Niet vol, maar toch vervuld Preek over Lucas 10:38-42 Voor de vakantieperiode
Nog niet zo lang geleden werkte ik nog veel met takenlijstjes die verdeeld waren in drie kolommen: boven de eerste kolom stond ‘prioriteit’, boven de tweede stond ‘deze week’ en boven de laatste kolom stond ‘niet vergeten’. Ik ben er inmiddels maar mee gestopt, want deze lijstjes werkten bij mij erg frustrerend! Voor elke taak die doorgestreept kon worden, kwamen er weer drie nieuwe bij. En die kolom met prioriteit bleef zó groeien, dat ik niet eens aan de taken uit de kolom ‘deze week’ toe kwam. Het gaf me continu een opgejaagd gevoel: “Wat heb ik het toch vreselijk druk.” Druk… zo kun je de tijd van vandaag wel typeren. Vraag een willekeurig iemand, hoe het gaat op zijn of haar werk en het antwoord is: “Druk, druk, druk…” Onze agenda’s zijn vol, onze hoofden zijn vol. Altijd rinkelt maar de telefoon: thuis, op het werk en onderweg. De mailboxen stromen over. We kunnen soms niet meer loskomen van ons dagelijks werk. Maar daarmee lopen we wel het risico, dat we het afleren om tot rust te komen, om echt te genieten. Hoeveel mensen zijn er echt gelukkig en tevreden? Treffend omschrijft de katholieke priester en publicist Henri Nouwen onze leefwijze als ‘vol, maar onvervuld.’ Ons leven is wel overvol met alle activiteiten en met de drukte van de dagelijkse bezigheden. Maar tegelijkertijd hebben mensen zich nog nooit zo leeg gevoeld. Hoe komt dat toch? En – nog belangrijker – wat is er aan te doen? Ik geloof dat God ons niet geschapen heeft om ons leeg te voelen. Hij wil dat wij volop gelukkig zijn. Daarom wil ik in de bijbel zoeken naar een mogelijk antwoord op deze vragen. Lezen: Lucas 10:38-42 Toen ze verder trokken ging Hij een dorp in, waar Hij gastvrij werd ontvangen door een vrouw die Marta heette. Haar zuster, Maria, ging aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. Maar Marta werd helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten. Ze ging naar Jezus toe en zei: ‘Heer, kan het u niet schelen dat mijn zuster mij al het werk alleen laat doen? Zeg tegen haar dat ze mij moet helpen.’ De Heer zei tegen haar: ‘Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk. Er is maar één ding noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen, en dat zal haar niet worden ontnomen.’ Tja, wat was er eigenlijk mis met Marta? Ik ben wel benieuwd met wie de vrouwen hier in de kerkzaal zich het meest vereenzelvigen! Lijk je meer op Maria of toch het meest op Marta? Stel je de situatie eens voor…
1
Jezus komt met zijn 12 discipelen door het dorpje Betanië, waar Marta woont met Maria en Lazarus. (Johannes 11:1) Marta ontvangt hen in hun huis en heeft dus ineens dertien gasten over de vloer. Dat betekent heel wat werk. Gastvrijheid is in de oosterse wereld heel belangrijk, dus Marta gaat ervoor. Ze is heel druk met het verzorgen van de gasten. Ga maar eens na, als je normaal voor drie mensen moet koken en nu ineens voor zestien! Natuurlijk moet je dan keihard aan de slag. Marta voelde zich terecht verantwoordelijk voor haar gasten: die moet je toch goed verzorgen! En dan ben je blij als je dat niet in je eentje hoeft te doen. Maar… daar dacht Maria blijkbaar anders over: die zit gewoon naar Jezus te luisteren. Waarom helpt ze eigenlijk niet mee? Ziet ze dan niet hoe druk Marta het heeft? Ze ontloopt gewoon haar verantwoordelijkheid! Het irriteert Marta in hoge mate. Ik stel me zo voor, dat Marta een paar keer met potten en pannen staat te rammelen, in de hoop dat Maria met een schok overeind komt: “O ja, sorry Marta, ik zal je helpen.” Of dat ze probeerde oogcontact met Maria te krijgen, zo van “Hallo daar, kom me eens een handje helpen, zit niet zo te niksen.” Maar blijkbaar heeft niets geholpen. Maria zit te zitten, terwijl Marta het heen en weer heeft van de drukte. Logisch dat Marta zich loopt te ergeren aan haar zusje. In een uiterste poging om Maria aan het werk te krijgen, gaat ze naar Jezus, de hoofdgast. Als die er wat van zal zeggen, gaat Maria vast wel aan de slag – met een knalrood hoofd van schaamte. Maar helaas voor Marta, Jezus stuurt Maria niet naar de keuken. In plaats daarvan wijst Hij Marta zelfs terecht! En toch deed Marta niets verkeerd, want hard werken en gastvrij zijn is helemaal oké. Daar is de bijbel volgens mij ook heel duidelijk over.1 Paulus bijvoorbeeld heeft ook een hekel aan luie, niets doende mensen: “Toen we bij u waren, hebben we herhaaldelijk gezegd dat wie niet wil werken, niet zal eten. We horen dat sommigen van u hun werk verwaarlozen, dat ze zich niet nuttig maken maar zich slechts onledig houden met nutteloze bezigheden. In naam van de Heer Jezus Christus dragen wij dergelijke mensen nadrukkelijk op rustig hun werk te doen en hun eigen brood te verdienen.” (2 Tessalonicenzen 3:10-12) Hard werken – en zeker hard werken voor de Heer – is dus niet verkeerd. Je mag Marta daarom niet negatief beoordelen. Ze was zorgzaam en gastvrij, ze voelde zich voor haar huishouden verantwoordelijk. Allemaal prima eigenschappen, die goed passen bij de betekenis van haar naam: want Marta betekent ‘vrouw des huizes’. En toch… Jezus wijst haar vriendelijk maar beslist terecht: “Marta, Marta…” Wat doet Marta dan verkeerd? Eigenlijk is die vraag niet goed: Marta deed niets verkeerd. Je kunt de vraag misschien beter zó stellen: “Wat deed Maria dan beter?” Wellicht dat de NBV daarom ook vertaalt: “Maria heeft het beste deel gekozen.” Het beste is de overtreffende trap van goed. Iemand die gewoon gastvrij is, is goed bezig. Marta nam dat heel serieus en was er heel druk mee, dus dat is nog beter. Maar Maria deed wat het beste was. 2
Dus we gaan ons nu bezighouden met de vraag: ‘Wat deed Marta nu minder goed dan Maria?’ Volgens mij staat het antwoord in vers 40. Marta werd door het vele bedienen ‘in beslag genomen’. Al haar aandacht ging naar de zorg voor het eten. Een andere vertaler2 zegt het zo: “Marta echter werd her- en derwaarts getrokken…” Met andere woorden: ze had het heen en weer. Haar aandacht slingerde heen en weer tussen de pannen op het vuur in de keuken, het inschenken van drinken, het klaarzetten van de maaltijd en… het geërgerd zien dat haar zus maar zat te zitten. En zo werd het werken voor de Heer zelfs een obstakel om te kunnen genieten van Zijn aanwezigheid. Herken je dat? Soms ben je zo druk met het werk bezig, dat je er niet meer van kunt genieten – terwijl je er toch zélf voor gekozen hebt. Je werk is niet meer een lust, maar een last. Dan kun je je gaan irriteren aan mensen die ogenschijnlijk niets praktisch doen, die alleen maar stil op de grond zitten. En als het werk voor de kerk is, kun je zelfs God daarvoor ter verantwoording gaan roepen: “God wat vindt U daar nou van! Zijn er niet méér mensen om mee te helpen met alles wat er moet gebeuren? Kunt u niet eens tegen ‘broeder die’ of ‘zuster zo’ zeggen, dat er werk aan de winkel is? Ik hoef toch niet alles alleen te doen?” Marta werd door het werk in beslag genomen, zag Maria maar zitten en ging naar Jezus: “Heer, kan het u niet schelen dat mijn zuster mij al het werk alleen laat doen?” Grappig: taalkundig gezien is ‘u’ het onderwerp van de eerste helft van de zin en ‘mijn zuster’ is het onderwerp in de tweede helft. Maar toch leg je de klemtoon bij het lezen automatisch op ‘mij’ en ‘alleen’. Marta ziet zichzelf dus als de hoofdpersoon van deze zin en er klinkt een heleboel zelfmedelijden uit deze verwijtende vraag. Uiteindelijk is deze vraag van Marta een roep om aandacht voor haar eigen situatie. Ze ziet zichzelf als de hoofdpersoon, waar de wereld om draait. Zonder haar inzet gaat het namelijk mis. Maar Maria had op dat moment een andere Hoofdpersoon, waar haar wereld om draaide: zij zat aan de voeten van Jezus. Dat staat er niet voor niets zo. Deze uitdrukking mag je zowel letterlijk als figuurlijk lezen. Als je aan iemands voeten gaat zitten, kijk je tegen hem op. Je ziet hem als groter dan jezelf. Het is daarmee een dienende houding. Tegelijkertijd is het een uitdrukking die aangeeft, dat je een leerling wilt zijn van degene aan wiens voeten je zit. Zo heeft Paulus aan de voeten van de beroemde wetgeleerde Gamaliel3 gezeten. De discipelen zaten aan Jezus voeten. En op dezelfde manier zat Maria ook aan Jezus voeten, samen met de andere leerlingen. Voor haar was Hij het middelpunt, Hij was de hoofdpersoon in haar wereld.
3
Wat een tegenstellingen dus tussen Maria en Marta: • De één zag zichzelf als hoofdpersoon, de ander zag Jezus als het middelpunt. • De één had een dienende houding door heen en weer te rennen met potten, pannen en kruiken, terwijl de ander een dienende houding had door te zitten aan de voeten van Jezus. • De één was daarmee tevreden, de ander raakte erdoor geïrriteerd. • Maria liet zich vullen met Jezus woorden, maar Marta voelde zich onvervuld door haar harde werken… Wat kunnen wij hier nu van leren? Ik wil er twee dingen uit lichten. 1. In de eerste plaats: Soms kan iets heel goeds aan jou je tóch belemmeren in de omgang met God. Ik noem dat maar even voor het gemak ‘de les van Marta’. 2. In de tweede plaats: de les van Maria, die ons leert hoe we leeg kunnen zijn en toch vervuld. We beginnen met de les van Marta. Voordat ik deze les leerde, dacht ik altijd dat alleen zonden de relatie met God in de weg kunnen staan. Maar hier ontdek ik ineens, dat Marta belemmerd werd in haar omgaan met Jezus, doordat ze in beslag werd genomen door het vele werk. Nota bene werk dat ze deed voor Jezus! Daardoor werd het werk voor God een last in plaats van een lust. Zo kwam er ruimte voor negatieve gevoelens van boosheid en irritatie. De woorden die Jezus sprak zweefden wel door de ruimte van Martas huis, maar ze kwamen niet bij haar binnen. Ze zal Jezus best hebben horen spreken, maar de woorden drongen niet in haar binnenste door. Daar was ook geen ruimte meer voor. Haar binnenste was te vol met werken, druk zijn en later met irritatie en boosheid. Ik vergelijk zonden wel eens met stenen en een mens met een vaas bloemen in schoon water. Een mens doet zonden en is dus te vergelijken met een bloemenvaas, gevuld met water en stenen. De stenen in de vaas zijn op zich nutteloos, koud en hard als ze zijn. In een vaas water nemen ze kostbare ruimte in, die beter door het water opgevuld zou kunnen worden. En stenen maken het water minder helder. Maar mensen die zich laten vullen met de heilige Geest van God, laten als het ware de stenen uit het water halen. Daardoor komt er ruimte voor meer en schoner water, zodat de bloemen mooier en langer bloeien. Maar door Marta ontdekte ik, dat niet alleen zonden te vergelijken zijn met stenen, die ons hart verharden. Niet alleen zonden staan ons in de weg om vol te zijn van Gods Geest. Ook alle dingen waardoor we in beslag worden genomen, kunnen van die stenen zijn. Stenen die na verloop van tijd kunnen verbrokkelen tot kleinere steentjes met namen als ‘zelfmedelijden’, ‘frustratie’, ‘irritatie’, ‘boosheid’ en ‘verwijten’. Hoe meer kleinere steentjes, hoe troebeler het water wordt en hoe slapper de bloemen gaan hangen.
4
Om volledig vol te worden van God, zul je eerst ruimte moeten maken, ruimte van binnen. Daarom is vakantie voor ons volle, onvervulde mensen ook zo goed. Dan heb je tijd om eens ruimte te maken én om tevreden te worden. Bijvoorbeeld door Gods zegen te ontdekken in het afgelopen jaar. Van Marta leer je hoe belangrijk het is om de juiste prioriteit te stellen: er is een tijd van hard werken, maar ook een tijd van rusten; er is een tijd van druk heen en weer rennen, maar ook een tijd van stil gaan zitten luisteren. Soms moet je inderdaad even stevig aanpakken en hard doorwerken, maar een andere keer is de situatie anders. In het geval van Maria en Marta was Jezus op doorreis, Hij kwam even voorbij op weg naar iets anders. Dan moet je gebruik maken van de tijd die je krijgt, om echt contact met Hem te hebben. Echt, je kunt God ook dienen door stil aan zijn voeten te gaan zitten. Stilte en rust brengen je dichter bij God. Kijk maar naar Jezus, die regelmatig de stilte en de eenzaamheid opzocht om contact te hebben met de Vader in de hemel4. Pas vanuit dat contact handelde Jezus. Hoe kunnen wij dat doen? Door gewoon pauze te nemen in de vakantie, tijd te nemen om aan de voeten van Jezus te gaan zitten. En dat hoeft niet heel ingewikkeld te zijn. Voor God is pauze ook genieten en kijken, stil zijn en niet werken. Zo stelde Hij tenslotte ook de sabbat in, als rustdag na zes dagen werken; om te genieten van alles wat Hij gedaan had in de periode daarvoor. Hij telde zijn zegeningen en genoot ervan.5 Dat kun jij ook doen, door te genieten van je vakantierust, van het landschap om je heen en van wat de mensen allemaal gemaakt hebben van natuur en cultuur. Gewoon stil genieten, zonder woorden, en liefst zonder zorgen. Zodat er een stil danklied gaat klinken in je hart. David heeft dat bijvoorbeeld eens gedaan en het verwoord in Psalm 65: U komt toe dat wij in stille verwondering naar U opzien, o God. Met Uw kracht hebt U de bergen stevig geplant; vastgezet door Uw sterkte. U laat de zeeën tot kalmte komen; zowel het bruisen van de golven als het geschreeuw van de volken. U komt naar ons toe en geeft ons land een overvloedige oogst. U maakt ons rijk. De beek van God is gevuld met water. U laat het koren groeien, zoals U alles laat groeien. U geeft het water op de akkers, doordrenkt de voren op het land. Uw regen laat onze gewassen groeien. U zegent de gewassen. Door Uw goedheid wordt onze oogst bekroond; U geeft ons overvloed. De rijpe gewassen golven op de akker; de heuvels juichen over U. De vruchtbare streken zijn bezaaid met kudden; in de dalen groeit welig het koren. Heel het land jubelt en zingt. Heel deze overvloed is er dank zij U. (Verzen uit Psalm 65 – Het Boek)
5
Zo kan de natuur je iets vertellen over Gods goedheid, zijn grootheid en zijn zegenende liefde voor ons. Maar je moet het wel willen zien – de tijd ervoor nemen. Leer daarom van Marta, dat drukte een blokkade kan zijn om God echt te ontmoeten. Dan hoor je wel vaag zijn stem, maar je bent zelf teveel in beslag genomen door al het werk. Werk dat wel gedaan moet worden, jazeker! Maar er moet ook tijd zijn voor stilte en rust, zodat je kunt genieten. ‘Even pauze, time-out. Zoveel werk en zoveel zorgen zijn niet nodig,’ zegt Jezus, ‘nu Ik even langs kom, is maar één ding nodig: dat je de tijd neemt om geestelijk bij te tanken aan de voeten van de Meester. Dat is ook dienen! Zo kom je tot rust, om straks weer aan de slag te gaan.’ En dan pas komen we ook toe aan de les van Maria. Zij gebruikte de korte tijd dat Jezus in haar huis was om stil te zitten luisteren. Niet het werk kwam bij haar op de eerste plaats, maar de Heer. Ze wilde gewoon dicht bij Hem zijn en dacht helemaal niet aan eten en drinken. Op dit moment was dat het goede deel, zo noemt Jezus dat. Het goede deel, dat haar niet zal worden afgenomen. Maria heeft dus iets ontdekt dat eeuwig is: het echte voedsel. Jezus zegt in Johannes 6:55-58 van zichzelf: “Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. (…) wie dit brood eet zal eeuwig leven.” Jezus is het hemelse Brood dat het aardse brood doet vergeten. Onze eerste levensbehoefte is blijkbaar niet eten, drinken of kleding, maar het contact met God. Ook Jezus leefde vanuit dat bewustzijn. Hij zocht telkens het contact met zijn Vader – ondanks de drie korte jaren die Hij op aarde maar had om zijn vele werk te doen. Dan stopte Hij met werken en zocht een stille plek op. En toen Satan Hem na veertig dagen vasten in de woestijn het verleidelijke voorstel deed om van stenen broden te maken, antwoordde Hij: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.” (Matteüs 4:4) Hard werken en je verantwoordelijkheid nemen is goed. Maar dít is dus het beste: je voeden met het brood uit de hemel, de woorden van God. Eerst luisteren en pas daarna aan het werk. Eerst stil zitten en daarna weer in de benen komen. In de rust en de stilte kun je ruimte maken voor Gods woorden; voor het Goddelijk Voedsel dat je verder brengt dan tot de volgende maaltijd. Dan verdwijnen de negatieve dingen van het dagelijks werk, de stenen die je kunnen verharden met gedachten van frustratie, irritatie, boosheid en verwijten. Dan komt er ruimte voor tevredenheid, blijdschap, dankbaarheid en wellicht zelfs een loflied voor Gods zegen. ‘Luisteren’ is het startschot van ‘doen’. Doen wat goed is, begint met het beste: luisteren!
6
Daarom begint ook de hebreeuwse samenvatting van de wet met een oproep om te luisteren: “Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige!” Na het luisteren volgt dan de opdracht om aan het werk te gaan, eerst van binnen, in hoofd en hart: “Heb daarom de HEER lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten.” Vervolgens ga je ermee aan het werk in je contacten met je medemensen: “Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat.” De liefde voor Gods geboden beheerst je werken en je denken, daarom: “Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd.” En pas daarna volgt “Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad.” (Deuteronomium 6:4-9) De deurposten en de poorten zijn de uitgangen waardoor je naar je werk gaat. Maar alles begon met dat “Luister!” en vervolgens met “Vul je gedachten met liefde voor God!” Luisteren naar God en je vullen met zijn woorden, dat is het beginpunt om weer aan het werk te gaan. Eerst aan de voeten van de Meester. Is jouw agenda ook altijd overvol? Word je ook zo in beslag genomen door het vele werk? Dan is het goed om een tijd te hebben, waarin het werk niet op de eerste plaats komt. Ga eens zitten en luister. Hoor het geruis van de wind door het goudgele graan, het gezang van de vogels in de bomen, het geklater van een waterval, desnoods het getik van de regen op het tentdoek. Dan komt er ruimte om God te laten spreken; woorden die gaan over liefde, vrede, rust, zegen en leven. Je zorgen mogen minder worden, omdat God voor je zorgt. Dan voel je je niet meer vol, maar wel vervuld. Fijne vakantie! Amen Soest, 8 juli 2006
1
1 Petrus 4:9 “Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen.” (NB: let op de bijzin!) In de eisen voor een oudste van de gemeente staat ook, dat hij gastvrij moet zijn: zie Titus 1:8, 1 Timoteüs 3:2. 2 Prof. Dr. S. Greijdanus in ‘Korte Verklaring der Heilige Schrift’ 3 Handelingen 5:34 en 22:3 4 Zie o.a. Matteüs 14:23, Matteüs 17:1, Markus 6:31 en 46, Lucas 5:16, Lucas 6:12 5 Genesis 2:2-3
7