De zorgsector of toch maar niet? Studiekeuzedeterminanten van leerlingen
Michel Albertijn en Lies Devrieze, oktober 2009
el Albertijn, November 2008
PAGINA 1
Samenvatting: leerpunten voor een actieplan Inhoud Dit rapport geeft de resultaten weer van een enquête die bij 1716 leerlingen peilt naar de redenen waarom zij voor een bepaalde studierichting kozen. De enquêteresultaten moeten RESOC Mechelen inspireren tot een arbeidsmarktgericht actieplan voor de zorgsector in het arrondissement Mechelen. 1.
2.
Er is potentieel — Enerzijds leunen de criteria waarop leerlingen zich baseren bij het kiezen van een studierichting, bij enkele richtingen, nauw aan bij de criteria die leerlingen uit zorgrichtingen hanteren. Anderzijds kennen jongeren uit verwante richtingen uit het secundair onderwijs de zorgsector niet. Er is bijgevolg potentieel om jongeren uit verwante richtingen naar de zorgsector te leiden. Dit vraagt om een betere informatiedoorstroming naar de leerlingen. Er bestaat een perceptieprobleem over het inkomen — Werken in de zorgsector wordt door jongeren geassocieerd met een laag inkomen. De hoogte van het loon is de belangrijkste reden voor jongeren om niet voor een zorgberoep te kiezen.
3.
Het potentieel in ASO-richtingen is onduidelijk — ASO-leerlingen tonen interesse in zorgberoepen. Voornamelijk het begeleiden van jongeren trekt hen aan. De zorgrichtingen waarvoor deze leerlingen kiezen zijn echter geneeskunde, psychologie, … en in veel mindere mate verpleegkunde.
4.
Het belang van vragers van zorg — Jongeren zijn gefocust op de doelgroep, eerder dan op het zorgen op zich. Zo vinden ze het begeleiden van jongeren veel aantrekkelijker dan het verzorgen van ouderen.
PAGINA 2
1. Vooraf
4
2. De richtingkeuze van zorgleerlingen 2.1. De leerlingen van zorgrichtingen 2.2. Studiemotivering per zorgrichting
7 7 89
3. Hoe verwant zijn verwante richtingen?
13
4. Hoe doordacht gebeurt de keuze van een studierichting 4.1. Voorafgaandelijke kennis over de eigen studie 4.2. Voorafgaandelijke kennis over zorgberoepen
21
5. Onaantrekkelijke aspecten van een zorgberoep? 5.1. Drempels om een zorgberoep te overwegen 5.2. De aantrekkelijkheid van een zorgberoep
26 26 29
6. ASO-leerlingen als doelgroep 6.1. Algemeen 6.2. Potentieel onder ASO-leerlingen 6.3. Aantrekkelijk versus niet aantrekkelijk aan een zorgberoep
31 31 32 34
21 24
5.
6.
Twee waardenclusters bij zorgleerlingen — Jongeren kiezen voor de zorgsector op basis van twee waardenclusters: de mensgerichte oriëntatie van de job. Dit bevat ‘het helpen van mensen’ en ‘werken met mensen’. de jobzekerheid van het werken in de zorgsector, zijnde aspecten zoals ‘later nog veel mogelijkheden’, ‘een grote kans op een vaste baan’ en ‘loopbaanmogelijkheden’. Overtuigde leerling-verpleegkundigen — De studenten die verpleegkunde volgen, zijn —meer dan leerlingen uit andere richtingen — overtuigd van hun studiekeuze. Zij overwegen minder alternatieven bij de keuze van hun studierichting, ze zijn beter geïnformeerd over de zorgsector en vernoemen ‘het helpen van mensen’ vaker aan als belangrijkste motivatie om te kiezen voor het beroep.
PAGINA 3
WIE WE ZIJN Tempera is een onafhankelijk onderzoeksbureau, gespecialiseerd in toegepast onderzoek over arbeid en sociaal beleid. Tempera Lovelingstraat 62 2060 Antwerpen Tel. 03-270.38.00 www.tempera.be
1. Vooraf
Een enquête peilt bij 1716 leerlingen naar de redenen waarom ze voor een bepaalde studierichting kozen. Deze enquête werd afgenomen met het oog op een doelgericht actieplan voor de zorgsector in het arrondissement Mechelen.
Instroom en retentie van zorgwerknemers verhogen — De zorgsector is een groeiende sector, mee dankzij de komende vergrijzing en verzilvering. Parallel met die groei, heeft de sector nood aan meer werknemers. Dit rapport is een onderdeel van een ruimer project van RESOC Mechelen, om een actieplan op te stellen voor de arbeidsmarktproblematiek in de zorgsector in het arrondissement Mechelen. Het actieplan wil op basis van enkele onderzoeken tot relevante ingrepen komen, die de werkgelegenheid in de Mechelse zorgsector stimuleren. Het actieplan krijgt vorm op basis van enkele gerichte onderzoeksinspanningen. Enerzijds brengt een enquête de uitstroom in kaart van werknemers uit woon- en zorgcentra. Deze thematiek wordt besproken in het rapport De uitstroom van werknemers uit woon- en zorgcentra, dat gericht het pijnpunt analyseert van de uitstroom uit woon- en zorgcentra. Anderzijds peilt een tweede enquête naar de instroommotivering van jongeren in zorgopleidingen en verwante opleidingen. Deze studie rapporteert over deze enquête. Een bevraging van leerlingen uit verschillende studierichtingen — Dit rapport is gebaseerd op een enquête, die peilde naar de instroommotivering en de vertrouwdheid met de zorgsector van jongeren. De enquête werd afgenomen bij drie groepen leerlingen:
943 leerlingen die reeds kozen voor de zorgsector.
PAGINA 4
Aantal antwoorden uit zorgrichtingen:
Leerlingen die kozen voor een ‘verwante’ richting. Het gaat om 511 leerlingen.
262 leerlingen uit het zesde jaar algemeen secundair onderwijs, die bevraagd werden over hun toekomstige studiekeuze.
Zowel BSO-, TSO-, ASO-leerlingen als bachelors vulden een enquête in en zowel leerlingen uit zorg- als niet-zorgopleidingen. De enquête werd bijgevolg niet alleen afgenomen bij leerlingen uit richtingen die naar een zorgberoep leiden, maar ook bij leerlingen die kozen voor andere, verwante
studierichtingen.
Voorbeelden
zijn
leerlingen
uit
kantoor,
haarzorg
en
Bachelor verpleegkunde HBO verpleegkunde Gezondheids- en welzijnswetenschappen Sociale en technische wetenschappen Jeugd- en gehandicaptenzorg Kinderzorg Leefgroepwerking Thuis- en bejaardenzorg Organisatie - assistentie Organisatiehulp Verzorging
179 230 126 119 7 66 21 37 4 5 149
onderwijsvoorbereidende richtingen. Dit gebeurde met in het achterhoofd de opdracht om tot een arbeidsmarktgericht actieplan te komen. Voor die opdracht levert immers vooral de groep niet-zorgstudenten boeiende informatie op. De zorgsector grijpt momenteel naast deze jongeren, terwijl ze wel een studiekeuze maken die relatief dicht bij zorgwaarden blijft. Medewerking van elf scholen — Elf scholen namen deel aan het onderzoek. De scholen werden enerzijds geselecteerd op basis van hun geografische ligging, verspreid over het arrondissement Mechelen. Anderzijds werd er rekening gehouden met de aangeboden studierichtingen. Respons — De leerlingen vulden de enquête in september 2009 in. De enquêtes werd ingevuld tijdens lessen of studie-uren, wat leidde tot een respons die de honderd procent benaderde. 2102 leerlingen vulden een vragenlijst in.
Aantal antwoorden uit aanverwante richtingen: Bachelor leraar kleuteronderwijs Bachelor leraar lager onderwijs Bachelor leraar secundair onderwijs Winkelbeheer – etalage Haarstylist Haarzorg Schoonheidsverzorging Hotel Onthaal en public relations Toerisme Verkoop Secretariaat – talen Boekhouden – informatica Handel – logistiek Handel Kantoor
Van de ingezamelde enquêteformulieren werden 386 formulieren uit de analyse verwijderd.
Aantal antwoorden uit het ASO:
Omgerekend gaat het om 18 procent. Het gaat vooral om antwoorden van jongeren die
Economie – moderne talen Economie – wiskunde Grieks – Latijn Grieks – Wiskunde Humane wetenschappen Latijn – moderne talen Latijn – wetenschappen Latijn – wiskunde – wetenschappen Latijn – wiskunde Wetenschappen – moderne talen Wetenschappen – wiskunde
verkeerdelijk een enquêteformulier kregen bestemd voor een andere studierichting. Daardoor varieerden enkele van de hen aangeboden vragen. Gezien de grote respons werd gekozen voor wegselectie van hun antwoorden, om zo optimaal betrouwbare resultaten te krijgen.
PAGINA 5
93 122 62 2 10 23 27 9 25 13 17 12 1 12 12 71
49 10 4 9 43 24 21 1 35 9 57
Daarnaast
werden
de
antwoorden
verwijderd
van
leerlingen
uit
de
richting
‘veiligheidsberoepen’, een studierichting die relatief ver van de zorgsector stond. Zowel het kleine aantal antwoorden als de grotere afstand tot de zorgsector, maakte een analyse van deze antwoorden zinloos.
PAGINA 6
2. De richtingkeuze van zorgleerlingen
Leerlingen verpleegkunde willen mensen helpen. Hun studiekeuze is doordrongen van een ideële, ‘helpende’ visie en ze hebben een precies zicht op hun latere beroep. Voor leerlingen uit de verzorging of uit ruimere zorgvoorbereidende richtingen, oogt het beeld diffuser. ‘Met mensen werken’ is ook voor hen belangrijk, maar hun keuze gebeurt minder overtuigd en houdt meer opties open.
De meetlat leggen — Dit hoofdstuk beschrijft hoe leerlingen uit zorgrichtingen hun studie kiezen. Dit hoofdstuk fungeert als inleiding op dit rapport en legt met enkele kerncijfers een meetlat. De volgende hoofdstukken concentreren zich op de studiekeuze van nietzorgleerlingen en bieden zo zicht op welke niet-zorgleerlingen een zorgkeuze zouden overwegen. De belangrijkste reden waarom zorgleerlingen voor hun huidige studierichting kiezen
2.1. De leerlingen van zorgrichtingen Eerste cluster: de mensgerichte oriëntatie van de job — Leerlingen uit de zorgsector beslissen over hun studiekeuze vooreerst op basis van een ideële, mensgecentreerde overweging. ‘Een beroep doen waar ik mensen help’ is voor meer dan een kwart van de 942 ondervraagde leerlingen (27%) de belangrijkste motivering bij de studiekeuze. Het is met voorsprong de belangrijkste reden, maar als tweede reden volgt het verwante ‘werken met mensen’ (13%). Samengeteld noemt veertig procent van de zorgleerlingen die ingang tot een ‘mensgericht’ beroep als dominante reden.
PAGINA 7
Tweede cluster: de jobzekerheid van een baan in de zorg — Lang niet alle zorgleerlingen kiezen echter op basis van ideële redenen. In tweede orde komen een reeks motiveringen die wat minder ideëel geïnspireerd zijn: ‘deze richting geeft later nog veel mogelijkheden’ (12%), ‘goede loopbaanmogelijkheden’ (9%) en een ‘grote kans op een vaste baan’ (8%). Stuk voor stuk zijn het redenen die weinig intrinsieke liefde tonen voor een zorgberoep. De leerling kiest ermee om opties open te houden: beroepsbreedte, kans op werk, … Het belang van die pragmatische overwegingen is niet te veronachtzamen. Voor 29 procent van de zorgleerlingen maken ze de dominante studiekeuzemotivering uit. Tegelijk is te noteren dat deze drie laatste redenen — samen goed voor 29 procent van de eerste keuzes — een weinig zorgeigen karakter hebben. Meer dan de helft vindt ‘mensen helpen’ één van de drie belangrijkste motivatieredenen — In het voorgaande beperkt de analyse zich tot de meest dominante reden. De analyse van de drie belangrijkste motivatieredenen resulteert in soortgelijke resultaten. ‘Mensen helpen’ en ‘werken met mensen’ worden het vaakst aangeduid als één van de drie belangrijkste motivatieredenen, door respectievelijk 56 en 39 procent van de zorgleerlingen. De mensgerichte oriëntatie van de job blijkt ook uit deze gegevens belangrijk. Andere veel genoemde redenen zijn ‘later nog veel mogelijkheden’ (35%), ‘vaste baan’ (26%) en ‘loopbaanmogelijkheden’ (21%). Deze resultaten wijzen op het belang van jobzekerheid in de zorgsector. Drie onderliggende motivatiestromen — Jongeren hebben allerlei redenen om voor deze of gene studie te kiezen. Doorheen al die verschillende redenen zijn, met betrekking tot de zorgsector, drie motivatiestromen te onderscheiden:
Een motivatie waaraan de zorgsector beantwoordt. De keuze van de jongere is consistent met criteria waarop een beroep in de zorgsector sterk staat. Het gaat om een mengeling van
PAGINA 8
Aandeel leerlingen uit zorgopleidingen dat als één van de drie belangrijkste redenen om voor een studierichting te kiezen het volgende aangeeft: Mensen helpen Werken met mensen Later nog veel mogelijkheden Vaste baan Loopbaanmogelijkheden Wilde ik altijd al doen Veel interessant werk Veel afwisselend werk Een goed inkomen
55,6% 38,6% 34,6% 26,0% 21,4% 21,0% 15,4% 12,9% 12,5%
zowel inhoudelijke als organisatorische redenen. Voorbeelden zijn ‘ik werk later veel met mensen’, ‘later veel interessant werk’ maar ook ‘later een grote kans op een vaste baan’.
De belangrijkste reden waarom zorgleerlingen voor hun huidige studierichting kiezen
Een motivatie waaraan de zorgsector niet of minder beantwoordt. De jongere noemt keuzes waaraan een beroep in de zorgsector niet adequaat kan beantwoorden. Voorbeelden zijn ‘ik werk later veel met computers’ of ‘goede loopbaanmogelijkheden’.
Een motivatie op korte termijn. Hiermee beslist de leerling over zijn studiekeuze op basis van kortetermijnoverwegingen. Voorbeelden zijn ‘ik kan deze studierichting aan’ of ‘deze school is dichtbij’. De motivering heeft niets van doen met een later beroep.
Twee derde kiest een zorgcompatibele hoofdreden — Twee derde van de zorgleerlingen (68%) noemt als hoofdmotivering een keuze waaraan een beroep in de zorgsector volop beantwoordt. Daarnaast noemt echter ook een kwart van de leerlingen (26%) een eerste motivering waaraan de zorgsector niet optimaal beantwoordt. Lang niet alle zorgleerlingen zitten denkelijk zondermeer op hun plaats in hun studierichting.
2.2. Studiemotivering per zorgrichting
De belangrijkste reden waarom zorgleerlingen voor hun huidige studierichting kiezen Verzorging
Breder voorbereidend
35,0% 9,3% 9,0% 9,3% 8,3% 9,3% 8,3% 4,4% 2,4% 0,5% 0,5% 1,2%
23,2% 16,3% 11,1% 8,6% 11,8% 5,6% 2,4% 1,4% 3,1% 2,4% 3,1% 0,7%
19,6% 18,8% 20,0% 8,9% 2,4% 1,6% 4,5% 1,6% 2,0% 3,3% 2,0% 2,0%
0,0%
1,7%
2,9%
Verpleging
Drie richtingen — De ondervraagde zorgleerlingen volgen verschillende richtingen. Ze zijn te bundelen in drie groepen: 1.
Verpleegkunde, zijnde HBO verpleegkunde (modulair systeem) en bachelor verpleegkunde;
2.
Verzorgenden, zijnde zowel verzorging, kinderzorg, jeugd- en gehandicaptenzorg, organisatie-assistentie, organisatiehulp en thuis- en bejaardenzorg;
3.
Algemene zorgvoorbereidende richtingen, zijnde gezondheids- en welzijnswetenschappen, en sociale en technische wetenschappen.
PAGINA 9
Beroep waarin ik mensen help Veel met mensen werken Veel mogelijkheden Loopbaanmogelijkheden Vaste baan Ik wilde deze studie altijd al doen Veel interessant werk Veel afwisselend werk Goed inkomen Ik kan deze studie aan Werk later veel met mijn handen Goede school Koos ervoor zonder erover na te denken Werk later veel zelfstandig Iemand raadde me de studie aan De school is dichtbij Flexibele werktijden Koos ervoor omdat er niets anders was/om iets te doen
1,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0%
1,7% 1,4% 0,7% 1,0% 1,0%
0,8% 2,4% 1,6% 0,4% 0,8%
Te noteren is dat deze opdeling hoger onderwijs en secundair onderwijs mengt. De verpleegkundigen volgen hoger onderwijs, de andere categorieën zijn vijfdejaars en
De mate waarin de zorgsector aan de belangrijkste studiemotivatie beantwoordt
zevendejaars secundair onderwijs. De studiemotivering varieert per deelrichting — De studiekeuzepatronen variëren behoorlijk per deelrichting. Studenten uit de verpleegkunde tonen een inhoudelijk sterke motivatie voor het beroep verpleegkunde. Ze kiezen voor ‘mensen helpen’ (35%), ‘ik wilde deze studierichting altijd al doen (9%), ‘ik werk later veel met mensen’ (9%) en ‘later heb ik veel interessant werk’ (8%). Opgeteld noemt 77 procent een zorgcompatibele motivering. Die inhoudelijke motivatie is wat minder te bespeuren bij leerlingen uit de verzorgende richtingen. Ze kiezen voor ‘mensen helpen’ (23%), ‘werken met mensen’ (16%), ‘een vaste baan’ (12%) en ‘later veel mogelijkheden’ (11%). In verhouding weegt ‘een vaste baan’ meer door in hun keuze. 68 procent van de leerlingen uit verzorgende richtingen noemt als hoofdmotivering een zorgcompatibele keuze. Leerlingen uit algemeen zorgvoorbereidende richtingen hechten vooreerst belang aan ‘veel mogelijkheden’ (20%), net voor ‘mensen helpen’ (20%) en ‘werken met mensen’ (18%). Opgeteld geeft nog 54 procent van de leerlingen uit algemene zorgvoorbereidende richtingen een eerste zorgcompatibele studiekeuzemotivering. Bijna de helft van de leerlingen uit deze richtingen noemen bijgevolg een motivatie waaraan de zorgsector niet adequaat beantwoordt; dan wel die niet verder gaat dan de kortetermijnhorizon. Een sterke zorgcompatibele houding bij verpleegkundigen-in-spé — In het voorgaande beperkt de analyse zich tot de meest dominante reden. De analyse van de drie belangrijkste motivatieredenen komt tot dezelfde bevindingen. Zowel bij verpleging (62,1%), bij verzorging (54,2%) als bij de breder voorbereidende richtingen (46,5%) wordt ‘mensen helpen’ het vaakst aangeduid als een van de drie meest belangrijke redenen. Ook ‘met mensen werken’ scoort hoog, met respectievelijk 31,3, 43,1 en 45,7 procent.
PAGINA 1 0
Beroepsvisie van zorgleerlingen
Op ‘geeft me later nog veel mogelijkheden’ scoren de breder voorbereidende zorgrichtingen met 45,7 procent beduidend hoger dan verpleging (32,1%) en verzorging (28,8%).
Vertrouwdheid met de zorgsector van leerlingen uit zorgopleidingen
Duidelijk zicht op professionele toekomst — De overgrote meerderheid van de zorgstudenten weet welk beroep hij of zij later wil uitoefenen. 43 procent weet dat precies; nog eens 37 procent twijfelt tussen enkele verwante beroepen. Samen heeft 80 procent een duidelijke beroepsvisie. Eens temeer blijken de leerlingen uit verpleegkunde een duidelijker beeld te hebben van hun later beroep: 85 procent weet het precies of twijfelt tussen enkele verwante beroepen. In de verzorgende richtingen is dit cijfer vergelijkbaar (85%), hoewel in verhouding wat meer jongeren nog twijfelen tussen enkel verwante beroepen. In de algemenere richtingen is 65 procent grotendeels uit zijn beroepskeuze. Kiezen leerlingen doordacht? — Een doordachte keuze voor deze of gene studierichting begint bij informatie over die richting of de latere beroepsgroep. De enquête peilde daarom in welke mate de leerlingen vertrouwd waren met het latere beroep. Dit gebeurde via vijf vragen. De opbouw van elke vraag was gelijklopend: Toen je koos voor je studierichting…
kende je toen persoonlijk iemand die dezelfde studierichting studeerde of gestudeerd had?
kende je toen persoonlijk iemand die in een beroep werkte waarnaar jouw studierichting leidt?
had je toen ooit een bedrijf of organisatie bezocht uit die sector?
had je toen ooit gewerkt in een bedrijf of organisatie uit die sector (als stagiair, jobstudent,…)?
had je toen in je klas uitleg gekregen over die studierichting?
Velen kennen iemand die een nauw contact heeft met de zorgsector — 66 procent van de leerlingen uit zorgopleidingen kent iemand die voor een zorgberoep studeerde. Zes op de tien
PAGINA 1 1
Vertrouwdheid met de zorgsector op basis van het aantal informatiebronnen, naar studierichting
leerlingen kent iemand die een zorgberoep uitoefent. 62,3 procent van de leerlingen werd in de klas geïnformeerd over de huidige studierichting. Daarnaast heeft 39 procent van de leerlingen uit zorgopleidingen reeds in een organisatie uit de zorgsector gewerkt. Dit hoge aantal moet kritisch bekeken worden. Er zijn namelijk studenten in de steekproef die een avondopleiding verpleegkunde volgen. Velen onder hen zijn reeds tewerkgesteld in de zorgsector. De leerlingen verpleegkunde zijn goed geïnformeerd over de zorgsector —Ruim 76 procent
Aantal kanalen waartoe zorgleerlingen toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting Aantal kanalen 0 1 2 3 4 5
Verpleging 1,7% 5,2% 16,7% 26,6% 27,9% 21,9%
Verzorging 5,2% 16,1% 26,2% 25,9% 17,1% 9,4%
Breder voorbereidende richtingen 3,3% 20,1% 37,3% 22,1% 12,3% 4,9%
beantwoordt drie of meer van de vijf vragen positief. Het toont dat de informatieverstrekking voor het kernberoep verpleegkunde uitstekend werkt. Andere zorgopleidingen situeren zich veel dichter bij niet-zorgopleidingen. Voor verzorgende beroepen zakt dit tot 52 procent en voor algemenere richtingen 39 procent. Weinig twijfel bij de keuze voor een zorgrichting — Jongeren uit het zorgonderwijs kiezen duidelijk voor de zorgsector. Amper één op drie studenten (38%) overwoog bij hun studiekeuze een duidelijk alternatief. Slechts een enkeling (7%) had twee alternatieven. Consistent met de teneur uit dit hoofdstuk, gebeurde de studiekeuze eenduidiger bij verpleegkundigen. Te noteren is echter vooral dat zelfs bij jongeren uit de algemene zorgvoorbereidende richtingen slechts één alternatief opdook.
PAGINA 1 2
Aantal alternatieven die leerlingen uit zorgopleidingen overwogen toen ze kozen voor hun studierichting
3. Hoe verwant zijn verwante studierichtingen?
Een kwart van de leerlingen uit verwante opleidigen kiest zijn studiekeuze op basis van een duidelijk zorgcompatibele motivatie. Vooral leerlingen uit haarzorg, haarstylist, schoonheidsverzorging, leerkracht kleuter-, lager en secundair onderwijs, onthaal en public relations en toerisme sluiten dicht aan bij de zorgsector.
Waardenpatronen bij studiekeuze — Dit hoofdstuk onderzoekt in welke mate jongeren uit niet-zorgopleidingen hun studiekeuze maakten op basis van een motivering waaraan ook de zorgsector beantwoordt. Het bakent de groep jongeren af die opteerde voor een andere studierichting, maar zich daarbij door ‘zorgcompatibele’ overwegingen lieten leiden. Gericht ‘zorgcompatibele’ jongeren aanspreken — Onderliggend is de redenering dat leerlingen die zich bij hun studiekeuze laten leiden door een waardenpatroon dichtbij de zorgsector, mogelijk te overhalen zijn naar die zorgsector. Arbeid in de zorgsector biedt immers ook een antwoord op hun latere beroepsverwachtingen. Dit hoofdstuk geeft daarom de zorgsector ‘arbeidsmarktmunitie’. Het maakt duidelijk hoeveel potentieel er is aan jongeren met een zorgcompatibele studiekeuze en welke studierichtingen die jongeren vooral kiezen. Zeker wanneer deze ‘zorgcompatibele’ jongeren kiezen voor studierichtingen met een zwak arbeidsmarktprofiel, verdient het overweging om ze gerichter te laten kennismaken met de zorgsector.
PAGINA 1 3
Studiekeuzemotiveringen — Elke leerling koos drie keuzes uit een lijst van studiekeuzemotiveringen, gaande van ‘ik werk later veel met machines’ tot ‘deze school is dichtbij’. Het ging om een soortgelijke vraag die ook in hoofdstuk 2 gebruikt werd. De lijst omvat een brede mengeling van inhoudelijke redenen, arbeidsvoorwaarden en arbeidsorganisatie, pragmatische redenen, … De enquête bevatte 27 redenen en bijkomend kon de jongere nog andere criteria detailleren. De analyse hercodeerde de redenen in drie groepen:
Een motivatie waaraan de zorgsector beantwoordt. De keuze van de jongere is consistent met criteria waarop een beroep in de zorgsector sterk staat. Het gaat om een mengeling van zowel inhoudelijke als organisatorische redenen. Voorbeelden zijn ‘ik werk later veel met mensen’, ‘later heb ik veel interessant werk’ maar ook ‘later heb ik een grote kans op een vaste baan’.
Een motivatie waaraan de zorgsector niet of minder beantwoordt. De jongere noemt keuzes waaraan een beroep in de zorgsector niet adequaat kan beantwoorden. Voorbeelden zijn ‘ik werk later veel met computers’ of ‘de studierichting geeft me later nog veel mogelijkheden’.
Een motivatie op korte termijn. Hiermee beslist de leerling over zijn studiekeuze op basis van kortetermijnoverwegingen. Voorbeelden zijn ‘ik kan deze studierichting aan’ of ‘deze school is dichtbij’. De motivering heeft niets te maken met een later beroep.
Een
analyse
van
het
keuzepatroon
van
de
leerlingen
verduidelijkt
welke
leerlingen/studierichtingen een patroon bezitten dat overeenkomt met de zorgsector. Een leerling die een studie koos omwille van ‘ik werk later veel met mensen’ en ‘een grote kans op een vaste baan’, hecht immers belang aan twee criteria waaraan ook een zorgberoep beantwoordt. Ook in een zorgberoep ‘werkt men veel met mensen’ en heeft de jongere ‘een grote kans op een vaste baan’.
PAGINA 1 4
Enkel leerlingen uit ‘zorgverwante’ richtingen — De enquête beperkte zich tot leerlingen uit zorgverwante richtingen, zoals onderwijs, handel en haartooi. Richtingen die zich relatief dicht bevinden bij het mensgeoriënteerde waardenbeeld van de zorgsector. Studenten uit richtingen zoals automechanica of informatica werden bijvoorbeeld niet bevraagd. Uitgaande van het oogmerk van dit onderzoek — een betere instroom bereiken in zorgopleidingen — heeft het immers weinig zin om te enquêteren in studierichtingen die ver staan van de zorgsector. De leerlingen kiezen er hun studierichting op een fundamenteel ander keuzepatroon, zodat inspanningen om ze naar de zorgsector te leiden niet rendabel zijn. Duidelijk moet dan ook zijn dat de enquête niet representatief is voor de volledige leerlingenpopulatie uit het arrondissement Mechelen. Enkel zorgverwante richtingen werden ondervraagd, wat bijvoorbeeld logischerwijze impliceert dat de antwoordpatronen daardoor relatief ‘zorgvriendelijk’ zijn. Het antwoordpatroon van niet-zorgstudenten — Ongeveer een derde van de nietzorgstudenten noemt een keuzepatroon dat ver staat van de zorgsector (35%). In hun keuze domineren niet-zorgcompatibele of neutrale motiveringen. Nog eens 41 procent van de studenten bezit een eerder zwak zorggeörienteerd patroon. Ze mengen bijvoorbeeld twee zorgcompatibele met één nietzorgcompatibele motivering. Deze groep studenten vormt geen primordiale rekruteringsvijver voor zorgopleidingen. Hun zorgcompatibele motivatie is beperkt. Maar een kwart van de leerlingen (25%) toont een duidelijk zorggericht antwoordpatroon. 16 procent noemt drie zorgcompatibele studiekeuzemotiveringen en nog eens 9 procent noemt twee zorgcompatibele motiveringen en vult dat aan met een kortetermijnreden. Deze leerlingen volgen een niet-zorgrichting, maar kozen die studierichting uitsluitend op basis van argumenten waaraan een zorgrichting ook beantwoordt.
PAGINA 1 5
Het bestaan van die groep van 25 procent zorgcompatibele keuzes is goed nieuws voor dit onderzoek. Hun antwoordpatroon hint dat de overlap tussen zorgrichtingen en de aanpalende studierichtingen behoorlijk groot is. Verschil in aansluiting tussen studierichtingen — Het rapporteren over de gehele groep van geënquêteerde leerlingen doet onrecht aan de verschillende studierichtingen. De enquête onderscheidt immers zeven verwante studierichtingen:
Kantoorrichtingen o
Boekhouden – informatica
o
Kantoor
o
Secretariaat – talen
Haartooi & schoonheid o
Haarstylist
o
Haarzorg
o
Schoonheidsverzorging
Handel o
Handel – logistiek
o
Handel
Leerkracht kleuteronderwijs o
Leerkracht lager onderwijs o
Bachelor leraar lager onderwijs
Leerkracht secundair onderwijs o
Bachelor leraar kleuteronderwijs
Bachelor leraar secundair onderwijs
Onthaal & toerisme
PAGINA 1 6
o
Onthaal en public relations
o
Toerisme
Aantal antwoorden uit aanverwante richtingen: Bachelor leraar kleuteronderwijs Bachelor leraar lager onderwijs Bachelor leraar secundair onderwijs Winkelbeheer – etalage Haarstylist Haarzorg Schoonheidsverzorging Hotel Onthaal en public relations Toerisme Verkoop Secretariaat – talen Boekhouden – informatica Handel – logistiek Handel Kantoor
93 122 62 2 10 23 27 9 25 13 17 12 1 12 12 71
‘Winkelbeheer – etalage’, ‘hotel’ en ‘verkoop’ werden niet in de zevendeling opgenomen. Het aantal ingevulde antwoorden ligt bij deze studierichtingen te laag om een representatieve groep
Mate waarin de studiemotivering van leerlingen uit verwante richtingen aansluit bij de zorgsector Kantoor
te vormen. Het antwoordpatroon van leerlingen uit onderwijskundige richtingen leunt verrassend dicht aan bij de zorgsector. Een op vijf studenten toont er een volledig zorggericht keuzepatroon, wat
Handel Haar
Lager OW Toerisme Kleuter Secundair OW OW
-
35%
17%
26%
17%
16%
23%
19%
0
17%
10%
13%
16%
10%
13%
17%
+
33%
45%
48%
42%
42%
40%
33%
++
13%
12%
9%
5%
8%
5%
11%
+++
2%
16%
4%
19%
19%
19%
20%
overigens nauwelijks minder is dan de zorgsectorleerlingen. Ook de leerlingen van richtingen zoals haartooi & schoonheid en onthaal & toerisme bepalen hun studiekeuze verhoudingsgewijze aan de hand van zorgcompatibele motiveringen. Ze scoren gelijkaardig als de onderwijskundige richtingen. Ook onder hen toont een vijfde een zorggericht keuzepatroon.
OW = Onderwijs
De kantooropleidingen en de handel staan verder van de zorgopleiding. Slechts 2 procent van de leerlingen die een kantooropleiding volgen, toont een zorggericht keuzepatroon. Bij de leerlingen uit handel bedraagt dit 4 procent. Dit impliceert dat een rekrutering onder leerlingen die nu voor een kantooropleiding kozen, niet vanzelfsprekend zal zijn.
De tabel geeft de nabijheid weer van het keuzepatroon van leerlingen uit verwante richtingen met de zorgsector. ‘-‘ duidt dat de studiemotivering niet aansluit bij de zorgsector. ‘0’ staat voor een neutrale motivatie. Naarmate er meer ‘+’ geschreven staan, sluit de motivatie sterker aan bij de zorgsector.
De verwante richtingen bieden potentieel — Dit rapport bakent een zorgdominante motivatie af als bestaande uit drie opeenvolgende zorggerichte keuzes, dan wel twee zorggerichte keuzes en een kortetermijngerichte derde keuze. Dit is een arbitraire grens, die de lat hoog legt. Elke negatieve zorgkeuze is genoeg om uit het
Zorgdominante motivering
patroon te vallen. De enquête telt bijvoorbeeld veel leerlingen die hun studiekeuze motiveren
Drie zorggerichte keuzes of Twee zorggerichte keuzes en een kortetermijngerichte derde keuze
met twee zorggerichte keuzes, maar die aanvullen met één niet-zorggerichte keuze. Daarmee vallen ze af als zorgdominante motivatie. Ondanks die strenge grens, laten behoorlijk veel leerlingen uit niet-zorgrichtingen zich leiden bij hun studiekeuze door zorgcompatibele redenen. Een kwart tot een derde van de leerlingen uit onderwijsvoorbereidende richtingen, haartooi, schoonheid, onthaal en toerisme bepalen hun
PAGINA 1 7
studiekeuze op basis van zeer zorggerichte keuzes. De richtingen kantoor en handel staan dan weer verder van de zorgsector. Studiekeuzemotivering verschilt — In de zeven verwante studierichtingen verschilt de
Studiekeuzemotivering van leerlingen uit nietzorgrichtingen De tabel geeft per studierichting de top vijf weer van de redenen die leerlingen als eerste, tweede of derde belangrijkste reden aanduiden om voor een studierichting te kiezen.
studiekeuzemotivering merkelijk per richting, net zozeer als de mate waarin elke richting
Kantoor
Haar
Handel
aansluit bij de zorgsector.
Veel mogelijkheden 31,3%
Wilde altijd al doen 54,2%
Veel mogelijkheden 50,0%
De kantoorrichtingen staan ver van de zorgsector — Leerlingen uit de kantoorrichtingen
Vaste baan 25,3% Goede loopbaanmogelijkheden 22,9% School dichtbij 21,7%
Werken met handen 40,7% Werken met mensen 39,0% Veel mogelijkheden 33,9%
Goede loopbaanmogelijkheden 33,3% Vaste baan 29,2%
Kan studie aan 20,5%
Mensen helpen 16,9%
Kan studie aan 16,7%
Kleuter OW
Lager OW
Secundair OW
Wilde altijd al doen 50,5%
Mensen helpen 39,7%
Vaste baan 32,3%
Werken met mensen 37,6% Werken met handen 28,0% Vaste werktijden 23,7%
Wilde altijd al doen 38,0% Werken met mensen 38,0% Vaste baan 31,4%
Werken met mensen 29,0% Goede loopbaanmogelijkheden 29,0% Wilde altijd al doen 25,8%
Mensen helpen 21,5%
Interessant werk 29,8%
Veel mogelijkheden 25,8%
noemen verschillende redenen. Belangrijker nog: meestal kan de zorgsector niet beantwoorden op die verzuchtingen. Bij de belangrijkste studiekeuzeredenen behoren ‘veel op kantoor’, een ‘goed inkomen’ en kortetermijnmotiveringen zoals een school dichtbij of weten dat de leerling de studie aankan. De studiemotivering voor haar & schoonheid sluit dicht aan bij de zorgsector — Werken met de handen, werken met mensen, mensen helpen, … figureren allemaal vooraan de lijst van
Wilde altijd al doen 20,8%
studiekeuzecriteria van jongeren uit haar- en schoonheidsrichtingen. De studiemotivering voor Haar & schoonheid sluit bijgevolg dicht aan bij de zorgsector. Een slag om de arm past echter voor de meest gehoorde reden ik wilde deze studierichting altijd al doen. Dit is uiteraard een keuze voor ‘haar & schoonheid’ en hint op een grote motivatie voor deze richting. Handel staat verder van de zorgsector — met prominente keuzes voor een goede loopbaan, een goed inkomen en ‘ik kan deze richting aan’, staan handelsleerlingen verder van de zorgsector. Het in de zorgsector zo prominente ‘mensen helpen’ wordt door bijna geen enkele leerling uit de handel genoemd.
OW = Onderwijs
PAGINA 1 8
De drie onderwijsrichtingen leunen aan bij de zorgsector — ‘Werken met mensen’ en ‘mensen helpen’ wordt frequent genoemd door de leerlingen die zich voorbereiden op een loopbaan in
Studiekeuzemotivering van leerlingen uit nietzorgrichtingen Toerisme
het onderwijs. Enkele verwachtingen rond arbeidsvoorwaarden liggen bij de onderwijsrichtingen echter
Veel mogelijkheden 52,6%
anders. ‘Later heb ik vaste werktijden’ is in het kleuter- en lager onderwijs bijvoorbeeld een relatief belangrijke motivering en staat haaks op de zorgsector. De onderwijsrichtingen tellen daarnaast ook een groot aantal jongeren die de opleiding ‘altijd al wilde volgen’. Onthaal & toerisme sluit bij de zorgsector aan — De belangrijke studiekeuzeredenen van leerlingen uit het onthaal & toerisme zijn vaak zorggezind. De leerlingen noemen slechts enkele redenen die ver weg staan van de zorgsector. Opmerkelijk is het
grote aantal
kortetermijnkeuzes in deze richting. Gecombineerd met het erg hoge aandeel ‘deze richting geeft later nog veel mogelijkheden’ duidt het op een zwakke motivatie van de jongeren. Anders
Interessant werk 23,7% Goede loopbaanmogelijkheden 21,1% Wilde altijd al doen 18,4% Werken met mensen 18,4%
geformuleerd: jongeren uit het onthaal & toerisme kunnen verhoudingsgewijze open staan voor een andere, meer zorggerichte studiekeuze. Aandeel kortetermijnkeuzes — Meer dan een kwart van de jongeren uit kantoorrichtingen (29%) noemen als eerste studiekeuzemotivering een kortetermijnreden. Het gaat om redenen zoals ‘deze school is dichtbij’, ‘mijn vrienden gaan hier ook’, enz. Die kortetermijnredenen bevatten geen inhoudelijke overweging over het latere beroep of diploma. De jongere laat de richtingkeuze afhangen van een voordeel op korte termijn. Van een behoorlijk aandeel van de jongeren uit kantoorrichtingen is daarom te veronderstellen dat ze met een zwakke studierichtingmotivering hun studie aanvingen. Voor alle andere richtingen is het aandeel kortetermijnredenen substantieel lager. Het varieert van 12,5 procent (handel) en 10,5 procent (onthaal & toerisme) tot een verwaarloosbare 1,1 procent (leerkracht kleuteronderwijs). Te noteren is dat ook de referentiegroep
PAGINA 1 9
Het aandeel kortetermijnkeuzes onder de belangrijkste redenen voor een studierichtingkeuze, naar studierichting
‘verpleegkunde’ met 2 procent erg laag scoort, eens temeer een indicatie van de ‘overtuigde’ keuze van de verpleegkundigen-in-spe.
PAGINA 2 0
4. Hoe doordacht gebeurt de keuze van een studierichting?
Vertrouwdheid met de gekozen studierichting van leerlingen uit niet-zorgopleidingen
Jongeren uit verwante studierichtingen hebben weinig toegang tot informatie over werken in de zorgsector. Een op vijf van de leerlingen kan geen enkele degelijke informatiebron noemen.
4.1. Voorafgaandelijke kennis over de eigen studie Vijf informatiekanalen over de eigen studie — Elke jongere uit de zeven verwante studierichtingen kreeg vijf vragen voorgelegd over de mate waarin hij of zij vooraf vertrouwd was met het beroep en de studierichting waarvoor gekozen werd. Het ging om vijf vergelijkbare vragen: Toen je koos voor je studierichting…
kende je toen persoonlijk iemand die dat beroep studeerde of gestudeerd had?
kende je toen persoonlijk iemand die in zo’n beroep werkte?
had je ooit een bedrijf of organisatie bezocht uit die sector?
had je ooit gewerkt in een bedrijf of organisatie uit die sector (als stagiair, jobstudent, …)?
had je toen in je klas uitleg gekregen over die studierichting?
Elke vraag peilde naar de vertrouwdheid van de leerling met een degelijke informatiebron over de studierichting. Informatie langs verschillende kanalen — De grafiek toont dat de leerlingen uit de zeven nietzorgrichtingen een behoorlijk ruime toegang kregen tot informatie over hun studierichting.
PAGINA 2 1
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe niet-zorgleerlingen toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Bijna op elke vraag antwoordt een meerderheid positief, wat impliceert dat de jongere toegang had tot dat informatiekanaal. Logischerwijze toont de sommering van de vijf vragen een soortgelijk positief beeld. 83 procent van de jongeren antwoordt positief op twee kanalen of meer. Per studierichting oogt het beeld wat meer gespreid, maar zonder fundamenteel af te wijken. De leerlingen uit elk van de zeven studierichtingen konden uit verschillende degelijke informatiekanalen putten over hun latere studierichting.
PAGINA 2 2
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘kantoor’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘haartooi & schoonheid’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
PAGINA 2 3
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘handel’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘leerkracht kleuteronderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘leerkracht lager onderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘leerkracht secundair onderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over de eigen studie waartoe leerlingen ‘onthaal & toerisme’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
4.2. Voorafgaandelijke kennis over zorgberoepen Minder kennis over zorgberoepen — De vertrouwdheid met informatiebronnen over de eigen studiekeuze steekt schril af tegenover de vertrouwdheid met de zorgsector. Lang niet elke leerling van een verwante studierichting is bekend met de zorgsector. Wanneer de leerlingen vijf soortgelijke informatiekanalen voorgelegd krijgen die peilen naar hun kennis van de zorgsector, blijkt dat in richtingen zoals kantoor, haartooi, handel en onthaal een derde van de leerlingen geen enkele toegang had tot informatie over de zorgsector. Vijf opeenvolgende keren antwoorden ze negatief. Ze kenden niemand uit de zorgsector, kenden niemand die een zorgberoep studeerde, bezochten nooit een zorgorganisatie, werkten er nooit als jobstudent en kregen op school geen informatie over de zorgsector. Van alle leerlingen uit de verwante richtingen besliste 21 procent over de eigen studiekeuze zonder enig betekenisvol contact met de zorgsector. Het ligt voor de hand dat leerlingen uit niet-zorgrichtingen minder vertrouwd zijn met de inhoud van zorgberoepen. Ze kozen immers voor een andere richting. Het is normaal dat jongeren over meer informatie over hun eigen studierichting beschikken. Het opvallende aan de cijfers is dan ook niet zozeer dat de jongeren over minder informatie over de zorgsector beschikken, maar wel dat een derde aangeeft over geen enkele rechtstreekse informatiebron over de zorgsector te beschikken. De leerlingen uit onderwijs voorbereidende richtingen zijn beter geïnformeerd over de zorgsector. Slechts 7 procent van de leerlingen ‘leerkracht kleuteronderwijs’ beschikten over geen enkel informatiekanaal. Bij leerlingen uit lager en secundair bedraagt dit respectievelijk 8 en 19 procent. Het feit dat de studenten uit onderwijs voorbereidende richtingen ouder zijn dan leerlingen uit de voorgaande richtingen kan een verklaring zijn voor het grotere aantal informatiekanalen.
PAGINA 2 4
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen uit niet-zorgopleidingen toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘kantoor’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘handel’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘leerkracht lager onderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘haartooi & schoonheid’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘leerkracht kleuteronderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘leerkracht secundair onderwijs’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
PAGINA 2 5
Aantal informatiekanalen over zorgberoepen waartoe leerlingen ‘onthaal & toerisme’ toegang hadden toen ze kozen voor hun studierichting
5. Onaantrekkelijke aspecten van een zorgberoep Onaantrekkelijke aspecten van een zorgberoep volgens leerlingen uit verwante richtingen
Jongeren twijfelen over de arbeidsvoorwaarden en de breedte van een zorgbaan. Het zorgwerk op zich schrikt de leerlingen uit verwante studierichtingen niet fundamenteel af. Wel bestaat een duidelijke attractiviteitshiërarchie, met vooraan het begeleiden van jongeren. De doelgroep is belangrijker dan het zorgwerk.
5.1. Drempels om een zorgberoep te overwegen De drie minst aantrekkelijke aspecten van een zorgberoep — De tabel toont wat jongeren uit de verwante richtingen onaantrekkelijk vinden aan een zorgberoep. Elke jongere koos drie onaantrekkelijke aspecten van een zorgberoep, die de tabel optelt. De tabel analyseert bijgevolg in eerste instantie relatief breed: de opsomming van de drie meest onaantrekkelijke aspecten geeft een quasi volledig beeld welke aspecten van zorgberoepen jongeren onaantrekkelijk vinden. Geen overduidelijke dominante reden — Als eerste vaststelling blijkt dat de zorgsector niet lijdt onder een uitgesproken dominante reden. De meest vernoemde reden — geen hoog inkomen — haalt bij twee derde van de jongeren hun top drie niet. Deze relatief lage score wordt bevestigd wanneer enkel de eerste keuze weerhouden wordt. Maar 9,5 procent van de jongeren noemt ‘geen hoog inkomen’ als meest onaantrekkelijke aspect aan een zorgberoep. Met 34 procent van de jongeren voert ‘geen hoog inkomen’ het lijstje aan. Twijfels over het inkomen zijn duidelijk belangrijker dan elk ander onaantrekkelijk aspect. Twijfel over de arbeidsvoorwaarden — Nogal wat andere van de gepercipieerde onaantrekkelijke aspecten situeren zich eigenlijk bij de arbeidsvoorwaarden van de zorgberoepen: jongeren zien een te grote verantwoordelijkheid (27%), de nadelen van flexibele PAGINA 2 6
De tabel geeft per aspect het percentage weer van het aantal leerlingen dat deze factor als eerste, tweede of derde meest onaantrekkelijke aspect van een zorgberoep aanduidt. Geen hoog inkomen Weinig afwisselend werk Veel verantwoordelijkheden Flexibele werktijden Weinig verschillende beroepsmogelijkheden Weinig interessant werk Geen goede loopbaanmogelijkheden Weinig werk met computers Geen werk op kantoor Vaste werktijden Geen grote kans op een vaste baan Veel werk met de handen Weinig zelfstandig werk Veel werk met machines Veel zelfstandig werk Weinig werk met de handen Geen mogelijkheden tot deeltijds werk Weinig werk met mijn verstand Veel werk met computers Geen beroep met maatschappelijk aanzien Veel contact met mensen Veel werk met mijn verstand Weinig werk met machines Weinig verantwoordelijkheden Geen beroep dat de mensen helpt
33,7% 27,3% 26,8% 26,0% 25,9% 19,6% 15,3% 13,1% 10,9% 9,1% 8,7% 8,4% 7,1% 6,7% 6,2% 5,3% 5,1% 5,0% 4,9% 4,9% 4,7% 4,5% 4,0% 4,0% 2,7%
werkuren (26%) en de jongeren vermelden de weinige verschillende beroepsmogelijkheden (26%) en geen goede loopbaanmogelijkheden (15%). Twijfels over de afwisseling in het werk — Naast het duidelijke spoor ‘arbeidsvoorwaarden’ worden nog veelgenoemd: ‘weinig afwisselend werk’ (27%) en ‘weinig interessant werk’ (20%). Het zijn twijfels over de ‘breedte’ van een zorgbaan, maar tegelijk de enige jobinhoudelijk negatieve appreciaties over zorgwerk. Zeker zo opvallend is het veelal ontbreken van klachten over de inhoud van een zorgbaan: al dan niet intellectueel werk verrichten, al dan niet zelfstandig werk uitvoeren, vermeende technische aspecten, … ze vallen nauwelijks te bespeuren in de antwoorden. Bedenkingen bij zorgwerk zijn te reduceren tot arbeidsvoorwaarden en te weinig afwisselend of interessant werk. Kantoor — Jongeren uit kantoorrichtingen noemen geen sterke, eenduidige drempel. De negatieve
percepties
van leerlingen kantoor
spreiden zich over
een groot aantal
Negatieve perceptie van de zorgsector volgens leerlingen uit verwante opleidingen, naar studierichting De tabel geeft per studierichting de top vijf weer van de aspecten die leerlingen als eerste, tweede of derde belangrijkste reden aanduiden om voor een studierichting te kiezen.
antwoordmogelijkheden. Een kwart van de jongeren noemt de ‘grote verantwoordelijkheid’ van
zorgberoepen
als
belangrijkste
drempel
(samen
met
‘later
te
weinig
beroepsmogelijkheden’). De leerlingen kantoor vernoemen dat aspect echter niet meer dan andere leerlingen. Maar waar het met 26 procent vermeldingen bij de kantoorrichtingen goed is voor de meest aangehaalde drempel, haalt die score in veel andere studierichtingen soms maar nipt de top vijf. Geen kantoor en weinig met computers werken, zijn weinig verbazingwekkend drempels voor kantoorrichtingen. Haartooi & schoonheid — De leerlingen haartooi en schoonheid vrezen vooral voor een laag inkomen (38%). Daarna volgen weinig afwisseling (29%) en te veel verantwoordelijkheid (23%). Maar beide drempels worden nog door amper ongeveer een vierde van de jongeren in hun top drie gerangschikt. Inhoudelijke drempels worden weinig genoemd door deze leerlingen. Ook
PAGINA 2 7
Kantoor
Haartooi & schoonheid
Handel
Veel verantwoordelijkheden 25,6% Geen loopbaanmogelijkheden 25,6% Weinig werk met computers 23,1% Geen werk op kantoor 23,1% Weinig afwisselend werk 20,5%
Geen hoog inkomen 37,5% Weinig afwisselend werk 28,6% Veel verantwoordelijkheden 23,2% Flexibele werktijden 19,6% Geen loopbaanmogelijkheden 16,1%
Geen hoog inkomen 45,8% Weinig werk met computers 33,3% Geen werk op kantoor 29,2% Veel verantwoordelijkheden 25,0% Geen loopbaanmogelijkheden 20,8%
haartooi en schoonheid karakteriseert zich vooral door een verspreid beeld van veel drempels die stuk voor stuk weinig aangehaald worden. Handel — De leerlingen handel struikelen over ‘geen hoog inkomen’. Bijna één op twee leerlingen noemt het als één van de drie meest onaantrekkelijke aspecten aan een zorgberoep (46%). Ver daarachter volgen ‘weinig met computers werken’ (33%) en ‘geen werk op kantoor’ (29%). ‘Veel verantwoordelijkheid’ scoort 25 procent, maar een vergelijkbaar percentage wordt door zowat elke studierichting gehaald. Leerkracht kleuteronderwijs — De drempels zijn voor deze groep leerlingen erg duidelijk. Veel studenten kleuteronderwijs haken af op flexibele werktijden (41%), te weinig verschillende beroepsmogelijkheden (36%), geen hoog inkomen (36%) en te veel verantwoordelijkheid (32%). Die vier redenen zijn samen goed voor bijna de helft van alle genoemde onaantrekkelijke aspecten.
Negatieve perceptie van de zorgsector volgens leerlingen uit verwante opleidingen, naar studierichting Kleuter OW
Lager OW
Secundair OW
Flexibele werktijden 41,1% Geen loopbaanmogelijkheden 36,4% Geen hoog inkomen 36,4% Veel verantwoordelijkheden 31,8% Weinig afwisselend werk 27,3% OW = Onderwijs
Geen hoog inkomen 43,1% Flexibele werktijden 35,5% Weinig afwisselend werk 32,7% Geen loopbaanmogelijkheden 28,2% Veel verantwoordelijkheden 26,4%
Geen hoog inkomen 31,7% Flexibele werktijden 28,8% Weinig afwisselend werk 25,4% Veel verantwoordelijkheden 21,7% Weinig werk met computers 20,3%
Leerkracht lager onderwijs — Leerlingen die voor leerkracht lager onderwijs studeren, antwoorden vergelijkbaar als hun collega’s uit de richting kleuteronderwijs. Geen hoog inkomen (43%) en flexibele werktijden (35%) zijn veelgenoemde drempels. Daarna volgen weinig afwisseling (33%), te weinig verschillende beroepsmogelijkheden (28%) en te veel verantwoordelijkheid (26%). Leerkracht hoger onderwijs — Ook hier vormen ‘geen hoog inkomen( (32%) en ‘flexibele werktijden’ (29%) drempels, maar minder dominant dan bij de twee andere richtingen die op een onderwijsopdracht voorbereiden. Onthaal & toerisme — De antwoorden van leerlingen ‘onthaal & toerisme’ tonen een veel inhoudelijkere motivatie. Ze struikelen over ‘te weinig verschillende beroepsmogelijkheden’ (42%), maar ook weinig interessant werk (36%), te veel verantwoordelijkheid (33%) en te weinig afwisselend werk (31%).
PAGINA 2 8
Onthaal & toerisme Geen loopbaanmogelijkheden 41,7% Weinig interessant werk 36,1% Veel verantwoordelijkheden 33,3% Weinig afwisselend werk 39,6% Geen hoog inkomen 27,8%
5.2. De aantrekkelijkheid van een zorgberoep
De aantrekkelijkheid van een zorgberoep bij leerlingen uit verwante studierichtingen
Een attractiviteitshiërarchie: de doelgroep is belangrijk — De jongeren uit verwante richtingen staan lang niet negatief tegenover de premisse van een zorgberoep. Maar wanneer hen gevraagd wordt of ze zich aangetrokken voelen tot het verplegen, verzorgen of begeleiden van respectievelijk zieke mensen, ouderen, jongeren en personen met een handicap, variëren de antwoorden sterk volgens de groep van hulpbehoevenden:
het begeleiden van jongeren: 76 procent wordt sterk of een beetje aangetrokken; 17 procent staat neutraal;
het begeleiden van personen met een handicap: 31 procent wordt sterk of een beetje aangetrokken; 39 procent staat neutraal;
het verplegen van zieke mensen: 28 procent wordt sterk of een beetje aangetrokken; 39 procent staat neutraal;
het verzorgen van ouderen: 16 procent wordt sterk of een beetje aangetrokken; 36 procent staat neutraal.
De ruime aantrekkingskracht van het begeleiden van jongeren slaat om in een grote terughoudendheid voor het verzorgen van ouderen. De verwante studierichtingen maken minder een fundamentele keuze voor ‘zorgen’ dan wel een keuze voor deze of gene doelgroep. Zorgberoepen schrikken niet af — Achter de grote verschillen, schuilt echter een tweede en denkelijk even belangrijke vaststelling. Telkens antwoordt een meerderheid positief of neutraal. Zelfs bij het (negatief gepercipieerde) verzorgen van ouderen situeert de mediaan zich op het neutrale antwoord; bij de andere zorggroepen slaat de teneur duidelijk door naar een aantrekkingskracht. Het is een nuttige vaststelling met in het achterhoofd de zwakke vertrouwdheid van de leerlingen met de zorgsector. Het vorige hoofdstuk toonde inderdaad dat maar weinig leerlingen uit de verwante richtingen bogen op een minimale vertrouwdheid met de PAGINA 2 9
De aantrekkelijkheid van het verplegen van zieken, naar studierichting
zorgberoepen. Uitgaande van een vaak zwakke vertrouwdheid met zorgberoepen, tonen de jongeren geen principiële afkeer van een zorgberoep.
De aantrekkelijkheid van het verzorgen van ouderen, naar studierichting
Analyse per verwante studie — Per studierichting varieert de teneur over de vier doelgroepen wat, zonder fundamenteel van de bovenstaande overkoepelende analyse af te wijken:
Het verplegen van zieke mensen. Elke verwante richting staat neutraal tot positief tegenover het verplegen van zieke mensen als beroep. Opvallend is de hogere aantrekkingskracht van verpleging voor leerkrachten kleuteronderwijs en de lagere score van onthaal & toerisme.
Het verzorgen van ouderen. Geen elke verwante richting toont veel enthousiasme, maar de positievere score van leerkrachten kleuteronderwijs valt op. Omgekeerd oefent het beroep erg weinig aantrekkingskracht uit op studenten handel en onthaal & toerisme.
Het begeleiden van jongeren. De jongeren uit elke verwante richting kunnen zich vinden in het begeleiden van jongeren. Te noteren is dat de attractiviteit voor het begeleiden van jongeren voor de leerkrachten-in-spe haast vanzelfsprekend is. Andere richtingen antwoorden wat terughoudender, maar met haast steeds een meerderheid die aangetrokken wordt door het begeleiden van jongeren.
Het begeleiden van personen met een handicap. Nogmaals een hogere aantrekkingskracht voor jongeren uit de onderwijsvoorbereidende richtingen, maar ook voor kantoorrichtingen, waar 31 procent zich aangetrokken voelt tot de baan en 73 procent er minstens neutraal tegenover staat.
PAGINA 3 0
De aantrekkelijkheid van het begeleiden van jongeren, naar studierichting
6. ASO-leerlingen als doelgroep Aantrekkelijkheid van het begeleiden van personen met een handicap, naar studierichting
Meer dan de helft van de zesdejaars ASO zegt zich aangetrokken te voelen door één of meerdere zorgberoepen. Voornamelijk het begeleiden van jongeren trekt aan. De zorgberoepen waarvoor ASO-leerlingen kiezen, zijn geneeskunde, psychologie, … en in mindere mate verpleegkunde.
6.1. Algemeen Studiekeuze van ASO-leerlingen — De zorgsector van het arrondissement Mechelen wil zich niet enkel richten op leerlingen uit het beroeps en technisch secundair onderwijs, maar wil ook weten hoe ASO-leerlingen hun studiekeuze maken. Dit onderdeel van het rapport gaat in op de toekomstige studiekeuzes van leerlingen uit het algemeen secundair onderwijs. Laatstejaars ASO — Leerlingen uit het zesde jaar algemeen secundair onderwijs vulden een vragenlijst in. De meesten onder hen zullen volgend jaar verder studeren. Zij zullen een gerichte studiekeuze moeten maken. Toekomstige keuze — In tegenstelling tot de voorgaande analyse, heeft de vragenlijst bij ASOleerlingen betrekking op een studiekeuze die leerlingen nog moeten maken. Deze enquête peilt naar nog te maken beslissingen. De leerlingen moeten de stap van ASO naar hoger onderwijs of universiteit nog maken. 262 leerlingen vulden de enquête in — ASO-leerlingen uit vier verschillende scholen uit het arrondissement Mechelen werden bevraagd. Het gaat zowel om scholen met enkel ASOrichtingen in hun studieaanbod, als scholen waar ook andere richtingen onderwezen worden. De vier scholen zijn geografisch verspreid over het arrondissement Mechelen. PAGINA 3 1
Bevraagde ASO-richtingen Aantal leerlingen Economie – Moderne Talen 49 Economie – Wiskunde 10 Grieks – Latijn 4 Grieks – Wiskunde 9 Humane Wetenschappen 43 Latijn – Moderne Talen 24 Latijn – Wetenschappen 21 Latijn – Wiskunde 35 Latijn – Wiskunde – Wetenschappen 1 Wetenschappen – Moderne Talen 9 Wetenschappen – Wiskunde 57 Totaal
262
Percentage 18,7% 3,8% 1,5% 3,4% 16,4% 9,2% 8,0% 13,4% 0,4% 3,4% 21,8% 100%
Afspiegeling van Vlaams algemeen secundair onderwijs — Een uitgebreide waaier van ASOrichtingen is vertegenwoordigd in de steekproef. Zowel leerlingen uit studierichtingen met de
Aantal leerlingen per studierichting in het arrondissement Mechelen vergeleken met Vlaanderen Aantal leerlingen in Vlaanderen
component Latijn, Grieks, wiskunde, moderne talen als (humane) wetenschappen vulden een enquête in. Het aantal bevraagde leerlingen in deze richtingen, is ongeveer in dezelfde verhouding als het aantal leerlingen dat betreffende richting volgt in Vlaanderen. Als we een groep nemen van leerlingen uit de geënquêteerde ASO-richtingen, studeert 19 procent van hen economie – moderne talen. In de steekproef bedraagt dit 21 procent. Ook in de andere richtingen zijn de aantallen gelijklopend (Vlaamse Gemeenschap, 2008). ASO-richtingen met sport als hoofdvak, maakten geen deel uit van de steekproef. Het aantal leerlingen in deze sportrichtingen is beperkt in Vlaanderen.
6.2. Potentieel onder ASO-leerlingen
Economie – moderne talen Economie – wiskunde Wetenschappen – wiskunde Latijn – moderne talen Latijn – wetenschappen Humane wetenschappen Latijn - wiskunde
46 procent koos toekomstige studierichting — Bijna de helft van de zesde jaars ASO weten in september reeds welke studierichting ze volgend jaar zullen kiezen. Belangrijk is dat de andere helft nog geen duidelijke keuze maakte. Eén vijfde van alle ASO-leerlingen kiest nu al voor een zorgrichting — De groep leerlingen die weet welke studierichting ze wil doen, kan onderverdeeld worden in twee groepen: diegenen die voor een zorgrichting kiezen, en diegenen die hier niet voor kiezen. 17,8 procent van het totale aantal ASO-leerlingen, kiest voor een zorgrichting. De volgende alinia’s behandelen de groep leerlingen die in september reeds voor een zorgrichting kozen. Geneeskunde is populair — Meer dan de helft van de personen die nu reeds voor een zorgberoep kiest, wil geneeskunde studeren. De andere helft wordt ingevuld door verpleegkunde of vroedkunde, dieetleer, kinesitherapie, logopedie, psychologie, ergotherapie en farmaceutische wetenschappen. PAGINA 3 2
Grieks wiskunde Grieks – Latijn Wetenschappen – moderne talen
Percentage van totale Vlaamse leerlingen
Aantal bevraagde leerlingen
Percentage van totale aantal bevraagden
5 235
21,3%
49
18,7%
1 539
6,3%
10
3,8%
5 531
22,5%
58
22,2%
2 019
8,2%
24
9,2%
1263
5,1%
21
8,0%
4130
16,7%
43
16,4%
2241
9,2%
35
13,4%
241
1,0%
9
3,4%
493
2,0%
4
1,5%
1882
7,7%
9
3,4%
Bron: Vlaamse Gemeenschap (2008) ‘Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs 2007-2008’, p126.
Slechts 8,7 procent kiest voor verpleegkunde — Vier van de 46 leerlingen die hun keuze maakten, opteren voor verpleegkunde of vroedkunde. Hoewel reeds veel leerlingen voor een
Verdeling van de ASO-leerlingen naar kennis van toekomstige studierichting
zorgopleiding kiezen, is de keuze voor verpleegkunde beperkt. De voorkeur van ASOleerlingen gaat eerder uit naar geneeskunde en psychologie. 24 procent van de leerlingen die een wetenschappelijke richting volgen kiezen nu reeds voor een zorgrichting — Bijna een vierde van de leerlingen die een ASO-richting volgen met de component wetenschappen zegt nu al te weten volgend jaar een zorgrichting te volgen. Vier vijfde van deze leerlingen wil geneeskunde studeren. Bij humane wetenschappers en richtingen met de component Latijn/Grieks is dit respectievelijk 19 en 18 procent. Van de leerlingen die economie volgen kiezen nu slechts vijf procent voor een zorgberoep. 28,5 procent kiest voor een niet-zorgrichting — De groep leerlingen die zegt te weten welke studierichting volgend jaar te volgen, maar niet voor een zorgopleiding kiest, bestaat uit 28,6 procent van het totale aantal ASO-leerlingen. Deze leerlingen kiezen voor pilotenopleiding, Germaanse
filologie,
architectuur,
communicatiewetenschappen, …
PAGINA 3 3
handsingenieur,
burgerlijk
ingenieur,
rechten,
Voor welke zorgrichtingen kiezen ASOleerlingen? Geneeskunde Psychologie Verpleegkunde/vroedkunde Kinesitherapie Logopedie Dieetleer Ergotherapie Farmaceutische wetenschappen
26 7 4 3 3 1 1 1
56,5% 15,2% 8,7% 6,5% 6,5% 2,2% 2,2% 2,2%
Totaal
46
17,8%
6.3. Aantrekkelijk versus niet aantrekkelijk aan een zorgberoep De analyse gaat verder met de leerlingen die niet weten wat ze volgend jaar zullen studeren
Aantrekkelijkheid van het verplegen van zieken bij ASO-leerlingen die nog niet weten welke studierichting zij volgend jaar zullen volgen
— 53,7 procent van de leerlingen geeft aan niet te weten welke studierichting hij/zij volgend jaar zal volgen. Met deze groep gaan we verder om na te gaan in hoevere zij geïnteresseerd zijn in een zorgberoep. De leerlingen werd gevraagd of ze zich aangetrokken voelen tot het verplegen, verzorgen of begeleiden van respectievelijk zieke mensen, ouderen, jongeren en personen met een handicap. Het verplegen van zieken trekt 15 procent aan — 1,4 procent van de ASO-leerlingen voelt zich sterk aangetrokken door het verplegen van zieken. 13,6 procent voelt zich een beetje aangetrokken. Dit betekent dat 21 van de 140 ASO-leerlingen, die nog geen studiekeuze maakten, zich aangetrokken voelen tot een beroep dat het verplegen van zieken tot doel heeft. Zorgen voor ouderen stoot af — Het zorgen voor ouderen is niet in trek bij jongeren. Meer dan de helft zegt dat het zorgen voor ouderen als beroep hen afstoot. Slechts 4,3 procent geeft aan dat het hen een beetje aantrekt. Deze subsector van de zorgsector zal bijgevolg moeilijk ingevuld worden door schoolverlaters die onder meer ASO volgden. Begeleiden van jongeren trekt de helft aan — 52,9 procent van de ASO-leerlingen die niet weten welke studie ze volgend jaar willen doen, voelen zich aangetrokken door het begeleiden van jongeren. Het gaat hier om een grote groep. Dit is een belangrijke prikkel waarop ingespeeld kan worden door de zorgsector. Begeleiden van personen met een handicap trekt bijna een vierde aan — 23,6% of 33 van de 140 ASO-leerlingen die niet weten welke studierichting ze volgend jaar zullen volgen, voelen zich aangetrokken door het begeleiden van personen met een handicap.
PAGINA 3 4
Aantrekkelijkheid van het zorgen voor ouderen bij ASO-leerlingen die nog niet weten welke studierichting zij volgend jaar zullen volgen
Het begeleiden van jongeren is het meest populair — Leerlingen hebben geen positief of negatief oordeel over het zorgen op zich. De aantrekkingskracht van de zorg is sterk afhankelijk van de groep die verzorgd moet worden. Het zorgen voor ouderen stoot veel leerlingen af. Het begeleiden van jongeren is daarentegen veel aantrekkelijker.
Aantrekkelijkheid van het begeleiden van jongeren bij ASO-leerlingen die nog niet weten welke studierichting zij volgend jaar zullen volgen
Onderscheid tussen ASO-richtingen is klein — Om na te gaan of er een groot verschil is in interesse tussen verschillende ASO-richtingen worden vier groepen opgesteld:
humane wetenschappen;
wetenschappen;
Latijn/Grieks; en
economie.
De vier groepen antwoorden zeer gelijk. Enkel de humane wetenschappers steken er twee maal bovenuit. Een eerste keer wanneer het gaat om het begeleiden van jongeren. 88 procent van de humane wetenschappers, die nog niet weten welke richting ze volgend jaar zullen volgen, antwoorden hier positief. Niemand antwoordt er negatief. Dezelfde groep scoort een tweede keer uitzonderlijk hoog, bij het begeleiden van personen met een handicap. 44 procent van de groep voelt zich erdoor aangetrokken. 57,6 procent wordt door minstens één zorgberoep aangetrokken — 80 van de 139 leerlingen, die nog niet weten wat ze volgend jaar zullen studeren, antwoorden minstens één maal positief op een van de vier vragen die peilen naar de aantrekkingskracht van bepaalde zorgberoepen.
PAGINA 3 5
Aantrekkelijkheid van het begeleiden van personen met een handicap bij ASO-leerlingen die nog niet weten welke studierichting zij volgend jaar zullen volgen
Wat vinden ASO-leerlingen niet aantrekkelijk aan een zorgberoep? — De analyse gaat nog steeds verder met de leerlingen die niet weten wat ze volgend jaar zullen studeren. De leerlingen werden gevraagd naar factoren die ze niet aantrekkelijk vinden aan een zorgberoep. De helft schrikt af op de hoogte van het loon — 47,7 procent duidt, als één van de drie meest onaantrekkelijke redenen om voor een zorgberoep te kiezen, ‘geen hoog inkomen’ aan. Het loon is dus een belangrijke factor om niet voor een zorgberoep te kiezen. Leerlingen hebben de perceptie dat mensen die werken in de zorgsector weinig verdienen. Andere veelgenoemde redenen
zijn
‘weinig
interessant
werk’
(27,0%),
‘biedt
later
weinig
verschillende
Aandeel leerlingen dat een factor aanduidde als één van de drie minst aantrekkelijke aspecten van een zorgberoep Geen hoog inkomen Weinig interessant werk Biedt weinig verschillende beroepsmogelijkheden Weinig afwisselend werk Geen goede loopbaanmogelijkheden Veel verantwoordelijkheden Weinig werk met mijn verstand Flexibele werktijden Veel werk met de handen
47,7% 27,0% 26,6% 26,6% 25,8% 23,0% 18,8% 17,2% 11,3%
beroepsmogelijkheden’ (26,6%) en ‘weinig afwisselend werk’ (26,6%). Daarna volgen ‘geen goede loopbaanmogelijkheden’ (25,8%) en ‘veel verantwoordelijkheden’ (23,0%).
6.4. ASO-leerlingen kiezen voor ‘andere’ zorgberoepen De helft van de ASO-leerlingen koos reeds een studierichting naar volgend jaar toe. Onder hen hebben er velen de wens in een zorgberoep te stappen. 10 procent van alle ASO-leerlingen zegt geneeskunde te willen studeren. Nog eens 7,7 procent wil een ander zorgberoep uitoefenen. Hoewel de voorkeur voor zorgberoepen groot is, wil slechts 1,5 procent verpleegkundige worden. Niet enkel onder de leerlingen die reeds kozen, maar ook onder de leerlingen die nog niet weten welke richting ze uit willen, is er een aantrekkingskracht van zorgberoepen. Een grote meerderheid van de ASO-leerlingen wordt aangetrokken door het verplegen van zieken, het verzorgen van ouderen, het begeleiden van jongeren of het begeleiden van personen met een handicap als beroep. Voornamelijk het begeleiden van jongeren valt in de smaak bij ASOleerlingen.
PAGINA 3 6
Overzicht van de doorstroom van ASO-leerlingen Reeds beslist - in zorg – geneeskunde Reeds beslist - in zorg – verpleegkunde Reeds beslist - in zorg – andere Reeds beslist - niet in zorg Niet beslist – aangetrokken door minstens één zorgberoep Niet beslist – niet aangetrokken door een zorgberoep
10,0% 1,5% 6,2% 28,6% 30,9%
26 4 16 74 80
22,8%
59
Enerzijds trekt het zorgen voor mensen aan, anderzijds komen er enkele duidelijke negatieve aspecten van een zorgberoep naar voren in de perceptie van ASO-leerlingen. Voornamelijk de hoogte van het loon wordt als onaantrekkelijk aspect aanzien.
PAGINA 3 7