradig is. Mogelijk komt daarnaast ook nog het oorspronkelijke landelijke ecotype voor, mogelijk actueel nog in de bossen van Twente.
De huismarter in het hoekhuis van de familie Steffin uit Colmschate komt ’s avonds in het donker uit het dakbeschot tevoorschijn en klimt achteruit via de muurplant en tuindeur naar beneden. Hij laat zich grommend zakken wanneer de heer Steffin hem fotografeert, en doet vervolgens zijn nachtelijke ‘ommetje’ door de wijk. ’s Ochtends vroeg klimt hij via dezelfde weg weer naar zijn rustplaats (bron: de heer Steffin).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
21
22
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
5
DE STEENMARTER IN DEVENTER: VOORKOMEN EN PROBLEMEN In dit onderdeel is een synthese over het voorkomen van de Steenmarter in Deventer gemaakt op basis van de informatie verkregen met de enquête. Hierin wordt een semikwantitatieve analyse gemaakt van verspreiding, aantallen en de problemen die daarbij spelen alsmede een beeld gemaakt van hoe Deventernaren het dier ervaren. Ter intro wordt geschetst hoe de Steenmarter in relatie tot de mens in de stad zich verhoudt ten opzichte van mens-dier-verhoudingen in steden elders in de Wereld.
5.1
Wilde dieren in de stad Van alle dieren op aarde is de Steenmarter zeker niet het enige (beschermde) dier die in directe nabijheid leeft van de mens en daarmee in conflict kan raken. Overal waar de mens de natuur opsoupeert, in cultuur brengt en het landschap steeds intensiever gebruikt ontstaan zowel goede als slechte relaties met dieren. De ernst van de conflicten is zowel afhankelijk van de menselijke houding tegenover de natuur als de wezenlijke overlast of schade. Een aantal dierensoorten trekt facultatief op in het stedelijke of urbane landschap, veelal aangetrokken door een veelheid gemakkelijk te exploiteren hulpbronnen. Andere dieren worden juist gedwongen in het stedelijke milieu te overleven door snelle inkapseling of door andere ecologische veranderingen, waardoor ze geïsoleerd of vervreemd raken van hun natuurlijker habitat. Het probleem Steenmarter is dus zeker niet uniek en op een schaal van bekende mens-dier-conflicten is er reden om te relativeren. Naast de Steenmarter staan in Europa ook andere zoogdieren min of meer op gespannen voet met de mens. In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, waar de Steenmarter overigens niet voorkomt, ondervinden mensen hinder van dassen en vossen in de stad. In zuidelijk Europa is het de Relmuis of ‘zevenslaper’ die voor nachtelijke overlast kan zorgen. Maar dat is allemaal weer niets vergeleken met de overlast van dieren waar men elders in de wereld mee kampt, waarvan onderstaand enkele voorbeelden tot in het extreme. -
In Noord Amerika leeft de Wasbeer bij de mensen en nestelt zich in schoorstenen en op lege zolders, vergelijkbaar met de Steenmarter. De Wasbeer dier is inmiddels ook al per ongeluk redelijk ingeburgerd in Europa en in opkomst. Een Wasbeer gedraagt zich zeer agressief tegen huisdieren en mensen wanneer er jongen in het spel zijn. Verwijdering van een nest Wasberen is dan een hele opgave voor faunabeheerders.
-
Door de snel uitbreidende villawijken rond de kuststeden van Australië raken steeds meer dieren in het urbane milieu ‘gevangen’. Zo ontstaan er diverse problemen met wilde dieren van kaliber. Er duiken bijvoorbeeld regelmatig zeer giftige slangen op in en bij woningen, vooral tijdens de lange droogteperioden waar Australië tegenwoordig mee kampt. Het probleem van possums, die daar net als de Steenmarter overlast en schade in woningen kan veroorzaken, valt daarbij in het niets.
-
De stad Anchorage in Alaska oefent een sterke aantrekkingskracht uit op honderden elanden en tientallen zwarte beren en grizzlyberen, die naast het veroorzaken van veel schade aan goederen een groot veiligheidsprobleem voor mens en huisdieren vormen, vooral in het verkeer. Dichterbij en vergelijkbaar, in Brasov in Roemenië (Transsylvanië), kampt men in toenemende mate met Bruine beren die in de randen tot in het centrum van de stad door de vuilnis zoeken naar lekkere hapjes; de beren maken daar een gewoonte van. Dit leidt tot gevaarlijke situaties. In 2005 werd iemand door een beer aan de rand van de stad gedood en twee anderen verwondt.
-
In de parken van Bombay, India, leven luipaarden die op mensen jagen! In 2004 werden 14 mensen door luipaarden gedood, waarvan het merendeel kinderen!
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
23
5.2
De Steenmarter in Overijssel en Deventer Overijssel De Steenmarter was net als elders in Nederland in de vorige eeuw zeldzaam in Overijssel. Uit de eerste helft van die eeuw zijn nauwelijks meldingen bekend. Van 1946 tot 1969 zijn er slechts acht meldingen. Pas eind vorige eeuw nemen de waarnemingen toe, vooral in Midden-Twente. De meeste waarnemingen waren toen beperkt tot het traditionele biotoop van de Steenmarter; het kleinschalig cultuurlandschap. Na 1989 werden ze steeds vaker aangetroffen in de (buiten)wijken van grote steden en dorpen van de Provincie (Bode et al. 1999).
Deventer De eerste waarnemingen van de steenmarters in Deventer dateren van omstreeks het jaar 2000 (De Wever 2001). De Wever geeft in een interview aan dat vanaf die tijd de steenmarterproblemen in Deventer zijn begonnen; het aantal responsen op zijn enquête was toen echter nog zeer beperkt. Een sterke toename in het aantal waarnemingen vond pas plaats vanaf 2005. Het is aannemelijk dat mensen pas door de recente aandacht in de media de soort (beter) zijn gaan herkennen en daardoor zijn gaan waarnemen. Voorheen werden marters vermoedelijk voor eekhoorns, katten of ratten versleten. Een betrouwbare trend voor de periode 2000 tot heden is daarom niet te geven. De waarnemingen uit de enquête hebben alleen betrekking op de periode 2006-2007, met het merendeel van de waarnemingen uit 2007, vers in het geheugen van de mensen of direct gemeld. De enquête voor Deventer laat zien hoezeer de Steenmarter leeft onder de inwoners. In totaal kwamen 436 responsen binnen bij het Meldpunt Openbare Ruimte van de Gemeente Deventer en bij EcoGroen Advies. De meldingen lopen uiteen van zicht- en hoorwaarnemingen, verkeerslachtoffers, en klachten over overlast en schade. Zichtwaarneming betreft meestal marters die vluchtig over straat of door parken en tuinen 2 rennen. Vaak schuilen marters even onder of in een auto wanneer ze zijn betrapt . De verhoudingen tussen de soorten waarnemingen van Steenmarters in de gemeente Deventer is weergegeven in figuur 5.1.Veel melders melden vaste tijdstippen, plaatsen en routes waar ze marters hebben gezien. Dit geeft aan dat steenmarters in hoge mate bepaalde tracés volgen op nachtelijke tochten binnen hun territorium, overeenkomend met resultaten uit de diverse telemetriestudies. Meerdere keren zijn ook marters bij elkaar gezien, meestal groepjes van twee tot drie. Daarnaast worden marters vaak gehoord, krijsend buiten of trippelend in de dakgoot of op zolder. De meeste waarnemingen zijn ’s avonds en ’s nachts. Dagwaarnemingen komen echter ook geregeld voor. In Deventer is het niet moeilijk om de dieren op straat te treffen. Zo troffen de auteurs na ca. drie kwartier rondrijden door de wijken van Diepenveen vlak na middernacht in zijstraten van de Lichtenbergerlaan twee aparte steenmarters kort na elkaar aan. Eén daarvan verschool zich even in de motorruimte van een auto toen hij met een zaklamp werd beschenen en vluchtte toen met grote sprongen van de ene oprit naar de andere. Tijdens een eerdere nachtelijke zoektocht in 2005 werden op twee uiteengelegen plekken steenmarters aangetroffen, op de Laan van Borgele en in de binnenstad in de Molenstraat, vlak voor de deur van de eerste auteur. Deventer is lijkt een prima plek te zijn om steenmarters te observeren.
Verspreiding Met alle duidelijke meldingen uit de enquête als stippen op kaart gezet kan een redelijk goed ofwel indicatief overzicht worden verkregen van de verspreiding van steenmarters in de gemeente Deventer (zie bijlagen II). Het geeft aan dat het grootste deel van Deventer, de stad samen met de randdorpen, in meer of mindere mate met steenmarters te maken heeft, inclusief de binnenstad. “Hotspots”, of gebieden met veel waarnemingen, zijn de omgeving van de Deventer ziekenhuizen, héél naoorlogs Noord en Zuid Colmschate, Schalkhaar en Diepenveen. Veel van de waarnemingen is geclusterd op bepaalde plekken, op het niveau van wijk of straat.
2
24
Zie http://www.mnhn.lu/recherche/proj_anthro_fouine.asp
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Vooral de oudere woonwijken en rustige villawijken zijn in trek. Deze wijken zijn in hoge mate doorwrocht met groenstructuren, waaronder kleine tot grote tuinen, parken, parkbossen, plantsoenen en bosschages, her en der ook behouden hoogstamgaarden. Verder is er aan de noord- en oostkant van Deventer aansluiting met het eveneens zeer geschikte (uitval)habitat van het kleinschalig essen- en coulisselandschap, met oude dorpen, boerenbedrijven en grote landgoederen.
Figuur 5.1
Verdeling van soorten steenmarterwaarnemingen (N=340) gemeld in de enquête voor de gemeente Deventer 2006-2007.
Uit enkele gebieden en buurten zijn minder tot geen waarnemingen gemeld. Witte vlekken zijn vooral opmerkelijk voor de industrieterreinen Bergweide en Kloosterlanden, de wijken tussen de Zwolseweg en Boxbergerweg, de laagbouw van de Rivierenwijk en de wijken met veel hoogbouw; Borgele en Keizerslanden. De lacunes kunnen verschillend verklaard worden, namelijk door: -
Minder waarnemers. Bijvoorbeeld op industrieterrein waar ’s avonds en ‘s nachts amper tot geen mensen zijn en marters zich wellicht met betere dekking heimelijk kunnen verplaatsen, mogelijk binnen en tussen de loodsen;
-
de geringere bekendheid, oplettendheid en/of meldingsbereidheid voor steenmarters onder sommige bevolkingsgroepen;
-
Daadwerkelijk weinig of geen marters aanwezig, doordat de leefmogelijkheden er beperkter zijn.
Geen meldingen betekent doorgaans niet dat er geen marters aanwezig zijn of kunnen zijn.
Opvallend is het geringe aantal waarnemingen uit de nieuwbouwwijk De Vijfhoek. Dit in tegenstelling tot de direct aangrenzende oudere woonwijken van Noord-Colmschate, deels gecombineerd met kleinschalig landschap en boerenerven, waar de Steenmarter veel wordt waargenomen. De mogelijke afwezigheid in De Vijfhoek heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dit een moderne woonwijk is. De wijk bestaat namelijk uit recent en dicht opeen gebouwde rijen met waarschijnlijk goed afgedichte huizen. Ertussen liggen
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
25
vrijwel geen ontwikkelde vegetaties met een natuurlijk sortiment en structuur, wat de steenmarter nodig heeft als dekking en als foerageergebied. Verder is veel van het wijkoppervlak bestraat (o.a. grote pleinen) en er liggen veel sloten. Kortom, dergelijke moderne nieuwbouwwijken lijken (vooralsnog) niet in trek te zijn bij steenmarters. Ook net buiten Deventer zijn waarnemingen gemeld, vooral vanuit de Gelderse kant 3 (westzijde) van de IJssel, o.a. uit de wijk De Hoven en verder uit Twello , Wilp en Klarenbeek. Overigens is al langer bekend dat er steenmarters ten westen van de IJssel voorkomen (Broekhuizen & Müskens 2004). Mogelijk zijn er dieren de IJssel overgestoken via de bruggen bij Deventer. Daarnaast kunnen ze per ongeluk of expres zijn overgeplaatst. Ook elders in Overijssel komen meldingen vanuit de westzijde van de IJssel, bekend recentelijk uit Heerde en Wapenveld (med. Adrie Hottinga, Staatsbosbeheer; ook daar in de buurt verkeersslachtoffer gevonden langs de A50 door R. Keizer op 29/06/08). De gebouwen die de Steenmarter betrekt in Deventer e.o. variëren van oudere villa’s of bungalows, oudere nieuwbouwhuizen (sociale woningbouw uit de jaren zeventig, vaak met slechte afwerking), scholen, schuren tot oude fabriekspanden en loodsen.
Populatie steenmarters in Deventer De populatie steenmarters voor de gemeente Deventer is ingeschat op basis van de waarnemingen in de gemeente en de gemiddelde territoriumgrootten voor resident mannetjes en vrouwtjes berekend uit verscheidene onderzoeken naar steenmarters in de stedelijke omgeving (hoofdstuk 4). Er is uitgegaan van een gemiddeld territorium voor een resident mannetje van 78 ha. Daarbinnen verblijven gemiddeld twee residente vrouwtjes met ieder een territorium van 34 ha, vaak met een tweetal jonge dieren die tot volwassenheid overleven. Binnen de gemeente Deventer komt de aantalschatting dan uit tussen minimaal 35 en maximaal 70 dieren. De minimale populatie betreft de kernpopulatie van gevestigde of residente dieren, namelijk dieren met een vast territorium en de mogelijkheid zich voort te planten. Het maximum aantal marters betreft zowel gevestigde als losse dieren, resp. met en zonder vast territorium. De meeste dieren zijn waarschijnlijk in het najaar tot laat winter aanwezig, met de nieuwe aanwas van jonge dieren. Dit neemt echter snel af naarmate jonge losse dieren verdwijnen, op dispersie gaan naar het buitengebied, een opengevallen territorium innemen of sterven.
Marterplaag? Geregeld wordt er in de media gesproken over een ware ‘marterplaag’. Ook in Deventer is deze indruk door de media gewekt. Dat is overdreven. Het is namelijk zo dat steenmarters, net als de meeste roofdieren, geen plaag kunnen vormen omdat ze aan ecologische regels zijn gebonden. De draagkracht voor een steenmarterpopulatie wordt bepaald door het aanbod voedsel, veilige rustplaatsen, dekking en de aanwezigheid van andere roofdieren als concurrenten of predatoren. Vooral het aanbod hulpbronnen en territoriaal gedrag zijn bepalend voor het aantal steenmarters dat in een stad kan leven. Ook zijn er andere populatie regulerende factoren, zoals diverse gevaren van het stedelijke milieu. In een stad als Deventer komt een steenmarterpopulatie op een gegeven moment dan ook aan zijn limiet. Alleen bij kolonisatie van nieuw habitat lijkt een invasie zich voor te doen, met inname van alle mogelijke leefplekken en territoria. Binnen een aantal jaren zijn alle beschikbare plekken echter ingevuld en dan stabiliseert de populatie zich tot een bepaald evenwicht. Voorwaarde is wel dat er geen vervolging is door de mens of dat er andere ingrijpende negatieve invloeden op de populatie inwerken. Deze leiden tot destabilisatie van de populatie, waardoor voor verhoogde voortplanting en verheviging van territoriale conflicten. Met stabilisatie kan de populatiedichtheid afnemen, zoals bij de marterpopulatie in Maastricht het geval lijkt te zijn (med. Gerard Müskens). Territoriale conflicten nemen dan ook af, evenals de overlast voor mensen. Het mechanisme daarvan is niet goed duidelijk. Ook in Hengelo (Overijssel) lijkt dit het geval te zijn (med. Peter Bergakker, Gemeente Hengelo) en is het aantal meldingen bij de gemeente afgenomen.
Waar in 2005 aan de oostzijde van het dorp één geval van een huismarter in een bungalow door de eerste auteur is geconstateerd.
3
26
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Desalniettemin kan het lijken alsof er héél veel marters in Deventer zijn, vooral tijdens een kolonisatieperiode. Dat komt mogelijk vooral door een combinatie van: •
marters die snel voortbewegend lange nachtelijke tochten op redelijk vaste routes binnen hun territorium maken, waardoor dezelfde individuen op diverse plaatsen kunnen worden gezien, vooral opvallend op lange lente- en zomeravonden;
•
marters die wisselend gebruik maken van diverse (dag)rustplaatsen, waardoor een individu op verschillende plaatsen binnen een redelijk kort tijdsbestek zijn visitekaartje achterlaat;
•
martergroepjes die in 2-3 tallen worden gezien. Dit zijn marters in kortdurend familieverband, waaronder vooral moeder met kroost op ontdekkingstocht of verplaatsing naar een andere rustplaats, soms ook een luidruchtig en speels paartje in de voortplantingsperiode;
•
vechtende of kibbelende marters op straat, die veel aandacht trekken;
•
het feit dat een marter een dier is van redelijk formaat en dus een opvallende verschijning op straat.
Conclusie is dat de veelal solitaire en sterk territoriale steenmarters niet over één kam zijn te scheren met ‘echte’ plaagdieren zoals ratten. Het woord plaagdier heeft namelijk meer betrekking op dieren die veelvuldig schade aanrichten en/of op de rol als ziektedragers. De perceptie van het dier als schadelijk is daarbij ook bepalend. De bestempeling van de Steenmarter in de media als ‘ziektedrager’ en ‘knaagdier’ is onjuist. Er zijn namelijk helemaal geen aanwijzingen dat steenmarters ziekten overbrengen op mensen en doorgaans heeft het roofdier heeft geen verwantschap met knaagdieren zoals muizen, ratten of konijnen.
5.3
Overlast en schade door steenmarters In het navolgende wordt belicht wat kan worden verstaan onder belangrijke overlast en materiële schade door steenmarters, met een onderverdeling in de problemen veroorzaakt door huismarters, automarters en roofmarters.
Overlast en schade door huismarters Entree en verblijf Steenmarters kunnen een gebouw op verschillende manieren binnendringen. Bekende ingangen zijn kelderopeningen, ventilatiegaten zonder rooster en vooral gaten in spouwmuren of in het dak. Gaten of kieren ontstaan veelal door constructiegebreken, verval en verwaarloosde stormschade. Een gat vanaf 5 cm doorsnee is al groot genoeg voor een marter om doorheen te kruipen. Ook dringt een marter vaak binnen door losliggende of lichte dakpannen op te tillen, vooral die van het oudere en lichte type Spannen of “Oude Holle”. De nieuwe generatie betonpannen zijn echter te zwaar om te tillen en sluiten nauw op elkaar aan. Eenmaal binnen kan een Steenmarter verder gebruik maken van verschillende communicerende ruimten en nauwten, zoals die van zolders, vlieringen, kruipruimten, spouwmuren, dakbeschot, dakboeien en dubbele plafonds (in veel gevallen gips- of systeemplafonds). Daarnaast worden ook bijgebouwen of bouwsels als schuren, houthokken en fietshokken betrokken. In grotere gebouwen zoals bedrijfspanden of scholen kunnen meerdere ruimten afwisselend worden betrokken, waardoor zijn aanwezigheid minder of niet opvalt. Huismarters houden zich vrijwel altijd op buiten de leefruimte van mensen. Slechts één van de respondenten van de enquête gaf het vermoeden dat er een Steenmarter in de woonkamer was geweest via een open raam. Zo nu en dan vallen (jonge) steenmarters door een systeemplafond.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
27
Gestommel in de nacht Eenmaal een rustplek in een gebouw gevonden kan de nachtbrakende Steenmarter op momenten een behoorlijke onruststoker zijn. Bewoners kunnen voortdurend uit hun slaap worden gehouden door het kabaal dat een Steenmarter veroorzaakt met zijn getrippel, gemor, gesleep, gestommel, geschuif, gebonk, gekrab en gerol op of onder het dak en tussen plafonds of muren. Het lijkt wel alsof er ‘een inbreker in huis is’ en men spreekt ook wel van een ‘poltergeist’. Een Steenmarter maakt duidelijk meer lawaai dan andere dieren in huis, zoals muizen of vleermuizen. Een volwassen Steenmarter spookt vooral op vaste tijdstippen in de vroege ochtenduren. Wanneer een marter terugkomt van zijn nachtelijke foerageertocht speelt hij vaak nog even na of ordent zijn slaapplek alvorens te gaan slapen. Het dier is, net als veel andere zogende roofdieren, speels en maakt graag gebruik maakt van allerlei speeltjes, waaronder bijvoorbeeld steentjes, walnoten, tennisballen en badmintonhoedjes. Deze worden op straat, in tuinen of op daken gevonden en meegenomen naar de dagrustplaats. Het rollen van bijvoorbeeld steentjes in een zinken dakgoot kan dan zeer lawaaierig zijn. Over het algemeen zijn solitaire marters echter tamelijk bescheiden of zelfs ongemerkt aanwezig.
Huismarters – spelende jonge marters op een zolder kunnen behoorlijk luidruchtig zijn. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
De grootste onruststokers zijn jonge steenmarters. Deze zijn net als jonge katten zeer speels. Ze maken piepende en grommende geluiden bij het ravotten, wanneer ze prooi krijgen en bij het spelen met objecten. Meestal is de geluidsoverlast ’s nachts tijdelijk, en duurt maximaal enkele weken, een hoogtepunt bereikend in de eindfase van de kraamperiode wanneer de jongen groter zijn en dan druk gaan spelen of allerlei toeren uithalen. Pas wanneer de marterfamilie verhuist naar een andere plek, meestal rond eind juni, wordt het stil. Huismarters zijn vooral storend wanneer ze zich dicht bij de leefruimte of slaapkamer bevindend en de onrust langdurig achtereen optreedt. Het is dan ook goed voorstelbaar dat het martervertier voor sommige mensen onhoudbaar wordt. Er zijn zelfs mensen die welhaast tot wanhoop worden gedreven en voor het besluit staan een tijdeje weg te gaan weg te gaan of zelfs te verhuizen. Het laatste was ook bijna het geval bij de familie Olthof uit Schalkhaar. Zij werden langdurig door een Steenmarter onder de dakkapel van hun
28
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
slaapkamer geteisterd, totdat uiteindelijk de marter werd verjaagd en het verblijf hermetisch werd afgesloten.
Eng of gevaarlijk dier Sommige mensen - vooral vrouwen en kinderen - ervaren de Steenmarter serieus als een eng of gevaarlijk dier. Er wordt zelfs gekampt met de gedachten dat het dier je in de ‘tenen kan bijten’, ‘kinderen of huisdieren aanvalt’ of zelfs bij je ‘in bed kan kruipen’, zo blijkt volgens enkele respondenten van de enquête. Dergelijke angst kan tot onacceptatie en soms tot hysterie leiden. Angst wordt veelal ingeboezemd door onbekendheid met de Steenmarter. Ook de vergelijking met knaagdieren zoals ratten kan een overdreven angst aanwakkeren. Het is voorstelbaar en goed te begrijpen dat sommige mensen de Steenmarter eng vinden en het dier pertinent op afstand willen houden. De Steenmarter is echter niet gevaarlijk voor de mens of huisdieren als kat en hond. Hij is juist bang voor mensen en bijt alleen van zich af wanneer in het nauw gedreven. Gevechten met huiskatten komen zelden voor. Beide dieren zijn behoorlijk aan elkaar gewaagd zodat vermijding voor de hand ligt.
Schade aan gebouwen, vervuiling en stankoverlast door huismarters Met een huismarter hoeft het niet bij geluidsoverlast te blijven. Afhankelijk van de situatie kunnen de dieren behoorlijke schade toebrengen aan gebouwen, hetgeen in de papieren kan lopen. De schade varieert als volgt: -
Krabben, bijten aan hout en aan andere voorwerpen van plastic of rubber (o.a. losse bedrading of bekabeling binnen- en buitenshuis), daarnaast het lostrekken of -krabben van isolatiepakkingen (o.a. glas- of steenwol) en dakbedekking van riet (dekriet). De dieren proberen vaak een betere toegang te verschaffen tot een verblijfplaats en deze als zodanig geschikt te maken. Ook speels ‘vandalistisch’ gedrag leidt tot schade. Soms worden meerdere plekken in een gebouw aangegrepen. In een aantal gevallen is sprake van een ravage. Daarentegen kan de schade ook meevallen of nihil zijn wanneer het dier gemakkelijk een ruim of robuust verblijf kan betrekken, zoals op een rustige zolder met een veelheid aan nissen.
-
Vervuiling door plaatselijke ophoping van prooiresten in combinatie met urine en ontlasting (latrines) in spouw, tussenplafond, op zolder of onder het dakbeschot. Dit leidt vaak tot behoorlijke schade door het doorlekken van mest in (systeem- of gips)plafonds en muren, in gevallen tot binnenshuis. Dit gaat gepaard met een penetrante en moeilijk te verwijderen stank. Vaak is er dan ook sprake van bijkomende ongedierte, waaronder maden, bromvliegen, aaskevers, vlooien en motten. Vooral in een marterkraamkamer kan zich een smerige bende voordoen, waarmee een vuilniszak gevuld kan worden.
De omvang van de schade is afhankelijk van in hoeverre de dieren dingen kunnen vernielen in samenhang met de bezoekfrequentie en verblijfduur. Sommige marters betrekken maanden achtereen een dagrustplaats om dan weer een andere rustplaats elders te gebruiken. Dagrustplaatsen kunnen standplaatsen worden, die door dezelfde marters of anderen jaren lang in gebruik kunnen zijn. In sommige gevallen kunnen gevaarlijke situaties ontstaan, bijvoorbeeld wanneer elektriciteitkabels worden aan- of doorgebeten waardoor er kortsluiting en als mogelijk gevolg brand kan ontstaan.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
29
Steenmarters maken graag gebruik van rustige schuurtjes. (Bron: Natur & Stadgrün Berlin).
De schade en de behandeling van Huismarters kan kostbaar zijn door: •
Inschakeling van een deskundige voor behandeling van het probleem. Bij inspectie kan extra schade ontstaan wanneer ruimten moeten worden opengebroken voor nadere inspectie, waarbij additioneel ook een aannemer kan worden betrokken.
•
Schoonmaken van de vervuiling.
•
Reparatie van alle schade, vooral wanneer ook een aannemer moet worden ingeschakeld.
•
Het hermetisch afdichten van entrees en/of opheffen van toegangswegen, waarbij ook een aannemer nodig kan zijn.
•
Het aanvullend aanbrengen van wering, zoals schrikdraad.
Aantal meldingen en kosten overlast door huismarters in Deventer De enquête 2006-2007 voor Deventer leverde diverse meldingen van min of meer ernstige overlast door huismarters (zie bijlagen voor ruimtelijke spreiding). In totaal werden 51 afzonderlijke gevallen van huismarters gemeld. Van deze meldingen werden de volgende vormen en gevallen van overlast gemeld: • • •
Stankoverlast: 15 Geluidsoverlast: 18 Vernielingen: 10
Voor zover kan worden beoordeeld hebben al deze meldingen van overlast betrekking op een martergezin in de zomer. Bij zes van de huismartermeldingen werd overigens geen overlast aangegeven.
30
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Op basis van deze meldingen is het aantal huishoudens met huismarters, die actueel in meer of mindere mate overlast ondervinden, slechts een heel klein percentage van het totale aantal huishoudens (39987) in Deventer, neerkomend op rond de 0,1%. De gemelde schadekosten lagen tussen de €150 en €1.000. De totale kosten van de behandeling van huismarterproblemen kwamen voor de enquête neer op €3.750,-.
Schade door automarters Waarschijnlijk een combinatie van speelsheid, nieuwsgierigheid, territoriaal gedrag én het inlassen van rustpauzes in overdekte plekken tijdens nachtelijke tochten, leidt de Steenmarter tot de gewoonte om regelmatig auto’s te bezoeken. Dit is aangeleerd gedrag. Auto’s zijn van betekenis voor Steenmarters in de stad als tijdelijke schuilplaats. Vooral net afgeslagen warme motoren zouden in trek zijn, maar dit is niet onomstotelijk bewezen. Overigens worden ook auto’s op erven in het landelijke gebied bezocht, zodat automarters niet alleen een stedelijk fenomeen blijken te zijn.
Het nieuwsgierige gedrag van de Steenmarter speelt hem parten met betrekking tot auto’s (car patrolling) waaraan hij schade kan berokkenen en krijgt daardoor weinig sympathie van gedupeerden. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
De Steenmarter laat bij een bezoek onder de motorkap vaak zijn sporen na, in de vorm van geurvlaggen, pootafdrukken en haren of haarballen. Daarnaast worden diverse objecten onder de motorkap gedeponeerd, waaronder eieren, snoepjes, pinda’s, noten, broodresten, diverse prooien en diverse speeltjes (b.v. een tennisbal). De motorruimte fungeert dus ook als voorraadkast. Verder worden auto’s ook gebruikt als speelplaats door jonge dieren. Langdurig stilstaande auto’s kunnen zelfs een kraamkamer zijn. Het stedelijke ecotype van de Steenmarter kan dus worden beschreven als een fervent ‘autohopper’. Steenmarters laten echter ook een minder leuk visitekaartje achter. Ze berokkenen namelijk schade onder de motorkap. De zogenoemde ‘automarter’ werd voor het eerst geconstateerd in 1978 in het Zwitserse Winterthur, waarna het zich stapsgewijs uitbreidde in de buurlanden Duitsland, Oostenrijk en Italië (Kugelschafter et al. 1984 &1989; Ludwig 1998). In Nederland werd het voor het eerst gemeld in begin jaren negentig. De gewoonte
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
31
van de Steenmarter om in rubber of plastic te bijten en kauwen en soms ook delen ervan op te eten is de crux van het probleem. In keutels van steenmarters onderzocht door Hermann (2004) werden regelmatig resten van rubber en ander synthetisch materiaal aangetroffen. De gewoonte is doorgaans niet uniek voor de Steenmarter. Bijvoorbeeld op de Veluwezoom zijn in keutels van de nauw verwante Boommarter wedstrijdballonnen en een condoom aangetroffen (pers. med. V. Dijkstra, VZZ). Doorgaans zijn er ook voorbeelden van huiskatten die aan plastic en rubber bijten; daarnaast ook van ratten en muizen. De vermoedelijke voorkeur van steenmarters voor rubberen kabels met visproducten als ingrediënt is echter niet bewezen (Ludwig 1998). Ook is er geen verschil in het bijten in nieuw of oud rubber. Voor het bijtgedrag onder de motorkap is geopperd dat met het forensen tussen twee of meerdere steenmarterterritoria de kans op autoschade hoger ligt. Het achterlaten van een geurvlag onder de motorkap door een territoriaal dier zou bij verplaatsing van de auto een agressieve response uitlokken van het territoriale dier aldaar, met botviering op vatbare motoronderdelen (Kugelschafter et al. 1984 &1989). Dit is curieus, maar mogelijk verklaarbaar uit het feit dat schade vooral in het voorjaar (vooral periode januari – mei) wordt toegebracht, wanneer de rammen het meest actief en fel hun territoriumgrenzen afbakenen. Ook auto’s die op de grens tussen twee territoria staan, bijvoorbeeld een straat, kunnen dan eerder een doelwit zijn. De eerste auteur nam bijvoorbeeld een gevecht waar tussen twee steenmarters op de Gewestlaan in Diepenveen, waar met enige regelmaat auto’s worden aangegrepen.
Moderne villa in Schalkhaar in Deventer. Hier huisde in 2006 een Steenmarter achter de dakkapel en zorgde er voor aanzienlijke overlast en schade door lawaai, stank en vervuiling. De maden kropen op een gegeven moment door de ventilatie van de badkamer. Met het hermetisch afdichten van het gat in de dakkapel verdween de marter uit huis. Tegenwoordig loopt de marter nog wel geregeld rond het huis. Onlangs vond de heer Olthof nog een dode muis en een tennisbal op het motorblok. (Foto: E. van Maanen)
Soort autoschade Autoschade bestaat voornamelijk uit aan- of doorgebeten of kapot getrokken motoronderdelen, waaronder bougiekabel, bobinekabel, ABS-kabel, luchtslang, radiatorslang, koelwaterslang, ruitensproeierleiding, ruitenwisselkabel laagspanningskabel, stofhoes, V-snaar en de manchetten van de aandrijfas. Bij de eerste auteur is de ruitenwisserkabel van zijn Volkswagen Polo, gemaakt van fijn gevlochten koperdraad met rubber coating, half doorgebeten. Kortom, vrijwel alle in rubber of plastic
32
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
gegoten onderdelen, die vatbaar (te omvatten en vrij liggend) zijn voor het vlijmscherpe gebit van de Steenmarter, kunnen worden vernielt. Daarnaast wordt ook vaak de isolatiepakking (tempex) van de motorkap of de airco kapot gekrabd. Tabel 5.1 geeft een verdeling van de vernielingen die onder de motorkap door Steenmarters in Deventer zijn verricht. Kapotgebeten bougiekabels in benzinewagens scoren het hoogst onder de autoschades. Menig automobilist ondervond hierdoor startproblemen. Het blijft vaak niet bij een enkel bezoek en schade aan dezelfde auto kan herhaaldelijk worden toegebracht. De meeste schade aan auto’s wordt toegebracht gedurende het zomerhalfjaar, vooral in het voorjaar. Belangrijke gevolgschade aan auto’s kan een enkele keer optreden wanneer een vitaal onderdeel van de motor door een Steenmarter is beschadigd en dit vervolgens bij het (onoplettend) doorrijden andere en grotere schade veroorzaakt, oftewel gevolgschade. Deze schade kan aanzienlijk zijn en in de papieren lopen. Gevolgschade kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer bijvoorbeeld het koelsysteem wordt beschadigd en daardoor de motor oververhit raakt en er zelfs brand kan ontstaan, zoals vermeld door één respondent. Er zijn ook enkele meldingen van kortsluiting door aangebeten bedrading. In een zeldzaam geval kan de schade tot een zeer vervelende situatie leiden, bijvoorbeeld wanneer de kabels van de ambulance wordt doorgebeten, zoals gemeld voor het Deventer ziekenhuis. Er zijn ook meerdere meldingen van doorgebeten remleidingen binnengekomen Dit kan worden afgedaan als overdreven en een onmogelijkheid. Stalen remleidingen kunnen immers niet worden doorgebeten. Wel kan de rubberen coating dusdanig worden aangevreten dat de leiding kan gaan roesten en daardoor knapt (gevolgschade). Bepaalde autotypen zijn waarschijnlijk vatbaarder voor marterschade dan andere. Enkele jaren geleden bleken de bougiekabels van de Renault Megane een hoogmatig doelwit. Ook de Chrysler Voyager en Opel-types Astra, Corsa en Vectra liepen toen een hoog risico. Over de voorkeuren van steenmarters voor nieuwe automodellen is geen informatie bekend. In de enquête voor Deventer worden uiteenlopende merken van verschillende autofabrikanten genoemd, waaronder: Mercedes sp., Volkswagen Transporter, Opel Astra, Peugeot Partner, Renault Megane Scenic, Renault Twingo, Renault Clio, Citroën C3, Nissan Micra. Mitsubishi Carisma, Daewoo Lanos, Ford Ka, Ford Fusion, Mazda 626, Mitsubishi Carisma, Suzuki Alto, Suzuki Wagon, Hyundai Tucson, Kia Picanto, Toyota Picnic en Toyota Corrolla. Opvallend is dat hier veel Aziatische en Franse merken tussen zitten. Echter, een duidelijke voorkeur voor automerken valt hieruit niet af te leiden, omdat bijvoorbeeld niet bekend is wat de verhoudingen tussen automerken ter plaatste zijn.
Typische bijtschade aan een bougiekabel. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
Aantal meldingen en kosten overlast door automarters in Deventer Eenduidige en uitputtende cijfers van jaarlijkse autoschadegevallen bleken niet verkrijgbaar te zijn. Het totaal aantal meldingen van autoschade over de periode 20062007 bedroeg bij sluiting van de enquête 160 gevallen, inclusief herhalingen.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
33
Echter, navraag bij het merendeel (33) van de Deventerse garagebedrijven leverde daarnaast nog een schatting op van jaarlijks 300 schadegevallen. Uitgaande van het jaarlijkse maximum van 300 gevallen en gerelateerd aan de in 2007 in de Gemeente Deventer geregistreerde 37.330 motorvoertuigen (Statistisch Jaarboek 2007), komt het percentage door steenmarters beschadigde auto’s van autopark Deventer neer op nog geen 1%, waarschijnlijk nog minder omdat er ook veel herhaalde schade op auto’s is gemeld in de enquête. Uit studies elders in het land blijkt dat 98% van het autopark geen schade ondervindt (med. Gerard Müskens). In totaal zijn 40 autoschadebedragen opgegeven in de enquête, met een totaal bedrag van €3618,42. De kosten voor het laten repareren van een kleine autoschade (b.v. beschadigde bougiekabels) door steenmarters ligt in deze bedragen tussen de €5 (zelfklussers) en €265 (garage). Gemiddeld komen de kosten van deze bedragen neer op €90,-. De kosten zijn ondermeer afhankelijk van het automerk, de gerekende reparatie- of montagekosten en het wel of niet laten plaatsen van een werend apparaat. Slechts één geval van ernstige gevolgschade is gemeld, met een uitzonderlijk hoog reparatiebedrag van €3000,-. Het laten vervangen van een bougiekabelset kost volgens navraag bij de garages gemiddeld €65 en de aanschaf met montage van een antimarterset gemiddeld tussen de €50-€80; totaal gemiddeld €130. Vooral bij herhaling (tussen 2-5 maal) kunnen de kosten flink oplopen. Een respondent gaf zelfs uitzonderlijk aan dat zijn bougiekabels 12 maal zijn vervangen! Overigens is niet na te gaan in hoeverre mensen objectief of niet overdreven deze getallen hebben opgegeven; we gaan er vanuit dat de getallen juist zijn. Uitgaande van jaarlijks 300 schadegevallen en reparatiekosten merendeels tussen €90,- en €130,komt het jaarlijkse totaal van autoschade door steenmarters binnen de gemeente Deventer neer tussen €27.000 en €39.000.
Tabel 5.1 Onderverdeling meldingen van autoschade door Steenmarters in Deventer in 2006 & 2007 Type schade / onderdeel Kabel of leiding ongespecificeerd Bougiekabel Ruitenwisserleiding Koelwaterslang Isolatiemateriaal Totaal
Aantal 100 34 4 8 14 160
De meeste autoschades liggen binnen de voorgenoemde hotspots, namelijk omgeving Deventer ziekenhuizen, Noord en Zuid Colmschate, Schalkhaar en Diepenveen (zie kaarten in de bijlagen). Ook hier is clustering in bepaalde straten te zien. Vooral in Colmschate zijn automarters actief. In Zandweerd en in de Zwolse Wijk daarentegen, waar verblijfplaatsen zijn gemeld, is maar één geval van autoschade opgegeven. Ook zijn er diverse waarnemingen op de Brinkgeverweg gemeld, maar geen autoschade. Het lijkt er dus op dat steenmarters niet overal vandalen zijn, maar dat er dus sprake kan zijn van enkele lokale probleemmarters, er vanuit gaande dat de meldingsbereidheid voor alle gemeentedelen gelijk is.
Predatie van huisdieren en stadsvogels Indien een kans zich voordoet vergrijpt de Steenmarter (roofmarter) zich wel eens aan pluimvee, konijnen, cavia’s, wedvlucht- en sierduiven en volièrevogels, mogelijk zelfs aan jonge katten. In een nauwe volière kunnen meerdere vogels tegelijk het slachtoffer worden, vooral wanneer de vogels in paniek raken en de marter dan instinctief met adrenalinestoot dodend of verminkend om zich heen grijpt. Er zijn echter ook verhalen van marters die gericht kippeneieren en -kuikens roven zonder dat volwassen hoenders worden gedood. Ook hieruit blijkt weer schade afhankelijk van situatie en individu.
34
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
De enquête leverde tien meldingen van vermoedelijke roofmarters op, waarbij enkele konijnen of kippen het slachtoffer werden. Dat steenmarters zich kunnen vergrijpen aan huisdieren is niet verwonderlijk. Het dier is nu eenmaal een roofdier en hij jaagt op kleine dieren in de stad. Vogels, knaagdieren en ook andere dieren, zoals bijvoorbeeld vleermuizen, vallen hem ten prooi wanneer er gelegenheid voor is. Ook kan hij bekwaam worden in het ‘beroven’ van vogelnestkasten. Het predatoire gedrag van de Steenmarter wil overigens niet zeggen, zoals geopperd door sommigen in de mediaresponse, dat het dier verantwoordelijk is voor de achteruitgang van sommige stadsvogels. Deze zijn namelijk onderhevig aan allerlei populatielimiterende milieufactoren, waaronder mogelijk gebrek aan nestgelegenheid, verstoring, luchtvervuiling, huiskatten en verkeer. Overigens is er landelijk sprake van een lichte achteruitgang van stadsvogels, ook in delen van Nederland waar steenmarters niet voorkomen.
Overige overlast of schade Uit de enquête zijn ook andere vormen van overlast naar voren gekomen, die volgens de melders aan steenmarters zijn te wijten, namelijk: -
Het omgraven van tuinen, mogelijk door steenmarters op zoek naar voedsel zoals wormen en insecten. Schade aan vogelnestkastjes. Het rollen in ‘bemeste’ bloemperken en -bakken, waardoor tuinplanten (lavendel is meerdere malen genoemd) worden geplet (dit gedrag is ook in Duitland waargenomen; med. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie). ‘Beroven’ van voedselvoorraden (fruit, noten, eieren). Het aanbijten van rubberen en plastic objecten (zoals kabels) in de tuin.
Er kwamen vijf meldingen binnen van schade aan tuinplanten. De schuldvraag is net als bij predatie van huisdieren en pluimvee zonder bewijs lastig te beantwoorden. In slechts één geval in Diepenveen wijst de beschrijving van het op heterdaad waargenomen dier in de richting van een Steenmarter.
Een zekerende automarter. (Bron: BBC Wild Europe)
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
35
5.4
Waardering voor de Steenmarter in Deventer Uit de enquête en interviews blijkt dat het merendeel (210 meldingen) van de respondenten bezwaar heeft tegen de (aanwezigheid van) de Steenmarter, of een zekere afstand neemt tot bescherming van het dier. Uit deze meldingen viel een vooral een zekere verontwaardiging te constateren. Uit enkele responsen klonk een duidelijke vijandigheid of dreiging tot eigenhandig oplossen van het probleem. Er waren echter ook veel neutrale meldingen (88). Positieve uitingen over de Steenmarter werden negen maal gemeld. Hieronder mensen die het niet erg vinden om een Steenmarter in huis te hebben, zolang de overlast maar beperkt blijft. De Steenmarter heeft volgens respondenten ook aantrekkelijke eigenschappen zoals ‘mooi’, ‘grappig’, ‘schattig’ en/of ‘nuttig’. Het dier wordt vooral gewaardeerd door mensen met interesse voor natuur of natuurbescherming. Bijvoorbeeld, de Indische familie Steffin uit Colmschate vertelde zelfs met trots over hun Steenmarter, die geen overlast of schade gaf. Ook de heer H. Broekhuijs uit Deventer kan ‘prima’ leven met een marter op zolder, ondanks de rotzooi en stank die na een tijd ontstaat; ook acceptabel zolang het gemakkelijk kan worden schoongemaakt.
5.5
Aanpak steenmarterperikelen in Deventer tot dusver ‘Van het kastje naar de muur’ Uit het onderzoek van De Wever (2001) en het onderhavige onderzoek blijkt het ontbreken van een meld- en behandelpunt voor klachten inzake beschermde dieren (verkort faunaloket) bij de Gemeente Deventer een belangrijk knelpunt te zijn. Dit in tegenstellingen tot gemeenten in Limburg, Gelderland en Drenthe die al wel een faunaloket hebben opgezet en/of een steenmarterbrochure verspreiden, conform de ministeriële oproep (Hoofdstuk 3). Vooral goede voorlichting over het dier, het aandragen van effectieve oplossingen of middelen en doorverwijzing voor een kordate behandeling ontbraken in Deventer. Dit draagt mogelijk bij aan een té negatieve beeldvorming van het dier, zoals ook opgepakt en versterkt door de media. Uit de interviews blijkt een behoefte voor duidelijke informatie en een trefzekere oplossing. Ook het zelf moeten betalen van de schade stuit op veel onbegrip, maar dit valt echter niemand te verwijten. Klachten worden sinds kort wel geregistreerd bij het Meldpunt Openbare Ruimte of de publieksbalie van de Gemeente Deventer, maar voor steenmarterproblemen werd tot voor kort nog meermaals doorverwezen naar externe deskundigen, waaronder een drietal vrijwilligers van de Zoogdierenwerkgroep Overijssel. Deze konden echter niets anders doen dan, indien mogelijk, bij mensen langs te gaan en voorlichting te geven.
5.6
Conclusie steenmarterproblematiek Deventer In de 436 enquête-responsen zijn 226 meldingen van overlast en schade bij Deventernaren door steenmarters in Deventer in 2006-2007 geconstateerd. Dit is zeker tot mogelijk te wijten aan huismarters (22,5%), automarters (70,8%), roofmarters (4,4%). Het overige percentage betreft andere vaak onverklaarbare overlast die aan steenmarters wordt toegeschreven. Figuur 5.2 geeft een verdere verdeling van de soorten overlast die in de periode 20062007 in de enquête zijn gemeld.
Figuur 5.2
Verhoudingen meldingen overlast en schade door Steenmarters in Deventer in 2006 & 2007.
36
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Hoewel individuele steenmarters of ‘probleemmarters’ lokaal en naargelang de situatie veel overlast kunnen veroorzaken valt er voor heel Deventer te relativeren wanneer de overlast wordt afgezet tegen het totale aantal huishoudens en auto’s binnen de gemeente. Slechts een zeer klein percentage daarvan wordt getroffen. Deze conclusie betekent niet dat steenmarterproblemen verwaarloosbaar zijn en laat onverlet dat schrijnende problemen op kordate wijze moeten worden behandeld. Navolgend wordt daarom gepleit voor een betere aanpak voor en voorlichting over preventie en de behandeling van schrijnende steenmarterproblemen middels en gecoördineerd door een faunaloket binnen de gemeente, verder conform de regels van de Flora- en faunawet en een provinciale ontheffing. Naar verwachting zal dit de problemen met steenmarters in hoge mate temperen en de behandeling in betere banen leiden.
Automarter aan het werk onder de motorkap. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
37
38
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
6
METHODEN EN RICHTLIJNEN VOOR BEHANDELING VAN STEENMARTERPROBLEMEN Steenmarters zijn als beschermde inheemse dieren onderdeel van de Nederlandse natuur waarmee we moeten leren samenleven, zo heeft de Nederlandse samenleving aanvaard en vastgelegd in de natuurbeschermingswetgeving. De beste strategie voor het verminderen van steenmarterproblemen is preventie en adequate behandeling van schrijnende gevallen, zo vriendelijk mogelijk voor mens en dier. Het weren van marters blijkt het beste middel te zijn. Navolgend wordt een overzicht gegeven van werende middelen en behandelingen tegen huis-, auto- en roofmarters die tot dusver het meest effectief zijn bevonden. Daarnaast passeren lapmiddelen of huis-tuin-en-keuken middelen die amper of niet werken de revue. Het is van belang om hier te benadrukken dat middelen tegen huismarters in verband met de Flora- en faunawet alleen door bevoegde deskundigen mogen worden toegepast.
6.1
Het weren van huismarters Toegang tot gebouwen kan steenmarters worden ontnomen door entrees en wegen ernaar toe op te heffen, voor zover deze kunnen worden gelokaliseerd en effectief zijn te slechten. Afhankelijk van de constructie en omvang van het gebouw kan dit wel of geen sinecure zijn. Omdat het hier gaat om het verstoren van de ‘vaste rust- of verblijfplaats’ van de Steenmarter is ontheffing van de Flora- en faunawet altijd noodzakelijk (zie hoofdstuk 3). Voor het behandelen van huismarterproblemen gelden randvoorwaarden. Een ingreep mag namelijk alleen plaatsvinden bij afwezigheid van de marter(s) of er moet een vluchtweg zijn. Een martergezin met jonge niet-zelfstandige dieren mag echter niet worden verstoord. Dit kan aanwezig zijn vanaf begin maart (richtlijn 1 maart) tot rond eind juni (richtlijn 30 juni). Volwassen of zelfstandige subadulte dieren kunnen wegvluchten naar een alternatieve dagrustplaats, waarvan ze vaak meerdere in de omgeving kunnen betrekken.
Wegnemen van toegangswegen Allereerst wordt gekeken naar de makkelijkste oplossing, namelijk het wegnemen van wegen en entrees tot het gebouw. Wegen bestaan uit velerlei soorten opstapjes en klimmogelijkheden aan het gebouw. Veel voorkomende mogelijkheden voor een steenmarter om op het dak of in een muur te komen zijn onder meer: klimplanten, bomen, zijmuurtjes, vuilcontainers (kliko’s), auto’s, houthokken, omheiningen, pergola’s, carports, diepe groeven tussen de muurstenen. Vaak is er een gemakkelijke en weinig ingrijpende oplossing voorhanden om een toegangsweg op te heffen, maar soms ook niet. Zijtakken naar het dak kunnen b.v. worden gesnoeid en het rooien van een struik is wellicht nog acceptabel en doenlijk. Daarentegen is het vergunningplichtig kappen van een boom dicht langs het huis bijvoorbeeld een ander verhaal. Ook is het verwijderen van bijvoorbeeld een pergola ongewenst en ondoenlijk. In deze moeilijke gevallen is het monteren van plastic of metalen kragen of manchetten rond boomstammen en steunberen meestal een oplossing (figuur 6.1). Deze worden dan boven het springniveau (2 meter) van de Steenmarter geplaatst. Manchetten hebben verder een hoek van ca. 45 graden naar beneden en een radius van minimaal 30 cm vanaf de stam. Hierdoor kan de steenmarter niet meer naar boven klimmen. Als alternatief kan ook goed geaard schrikdraad rond de paal worden gespannen, tevens los van obstructies. Wanneer een Steenmarter tegen de muur kan klimmen, namelijk muren met diepe groeven tussen de stenen door ruw, verweerd of te weinig voegwerk, dan wordt een andere oplossing gevraagd. Vooral bij vooroorlogse gebouwen is dit vaak het geval.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
39
Mogelijkheden zijn 1) het plaatsen van platen doorzichtig en glad plexiglas of 2) het spannen van schrikdraad, bijvoorbeeld op of langs omheiningen, in de dakgoot of onderlangs de dakrand. Het bedrijf Ongediertebestrijding Nederland (www.obn-bv.nl) heeft volgens eigen zeggen al veel successen geboekt met de schrikdraadmethode en zelfs zeer hardnekkige gevallen ermee verholpen (pers. med. J. Visser, OBN). In Noord Amerika wordt de methode ook veel en succesvol toegepast tegen wasberen. Nadeel van het degelijk aanleggen van schrikdraad is dat het duur kan zijn afhankelijk van de omvang. Volgens OBN kost het omspannen van een gemiddeld vrijstaand huis met schrikdraad ca. €1300. Voor wat betreft het aangezicht van een gebouw (b.v. een monumentaal pand) biedt het gebruik van plexiglasplaten of schrikdraad de minst storende oplossing.
Figuur 6.1
Het principe van een stalen of plastic manchet rond een boomstam of steunbeer om een Steenmarter zijn klimweg te ontnemen. (Bron: Altrock et al.)
Afdichten van entrees Wanneer toegangswegen niet effectief kunnen worden ontnomen dan wordt het noodzakelijk om zorgvuldig alle gaten en kieren waar de Steenmarter met zijn spitse, slanke en flexibele lijf doorheen kan kruipen (vanaf 5 cm doorsnee) in kaart te brengen en vervolgens robuust en hermetisch af te dichten. Te denken valt o.a. aan het dichten van gaten in daken en muren met specie, steen, hout, metaal of stevig gaas/rooster. Lichte optilbare dakpannen zouden vervangen kunnen worden met zware. Ook zou schrikdraad hier goed toegesneden toegepast kunnen worden.
Ultrasone wering Een derde mogelijkheid is het weren van steenmarters uit ruimten in het gebouw. Er zijn tegenwoordig apparaatjes verkrijgbaar die met behulp van een bewegingsdetector bij het passeren van een dier tot 7 verschillende ultrasone fluittonen (20-30 kHz) kunnen
40
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
produceren. Het hoogfrequente geluid zou op korte afstand voor het martergehoor zo onaangenaam zijn dat een marter op de vlucht slaat. Het apparaat werkt echter niet 100% effectief en momenteel worden door het Arbeitskreis Wildbiologie in Duitsland proeven gedaan om de effectiviteit ervan te toetsen en eventueel verbeteringen aan te brengen (med. Beate Ludwig). Tot dusver is bevonden dat het apparaat met een onregelmatige wisseling van geluidsfrequentie het beste werkt. Hiermee zou de minste gewenning bij steenmarters optreden zoals mogelijk is bij een voortdurend monotoon geluid. Tevens werkt dit apparaat het beste in een open ruimten waar een steenmarter moeilijk aan het geluid kan ontkomen, door bijvoorbeeld ergens achter te schuilen. Het blijkt ook moeilijk om gevestigde dieren met het apparaat te verjagen, zoals is bevonden met wasberen in Noord Amerika (http://raccoon-x.com/utrasonics.htm). Een andere kanttekening bij ultrasone wering is dat hoewel ultrasone geluiden amper hoorbaar zijn voor volwassen mensen kunnen ze wel nadelig of storend zijn voor het gehoor van katten en honden en zelfs kinderen, waarvan het gehoor over het algemeen beter is dan van oudere mensen. Van het apparaat bestaan verscheidene modellen onder meerder merken, die bij Nederlandse leveranciers verkrijgbaar zijn voor rond de €40,-.
6.2
Verantwoord behandelen van huismarterproblemen De volgende randvoorwaarden gelden bij het verontrusten of verstoren van huismarters:
Bescherming steenmartergezin in de kraamperiode De voortplantingsperiode van steenmarters in Nederland loopt van vroeg voorjaar (al vanaf eind februari) tot nazomer. In deze periode (als richtlijn genomen 1 maart tot 30 juni) is de kans groot dat een steenmartergezin aanwezig is. Het steenmartergezin is het vrouwtje of moertje met haar jongen. De jongen zijn vooral kwetsbaar en immobiel in de zoogtijd en dan afhankelijk van de aanwezigheid van hun moeder voor melk, warmte en aandacht. In deze korte periode mogen ze feitelijk niet worden verstoord. Het is desastreus om het gezin dan op straat te zetten en aan de stedelijke gevaren bloot te stellen. Inspectie dient vooral in de vroege kraamperiode uiterst zorgvuldig te gebeuren. Jonge dieren kunnen namelijk gemakkelijk over het hoofd worden gezien doordat ze zich ergens achter of onder verschuilen. In de vroege kraamperiode is overlast meestal nog niet aan de orde. Pas wanneer de jongen oud genoeg zijn om met elkaar te ravotten en moeder veel op pad gaat om veel prooien aan te slepen, begint de overlast door veel nachtelijke (speel)geluiden, ontlasting, prooiresten en toenemende stank bij warmer weer. De fasen van de kraamperiode zijn in hoofdstuk 4 uiteengezet. Bij vertrek van het martergezin rond 30 juni kan men de leefplek opheffen.
Bepalen zekerheid afwezigheid steenmarter(s) Het opheffen van de dagrustplaats in een gebouw kan alleen bij afwezigheid van de marter(s). Men dient zich ervan te verzekeren dat er geen dieren binnen zijn verschanst die ingesloten kunnen worden. Ingesloten dieren kunnen, naast het met veel leed sterven, ook fikse uitbraakschade veroorzaken. Men kan de dieren bij het openen van de dagrustplaats verjagen of wachten met dichten totdat ze de dagrustplaats voor hun nachtelijke foerageren verlaten. De kans op afwezigheid is het hoogst tussen zonsondergang en zonsopgang en onder goede weersomstandigheden, wanneer het dieren op pad gaan om te foerageren en hun territoriale patrouilles. Een marter kan dan 48 uur weg zijn. Men kan posten om de marter het gebouw te zien verlaten. Voor meer zekerheid over het binnen- of buitentreden kan echter ook de ‘prop-methode’ worden gebruikt. Dit is het losjes dichtproppen van mogelijke entrees in het dak of in de muur met papier of een lap. De marter zal in de meeste gevallen de prop naar zich toe trekken; de prop naar binnen betekent dat het dier naar buiten is en visa versa. Een alternatief is het monteren van een kattenluikje.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
41
’s Winters dient men rekening te houden met marters die binnenblijven tijdens koude nachten en pas tijdens warmere nachten op pad gaan. Overigens is overlast gedurende de winter amper aan de orde, omdat de dieren dan veel slapen en zich gedeisd houden. Indien er met hoge mate van zekerheid geen teken van leven meer is (na tenminste drie dagen te constateren), kunnen de entree(s) worden geslecht. Daarna wordt nog gemonitord voor verdere marteractiviteit. Wanneer er binnen geen marteractiviteit meer valt te bespeuren kan worden uitgegaan van een geslaagde behandeling.
Nadelen wegvangen en/of verplaatsen van steenmarters uit gebouwen Het wegvangen van Steenmarters zonder afdichten van het gebouw is volgens deskundigen in ecologisch opzicht weinig zinvol en onlogisch. Uit diverse onderzoeken blijkt namelijk dat leeggevallen leefplekken in mum van tijd weer worden ingevuld, door dezelfde teruggekeerde marter of door anderen die op de loer liggen om een territorium over te nemen (Müskens & Broekhuizen 1998; Müskens & Broekhuizen 2005; Herr 2008). Voorts kunnen er meerdere marters aanwezig zijn. Zowel het gevestigde mannetje als vrouwtje maken gebruik van dezelfde dagrustplaats en er kunnen ook nog langdurig jonge dieren bij hun ouders aanwezig zijn. De kans is daarom redelijk groot dat niet de ‘probleemmarter’ in kwestie wordt gevangen, maar een onschuldige marter of zelfs een andere probleemmarter. Tevens is het vaak zo dat jonge dieren zich gemakkelijker laten vangen, zodat een oudere of sluwe en ervaren probleemmarter de dans ontspringt. Doorgaans biedt het op korte of langere afstand verbannen van dieren veelal geen duurzame oplossing. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat steenmarters hun weg terug kunnen vinden, als ze de gevaarlijke tocht overleven. Rasmussen et al. (1986) vonden bijvoorbeeld dat twee mannetjes die op grote afstand (tot 30 km) van hun leefplek waren verplaatst binnen enkele dagen weer terug op hun plek waren. Herr et al. (in druk) vond dat dieren met zenders die werden ook hun weg weer terugzochten en dat dit hun overlevingskans aanzienlijk verslechterde. Enkele dieren slaagde er niet in terug te keren. De dieren kunnen met verplaatsing dus in een heikele positie worden gezet, die dodelijk kan aflopen, tegen de wetgeving en ethiek in. Gedesoriënteerde dieren krijgen in hun omzwervingen dan al snel te maken met agressieve territoriale marters en de onbekende gevaren van de stedelijke omgeving of het buitengebied (o.a. verkeersgevaar). Nadat een marterplek leeg valt en de leef- of geursporen afzwakken is dat een signaal voor nieuwe bewoning. De nieuwe eigenaar zal zijn territorium gaan afbakenen, wat mogelijk betekent dat ook auto’s met geursporen van de vorige marter regelmatig worden bezocht met alle gevolgen van dien. Destabilisatie van de marterpopulatie kan territoriaal gedrag dus verhevigen. Met het verplaatsen van een probleemmarter verplaatst zich ook het probleem en mogelijk worden anderen mensen ermee opgezadeld (afwenteling). Indien steevast toch om één of andere onmachtige situatie wordt besloten om een dier weg te vangen en te verplaatsen, dan wordt aanbevolen dat binnen een straal van een kilometer te doen (advies G. Müskens). In geen geval mag een dier aan de westkant van de IJssel worden gezet, om versnelde opmars naar het westen van Nederland te voorkomen. Dit wordt namelijk als (her)introductie beschouwd, in strijd met artikel 14 van de Flora- en faunawet.
Dierenwelzijn en alternatieven Vast staat dat het welzijn van de Steenmarter bij behandeling in acht moet worden genomen, volgens de zorgplicht onder artikel 2 van de Flora- en faunawet. Negatieve effecten worden bij behandeling geminimaliseerd door het zoveel mogelijk voorkomen van verwonding en stress bij het dier. Bij het moeten vangen van steenmarters wordt het gebruik van gazen vangkooien sterk afgeraden. Deze veroorzaken onnodig veel stress en de marters bijten hun hoektanden erop stuk. Gesloten donkere houten kastvallen zijn het beste; deze houden de dieren kalm.
42
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Op scherp gestelde kastvallen worden elke morgen gecontroleerd om langdurige stress te voorkomen. Verder mag er geen afbreuk worden gedaan aan de ‘gunstige staat van instandhouding’ van steenmarters als beschermde diersoort. Dit betekent dat er zorg moet worden genomen voor de plaatselijke steenmarterpopulatie met voldoende leefmogelijkheden. Het kan inhouden dat bij het cumulatief ontnemen van leefplekken er voor alternatieve huisvesting wordt gezorgd, om de Steenmarters in betere leefplekken en overlevingskansen in de stad te voorzien en daarmee te voorkomen dat het probleem zich verplaatst. Vooral voor steenmarters in publieke gebouwen zou men kunnen overwegen om alternatieve huisvesting te creëren (zie hoofdstuk 7), overigens onderwerp voor nader onderzoek (zie aanbevelingen).
6.3
Het weren van automarters Er zijn diverse remedies beschreven om steenmarters uit auto’s te weren. De beschikbare methodes en technieken zijn navolgend in volgorde van bevonden effectiviteit beschreven.
Rooster onder de motor en auto’s die marterproof zijn Het lassen van een metalen rooster onder de motor is, indien technisch mogelijk, een 100% effectieve methode om marters buiten de motorruimte te houden. Enkele autofabrikanten hebben reeds automodellen op de markt gebracht die volledig tot vrijwel marterbestendig zijn, o.a. met het afdichten van de onderkant van de motorruimte, het bundelen van kabels, het coaten van vatbare zachte onderdelen met hard materiaal, of het gebruik van coatings met een vieze smaak. Helaas zijn dit vooral en vooralsnog dure Europese automerken als Audi, Mercedes en BMW.
Marterschokset De meest effectieve en voor iedere automobilist betaalbare maatregel tegen automarters is de z.g.n. marterschokset (ook wel ‘marterschrik’ of –verjager genoemd). Dit apparaat is onder meer ontwikkelt op basis van experimenteel onderzoek door het Arbeitskreis Wildbiologie in Duitsland (Kugelschafter et al. 1997; Ludwig 1998). De set bestaat uit een elektrische module met metalen plaatjes die goed verdeeld in de motorruimte worden geplaatst. Door aansluiting op de accu wordt spanning opgebouwd die ontlaat wanneer een dier binnendringt en contact maakt met metalen motoronderdeel. Het dier krijgt dan een afschrikkende, maar verder ongevaarlijke elektrische schok. Het heeft dezelfde werking als schrikdraad. Een marter denkt dan in het vervolg twee keer na voordat hij nog een keer een auto bezoekt.
Figuur 6.2
Marterschokset model Marderschutz 717, aanbevolen door de Duitse ADAC.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
43
Iedereen met verstand van zaken kan het apparaat monteren. Het apparaat is echter nog niet gemakkelijk in Nederland verkrijgbaar en nog maar weinig autogarages passen het toe. Het apparaat wordt ondermeer gemaakt door Kemo-electronic (www.kemoelectronic.de). Het model Kemo M115N geeft een combinatie van ultrasone pulsen en elektroshock. Dit model kost actueel €52,50 en is in Nederland verkrijgbaar bij ondermeer de firma Vego VOF (www.vego.nl). De firma Conrad (Conrad.nl) verkoopt een ander model marterverschrikker voor €51,25. Een veel duurder model dat door de ADAC - de Duitse evenknie van de ANWB – wordt aanbevolen is de Marderschutz Sensor 717 (€129,-) van Zwitserse makelei (figuur 6.2). Dit is een gemakkelijk te monteren en compact model. Het is te bestellen op www.yatego.com, www.osth-shop.de, en bij de online shop van de ADAC (www.adac.de). Voor zover bekend is dit apparaat niet in Nederland verkrijgbaar. Zie www.marderschutz.eu voor meer informatie.
Ribbelkous Niet afschrikkend maar wel goedkoop en effectief tegen het aan- of doorbijten van kabels en leidingen door steenmarters is het toepassen van kabelbeschermer, ook wel spiraalbuis of ribbelkous genoemd. Dit is een harde kunststof spiraal die gemakkelijk om de kabel(s) heen wordt gebogen en bestendig is tegen het martergebit. Niet alle vatbare onderdelen zijn echter met dit materiaal te bedekken. Ribbelkous kost ca. € 1,50 per meter en is o.a. te bestellen via www.wimkoetsier.com. Autogarages kunnen het in principe (op bestelling) inkopen en preventief of na een reparatie aanbrengen.
De Steenmarter bij de familie Steffin uit Colmschate leeft onder het dak van een hoekhuis. Om daar te komen springt hij bijna twee meter hoog op de omlijsting van de tuindeur, om vervolgens met een kort sprongetje de dakgoot in te klimmen. De klauwsporen van de marter zijn goed te zien op het onderste stuk hout in de foto. (Foto: E. van Maanen)
Ultrasone wering Ultrasone wering als onder 6.1 beschreven kan ook in auto’s worden toegepast. Ook hier geldt dat alleen een apparaat met wisselende tonen het beste werkt maar ook hier niet
44
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
100% werkt. Ook uit de enquête blijkt dit met verhalen over marters die met een ultrasoon apparaat onder de motorkap toch bleven toeslaan en in enkele gevallen zelfs de snoertjes van het apparaat doorbeten.
Gaas of rooster onder de motorruimte Een nog goedkoper alternatief, maar wellicht wat lastiger toe te passen, is het consequent plaatsen van een stuk kippengaas of een rooster onder de motorruimte. Het gaas wordt gekreukeld of opgebold neergelegd zodat het wankelt. Verder dient het breeduit onder de motorruimte te liggen, minstens 40 cm aan weerszijden van de motorruimte uitstekend. Volgens zeggen zou een marter dit platform niet durven te betreden zodat het niet via voorwielen in de motor kan kruipen. Het schijnt in de praktijk redelijk te werken maar is alleen praktisch op de eigen oprit.
Schoonspuiten van de motor Het grondig reinigen van de motor na een marterbezoek zorgt voor verwijdering van geursporen en verlaagt daarmee de aantrekkingskracht voor marters in het vervolg.
6.4
Het weren van roofmarters De methoden die worden gebruikt om huismarters en automarters te weren kunnen met aanpassing ook worden gebruikt tegen roofmarters. Het spannen van schrikdraad (b.v. www.fi-shock.nl) is in hoge mate effectief tegen marters die bijvoorbeeld tegen het gaas van een volière kunnen klimmen. Op voorhand of daarnaast kunnen de volgende maatregelen van toepassing zijn:
6.5
•
Het ’s nachts binnenhouden van huisdieren in hermetisch afgesloten en robuuste hokken (geen gaten of open verblijven), ook tegen andere predatoren zoals Huiskat, Wasbeer, Vos, Bunzing en Bruine rat.
•
Zorg rondom het verblijf voor afsluiting met stevig gaas met een maaswijdte van maximaal 25 mm. Het gaas dient verder L-vormig diep (min. 35 cm) en lang (idem) naar buiten toe omgeslagen te worden ingegraven.
Lapmiddelen die amper of niet werken In het voorgaande zijn werende middelen en technieken tegen steenmarters beschreven die in de praktijk in hoge mate tot redelijk effectief zijn bevonden. Navolgend wordt daartegenover een opsomming gegeven van diverse traditionele of huis-tuin-en keukenmiddelen die amper, wisselend of uiteindelijk niet duurzaam werend zijn, maar nog steeds onnodig worden aanbevolen. Dit is eveneens gestaafd op experimenteel onderzoek (Kugelschafter et al. 1997; Ludwig 1998) en blijkt ook in verhalen uit de enquête. Ook nadelen van deze middelen worden aangeven. •
Een WC-blokje (alleen Glorix-blokjes) in een marterverblijf helpt afwisselend (afgesloten verblijf) tot niet (open verblijf). Bij gebruik in de auto is er kans op irriterende dampen die tot de passagiersruimte kunnen doordringen.
•
Bakje of doek met ammoniak sorteert hetzelfde effect als een Glorix-blokje.
•
Natte hondenharen, mottenballen, aanmaakblokjes, scheerwater, tijger-, wolven-, mensen- of hondenpies helpen vrijwel niet of het afschrikkende effect ervan is van zeer korte duur door snelle gewenning.
•
Idem de ‘geur paddestoelen’ met zogenaamd ‘wolvenpies’ die door de Marter Control Unit (MCU) uit Lochem worden toegepast. Deze paddenstoelen zijn
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
45
feitelijk de Reppers Afweerverdampers van de firma Beaphar, die voor het weren van honden en katten worden verkocht. Het door het MCU beschreven gebruik van ‘wolvenpies’ in deze paddenstoelen kan worden afgedaan als curieus en nonsens. •
Het aanbrengen van peper (sambal of tabasco) op bijtbare onderdelen van de auto werkt wellicht tijdelijk, maar geeft ook een hoop viezigheid.
•
Het aanbrengen van bijtende of vies riekende middelen in marterverblijfplaatsen, vooral speciale sprays tegen katten, werken wellicht in enkele gevallen ook tijdelijk tegen steenmarters.
•
Langdurig harde muziek draaien. Helpt wellicht in sommige gevallen, afhankelijk van de muzieksmaak van de marter. Denk bijvoorbeeld aan de huiskat die rustig op de bank blijft liggen bij luide muziek. Harde of voortdurende muziek is overigens storend voor omwonenden.
•
De auto verplaatsen geeft ook zeker geen 100% garantie dat marterbezoek niet meer plaatsvindt.
Enkele van de bovengenoemde lapmiddelen werken wisselend of tijdelijk omdat steenmarters individuen die afhankelijk van hun tolerantie kort of permanent vermijdgedrag kunnen vertonen bij veranderingen in hun omgeving. Ze kunnen ook snel wennen aan veranderingen of leren om storende dingen te vermijden.
Vooral jonge steenmarters zijn speelse dieren die hun aanwezig duidelijk kenbaar kunnen maken. (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
46
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
7 7.1
BESCHERMENDE MAATREGELEN VOOR DE STEENMARTER Alternatieve huisvesting voor de Steenmarter Gezien de beschermde status van de Steenmarter kan voor het oplossen van conflicten tussen mens en dier gedacht worden aan voorzieningen die helpen te verminderen dat de dieren in situaties terecht komen waar ze overlast veroorzaken. Door de verdergaande stedelijke modernisering met opruiming van b.v. oude verlaten objecten worden de dieren in hoge mate gedwongen tot intrek in woningen of bedrijfspanden. Hoewel het dier uiteindelijk zelf zijn eigen geschikte verblijf bepaald (woningen bieden o.a. warmte), afhankelijk van de mogelijkheden, helpt het wellicht in redelijke mate om zijn traditionelere leefplekken te behouden of herstellen, zoals oude verlaten gebouwen, gereserveerde ruimten in monumentale panden, schuren, natuurlijke landschapselementen, e.d. Daarnaast kunnen kunstmatige voorzieningen worden getroffen, zoals navolgend beschreven.
Steenmarterhotel – rustig gelegen en verlaten gebouwen zoals deze zijn tegenwoordig dun bezaaid in Nederland. Ze zijn echter van grote betekenis voor steenmarters en andere gebouwbewonende dieren.
Naast de traditionele huisvesting kan ook worden gedacht aan marterkasten op de grond of in bomen. Het gebruik van deze kunstmatige voorzieningen door steenmarters is echter nog niet goed onderzocht en enkele bekende toepassingen hebben nog geen resultaat opgeleverd. De gemeente Doetinchem heeft bijvoorbeeld onlangs een aantal marterhuizen van multiplex in een stadspark aangelegd, met de bedoeling om steenmarters alternatieve huisvesting te bieden (pers. med. Ronald Langendoen, Gemeente Doetinchem). Het is wellicht de moeite waard deze mogelijk geschikte dagrustplaatsen en kraamkamers verder
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
47
experimenteel toe te passen en te toetsen op gebruik, waarbij het van belang is dit met een ruim aanbod en goed strategisch verspreid te doen. Daardoor zullen de dieren mogelijk sneller leren om er gebruik van te maken. Het helpt wellicht om de voorzieningen vooral te plaatsen in stadsdelen waar veel woningen tegen marters worden afgedicht of afgebroken. Ze worden bij voorkeur in groenstructuren geplaatst, o.a. in parken, plantsoenen en in tuinen, in ieder op geval zo onopvallend mogelijk en afgelegen op plekken waar ze niet kwetsbaar zijn voor vandalisme of verstoring. Het ‘marterhuis’ is beschreven als voorziening voor op de grond (De Wever 2001; Kaper & Müskens 2006). Het gecompartimenteerde marterhuis (figuur 7.1) met dimensies minimaal 1,20 x 1,20 x 0,35 m wordt bij voorkeur gemaakt van duurzaam en diervriendelijke materiaal zoals stoep-, bouw- of natuurstenen. Het waterdichte bouwsel wordt dan onder een grote takkenhoop, houtstapel of hoop aarde geplaatst, of in dicht struikgewas. Het marterhuis heeft twee openingen, inclusief een vluchtopening. In het marterhuis wordt een laag droog blad, hooi en/of stro gelegd. Het is zaak dat de voorziening van binnen droog blijft. Isolatie en warmte is van groot belang, vooral ’s winters, wanneer steenmarters bij voorkeur warme plekken opzoeken.
Figuur 7.1
Principe van een gecompartimenteerd marterhuis, in dit geval overdekt met aarde en beplanting. (Bron: Altrock et al.).
Mogelijk kunnen marters op voorhand worden aangetrokken met Valeriaanolie of met zaagsel doordrenkt met muizenpies. Een goed lokmiddel is wellicht ook bedmateriaal uit een steenmarterverblijf of klierstoffen gewonnen uit verkeerslachtoffers. Nogmaals, deze constructie is nog amper getest en of het echt werkt moet nog blijken bij meervoudige toepassing en met monitoring. Naast grondkasten kunnen nestkasten in bomen worden geplaatst. Bijvoorbeeld, van zowel steenmarters als boommarters is gebruik van uilenkasten bekend (zie b.v. Zekhuis & De Bruijn 2005). De Werkgroep Boommarter Nederland verstrekt kasten voor boommarters, die in principe ook voor steenmarters geschikt zijn. Een derde mogelijkheid voor aanbod van alternatieve huisvesting is het inrichten van een leefplek in een gebouw worden geplaatst, bijvoorbeeld afgelegen en geïsoleerde ruimten in publieke gebouwen of monumenten. Te denken valt aan constructies in (spouw)muren,
48
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
onder daken, op zolders, of aan gevels. In ieder op plekken waar de dieren geen overlast of schade kunnen berokkenen. Ook hier is voor zover bekend weinig of geen ervaring mee opgedaan, maar wellicht wel de moeite van het proberen waard.
7.2
Gedogen en beheren Steenmarters kunnen in (openbare) gebouwen worden gedoogd en beheert, zolang er geen belangrijke overlast en schade optreedt. Vervuiling door latrines en prooiresten kan worden beperkt door b.v. na de kraamperiode te schonen. De aanleg van een steenmartervoorziening kan er voor zorgen dat vervuiling en andere overlast wordt geïsoleerd.
7.3
Natuurlijker groenstructuren De Steenmarter is verder gebaat bij een natuurgericht stadsecologisch beheer, waaronder het behouden en aanleggen van groenstructuren met dichte inheemse beplanting en het behouden van holle bomen, waarin overigens ook geschikte schuilplaatsen kunnen ontstaan, zowel staand als omgetrokken. Ook de oudere parkbossen kunnen met een goed toegesneden of natuurlijk bosbeheer beter geschikt worden gemaakt.
Jonge steenmarter (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
49
50
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
8
8.1
WERKWIJZE OPLOSSEN VAN STEENMARTERPROBLEMEN DOOR DE GEMEENTE Gemeentelijk faunaloket In het voorgaande zijn levenswijze, wet- en regelgeving, mens-dier-conflicten, marterwering en de Deventerse situatie omtrent de Steenmarter aan de orde gekomen. In het navolgende wordt een werkwijze voorgesteld waarmee meldingen van overlast en/of schade door een faunaloket bij de gemeente kunnen worden opgenomen en indien nodig onder de provinciale ontheffing structureel verder worden behandeld door bevoegde (gecertificeerde) interne en externe deskundigen. De volgende fasen worden in een protocol doorlopen: 1.
Het opnemen en registreren van meldingen overlast en schade door steenmarters door een gemeentelijk faunaloket als goed toegankelijk en informatief aanspreekpunt. Het loket geeft tevens voorlichting gericht op het informeren over de steenmarter en het verhelpen van ‘lichte’ klachten. Zware klachten voor verdere behandeling worden opgenomen door een interne marterdeskundige bij de gemeente.
2.
In geval een Steenmarter onaanvaardbaar schade en/of overlast veroorzaakt in een gebouw wordt dit in behandeling genomen door een interne deskundige met kennis van ecologie en de natuurwet- en regelgeving, bij voorkeur door een interne marterdeskundige bij de gemeente.
3.
Voor nader onderzoek en praktische behandeling van een steenmarterprobleem schakelt de gemeentelijke een externe deskundige bij voorkeur een gecertificeerde plaagdierbestrijdingsdienst of een faunabeheerbedrijf in, die onder een raamcontract kan worden aangesteld.
4.
Na behandeling wordt er afgehandeld door overleg met de klant over het resultaat en of de behandeling naar wens is verlopen. De behandeling wordt dan kort gerapporteerd.
De fasen met acties zijn overzichtelijk schematisch uiteengezet in figuur 8.2 en corresponderen met de volgende toelichtingen.
8.2
Toelichtingen protocol oplossen steenmarterproblemen Procedure Zodra een burger of bedrijf een klacht betreffende een beschermde diersoort bij de gemeente meldt, ligt het voor de hand dat hij of zij klantgericht met de juiste informatie of doorverwijzing wordt geholpen. Dit betekent allereerst het direct contact kunnen opnemen met het juiste gemeenteloket en eventueel verder met een aangewezen deskundige. Een voorlichtende steenmarterfolder en -pagina op de website van de gemeente kunnen daarbij dienen als voorportaal. Voorbij het voorportaal worden de volgende stappen doorlopen:
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
51
Operationeel faunaloket bij de gemeente (Afdeling Publiekszaken) Meld- en behandelpunt steenmarterproblemen + coördinerend marterdeskundige Voorlichtende steenmarterbrochure en webpagina
Stap 1 -Registratie problemen met marters door faunaloket
Verstrekken steenmarterfolder of verwijzing naar de webpagina
Bij automarter of roofmarter
Voorlichting en promotie marterschokset tegen automarters
Bij probleemgeval huismarter(s) doorschakeling naar marter-deskundige voor concrete bepaling probleem en beoordeling aanpak
Stap 2- Diagnose door interne marterdeskundige voor verder onderzoek en behandeling met inschakeling bedrijf
Stap 3 – Nader onderzoek en eventueel behandeling door gedogen & beheren of verstoren conform Flora- en faunawet art. 68 onder provinciale ontheffing. Dit wordt interactief ondernomen door de stadsecoloog en een aangesteld bedrijf.
Stap 4 - Afhandeling door: Monitoren resultaat en klantvriendelijke nazorg. Afsluiten marterdossier met rapportage voor provinciale ontheffing.
Bredere activiteiten: Actieve voorlichting (eventueel inzet deskundige vrijwilligers) Volgen trends steenmarters in de stad, o.a. door het in kaart brengen van jaarlijkse meldingen, waaronder ook algemene waarnemingen. Nader onderzoek ecologie steenmarter in de stad, complementaire beschermingsmaatregelen en verbetering werende maatregelen. Figuur 8.1
Schematisch overzicht protocol registratie, diagnose en behandeling steenmarterproblemen. Zie tekst voor toelichtingen per stap.
52
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Stap 1 - Het opnemen en registreren van meldingen en voorlichting Meldingen kunnen telefonisch of via email bij het faunaloket binnenkomen. De melding wordt dan digitaal geregistreerd door een faunaloket-medewerker. In tabel 8.1 is een handreiking gegeven voor een registratieformulier voor meldingen, klachten of vragen omtrent beschermde diersoorten, gebaseerd op het bestaande formulier loket Openbare Ruimte, Categorie ‘Dieren’ en subcategorie ‘Overlast dieren’. Daarop zijn essentiële onderdelen voorgesteld. De gemeente is uiteraard vrij om dit zelf goed en werkbaar in haar systeem te integreren. Toelichtend op de handreiking is het volgende: 1.
Het is van belang voor het goed invullen van het registratieformulier dat de faunaloket-medewerker enige kennis heeft van steenmarterzaken. Het onderhavige beheerplan dient hiervoor als handleiding.
2.
Bij een melding of klacht moet goed worden doorgevraagd of er inderdaad een marter in het spel is, en niet een ander dier (bijvoorbeeld kat, eekhoorn, Bunzing of rat) of ander fenomeen (ook Vos en Wasbeer leven tegenwoordig in het stedelijke milieu). Het samen met de melder doorlopen en aanvinken van een checklist op het registratieformulier met duidelijke eigenschappen van het dier en de typen overlast of schade is hierbij handig (zie bijlagen). Veel mensen weten inmiddels wel wat een Steenmarter is en met een paar bevestigende aanwijzingen kan al snel worden kortgesloten wat er werkelijk aan de hand is. Bij verdere behandeling zal de interne deskundigen moeten bevestigen of het inderdaad een Steenmarter betreft.
3.
Bij overlast en schade wordt vastgesteld of het gaat om een automarter, roofmarter of huismarter. Dit is van belang voor nadere behandeling. Alleen bij een gegronde klacht over overlast en schade door huismarters wordt doorverwezen naar de interne deskundige voor mogelijk verdere behandeling. Voor automarters en roofmarters wordt alleen voorgelicht over werende middelen (zie stap 3).
Registratie van overige waarnemingen? De gemeente zou er voor kunnen kiezen om ook waarnemingen van marters naast die van meldingen van overlast te registreren. Dit is aan te bevelen. Met het opnemen van waarnemingen verkrijgt men namelijk een redelijk goed beeld van de verspreiding van steenmarters in de gemeente, waaruit mogelijke trends kunnen worden afgelezen, met het onderhavige beheerplan als baseline. De gegevens kunnen dienen voor de provinciale en landelijke monitoring van zoogdieren door resp. de Zoogdierenwerkgroep Overijssel en de VZZ (www.vzz.nl). Daarnaast kan verdergaande registratie een bijlage leveren aan verder onderzoek naar steenmarterproblemen en oplossingen, zoals in de aanbevelingen aangegeven. Waarnemingen worden bij voorkeur in een Geografisch Informatiesysteem (GIS) verwerkt. Regelmatig kan een nieuwe verspreidingskaart worden samengesteld. Het is wellicht een idee om de verspreiding en andere informatie over de Steenmarter op de gemeentelijke website te plaatsen, zodat burgers ‘hun steenmarters’ kunnen volgen en aan het verspreidingsbeeld kunnen bijdragen, bijvoorbeeld met een kaartje van Google Earth als onderligger. Hetzelfde kan voor vleermuizen en andere beschermde dieren worden gedaan.
Stap 2 - Diagnose voor verdere behandeling In de eerste stap worden de Faunaloket-medewerker en de melder het samen eens over het soort steenmarterprobleem. Vervolgens kan de medewerker summier vertellen over de Steenmarter en zijn beschermde status, hetgeen verder beschreven wordt in een steenmarterbrochure. Dan kunnen verdere beslissingen worden genomen als volgt: 1.
Bij constatering van autoschade wordt de gedupeerde geïnformeerd over het meest doeltreffende middel om vervolgschade te voorkomen en marters voortaan uit de auto te weren, namelijk met de marterschokset, die in hoofdstuk 7 is beschreven. Meer kan de gemeente eigenlijk niet doen omdat het ondoenlijk en niet zinvol is om automarterproblemen verder te onderzoeken. Deze vormen de
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
53
namelijk hoofdmoot van de marterproblemen (figuur 5.2) en het probleem is door een ieder ‘bevredigend’ op te lossen door een marterschokset te laten installeren.
Figuur 8.2
Voorbeeld registratieformulier melding, klacht of vraag beschermde diersoort(en) in de openbare ruimte.
54
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
2.
In geval van roofmarters, marters die huisdieren (kippen, duiven, volièrevogels e.d.) doden, geldt hetzelfde als voor automarters. De eigenaar kan zelf zorgen voor wering door b.v. het spannen van schrikdraad rond de kooi. Alle beproefde mogelijkheden worden in de folder of op de webpagina beschreven. Overigens hoeft een Steenmarter niet altijd de schuldige te zijn. Er zijn ook andere predatoren mogelijk, waaronder huiskat, Bruine rat en Bunzing. Het is daarom zaak zo goed mogelijk vast te stellen om welk probleemdier het gaat. In principe is voor de genoemde dieren dezelfde wering als voor Steenmarter toepasbaar.
3.
Bij constatering van een huismarter wordt eerst de ernst ervan bepaald. Indien de melder aangeeft dat er structureel onaanvaardbare overlast of schade optreedt en een gemakkelijke of weinig ingrijpende oplossing niet mogelijk is, dan kan nader onderzoek door een deskundige worden aanbevolen. Er dient in dat geval aan de gedupeerde duidelijk te worden gemaakt om niet op eigen houtje maatregelen te nemen, wat in strijd kan zijn met de Flora- en faunwet en dierenwelzijn. Een deskundige gaat de ernst van het probleem eerst ter plaatse en in overleg met de gedupeerde opnemen en stelt dan een behandeling voor (stap 3). Daarbij moet rekening worden gehouden met aanwezigheid van een martergezin (zie onderdeel 6.2).
Goedkoop aanbieden marterschoksets De gemeente kan er voor kiezen om de marterschoksets bulk in te kopen en tegen gereduceerde prijs aan te bieden aan burgers. De Gemeente Doetinchem verstrekt bijvoorbeeld schoksetjes besteld in Duitsland tegen gereduceerde prijs (med. Jeroen Langendoen, Gemeente Doetinchem). Een andere mogelijkheid is het doorverwijzen naar garages met de meest gunstige verkoop en montage. De Gemeente kan vooraf garagebedrijven al voorlichtend motiveren om de setjes te gebruiken, in plaats van de in veel gevallen ontoereikende ultrasoonapparaten die momenteel het meest worden gemonteerd in Overijssel. Hier moet nog een goede constructie voor worden gevonden.
Keuze inzet deskundigheid voor verdere behandeling Voor verdere behandeling wordt eerst onderscheid gemaakt tussen automarters, roofmarters en huismarters. Alleen voor huismarters wordt verder besloten of er aanzienlijke schade en overlast optreedt. Indien dat het geval is wordt doorgeschakeld naar de interne marterdeskundige die dan vervolgens kan besluiten een externe deskundige in te schakelen. De externe marterdeskundige onderzoekt dan het probleem ter plekke schrijft in overleg met een behandeling voor met terugkoppeling en goedkeuring van de gemeente (stap 3).
Stap 3 - Behandeling huismarter(s) Coördinatie en controle behandeling huismarterproblemen door interne deskundige Indien belangrijke overlast en (dreigende) materiële schade door een huismarter aan de orde is, dan mag volgens art. 68 Flora- en faunawet worden besloten om over te gaan tot behandeling. Dit is in eerste instantie alleen het opheffen van de dagrustplaats en/of het definitief ontnemen van de toegangswegen (marterpassen) en daarmee het permanent verjagen van de probleemmarter(s) en het verstoren van de ‘vaste verblijfplaats’. Het besluit hiervoor wordt genomen door een ecologisch deskundige bij de gemeente, bij voorkeur een stadsecoloog. Deze neemt zaken betreffende beschermde dieren onder zijn hoede op basis van kennis van beschermde dieren en de Flora- en faunawet. Hij of zij heeft het mandaat om een externe deskundige in de vorm van een plaagdierbestrijdingsdienst of faunabeheerbedrijf in te schakelen voor het praktisch oplossen van het steenmarterprobleem. De gemeente neemt hiervoor dan verantwoordelijkheid, conform de oproep van het Ministerie van LNV voor een meld- en behandelingspunt klachten beschermde diersoorten (onderdeel 3.5). In onderdelen 6.1 en 6.2 is nader beschreven hoe om te gaan met huismarters.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
55
Inschakelen externe deskundigheid voor praktische behandeling Bij besluit tot verder onderzoek en eventuele behandeling van een wezenlijk huismarterprobleem schakelt de gemeente op basis van de provinciale ontheffing een faunabeheerbedrijf in. Deze stelt het probleem nader vast en schrijft op basis van een offerte de behandeling voor. Bij akkoord met de klant wordt de handeling uitgevoerd.
Certificering en ontheffinggebruik Het is van belang voor het klantvriendelijk en conform de Flora- en faunawet oplossen van steenmarterproblemen, dat de behandelende instantie aantoonbaar kundig is en is gecertificeerd. De geëigende instantie als partner voor de gemeente is een plaagdierbestrijdingsdienst of een faunabeheerbedrijf. Een plaagdierbestrijdingsbedrijf met reputatie voor het effectief en conform de Flora- en faunawet oplossen van huismarterproblemen is Ongedierte Bestrijding Nederland (OBN; zie nuttige adressen), waarmee b.v. de Gemeente Zwolle goede ervaringen heeft. Faunabeheerbedrijven zijn in opkomst, maar het kaf van het koren moet nog wel gescheiden worden. Het is eigenlijk aan de gemeente om een betrouwbaar, objectief en goed - zonder poespas - opererend bedrijf te kiezen als partner. Tevens is het kosteneffectief oplossen van steenmarterproblemen van groot belang voor de gedupeerden. De aanstelling van een bedrijf kan op basis van een raamcontract. Voor het in te zetten bedrijf zijn de volgende kwalificaties van belang: -
-
certificering volgens de steenmartercursus van de KAD in Wageningen, bij voorkeur in combinatie met certificering voor het behandelen van vleermuisklachten; handelen vanuit dierenwelzijn; klantvriendelijk en doelmatig handelen; grondige kennis van leefwijze en gedrag van de Steenmarter; kunde in het detecteren van steenmarters met beproefde technieken (geen lapmiddelen of kwakzalverij), het bepalen van hun aan- of afwezigheid, ruimtelijke bewegingen of gebouwgebruik, vooral het traceren van toegangswegen en leefplekken; handelen gericht op een duurzame oplossing en tegelijkertijd op ecologische leest geschoeid; kordaat handelen volgens de Flora- en faunawet; kennis van soorten schade en overlast die kan worden veroorzaakt, inclusief opmaken van het financiële plaatje; over een fysieke conditie beschikken die hem of haar toelaat om inspectie te doen op moeilijk bereikbare plaatsen in of aan gebouwen; deskundig in gebouwconstructies en bouwvaardigheid.
Certificering voor het behandelen van overlast door beschermde dieren conform de Floraen faunawet, vooral m.b.t. de Steenmarter en vleermuizen, wordt verkregen via het succesvol volgen van de cursus Steenmarter en/of Vleermuizen van het Kenniscentrum Dierplagen (KAD) in Wageningen. Voor contactinformatie zie Nuttige adressen in de bijlagen. De gemeente moet als ontheffinghouder de aangenomen externe deskundigen (lees ook ontheffinggebruikers), die zijn gecertificeerd, in het ontheffingsverzoek aan de Provincie opnemen. Vandaar nogmaals het belang van certificering. Een faunabeheerbedrijf kan overigens zelf de werkzaamheden uitvoeren of bij ingrijpende maatregelen onder toezicht een bouwkundig aannemer inschakelen. De stadsecoloog controleert of de behandeling naar behoren en klantvriendelijk wordt uitgevoerd, als onderdeel van de nazorg (stap 4).
56
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Procedure voor behandeling Bij een onaanvaardbare huismarter brengt het ingeschakelde faunabeheerbedrijf een bezoek aan de probleemlocatie en onderneemt in goed overleg met de melder de volgende zaken: 1.
De geleden of dreigende overlast en schade wordt met de gedupeerde vastgesteld. Bij onaanvaardbaarheid of onmogelijke samenleving (zie iets verder beneden voor criteria) wordt besloten tot nader onderzoek naar gebruik van het gebouw door de Steenmarter(s) en naar een oplossing gezocht.
2.
Bij aanvaarding wordt onderzocht of de overlast kan worden beperkt, wellicht mogelijk door het isoleren van de leefplek; een kwestie van gedogen en beheren.
3.
Het actuele gebruik van het gebouw en omgeving door de steenmarter(s). In- en uitgangen, dagrustplaatsen en de wegen ernaar toe (marterpassen) worden in kaart gebracht (zie hoofdstuk 6). Daarvoor kunnen speciale opsporingstechnieken worden gebruikt waaronder sporenanalyse (voetprenten, sporenbedden, krab- of klimsporen, prooiresten, latrines, speeltjes), het losjes dichtproppen van openingen voor bepaling van het gebruik van openingen en aan- of afwezigheid (proptest), of zelfs hightech middelen zoals camerasondes of infraroodcamera’s;
4.
Vaststelling of het in de zomer wel of niet gaat om een moertje met haar onzelfstandige jongen (zie kraamschema in hoofdstuk 4). Indien er sprake is van voortplanting mag/kan feitelijk niets worden ondernomen totdat het steenmartergezin uit zichzelf verhuist naar een andere verblijfplaats, rond eind juni. De overlast bereikt meestal zijn hoogtepunt vlak voor het vertrek van de marterfamilie, zodat het een kwestie is van uitzitten en dan pas afdichten.
5.
In geval van een steenmarterverblijfplaats buiten de voortplantingstijd wordt onderzocht hoe de entrees tot het gebouw geslecht kunnen worden in afwezigheid van de marter(s); verjagen en verstoren.
Criteria voor besluit onaanvaardbare samenleving met een Steenmarter De overlast en of schade kan als ‘belangrijk’ of onaanvaardbaar worden geconcludeerd op basis van de volgende criteria: •
Wanneer een marter al geruime tijd aanwezig is of regelmatig terugkomt, ofwel honkvast is en daarbij zoveel lawaai maakt, vooral ’s nachts, dat de nachtrust van de bewoners voortdurend wordt verstoord en er sprake is van een negatieve invloed op de gezondheid door gebrek aan nachtrust.
•
Wanneer mensen na een voorlichtend betoog over het dier nog steeds panische angst hebben voor het ingetrokken dier en er dus absoluut niet mee kunnen samenleven. Overigens wordt in de wetgeving individuele angst niet geschaard onder ‘schade aan de volksgezondheid’, zodat angstopwekking zonder verdere overlast niet zondermeer reden kan zijn om een Steenmarter te verontrusten of verstoren.
•
Wanneer er sprake is van een doordringende stank in en rond het gebouw, veroorzaakt door de opbouw van ontlasting, geurvlaggen, urine en rottende prooiresten. Hier kan eerst worden onderzocht hoe dit probleem kan worden voorkomen alvorens over te gaan op verontrusten of verstoren, bijvoorbeeld schoonmaken en dan afdichten of isoleren/afschermen.
•
Wanneer er aanzienlijke (dure) schade wordt aangericht door doorlekkende drek en vernielingen (bijvoorbeeld bruine kringen in het plafond). Ook hier kan eerst worden gekeken naar een oplossing om het probleem te verhelpen of te isoleren alvorens over te gaan op verjagen en verstoren, uiteraard in afweging met de gemoeide kosten.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
57
In één of meerdere van deze gevallen zal deskundige actie moeten worden ondernomen en een behandeling door verstoren of verjagen volgen (zie verder). Bij twijfelgevallen kan nog worden besloten om eerst kort te bezien wat de marter gaat doen.
Toezicht door de gemeentelijke deskundige Het onderzoek en behandeling staat altijd onder toezicht van de gemeentelijke deskundige, die waarborgt dat er conform de Flora- en faunawet ex art. 68 en klantvriendelijk wordt gehandeld.
Kosten behandeling en aansprakelijkheid Afhankelijk van de ernst van de situatie kan een behandeling in de papieren lopen voor de gedupeerde. De kosten van de schade, onderzoek en behandeling worden namelijk niet door de overheid gecompenseerd. Kosten kunnen als volgt zijn: • Onderzoek steenmarterprobleem door een deskundig bedrijf zoals een faunabeheerbedrijf, inclusief het bepalen van de dagrust- of nestplaats en de mogelijke toegangswegen. • Het wegnemen van prooiresten en latrines en zorgvuldig reinigen van de schuilplaats. • Het hermetisch afdichten van het gebouw en het ontnemen toegangswegen voor steenmarters. Dit kan alleen wanneer het dier niet in het gebouw aanwezig is. • In het ernstigste geval het wegvangen van het dier. • Het (laten) repareren van schade.
Inzet van vrijwilligers De inzet van vrijwilligers voor het meldpunt en behandeling van klachten wordt omwille van continuïteit en ten aanzien van de gewenste certificering afgeraden. Wel kunnen ze een belangrijke rol spelen in nader onderzoek naar het voorkomen van steenmarters binnen de gemeente (bij voorkeur gecoördineerd door de Zoogdierenwerkgroep Overijssel) of als voorlichters over het omgaan met beschermde diersoorten voor mensen in de wijk.
Stap 4 - Afhandeling van het steenmarterprobleem Nadat het onderzoek en behandeling is afgerond dan wordt het steenmarterdossier gesloten nadat de volgende zaken zijn uitgevoerd.
58
1.
Bepalen resultaat – Kort of na eniger tijd wordt door het faunabeheerbedrijf bekeken of de behandeling effect heeft gesorteerd of naar behoren is uitgevoerd. Dit is tevens klantvriendelijke nazorg. Indien er nog steeds problemen zijn dan worden aanvullende maatregelen genomen, zulks weer in overleg met de deskundige bij de gemeente (terug naar stap 3). Uit de gangbare praktijk blijkt dat nazorg vaak wordt nagelaten door de bedrijven die thans binnen de gemeente actief zijn, wat voor veel ergernis zorgt bij gedupeerden en tot een zwaarder beeld leidt van de steenmarterproblematiek.
2.
Rapportage - Er volgt door de deskundige bij de gemeente een korte rapportage van het probleem en de uitgevoerde behandeling als onderdeel van de aanbevolen jaarlijkse terugkoppeling naar de provincie in het kader van de ontheffing. De melding, goedkeuring en korte beschrijving van de behandeling en het resultaat worden bij voorkeur integraal in het registratiesysteem opgenomen. Dit is niet verplicht, maar wel aan te bevelen als onderdeel van een monitoring van steenmarters en problemen in de gemeente.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
8.3
Gebruik van de ontheffing Flora- en faunawet artikel 68 Met het faunaloket operationeel, een (gecertificeerd) marterdeskundige in huis en een aangesteld gecertificeerd faunabeheerbedrijf kan de gemeente vervolgens de provinciale ontheffing FFW ex art. 68 voor de behandeling van huismarterproblemen en andere moeilijk op te lossen marterproblemen aanvragen. In verband met de voorbeschreven stappen zijn de volgende zaken in het kader van de provinciale ontheffing voor het structureel mogen verjagen of verstoren van steenmarters bij onaanvaardbare schade en overlast van belang. De provinciale ontheffing is van toepassing op alle toegestane handelingen voor het verontrusten en/of verstoren van steenmarters. Daaronder is te verstaan: -
inbreuk bij het inspecteren van de verblijfplaats, d.w.z. het moeten wegbreken om bij het marterverblijf te komen;
-
het toepassen van toegestane afwerende middelen zoals in dit document beschreven voor het opheffen van de vaste verblijfplaats;
-
het hermetisch afdichten van in- en uitgangen en het wegnemen van toegangswegen of marterpassen voor het opheffen van de vaste verblijfplaats.
De marterdeskundige van de gemeente heeft het mandaat om hiervoor schriftelijke toestemming te geven na constatering van belangrijke overlast en/of schade. Verder is het volgende van belang: Een rapportage over het gebruik van een ontheffing aan de Provincie zoals faunabeheereenheden moeten doen voor de regulering van schadesoorten onder art 69 FFW is voor de gemeente en voor steenmarters niet verplicht, maar kan wel nuttig zijn voor het verkrijgen van meer inzicht in steenmarterproblemen en de behandeling daarvan. Zowel bij het onderzoek en behandeling van steenmarterproblemen dienen de betrokken deskundigen altijd een genummerde kopie van de ontheffing met legitimatie te kunnen tonen aan politie of de Algemene Inspectiedienst (AID).
8.4
Het wijder oplossen van steenmarterproblemen Door al het nieuws over problemen veroorzaakt door steenmarters, variërend van een ‘eng dier’, ‘plaag’, ‘(auto)vandaal’, ‘vies beest’, ‘knaagdier’ tot ‘geduchte rover’ van pluimvee en weidevogels, ontstaat een eenzijdig en mogelijk overdreven negatief beeld van het dier onder de mensen. Maar is het dier werkelijk zo duister en schadelijk als gespuid? De Steenmarter is immers een roofdier dat aan ecologische regels is gebonden en voor de mens ook ‘nuttige’ eigenschappen heeft. Relativeren ten aanzien van het imago van de Steenmarter is daarom op zijn plaats op basis van een objectieve beschouwing van de ecologie van het dier en de ernst van de problemen.
Voorlichting voor beschermde diersoorten Naast de actieve rol van de gemeente als meld- en behandelpunt voor steenmarterproblemen, kan het voorlichtingsactiviteiten omtrent beschermde diersoorten verzorgen of stimuleren. Hieronder wordt een motivatie en korte handreiking voor de aanpak gegeven.
Verbeteren relatie tussen steenmarters en mensen Uit de enquête voor het onderhavige beheerplan blijkt dat de problemen met steenmarters onder de mensen en door de media worden aangedikt en dat dit een scheef of overdreven
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
59
beeld geeft van steenmarterproblemen. De steenmarter kan wel wat imagoverbetering gebruiken. ‘Onbekend maakt onbemind’ is spreekwoordelijk ook hier van toepassing. Het dier heeft inmiddels veel naamsbekendheid onder het publiek, maar wat men weet over het dier is onvoldoende of leidt tot indianenverhalen. Gevallen van vreedzaam samenleven worden nauwelijks genoemd, en ook de nuttige kanten van het dier (b.v. als rattenvanger) zijn onderbelicht. Verder leidt de uitspeling van ‘deskundige’ meningen in de media af van waar het werkelijk om moet gaan: de marterproblemen objectief belichten en aanpakken; een betere basis vormend voor samenleving en acceptatie.
Voorlichting Goede voorlichting en begripvolle opname van klachten via de gemeente kan leiden tot meer acceptatie van het dier als nuttig onderdeel van de stedelijke ecologie. Een voorlichtingsbrochure over de Steenmarter als folder en webpagina kan dit bevorderen. Burgers kunnen zich hiermee beter laten informeren over de leefwijze en gedrag van ‘hun steenmarters’, en over hoe men overlast en schade kan voorkomen. Er zijn landelijk al een paar uitstekende voorlichtingsbrochures beschikbaar (Reuther 1998; Kaper & Müskens 2006). Ook de gemeente Hengelo heeft voor deze weg gekozen (med. Peter Bergakker). Bestaande brochures kunnen, samen met de informatie uit dit beheerplan, dienen als onderligger voor een brochure die op Deventer kan worden toegesneden. Een brochure voor de gehele provincie wordt door enkele geïnterviewde deskundigen ook nuttig geacht.
De aaibaarheid van de Steenmarter heeft hem weinig waardering opgeleverd in de stedelijke omgeving (Bron: Dr. Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie).
Aanvullend en meer interactief is wijkvoorlichting middels bijvoorbeeld lezingen door een deskundige. Uit de enquête blijkt namelijk dat het dier tot op wijkniveau (wijkkranten) aandacht krijgt. Veel mensen zijn uitgesproken geïnteresseerd en willen meer weten, zo blijkt ook uit willekeurige gesprekken op straat en uit de vele responsen op de enquête. Wellicht is een voorlichtingsavond ook een uitgelezen mogelijkheid om een demonstratie te geven van de marterschokset, ter promotie van het apparaat.
60
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
Steenmarterbeheerplan onder de aandacht brengen van diverse instanties Van belang is dat, naast burgers, ook bedrijven of instanties die in aanraking komen met steenmarterproblemen goed op te hoogte zijn van het gemeentelijke faunaloket en het steenmarterbeheerplan. Ze dienen vaak ook als eerste aanspreekpunt en kunnen dan meteen doorverwijzen naar het faunaloket. Zulke instanties zijn b.v. woningbouwverenigingen, dierenambulance (wanneer weer operationeel?), politie, wijkbeheerders, ongediertebestrijdingsdienst (Circulus), autogarages en het natuur- en milieucentrum.
8.5
Overige zaken Opsporing illegale steenmarterbestrijding Uit de enquête, interviews en berichten op Internet blijkt dat er lieden zijn die het recht in eigen handen nemen en steenmarters definitief zelf of laten bestrijden met ongeoorloofde middelen (val, klem, geweer, gif, knuppel). Het faunaloket kan anonieme meldingen van martervervolging opnemen en de Algemene Inspectiedienst (AID) in schakelen voor nader onderzoek.
Omgaan met verweesde jongen Het kan voorkomen dat door het doodgaan van een moertje (veelal als verkeersslachtoffer) een nest met jongen die nog niet voor zichzelf kunnen zorgen verweesd raakt. Dit kan aan het faunaloket worden gemeld, die actie ter bescherming van de dieren kan ondernemen. Momenteel is het wel zo dat er in Nederland niemand ontheffing heeft voor het opvangen en verzorgen van verweesde, gewonde of zieke steenmarters.
Een Steenmarter in een huis in Colmschate leeft in het dakbeschot. De entree (witte pijl) is een opengelaten gat naast de dakkappel. De marter heeft er een nestholte gemaakt door isolatiemateriaal weg te krabben en plastic zeil kapot te trekken. Het dier komt gemakkelijk op het dak via een getrapte zijmuur of via een tweetal bomen direct langs het huis. Tot dusver was hier geen sprake van een lastpost, maar er kan mogelijk lekkage ontstaan. Voor een behandeling moet de gemeente worden geraadpleegd. (Foto: E. van Maanen)
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
61
Zout op de staart of bittere ernst? De gemoederen rond de steenmarter kunnen hoog oplopen en ondanks zijn beschermde status worden steenmarters nog steeds incidenteel illegaal vervolgd, zo blijkt uit diverse berichten (Bron foto: anoniem).
De Steenmarter kan ook nuttig zijn, vooral als behendig rattenvanger, niet onbelangrijk in Deventer waar de afgelopen tijd plaatselijk problemen zijn geweest met de Bruine rat.
62
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
9
AANBEVELINGEN Het voorliggende steenmarterbeheerplan geeft een overzicht van de steenmarter op aspecten ecologie, wetgeving en bekende state-of-the-art oplossingen voor het voorkomen en behandelen van overlast en schade. We kunnen echter nog meer leren om beter om te kunnen gaan met de problemen en het dier een betere plek te geven in de stad op basis van meer informatie over de leefwijze en het aanpassingsvermogen van de steenmarter in de stedelijke omgeving. Daarom wordt nader onderzoek aanbevolen op basis van de volgende vraagstellingen: •
Het gestandaardiseerd monitoren van de steenmarterpopulatie in relatie met ruimtegebruik (telemetriestudie van individuen) en overlast en schade. Nemen de problemen na enkele jaren wezenlijk af bij het in evenwicht komen van de populatie, zoals in Maastricht lijkt te gebeuren? Hoe ontstaat het evenwicht? Hoe verhoudt zich de perceptie van het dier door mensen daarin?
•
Nader onderzoek naar de effectiviteit van de marterschok-methode tegen automarters bij gebruik op grotere schaal. Is het mogelijk dat bij veelvuldig en uitgekiend gebruik van deze methode het gedrag van de dieren om auto’s binnen te dringen en onderdelen te beschadigen duurzaam wordt ontmoedigt?
•
Hoe kan het weren van huismarters kosteneffectief en praktisch worden geoptimaliseerd? Heeft het hierbij zin en nut om steenmarters in de stad te bedienen met toepassing van uitgekiende alternatieve huisvesting op grotere schaal.
De Steenmarter is een nieuwsgierig dier dat uitvoerig zijn omgeving driedimensionaal verkent. (Bron: BBC Wild Europe).
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
63
64
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
10 GERAADPLEEGDE BRONNEN Altrock, A., A. Briese & M. Stubbe jaartal? AUTOMARDER, HAUSMARDER & CO. Hintergründe, Tips und Wissenswertes zum Zusammentreffen mit einem wildlebenden Nachbarn. Landesbeauftragter für den Tierschutz des Landes Niedersachsen, Hannover. Borst, R. & G. Lubbers 2004. Faunabeheerplan Overijssel. Eelerwoude Ingenieursbureau B.V. in opdracht van Stichting Faunabeheereenheid Overijssel. Bode, A.D., A.J. Dijkstra, B. Hoekstra, R. Hoeve & R. Zollinger 1999. De zoogdieren van Overijssel. Voorkomen, verspreiding en ecologie van de in het wild levende zoogdieren. Waanders Uitgevers, Zwolle. Braun, M. & F. Dieterlen (red.) 2005. Die Säugetiere Baden-Württembergs. Band 2. Ulmer GmbH & Co, Stuttgart. Broekhuizen, S. B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.N. Thissen 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Broekhuizen, S. & G.J.D.M. Müskens 1998. Marterachtigen in Nederland: waar hebben we mee van doen? Themanummer Kleine marterachtigen. De Levende Natuur 99(5): 166-170. Broekhuizen, S. & G.J.D.M. Müskens 2000. Utilization of rural and suburban habitat by pine marten Martes martes and beech marten M. foina: species-related potential and restrictions for adaptation. Lutra 42(2): 223-235. Broekhuizen, S. & G.J.D.M. Müskens 2004. Steenmarters ten westen van de IJssel. Zoogdier 15(3): 14-17. Drees, M. 2000. Steenmarters en vleermuizen in huis: wie helpt? Zoogdier 11(2): 9-11. Doen & Laten. 2006. Beschermen om te mogen verjagen. Natuurwetgeving in de praktijk nr 4. www.minlnv.nl. Gemeente Deventer 2007. Statistisch Jaarboek 2007. Eenheid Strategische Ontwikkeling, Deventer. Hermann, M. 2004. Steinmarder in unterschiedlichen Lebensräumen. Ressourcen, räumliche und soziale Organisation. Ökologie der Säugetiere 2. Laurenti Verlag. Herr, J. & T. Roper 2007. Socio-spatial organisation and denning behaviour of urban stone martens (Martes foina) in Luxembourg. Presentation for the 25th Mustelid Colloquium 4 -7 0ctober 2007. Trebon, Czech Republic. Herr, J., L. Schley and T.J. Roper In druk. Fate of translocated wild-caught and captive-reared stone martens ( Martes foina ). European Journal of Wildlife Research. Herr, J. 2008. Ecology and Behaviour of Urban Stone Martens (Martes foina) in Luxembourg. Thesis draft presented for the degree of Doctor of Philosophy in the School of Life Sciences at the University of Sussex. Horn, B. van den & H. Wijsman 2006. Zorg voor de Boommarter! Werkgroep Boommarter Nederland. Kugelschafter, K. S. Deeg, W. Kümmerle & H. Rehm 1984. Steinmarderschäden Martes foina (Erxleben, 1777) an Kraftfahrzeugen: Schadenanalyse und verhaltensbiologische Untersuchungsmethodik. Säugetierkunde Mitteilungen 32, 1984/85: 35-48. Kugelschafter, K. M.A. Gutjahr, H.J. Schmidt, & H. Sprankel 1989. Erkundungshalten als Ursache des Kabelbeiß-Phänomens beim Steinmarder (Martes foina Erxleben, 1777). Vortrag auf der 63. Hauptversammlung der Deutschen Gesellschaft für Säugetierkunde, Lausanne, 10-14 September 1989.
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
65
Kugelschafter, K., B. Ludwig, S. Eck & A. Weckert 1997. Testverfahren zur Prüfung der Wirksamkeit von “Automarder”-Abwehrmitteln. Z. Säugetierekd. 62:28-29. Ludwig, B. 1998. Von Mardern und Menschen. Das Buch der Steinmarder. Raschund Röhring, Hamburg. Lode, T.H. 1994. Feeding habits of the Stone marten Martes foina and environmental factors in western France. Z. Säugetierekd. 59:189-191. Müskens, G.J.D.M. & S. Broekhuizen 1998. Steenmarters verplaatsen: slecht voor mens en dier. Zoogdier 9(34): 7-10. Müskens, G.J.D.M. & S. Broekhuizen 2005. De Steenmarter (Martes foina) in Borgharen: aantal, overlast en schade. Alterra-rapport 1259. Alterra, Wageningen. Provincie Overijssel 2005. Nota beleidsregels faunabeheer Provincie Overijssel 31 maart 2005. Provincie Overijssel, Zwolle. Provincie Overijssel 2007. Verordening beheer en schadebestrijding dieren in Overijssel. Provincie Overijssel, Zwolle. Rasmussen, A.A.M., A.B. Madsen. T. Asferg, B. Jensen & M. Rosengaard 1986. Undersøgelser over husmåren (Martes foina) i Danmark. Danskse Vildtundersøgelser Hæfte 41, Vildtbiologisk Station, Rønde. Reuther, C (red.) 1998. Hausmarder Automarder = Steinmarder. Wie können Mensch und Marder friedlich zusammenleben? Naturschutz praktisch Nr. 2. Otter-Zentrum, Hankensbüttel. Kaper, A. & G.J.D.M. Müskens 2006. Steenmarters in en om het huis. Hoe om te gaan met de steenmarters in de directe woonomgeving. Folder van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland. Skirnisson, K. 1986. Untersuchungen zum Raum-Zeit-System freilebender Steinmarder (Martes foina Erxleben, 1777). Beiträge zur Wildbiologie H6. Skirnisson, K. 1986. Der Steinmarder. M+K Hansa Verlag, Hamburg. Wever, de J-M. 2001. De Steenmarter. Welkom thuis? Adviesrapport “Wat te doen bij steenmarterklachten”. Afstudeerscriptie Saxion Hogeschool IJsselland en rapportage voor Natuur & Milieu Overijssel. Zekhuis, M. & O. de Bruijn 2005. Steenmarters in Bosuilkasten in Oost-Twente. Zoogdier 16(1):8-13.
Internet http://wildlife.alaska.gov/index.cfm?adfg=planning.anchorage www.waarneming.nl http://ijsselstad.web-log.nl/ijsselstad/2005/10/steenmarter_tei.html http://www.kad.nl/ http://www.ak-wildbiologie.de/marder/mard2_1.htm
66
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
11 NUTTIGE ADRESSEN Ö
Steenmartercursus KAD Kenniscentrum Dierplagen (KAD) Vadaring 81 6702 EB Wageningen Tel: 0317 - 419660 Internet: http://www.kad.nl/
Ö
Bedrijven die huismarterproblemen oplossen Ongedierte Bestrijding Nederland (gecertificeerde behandeling huismarters) Contactpersoon: J. Visser Handelsweg 6 8061 RL Hasselt Tel: 088-8888626 Email:
[email protected] Internet: www.obn-bv.nl Trentelman Valkerij & Faunabeheer Contactpersoon: A. Trentelman Oude Hengeloseweg 88 7622 HX Borne Tel: 074-266384/06-54337970 Email:
[email protected] Internet: www.trentelmanvalkerij.nl
Ö
Kennisorganisaties zoogdierstudie en –bescherming Werkgroep Boommarter Nederland (WBN-VZZ) Contactpersoon: Ir. B. van den Horn Celciusstraat 4 3817 XG Amersfoort Tel: 033-4625970 Email:
[email protected] Internet: www.werkgroepboommarter.nl Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) Contactpersoon: ir. V. Dijkstra Oude Kraan 8 6811 LJ Arnhem Tel: 026-3705318 Internet: www.vzz.nl Zoogdierenwerkgroep Overijssel Contactpersoon: N. Driessen Stationsweg 3 8011 CZ Zwolle Tel: 038-4250960
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
67
Stichting Das&Boom Opvang en Advies Rijksstraatweg 174 6573 DG Beek-Ubbergen Tel: (024) 684 22 94 fax (024) 684 42 31 Email:
[email protected] Internet: www.dasenboom.nl
Ö
Melding illegale steenmartervervolging AID Inspectie Noord en Oost (inclusief Overijssel) Lübeckplein 34 8017 JS Zwolle Tel: 038-4291300
Ö
Nederlandse distributeurs preventieve middelen tegen steenmarters Fi-Shock Nederland B.V. (schrikdraad voor rond het huis en hokken) Franklinstraat 11 4004 JK Tiel Tel: 0344-683827 Email:
[email protected] Internet: www.fi-shock.nl Vego VOF (Kemo module met ultrasone en elektroschok wering voor auto’s) Postbus 32014 6370 JA Landgraaf Tel: 045-5332200 Internet: www.vego.nl
68
BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER
BIJLAGEN
BIJLAGE I: CHECKLIST VOOR HET REGISTREREN VAN STEENMARTERWAARNEMINGEN EN -PROBLEMEN DOOR EEN GEMEENTELIJK FAUNALOKET Algemene lichaamskenmerken o Langgerekt roofdier met lange pluimstaart en spitse kop met scherpe tanden en afgeronde oren. o Ongeveer ter grootte van een gemiddelde huiskat (kop-romp-staartlengte tussen 0,5-1 m), maar dan laag op de poten en duidelijk slanker postuur. o Voortbeweging flexibel huppelend of snel laag over de grond stuivend; goed klimmend over daken en tegen muren. o Kleur meestal vaalbruin met lichte ondervacht; crème-kleurige tot witte brede bef die gevorkt doorloopt tot over de binnenkant van de voorpoten. o Fel groen oplichtende ogen bij tegenlicht. Opmerking: Verwarring met de veel zeldzamere en veelal aan bosgebied gebonden Boommarter is mogelijk. De Boommarter wordt de afgelopen tijd wel eens gemeld in de omgeving van Deventer, onlangs nog als verkeersslachtoffer ten oosten van Diepenveen en bij Wilp. Ook zijn er elders in Overijssel recentelijke meldingen van boommarters. Vooral goed laten nachecken bij verkeersslachtoffers in het buitengebied, eventueel bij twijfel contact opnemen met de Boommarterwerkgroep Nederland (zie Nuttige adressen). Dode boommarters moeten aan deze instantie worden gemeld en indien mogelijk worden bewaard en overgedragen voor nader onderzoek. Algemene gedragingen o Voornamelijk ’s nachts actief, meestal kort na zonsondergang tot in vroege ochtend. Dagwaarnemingen zijn mogelijk. o Meestal solitair, maar ook groepjes van ouderdieren met jongen worden incidenteel gezien. o Voorzichtig dier die heimelijk zijn omgeving verkend en exploiteert, in de straten meestal even wegschuilend onder auto’s (z.g.n. autopatrouilleren). In stedelijk gebied betreft het meestal een kort treffen tussen mens en dier (mensen die een nachtelijk ommetje maken e.d.). o Vooral in de het voorjaar en later in de zomer krijsende geluiden in de nacht; lijkend op vechtende katten, maar toch heel anders. o Luid gestommel of gemorrel en andere ‘rare’ geluiden in gebouwen, op of onder het dak en tussen de muren. o De steenmarter heeft een reeks van z.g.n. dagrustplaatsen, die meestal boven de grond in gebouwen (zolders, spouwmuren, dakbeschot), struiken of holle bomen worden betrokken. Algemene sporen o Uitwerpselen meestal in latrines, of ophopingen van vies ruikende lange bruine tot zwarte keutels vaak met herkenbare voedselresten (b.v. zaden en pitten); ook urine. o Meerdere voedselresten op de leefplek zijn uiteenlopend, meestal onthoofde maar verder onaangeroerde prooidieren; in verorberde vorm als verspreide veren en haren; verder vaak hele of kapotte vogeleieren (eend of kip), fruitresten, broodresten en ander eetbaar menselijk afval. o Verzameld diverse speeltjes van menselijke oorsprong (balletjes e.d.). o Asymmetrische voetprenten met nagelafdruk. Automarter o Aan- of doorgebeten zachte plastic of rubberonderdelen van de motor (veelal de bougiekabels), waardoor startproblemen of erger kunnen optreden. Roofmarter o Doodgebeten of verminkte kleine huisdieren of vogels (eenden, kippen, duiven, volièrevogels) in combinatie met één of meerdere observaties volgens algemene lichaamskenmerken en gedragingen. Huismarter o Naast de beschreven geluiden veelal vernielingen en schade door kapot getrokken isolatiemateriaal en penetrant stinkend doordringen van ontlastingen en rottende prooiresten door poreuze media, zoals gipsplaten. Dit, samen met één of meerdere observaties volgens algemene lichaamskenmerken, sporen en gedragingen, is meestal al snel bevestigend dat het om een huismarter gaat die aanzienlijke overlast veroorzaakt.
BIJLAGE II: VERSPREIDING WAARNEMINGEN STEENMARTERS EN MELDINGEN OVERLAST IN DE GEMEENTE DEVENTER 2006 & 2007
BIJLAGE III: BLOEMLEZING VAN REACTIES OP DE ENQUETE Uit de reacties op de enquête is een selectie gemaakt van brieven die illustreren hoe en divers de Steenmarter onder de Deventernaren leeft. Vanuit privacy overweging zijn de namen van de respondenten weggelaten. “Bij ons in de tuin hebben mijn man en ik eergisterenavond 11-06-2007 een steenmarter gezien. Hij was al veel eerder gezien door andere mensen in onze buurt in Colmschate. Vele kabels doorgebeten van de auto's. De mensen vinden het bedreigend. Het is gewoon eng om met prachtig weer in je eigen tuin te zitten. Hij kwam onder struiken vandaan. We hebben een boerderij met een rieten dak, en zitten echt niet te wachten totdat de gemeente iets gaat doen, dan zit hij al bij ons aan het voeteneind, kortom als er geen actie wordt ondernomen door de gemeente, doen we het zelf, ik wil dat beest echt niet in huis hebben, we slapen er niet meer van!!!! Misschien is dit wel een strenge brief, maar het is voor ons ook een heel groot probleem, dat is toch wel te begrijpen? Dit gaan we dus oplossen, hoe weten we nog niet, maar er komt wel een oplossing.... “ “Kreeg door dat ik bij u kan melden omtrent de aanwezigheid van marters. Heb ze vorige jaar al meerdere malen in mijn achtertuin gehad, ‘s nachts hoorde en zag ik er twee op het dak van mijn blokhut in de tuin. Hoop dat u wat aan deze info heeft, en als het aan mij ligt mag u ze zo snel mogelijk uitroeien, in de buurt zijn ook al meerdere auto's aangeknaagd. Ach ja u weet wel wat van schade ze aanrichten. Persoonlijk vindt ik dat de gemeente hier toch eigenlijk een rol in heeft, ondanks dat het een beschermd soort is. Maar goed....” “Ik woon in de binnenstad van Deventer, in een oud schoolgebouw. Op zolder hebben wij minstens één steenmarter. De enige overlast die ik ondervonden heb is het lawaai. De eerste nacht dat ik hem hoorde wist ik niet wat me overkwam, ik dacht dat er mensen op zolder aan het sjouwen, slepen en springen waren. Een aantal weken geleden lag er ook een dode op ons dak. Harry, zoals ik de steenmarter noem, is nu zo'n drie weken op zolder, zover ik weet. Het idee dat hij er zit vind ik leuk, alleen het lawaai is minder. Ik hoop dat ik jullie hiermee heb kunnen helpen.” “Sinds een paar jaar ontzettend veel last van de steenmarters!!! (las bericht in krant en hoorde u op radio OOST). Even een reactie omdat wij veel overlast hebben gehad zowel IN als om het huis. Diverse malen is Marter Control Unit Lochem bij ons aan het werk geweest hetgeen ons behoorlijk wat geld gekost heeft. Vanzelfsprekend een brief aan de gemeente geschreven (eind 2005).Het antwoord liet lang op zich wachten maar toch is mijn brief uiteindelijk beland bij het ministerie van landbouw. Beschermd dier maar wie beschermt ons????? Nachten niet kunnen slapen omdat het marterpaar bezig was. En dan al de prooi en daardoor madenoverlast!!!! Niemand gun ik deze ellende!! Het zou erg plezierig zijn indien er een fonds in het leven geroepen zou worden voor al deze onkosten. Verder onze auto: ook hier zijn kabels doorgebeten en onlangs hadden de marters onder de motorkap een tennisbal en dode muis op het motorblok gelegd en dat terwijl we zoveel voorzieningen hadden getroffen. Het is echt een obsessie!!! Bijna dreven deze beesten ons ertoe om te moeten verhuizen!!! Graag dit verhaal even onder uw aandacht en graag voor al onze onkosten (ong. 400 euro) een fonds!!!” “Mooi dier. Ook hier is de steenmarter aanwezig. Als wij op een mooie zomeravond buiten zitten (stil zitten, lezen) is het vrijwel altijd raak. “Hoor, kijk daar gaat ‘ie weer ”. Een steenmarter steekt het pad over en verdwijnt weer in het struikgewas. Ook hebben we er al eens twee tegelijk gezien (paartje?) Overlast ervaren we er –nog- niet van. Wellicht omdat wij er -nog- geen overlast van ervaren vinden wij de aanwezigheid niet storend, sterker wij vinden het zelfs wel een beetje bijzonder.” “Hoe ervaren mensen de aanwezigheid van het dier in hun omgeving? Nou ik ervaar het als zeer hinderlijk. Normaal hou ik juist van dieren maar als ze zoveel schade toebrengen dan vind ik dat zeer hinderlijk. Ik heb uit de buurt ook wel enkele reacties gehoord, dat mensen het als vervelend ervaren.” “Omdat het voorjaar was zat ik er erg over in dat hij/zij een nest zou gaan maken bij ons en allerlei gevangen beesten mee zou slepen naar ons huis. Ik ben vegetariër, en houd heel veel van (alle) dieren, maar een huis met kadavers gaat me te ver. Zoals het er nu naar uitziet heeft de steenmarter geen nest gemaakt. Het ruikt hier nog steeds fris en fruitig! Dus wat mij betreft mag hij hier rond blijven scharrelen (zolang hij met zijn tanden van onze Heilige Koe de auto afblijft! Dan ga ik mijn auto bewerken met peper!” “Eindelijk kunnen wij ons ei kwijt. Ook wij hebben zoals zoveel mensen al heel lang last van deze mooie, maar ook verschrikkelijke rotbeesten. Tot twee maal toe zijn er kabels van onze auto’s doorgebeten. Gelukkig is mijn man monteur dus was dit leed nog wel te overzien. Erger is echter dat deze beesten ook in ons huis zijn en wel op zolder tussen de plafonds. Eerst bij onze dochter en nu boven onze slaapkamer. Als je daar ’s nachts wakker van wordt dan lijkt het wel of ze een halve meter bij je vandaan zitten. En wat ze allemaal niet kunnen vernielen! Wij zijn zo al vele nachten wakker geweest! Wij hopen dat er veel mensen melding van maken zodat er misschien eindelijk eens wat aan gedaan kan worden. Voor mijn part gif of een vangmiddel, als ze maar verdwijnen.” “We hebben in de afgelopen twee jaar 4-5 keer een steenmarter in onze achtertuin gezien. We hebben geen overlast, dus we ervaren het niet als negatief. We zijn natuurliefhebbers, dus dieren zijn in principe welkom.”
“Ik las op internet dat de Gemeente Deventer graag de overlast door steenmarters in kaart wil brengen. Vandaag (18 juni 2007) is voor de tweede keer een bougiekabel van mijn auto doorgeknaagd. Volgens de monteur van de ANWB komt dit door een steenmarter. Ook heeft deze steenmarter snoep achtergelaten op mijn motorblok. Op zich vriendelijk, zij het dat het snoep is gesmolten en moeilijk verwijderbaar is.” “In mei 2005 zag ik in de Graaf van Burenstraat een steenmarter onder een auto schieten. Ik had wel gehoord dat ze inmiddels ook in Deventer voorkwamen, maar had zo’n beest niet in de Binnenstad verwacht. Het dier leek op zijn gemak en wachtte tot mensen voorbij gefietst waren. De auto’s werden als een soort stapstenen gebruikt om zich door de stad te verplaatsen. Ik vind het leuk dat er dieren zijn die zich aan zo’n moeilijk habitat kunnen aanpassen, en ik vind het ook een erg mooi beest. Ik merk dat ik nu altijd op Steenmarters gespitst ben als ik ’s avonds door Deventer fiets.” “Ik woon op de beneden etage van een flat. Bij een nachtelijke sanitaire slaaponderbreking wil ik nog wel eens voor het raam staande de nacht in turen. Soms zie ik een egeltje of een muisje. Medio april 2007 bemerk ik tot mijn verbazing twee steenmarters (Ze lijken op grote eekhoorns, maar met een soepeler lijf). Ze huppelden achter elkaar aan en hadden, zo concludeerde ik, kennelijk het voorjaar in het hoofd. Ik kon ze zo'n vijftig meter volgen bij mij voor het huis over het trottoir, onder geparkeerde auto's door, waarna ik ze "kwijt" raakte. Ik wilde u dit niet onthouden.” “Wij wonen in Colmschate, bij basisschool Colmschate in Deventer en hebben vorig najaar een steenmarter te gast gehad in onze fietsenschuur. Een aantal dagen daarvoor was in de wijk aan de andere kant van de school, actief bestrijding uitgevoerd door een mijnheer uit Holten met fretten. Hij had ook overal geurpotjes geplaatst. Ik vermoed dat de marter daarom de sportvelden overgestoken was en bij ons kwam uitrusten. Er was geen sprake van nestvorming of aanwezigheid van prooidieren. Er lagen wat keuteltjes. En onze kat (niet vies van een muis of konijntje) raakte helemaal over zijn toeren en vloog weg. De woningbouwinspecteur stelde vast dat het om uitwerpselen van een steenmarter ging, en dat hij hieraan niets kon doen omdat het om een beschermde diersoort gaat. (Voor de ventilatie heeft de schuur grote gaten die ik dan zelf zou kunnen dichtmaken). Wij hielden kippen en hebben deze meteen in veiligheid gebracht. Vooralsnog is ons konijn in een afgesloten hok nog hier. De kippetjes hadden we altijd los. De frettenmijnheer uit Holten heeft zijn rol weer opgepakt en dit voorjaar is de steenmarter weer bij ons terug. Nu in het woonhuis, dat wij huren van Woningbouwvereniging Ieder1 aan de Stoevenbeld. Waarschijnlijk komt de steenmarter tussen de buitenmuur en de spouw; we horen hem iedere avond over het platte dakje van onze uitbouw trippelen. Het lijkt net alsof er een hond over het platte dak / in huis loopt. Maar als wij buiten gaan kijken met een zaklamp, zien wij (uiteraard) niets. De steenmarter komt niet binnen achter het schot van het schuine dak, dat wij gebruiken als zolderopslagruimte. Ik merkte wel dat er een aantal dakpannen kapot waren waardoor hij misschien een ingang in ons huis zou kunnen hebben. Ik heb daarop alle gaten en gaatjes in dakpannen en muur dichtgestopt met doekjes, puur uit nieuwsgierigheid om de ingang te kunnen vinden (en dicht te maken) Leverde niets op. De kapotte dakpannen zijn door de woningbouwvereniging inmiddels vervangen. Maar ook dit maakt niet veel uit. Ergens heeft de steenmarter een ingang, ik vraag me af of dat bij ons is. (Wij wonen met 5 huizen onder 1 dak). Omdat het voorjaar was, zat ik er erg over in dat hij/zij een nest zou gaan maken bij ons en allerlei gevangen beesten mee zou slepen naar ons huis. Ik ben vegetariër, en houd heel veel van (alle) dieren; maar een huis met kadavers gaat me te ver. Zoals het er nu naar uit ziet, heeft de steenmarter geen nest gemaakt. Het ruikt hier nog steeds fris en fruitig! Dus wat mij betreft mag hij hier rond blijven scharrelen (zolang hij met zijn tanden van onze Heilige Koe de Auto afblijft! Dan ga ik mijn auto bewerken met peper).” “Geachte lezer, naar aanleiding van een artikel in de krant wat de overlast van steenmarters aangaat wil ik graag volgend kwijt. Het is bijna een landelijk probleem aan het worden en is de overlast van dit prachtige diertje soms zodanig dat wanhopige bewoners zelf “creatief” aan de slag gaan met alle (soms gevaarlijke) situaties van dien. Er is echter voor grote calamiteiten een ontheffing te krijgen en dan wil ik u attent maken op een pracht product dat diervriendelijk vangt en het dier stressvrij kan worden verplaatst (indien gewenst). We spreken hier over een elektronische vangkooi waarvan ik u bij gebleken interesse graag een demonstratie wil geven. We hebben met deze kooi reeds de krant gehaald en is het product in Duitsland een echte kaskraker. Steenmarters zijn uitzonderlijk moeilijk te vangen, deze kooi echter is zeer vernuftig en vangt gegarandeerd als men onze instructies opvolgt.” “Geachte lezer, naar aanleiding van een artikel in de krant wat de overlast van steenmarters aangaat wil ik graag volgend kwijt. Het is bijna een landelijk probleem aan het worden en is de overlast van dit prachtige diertje soms zodanig dat wanhopige bewoners zelf “creatief” aan de slag gaan met alle (soms gevaarlijke) situaties van dien. Er is echter voor grote calamiteiten een ontheffing te krijgen en dan wil ik u attent maken op een pracht product dat diervriendelijk vangt en het dier stressvrij kan worden verplaatst ( indien gewenst). We spreken hier over een elektronische vangkooi waarvan ik u bij gebleken interesse graag een demonstratie wil geven. We hebben met deze kooi reeds de krant gehaald en is het product in Duitsland een echte kaskraker. Steenmarters zijn uitzonderlijk moeilijk te vangen, deze kooi echter is zeer vernuftig en vangt gegarandeerd als men onze instructies opvolgt.”