Herinrichting Jan Durkspolder:
Nieuwe kansen voor moeras en Noordse woelmuis
In en rondom de Jan Durkspolder (circa 300 ha) in Nationaal Park De Alde Feanen, in het midden van de Provincie Fryslân, is een groot natuurontwikkelingsproject uitgevoerd. Door graafwerkzaamheden en aanpassingen aan de waterhuishouding krijgt moerasontwikkeling daar een nieuwe kans. En daardoor wordt het leefgebied van de zeer bedreigde Noordse woelmuis vergroot.
Alde Feanen
Van Europees belang De Jan Durkspolder ligt in het zuidoosten van Nationaal Park De Alde Feanen. Vanwege de grote betekenis voor de Nederlandse natuur zijn voor dit Nationale Park veel beschermingsregelingen van toepassing. Het gebied is ook aangewezen als Natura 2000-gebied en maakt daardoor deel uit van een Europees netwerk van beschermde gebieden.
Het LIFE-project 'Habitatverbetering voor de Noordse woelmuis in de Alde Feanen' is in de periode oktober 2004 - december 2006 uitgevoerd.
De doelstelling van het project is behoud en ontwikkeling van de populatie Noordse woelmuizen (Microtus oeconomus) door het realiseren van een volwaardig moeras in en rondom de Jan Durkspolder.
Bedreigd en beschermd De Noordse woelmuis is een vrij forse, plantenetende muis die in Europa een beschermde status heeft. De in Nederland voorkomende ondersoort is nog zeldzamer. Deze komt nergens anders ter wereld voor! De laatste jaren gaat de Noordse woelmuis in Nederland sterk achteruit. Ze komt nog voor in een aantal natte gebieden op het vaste land, waaronder Nationaal Park De Alde Feanen. Daarom wordt deze muis in ons land beschermd. Maar naast het feit dat er op de Noordse woelmuis allerlei beschermende maatregelen van toepassing zijn, is het in Nederland toch vooral de vertegenwoordiger van een unieke habitat: puur Hollandse moerassen en uitgesproken natte gebieden.
Van gras tot moeras Nederlandse laagveenmoerassen zijn van grote internationale betekenis door hun specifieke soortensamenstelling en ecologie. Om meer van dit bijzondere moeraslandschap te creëren, heeft It Fryske Gea in 1989 de bemaling van de Jan Durkspolder stopgezet, waardoor het gebied grotendeels onder water kwam te staan. Tegelijkertijd zijn in de Wolwarren en Lytse Mear maatregelen getroffen waardoor deze gebieden veel natter zijn geworden. Tot twintig jaar geleden was de Jan Durkspolder een uitgestrekte hooilandpolder.
De aantrekkingskracht van het gebied Door het stopzetten van de bemaling en door de vernatting in het westen van het gebied ontstond een combinatie van open water, riet, ruigte, struweel en grasland. Hierdoor worden veel foeragerende, pleisterende en broedvogels aangetrokken, zoals diverse eendensoorten, Grauwe gans, Brandgans, Waterral, Rietzanger en Blauwborst. Maar ook verschillende insecten en amfibieën voelen zich hier thuis. Zo zijn in 2005 in de aangrenzende gebieden, Wolwarren en Brêgeham, een kleine tweehonderd heikikkers waargenomen: een bedreigde en beschermde diersoort.
Onvoldoende kansen De waterhuishouding kon maar in beperkte mate aangepast worden, omdat er rekening moest worden gehouden met de landbouw rondom de Jan Durkspolder. Het grootste knelpunt voor de moerasontwikkeling - het onnatuurlijke constante waterpeil kon niet aangepakt worden. In de Wolwarren bleef het bovendien te droog voor moerasontwikkeling, terwijl het peil in de Jan Durkspolder juist te hoog was. Het constant hoge peil in de plas was de belangrijkste reden dat de kieming van waterplanten, waterriet en dergelijke uitbleef. Kortom, de gewenste moerasontwikkeling kwam niet op gang en de bedreiging voor de populatie van de Noordse woelmuis werd niet weggenomen.
Werken mét in plaats van tegen water Door de aankoop van circa 100 ha landbouwgebied rondom de Jan Durkspolder is het nu wel mogelijk om de waterhuishouding verder aan te passen. Gelukkig staat de kwaliteit van het water in de Jan Durkspolder het voortbestaan van de Noordse woelmuis en de moerasontwikkeling niet in de weg. En het beleid van Wetterskip Fryslân om de kwaliteit van het water verder te verbeteren zal de natuur alleen maar goed doen.
Cyclisch peilbeheer It Fryske Gea heeft het gebied voor het waterbeheer in drie stukken verdeeld, elk met een eigen optimale waterhuishouding. De belangrijkste maatregelen zijn het verhogen van het waterpeil en het vergroten van de waterpeildynamiek in het hele projectgebied.
Bovenop de natuurlijke seizoensfluctuatie ('s winters hoog en 's zomers laag) wordt in de twee lager gelegen deelgebieden Westersanning en Jan Durkspolder een meerjarig cyclisch peilbeheer ingevoerd. Dat betekent dat de twee deelgebieden om beurten een aantal jaren als een plas/dras gebied zullen worden beheerd om vervolgens weer een aantal jaren volledig onder water te worden gezet. In de jaren met lage waterpeilen zullen op de drooggevallen slikkige platen moerasplanten en wat wilgen ontkiemen. In de winter zal een deel verloren gaan en een deel zal zich in het komende voorjaar verder ontwikkelen. Deze verjonging zal in versterkte mate plaatsvinden als de droge cyclus wordt omgezet in de natte cyclus.
Door dit cyclische beheer vullen de twee deelgebieden elkaar steeds aan en zullen er altijd gunstige omstandigheden voor alle doelsoorten aanwezig zijn, waaronder de Noordse woelmuis en vooral veel soorten vogels.
Van plan tot uitvoering Een natuurgebied veranderen of aanpassen gaat nooit "één-twee-drie". Aan het werk in de Jan Durkspolder is veel voorbereiding vooraf gegaan - zoals het maken van een bestek en het doen van vooronderzoek. Dit is niet alleen nodig voor bijvoorbeeld het in kaart brengen van de doelstelling en evaluaties, maar ook voor het verkrijgen van vergunningen om het project te starten. Zo zijn "nulsituaties" van plant- en diergroepen vastgesteld en zijn meerdere vooronderzoeken als archeologisch, waterbodemonderzoek en onderzoek naar de grondwatersamenstelling gedaan.
Aan de slag In 2006 is het gebied omgebouwd. Zowel hoog- als laagwatercircuits zijn gemaakt voor de aan- en afvoer van water. Via waterlopen die gegraven of aangepast zijn, gemalen, inlaten en duikers kan water tussen en in de deelgebieden verplaatst worden. De meest markante 'kunstwerken' voor het peilbeheer zijn de windmolens. Zij worden gebruikt voor het bemalen van de polders met het cyclische peilbeheer. Het laagwatercircuit is niet alleen nodig om water af te voeren, maar ook om schade aan omliggende graslanden, huizen en erven te voorkomen.
Ook het hoogwatercircuit heeft een tweede functie, het wordt opgenomen in een vaarroute voor kano's en roeibootjes. In het centrale deel van de Westersanning is grond afgegraven zodat dit altijd nat blijft; met deze grond is de rand van het gebied opgehoogd om wateroverlast voor de omgeving te voorkomen. Op deze wijze is voor alle 'kades' grond uit het gebied gewonnen.
Waterberging Wanneer noodzakelijk, kan Wetterskip Fryslân gebruik maken van het gebied voor het bergen van water uit de omgeving. Bij calamiteiten mag het waterschap overtollig water bergen in de ‘droog’staande polder. Hiervoor zijn wel afspraken gemaakt. Zo moet Wetterskip Fryslân schade aan de natuur voorkomen als zij gebruik maakt van het gebied.
Voorlichting Naast het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen is het belangrijk om het publiek ook te informeren. Hiervoor zijn - met name voor omwonenden - voor en tijdens de uitvoering informatiebijeenkomsten georganiseerd en zijn in lokale kranten en nieuwsbrieven berichten gepubliceerd. Daarnaast heeft It Fryske Gea informatiepanelen gemaakt, die op drie plaatsen in het gebied staan.
Toekomstverwachting Door het toenemen van de waterdynamiek zal naar verwachting de moerasontwikkeling op gang komen. In de bemalen polders zijn dat in eerste instantie pioniersoorten als grote lisdodde, moerasandijvie en riet, maar op den duur zullen hier waterrietvegetaties en op kleine schaal ook rietland ontstaan. Al met al zal het gebied meer het karakter krijgen van een voedselrijk moerasgebied met de planten en dieren die daarbij horen, zoals wulp, slobeend, rietgors, waterral, waterspitsmuis, dwergmuis, gewone oeverlibel en lantaarntje. In een later stadium, wanneer meer nat en overjarig rietland ontstaan is, kunnen rode lijstsoorten zich vestigen in het gebied zoals baardman, porseleinhoen en rietzanger. Heikikker, gewone pad en modderkruipers vormen op hun beurt weer voedsel voor purperreiger en roerdomp.
Blik in de toekomst Om een indruk te krijgen van de toekomstige natuur van de Jan Durkspolder e.o. is een bezoek aan de nabijgelegen Kraanlannen, waar It Fryske Gea al een aantal jaren een cyclisch peilbeheer toepast, aan te bevelen.
Maar ook bij de Jan Durkspolder was al iets te zien van de toekomstige situatie, aangezien in de zomer van 2005 geëxperimenteerd is met de bemaling. Door de lagere waterpeilen ontstonden veel slikkige randen, waar lepelaar en kluut meteen van profiteerden. De slikranden kleurden geel van de kenmerkende pioniervegetaties met verschillende soorten tandzaad en het uit Zuid-Afrika stammende goudknopje. Dit is bijzonder, want het goudknopje komt zelden zo ver landinwaarts voor.
Overleven De Noordse woelmuis is niet zo kieskeurig in zijn voedselkeuze en voelt zich in allerlei open, niet te droge landschappen thuis. Toch is het huidige leefgebied van de soort zeer beperkt. Dat komt doordat Noordse woelmuizen erg gevoelig zijn voor concurrentie met andere woelmuissoorten, namelijk de Veldmuis en de Aardmuis. Door deze strijd om leefgebied, weet de Noordse woelmuis alleen nog te overleven in zeer natte en/of periodiek overstromende riet- en ruigtevegetatie, gebieden waar de Veld- en de Aardmuis zich niet thuis voelen. Een laagveenmoeras is daarom een zeer geschikt leefgebied voor de Noordse woelmuis.
De Noordse woelmuis wordt ook buiten het projectgebied in haar voortbestaan bedreigd door de afname van geschikt leefgebied; het is daarom een prioritaire soort van de Habitatrichtlijn.
Vinger aan de pols Van de Noordse woelmuis, de waterhuishouding, de vegetatie, de vogels, de amfibieën en de vissen is de afgelopen jaren de zogenaamde "nulsituatie" vastgelegd met gegevens over deze groepen. Te zijner tijd wordt een aantal onderzoeken herhaald. Zo kan men beoordelen of het project het gewenste effect heeft. Bovendien worden zo ongunstige ontwikkelingen voortijdig vastgesteld, zodat op tijd maatregelen getroffen kunnen worden.
Muizen tellen In oktober 2004 heeft de VZZ (de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming) een inventarisatie met inloopvallen uitgevoerd om de "nul situatie" van de muizenpopulatie te bepalen in de Jan Durkspolder en de omliggende gebieden. In de Lytse Mear zijn enkele Noordse woelmuizen waargenomen. Men verwacht dat, na de herinrichting, de populatie Noordse woelmuizen groter en dus sterker wordt. Om dit te beoordelen worden enkele jaren na de herinrichting vervolgonderzoeken gedaan. Zo kunnen resultaten vergeleken worden met cijfers van voor het project om te zien of de populatie wel of niet is gegroeid.
Ook voor de mens De inrichting van de Jan Durkspolder en de directe omgeving is op de eerste plaats gericht op de natuur. Maar de mens mag uiteraard ook genieten van dit interessante natuurgebied. Vanuit de vogelkijkhut en vanaf het fietspad langs de Wolwarren is er al jaren een prachtig uitzicht over het gebied. Bij de herinrichting zijn wandelpaden aangelegd en kanoroutes uitgezet waarlangs de bezoeker het gebied in kan en bij de nieuwe plas is een tweede vogelkijkhut geplaatst.
Samenwerking De nieuwe inrichting en publieksvoorzieningen eisen grote investeringen. In totaal heeft het project circa 1,2 miljoen euro gekost. Dankzij de financiële steun van de Europese Unie (LIFE), het ministerie van LNV, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân kon het project gerealiseerd worden. De aanleg van de publieksvoorzieningen is daarnaast gesteund door de Hedwig Carolina Stichting.
In 2000 heeft It Fryske Gea voor het eerst een dergelijk grootschalig plan uitgevoerd met behulp van een financiële bijdrage van LIFE-Natuur, het kwelderplan Noard-Fryslân Bûtendyks. De herinrichting van de Jan Durkspolder e.o. is dus het tweede LIFE-project van It Fryske Gea.
Natura 2000 staat voor een Europees netwerk van beschermde gebieden. Het netwerk is de hoeksteen van het Europese natuurbeleid. Door middel van Natura 2000 wil Europa de biodiversiteit, dit is het geheel aan soorten en habitats, in haar lidstaten behouden en beschermen. Alle gebieden die aangeduid zijn in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn behoren tot het Natura 2000 netwerk.
Om de bijzondere habitats en soorten in het Natura 2000 netwerk te beschermen is niet alleen veel werk nodig, maar ook heel wat financiële middelen. De Europese Unie wil een financieel duwtje in de rug geven bij de uitvoering van voorbeeldprojecten en richtte hiervoor het LIFE-Natuurfonds op. Dit project is bij LIFE bekend onder de titel: Habitat Improvement for Microtus oeconomus in Alde Feanen LIFE04NAT/NL/000203
Voor nadere informatie: www.dealdefeanen.nl
It Fryske Gea Postbus 3 9244 ZN Beetsterzwaag Tel.: 0512 - 38 14 48 Fax.: 0512 - 38 29 73 E-mail:
[email protected] Internet: www.itfryskegea.nl Tekst Renee van Woerkom Illustraties Martin Brandsma Fotografie Anton Huitema Dico de Klein Teun Veldman Henk de Vries Bart Peijsel Dick Klees Vormgeving Dico de Klein Druk Telenga drukkerij BV
ã december
2006 It Fryske Gea